• No results found

Stressoren en het oplopen van blessures

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Stressoren en het oplopen van blessures"

Copied!
62
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

STRESSOREN & HET

OPLOPEN VAN

BLESSURES

Afstudeeronderzoek

Lynn Slootweg 4a 500724347 Onderzoeksthema: Sportzorg Academie voor Lichamelijke Opvoeding

Faculteit Bewegen Sport en Voeding Hogeschool van Amsterdam

27-6-2019 1e gelegenheid

Beoordelaar: Sander Bliekendaal Begeleider: Erik Hein

(2)

Voorwoord

Een ode aan de ALO Amsterdam Gestart op de ALO Amsterdam Als broekie kwam ik binnen Allemaal onbekenden nu vriendinnen Ik heb hier gesport Ik heb hier gezweet Hier ben ik opgeleid Tot atleet

In de SOOS heb ik gefeest Ik heb er gedanst

Ik was hier dronken Ook had ik soms sjans Ik was hier nuchter Ik had hier een kater Ik was hier dronken

De zorgen waren voor later Ik heb hier gelachen Ik liet hier een traan Hier ben ik gevallen En weer opgestaan Hier maakte ik vrienden Heb er uren gepraat Verbonden voor het leven Een echte kameraad Drie handen op een buik We noemde elkaar Zweugen Nooit ruzie

Ik kan mij de tijd niet heugen De introweek

Daarna gekozen tot B-cie 2 jaar als A

Wat een ervaring in deze commissie Ik woonde bij mijn ouders

Ik verhuisde naar Amsterdam Samen wonen met drie jongens Ik wist niet wat me overkwam

We hadden huisfeesten Lege kratten bier We deden spelletjes

Wat hadden we een plezier Stage in het verre Suriname Een avontuur begon

Ontwikkeld tot docent In de tropische zon Het was hier windstil Het heeft hier gestormd Hier heb ik geleerd Hier ben ik gevormd Ik heb hier gescholden

Hier waren mensen die mij steunden In de knoop met mezelf

Ik vond schouders om op te leunen Na 4 jaar neem ik afscheid

Alles ligt nu open Ik ben bang

Wat zal de toekomst beloven? Dag ALO Amsterdam

Hier ben ik opgeleid tot docent Hier heb ik genoten

Van ieder moment

Of ik docent LO wil worden Is mij nog onbekend Ik moet onderzoeken Waar ligt mijn talent

Was de ALO wel de juiste keuze Is wat een ieder mij vraagt Ondanks de twijfel

Ja zeker, door alles wat ik heb meegemaakt!

(3)

Samenvatting

In dit onderzoek is gekeken naar een verband tussen stress coping en het oplopen van

blessures. Het onderzoek is uitgevoerd op de Academie voor Lichamelijke Opvoeding (ALO) in Amsterdam.

Onder eerstejaars studenten van de ALO is er veel uitval wegens blessures. Dit

onderzoek richt zich op mogelijke stressoren die een rol spelen bij het oplopen van blessures. Er hebben 190 respondenten deelgenomen aan dit onderzoek. Van deze 190

deelnemers zijn er 58 (30,5%) van het vrouwelijke geslacht en 132 (69,5%) van het mannelijke geslacht. De gemiddelde leeftijd is 19,3 jaar (SD=1,9). De deelnemers zijn studenten uit het eerste jaar van de ALO. De studenten hebben voorafgaande aan het studiejaar een Learning & Developing (L&D) meting ingevuld. Verder is er gedurende het studiejaar na elk blok van 7 weken een blessureregistratie vragenlijst afgenomen, in totaal vier keer. De datagegevens zijn getoetst met de independent T-test, CHI-square en de Mann-Withney U Test om een verband aan te tonen tussen stressoren en het oplopen van blessures bij eerstejaars ALO studenten.

De stressoren op de L&D test zijn: ‘gevoeligheid over overspanning’, ‘gehaastheid en geprikkelheid’, ‘prestatiedrang’, ‘perfectionisme’, ‘niet kunnen delegeren’, ‘zichzelf

opofferen’, ‘moeite met nee zeggen’, ‘grenzen onvoldoende kennen’, ‘volle agenda’ en ‘wedijveren’. Op twee items uit de L&D meting is een significant verschil gevonden. Deze items zijn ‘prestatiedrang’ (p = ,021) en ‘moeite met nee zeggen’ (p = ,040). Op de andere acht items is geen significant verschil gevonden.

Dit onderzoek laat zien dat er een verband is tussen ‘prestatiedrang’ en ‘moeite met nee zeggen’ en het oplopen van blessures. Een verband tussen andere stressoren en blessures is niet aangetoond. Om nader inzicht te krijgen in de mogelijke oorzaken van blessures onder eerstejaars ALO studenten is verder onderzoek noodzakelijk om preventief te kunnen

(4)

Inhoud

Inleiding ... 4

Methode ... 11

Deelnemers ... 11

Meetinstrumenten ... 11

Procedure & interventie ... 12

Validiteit en betrouwbaarheid meetmethode ... 12

Dataverzameling & statische analyse ... 13

Resultaten ... 14 Beschrijvende statistiek ... 14 Verklarende statistiek ... 14 Independent T-test ... 14 CHI-square ... 15 Mann-Withney U Test ... 17

Discussie & Aanbevelingen ... 19

Aanbeveling vervolgonderzoek ... 21 Aanbeveling beroepspraktijk ... 22 Conclusie ... 23 Literatuurlijst ... 24 Bijlage 1 ... 27 Toestemmingsverklaring ... 27 Bijlage 2 ... 28 Blessure monitor ... 28 Bijlage 3 ... 32 Beschrijvende statistiek ... 32 Bijlage 4 ... 38 Normaalverdeling ... 38

(5)

Independent T-Test ... 43 Bijlage 5 ... 45 CHI-square ... 45 Bijlage 6 ... 57 Mann-Withney U Test ... 57 Bijlage 7 ... 60 Inleverbewijs Ephorus ... 60

(6)

4

Inleiding

Suriname 2018, over het veld klinkt door de box: ‘’Oh oh oh oh oh oh oh oh, oh oh oh oh oh oh oh oh want bewegen is gezond!’’ Waarop na het nummer een leerling in gebrekkig Nederlands vraagt: ‘’juf, waarom is bewegen eigenlijk gezond?’’

Genoeg bewegen leidt tot minder risico op het vroegtijdig krijgen van hart -en vaatziekten, dementie, diabetes type 2 en kanker. Voldoende bewegen heeft ook een positief effect op de (rust)stofwisseling (De Greef, 2009). Volgens de ‘’Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB)’’, (z.d.) is 30 minuten bewegen genoeg, dit is echter alleen genoeg om een goede gezondheid te behouden. Om overgewicht bij kinderen, jongeren en volwassenen tegen te gaan wordt 60 minuten beweging per dag aangeraden. Met de frequentie, intensiteit en duur van bewegen moet er ook rekening gehouden worden (“Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB)”, z.d.).

Sport wordt gezien als de manier om mentale en fysieke gezondheidsproblemen in verschillende levensfases te voorkomen. In het denken over sport ligt veel nadruk op het positief beïnvloeden van het zelfbeeld en het tegengaan van overgewicht (Devine, Rove & Olson, 2000; Ohlin & Rossener, 1994; Goodwin, 1997).

Allereerst zullen mensen die in een omgeving wonen waar meer sportfaciliteiten zijn eerder deelnemen aan een sportactiviteit. Zowel mannen als vrouwen geven aan meer

tevreden te zijn over het leven en ondervinden geluk bij het participeren aan sport (Huang & Humphreys, 2012). Daarnaast is de gezondheidsbeleving van sporters in vergelijking met niet-sporters hoger. Ze voelen zich gezonder, zowel op fysiek als mentaal vlak. Tot slot zijn de problemen op het gebeid van sociale contacten en financieel zijn bij sporters aanzienlijk lager (Tiessen-Raaphort, Kerssens, De Bakker, & Wendel-Vos, 2005).

Uit onderzoek is gebleken dat niet-sporters meer en langer verzuimen van hun werk, een slechtere gezondheid hebben en meer stress-symptomen vertonen (Van den Heuvel et al., 2003). psychische klachten zijn één van de belangrijkste oorzaken van arbeidsongeschiktheid. Van de instroom in de Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsongeschikten (WGA) in het eerste kwartaal in 2017 had 42% te maken met psychische problematiek (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 2018). Sporten in de vrije tijd kan emotionele uitputting, depressies en langdurig verzuim door psychische klachten verlagen (Heinrich, Jans, &

Hildebrandt, 2005). Dit komt doordat tijdens het sporten hormonen vrij komen. De zogeheten plezierhormonen endorfine en monoaminen zorgen voor een verhoogde gevoel van geluk.

(7)

5

Naast het aanmaken van hormonen helpt sporten bij het afscheiden van serotonine,

noradrenaline en dopamine, dit zijn hormonen die zorgen voor stress. Een afname van deze hormonen leidt tot een vermindering van stress (Hendriksen, 2009).

Naar aanleiding van bovenstaande zou geconcludeerd kunnen worden dat sporten gepaard gaat met een gezonde levensstijl. Dit valt echter te betwijfelen het aantal blessures in ogenschouw nemend. Uit onderzoek blijkt dat de Spoed Eisende Hulp (SEH) van

ziekenhuizen maar liefst 130 duizend sportblessures behandelt, fysiotherapeuten 1,1 miljoen en dat er in totaal 4,5 miljoen sport blessures per jaar geconstateerd zijn. Er wordt hier dan alleen nog maar gesproken over medisch behandelde blessures ("Letsels | Cijfers & Context | Sportblessures | Volksgezondheidenzorg.info", 2013).

Een sportblessure kan op verschillende manieren ontstaan. Het verstoren van de balans tussen belastbaarheid en belasting, verkeerde belasting of te veel belasting zijn van invloed op het ontstaan van blessures. Daarnaast zijn interne en externe factoren van invloed op de blessures. Onder interne factoren vallen onder andere sekse, leeftijd, lichaamsbouw, conditie en andere fysiologische eigenschappen. Tot de externe factoren behoren sport, materiaal waarmee wordt gewerkt, ondergrond, weersomstandigheden, mede sporters, trainingsaanbod en de mate van belasting voor de sporter (Van Teeffelen, 2010). Verder kan er

onderscheidgemaakt worden in blessures die ontstaan door overbelasting en acute blessures die ontstaan door bijvoorbeeld een botsing, verzwikking of valpartij (Bakker, 1991).

