• No results found

Het bestaansrecht van de gepersonaliseerde politieke advertentie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het bestaansrecht van de gepersonaliseerde politieke advertentie"

Copied!
49
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het bestaansrecht van de gepersonaliseerde

politieke advertentie

Een onderzoek naar een algeheel verbod op gepersonaliseerde

politieke advertenties vanuit het perspectief van de Europese

privacywetgeving en vrijheid van meningsuiting

Naam: Guido Grevink

E-mailadres: guidogrevink@hotmail.com Studentnummer:12895059

Master: Informatierecht Begeleider: mr. P. J. Leerssen Datum: 24 juli 2020

(2)

Abstract

Vanuit verschillende perspectieven (overheden, wetenschappers, organisaties) begint de roep naar strengere regelgeving voor gepersonaliseerde politieke advertenties te groeien. Een van de mogelijke opties is om een algeheel verbod in te voeren. De vraag die dan speelt is of een verbod op gepersonaliseerde politieke advertenties een geoorloofde beperking is van de vrijheid van meningsuiting (artikel 10 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens), mede gelet op de al bestaande regulering van dit soort advertenties onder Algemene Verordening Gegevensbescherming en ePrivacy richtlijn.

Het recht op vrijheid van meningsuiting mag door middel van een verbod niet verder worden beperkt indien de privacywetgeving voldoende waarborgen biedt tegen de negatieve gevolgen van gepersonaliseerde politieke advertenties. In dit onderzoek is op basis van de vaststelling van drie verschillende effecten van gepersonaliseerde politieke advertenties (inbreuk op privacyrechten, uitsluiting en manipulatie) geconcludeerd dat de

privacywetgeving tekort schiet in het aanpakken van de problematiek rondom dit soort advertenties. Doordat de focus van deze wetgeving (natuurlijkerwijs) op de bescherming van de privacy van de betrokkene ligt, heeft deze in zeer beperkte mate oog voor mogelijke andere niet-privacy gerelateerde negatieve gevolgen zoals uitsluiting en manipulatie.

Daarmee is de weg vrijgekomen voor het verder reguleren van gepersonaliseerde politieke advertenties, indien dat een gerechtvaardigde beperking is van de vrijheid van meningsuiting. Het is gebleken dat er op dit moment veel tegenstrijdige geluiden te horen zijn met betrekking tot de regulering van (gepersonaliseerde) politieke advertenties, zelfs het Europees Hof van de Rechten van de Mens lijkt geen eenduidige lijn te trekken. Indien de lijn die het Hof heeft ingezet in haar meest recente uitspraak wordt voortgezet, creëert dit mogelijkheden voor het invoeren van een algeheel verbod op gepersonaliseerde politieke advertenties. Echter, gezien de grote waarde die het Hof hangt aan het doen van gedegen onderzoek voorafgaand het invoeren van een verbod, is het noodzakelijk dat eerst verder onderzoek wordt gedaan naar de impact van gepersonaliseerde politieke advertenties op een democratische samenleving. Hoewel de roep naar verdergaande regulering steeds groter wordt, zijn er ook tegengeluiden te horen met betrekking tot de kritiek op gepersonaliseerde politieke advertenties.

(3)

Afkortingen

European Data Protection Board EDPB

Europees Hof voor de Rechten van de Mens EHRM

Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens EVRM Gepersonaliseerde politieke advertentie(s) Gpa(s)

Hof van Justitie van de Europese Unie HvJ

Richtlijn 2002/58/EG (ePrivacy richtlijn) ePrivacy richtlijn Verordening (EU) 2016/679

(4)

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 – Inleiding ... 5

1.1 Probleemstelling, opzet en methode ... 7

Hoofdstuk 2 – De betekenis van een algeheel verbod op gepersonaliseerde politieke advertenties ... 9

2.1 Een algeheel verbod op gepersonaliseerde politieke advertenties ... 9

2.1.1 Gepersonaliseerde advertenties ... 9

2.1.2 Politieke advertenties ... 10

2.1.3 Een algeheel verbod ... 12

2.2 Problematiek rondom gepersonaliseerde politieke advertenties ... 12

2.2.1 Privacy ... 13

2.2.2 Uitsluiting ... 14

2.2.3 Manipulatie ... 15

Hoofdstuk 3 – Algemene verordening gegevensbescherming en ePrivacy richtlijn ... 18

3.1 Algemene verordening gegevensbescherming ... 18

3.1.1 Grondslag ... 18

3.1.2 Verbod op geautomatiseerde individuele besluitvorming ... 22

3.2 ePrivacy richtlijn ... 25

3.3 Tussenconclusie ... 26

Hoofdstuk 4 – Vrijheid van meningsuiting ... 28

4.1 Vrijheid van meningsuiting en politieke uitingen ... 28

4.2 (Gepersonaliseerde) politieke advertenties en politieke uitingen ... 29

4.3 De ruimte binnen de strikte beoordelingsvrijheid ... 30

4.3.1 VgT v. Switzerland (2001) ... 30

4.3.2 TV Vest v. Norway (2008) ... 31

4.3.3 Animal Defenders International v. The United Kingdom (2013) ... 32

4.3.4 Analyse rechtspraak ... 33

Hoofdstuk 5 – Conclusie ... 36

Aanbevelingen ... 39

(5)

Hoofdstuk 1 – Inleiding

“If you’ve found yourself blaming social media for electing Donald Trump, you’re wrong.”

Dat was een deel van de reactie van Mark Zuckerberg (CEO Facebook) op de kritiek die was ontstaan op de invloed van Facebook (en andere grote tech-bedrijven) op de

presidentsverkiezingen van Amerika in 2016; het jaar dat Donald Trump werd verkozen tot de president van Amerika.1 Een aantal maanden later in 2017 schreef hij op zijn eigen

Facebook-pagina het volgende:

“For those I hurt this year, I ask forgiveness and I will try to be better. For the ways my work

was used to divide people rather than bring us together.”

Zuckerberg verwijst in zijn bericht niet expliciet naar de rol van het platform op de afgelopen presidentsverkiezingen van Amerika, maar spreekt volgens velen daar wel over.2 Inmiddels was het namelijk duidelijk geworden dat Facebook en de andere grote tech-bedrijven wel degelijk invloed hebben uitgeoefend op de benoeming van Trump tot president van Amerika door onder andere gebruik te maken van gpas en het verspreiden van desinformatie.3 Zo is uit onderzoek (uitgevoerd door Facebook zelf) gebleken dat in aanloop naar de

presidentsverkiezingen 470 Russische nep-accounts 80.000 gpas onder Amerikaanse burgers op het platform hebben verspreid.4 Volgens sommige van dit soort advertenties zou Trump de paus steunen en Hillary Clinton in een pizzeria in Washington D.C. een kinderseksnetwerk runnen.5

Ook Nederland/Europa wordt door het gebruik van gpas het publieke debat beïnvloed. Zo werd tijdens de Europese verkiezingen in 2019 vanuit (opnieuw) Russische bronnen

desinformatie verspreid in Europa6 en was politieke partij Denk in 2017 bezig met de

voorbereiding van een online campagne waar het zich met een slogan voor wilde doen als de PVV: “Na 15 maart gaan we Nederland zuiveren”.7

1 CNN, ‘Mark Zuckerberg: The idea that fake news influenced the election is ‘crazy’’, 10 november 2016. 2 NOS, ‘Hoe sociale media verstrikt raakten in verkiezingen’, 29 oktober 2017.

3 Idem.

4 NOS, ‘Rusland plaatste 80.000 berichten op Facebook over verkiezingen VS’, 31 oktober 2017. 5 NOS, ‘Hoe sociale media verstrikt raakten in verkiezingen’, 29 oktober 2017.

6 NRC, ‘EU: individuele Russische trollen probeerden verkiezingen te manipuleren’, 15 juni 2019. 7 NOS, ‘Denk werkte aan nepadvertentie PVV’, 20 juni 2018.

(6)

Inmiddels is de discussie over of en hoe gpas op het internet aangepakt moeten worden in volle gang. Zo zijn Google en Facebook door de negatieve invloed die dit soort advertenties kunnen hebben op het publieke debat/verkiezingen in een brandbrief door een groep Britse onderzoekers en organisaties vlak voor de Britse verkiezingen in 2019 verzocht tijdelijk gpas te verbieden.8 Beide bedrijven hebben hier geen gehoor aan gegeven. Facebook stelt dat het niet de taak van een rechter wilt overnemen door te bepalen wat wel en niet gezegd mag worden. Het beperken van de vrijheid van meningsuiting is een taak van de regelgever en de rechter, aldus Facebook. Politieke advertenties worden daarom (vooralsnog) toegestaan op het platform.9 Inmiddels is het wel mogelijk om als Facebookgebruiker specifiek gpas te

blokkeren op je tijdlijn.10 Ook bij Google wordt nog gebruik gemaakt van gpas, maar sommige persoonlijke kenmerken (zoals politieke voorkeur) mogen niet meer gebruikt worden.11 Daarentegen stelt Twitter dat het zelf ook een verantwoordelijkheid heeft, wat tot

gevolg heeft gehad dat betaalde (gepersonaliseerde) politieke advertenties niet meer zijn toegestaan op het platform.12

Daarnaast wordt de vraag naar juridisch bindende regels voor gpas steeds groter. Zo beargumenteert Ellen Weintraub, voorzitster van de federale verkiezingscommissie in Amerika, dat (een deel) van de oplossing van de problematiek rondom politieke advertenties ligt in het verbieden van gpas en het toestaan van niet-gepersonaliseerde politieke

advertenties. Door alleen de gepersonaliseerde variant van politieke advertenties te verbieden, bevindt ‘het debat’ zich weer meer in het publieke domein en kan dit de verspreiding van desinformatie beperken doordat onjuiste informatie eerder opvalt indien dit met een groter publiek wordt gedeeld.13 Ook in Europa zijn soortgelijke geluiden te horen. Naar aanleiding van een verzoek van Paul Tang, Europarlementariër van de PvdA, heeft het Europees Parlement in een resolutie (18 juni 2020) het officiële standpunt ingenomen dat het voorstander is van een algeheel verbod op gepersonaliseerde (politieke) advertenties. Een resolutie bindt derden juridisch niet.14 Tot slot heeft de Europese Commissie in haar plannen aangegeven de huidige Richtlijn inzake elektronische handel te willen vervangen door een

8 Mozilla, ‘Dear Facebook and Google: issue a political ad moratorium in the UK (an open letter)’, 4 november 2019.

9 NOS, “Wereldleider’ Zuckerberg wil invloed op nieuwe wetgeving’, 17 februari 2020.

10 NRC, ‘Facebook geeft gebruikers mogelijkheid om politieke advertenties uit te zetten’, 17 juni 2020. 11 Volkskrant, ‘Politieke advertenties aan banden gelegd – wat mag straks nog wel/niet op Twitter, Google en

Facebook?’, 21 november 2019.

