• No results found

Loessgronden : bodemeigenschappen, bodemtypen en bodemgebruik

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Loessgronden : bodemeigenschappen, bodemtypen en bodemgebruik"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Eigenschappen

De belangrijkste kenmerken van diepe lössgronden zijn hun

opvallende textuur, goede porositeit, diepe bewortelingsmogelijkheden, grote vochtreserve, gemakkelijke vochtbeschikbaarheid, goede

bewerkbaarheid, (enige) slempgevoeligheid en zwakzure reaktie tot vaak grote diepte.

Loss is een eolische afzetting, met een hoog gehalte (> 85%) aan leem (fig. 1). Het lutumgehalte bedraagt zo'n 15-20%, zowel over grote

uitgestrektheden als over grote diepten. Na ontkalking en verdere daling van de pH is klei uit de bovengrond uitgespoeld ( A2-horizont : ca 10%) en dieper weer ingespoeld (B2t-horizont: ca 20%). Zulke gronden worden geklassificeerd als brikgronden.

Als gevolg van de karakteristieke textuur, de vermoedelijke afzetting in een (lage) vegetatie en de eeuwenlange goede beworteling en biologische homogenisatie is er een porositeit en poriënverdeling ontstaan, dat er een diepe en ongestoorde beworteling mogelijk is. Daarenboven is de poriënverdeling zodanig dat er niet alleen veel water (ca 20 mm per 10 cm diepte), maar ook bij betrekkelijk lage pF's wordt vastgehouden zodat het water gemakkelijk beschikbaar voor de plant is (fig. 2a en 2b). In de droge zomer van 1983 was de goede vochtvoorziening van lössgronden duidelijk waar te nemen aan de stand van de gewassen.

Als gevolg van de kleiverplaatsing hebben niet-geè'rodeerde lössgronden een lichte bovengrond gekregen, d.w.z. gemakkelijk bewerkbaar maar ook

slempgevoelig. Als ze zover geërodeerd zijn dat de bouwvoor in de B2t-horizont (briklaag) ligt, is de slempgevoeligheid wat minder. Als ook de B2t-horizont door erosie verdwenen is en de kalkloze Cl-horizont en zeker als de kalkrijke C2-horizont aan de oppervlakte ligt, neemt de erosiegevoeligheid en/of de slempgevoeligheid weer toe.

De pH van lössgronden die als cultuurgrond in gebruik zijn, was lange

IX

Bijdrage excursiegids voor de 94ste Wetenschappelijke

Bij-eenkomst van de Nederlandse Bodemkundige Vereniging op

16 en 17 mei 1984, met als thema: Problematiek rond de

af-graving op het Plateau van Margraten .

(2)