Onderzoek doen naar de oorzaak van blessures is van belang zodat er preventieve maatregelen genomen kunnen worden. Er is al veel onderzoek gedaan naar de oorzaak van blessures, echter de rol van gedrag wordt hierin onderschat. Naar de invloed van gedrag op blessures is onvoldoende onderzoek gedaan om preventieve maatregelen te kunnen nemen om sportblessures tegen te gaan (Verhagen, Van Stralen, & Van Mechelen, 2010).

Er zijn een aantal modellen die het verband tussen blessures en antecedenten, situaties die aan het gedrag vooraf gaat, hebben onderzocht. Zo heb je het ‘’stress – coping model’’ van Rogers en Landers (2005) en het ‘’stress injury model’’ van Williams en Andersen (1998). In veel onderzoeken naar het verband tussen gedrag en blessures is het ‘’stress injury model’’ als uitgangspunt gebruikt. Voor dit onderzoek zal het model van Williams en

(8)

6

Er zijn verschillende psychologische factoren die de kans op blessures kunnen verhogen, deze factoren zijn door Williams en Andersen (1998) onderverdeeld in drie hoofdcategorieën (zie figuur 1). Zo wordt er gekeken naar persoonlijkheid, verleden met stressoren en stress coping.

Figuur 1. Stress injury model. Williams en Andersen (1998).

In de eerste kolom wordt gekeken naar de invloed van persoonskenmerken bij het oplopen van blessures. Persoonlijkheidskenmerken bepalen of een sporter een situatie ervaart als stressvol (Wouw, 2001). Locus of control, gehardheid, gevoel van samenhang,

angstgevoelens, mate van motivatie om te presteren en het zoeken naar sensatie zijn voorbeelden van persoonlijkheidskenmerken die van invloed zijn op het oplopen van

blessures (Williams & Andersen, 1998). Er zijn twee verschillende locus of control, de interne en externe locus of control. Internaliseren houdt in dat mensen een verband leggen tussen eigen handelen en de uitkomst daarvan. Mensen die externaliseren beschouwen eigen

handelen en de uitkomst daarvan als onvoorspelbaar (Zimbardo, Johnson, & McCann, 2014). Uit onderzoek is gebleken dat er een positief verband te vinden is tussen het oplopen van blessures en een externe locus of control (Pragman & Lunt, 1989). De mate van impulsiviteit en hardheid tegenover jezelf heeft ook invloed op het oplopen van blessures (Bakker, 1991). Tijdens een studie van voetballers is een verband gevonden tussen agressief gedrag en het oplopen van blessures (Fuller, 2005). Anderzijds wordt gezegd dat ‘’zacht zijn’’ ook een verhoogt risico met zich mee brengt. Bezorgdheid over het oplopen van een blessure speelt ook een rol bij het oplopen van blessures. Juist de sporters die zich zorgen maken, ervaren meer angst en verhogen daarmee de kans op een blessure (Dunn, 1999). Sporters die weinig

(9)

7

sensatie zoeken hebben over het algemeen een minder goede stress coping dan sporters die wel opzoek zijn naar sensatie (Smith, Ptacek & Smoll, 2002).

De tweede kolom (figuur 1) laat een positief verband tussen stressoren en een verhoogde kans op blessures zien (Johnson, 2006; Patterson, Smith & Evert, 1998; Wouw, 2001). We spreken van stressoren als er sprake is van een levensevent zoals overlijden, trouwen, verhuizen, een nieuwe baan, ontslag etc. Er wordt geen onderscheid gemaakt in positieve of negatieve stressoren die van invloed zijn bij het oplopen van een blessure (Hackfort & Kleinert, 2007). De mate van stress zou de concentratie van de sporter kunnen verminderen en daardoor is er kans op toename van blessures (Johnson, 2006). Wouw (2001), zegt dat door stress de aandacht afneemt, daardoor versmalt het gezichtsveld van de sporter en neemt de kans op blessures toe. Ook kan de stress zorgen voor een verhoogde spiertonus waardoor flexibiliteit en coördinatie verminderen, hetgeen weer kan leiden tot een grotere kans op blessures. Daarentegen zeggen Hardy & Riehl (1988) en Johnson (2006) dat het verband tussen sportblessures en veranderingen in het leven fenomenen zijn die vastgesteld zijn in studies.

Kolom drie (figuur 1) verwijst naar de mate van stress coping en het effect daarvan bij het oplopen van blessures. Verschillende coping strategieën zouden de sporter kunnen helpen met de omgang van verschillende stressoren en hierdoor de mate waarin de sporter stress ervaart kunnen verminderen (Williams & Andersen, 1998). Ander onderzoek zegt dat er een verband is tussen mindere mate van stress coping en het oplopen van blessures (Williams, Tonymon & Wadsworth, 1986). Hanson (1992) suggereert dat een gebrek aan coping strategieën in relatie staat met het oplopen van blessures. Verder zijn er onderzoeken gedaan naar sociale steun van de sporter en het oplopen van blessures. Smith, Smoll & Ptacek (1990) hebben onderzoek gedaan waarbij is gekeken naar sporters met weinig sociale steun,

gebrekkige coping strategieën, negatieve levensgebeurtenissen en de mate waarin blessures voorkomen door. Uit deze onderzoeken komt niet duidelijk naar voren of de mate van coping invloed heeft op blessures, daarnaast zijn de onderzoeken verouderd. Ook is er hierbij niet gekeken naar verschillende soorten coping en de invloed daarvan op blessures.

De definitie van coping wordt veelal omschreven als een manier waarop wordt omgegaan met belastende omstandigheden zoals gebeurtenissen, problemen en stress

("Coping - 5 definities - Encyclo", 2019). Gekozen gedrag door een persoon dat volgt op het herkennen van gebeurtenissen die stressvol zijn en het hiermee omgaan of omgang met de consequenties daarvan (Dewe, Cox, Ferguson, 1993). Stress is een relatie tussen de omgeving

(10)

8

en het individu, om de omgeving beter in te kunnen schatten worden er twee vragen gesteld. De primaire vraag luidt; ‘’Is er een probleem?’’. De secundaire vraag luidt; ‘’Mocht er een probleem zijn, wat kan ik er aan doen?’’. Dat is het moment waarop coping begint (Wijck, 2008). Wijck (2008) onderscheidt de coping in drie verschillende categorieën, namelijk vechten, vluchten of afstand nemen. Billings en Moos (1984) delen coping ook in, in drie verschillende categorieën te weten, taxatiegerichte coping, probleemgerichte coping en emotiegerichte coping. Deze indeling verschilt van die van Wijck. Taxatiegerichte coping gaat vooral over het analyseren van een probleem. Probleemgerichte coping is gericht op het oplossen van een probleem door te zoeken naar informatie. Emotiegerichte coping heeft betrekking op het reguleren en ontladen van emoties. Andere onderzoeken maken gebruik van van drie andere categorieën coping. Ivarsson (2008) categoriseert coping in sociale coping, stress management coping en algemene coping. Sociale coping heeft betrekking op de mate van sociale steun. Stress management coping heeft te maken met de controle op het

angstniveau. Algemene coping heeft betrekking op alle gezondheidsaspecten zoals slaap en voeding (Rogers & Landers, 2005).

Stress coping valt onder te verdelen in verschillende categorieën. Er zijn echter weinig meetinstrumenten die in staat zijn de mate van stresscoping bij mensen te testen. Learing en Developing (L&D) is een meetinstrument dat hier onder andere naar kijkt om uitstroom en studierendementen te verbeteren vanuit zowel individueel gezichtspunt als organisatorisch gezichtspunt. Het is een kader waarin elementen worden verenigd. Dit

framework kijkt naar modellen die gebaseerd zijn op omgaan met stress, interpersoonlijke stijl zoals leiderschap, werkstijl en op (kern) persoonlijkheid. Een match vinden tussen

persoonlijke kenmerken, individuele competenties en de studie of baan staat centraal. Het optimaliseren van participatie aan een studie of baan speelt ook een belangrijk rol bij deze metingen. Bij L&D metingen wordt uitgegaan van tien factoren die invloed hebben op de coping van stress, dit zijn: ‘Gevoeligheid en overspanning’, ‘gehaastheid en geprikkelheid’, ‘prestatiedrang’, ‘perfectionisme’, ‘niet kunnen delegeren’, ‘zichzelf opofferen’, ‘moeite met nee zeggen’, ‘grenzen onvoldoende kennen’, ‘volle agenda’, ‘wedijveren’ (L&D Support BV, 2015).

Op de ALO in Amsterdam worden bij alle nieuwe eerste jaar studenten L&D metingen afgenomen om uitstroom te voorkomen en studierendement te verbeteren. Een deel van de uitstroom van studenten wordt veroorzaakt door het oplopen van blessures. Op de ALO wordt al langdurig onderzoek gedaan naar het oplopen van blessures. Nog weinig onderzoek is er

(11)

9

gedaan naar de invloed van gedrag bij het oplopen van blessures onder eerstejaars ALO studenten. Persoonskenmerken zijn een risico profiel voor het oplopen van blessures

(Williams & Andersen, 1998). Uit andere onderzoeken is gebleken dat ook stress van invloed is bij het oplopen van blessures. Een goede stress coping kan stress reduceren en daarmee de kans op blessures verkleinen. Er is echter geen onderzoek gedaan welke coping mechanismen dat zijn.

Om uitval wegens blessures te voorkomen is het van belang dat de ALO Amsterdam onderzoek doet naar de oorzaken hiervan. Momenteel lopen er onderzoeken naar de

fysiologische verklaringen voor het oplopen van blessures. Het psychologische gedeelte wordt hierin niet meegenomen. Het is van belang om alle factoren te onderzoeken die leiden tot uitval wegens blessures om een volledig beeld te krijgen. Het doen van L&D metingen om na te gaan wat het effect is van de stressoren op blessures is van meerwaarde. Als dit in kaart is gebracht kan er gekeken worden naar trainingen die een positieve coping op stress kunnen bevorderen waardoor er preventief gehandeld kan worden en daarmee blessures voorkomen kunnen worden.

Daarom luidt de onderzoeksvraag: ‘’ Welke relatie is er tussen de verschillende stressoren, gebaseerd op de L&D metingen, en de kans om wel of geen blessure op te lopen bij de eerstejaars studenten op de ALO Amsterdam?’’.