12 Volkskrant, ‘Twitter plaatst geen politieke advertenties meer’, 30 oktober 2019.

13 Weintraub, ‘Don’t abolish political ads on social media. Stop microtargeting’, 1 november 2019. 14 Tang, ‘Personalised Ads Zuck: en dit is waarom’, 26 juni 2020; Europees Parlement 2020, ov. 105.

(7)

nieuwe wet: de Digital Services Act. Een van de doelen van de nieuwe wet is om (gepersonaliseerde) politieke advertenties op het internet te gaan reguleren. De wet zou volgens planning in het vierde kwartaal van 2020 worden afgerond.15

1.1 Probleemstelling, opzet en methode

Gezien de groeiende kritiek op gpas en het duidelijke standpunt dat het Europees Parlement heeft ingenomen met betrekking tot een algeheel verbod op gepersonaliseerde (politieke) advertenties, ligt het in de lijn der verwachtingen dat een algeheel verbod op gpas tot de mogelijke reguleringsmaatregelen van de Europese Unie gaat behoren in bijvoorbeeld de Digital Services Act. De vraag die dan beantwoord dient te worden is of het invoeren van een algeheel verbod op gpas mogelijk is in de Europese Unie. Recht tegenover een algeheel verbod op gpas staat namelijk het recht op vrijheid van meningsuiting (artikel 10 EVRM).16

Vrijheid van meningsuiting houdt in beginsel het recht in op het uiten/verspreiden van een mening/informatie zonder belemmeringen. Een verbod op het gebruik/verspreiden van gpas op het internet betekent een beperking van de vrijheid van meningsuiting. Daarbij komt dat gpas in Europa al (deels) worden gereguleerd door de AVG en de ePrivacy richtlijn.17 Mag de vrijheid van meningsuiting dus wel (verder) worden beperkt wanneer de Europese

privacywetgeving mogelijk al voldoende waarborgen bieden?

In dit onderzoek wordt de mogelijkheid van een algeheel verbod op gpas onderzocht aan de hand van de volgende hoofdvraag:

Is verdere regulering van gepersonaliseerde politieke advertenties in de vorm van een algeheel verbod een geoorloofde beperking van de vrijheid van meningsuiting (artikel 10 EVRM), mede gelet op de al bestaande regulering van deze advertenties onder de AVG en ePrivacy richtlijn?

15 Europese Commissie 2020, p. 6.

16 In deze paper is gekozen om artikel 10 EVRM als leidraad te gebruiken. Een analyse van artikel 11 van het

Handvest van de grondrechten van de Europese Unie had in dit geval ook volstaan, maar doordat de jurisprudentie van het EHRM diepgaander en uitgebreider is dan de jurisprudentie van het HvJ, is in dit onderzoek gekozen voor artikel 10 EVRM.

17 Naast de AVG en de ePrivacy richtlijn worden gpas ook gereguleerd door andere soorten algemene wetten,

hierbij kan gedacht worden aan: de e-commerce richtlijn, het consumentenrecht en het verbod op discriminatie. Echter, de impact van deze algemene wetten is in deze context zeer gering en worden daarom buiten

(8)

Om tot een antwoord te komen op de hoofdvraag worden eerst drie deelonderwerpen

behandeld. In hoofdstuk twee wordt het conceptuele en normatieve kader geschetst van gpas. Wat zijn gpas, wat houdt een algeheel verbod in en waarom moet een algeheel verbod op gpas worden ingevoerd? Op basis van dit hoofdstuk kan uiteindelijk worden beoordeeld of de Europese privacywetgeving een effectief middel is tegen de negatieve effecten van gpas en of een algeheel verbod mogelijk is gezien de vrijheid van meningsuiting.

In hoofdstuk drie volgt een uiteenzetting van de wijze waarop de AVG en ePrivacy richtlijn gpas reguleren. In combinatie met het tweede hoofdstuk kan hiermee uiteindelijk antwoord worden gegeven op de vraag in hoeverre de Europese privacywetgeving een oplossing biedt voor de problematiek rondom gpas. Waar liggen de grenzen bij het gebruik van gpas en bieden deze twee middelen een volwaardige oplossing voor de besproken problematiek?

Tot slot wordt in hoofdstuk vier gekeken naar de mogelijkheid om een algeheel verbod in te voeren op gpas gezien de vrijheid van meningsuiting. Het EHRM Europees hanteert een strenger beleid met betrekking tot het beperken van politiek getinte uitingen dan bijvoorbeeld bij commerciële uitingen. Worden onder het EVRM politieke uitingen gelijk gesteld met gpas en vallen deze daarmee onder het strengere beleid van het ERHM? En wanneer mogen dit soort uitingen worden beperkt?

Bij beantwoording van bovenstaande vragen wordt de relevante wetgeving, jurisprudentie en literatuur onderzocht.

(9)

Hoofdstuk 2 – De betekenis van een algeheel verbod op

gepersonaliseerde politieke advertenties

In dit hoofdstuk wordt voor dit onderzoek gezocht naar een definitie voor gpas, wat het betekent om deze te verbieden en waarom overheden/academici gpas (verder) willen reguleren.

2.1 Een algeheel verbod op gepersonaliseerde politieke advertenties

Gpas bestaan uit twee gecombineerde onderdelen: het personaliseren van advertenties en het politieke aspect. Gepersonaliseerde advertenties zijn (mede door de AVG) inmiddels een bekend fenomeen waarvan duidelijk is wat dit precies inhoudt; dit wordt uiteengezet in de volgende paragraaf. Daarbij wordt ook ingegaan op hoe gepersonaliseerde advertenties in de praktijk worden toegepast. De definitie van politieke advertenties is een stuk minder duidelijk en is daarbij niet wettelijk vastgelegd in de Europese Unie.18 In dit hoofdstuk worden

verschillende definities (van politieke advertenties) uit de literatuur en een wettelijke definitie van het Verenigd Koninkrijk met elkaar vergeleken. Hier zal uiteindelijk een definitie uit voortkomen die het beste aansluit bij het probleem dat is geschetst in de inleiding. Afsluitend wordt ingegaan op wat een algeheel verbod op gpas precies zal inhouden.

2.1.1 Gepersonaliseerde advertenties

Het personaliseren van advertenties is een techniek die veel wordt gebruikt door bedrijven zoals Google en Facebook, respectievelijk 85% en 98% van de omzet komt van dit soort advertenties vandaan.19 Door het analyseren van persoonsgegevens worden profielen opgesteld op basis waarvan advertenties worden samengesteld die aansluiting zoeken bij de interesses van diegene die de advertenties te zien krijgt.20 Het proces van het opstellen van profielen verloopt (bijna) altijd volledig automatisch en wordt daarom ook wel profilering genoemd. Profilering is “elke vorm van geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens

waarbij aan de hand van persoonsgegevens bepaalde persoonlijke aspecten van een natuurlijke persoon worden geëvalueerd…” (artikel 4 lid 4 AVG).

Een (politieke) adverteerder kan op verschillende manieren gebruik maken van

gepersonaliseerde advertenties. De adverteerder kan op basis van persoonsgegevens die hij

18 Zie bijvoorbeeld: EHRM 22 april 2013 (Animal Defenders International), dissenting Tulkens, e.a. bij par. 15. 19 Financieel Dagblad, ‘D66 wil gepersonaliseerde advertenties terugdringen’, 25 juni 2019.