t i j d a a n de l a g e k a n t (pH-KCl 4 . 5 - 5 . 5 ) . De l a a t s t e d e c e n n i a i s d e z e h o g e r g e w o r d e n ( 5 . 5 - 6 . 0 ) . L ' ó s s g r o n d e n d i e o n d e r oud b o s l i g g e n , z i j n u i t g e s p r o k e n z u u r met e e n pH-KCl van 3 . 0 à 3 . 5 ( p H - I ^ O : 3 . 5 - 4 . 0 ) , soms t o t g r o t e d i e p t e n ( f i g . 3 ) . Bodems L ö s s g r o n d e n w o r d e n a l l e r e e r s t o n d e r v e r d e e l d op g r o n d v a n de a a n - o f a f w e z i g h e i d van e e n b r i k l a a g ( B 2 t - h o r i z o n t ) : b r i k g r o n d e n . B i j a a n w e z i g h e i d v a n e e n b r i k l a a g w o r d e n ze n a d e r i n g e d e e l d op g r o n d v a n de a a n of a f w e z i g h e i d van h y d r o m o r f e k e n m e r k e n : h y d r o e n x e r o b r i k -g r o n d e n . De x e r o - b r i k -g r o n d e n w a a r t o e d e m e e s t e l ö s s -g r o n d e n b e h o r e n , worden v e r d e r i n g e d e e l d n a a r de m a t e van e r o s i e , d . w . z . n a a r de d i e p t e l i g g i n g v a n de b r i k l a a g . Een n i e t g e ë r o d e e r d e b r i k g r o n d h e e f t d e B 2 t -h o r i z o n t op e n i g e d i e p t e ( c a 50 cm of d i e p e r ) ; b i j e e n m a t i g - g e ë r o d e e r d e b r i k g r o n d komt de b r i k l a a g a a n d e o p p e r v l a k t e v o o r . Deze g r o n d e n w o r d e n g e k l a s s i f i c e e r d a l s r e s p . r a d e - e n b e r g b r i k g r o n d e n . In h e t a l g e m e e n b e s t a a t e r e e n r e l a t i e t u s s e n de m a t e v a n e r o s i e v a n de b r i k g r o n d e n e n de g r o o t t e van de h e l l i n g : — o - c a 4% h e l l i n g : g e e n of g e r i n g e e r o s i e ( A 2 - h o r i z o n t a a n d e oppervlakte) — c a . 4 - 8 à 10% h e l l i n g : m a t i g e e r o s i e ( B 2 t - h o r i z o n t a a n de o p p e r v l a k t e ) — m e e r d a n 8 à 10% h e l l i n g : s t e r k e e r o s i e ( B 2 t - h o r i z o n t k a n ook g e ë r o d e e r d z i j n ) . Z o a l s a l o p g e m e r k t i s , b e p a a l t de m a t e v a n e r o s i e ook de z w a a r t e v a n d e b o v e n g r o n d e n d a a r m e e ook e n k e l e l a n d b o u w k u n d i g e e i g e n s c h a p p e n . A l s e r g e e n B 2 t - h o r i z o n t a a n w e z i g i s , d a n g a a t h e t om s t e r k - g e ë r o d e e r d e b r i k g r o n d e n of om c o l l u v i a l e g r o n d e n . C o l l u v i a l e g r o n d e n z i j n j o n g e g r o n d e n , o n t s t a a n i n h e t s e d i m e n t o n d e r a a n h e l l i n g e n of i n d r o g e d a l e n a l s g e v o l g v a n e r o s i e van l o s s m a t e r i a a l op h e l l i n g e n . Als z u l k e g r o n d e n g e e n h y d r o m o r f e k e n m e r k e n v e r t o n e n , w o r d e n ze g e k l a s s i f i c e e r d a l s o o i v a a g g r o n d e n . M e e s t a l h e b b e n ze e e n l i c h t e t e x t u u r ( c a 12 - 15% l u t u m ) .

(3)

De meeste bodemkaarten van een lössgebied zullen, afhankelijk van het doel waarvoor ze samengesteld zijn, steeds een indeling hebben in (fig. 4):

niet of weinig geërodeerde loss- of brikgronden (A2-hor. aan de opp.)

matig geërodeerde loss- of brikgronden (B2t-hor. aan de opp.)

sterk geërodeerde loss- of brikgronden (B3/C1-, C2-hor. aan de opp.) colluviale "lössachtige" gronden

Natte typen die evenwel betrekkelijk weinig voorkomen, worden apart onderscheiden.

Bodemgebruik

Op grond van de bodemgesteldheid, het relief en de landbouwkundige gebruiksvoorwaarden kan het huidig historisch grondgebruik duidelijk gemaakt worden.

Vóórdat de mens zich als akkerbouwer in het lössgebied vestigde,

Bandkeramiek (vanaf ca 4500 v. Chr.); Romeinse tijd; Middeleeuwen , was de pH van de lössgronden zover gedaald, dat kleiverplaatsing

plaatsvond: ontstaan van brikgronden. Het gehele gebied was bedekt met bos, waardoor er geen erosie optrad: radebrikgronden. Er was dus nog geen onderscheid in rade- en bergbrikgronden.