Hypothese 1

Hoge scores op de items ‘volle agenda’, ‘zichzelf opofferen’ en ‘niet kunnen delegeren’ zijn niet van invloed bij het oplopen van blessures. Dit wordt verwacht omdat er geen aanvullende literatuur is over deze specifieke items.

Hypothese 2

Studenten die hoger scoren op de items ‘prestatiedrang’, ‘gehaastheid en geprikkelheid’ en ‘gevoeligheid over spanning’ meer blessures hebben. Dit wordt ten eerste verwacht omdat prestatiedrang gepaard kan gaan met angst. Dunn (1999) stelt dat het ervaren van angst de kans op blessures verhoogt. Ten tweede ‘gehaastheid en prikkelheid’ kan voor

ongeconcentreerd gedrag zorgen, mindere mate van concentratie kan de kans op blessures vergroten (Johnson, 2006). Tot slot worden er meer blessures verwacht bij het item

‘gevoeligheid over spanning’ omdat de deelnemers die hoog scoren op dit item gevoeliger zijn voor spanning. Wijck (2008) geeft aan dat coping start op het moment dat er antwoord is gegeven op twee vragen. De eerste vraag is; ‘’is er een probleem?’’. De tweede vraag is;

(12)

10

‘’Mocht er een probleem zijn, wat kan ik er aan doen?’’. Er wordt verwacht dat de deelnemers die gevoeliger voor spanning zijn eerder een situatie als probleem ervaren. Door Williams, Tonymon & Wadsworth (1989) is een verband gevonden tussen mindere mate van

(13)

11

Methode

Deelnemers

De deelnemers zijn studenten uit het eerste jaar van de Academie voor Lichamelijke Opvoeding (ALO) in Amsterdam. De ALO is een opleiding in het hoger beroepsonderwijs. De deelnemers hebben dus allemaal minimaal een hbo-instroomniveau. De Academie voor Lichamelijke Opvoeding is een studie waarbij de studenten opgeleid worden tot eerstegraads docenten lichamelijke opvoeding. Naast theorie speelt ook praktijk een rol bij het behalen van deze studie. De studenten uit het eerste jaar krijgen per week gemiddeld 11,5 uur

bewegingslesuren, deze bewegingsuren bestaan onder andere uit turnen, bewegen op muziek, spel, zelfverdediging, atletiek en Onderwijs Didactiek en Methodiek (ODM). Ook lopen zij een dag stage in het primair of voortgezet onderwijs waarbij langdurig wordt gestaan, deze dagen duren vaak van 08.00-17.00 uur. Veel van de studenten beoefenen buiten de ALO om ook nog een eigen sport of zijn werkzaam als trainer. Deze bewegingsuren zijn intensief en vergen veel fysieke belasting van de studenten.

De groep bestaat uit circa 240 deelnemers. Hiervan hebben 190 studenten

deelgenomen aan het onderzoek. De reden dat niet alle onderzoeksresultaten gebruikt kunnen worden zijn vroegtijdig uitval aan de Academie voor Lichamelijke Opvoeding, missende L&D scores of gemiste meetmomenten. Alleen de deelnemers die de vragenlijst 3 of 4 keer hebben ingevuld maken deel uit van dit onderzoek. Van deze 190 deelnemers zijn er 58 (30,5%) van het vrouwelijke geslacht en 132 (69,5%) van het mannelijke geslacht. De gemiddelde leeftijd is 19,3 jaar (SD=1,9).

Voorafgaande aan het onderzoek hebben de studenten een toestemmingsformulier ondertekend, zie bijlage 1.

Meetinstrumenten

Voorafgaande aan het eerste studiejaar van de ALO hebben alle deelnemers een L&D meting moeten invullen. De deelnemers zijn op de hoogte gesteld wat het doel is van de test. Bij bepaalde profielen die uit de L&D meting komen kan het zo zijn dat je op

motivatiegesprek moet komen om te kijken of de ALO wel echt de opleiding is die bij je past. De L&D metingen worden tijdens de studiebegeleidingsuren gebruikt als een basis om te kijken wat sterke punten en valkuilen zijn. Voor dit onderzoek blijven de gegevens van de studenten anoniem. Naast de L&D meting zijn er gedurende het eerste studiejaar vragenlijsten

(14)

12

afgenomen betreffende blessures. De blessuremonitor bestaat uit 12 vragen (zie bijlage 2) en is gedurende het jaar vier keer afgenomen onder de studenten.

Procedure & interventie

De reden dat de ALO Amsterdam dit onderzoek uitvoert is dat er veel uitval is wegens blessures in het eerste jaar van de ALO. Het is interessant om te kijken wat de oorzaak

hiervan is om in het vervolg uitval wegens blessures te reduceren. In 2014 is de ALO

Amsterdam gestart met onderzoek doen naar uitval door blessures. Gedurende dit studiejaar is er gekeken naar risicofactoren, de relatie tussen studiesucces en uitval door blessures en de omvang van blessures. In studiejaar 2015-2016 is er gekeken naar de relatie tussen het oplopen van beenblessures en balans en springen. Daaropvolgend in studiejaar 2016-2017 is gekeken naar risicofactoren voor het oplopen van onderbeenblessures. In studiejaar 2017-2018 ging het onderzoek over de relatie tussen persoonskenmerken en het oplopen van blessures. Dit afstudeeronderzoek maakt deel uit van de onderzoeken dat in studiejaar 2017-2018 zijn gedaan.

Alle respondenten hebben voorafgaande aan de ALO Amsterdam een toelatingstest moeten doen en een fysieke screening. Tijdens deze fysieke screening wordt er gekeken naar

risicofactoren voor het oplopen van blessures. Naast de toelatingstest en fysieke screening moeten zo een L&D meting doen. Bij deze meting wordt onder andere gekeken naar een tiental gedragingen die te maken hebben met stress coping. Deze gedragen worden gescoord op een schaal van 0 tot en met 100. Deze scores zijn opgenomen in de metingen die zijn gedaan bij dit onderzoek.

Gedurende het hele studiejaar werd er na elke periode een vragenlijst afgenomen, in totaal vier keer. In huidig onderzoek is alleen naar vraag 1 gekeken, deze luidt; ‘’Heb je in xxxx tot xxxx last gehad van een (sport)blessure?’’. Alleen de respondenten die de vragenlijst drie of vier keer hebben ingevuld zijn meegenomen in de metingen naar de relatie tussen de tien stressoren en het oplopen van blessures. Wanneer er een of meerdere keren ‘’ja’’ ingevuld is op de vragenlijst, dan geldt dit bij huidig onderzoek als blessure. Hebben de deelnemers in geen van de metingen ‘’ja’’ ingevuld, dan geldt dit als geen blessure.

Validiteit en betrouwbaarheid meetmethode

L&D support (2015) voldoet aan het European Federation of Psychologists

Associations (EFPA) beoordelingsmodel. EFPA Test Review Model heeft als belangrijkste doel om een beschrijving en gedetailleerde beoordeling te geven van psychologische

(15)

13

beoordelingstesten, vragenlijsten en schalen die onder andere gebruikt worden binnen het onderwijs en het bedrijfsleven door middel van een uitgebreid evaluatieformulier (Evers et al., 2012). Het EFPA Test Review Model maakt deel uit van de informatiestrategie van EFPA. Zij hebben als voornaamste doel om alle noodzakelijke technische informatie te geven om het gebruik van diverse testen te verbeteren. (Evers et al., 2012; Muñiz & Bartram, 2007). Echter neemt dit niet weg dat L&D support niet beschrijft wat de tien stressoren inhouden. Er is geen aanvullende informatie te vinden over de inhoud, validiteit en betrouwbaarheid van de L&D metingen. De EFPA geeft enige houvast dat de test betrouwbaar en valide is.

Dataverzameling & statische analyse

Het verzamelen van de L&D meting gaat digitaal via een hyperlink die gekoppeld is aan de student. De blessureregistratie gaat met pen en papier. Al deze data worden handmatig verwerkt in de computer. Er is gewerkt met het programma IBM SPSS 24.0. Dit onderzoek bestaat uit 1 nominale variabele namelijk wel of geen blessure en 10 verschillende items op ratiomeetniveau. Deze datagegevens zijn geanalyseerd met de independent T-test om te onderzoeken of er een samenhang bestaat tussen bepaalde stressoren en het oplopen van blessures.

Deze 10 stressoren op de ratioschaal zijn geclassificeerd in verschillende categorieën en meten daarmee op ordinaal meetniveau. Deze datagegevens zijn geanalyseerd met een CHI-square test en de Mann-Withney U test.

De CHI-square test is uitgevoerd om te kijken of er een samenhang is tussen de hoogte van de scores op de L&D meting en het oplopen van blessures. De Mann-Withney U Test is gebruikt om vast te stellen of er een verschil is tussen de groep met blessures en de groep zonder blessures.

(16)

14

Resultaten

De deelnemers die het onderzoek niet hebben afgemaakt omdat ze vroegtijdig gestopt zijn met de ALO of meet momenten hebben gemist zijn niet opgenomen in dit onderzoek. Hierdoor zijn er geen missende waardes.

Beschrijvende statistiek

De deelnemers voor het onderzoek naar een verband tussen stressoren en het oplopen van een blessure bestaat uit 190 studenten. Van deze 190 deelnemers zijn er 58 (30,5%) van het vrouwelijke geslacht en 132 (69,5%) van het mannelijke geslacht. De gemiddelde leeftijd is 19,3 jaar (SD=1,9).

Tabel 1 Beschrijvende statistiek

Verklarende statistiek

Deze datagegevens zijn geanalyseerd met de independent T-test om vast te stellen of er een samenhang is tussen bepaalde stressoren en het oplopen van blessures.

Deze 10 stressoren op de ratioschaal zijn geclassificeerd in verschillende categorieën waardoor er wordt gemeten op ordinaal meetniveau. Deze datagegevens zijn geanalyseerd met een CHI-square test en de Mann-Withney U test.

De CHI-square test is uitgevoerd om te kijken of er een samenhang is tussen de hoogte van de scores op de L&D meting en het oplopen van blessures. De Mann-Withney U Test is gebruikt om vast te stellen of er een verschil is tussen de groep met blessures of de groep zonder blessures.