(10)

zelf heeft verzameld van personen advertenties personaliseren. Bijvoorbeeld wanneer een politieke partij persoonsgegevens verzamelt van haar leden en deze inzet bij het

personaliseren van advertenties op het moment dat een lid de website van de politieke partij bezoekt en inlogt. Echter, deze toepassing van gepersonaliseerde advertenties is zeer beperkt, omdat de adverteerder de gepersonaliseerde advertenties dan alleen kan richten op die

personen waarvan het rechtmatig persoonsgegevens heeft verzameld. Door gebruik te maken van platformen zoals Google en Facebook kunnen adverteerders meer mensen bereiken, doordat Google en Facebook (over het algemeen) over meer persoonsgegevens beschikken dan een individuele adverteerder. Zo heeft Facebook 3 miljard gebruikers die maandelijks gebruik maken van een Facebook-dienst.21 Onder deze diensten vallen naast de Facebook-website en app, onder andere ook Instagram en Facebook Messenger.22 Daarnaast verzamelt Facebook niet alleen persoonsgegevens via haar eigen diensten, maar ook via websites die gebruik maken van een Facebook-dienst (bijvoorbeeld een ‘Facebook-like-button’) door middel van het plaatsen van cookies op de computer/telefoon/etc. van de websitebezoeker. Door deze cookies legt Facebook het internetgedrag van zowel Facebookgebruikers als niet-Facebookgebruikers vast.23 Facebook stelt met behulp van deze grote hoeveelheid

persoonsgegevens gebruikersprofielen op van (niet-)Facebookgebruikers (profilering). Deze profielen bevatten algemene informatie zoals of iemand een Android of Apple telefoon heeft, maar bevatten ook persoonlijkere informatie zoals wanneer de Facebookgebruiker terug is gekomen van vakantie en of de kans groot is dat de gebruiker een grote investering gaat doen. Facebook categoriseert haar gebruikers op basis van meer dan 800 kenmerken.24

Adverteerders kunnen vervolgens door het kiezen en combineren van kenmerken de doelgroep aanwijzen die het beste past bij de advertentie die ze willen aanbieden. Deze

doelgroep krijgt dan de advertentie te zien op Facebook. Adverteerders krijgen in principe dus geen toegang tot persoonsgegevens, maar ‘slechts’ een lijst met geanonimiseerde

kenmerken.25

2.1.2 Politieke advertenties

Er is, zoals eerder is aangegeven, nog geen wettelijke definitie van een politieke advertentie vastgelegd in de Europese Unie. Een van de eerdere definities die teruggevonden kan worden

21 Facebook 2020, p. 2.

22 NRC, ‘Hoe Facebook advertenties héél precies op maat maakt’, 27 juli 2017. 23 Facebook, ‘Cookies & Other Storage Technologies’, 4 april 2018.

24 NRC, ‘Hoe Facebook advertenties héél precies op maat maakt’, 27 juli 2017. 25 Idem.

(11)

in de literatuur gaat als volgt: “...any message primarily under the control of a source used to

promote political candidates, parties, policy issues and/or ideas through mass channels”

(2006).26 Kritiek hierop was dat niet alle advertenties worden verspreid via massamedia

(bijvoorbeeld de televisie), maar bijvoorbeeld ook via gerichte berichten op sociale media. Deze kritiek heeft geleid tot de (in de literatuur vaak aangehaalde) volgende definitie: “a

means through which parties and candidates present themselves to the electorate, mostly through the mass media” (2012).27

Toch lijkt deze definities niet goed aan te sluiten bij het onderwerp van dit onderzoek. Zoals aangehaald in de inleiding, ligt het probleem niet alleen bij advertenties afkomstig van politieke partijen/kandidaten. Ook politieke advertenties bijvoorbeeld afkomstig van ‘fake’ accounts hebben veel invloed op politieke verkiezingen/referenda. Indien voor dit onderzoek de definitie van Holtz-Bacha en Kaid als leidend beschouwd zou worden, wordt niet de hele problematiek maar slechts een deel behandeld. Daarom wordt aansluiting gezocht bij een wettelijke definitie van het Verenigd Koninkrijk in de Non-broadcast Avertising and Direct & Promotional Marketing Code (hierna: “CAP Code”). Deze wet voorziet adverteerders van wettelijk afdwingbare regels. In artikel 7 van de Code worden alle politieke advertenties uitgesloten van de werking van de Code. “Claims in marketing communications, whenever

published or distributed, whose principal function is to influence voters in a local, regional, national or international election or referendum are exempt from the code” (artikel 7.1 CAP

Code). Deze definitie is breder dan die van Holtz-Bacha en Kaid, in die zin dat het niet alleen ziet op berichten afkomstig van een politieke partij of kandidaat. En past daarnaast beter bij het probleem dat behandeld wordt in deze scriptie, namelijk de invloed van gpas op het stemgedrag van kiezers.

Voor dit onderzoek wordt daarom aangesloten bij de Britse definitie van ‘politieke

advertentie’ met de toevoeging dat voor de verspreiding van de advertentie moet zijn betaald. De reden hiervan is dat anders bijvoorbeeld ook de berichten die een politicus op zijn eigen Twitter-pagina plaatst als politieke advertenties gezien kunnen worden. Een Twitteraar zou een dergelijk bericht niet zien als hij de desbetreffende politicus niet volgt. Dit soort ‘niet-betaalde advertenties’ sluiten niet aan de bij de problematiek die wordt behandeld in dit onderzoek. De volgende definitie van een politieke advertentie wordt daarom dan ook aangehouden: een advertentie waarvoor de verspreiding daarvan is betaald en waarvan de

26 Kaid 2004, p. 156. 27 Hughes 2018, p. 40.

(12)

belangrijkste functie het beïnvloeden van stemmers tijdens lokale, regionale, nationale of internationale verkiezingen of referenda is.

2.1.3 Een algeheel verbod

Een algeheel verbod op gpas in de Europese Unie zou betekenen dat het adverteerders niet meer is toegestaan om op basis van gebruikersprofielen/persoonsgegevens politieke advertenties te personaliseren en verspreiden. Hierbij zou in overweging genomen kunnen worden om een uitzondering te maken op het gebruik van locatiegegevens. Zo heeft Google een vergaand verbod op gpas, maar heeft daarbij onder andere een uitzondering gemaakt op het gebruik van locatiegegevens.28 Hiermee wordt bijvoorbeeld voorkomen dat tijdens een regionale verkiezing politieke advertenties op nationaal niveau te zien zijn. De verboden waar Weintraub, Tang en de schrijvers van de eerder aangehaalde brandbrief over spreken, maken geen van allen een uitzondering op een algeheel verbod voor organisaties met bepaalde kenmerken, zoals kleinere (politieke) organisaties die in een zwakkere positie verkeren ten opzichte van grote (politieke) organisaties.29 Hier wordt voor dit onderzoek bij aangesloten.30

Een algeheel verbod op gpas ziet alleen op het proces van het personaliseren van politieke advertenties. Het is dus nog wel toegestaan om op basis van persoonsgegevens

gebruikersprofielen op te stellen (profilering), zolang deze maar niet gebruikt worden voor het personaliseren van politieke advertenties. Daarnaast vallen niet-gepersonaliseerde politieke advertenties waaronder contextuele politieke advertenties niet onder een algeheel verbod op gpas.31 Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld Twitter die alle politieke advertenties heeft verboden, gepersonaliseerd of niet.

2.2 Problematiek rondom gepersonaliseerde politieke advertenties

De eerder aangehaalde critici pleiten allemaal in meer of mindere mate voor een verbod op gpas, maar waarom? Weintraub stelt dat een verbod de verspreiding van desinformatie beperkt.32 Tang beargumenteert dat de bescherming van privacy een belangrijke reden is om gepersonaliseerde (politieke) advertenties te verbieden.33 In deze paragraaf worden de

28 Google, ‘Advertising Policies Help’.

29 Weintraub, ‘Don’t abolish political ads on social media. Stop microtargeting’, 1 november 2019; Mozilla,

‘Dear Facebook and Google: issue a political ad moratorium in the UK (an open letter)’, 4 november 2019; Tang, ‘Personalised Ads Zuck: en dit is waarom’, 26 juni 2020.

30 In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op waarom een verbod anders moeilijk te handhaven is. 31 Tang, ‘Personalised Ads Zuck: en dit is waarom’, 26 juni 2020.

32 Weintraub, ‘Don’t abolish political ads on social media. Stop microtargeting’, 1 november 2019. 33 Tang, ‘Personalised Ads Zuck: en dit is waarom’, 26 juni 2020.

(13)

belangrijkste argumenten die pleiten voor het verder reguleren van gpas besproken. De argumenten zijn onderverdeeld in drie categorieën: privacy, uitsluiting en manipulatie.34 Wat voorop gesteld dient te worden bij de inhoud van deze paragraaf is dat, hoewel er op dit moment veel aandacht is voor de negatieve gevolgen van gpas, er ook tegengeluiden te horen zijn.35 Er dient dus met een zekere terughoudendheid gekeken te worden naar de argumenten die hierna worden behandeld.

2.2.1 Privacy

Zoals hiervoor is uiteengezet, zijn voor het aanbieden van gpas persoonsgegevens nodig. Dit maakt dat bij het gebruik van gpas er een aantal privacyvraagstukken opspelen. Een van deze vraagstukken betreft het zogenaamde ‘chilling effect’.36 Het internet wordt door veel mensen gebruikt voor het opzoeken van informatie die ze eigenlijk liever niet willen delen met anderen. Denk aan het controleren of de gezondheidsklachten die ze ervaren ernstig zijn (zoals: kanker of soa’s), het onderzoeken van politieke standpunten die als afschrikwekkend kunnen worden opgevat in de samenleving, het kijken van pornografische beelden, etc.37 Veel

van dit soort zoek- en/of leesgegevens worden (ongemerkt) vastgelegd door de

domeinnaameigenaren. Zo trackt het overgrote deel van de nieuwsorganisaties het leesgedrag van de bezoekers op hun website, op basis waarvan gepersonaliseerde advertenties worden getoond. Deze informatie wordt niet alleen gebruikt door de domeinnaameigenaar zelf, maar wordt mogelijk ook doorgespeeld naar de grote internetplatforms zoals Google en Facebook. Internetgebruikers die weet hebben van de mogelijkheid dat websites hun internetgedrag opslaan, kunnen hierdoor hun gedrag op het internet gaan aanpassen/verminderen om zo minder aandacht te trekken (‘chilling effect’).38 Tang omschrijft dit als het negatieve gevoel

om achtervolgd te worden op het internet en geen controle te hebben over je eigen

persoonsgegevens.39 Dit effect speelt met name een rol bij het gebruik van gpas, doordat bij het personaliseren van politieke advertenties juist de gevoelige persoonsgegevens het

34 Niet alle mogelijke argumenten voor het (verder) reguleren van gpas worden (in de diepte) in deze paragraaf

besproken. Denk aan: de macht die bedrijven zoals Google en Facebook hebben gekregen door de verschuiving van politieke advertenties van de televisie en radio naar het internet, de macht die grote politieke partijen hebben ten opzichte van kleinere partijen door een grotere hoeveelheid aan persoonsgegevens, etc.