Toen de lössgronden in cultuur genomen werden, hadden ze een lichte

bovengrond (A2-horizont). Bovendien waren ze (zwak)zuur. Op deze lichte, zwakzure en matig rijke/arme leemgronden groeide vermoedelijk een niet al te zwaar bos dat gemakkelijk te rooien was, terwijl men ook de

hergroei gemakkelijker de baas kon blijven dan bijv. op vruchtbare kleigronden. Als cultuurgrond hadden ze een gemakkelijk bewerkbare bovengrond. Al met al gunstige voorwaarden voor de vestiging van de eerste Nederlandse landbouwers.

Naarmate er meer bouwland kwam, nam de oppvervlakte "kaal" land toe en kwam het bouwland ook op hellingen te liggen. Dit had tot gevolg dat

erosie ging optreden. Er ontstond differentiatie binnen de brikgronden: radebrikgronden op plateaus, bergbrikgronden op hellingen. Het

(4)

dalen gesedimenteerd of door beken en rivieren verder vervoerd en als fluviatiel materiaal afgezet. Uit onderzoek in o.a. het Geuldal is gebleken dat zowel fluviatiele als colluviale gronden veelal betrekkelijk jong zijn: Romeins of Middeleeuws en later.

De loss ligt als een dek over het grootste deel van het Zuid-Limburgse landschap. Dit had tot gevolg dat ook het grootste deel van de loss- of brikgronden in de loop der eeuwen als landbouwgrond in gebruik genomen werd. Alleen die plekken die niet voor landbouw (akkerbouw) geschikt waren, hebben een ander gebruik gekend, namelijk dat ze als bos, "heide" etc. bleven liggen.

De plaatsen in Zuid-Limburg die in het algemeen ongeschikt voor akkerbouw waren, worden gekenmerkt door:

— te droog (bijv. grind- en zandgronden, ondiepte krijtgronden) — te arm (bijv. grind- en zandgronden, vuursteeneluvium)

— te stenig (bijv. stenige gesoliflueerde gronden, vuursteeneluvium) — te steil (hellingen van meer dan 1 5 a 20%).

Op deze plekken bleef bos of een bosachtige begroeiing, dan wel ontstond door o.m. (over-) beweiding een "heide" of beter: schraalland of groene heide. Als armoede de beperkende faktor was, konden zulke plekken na de

introduktie van kunstmest toch als landbouwgronden gebruikt worden. Voor te droge gronden was meestal geen oplossing, omdat het grondwater zich op grote diepte bevindt.

Te steile hellingen voor landbouw (akkerbouw) bleven in bos liggen. Maar door de geringe oppervlakte bos (+ schraalland) t.o.v. cultuurland in het Zuid-Limburgse lössgebied zijn de bossen wèl intensief gebruikt, in feite "over"-gebruikt. Dit heeft konsequenties zowel voor de

samenstelling van het bos als voor enkele eigenschappen van de bodem gehad.

Een aparte vermelding verdient nog de aanwezigheid van "komplete" brik-gronden op steile hellingen. Als een steile helling ongebruikt voor landbouw bleef liggen en er kwam plaatselijk ook loss op zo'n helling voor, dan zijn zulke lössgronden steeds onder een bosachtige begroeiing

(5)

blijven liggen. Het feit dat er radebrikgronden op (zeer) steile hellingen voorkonen, wijst hierop. Anderzijds heeft het overmatig gebruik van de bossen in Zuid-Linburg tot gevolg gehad, dat zulke

radebrikgronden onder oud bos in sommige eigenschappen sterk afwijken van radebrikgronden die eeuwenlang als cultuurgrond in gebruik zijn. Een van de opvallendste eigenschappen is, dat deze lössgronden onder oud bos zéér zuur zijn.

Lössgronden zijn als cultuurgrond zeer geschikt voor akkerbouw, o.a. vanwege hun goede vochtvoorziening. Zuid-Limburg is dan ook vanouds een uitgestrekt akkerbouwgebied. Het grasland (wei- en hooiland) bevond zich in de watervoerende dalen (rivier- en beekdalen). Verder werd het vee geweid in de zgn. huis- of fruitweiden, percelen die dichtbij de boerderij gelegen waren.