Alle relevante statistiek is terug te vinden in bijlage 3, 4, 5 en 6. Independent T-test

Volgens de Kolmogorov-Smirnov test zijn alle data normaal verdeeld, dit is terug te vinden in bijlage 4. Er is gebruikt gemaakt van de independent T-test om na te gaan of er een

samenhang is tussen bepaalde stressoren en het oplopen van blessures. Met de Levene Test is

Geslacht

Frequency Percent Valid Percent

Cumulative Percent

Valid 0 58 30,5 30,5 30,5

1 132 69,5 69,5 100,0

(17)

15

geanalyseerd of de varianten van beide groepen gelijk zijn. Deze test geeft aan dat de

gegevens uit de bovenste rij van de tabel gebruikt moeten worden. Van de tien stressoren die zijn gemeten bij de deelnemers blijken er twee significant te zijn. Alle relevante statistiek is terug te vinden in bijlage 4

De gemiddelde score op het item ‘prestatiedrang’ voor niet-geblesseerde (M = 55,18; SD = 19,763) lag hoger dan voor geblesseerde (M = 47,78; SD = 16,258) en was significant (t(188) = 2,335; p < ,021).

De gemiddelde score op het item ‘moeite met nee zeggen’ voor niet-geblesseerde (M = 53,07; SD = 24,061) lag hoger dan voor geblesseerde (M = 45,39; SD = 26,624) en was significant (t(188) = 2,063; p < ,040).

De andere gemiddelde scores zijn niet significant. CHI-square

De L&D metingen worden gescoord op rationiveau met een schaal van 0 tot 100. Om te kijken of er een verschil is in de hoogte van de score op de L&D meting en het wel of niet oplopen van een blessure zijn de gegevens geclassificeerd. Deze zijn als volgt verdeeld: 1,00 = 0 t/m 20 matig prikkelbaar

2,00 = 21 t/m 40 beetje prikkelbaar 3,00 = 41 t/m 60 prikkelbaar 4,00 = 61 t/m 80 erg prikkelbaar 5,00 = 81 t/m 100 Heel erg prikkelbaar

Deze datagegevens zijn getoetst middels de CHI-square samenhang, deze wordt berekend door de stressorscore te vergelijken met opgelopen blessures. Alle relevante statistiek is terug te vinden in bijlage 5.

Bij ‘gevoeligheid over spanning’ op 2,00 is 11,8% niet geblesseerd en 16,2% wel. Op dit zelfde item bij 4,00 is 21,2% niet geblesseerd en 18,1% wel. Echter zijn deze gegeven niet significant p = ,641.

Als we kijken naar ‘gehaastheid en prikkelbaarheid’ liggen deze waarde bij 4,00 andersom, namelijk 29,4% bij de niet geblesseerden en 32,4% bij de geblesseerden. Bij 5,00 liggen de

(18)

16

waarden bij de geblesseerden 2,9% ook iets hoger in vergelijking met de niet-geblesseerden 2,4%, dit zelfde geld voor scores bij 2,00 waarbij de niet geblesseerden 10,6% scoren en de geblesseerden 11,4%. De gegevens zijn tevens niet significant p = ,947.

Het item ‘prestatiedrang’ is wel significant p = ,030. In tabel 2 is te zien dat de geblesseerden beduidend hoger scoren bij 2,00 namelijk 15,3% bij de niet-geblesseerden en de

geblesseerden studenten 25,7%. Bij 3,00 scoren de niet-geblesseerden 41,2% en de geblesseerden 51,4%. Bij 4,00 is dit andersom hier scoren de niet-geblesseerden, 31,8% beduidend hoger dan de geblesseerden 19,0%. Ook bij 5,00 scoren de niet-geblesseerden 7,1% hoger dan de geblesseerden 1,9%. Dit duidt aan dat de geblesseerden deelnemers beetje prikkelbaar/prikkelbaar zijn voor deze stressor en de niet-geblesseerde zijn erg prikkelbaar tot heel erg prikkelbaar voor deze stressor.

Tabel 2 Prestatiedrang

Het vierde item van de L&D is ‘perfectionisme’, hierbij scoren de niet geblesseerden 4,7% en de geblesseerden 1,0% bij 5,00. Dit is niet significant p = ,359. Het volgende item, ‘niet kunnen delegeren’, is ook niet significant p = ,386. Op dit item scoren de niet-geblesseerden 36.5% hetgeen hoger is dan de 26,7% van de geblesseerden bij 2,00.

Bij 3,00 op het item zichzelf ‘opofferen’ scoren de geblesseerden 48,6% beduidend hoger dan de niet geblesseerden 34,1%. Bij 4,00 liggen deze waarde andersom en scoren de

niet-geblesseerden 49,9% beduidend hoger dan de niet-geblesseerden 31,4% deelnemers. Bij 5,00

Crosstab Injured Total ,00 1,00 kprestatiedrang 1,00 Count 4 2 6 % within Injured 4,7% 1,9% 3,2% 2,00 Count 13 27 40 % within Injured 15,3% 25,7% 21,1% 3,00 Count 35 54 89 % within Injured 41,2% 51,4% 46,8% 4,00 Count 27 20 47 % within Injured 31,8% 19,0% 24,7% 5,00 Count 6 2 8 % within Injured 7,1% 1,9% 4,2% Total Count 85 105 190 % within Injured 100,0% 100,0% 100,0%

(19)

17

scoren de geblesseerden 14,4% tegenover de 9,4% wat de niet-geblesseerde scoren. Echter zijn deze gegevens niet significant p = ,065.

Het item, ‘moeite met nee zeggen’ is wel significant p = ,017. Bij 3,00 scoren de

niet-geblesseerde veel hoger dan de niet-geblesseerde. Bij 1,00 en 2,00 en 4,00 scoren de niet-geblesseerde hoger. Bij 5,00 scoren juist de niet-geblesseerde weer hoger

Crosstab Injured Total ,00 1,00 kmoeitemetneezeggen 1,00 Count 5 18 23 % within Injured 5,9% 17,1% 12,1% 2,00 Count 17 31 48 % within Injured 20,0% 29,5% 25,3% 3,00 Count 34 24 58 % within Injured 40,0% 22,9% 30,5% 4,00 Count 14 19 33 % within Injured 16,5% 18,1% 17,4% 5,00 Count 15 13 28 % within Injured 17,6% 12,4% 14,7% Total Count 85 105 190 % within Injured 100,0% 100,0% 100,0% Tabel 3 Moeite met nee zeggen

De laatste drie items van de L&D meting in combinatie met het oplopen van blessures zijn niet significant. ‘Grenzen onvoldoende kennen’ heeft een waarde van p = ,835. Bij ‘volle agenda’ is de significantie p = ,420 en ‘wedijverend’ heeft een significantie van p = ,765. Dus bij ‘prestatiedrang’ en ‘moeite met nee zeggen’ zien we significante verschillen, bij de rest niet.

Mann-Withney U Test

De Mann-Withney U Test geeft voor alle items aan welke groep een hogere totaal score heeft op de L&D meting. In tabel 3 is dit te zien. Alle relevante output van de Mann-Withney U Test is terug te vinden in bijlage 6.

Ook bij dit onderzoek zijn de items ‘prestatiedrang’ p = ,017 en ‘moeite met nee zeggen’ p = ,019 significant. De rest van de items is allemaal niet significant. Voor

(20)

18

niet-geblesseerden (sum of rank 8955,50). De geblesseerden (sum of rank 9169,00) scoren ook hoger bij ‘moeite met nee zeggen’ dan de niet-geblesseerden (sum of rank 8976,00). Wat interessant is om te zien in de tabel is dat de geblesseerden studenten op elk item hoger scoren met de sum of rank in vergelijking met de niet-geblesseerden.

Ranks

Injured N Mean Rank Sum of Ranks

kgevoeligheid ,00 85 98,76 8394,50 1,00 105 92,86 9750,50 Total 190 kgehaast ,00 85 94,13 8001,00 1,00 105 96,61 10144,00 Total 190 kprestatiedrang ,00 85 105,36 8955,50 1,00 105 87,52 9189,50 Total 190 kperfectionisme ,00 85 101,03 8587,50 1,00 105 91,02 9557,50 Total 190 knietkunnendelegeren ,00 85 90,78 7716,00 1,00 105 99,32 10429,00 Total 190 kzichzelfopofferen ,00 85 99,45 8453,50 1,00 105 92,30 9691,50 Total 190 kmoeitemetneezeggen ,00 85 105,60 8976,00 1,00 105 87,32 9169,00 Total 190 kgrenzenonvoldoendekenne n ,00 85 93,72 7966,50 1,00 105 96,94 10178,50 Total 190 kvolleagend ,00 85 96,66 8216,00 1,00 105 94,56 9929,00 Total 190 kwedijverend ,00 85 93,96 7986,50 1,00 105 96,75 10158,50 Total 190

(21)

19

Discussie & Aanbevelingen

Het doel van dit onderzoek is om te onderzoeken of er een relatie bestaat tussen factoren die stress kunnen opleveren en het al dan niet oplopen van blessures om vervolgens stressoren in kaart te kunnen brengen die van invloed zijn op het ontstaan van blessures.

Hypothese 1

Hoge scores op de items ‘volle agenda’, ‘zichzelf opofferen’ en ‘niet kunnen delegeren’ zijn niet van invloed bij het oplopen van blessures. Uit de resultaten blijkt dat hier geen uitspraak over gedaan kan worden. Alle meetgegevens over deze items zijn niet significant.

Hypothese 2

Studenten die hoger scoren op de items ‘prestatiedrang’, ‘gehaastheid en geprikkelheid’ en ‘gevoeligheid over spanning’ hebben meer blessures.

Uit de resultaten blijkt dat er geen uitspraak gedaan kan worden over de items ‘gehaastheid en prikkelheid’ en ‘gevoeligheid over spanning’ omdat de meetgegevens niet significant zijn. Wel blijkt uit de resultaten dat er een verband is tussen ‘prestatiedrang’ en het oplopen van blessures. Uit de independent T-test blijkt dat de gemiddelde scores van de niet geblesseerden hoger ligt dan bij de geblesseerden. Uit de CHI-square test blijkt dat de er meer niet

geblesseerden zijn bij 1,00 bij 4,00 en bij 5,00. Op de score 2,00 en 3,00 scoren de geblesseerden juist hoger. Uit de Mann-Withney U Test blijkt dat de geblesseerden een hogere totaal score hebben. Dit laatste zou te verklaren kunnen zijn uit het feit dat er meer respondenten scoren in de categorie 2,00 en 3,00 in verhouding tot de categorie 1,00, 4,00 en 5,00.