35 Zie bijvoorbeeld: Universiteit van Amsterdam, ‘Hoe bedreigend of stimulerend is microtargeting voor de

democratie?’, 23 april 2020en Borgesius, Möller, Kruikemeier, Ó Fathaigh, Irion, Dobber, Bodo en de Vreese 2018.

36 Hierbij moet worden benadrukt dat het ‘chilling effect’ een van meerdere nadelige privacy-gerelateerde

gevolgen is van het gebruik van gpas.

37 Borgesius 2014, p. 109-110. 38 Idem, p. 111.

(14)

relevantst zijn, zoals iemand zijn politieke voorkeur.40 Het achterhalen van een politieke voorkeur zal dan ook een belangrijk onderdeel zijn van het personaliseren van politieke advertenties en geeft dus een aanleiding tot het vastleggen van het internetgedrag van internetgebruikers.

Het is door het chilling effect dat Joris van Hoboken, onderzoeker aan het Instituut voor Informatierecht (Universiteit van Amsterdam), zegt dat het te beargumenteren valt dat het recht op privacy een voorwaarde is voor het effectief uitoefenen van het recht op vrijheid van meningsuiting. Onder het recht op vrijheid van meningsuiting valt ook het recht op het zoeken naar en ontvangen van informatie. Indien mensen in bepaalde gevallen het internet niet meer gebruiken uit angst dat mogelijk persoonsgegevens worden opgeslagen, komt daarmee het recht op vrijheid meningsuiting in gedrang.41 Dit leidt bij mensen niet alleen tot een gedragsaanpassing, maar ook tot een andere manier van denken. Mensen kunnen niet een eigen gedachtegoed ontwikkelen als ze worden tegengehouden bij het lezen van informatie online, aldus Neil Richards, professor rechtsgeleerdheid aan de universiteit van Washington.42

2.2.2 Uitsluiting

Bij het gebruik van gpas ontstaan mogelijk ook problemen op het gebied van uitsluiting. Inmiddels kunnen (onder andere) politieke organisaties online gebruikersdata zo inzetten dat ze alleen politieke advertenties laten zien aan de mensen waarvan zij verwachten op wie dit het meeste effect zal hebben; mensen waarvan wordt verwacht dat ze zich kunnen laten overhalen om op een politieke partij te stemmen. Dit zou kunnen betekenen dat bepaalde mensen heel veel politieke advertenties te zien krijgen op het internet en anderen juist weer helemaal niet.43 Waarom zou een politieke partij tijdens een campagne geld investeren in mensen die toch niet gaan stemmen? De groep niet-stemmers is het grootst onder

laagopgeleide mensen.44 Door deze groep minder te betrekken tijdens een

verkiezingscampagne, is de kans aanwezig dat ze worden ontsloten van het politieke/publieke debat wat resulteert in een ondervertegenwoordiging in het democratisch debat.45

40 Iemand zijn politieke voorkeur wordt door de AVG aangemerkt als een ‘bijzonder persoonsgegeven’ en wordt

daarom extra beschermd. Hier wordt verder op ingegaan in hoofdstuk 3.

41 Van Hoboken 2012, p. 209.

42 Richards, ‘Privacy is not dead – it’s inevitable’, 28 mei 2014. 43 Nickerson en Rogers p. 70.

44 NOS, ‘Hoogste opkomst in 30 jaar: wat bracht de kiezer naar het stembureau?’, 21 maart 2019.

45 Borgesius, Möller, Kruikemeier, Ó Fathaigh, Irion, Dobber, Bodo en de Vreese 2018, p. 88; Gorton 2016, p.

(15)

2.2.3 Manipulatie

Cass Sunstein, professor aan de Harvard Law School, stelt dat in een democratie twee belangrijke aspecten verbonden zitten aan de vrijheid van meningsuiting. Ten eerste, in een democratische samenleving moeten mensen worden blootgesteld aan standpunten,

onderwerpen, ideeën, etc. waaraan ze niet blootgesteld zouden worden als ze de keuze hadden. Ongewenste of zelfs irritante onderwerpen moeten in het dagelijkse leven ongepland op iemands pad kunnen komen. Wanneer mensen alleen maar met gelijkgestemde

mensen/ideeën in aanraking komen, werkt dit extremisme en fragmentatie van de

samenleving in de hand. Ten tweede, het aanpakken van sociale problemen wordt bemoeilijkt als mensen geen gedeelde ervaringen opdoen. Door het missen van gedeelde ervaringen is het lastiger om elkaar te begrijpen. Sunstein benadrukt hierbij dat de media een belangrijke rol kan spelen in de ‘creatie’ van gedeelde ervaringen en daarbij een samenhorigheidsgevoel opwekt.46

Met behulp van een grote hoeveelheid persoonsgegevens is het mogelijk geworden om de informatie die mensen zien op het internet af te stemmen op de persoonlijke interesses van de lezer (microtargeting). Waar vroeger informatie over de politiek vooral werd verspreid door middel van massamedia (bijvoorbeeld de televisie en radio) en dus verschillende standpunten aan bod kwamen, verschuift dit steeds meer naar persoonlijk afgestemde bronnen op het internet.47 Een (politieke) partij kan hier gebruik van maken door met behulp van gpas in te spelen op de zwakheden van stemmers om hen zo te overtuigen van de partij haar standpunt. Een voorbeeld hiervan is het tonen van criminaliteitscijfers onder immigranten aan personen waarvan wordt ingeschat dat ze xenofobische gedachtes hebben.48 Dit wakkert verdeeldheid aan omdat niet iedereen die cijfers op die manier te zien krijgt en er geen tegengeluid kan worden gegeven; er worden verschillende werkelijkheden gecreëerd.49 Hierdoor komen de twee hiervoor besproken belangrijke aspecten van Sunstein in gevaar. Bekende voorbeelden die in de literatuur worden genoemd waarbij microtargeting mogelijk heeft bijgedragen aan het opwekken van extremisme/polarisatie van de samenleving, zijn de gele hesjes beweging in Europa en de antivaccinatiebeweging.50

In extreme gevallen kan dit leiden tot wat een ‘filterbubbel’ wordt genoemd; mensen vinden voornamelijk alleen nog maar informatie op het internet waar ze het mee eens zijn en

46 Sunstein 2009, p. 5-6. 47 Gorton 2016, p. 70-71.

48 Een ander bekend voorbeeld is het Cambridge Analytica schandaal.

49 Borgesius, Möller, Kruikemeier, Ó Fathaigh, Irion, Dobber, Bodo en de Vreese 2018, p. 87. 50 Möller, ‘Nóg radicaler door algoritmes?’, 27 januari 2020;

(16)

worden niet blootgesteld aan andere mogelijke standpunten. Hierdoor kan onterecht het gevoel worden opgewekt dat de mening die iemand heeft, breed wordt gedragen. Echter, in landen zoals Nederland lijkt het tot dusver mee te vallen met dergelijke filterbubbels. Doordat mensen over het algemeen van verschillende bronnen nieuws vergaren, is de kans dat er filterbubbels ontstaan klein.51

Wat bij de antivaccinatiebeweging het effect van microtargeting (mogelijk) heeft verergerd, is de verspreiding van desinformatie. Met de term ‘desinformatie’ wordt in de literatuur vaak verwezen naar “information that is false and deliberately created to harm a person, social

group, organization or country”.52 Ook in dit onderzoek wordt aangesloten bij deze beschrijving. De verspreiding van desinformatie is vooral in aanloop naar

verkiezingen/referenda een bekend fenomeen, zoals onder andere blijkt uit de besproken voorbeelden in de inleiding over de Amerikaanse en Europese verkiezingen. De Europese Commissie noemt desinformatie een gevaar voor de democratische processen.53 Het gebruik van desinformatie bij gpas verergert mogelijk de schadelijke effecten die deze kunnen hebben op de samenleving, doordat niet alleen, zoals hiervoor is uiteengezet, wordt ingespeeld op zwakheden van mensen waardoor verschillende werkelijkheden worden gecreëerd, maar deze ook (deels) berusten op onjuiste/schadelijke informatie.54 Daarnaast wordt de verspreiding van desinformatie op een negatieve manier bevorderd door het toestaan van gpas, doordat onjuiste informatie minder snel opvalt op het moment dat het niet met een groot publiek wordt gedeeld.55

Tot slot leidt ook de manier waarop politieke partijen zich kunnen positioneren ten opzichte van kiezers door gebruik te maken van gpas tot manipulatie. Zoals betoogd kunnen door gpas politieke partijen hun boodschap afstemmen op elk individu. Dit betekent dat persoon X andere politieke advertenties te zien kan krijgen dan persoon Y, zelfs wanneer beide

advertenties afkomstig zijn van dezelfde politieke partij. Als een politieke partij alleen maar advertenties laat zien over een bepaald onderwerp aan persoon X waarvan is ingeschat dat hij dat belangrijk/interessant vindt, dan wordt hiermee de suggestie gewekt dat dit het enige