Deze karakteristieke ligging van de oude fruitweiden (hoogstamboom-gaarden) dichtbij de boerderijen en dus veel rondom de dorpen, betekende tevens dat de fruitweiden gelet op hun fruitteeltfunktie, niet altijd op de geschikste plaatsen lagen. Tegenwoordig legt men de

laagstamboomgaarden dan ook aan op de diepe lössgronden op plateaus en flauwe hellingen. Bovendien is daar de nachtvorstgevoeligheid minder dan in de dalen.

Het eeuwenlange gebruik van lössgronden als fruitweiden die veel

organische stof ontvingen (excrementen van het vee, stalmest), heeft tot gevolg gehad dat ook deze loss- of brikgronden veranderd zijn. Door de hoge biologische aktiviteit zijn ze vaak diep gehomogeniseerd (50 cm of meer), waardoor de geelbruine kleur van de loss meer grijs gekleurd geworden is. De bovengrond is dikwijls zo donker geworden dat deze als een eerdlaag geklassificeerd kan worden. Kleihuidjes (t.g.v. inspoeling in de B2t-horizont) zijn veel minder of pas op grotere diepte aanwezig.

Als gevolg van de uitbreiding van de bebouwing van dorpen en steden en de veranderingen van de teelttechniek in en het rendement van de

fruitteelt zijn veel hoogs tamboomgaarden rondom de dorpen verdwenen. Andere karakteristieke elementen in het Zuid-Limburgse heuvelachtige lösslandschap zijn de holle wegen en de graften.

(6)

Samengevat kan gezegd worden dat het agrarisch grondgebruik in het lössgebied van Zuid-Limburg in de loop der eeuwen een duidelijke

differentiatie in gebruikstypen tot stand gebracht heeft, wat te herleiden is op verschillen in bodems, relief en agrarische

gebruiksvoorwaarden. Holle wegen en graften zijn specifieke elementen van Zuid-Limburgse cultuurlandschap.

Eeuwenlang verschillend grondgebruik heeft ook gevolgen voor vergelijk-bare lössgronden gehad. Erosie en colluviatie, voornamelijk tengevolge van het gebruik als bouwland, heeft andere typen loss- of brikgronden en lössachtige gronden doen ontstaan. Verder zijn als gevolg van een ander dan het overwegende gebruik (= akkerbouw), twee afwijkende typen löss-of brikgronden ontstaan: n.1. bij gebruik als fruitweiden heeft een sterke homogenisatie plaatsgevonden, bij het gebruik als (oud) bos is o.a. een sterke verzuring opgetreden.

Literatuur

A. Bodemkunde

1. Bakker, H. de en J. Schelling (1966). Systeem van bodemclassifi-catie voor Nederland.

2. Bakker, H. de en A.W. Edelman-Vlam (1976). De Nederlandse bodem in kleur.

3. Breteler, H.G.M. (1967). De bodemgesteldheid van het ruilver-kavelingsgebied Mergelland.

4. Broek, J.M.M, van den (1966). De bodem van Limburg.

5. Stichting voor Bodemkartering (1970). Bodemkaart 1:50.000, blad 59 en 60 W + 0, met toelichting

6. Verslagen en gegevens van de veldpraktika Zuid-Limburg van de vakgroep Bodemkunde en Geologie (Regionale Bodemkunde) van de Landbouwhogeschool.

7. Westeringh, W. van de, et al (1980). Soil conditions, soil carbonates and former vegetation in the Geul valley from Gulpen to Meerssen (South Limburg, The Netherlands).

Mededelingen Landbouwhogeschool, Wageningen, deel 80-8). 8. Zie B3.

(7)

B. Bodemgebruik

1. J a n s e n , J.C.G.M, en W. van de Westeringh ( 1 9 8 3 ) . Dat ging over z i j n h o u t ; overmatig g e b r u i k van bossen i n h e t zuiden van Limburg van de Hoge Middeleeuwen t o t i n de 20 eeuw. Stud, s o c . - e c o n . g e s c h . Limburg, XXVIII, 2 9 - 7 3 .