Een verklaring voor de uitkomst van de CHI-square test kan gevonden worden in de mate waarin een atleet druk voelt om te presteren. Drive theorie gaat uit van een verband tussen prestatie en optimale arousal om dit te bewerkstelligen (Zaichkowsky & Naylor, 2004). Het is niet logisch dat een atleet een eenvoudig taak niet correct uit zou kunnen voeren.

Doelen stellen voorafgaande aan een prestatie kan helpen in de mate van arousal en daardoor de mate waarin een sporter presteert positief beïnvloeden (Zaichkowsky & Naylor, 2004). Onderzoekt bewijst dat sporters met een hoger angstlevel om te presteren beter scoorden dan sporters met minder angst om te presteren (Raglin, 1992). Deze onderzoeken zouden kunnen verklaren waarom er minder blessures zijn in de categorie 4,00 en 5,00, omdat het arousal level en de mate van angst van sporters om te presteren hoger is. Dit zou ook kunnen

(22)

20

verklaren dat er meer blessures zijn in de categorie 2,00 en 3,00 omdat de mate van ‘prestatieangst’ lager ligt waardoor de prestatie afneemt. Dit behoeft verder onderzoek.

Daarentegen stelt Johnson (2006) dat er een kans is op toename van blessures als de sporter stress ervaart omdat het de mate van concentratie vermindert. Onderzoek van Wouw (2001) ondersteunt dat en zegt dat de mate van aandacht afneemt waardoor het gezichtsveld van de sporter versmalt en hierdoor de kans op blessures toeneemt.

In dit onderzoek is in algemene zin gekeken naar stressoren. Er is echter niet gekeken naar het al dan niet aanwezig zijn van deze stressoren op het moment dat de blessure is ontstaan of ontwikkeld. De blessure kan niet volledig aan een van de stressoren geweten worden. Daarnaast zijn ook andere factoren van invloed bij het ontstaan van blessures. Denk hierbij aan de interne en externe factoren van Van Teeffelen (2010) genoemd in de inleiding.

Williams & Andersen (1998) geven aan dat stress complex in elkaar steekt en dat er veel verschillende factoren van invloed zijn bij het ervaren van stress. Zo moet er rekening gehouden worden met persoonskernmerken, verleden met stressoren en stress coping. Interessant om te zien bij de Mann-Withney U Test is dat de geblesseerde groep op elk item hoger scoort in vergelijking met de niet geblesseerde groep. Dit geldt voor zowel de

significante items als de niet significante items. Er zou gesteld kunnen worden dat mensen die gevoeliger zijn voor stress meer kans hebben om blessures op te lopen. Hiermee zou

geconcludeerd kunnen worden dat de mate van stress het risico op blessures verhoogt. Dit zou overeenkomen met het model van Williams & Andersen (1998) die stellen dat stress niveau wel degelijk van invloed is bij het oplopen van blessures.

Het zou dan logisch zijn dat de geblesseerde deelnemers hoger scoren op de items van de L&D meting, dit is echter niet het geval. Het aantal deelnemers dat hoog scoort op de L&D meting is kleiner dan de groep die gemiddeld scoort. De groepsgrootte kan van invloed zijn op resultaten (Leary, 2004). Bij kleinere groepen is er meer kans op toevalligheden. Deze toevalligheden hebben een grotere invloed op de resultaten dan bij een grote groep. De uitschieters in een grote groep hebben veel minder effect op het gemiddelde van de resultaten dan bij een kleine groep (Leary, 2004). Dit zou een verklaring kunnen zijn dat de groep

geblesseerde niet altijd het hoogste scoort op de CHI-square test bij de resultaten omdat er een grotere kans is op toevalligheden die invloed hebben op de uitkomst.

Een discutabel punt is de L&D meting zelf. Over de meting is weinig informatie te vinden en de meting wordt nauwelijks onderbouwd in de literatuur. De vraag is waarop de

(23)

21

testen gebaseerd zijn en hoe uitslagen tot stand komen. Daarnaast wordt er geen uitspraak gedaan over de uitkomsten van de metingen. Er komt een score uit aan de hand van vragenlijsten die zijn a6fgenomen, maar er wordt nergens vermeld hoe de scores

geïnterpreteerd moeten worden. De scores kunnen op verschillende manieren geïnterpreteerd worden. Een hoge score betekent dat iemand gevoelig is voor een bepaalde stressor en dat de kans om stress te ervaren van deze stressor heel hoog is. Ook kan de data geïnterpreteerd worden dat een hoge score aangeeft dat iemand gevoelig is voor een bepaalde stressor, maar dat dit niet hoeft te leiden tot stress omdat er geen rekening is gehouden met de mate van stresscoping. Een interpretatie zou ook nog kunnen zijn dat de deelnemers die laag scoren op de test een effectieve manier hebben van stresscoping voor een bepaald item. Er is niet bekend of de L&D test betrouwbaar en valide is.

L&D support (2015) geeft aan te voldoen aan het EFPA beoordelingsmodel en hierdoor betrouwbaar te zijn. EFPA Test Review Model heeft als belangrijkste doel om een beschrijving en gedetailleerde beoordeling te geven op psychologische beoordelingstesten, vragenlijsten en schalen die onder andere gebruikt worden binnen het onderwijs en werk (Evers et al., 2012). Het EFPA Test Review Model maakt deel uit van de informatiestrategie van EFPA. Zij hebben als voornaamste doel om alle noodzakelijke technische informatie te geven om het gebruik van diverse testen te verbeteren. (Evers et al., 2012; Muñiz & Bartram, 2007). Voldoet een test niet aan de eisen van EFPA mogen zij ook niet publiceren dat ze getest zijn door dit merk. Dit keurmerk biedt houvast voor de betrouwbaarheid van de test. Dit neemt echter niet weg dat er inhoudelijk over de test weinig informatie is te vinden en dat het niet duidelijk is wat de meetgegevens precies inhouden.

Aanbeveling vervolgonderzoek

Naar aanleiding van het onderzoek wordt aangeraden om de volgende punten nog verder te onderzoeken.

1. Verder onderzoek naar de wijze waarop de L&D meting geïnterpreteerd kunnen worden, zodat ze eenduidig kunnen worden toegepast.

2. Wanneer een blessure zich manifesteert onderzoeken of er op dat moment stress werd ervaren bij de student en aan welke stressoren deze gekoppeld kunnen worden. Zodat de student inzicht krijgt in het effect van stressoren op presteren en interventies gepleegd kunnen worden om herhaling te voorkomen.

(24)

22

3. Onderzoeken of de overige stressoren ‘gevoeligheid en overspanning’, ‘gehaastheid en geprikkelheid’, ‘perfectionisme’, ‘niet kunnen delegeren’, ‘zichzelf opofferen’,

‘grenzen onvoldoende kennen’, ‘volle agenda’ en ‘wedijveren’ van invloed zijn op het ontstaan van blessures.

Aanbeveling beroepspraktijk

De aanbevelingen zijn gericht op het voorkomen van blessures en het verlagen van de uitstroom onder (eerstejaars) studenten.

1. Onderzoeken wat effectieve manieren zijn van stress coping op de items ‘prestatiedrang’ en ‘moeite met nee zeggen’.

2. Implementatie van bovengenoemd onderzoek verwerken in het curriculum. Bijvoorbeeld tijdens studie begeleidingsuren, zo kunnen de studenten stressvolle situaties herkennen en hiernaar handelen om de kans op blessures te verkleinen. 3. Een alternatief zou kunnen zijn het inzetten van coaching voor studenten die scoren op

(25)

23

Conclusie

De conclusie van dit onderzoek is dat er een verband is tussen ‘prestatiedrang’ en ‘moeite met nee zeggen’ bij het oplopen van blessures. Bij ‘prestatiedrang’ is er een positief verband gevonden met het oplopen van blessures bij de groep ‘beetje prikkelbaar’ en ‘prikkelbaar’. Er is een negatief verband gevonden bij de groep ‘erg prikkelbaar’ en ‘heel erg prikkelbaar’. Bij het item ‘moeite met nee zeggen’ is er een positief verband gevonden met de groepen

‘prikkelbaar’ en ‘heel erg prikkelbaar’. Er is een negatief verband gevonden bij de groepen ‘matig prikkelbaar’, ‘beetje prikkelbaar’ en ‘erg prikkelbaar.’

Dit onderzoek toont niet aan dat er een verband is tussen de stressoren ‘gevoeligheid over spanning’, ‘gehaastheid en prikkelbaarheid’, ‘perfectionisme’, ‘niet kunnen delegeren’, ‘zichzelf opofferen’, ‘grenzen onvoldoende kennen’, ‘volle agenda’ en ‘wedijverend’.

(26)

24

Literatuurlijst

Bakker, F. C. (1991, 20 september). Psychologie van de sport en blessurerisico. The practioner, 1991(8), 769–773.

Coping - 5 definities - Encyclo. (2019). Geraadpleegd op 18 maart 2019, van

https://www.encyclo.nl/begrip/Coping internetbron

Dunn, G. H. (1999). A theoretical framework for structuring the content of competitive worry (Devine, Rove & Olson, 2000) (Ohlin & Rossener, 1994) (Goodwin, 1997).

Fuller, C. W. (2005). An assessment of the relationship between behaviour and injury in the workplace: A case study in professional football. Saftey Science, 43, 213 – 224. in ice hockey. Journal of Sport and Exercise Psychology, 21, 259-279.

De Greef, M. (2009). Het belang van bewegen voor onze gezondheid. Geraadpleegd van http://www.gybocare.be/docs/rapport-belang_van_bewegen.pdf

Evers, A., Hagenmeister, C., Høstmælingen, A., Lindley, P., Muñiz , J., & Sjöberg, A. (2013). EFPA Review Model for the Description and Evaluation of Psychological and

Educational Tests, 4.2.6.

Hackfort, D., & Kleinert, J. (2007). Research on sport injury development: Former and future approaches from an action theory perspective. International Journal of Sport and Exercise Psychology, 5(4), 324–339. https://doi.org/10.1080/1612197x.2007.9671839 Hendriksen, I. (2009, 16 april). Preventie en behandeling van psychische klachten bij ouderen

door meer bewegen. Dr. Ingrid Hendriksen [College-slides]. Geraadpleegd van

https://docplayer.nl/8261845-Preventie-en-behandeling-van-psychische-klachten-bij-ouderen-door-meer-bewegen-dr-ingrid-hendriksen.html

Heinrich, J., Jans, M. P., & Hildebrandt, V. H. (2005). Kan bewegingsstimulering psychische klachten voorkómen en verminderen? Tijdschrift voor Bedrijfs- en

Verzekeringsgeneeskunde, 13(12), 442–446. https://doi.org/10.1007/bf03074285 Van den Heuvel, S. G., Boshuizen, H. C., Hildebrandt, V. H., Blatter, B. M., Ariens, G. A.