51 Idem.

52 Wardle en Derakhshan 2017, p. 20. 53 Europese Commissie 2018, p. 1. 54 Wood en Ravel 2018, p. 1236.

55 Gorton 2016, p. 72; Weintraub, ‘Don’t abolish political ads on social media. Stop microtargeting’, 1 november

(17)

onderwerp is waar deze politieke partij zich mee bezig houdt, of dat dit het belangrijkste onderwerp is van hun verkiezingscampagne. Bij persoon Y kan vervolgens over een heel ander onderwerp dezelfde suggestie worden gewekt. Dit leidt tot een onjuiste voorstelling van prioriteiten van een politieke partij.56

Er ontstaan dan vooral problemen op het moment dat na de verkiezingen een coalitie moet worden gevormd. Tijdens dit proces moeten politieke partijen tot een consensus komen, wat betekent dat sommige onderwerpen waar een politieke partij gedurende de verkiezingen voor stond, moet laten vallen. Onderwerpen die een minder belangrijke positie in het

verkiezingsprogramma hebben gevormd, worden natuurlijkerwijs eerder achterwege gelaten dan onderwerpen die (voor de politieke partij) een centrale rol hebben gespeeld. Doordat het gebruik van gpas juist de prioritering van onderwerpen minder transparant maakt voor

kiezers, kan het voor hen lijken alsof de politieke partij waarop zij hebben gestemd tijdens het vormen van een coalitie opeens een ander standpunt inneemt.57

56 Borgesius, Möller, Kruikemeier, Ó Fathaigh, Irion, Dobber, Bodo en de Vreese 2018, p. 87. 57 Idem, p. 89.

(18)

Hoofdstuk 3 – Algemene verordening gegevensbescherming en

ePrivacy richtlijn

In dit hoofdstuk wordt onderzocht wat de invloed van de AVG en de ePrivacy richtlijn is op de verspreiding van gpas. Dit hoofdstuk beschrijft alleen die bepalingen in de AVG en de ePrivacy richtlijn die gpas kunnen beperken/verbieden en niet transparantieverplichtingen (zoals: artikel 13 en 14 AVG) en andere verplichtingen die wellicht voorwaarden stellen aan het gebruik van gpas, maar deze niet beperken in die zin dat ze niet getoond mogen worden.

3.1 Algemene verordening gegevensbescherming

Het uitgangspunt van de AVG is om de persoonsgegevens van natuurlijke personen (in de AVG worden deze ‘de betrokkenen’ genoemd) te beschermen tegen onrechtmatige

verwerkingen (artikel 1 AVG). Een verwerking “is een bewerking of een geheel van

bewerkingen met betrekking tot persoonsgegevens of een geheel van persoonsgegevens, al dat niet uitgevoerd via geautomatiseerde procedés” (artikel 4 lid 2 AVG). De

verwerkingsverantwoordelijke (een natuurlijke persoon of rechtspersoon) is diegene die verantwoordelijk is voor het verwerken van de persoonsgegevens en moet zich daardoor houden aan de in de AVG vermelde verplichtingen (artikel 4 lid 7 AVG). Zoals hiervoor is uiteengezet, worden bij het gebruik van gpas persoonsgegevens verwerkt van natuurlijke personen en daarmee moet bij het gebruik van gpas de AVG in acht worden genomen (artikel 2 lid 1 AVG). De AVG heeft een data-centrische benadering, wat betekent dat het centraal de bescherming van data/persoonsgegevens heeft staan.58

Het gebruik van gpas worden op twee verschillende manieren beperkt door de AVG. Ten eerste, voor het verzamelen van persoonsgegevens op basis waarvan gpas worden

samengesteld, moet een grondslag aanwezig zijn (artikel 6 en 9 AVG). Ten tweede, indien de persoonsgegevens rechtmatig zijn verzameld, geldt in beginsel een verbod op

geautomatiseerde individuele besluitvorming, waaronder profilering (artikel 22 AVG), mogelijk vallen gpas hieronder.59 Beide beperkingen komen hierna aanbod.

3.1.1 Grondslag

Voordat gekeken kan worden naar de verschillende grondslagen, moet eerst worden ingegaan op het onderscheid dat de AVG maakt tussen ‘normale persoonsgegevens’ en ‘bijzondere

58 Van Hoboken en Borgesius 2015, p. 204. 59 Eskens 2019, p. 160.

(19)

persoonsgegevens’. Dit onderscheid is relevant omdat voor bijzondere persoonsgegevens aanvullende vereisten zijn vastgelegd wat betreft de verschillende grondslagen (artikel 6 en 9 AVG). Bijzondere persoonsgegevens zijn onder andere gegevens die iets zeggen over de politieke opvatting van de betrokkene (artikel 9 AVG).

Uitgaande van de hiervoor gegeven definitie van gpas, is het zowel mogelijk dat politieke advertenties worden gepersonaliseerd op basis van bijzondere persoonsgegevens (zoals: een politieke opvatting) als ‘normale’ persoonsgegevens, (zoals: leeftijd, opleidingsniveau, baan, etc.). Echter, het kan lastig zijn om te bepalen wanneer er sprake is van een politieke

opvatting en dus een bijzonder persoonsgegeven. Is bijvoorbeeld het gegeven dat een

betrokkene een pagina over het behoud van de natuur ‘leuk’ vindt op Facebook en daarnaast een artikel heeft gelezen over veganisme, een bijzonder persoonsgegeven omdat op basis hiervan wordt ingeschat da de persoon geïnteresseerd zal zijn in een politieke partij die de opwarming van de aarde hoog in het vaandel heeft staan? De EDPB stelt dat

persoonsgegevens die op zichzelf niet als ‘bijzonder’ worden gekwalificeerd, wel bijzonder kunnen worden door het combineren van persoonsgegevens bij profilering (in de zin van artikel 4, lid 4 AVG).60 Het is niet geheel duidelijk hoe dit precies geïnterpreteerd moet worden. Indien een strikte interpretatie wordt nagevolgd, kan dit grote implicaties met zich meebrengen. Het wordt namelijk steeds gemakkelijker om bijzondere persoonsgegevens vast te stellen door het combineren van persoonsgegevens.61 Dit zou kunnen betekenen dat wanneer het voorzienbaar is dat bij het combineren van persoonsgegevens bijzondere persoonsgegevens ontstaan, de verwerkingsverantwoordelijke zich ook moet houden aan artikel 9 AVG. Veel commerciële uitwerkingen van profilering vallen daarmee dan ook onder artikel 9 AVG.62

Op het moment dat een verwerkingsverantwoordelijke gebruik maakt van gpas en deze niet baseert op een politiek profiel/bijzondere persoonsgegevens, mag het dit alleen doen wanneer het een rechtvaardigingsgrond heeft afkomstig uit artikel 6 lid 1 AVG. De twee meest

relevante rechtvaardigingsgronden zijn de toestemmingsgrond (sub a) en het hebben van een gerechtvaardigd belang (sub f).63 Ten eerste, om van een rechtsgeldige toestemming te

60 De EDPB spreekt hier over profilering en geautomatiseerde besluitvorming in zijn algemeenheid en heeft in

dit geval niks te maken met de vereisten van artikel 22 AVG. Deze bepaling komt later in dit hoofdstuk aanbod; EDPB 2018, p. 9 en 15.

61 Zie bijvoorbeeld: Volkova en Bachrach 2015. 62 Veale en Edwards 2018, p. 404.

63 Er kan mogelijk ook een beroep worden gedaan op artikel 6, lid 1 sub b AVG. Doordat dit een zeer

(20)

spreken moet deze ondubbelzinnig, vrijelijk, specifiek en geïnformeerd worden gegeven.64 Dit houdt onder andere in dat toestemming bij geen gehoor (impliciete toestemming) niet is toegestaan en dat het duidelijk moet zijn voor de betrokkene dat hij toestemming geeft voor het verwerken van zijn persoonsgegevens voor het tonen van gepersonaliseerde (politieke) advertenties.65 Daarnaast heeft de betrokkene altijd het recht om zijn toestemming weer in te trekken (artikel 7 lid 3 AVG).

Ten tweede, een verwerkingsverantwoordelijke mag persoonsgegevens verzamelen voor het personaliseren van (politieke) advertenties indien het een gerechtvaardigde belang heeft, dit belang zwaarder weegt dan het belang van de betrokkene en het verzamelen van de gegevens noodzakelijk is om dit gerechtvaardigd belang na te streven (artikel 6 lid 1 sub f AVG). Dit betekent concreet dat op basis van deze rechtvaardigingsgrond ook zonder

toestemming van de betrokkene zijn persoonsgegevens verzameld mogen worden. Dit neemt niet weg dat betrokkene altijd het recht heeft om bezwaar te maken tegen de verwerking (artikel 21 AVG). De Nederlandse privacy waakhond (Autoriteit Persoonsgegevens) heeft recent geoordeeld dat een commercieel belang nooit een gerechtvaardigd belang is.66 Dit zou

betekenen dat partijen zoals Facebook en Google nooit een beroep op een gerechtvaardigd belang kunnen doen voor het tonen van gpas. Echter, het is de vraag of deze uitspraak (in deze vorm) stand houdt, aangezien de EDPB (een hogere instantie dan de Autoriteit

Persoonsgegevens) in 2014 beargumenteerde in een van haar richtlijnen dat het personaliseren van content/advertenties een gerechtvaardigd belang kan hebben, maar dat de betrokkene dan niet te ingrijpend mag worden nagetrokken.67 Er is geen recentere uitspraak over dit

onderwerp beschikbaar van de EDPB. Google vraagt voordat het (politieke) advertenties personaliseert om toestemming bij de betrokkene.68 Facebook doet dat niet en baseert zich op een gerechtvaardigd belang.69 Het is twijfelachtig of Facebook met betrekking tot het gebruik van gpas zich kan beroepen op een gerechtvaardigd belang. Zoals uit het tweede hoofdstuk naar voren is gekomen, verzamelt Facebook op zeer grote schaal persoonsgegevens en kunnen gpas een vergaande inbreuk maken op iemand zijn persoonlijke leven, waardoor het

onwaarschijnlijk is dat Facebook zich op een gerechtvaardigd belang mag beroepen. Zelfs met in achtneming van de ruimere interpretatie van de EDPB.