2 . Westeringh, W. van de ( 1 9 8 0 ) . S c h r a a l l a n d i n Zuid-Limburg. Nat. h i s t , maandbl. 6 9 , 1 1 , 2 1 8 - 2 2 1 .

3 . Westeringh, W. van de ( 1 9 8 1 ) . Radebrikgronden i n l o s s onder oud b o s . Nat. h i s t , maandbl. 7 0 , 10, 165-170.

4 . Westeringh, W. van de ( 1 9 8 3 ) . Enkele a s p e c t e n van h e t h i s t o r i s c h l a n d g e b r u i k rondom Margraten. I n : Een b i j d r a g e t o t de h i s t o r i e van Margraten (H.M.R. Heidendal r e d . ) , 3 1 - 5 3 .

(8)

?n- 40-60 80 100 1?0 Ap A2 B21t B22t B23t B3t 20 40 60 80 100 0 20

profielschets korrelgrootteverdeling humus

o in m o s à

F i g . 2a

water lucht *"<<> delen

MI

P i g . 2b

pF2.2

Ajb. 30 Granulaire samenstelling, humusgehalte, grond-, water- en luchtverbouding en sommatie-curve van de totale hoeveelheid en de hoeveelheid gemakkelijk (pF 2,2-),0) en moeilijker (pF 3,0-4,2) beschikbaar vocht in een radebrikgrond in loss (BLd6).

( U i t : Boderakaart 1 : 5 0 . 0 0 0 , b l a d 59 - 60 W+0

( 1 9 7 0 ) . )

(9)

J o l 80 iSLO

I (So

J 2004

X ' bcG«T»ûc».araL

• b c u . w i a . n c L

+ bos

( U i t : v e r s l a g Van Dam en S i e b i n g a (1981) , R e g i o n a l e

Bodem-kunde L.H. , Wageningen. )

gift- 4

humushoudende bovengrond ( A 1 - of Ap-horiiont) klec-uitspoelingshorizont (A2) klei-tnspoelingshortzont (Bt) ontkilkt mocd.rmatcriul ( O ) kilkrifk moedermitcriul (CZ) cotluvium r lött v.rspoetd« loss

Ajb. 28 Ligging fan de bodemeenbeden in en langt een asymmetrisch dal in bel lössgebied, scbematiscb

T M T : Bodemkaart 1 : 5 0 . 0 0 0 , b l a d 59 - 6OW+0

( 1 9 7 0 ) . )

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Direct na het einde van de bestraling wordt een fotografisch gevoelige plaat achter het schilderij gezet.. Na zes uur wordt deze

Voordat de trein weer het station binnenrijdt, wordt de snelheid eenparig vertraagd teruggebracht van 15,2 m s −1 naar 0,3 m s −1. Bij het remmen van de trein mag de remkracht

Als de grijparm dichter naar de voorband wordt verplaatst, wordt zijn moment linksom kleiner, de voorbanden worden dus minder ingedrukt.. • gebruik van de hefboomwet

[r]

De door de Hoge Raad aanvaarde regel dat, wanneer zowel de werkgever als de werknemer op grond van artikel 9 lid 1 Wet CAO aan de CAO gebonden zijn, de bepalingen daarvan om-

Wie vreest voor verminderde kansen van oudere werknemers op werk moet dus niet aan het ontslagrecht vastklampen, maar scho- ling stimuleren.. Die werknemer heeft er meer baat bij

(Zo zijn er bijvoorbeeld geen duidelijke regels te geven voor de spelling van ei/ij, ou/au en voor de spelling van de bastaardwoorden)..

In Nederland is het voor veel mensen tegen- woordig normaal twee of drie keer per jaar op vakantie te gaan. Geen uitstapje naar Artis, geen dagje naar de bollenvelden; nee,