M., & Bongers, P. M. (Reds.). (2003). Sporten, type werk, arbeidsverzuim en welbevinden: resultaten van een 3-jarige follow-up studie.

(27)

25

Huang, H., & Humphreys, B. R. (2012). Sports participation and happiness: Evidence from US microdata.

Ivarsson, A. (2008). Psychological predictors of sport injuries amon soccer players. Sport Psychology, pp. 91–120.

Johnson, U. (2006). Sport Injury, Psychology and Intervention: An overview of empirical findings.from.http.www.idrottsforum.org

Letsels | Cijfers & Context | Sportblessures | Volksgezondheidenzorg.info. (2013). Geraadpleegd op 16 maart 2019, van

https://www.volksgezondheidenzorg.info/onderwerp/letsels/cijfers-context/sportblessures

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, (2018). claimbeoordeling WIA bij psychische problematiek. Geraadpleegd van

file:///C:/Users/HP/AppData/Local/Packages/Microsoft.MicrosoftEdge_8wekyb3d8bb

we/TempState/Downloads/Claimbeoordeling-WIA-bij-psychische+problematiek%20(1).pdf

Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB.) (z.d.). Geraadpleegd op 16 maart 2019, van

https://www.sportzorg.nl/bibliotheek/nederlandse-norm-gezond-bewegen-nngb

Pargman, D., & Lunt, S. D. (1989). The relationship of self – concept and locus of control to the severity in freshman collegiate football players. Sports Medicine, Training and Rehabilitation, 1, 201 – 208.

Raglin, J.S. (1992). 9. Exercise and Sport Science Reviews, 20(1). https://doi.org/10.1249/00003677-199200200-00009

Rogers, T. M., & Landers, D. M. (2005). Mediating Effects of Pheripheral Vision in the life event Stress/Athletic Injury Relationship. Journal of Sport and Exercise Psychology, 27, 271288.

Rogers, T.M., & Landers, D.M. (2005). Mediating Effects of Pheripheral Vision in te life event Stress/Athletic Injury Relationship. Journal of Sport and Exercise Psychology, 27, 271-288.

(28)

26

Simth, R. E., Ptacek, J. T., & Smoll, F. L. (2002). Sensation Seeking, Stress and Adolecent Injuries: A test of Stress – Buffering, Risk – taking and Coping Skills Hypotheses. Journal of Personality and Social Psychology , 62, 1016-1024.

Van Teeffelen, W. M. (2010). Sportblessures. Bijblijven, 26(10), 57–62.

https://doi.org/10.1007/s12414-010-0135-8

Tiessen-Raaphorst, Z.H., Kerssens, J.J., de Bakker, D.H., Wendel-Vos, G.C.W. (2005). Sporters vitaal! De gezondheid van sporters vegeleken met niet-sporters. Verhagen, E. A., Van Stralen, M. M., & Van Mechelen, W. (2010). Behaviour, the

Factor for Sports Injury Prevention. Sports Medicine, 40(11), 899–906.

https://doi.org/10.2165/11536890-000000000-00000

Williams, J. M., & Andersen, M. B. (1998). Psykosocial antecedents of sport injury: Review and critique of the stress and injury model. Journal of Applied Sport Psychology, 10, 5-25

Van der Wouw, A. (2001). Geneeskunde en sport 34,5: Sportblessures: de aspecten tussen de oren.

Zaichkowsky, L.D., & Naylor, A.H. (2004). Arousal in Sport. Boston University, Boston, Masachusetts, USA.

Zimbardo, P. G., Johnson, R. L., & McCann, V. (2014). Psychologie: de essentie (3e ed.). Amsterdam, Nederland: Pearson Benelux.

(29)

27

Bijlage 1

Toestemmingsverklaring TOESTEMMINGSVERKLARING [digitaal] Voornaam: ______________ Achternaam: ______________ Klas: ______________ Geboorte datum: ______________

Voorafgaand aan deelname aan de Gezondheidsmonitor is het geven van toestemming noodzakelijk. Ik stem in met deelname aan het onderzoek.

❑ Ja

❑ Nee (einde vragenlijst)

Voor deelname aan de Blessuremonitor:

• Ik ben naar tevredenheid over het onderzoek geïnformeerd en ik heb de schriftelijke informatie goed gelezen.

• Ik ben in de gelegenheid gesteld om vragen over het onderzoek te stellen en mijn vragen zijn naar tevredenheid beantwoord.

• Ik heb goed over deelname aan het onderzoek kunnen nadenken.

• Ik heb het recht mijn toestemming op ieder moment weer in te trekken zonder dat ik daarvoor een reden hoef op te geven.

• De resultaten en persoonlijke informatie zullen zeer vertrouwelijk behandeld worden.

• Ik heb er geen bezwaar tegen dat de gegevens en resultaten uit dit onderzoek in een beveiligde database worden opgeslagen en geanonimiseerd gebruikt worden voor toekomstig onderzoek.

• Ik heb er geen bezwaar tegen dat foto’s of videomateriaal van mij gemaakt tijdens de test gebruikt worden voor onderzoeksdoeleinden (presentaties, informatiefolder etc.).

• Ik geef toestemming aan de onderzoekers om informatie over sportgerelateerde klachten door te geven aan de sportarts en de fysiotherapeut verbonden van de Hogeschool van Amsterdam.

• Ik geef toestemming aan de sportarts om de resultaten van het sportmedisch onderzoek dat eerder dit jaar heeft plaatsgevonden door te geven aan de onderzoekers.

• Ik geef toestemming aan de ALO om gegevens (L&D score, studieresultaten) door te geven aan de onderzoekers.

• Ik geef toestemming aan de onderzoekers om mij per mail of telefonisch te benaderen bij eventuele onduidelijkheden over de onderzoeksgegevens of bij missende informatie.

• Het onderzoeksteam draagt met zorgvuldigheid zorg voor een veilige uitvoering van het onderzoek. Echter deelname aan het onderzoek geschiedt op eigen risico.

• Ik kan geen aanspraak maken op verzorging of vergoeding vanuit het onderzoek als er tijdens de duur van het onderzoek een blessure ontstaat.

Ondergetekende verklaart dat de hierboven genoemde persoon zowel schriftelijk als mondeling over het bovenvermelde onderzoek geïnformeerd is. Zij verklaren tevens dat een voortijdige beëindiging van de deelname door bovengenoemde persoon van geen enkele invloed zal zijn op de zorg die hem of haar toekomt.

Naam: Sander Bliekendaal

Onderzoeker lectoraat Sportzorg

Handtekening:

(30)

28

Bijlage 2

Blessure monitor

Hierbij nodigen we je uit om de Blessuremonitor in te vullen. Deze vragenlijst ontvang je 2 keer per lesblok en geeft inzicht in opgelopen blessures. Indien je een blessure hebt (gehad) dan duurt het invullen van de vragenlijst zo’n 3 minuten. Zo niet, dan aanzienlijk korter. Deze vragenlijst gaat over de periode: xxx tot xxx

Voornaam: ______________ Achternaam: ______________

Definitie: Een fysieke klacht die ontstaan is door een (sport)activiteit waardoor je minimaal 1 dag niet of in mindere mate hebt kunnen deelnemen aan praktijklessen, trainingen en/of wedstrijden.

NIET geblesseerd is:

> Volledig kunnen meedoen aan trainingen en wedstrijden.

> Fysieke klachten die niet leiden tot een vermindering van sportdeelname zijn geen blessure.

> Verminderde lichamelijke activiteit ivm vermoeidheid of ziekte (bv griep) is geen blessure.

WEL geblesseerd is:

> Volledig ontzien van bepaalde fysieke activiteiten vanwege fysieke klachten.

> Klachten aan een deel van het lijf waardoor beweging ontzien wordt.

> Niet op volledige intensiteit kunnen meedoen vanwege fysieke klachten.

> Minder beurten kunnen maken vanwege fysieke klachten. > Voortijdig deelname aan les, training of wedstrijd beëindigen vanwege fysieke klachten.

1. Heb je in xxxx tot xxxx last gehad van een (sport)blessure? ❑ Nee → einde vragenlijst

Ja, ik heb door mijn blessure minimaal 1 dag niet of in mindere mate kunnen sporten

De volgende vragen hebben betrekking op je meest ernstige blessure. 2. Was de blessure (een herhaling van) een reeds bestaande blessure?

❑ Nee, het betreft een nieuwe blessure

❑ Ja, de blessure was al voor xxxontstaan (en gemeld) maar ik was aan het begin van xxx nog niet hersteld. → einde vragenlijst

❑ Ja, eerder dezelfde blessure gehad maar ik was weer hersteld.

3. Betrof het een plotseling of een geleidelijk ontstane blessure? ❑ Geleidelijk ontstaan

❑ Plotseling ontstaan.