64 EDPB 2020, p. 7-18.

65 Dobber, Ó Fathaigh en Borgesius 2019, p.6. 66 Autoriteit Persoonsgegevens 2019, p. 3. 67 EDPB 2014, p. 31.

68 Google, ‘Privacybeleid’, 31 maart 2020. 69 Facebook, ‘Data policy’, 19 april 2018.

(21)

Wanneer naast ‘normale’ ook bijzondere persoonsgegevens worden gebruikt voor gpas moet de verwerkingsverantwoordelijke naast artikel 6 AVG ook voldoen aan artikel 9 AVG. Het uitgangspunt van artikel 9 AVG is dat het verwerken van bijzondere persoonsgegevens verboden is, tenzij er sprake is van een van de uitzonderingen opgesomd in het tweede lid van het artikel. De relevante uitzonderingen zijn: de betrokkene heeft uitdrukkelijke toestemming gegeven voor het verwerken van zijn persoonsgegevens voor tonen van gpas (sub a), de verwerking wordt verricht door een vereniging of instantie zonder winstoogmerk die op politiekgebied werkzaam is (sub d) en de persoonsgegeven die voor de gpas worden gebruikt zijn kennelijk openbaar gemaakt door de betrokkene (sub e).

De uitdrukkelijke toestemming als uitzonderingsgrond lijkt veel op de hiervoor besproken rechtvaardigingsgrond van artikel 6 lid 1 sub a AVG, met dat verschil dat bij uitdrukkelijke toestemming het nog duidelijker moet zijn dat de betrokkene toestemming heeft gegeven en is daarmee erg strikt; er mag geen ruimte meer zijn voor interpretatie.70

De vereisten voor de uitzondering met betrekking tot verenigingen of instanties zonder winstoogmerk is ook strikt. Een politieke partij is een vereniging die geen winstoogmerk heeft71 en mag daarmee in beginsel beroep doen op artikel 9 lid 2 sub d AVG, maar mag alleen van diegene die lid zijn van de partij of dit zijn geweest en nog regelmatig contact hebben met de partij persoonsgegevens verwerken.72 Hierbij moet worden opgemerkt dat deze uitzondering slechts een klein deel van het probleem dat is aangekaart in de inleiding omvat; politieke persoonsgegevens worden vooral verzameld door organisaties zoals Google en Facebook en dit zijn juist bedrijven met een winstoogmerk.

Tot slot, mogen (politieke) gegevens die kennelijk door de betrokkene zijn

openbaargemaakt worden gebruikt voor het personaliseren van politieke advertenties (artikel 9 lid 2 sub e AVG). Het moet hier gaan om gegevens die vanuit de intentie van de betrokkene zijn geopenbaard. Het gaat hier niet om gegevens waarnaar is gevraagd door een

verwerkingsverantwoordelijke (bijvoorbeeld: Facebook vraagt of een Facebookgebruiker zijn politieke voorkeur wilt openbaren op zijn profiel). Wanneer iemand zich verkiesbaar stelt voor de aankomende parlementaire verkiezingen en hierbij zijn politieke voorkeur uit, is dit bijvoorbeeld een kennelijke openbaarmaking van de betrokkene.73

70 EDPB 2020, p. 20-22. 71 Breen 2008, p. 70.

72 Dobber, Ó Fathaigh en Borgesius 2019, p.6. 73 Autoriteit Persoonsgegevens 2017, p. 102.

(22)

3.1.2 Verbod op geautomatiseerde individuele besluitvorming

Op grond van artikel 22 AVG heeft een betrokkene “het recht niet te worden onderworpen

aan een uitsluitend op geautomatiseerde verwerking, waaronder profilering, gebaseerd besluit waaraan voor hem rechtsgevolgen zijn verbonden of dat hem anderszins in

aanmerkelijke mate treft”. Hoewel het uit de bewoording van de bepaling niet direct valt af te

leiden, gaat het hier om een verbod.74 Er worden twee vereisten gesteld aan het verbod van artikel 22 AVG. Ten eerste moet het gaan om uitsluitend geautomatiseerde verwerkingen; een persoon mag geen onderdeel vormen van de besluitvorming. Dit betekent niet dat als een persoon slechts naar de besluitvorming kijkt, artikel 22 AVG niet meer van toepassing is. Een persoon moet daadwerkelijk invloed uitoefenen op de uitkomst van de beslissing, om niet als geautomatiseerd gekwalificeerd te worden.75

Ten tweede moet de betrokkene onderworpen worden aan rechtsgevolgen of anderszins in aanmerkelijke mate worden getroffen door het automatische besluit. Bij rechtsgevolgen kan worden gedacht aan het ontstaan van juridische verplichtingen of het vernietigen van een contract.76 Het is lastiger om te bepalen of een besluit een betrokkene anderszins in

aanmerkelijke mate treft. Door het woord ‘anderszins’ moet het besluit de betrokkene in dusdanige mate treffen dat het gelijk staat aan een rechtsgevolg. Voorbeelden hiervan zijn het weigeren van een kredietaanvraag of afwijzen van een online-sollicitatie zonder tussenkomst van een mens.77 De EDPB stelt dat een besluit een betrokkene in aanmerkelijke mate treft

wanneer de mogelijkheid wordt gecreëerd om het gedrag, omstandigheden of de keuzes van de betrokkene op dusdanig significante wijze te beïnvloeden, de impact van het besluit op de betrokkene langdurig of permanent is en/of het besluit leidt tot uitsluiting of discriminatie.78 De EDPB erkent daarbij dat de mogelijkheid bestaat dat gepersonaliseerde (politieke) advertenties een betrokkene in aanmerkelijke mate kunnen treffen, maar dat daar normaal gesproken geen sprake van is. In bepaalde situaties kan dit anders zijn, hierbij moet het volgende in overweging worden genomen: “the intrusiveness of the profiling process,

including the tracking of individuals across different websites, devices and services; the expectations and wishes of the individuals concerned; the way the advert is delivered; or using knowledge of the vulnerabilities of the data subjects targeted”, aldus de EDPB.79

74 EDPB 2018, p. 19. 75 Idem, p. 21. 76 Veale en Edwards, p. 401. 77 Overweging 71 AVG. 78 EDPB 2018, p. 21. 79 Idem.

(23)

3.1.2.1 Gepersonaliseerde politieke advertenties en artikel 22 AVG

Politieke advertenties worden gepersonaliseerd op basis van gebruikersprofielen die zijn geschetst van betrokkenen. Dit proces/besluit verloopt (in de meeste gevallen) zonder

tussenkomst van een mens en is dus volledig automatisch.80 Daarmee is het mogelijk dat gpas onder het verbod van artikel 22 AVG vallen als een betrokkene in aanmerkelijke mate wordt getroffen (aangezien gpas geen rechtsgevolgen hebben voor de betrokkene).

Vooral het punt dat de EDPB maakt over de beïnvloeding van het gedrag en keuzes van de betrokkene, is in dit verband interessant. Hieruit kan worden afgeleid dat een besluit ook aan het vereiste kan voldoen als het een betrokkene ‘slechts’ een bepaalde richting opduwt (‘nudging’), ook al wordt de uiteindelijke beslissing door de betrokkene zelf genomen.81 Dit

komt overeen met wat er gebeurt bij het tonen van gpas; een (politieke) partij probeert met behulp van een gpa de betrokkene over te halen een bepaalde handeling uit te voeren

(bijvoorbeeld: het stemmen op de betreffende politieke partij). Dit onderschrijft de EDPB ook in haar statement over het gebruik van persoonlijke data bij politieke campagnes. Het stelt dat het gebruik van gpas in sommige gevallen alleen is toegestaan als de betrokkene daar

uitdrukkelijk toestemming voor heeft gegeven, indien de gpa de betrokkene in aanmerkelijke mate treft.82

In dit licht lijkt het goed te verdedigen dat gpas (gedeeltelijk) zijn verboden onder artikel 22 AVG. Het kan beargumenteerd worden dat door de personalisatie en een hoge mate van manipulatie83 gpas een dermate invloed uitoefenen op het gedrag van de betrokkene dat deze in aanmerkelijke mate wordt getroffen. Bijvoorbeeld: een politieke partij wilt de aankomende verkiezingen de meerderheid krijgen in het nationale parlement. Het besluit om op het internet die mensen te targeten waarvan wordt ingeschat dat ze niet op de partij zullen stemmen. Met behulp van gpas krijgt deze groep mensen advertenties te zien waarin wordt aangespoord om niet te gaan stemmen de aankomende verkiezingen. Dat deze groep mensen in dit geval in aanmerkelijke mate wordt getroffen is waarschijnlijk.84 Door mensen met behulp van persoonsgegevens ervan te overtuigen niet te gaan stemmen worden zij op zeer ingrijpende wijze geprofileerd en op hun zwakheden aangepakt.