4. Wanneer is de blessure ontstaan? ❑ Tijdens een training

❑ Tijdens een wedstrijd ❑ Tijdens de introductieweek

❑ Tijdens een andere (sportieve) activiteit

❑ Onbekend, het betreft een geleidelijk ontstane blessure

Blessureregistratie

(31)

29

5. Bij welke sport/activiteit is de blessure ontstaan?

❑ Niet bij sport ❑ Rugby

❑ Atletiek, onderdeel: ______________ ❑ Schaatsen/skeeleren ❑ Badminton ❑ Skieën/snowboarden ❑ Basketbal ❑ Softbal/Honkbal ❑ Dansen/ bewegen op muziek ❑ Tennis

❑ Fitness/krachttraining ❑ Turnen, onderdeel: ______________ ❑ Handbal ❑ Vecht/verdedigingssport

❑ Hockey ❑ Voetbal

❑ Kitesurfen ❑ Volleybal ❑ Korfbal ❑ Wielrennen

❑ MTB ❑ Zwemmen

❑ Paard-/pony rijden ❑ Anders, namelijk: _____________ ❑ Onbekend

6. Was er bij het oplopen van de blessure sprake van een letsel door (in)direct contact? ❑ Ja, letsel door direct contact met een object (bv hockeystick, bal, muur)

❑ Ja, letsel door direct contact met een persoon (bv tackle, stoot, botsing, landen op andermans voet) ❑ Ja, letsel door indirect contact met object of persoon (bv vallen of verzwikken na duw of trekactie) ❑ Nee, letsel zonder contact met persoon of object

❑ Onbekend, het betreft een geleidelijk ontstane blessure

7. Welke factoren hebben bijgedragen aan het oplopen van de blessure? (meerder antwoorden mogelijk)

❑ Val ❑ Explosieve beweging (bv hard gooien/schieten/sprinten) ❑ Onjuiste landing ❑ Slecht of onvolledig uitgevoerde beweging

❑ Plotseling wenden, keren of stoppen ❑ Onvolledig herstel voorgaande blessure ❑ Verstappen of verdraaien ❑ Vermoeidheid

❑ Herhaalde en/of eenzijdige belasting ❑ Ondergrond (soort of conditie)

(32)

30

8. Waar was de blessure gelokaliseerd? Aan welke kant (links of rechts). Indien je aan beide kanten klachten hebt kruis dan links én rechts aan. En wat was de diagnose?

Lichaamsdeel ❑ Hoofd/gezicht ❑ Nek/hals ❑ Schouder ❑ Sleutelbeen ❑ Bovenarm ❑ Elleboog ❑ Onderarm ❑ Pols ❑ Hand/vingers/duim ❑ Bovenrug ❑ Onderrug ❑ Billen

❑ Borst (inclusief organen) ❑ Buik (inclusief organen) ❑ Heup/bekken ❑ Lies ❑ Bovenbeen voorzijde ❑ Bovenbeen achterzijde ❑ Knie ❑ Onderbeen voorzijde ❑ Onderbeen achterzijde ❑ Achillespees ❑ Enkel ❑ Hiel ❑ Voet/tenen ❑ Anders, namelijk________________

9. Aan welke kant? ❑ Links

❑ Rechts ❑ Beide

❑ Niet van toepassing

10. Wat was de diagnose? ❑ Botbreuk

❑ Andere botaandoening (bv. shinsplint/MTSS, stressfractuur) ❑ Verrekte band/gewrichtskneuzing (bv. verzwikte enkel) ❑ Gescheurde band (bv. gescheurde enkelband of kruisband) ❑ Ontwrichting / luxatie (bv. schouder uit de kom)

(33)

31

❑ Gewrichtsontsteking

❑ Meniscus- of kraakbeenschade (bv. patellofemoraal syndroom) ❑ Kramp/spierpijn

❑ Spierkneuzing (bv. ijsbeentje) ❑ Spierverrekking

❑ Spierscheuring

❑ Peesontsteking (bv. jumpers/runners knee, tenniselleboog) ❑ Peesverrekking ❑ Peesscheuring ❑ Hersenschudding ❑ Gebitsproblemen ❑ Schaafwond/open wond ❑ Blauwe plek/bloeduitstorting ❑ Zenuwaandoening ❑ Discusproblematiek ❑ Slijmbeursontsteking ❑ Anders, namelijk ___________________

11. Hoe lang heb je niet of in mindere mate kunnen sporten door deze blessure?

❑ Ik ben inmiddels hersteld. Geef aan hoeveel dagen de blessure heeft geduurd: ______ dagen ❑ ik ben nog niet hersteld

12. Heb je nog een andere blessure opgelopen? Zo ja, vul die hieronder in. ❑ Nee → einde vragenlijst

❑ Ja, namelijk:

Lichaamsdeel Diagnose

1. 2.

Bedankt voor het invullen van deze vragenlijst!

Indien je verder opmerkingen hebt of feedback op de vragenlijst dan kun je deze hieronder invullen.

______________________________________________________________________ [Einde vragenlijst]

(34)

32

Bijlage 3

Beschrijvende statistiek Statistics leeftijd N Valid 190 Missing 0 Mean 19,3637 Median 18,7598 Mode 17,05a Std. Deviation 1,88149 Sum 3679,10

a. Multiple modes exist. The smallest value is shown

leeftijd

Frequency Percent Valid Percent

Cumulative Percent Valid 16,61 1 ,5 ,5 ,5 16,88 1 ,5 ,5 1,1 16,93 1 ,5 ,5 1,6 17,00 1 ,5 ,5 2,1 17,04 1 ,5 ,5 2,6 17,05 2 1,1 1,1 3,7 17,08 1 ,5 ,5 4,2 17,08 1 ,5 ,5 4,7 17,10 1 ,5 ,5 5,3 17,11 1 ,5 ,5 5,8 17,13 1 ,5 ,5 6,3 17,26 1 ,5 ,5 6,8 17,27 1 ,5 ,5 7,4 17,31 1 ,5 ,5 7,9 17,32 2 1,1 1,1 8,9 17,33 1 ,5 ,5 9,5 17,35 2 1,1 1,1 10,5 17,36 1 ,5 ,5 11,1 17,37 1 ,5 ,5 11,6 17,38 1 ,5 ,5 12,1 17,39 1 ,5 ,5 12,6

(35)

33 17,42 1 ,5 ,5 13,2 17,44 1 ,5 ,5 13,7 17,45 1 ,5 ,5 14,2 17,45 1 ,5 ,5 14,7 17,46 1 ,5 ,5 15,3 17,48 1 ,5 ,5 15,8 17,50 1 ,5 ,5 16,3 17,56 2 1,1 1,1 17,4 17,57 1 ,5 ,5 17,9 17,66 1 ,5 ,5 18,4 17,67 1 ,5 ,5 18,9 17,72 1 ,5 ,5 19,5 17,73 1 ,5 ,5 20,0 17,79 1 ,5 ,5 20,5 17,82 1 ,5 ,5 21,1 17,84 1 ,5 ,5 21,6 17,86 2 1,1 1,1 22,6 17,88 1 ,5 ,5 23,2 17,89 1 ,5 ,5 23,7 17,90 1 ,5 ,5 24,2 17,90 1 ,5 ,5 24,7 17,93 1 ,5 ,5 25,3 17,94 1 ,5 ,5 25,8 17,95 1 ,5 ,5 26,3 17,97 1 ,5 ,5 26,8 17,97 1 ,5 ,5 27,4 18,05 1 ,5 ,5 27,9 18,06 1 ,5 ,5 28,4 18,08 1 ,5 ,5 28,9 18,14 1 ,5 ,5 29,5 18,14 2 1,1 1,1 30,5 18,15 1 ,5 ,5 31,1 18,15 1 ,5 ,5 31,6 18,18 1 ,5 ,5 32,1 18,18 1 ,5 ,5 32,6 18,21 1 ,5 ,5 33,2 18,24 1 ,5 ,5 33,7 18,25 1 ,5 ,5 34,2 18,28 1 ,5 ,5 34,7 18,28 1 ,5 ,5 35,3 18,29 1 ,5 ,5 35,8

(36)

34 18,30 1 ,5 ,5 36,3 18,30 2 1,1 1,1 37,4 18,31 1 ,5 ,5 37,9 18,37 1 ,5 ,5 38,4 18,38 1 ,5 ,5 38,9 18,40 1 ,5 ,5 39,5 18,40 1 ,5 ,5 40,0 18,41 2 1,1 1,1 41,1 18,42 1 ,5 ,5 41,6 18,44 1 ,5 ,5 42,1 18,44 1 ,5 ,5 42,6 18,45 1 ,5 ,5 43,2 18,48 1 ,5 ,5 43,7 18,51 1 ,5 ,5 44,2 18,52 1 ,5 ,5 44,7 18,56 1 ,5 ,5 45,3 18,58 1 ,5 ,5 45,8 18,60 1 ,5 ,5 46,3 18,63 1 ,5 ,5 46,8 18,64 1 ,5 ,5 47,4 18,66 1 ,5 ,5 47,9 18,70 1 ,5 ,5 48,4 18,72 1 ,5 ,5 48,9 18,75 1 ,5 ,5 49,5 18,76 1 ,5 ,5 50,0 18,76 1 ,5 ,5 50,5 18,81 1 ,5 ,5 51,1 18,83 1 ,5 ,5 51,6 18,84 1 ,5 ,5 52,1 18,86 1 ,5 ,5 52,6 18,87 1 ,5 ,5 53,2 18,89 1 ,5 ,5 53,7 18,90 1 ,5 ,5 54,2 18,95 2 1,1 1,1 55,3 18,98 1 ,5 ,5 55,8 19,02 1 ,5 ,5 56,3 19,05 1 ,5 ,5 56,8 19,13 1 ,5 ,5 57,4 19,23 1 ,5 ,5 57,9 19,23 1 ,5 ,5 58,4 19,28 1 ,5 ,5 58,9

(37)

35 19,30 1 ,5 ,5 59,5 19,33 1 ,5 ,5 60,0 19,37 1 ,5 ,5 60,5 19,38 1 ,5 ,5 61,1 19,47 1 ,5 ,5 61,6 19,47 1 ,5 ,5 62,1 19,49 1 ,5 ,5 62,6 19,51 1 ,5 ,5 63,2 19,66 1 ,5 ,5 63,7 19,66 1 ,5 ,5 64,2 19,73 1 ,5 ,5 64,7 19,84 1 ,5 ,5 65,3 19,84 1 ,5 ,5 65,8 19,85 1 ,5 ,5 66,3 19,92 1 ,5 ,5 66,8 19,92 1 ,5 ,5 67,4 19,99 1 ,5 ,5 67,9 20,11 1 ,5 ,5 68,4 20,16 1 ,5 ,5 68,9 20,18 1 ,5 ,5 69,5 20,24 1 ,5 ,5 70,0 20,24 1 ,5 ,5 70,5 20,27 1 ,5 ,5 71,1 20,31 1 ,5 ,5 71,6 20,32 1 ,5 ,5 72,1 20,42 1 ,5 ,5 72,6 20,45 1 ,5 ,5 73,2 20,47 1 ,5 ,5 73,7 20,53 1 ,5 ,5 74,2 20,58 1 ,5 ,5 74,7 20,59 1 ,5 ,5 75,3 20,64 1 ,5 ,5 75,8 20,71 1 ,5 ,5 76,3 20,78 1 ,5 ,5 76,8 20,82 1 ,5 ,5 77,4 20,95 1 ,5 ,5 77,9 20,96 1 ,5 ,5 78,4 21,00 1 ,5 ,5 78,9 21,01 1 ,5 ,5 79,5 21,03 1 ,5 ,5 80,0 21,14 1 ,5 ,5 80,5