80 Eskens 2019, p. 153 en 166. 81 Veale en Edwards 2018, p. 401. 82 EDPB 2019, p. 2.

83 Helberger 2016, p. 193-195.

(24)

Aan de andere kant betoogt Sarah Eskens, promovenda aan het Instituut voor Informatierecht (Universiteit van Amsterdam), dat de werking van artikel 22 AVG op gepersonaliseerde content beperkt is. Op dit moment is nog niet duidelijk wat precies de impact is van gepersonaliseerde content en of deze langdurige of permanente invloed zal hebben op de betrokkene en dat daarom moeilijk gekwalificeerd kan worden of een betrokkene in

aanmerkelijke mate wordt getroffen.85 Daarnaast zijn er drie uitzonderingsgronden voor het gebruik van geautomatiseerde individuele besluitvorming: noodzakelijk voor de

totstandkoming of uitvoering van een overeenkomst, een wettelijke bepaling en uitdrukkelijke toestemming van de betrokkene (artikel 22 lid 2 AVG).86 Gezien de aard van gpas is de uitdrukkelijke toestemming van de betrokkene de uitweg die het meest voor de hand ligt voor een verwerkingsverantwoordelijke. Op het moment dat bij het personaliseren bijzondere persoonsgegevens zijn gebruikt, is dit zelfs de enige optie, aldus artikel 22 lid 4 AVG.87 Tot

slot beargumenteert Eskens dat artikel 22 AVG ook maar voor beperkte mate invloed uitoefent op gpas doordat de werking van de bepaling ondermijnd kan worden door niet ‘uitsluitend’ gebruik te maken van geautomatiseerde besluitvorming. Zoals hiervoor besproken is, vallen besluitvormingen waarbij een persoon invloed kan uitoefen op de uitkomst van een besluit niet onder artikel 22 AVG. Dit betekent dat bijvoorbeeld Facebook onder artikel 22 AVG uit kan komen door een persoon mee te laten kijken bij de

besluitvorming van gpas. Al lijkt dit een onwaarschijnlijke situatie, want een bedrijf zoals Facebook biedt op een gigantische schaal gpas aan, waardoor het praktisch onmogelijk wordt om iemand daar effectief invloed op te laten uitoefenen.88

Daarbij komt dat artikel 22 AVG spreekt over of de individuele betrokkene waar het besluit zich op richt in aanmerkelijke mate wordt getroffen, in tegenstelling tot een groep of een ander individu. Als een bepaalde groep wordt ‘gekozen’ voor het tonen van gpas, sluit je daarmee indirect de rest uit van mogelijke belangrijke informatie.89 Of als wordt geprobeerd een persoon met een gpa op subtiele wijze van een standpunt te overtuigen, hoeft dat niet direct een grote impact te hebben op dat specifieke individu, maar kan het dit wel hebben op een groep/land. Toen vanuit Rusland onjuiste (gepersonaliseerde) berichten werden verspreid over LHBT-rechten tijdens de Amerikaanse presidentsverkiezingen in 2016, werden mogelijk

85 Eskens 2019, p. 167. 86 Idem.

87 Artikel 22, lid 4 AVG stelt ook een uitzondering voor verwerkingen die noodzakelijk zijn voor de

bescherming van vitale belangen, hier zal alleen bij het gebruik van gpas nooit sprake van zijn.

88 Eskens 2019, p. 167. 89 Bayer 2020, p. 2-3.

(25)

de ontvangers van de berichten niet in aanmerkelijke mate getroffen, maar de mensen die onderdeel zijn van LHBT-gemeenschap (door verkeerde beeldvorming) wel.90 Een gpa die bij enkel gebruik een individu niet in aanmerkelijke mate treft, kan dat wel doen bij een groep indien de gpa een groot bereik heeft. De nadelige gevolgen treden dan pas op een later

moment op als het automatische besluit al is genomen. Het is niet duidelijk hoe de EDPB hier tegenaan kijkt. In haar richtlijn lijkt de EDPB te suggereren dat ook de impact op anderen dan de betrokkene meegewogen moet worden bij de beoordeling, maar haalt dit vervolgens weer onderuit door een voorbeeld te geven waarbij juist de betrokkene zelf wordt geraakt en niet een ander of groep.91 Doordat er op dit gebied nog geen uitspraken zijn van het HvJ is het nog niet mogelijk om te bepalen welke lijn gekozen zal worden in de Europese Unie.

3.2 ePrivacy richtlijn

Naast dat de AVG is ook de ePrivacy richtlijn (gedeeltelijk) van toepassing bij het gebruik van gpas. De richtlijn reguleert de bescherming van privacy van burgers in de elektronische communicatiesector.92 De relevante bepaling voor dit onderzoek is de cookie-bepaling (artikel 5 lid 3 ePrivacy richtlijn). De in 2009 aangenomen bepaling houdt in dat voor het plaatsen van een cookie op de eindapparatuur (laptop, tablet, telefoon, etc.) van de eindgebruiker om toestemming moet worden gevraagd. Dit moet gebeuren voordat de cookies worden

geïnstalleerd.93 Met behulp van een cookie kunnen websites op de cookie-plaatsende website het internetgedrag van eindgebruikers volgen. Hieruit kan bijvoorbeeld worden afgeleid op welke artikelen de eindgebruiker klikt of hoe lang bij een artikel wordt stilgestaan. Met behulp van dit soort informatie worden gebruikersprofielen opgesteld op basis waarvan (politieke) advertenties gepersonaliseerd kunnen worden.94 Volgens de EDPB geldt dat als de persoonsgegevens worden verzameld voor het gebruik van gerichte online marketing

(waaronder ook gpas vallen) de ePrivacy richtlijn en de AVG naast elkaar werken.95 Dit betekent voor de verwerkingsverantwoordelijke dat in dit geval ook moet worden voldaan aan de AVG, waaronder het hebben van een rechtvaardigingsgrond. (Uitdrukkelijke) toestemming van de betrokkene volstaat in dit geval.

90 The Guardian, ‘Divisive Russian-backed Facebook ads released to the public’, 1 november 2017.

91“For example, someone known or likely to be in financial difficulties who is regularly targeted with adverts for

high interest loans may sign up for these offers and potentially incur further debt” (EDPB 2018, p. 21); Veale en Edwards 2018, p. 402.

92 Voss 2017, p. 3. 93 Bond 2012, p. 215-216.

94 Zie bijvoorbeeld: Facebook, ‘Cookies & Other Storage Technologies’, 4 april 2018. 95 Poulos 2019, p. 150 .

(26)

Hoewel de toestemmingsgrond (zowel onder ePrivacy richtlijn als de AVG) ontwikkeld is om de privacy van de betrokkene te waarborgen, kan worden beargumenteerd dat een

mogelijk paradoxaal gevolg van het herhaaldelijk om toestemming vragen voor allerlei verschillende redenen, op een gegeven moment de betrokkene ‘toestemmings-moe’ maakt. Een gevolg hiervan is dat de betrokkene steeds minder geïnteresseerd is in waarom een verwerkingsverantwoordelijke persoonsgegevens van hem wilt vastleggen, waardoor het sneller zonder een afweging te maken toestemming zal geven. Doordat de privacy van de betrokkene hierdoor juist minder wordt gewaarborgd, krijgt het vragen om toestemming een averechts effect.96

3.3 Tussenconclusie

Concluderend wordt het gebruik van gpas op twee verschillende manieren beperkt door de AVG en de ePrivacy richtlijn. Ten eerste moet de verwerkingsverantwoordelijke een rechtsgrond hebben voor het verzamelen van persoonsgegevens op basis waarvan politieke advertenties gepersonaliseerd kunnen worden. Bij zowel het verzamelen van ‘normale’ als bijzondere persoonsgegevens is de voornaamste rechtsgrond een verklaring van de betrokkene waarin hij (uitdrukkelijk) toestemming geeft voor het verzamelen van zijn persoonsgegevens voor gepersonaliseerde (politieke) advertenties. Deze verklaring mag op elk moment worden ingetrokken. Wanneer een verwerkingsverantwoordelijke zich niet baseert op de

toestemmingsgrond maar op een gerechtvaardigd belang (zoals Facebook), heeft de betrokkene het recht om in bezwaar te gaan. Hiermee kan hij alsnog voorkomen dat zijn persoonsgegevens worden verwerkt voor het gebruik van gpas. Echter, het is de vraag of bedrijven zoals Facebook en Google zich kunnen beroepen op een gerechtvaardigd belang, gezien de omvang van het aantal persoonsgegevens dat deze bedrijven verzamelen. Facebook handelt daarom mogelijk in strijd met de AVG. Het verwerken van persoonsgegevens voor het gebruik van gpas op basis van een gerechtvaardigd belang lijkt dan ook eerder een

rechtvaardigingsgrond voor kleinere (politieke) organisaties/verwerkingsverantwoordelijken. Op het moment dat persoonsgegevens (bijzonder of niet) worden verzameld door middel van het plaatsen van cookies op de eindapparatuur van de eindgebruiker is dit alleen toegestaan als daar toestemming voor is gegeven.

Ten tweede vallen gpas mogelijk onder het verbod van geautomatiseerde individuele besluitvorming indien de betrokkene in aanmerkelijke mate wordt getroffen (artikel 22 AVG).

(27)

Desalniettemin lijkt de werking van artikel 22 AVG op het gebruik van gpas beperkt. Hoewel de EDPB heeft aangegeven dat ook gpas betrokkenen in aanmerkelijke mate kunnen treffen, blijft het lastig om vast stellen wanneer hier precies sprake van is. Zo is het op dit moment nog onduidelijk wat de effecten van gepersonaliseerde advertenties op de lange termijn zijn. Daarbij komt dat artikel 22 AVG is gefocust op of de betrokkene in aanmerkelijke mate wordt getroffen, niet of een ander dan de betrokkene in aanmerkelijke mate wordt getroffen. Dit terwijl juist bij het gebruik gpas een ander dan de betrokkene ook getroffen kan worden, door bijvoorbeeld uitsluiting en verkeerde beeldvorming. De EDPB lijkt te suggereren dat bij de toets van artikel 22 AVG ook rekening gehouden dient te worden met deze groep. Echter, door een gebrek aan jurisprudentie is het nog onduidelijk hoe dit geïnterpreteerd dient te worden.

(28)

Hoofdstuk 4 – Vrijheid van meningsuiting

In dit hoofdstuk wordt de verhouding tussen gpas en het recht op vrijheid van meningsuiting (artikel 10 EVRM) onderzocht en wordt de mogelijkheid om een algeheel verbod op gpas in te voeren bestudeerd. Allereerst wordt een introductie gegeven van wat dit recht beoogt te beschermen en van het strengere beleid dat het EHRM hanteert met betrekking tot politieke uitingen. Vervolgens wordt de vergelijking getrokken tussen de definitie van het EHRM van politieke uitingen en gpas; zijn deze gelijk te stellen onder het EVRM? Tot slot wordt aan de hand van een drietal zaken achterhaald wanneer en onder welke voorwaarden het EHRM het toestaat om politieke uitingen in een democratische samenleving te verbieden.

4.1 Vrijheid van meningsuiting en politieke uitingen

“Een ieder heeft het recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een

mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te

verstrekken, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen…” (artikel 10

lid 1 EVRM). Dit fundamentele recht omvat zowel een negatieve verplichting tot dulden (het toestaan dat meningen worden geuit) als een positieve verplichting tot handelen voor lidstaten (het creëren/beschermen van de mogelijkheid tot het uiten van meningen).97 Artikel 10 stelt zich niet alleen beschermend op voor “information or ideas that are favourably received or

regarded as inoffensive or as a matter of indifference, but also to those that offend, shock or disturb the State or any sector if the population. Such are the demands of that pluralism, tolerance and broadmindedness without which there is no democratic society.”98

Op basis van het tweede lid mag dit recht in bijzondere gevallen worden beperkt. Door middel van een driestappentoets bepaalt het EHRM of een beperking op artikel 10 EVRM gerechtvaardigd is: de beperking moet bij wet zijn voorzien (stap 1), een legitiem doel dienen (stap 2) en noodzakelijk zijn in een democratische samenleving (stap 3).99 Bij de beoordeling of een beperking noodzakelijk is in een democratische samenleving hebben de lidstaten een zekere beoordelingsvrijheid (‘margin of apprecation’).100 De mate van beoordelingsvrijheid

hangt af van welke ‘soort’ uiting een lidstaat beoogt te beperken. Lidstaten hebben

bijvoorbeeld een ruime beoordelingsvrijheid in het geval van religieuze uitingen. Volgens het EHRM bestaat er geen universeel concept van religie en moet daardoor de beoordeling of een

97 EHRM 14 september 2010 (Dink) ro. 137; McGonagle 2015, p. 9-10. 98 EHRM 7 december 1976 (Handyside), ro. 49.

99 EHRM 26 april 1979 (Sunday Times). 100 Voorhoof 2014, p. 6.

(29)

beperking van religieuze uitingen noodzakelijk is in een democratische samenleving vooral bij de lidstaten zelf liggen.101 Voor politieke uitingen geldt het tegenovergestelde. Het politieke debat is een van de kernonderdelen van een democratische samenleving, waardoor politieke uitingen vergaande juridische bescherming moeten ontvangen.102 “Free elections

and freedom of expression, particularly freedom of political debate, together form the

bedrock of any democratic system … The two rights are inter-related and operate to reinforce each other: for example, as the Court has observed in the past, freedom of expression is one of the “conditions” necessary to “ensure the free expression of the opinion of the people in the choice of the legislature”… For this reason, it is particularly important in the period preceding an election that opinions and information of all kinds are permitted to circulate freely.”103 Dit houdt concreet in dat er een minder ruime beoordelingsvrijheid is voor lidstaten om politieke uitingen en onderwerpen met een publiek belang te beperken onder artikel 10 lid 2 EVRM.104 In paragraaf 4.3 wordt besproken hoe deze beoordelingsvrijheid precies ingevuld

moet worden.

4.2 (Gepersonaliseerde) politieke advertenties en politieke uitingen

De vraag die vervolgens speelt is of politieke advertenties (en daarmee ook gpas) gelijk getrokken kunnen worden aan politieke uitingen en daarmee onder het striktere

beschermingsregime van artikel 10 EVRM vallen. In TV Vest oordeelde het EHRM dat een advertentie een politieke uiting is wanneer deze van politieke aard is.105 Het Hof lijkt in VgT een strikte lijn te volgen wat betreft advertenties en het wel of niet hebben van een politiek aard, toen het oordeelde dat een advertentie een politieke uiting is als het een controversieel gedachtegoed verbeeldt dat afkomstig is uit de samenleving en een veelbesproken onderwerp is in politieke debatten.106 Echter, in Animal Defenders International (hierna: “ADI”) werd dit breder getrokken; een advertentie heeft een politieke aard als deze betrekking heeft “on

matters of broader public interest”.107 In dit verband wordt er belang gehecht aan het voorkomen dat het begrip te breed wordt uitgelegd, omdat anders journalistieke werken ook

101 EHRM 10 juli 2003 (Murhpy), ro. 67. 102 EHRM 8 juli 1986 (Lingens), ro. 42. 103 EHRM 19 februari 1998 (Bowman), ro. 42. 104 EHRM 10 juli 2003 (Murphy), ro. 67. 105 EHRM 11 december 2008 (TV Vest), ro. 64. 106 EHRM 28 juni 2001(VgT), ro. 57.

(30)

onder het begrip vallen. Dit betekent concreet dat voor de politieke advertentie moet zijn betaald.108

De definitie van politieke advertenties onder het gezag van het EHRM wordt dus ruim opgevat en valt goed samen met de definitie die is gegeven van (gepersonaliseerde) politieke advertentie eerder in dit onderzoek. Indien met een advertentie wordt geprobeerd een stemmer te beïnvloeden tijdens verkiezingen of referenda, gaat dit natuurlijkerwijs over onderwerpen met een publiek belang. Daarnaast wordt er vanuit gegaan dat is betaald voor de verspreiding van de politieke advertentie, ook dit sluit aan bij de lijn die het EHRM volgt. Dit betekent dat bij het mogelijk (verder) reguleren van gpas rekening gehouden dient te worden met de strikte beoordelingsvrijheid onder artikel 10 EVRM.

4.3 De ruimte binnen de strikte beoordelingsvrijheid

Zoals het EHRM heeft aangegeven in Bowman zijn vrije verkiezingen en de vrijheid van meningsuiting essentiële elementen van een democratische samenleving, maar dit betekent niet dat regulering nooit is toegestaan. “… in certain circumstances the two rights may come

into conflict and it may be considered necessary, in the period proceeding or during election, to place certain restrictions, of a type which would not usually be acceptable, on freedom of freedom of expression, in order to secure the free expression of the opinion of the people in the choice of the legislature.”109 Om te bepalen of hier sprake van is en in welke vorm

politieke advertenties dan gereguleerd mogen worden, moet worden gekeken naar de hiervoor aangehaalde driestappentoets. De laatste/derde stap (noodzakelijk in een democratische samenleving) is hierbij het relevantst. De eerste twee stappen worden hier dan ook niet verder besproken.110 Drie zaken van het EHRM spelen hierbij een belangrijke rol en worden hierna behandeld: VgT (v. Switzerland), TV Vest (v. Norway) en ADI (v. The United Kingdom).

4.3.1 VgT v. Switzerland (2001)

Een kleine dierenrechtenorganisatie (VgT) wilde door middel van verschillende reclames op de Zwitserse televisie en radio aandacht vragen voor varkens in de vleesindustrie. De

108 EHRM 21 februari 2017 (Orlovskaya Iskra), ro. 120; Van Hoboken, Appelman, Ó Fathaigh, Leerssen,

McGonagle, van Eijk en Helberger 2019, p. 46-47.

109 EHRM 19 februari 1998 (Bowman), ro. 43.

110 Hierbij wordt uitgegaan dat bij het mogelijk verder reguleren van gpa’s wordt voldaan aan de eisen van

‘voorzien bij wet’ en ‘het dienen van een legitiem doel’. Het EHRM stapt vrij gemakkelijk door deze twee stappen heen door bijvoorbeeld in VgT te oordelen dat het een verbod op politieke advertenties een legitiem doel dient, omdat het de rechten van anderen probeert te beschermen; EHRM 28 juni 2001(VgT), ro. 61-62.

Referenties

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bij ongedateerde brief, ontvangen door het Commissariaat voor de Media (hierna: het Commissariaat) op 24 juni 2021, aangevuld met e-mail van 29 juni 2021, heeft verzoeker, geboren

met ingang van 22 februari 2021 voor een periode van vijf jaar toestemming te verlenen om als commerciële media-instelling een commerciële radio-omroepdienst te verzorgen via een

Bij brief van 20 september 2019, ontvangen door het Commissariaat voor de Media (hierna: het Commissariaat) op 24 september 2019, heeft GAGA Media bvba, statutair gevestigd

Shorts heeft in voldoende mate aangetoond maatregelen te hebben getroffen waardoor zij op grond van artikel 1.2, eerste lid, van de Mediawet 2008 geacht moet worden voor de verzorging

Toestemming verlenen aan het college van burgemeester en wethouders om het verzoek tot samenwerking in te dienen bij de Belastingsamenwerking Oost-Brabant met als doel om op

toestemming verlenen aan het college van burgemeester en wethouders om het verzoek tot samenwerking in te dienen bij de Belastingsamenwerking Oost-Brabant met als doel om op 1

Info over rechten en waar terecht te kunnen voor vragen / klachten.. Informed

Vanaf 20 augustus 2019 kan het aanvragen van een mandaat of tijdelijke toestemming alleen nog online via de website https://rkg.vlaanderen/.. Je vindt daar alle info terug over de