(38)

36 21,16 1 ,5 ,5 81,1 21,27 1 ,5 ,5 81,6 21,34 1 ,5 ,5 82,1 21,40 1 ,5 ,5 82,6 21,42 1 ,5 ,5 83,2 21,47 1 ,5 ,5 83,7 21,51 1 ,5 ,5 84,2 21,57 2 1,1 1,1 85,3 21,60 1 ,5 ,5 85,8 21,63 1 ,5 ,5 86,3 21,73 1 ,5 ,5 86,8 21,78 1 ,5 ,5 87,4 21,80 1 ,5 ,5 87,9 21,83 1 ,5 ,5 88,4 22,00 1 ,5 ,5 88,9 22,04 1 ,5 ,5 89,5 22,06 1 ,5 ,5 90,0 22,14 1 ,5 ,5 90,5 22,16 1 ,5 ,5 91,1 22,21 1 ,5 ,5 91,6 22,29 1 ,5 ,5 92,1 22,38 1 ,5 ,5 92,6 22,52 1 ,5 ,5 93,2 22,52 1 ,5 ,5 93,7 22,57 1 ,5 ,5 94,2 22,97 1 ,5 ,5 94,7 23,15 1 ,5 ,5 95,3 23,64 1 ,5 ,5 95,8 23,64 1 ,5 ,5 96,3 23,74 1 ,5 ,5 96,8 23,75 1 ,5 ,5 97,4 23,82 1 ,5 ,5 97,9 24,15 1 ,5 ,5 98,4 24,26 1 ,5 ,5 98,9 24,60 1 ,5 ,5 99,5 24,74 1 ,5 ,5 100,0 Total 190 100,0 100,0

(39)

37 Statistics Geslacht N Valid 190 Missing 0 Mean ,69 Median 1,00 Mode 1 Std. Deviation ,462 Sum 132 Geslacht

Frequency Percent Valid Percent

Cumulative Percent

Valid 0 58 30,5 30,5 30,5

1 132 69,5 69,5 100,0

(40)

38

Bijlage 4

Normaalverdeling

Case Processing Summary

Cases

Valid Missing Total

N Percent N Percent N Percent

gevoeligheid overspanning 190 100,0% 0 0,0% 190 100,0% gehaastheid en geprikkeldheid 190 100,0% 0 0,0% 190 100,0% prestatiedrang 190 100,0% 0 0,0% 190 100,0% perfectionisme 190 100,0% 0 0,0% 190 100,0%

niet kunnen delegeren 190 100,0% 0 0,0% 190 100,0%

zichzelf opofferen 190 100,0% 0 0,0% 190 100,0%

moeite met nee zeggen 190 100,0% 0 0,0% 190 100,0%

grenzen onvoldoende kennen 190 100,0% 0 0,0% 190 100,0% volle agenda 190 100,0% 0 0,0% 190 100,0% Wedijverend 190 100,0% 0 0,0% 190 100,0% Descriptives Statistic Std. Error

gevoeligheid overspanning Mean 50,62 ,695

95% Confidence Interval for Mean Lower Bound 49,25 Upper Bound 51,99 5% Trimmed Mean 50,56 Median 50,00 Variance 91,644 Std. Deviation 9,573 Minimum 26 Maximum 79 Range 53 Interquartile Range 12 Skewness ,176 ,176 Kurtosis -,237 ,351 gehaastheid en geprikkeldheid Mean 55,52 ,850

95% Confidence Interval for Mean

Lower Bound 53,84 Upper Bound 57,19

(41)

39 Median 57,00 Variance 137,383 Std. Deviation 11,721 Minimum 24 Maximum 90 Range 66 Interquartile Range 16 Skewness -,110 ,176 Kurtosis ,359 ,351 prestatiedrang Mean 50,51 1,314

95% Confidence Interval for Mean Lower Bound 47,92 Upper Bound 53,10 5% Trimmed Mean 50,53 Median 50,00 Variance 328,294 Std. Deviation 18,119 Minimum 0 Maximum 93 Range 93 Interquartile Range 21 Skewness -,068 ,176 Kurtosis ,064 ,351 perfectionisme Mean 50,05 1,023

95% Confidence Interval for Mean Lower Bound 48,03 Upper Bound 52,07 5% Trimmed Mean 49,71 Median 50,00 Variance 198,854 Std. Deviation 14,102 Minimum 7 Maximum 100 Range 93 Interquartile Range 14 Skewness ,315 ,176 Kurtosis ,893 ,351

niet kunnen delegeren Mean 47,37 1,485

95% Confidence Interval for Mean Lower Bound 44,44 Upper Bound 50,30 5% Trimmed Mean 47,01 Median 43,00 Variance 418,816

(42)

40 Std. Deviation 20,465 Minimum 7 Maximum 100 Range 93 Interquartile Range 35 Skewness ,269 ,176 Kurtosis -,531 ,351

zichzelf opofferen Mean 62,41 1,170

95% Confidence Interval for Mean Lower Bound 60,10 Upper Bound 64,72 5% Trimmed Mean 62,54 Median 64,00 Variance 260,264 Std. Deviation 16,133 Minimum 21 Maximum 100 Range 79 Interquartile Range 21 Skewness -,021 ,176 Kurtosis -,188 ,351

moeite met nee zeggen Mean 48,83 1,867

95% Confidence Interval for Mean Lower Bound 45,14 Upper Bound 52,51 5% Trimmed Mean 48,61 Median 50,00 Variance 662,028 Std. Deviation 25,730 Minimum 0 Maximum 100 Range 100 Interquartile Range 42 Skewness ,181 ,176 Kurtosis -,905 ,351 grenzen onvoldoende kennen Mean 45,32 1,373

95% Confidence Interval for Mean Lower Bound 42,61 Upper Bound 48,03 5% Trimmed Mean 44,94 Median 43,00 Variance 358,082 Std. Deviation 18,923 Minimum 7

(43)

41 Maximum 93 Range 86 Interquartile Range 28 Skewness ,207 ,176 Kurtosis -,185 ,351

volle agenda Mean 42,61 1,587

95% Confidence Interval for Mean Lower Bound 39,47 Upper Bound 45,74 5% Trimmed Mean 42,05 Median 43,00 Variance 478,589 Std. Deviation 21,877 Minimum 0 Maximum 100 Range 100 Interquartile Range 28 Skewness ,348 ,176 Kurtosis -,712 ,351 Wedijverend Mean 57,78 1,432

95% Confidence Interval for Mean Lower Bound 54,96 Upper Bound 60,61 5% Trimmed Mean 58,12 Median 57,00 Variance 389,609 Std. Deviation 19,739 Minimum 7 Maximum 100 Range 93 Interquartile Range 28 Skewness -,149 ,176 Kurtosis -,195 ,351

(44)

42

Tests of Normality

Kolmogorov-Smirnova Shapiro-Wilk

Statistic df Sig. Statistic df Sig. gevoeligheid overspanning ,079 190 ,006 ,988 190 ,127 gehaastheid en geprikkeldheid ,081 190 ,004 ,988 190 ,094 prestatiedrang ,097 190 ,000 ,981 190 ,013 perfectionisme ,137 190 ,000 ,966 190 ,000

niet kunnen delegeren ,106 190 ,000 ,975 190 ,002

zichzelf opofferen ,116 190 ,000 ,977 190 ,003

moeite met nee zeggen ,095 190 ,000 ,964 190 ,000

grenzen onvoldoende kennen

,101 190 ,000 ,978 190 ,005

volle agenda ,122 190 ,000 ,963 190 ,000

Wedijverend ,081 190 ,004 ,980 190 ,009

(45)

43 Independent T-Test

T-Test

Group Statistics

Injured N Mean Std. Deviation Std. Error Mean gevoeligheid overspanning ,00 85 51,60 9,085 ,985 1,00 105 49,83 9,923 ,968 gehaastheid en geprikkeldheid ,00 85 55,18 11,969 1,298 1,00 105 55,79 11,566 1,129 prestatiedrang ,00 85 53,88 19,763 2,144 1,00 105 47,78 16,258 1,587 perfectionisme ,00 85 51,67 14,937 1,620 1,00 105 48,74 13,315 1,299

niet kunnen delegeren ,00 85 45,34 19,509 2,116

1,00 105 49,01 21,157 2,065

zichzelf opofferen ,00 85 63,05 15,958 1,731

1,00 105 61,90 16,331 1,594

moeite met nee zeggen ,00 85 53,07 24,061 2,610

1,00 105 45,39 26,624 2,598 grenzen onvoldoende kennen ,00 85 45,65 19,498 2,115 1,00 105 45,06 18,534 1,809 volle agenda ,00 85 42,42 21,168 2,296 1,00 105 42,75 22,534 2,199 Wedijverend ,00 85 57,22 21,039 2,282 1,00 105 58,24 18,710 1,826

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Indien mannelijke en vrouwelijke arrestanten samen worden beschouwd, bedraagt de benodigde formele sanctiecapaciteit voor arrestanten - in geval niet-plaatsing moet worden voorkomen

Welke risicofactoren spelen een rol bij het ontwikkelen van een beroepsziekte tijdens de uitoefening van het vak huidtherapie en welke werkgerelateerde klachten komen momenteel

Dit onderzoeksvoorstel richt zich op het verloop van de implementatie en het eventueel breder trekken van de zelfscreener voor meerdere organisaties.. Hoe sluit dit onderzoek aan

De vragen die we ons bijkomend moeten stellen om te kunnen spreken van collectieve coping, zijn: be- schouwen leidinggevenden de taakeisen als een gemeenschappelijk probleem, zien

Zorg dat er afspraken zijn bij wie jij, je partner en/of je kinderen terecht kunnen als het uit de hand loopt.. Bespreek spanningen

In het voetbal kunnen de volgende interne factoren invloed hebben op het wel al dan niet krijgen/voorkomen van blessures;.. 

Een overgangsmoment of momenten dat een begeleider fysiek contact heeft met een cliënt, een begeleider in de persoonlijke ruimte van de cliënt komt, een begeleider zijn

- ALS DE KLACHTEN NA DRIE MAANDEN NIET MINDER ZIJN. BOUW HET SPORTEN RUSTIG OP ALS HET