• No results found

'Wanneer uw Buurmans huis staat inde lichte brand'. De berichtgeving over de Dertigjarige Oorlog in de Nederlandstalige contemporaine media, 1629-1636.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "'Wanneer uw Buurmans huis staat inde lichte brand'. De berichtgeving over de Dertigjarige Oorlog in de Nederlandstalige contemporaine media, 1629-1636."

Copied!
52
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

‘Wanneer u buurmans huis staat inde lichte brand’

De berichtgeving over de Dertigjarige Oorlog in de Nederlandstalige

contemporaine media, 1629-1636.

Merel Luijendijk

6085911 Helmer Helmers 21-08-2017

(2)

Inhoudsopgave

Inleiding……….…2

Transnationaal nieuws………..3

Mentale verbondenheid……….……….……..4

1.De historische verknoping van de Dertig- en Tachtigjarige Oorlog……….….6

Historiografie ……….………6

De Winterkoning………...…8

Keizerlijke inval op de Veluwe……….………..10

De alliantie met Hessen-Kassel……….……….12

De Republiek als grootmacht………..14

Conclusie……….14

2.Media. Een grensoverschrijdend fenomeen………..16

Wat was nieuws………..16

Fake News………..18

De Dertigjarige Oorlog in de Nederlandse media……….…………..20

Conclusie……….21

3.Het Beleg van Maagdenburg……….…………..23

De Apocalyps van Maagdenburg. De vroege berichtgeving……….23

Maagdenburgiseren………..25

Alva & Tilly: het Habsburgse kwaad………..………27

(3)

Conclusie……….32

4.De Vrede van Praag………..33

Het verraad van Saksen………..33

Van religieuze naar diplomatieke berichtgeving………36

Oorlogsmoe………37

Een (inter)nationale vrede………...39

Conclusie……….41

Conclusie……….………44

Dankwoord………46

Bibliografie………47

Inleiding

Personage: de Twistsoeckende nijt ‘Wee, O vorsten wee, al t’samen.

Wilt u voor den Hemel schamen. Mijn twist-app’len die ick geef Maeckt dat alles schud en beef.1

Met deze passage uit het pamflet Het Groot Europeesch Kryghs Balet (1632) vat het personage ‘de twistsoeckende nijt’ de situatie in Europa van de jaren dertig van de zeventiende eeuw goed samen. Overal in Europa werd oorlog gevoerd en met de 22 personages die dit ‘balet’ telt, laat dit pamflet ook treffend de grootschaligheid van alle conflicten zien. In de Nederlandse media werd er uitgebreid verslag gedaan van deze oorlogen.

De Nederlandse kranten van toen zijn nauwelijks te vergelijken met de kranten van nu. Ze bevatten voornamelijk droge oorlogsfeiten, die zonder coherentie, tussenkoppen, afbeeldingen en verdere analyse werden gepresenteerd aan de lezer. Minder dan de helft van het dubbelzijdig bedrukte A4-tje werd gewijd aan nieuws uit eigen land, dat twee vaste onderwerpen had in de jaren dertig: het reilen en zeilen van het leger onder leiding van Frederik Hendrik en de vredesbesprekingen tussen de Republiek en Spanje. Het buitenlands nieuws besloeg meer dan de helft van de krant en

1 Het Groot Balet Ghedanst door de Coninghen ende Potentaten, Vorsten ende Republicken op den Zael van 't bedroefde Christenrijck (mogelijk Simon van de Passe, 1632).

(4)

vooral van de ontwikkelingen van de oorlog in het Duitse Rijk werd uitgebreid verslag gedaan.2 Ook in pamfletten die in de Republiek verschenen, was de oorlog in Duitsland een geliefd onderwerp.

De berichtgeving over de Nederlandse Opstand door de Duitse media is, hoewel weinig recent, al eerder onderzocht. In Das Heilige Römische Reich und die Niederlande

1566 bis 1648 (1998) onderzoekt Johannes Arndt de vervlechting van de Tachtig- en

Dertigjarige Oorlog. Hiermee wil hij de dichotomie tussen beide landen, die lange tijd het onderzoek bepaald heeft, verbreken.3 Zo beweert de auteur onder andere dat het idee dat de vrede van Augsburg tussen 1555 en 1618 voor rust zorgde in het gehele Duitse Rijk, moet worden herzien: de Nederlandse Opstand had een namelijk een grote weerslag op de aangrenzende Duitse gebieden. Hiernaast geeft de auteur een gedetailleerd overzicht van de Duitse publicistiek over Nederlandse zaken, waarin hij beweert dat de anti-Spaanse pamfletten die in de Duitse gebieden verschenen in hoge maten hebben bijgedragen aan de neutrale houding van het Rijk tegenover de Opstand.4 Aangezien Duits nieuws een substantieel deel van de Nederlandse kranten in beslag nam, is het interessant om te onderzoeken hoe dit nieuws werd gerepresenteerd. De manier waarop de Dertigjarige Oorlog gepresenteerd werd in de Nederlandse media, heeft vooralsnog weinig academische aandacht gekregen. Dit is mogelijk te verklaren omdat de nieuwsgeschiedenis lange tijd werd benaderd vanuit een nationaal perspectief.

Transnationaal nieuws

In ‘Newspapers. A National of International Phenomenon?’ (2012) spreekt Joad Raymond van een paradox die centraal staat bij de geschiedenis van nieuws.5 Vroege kranten werden geschreven in de moedertaal en spraken nationale gemeenschappen en interesses aan, waardoor deze kranten op het eerste gezicht een nationaal karakter hebben. Benedict Anderson schrijft de kranten dan ook een instrumentale rol toe in de ontwikkeling van nationaal bewustzijn, nationalisme en de verschijning van ‘imagined communities’.6 Ook in Jürgen Habermas beschrijving van de ‘publieke sfeer’ ligt de nadruk op de relatie tussen kranten en de morele en politieke gemeenschappen van een natie. Zowel Habermas als Anderson zijn van grote invloed geweest op de ontwikkeling van de persgeschiedenis, waarvan de focus dus een lange tijd nationaal is geweest.7

Kranten zijn volgens Raymond echter ook een belangrijk internationaal fenomeen en ze moeten dus ook als zodanig bestudeerd worden.8 De auteur laat zien dat de internationale verbondenheid onder andere te vinden is in een grensoverschrijdende interesse in oorlog en religieuze identiteit.9 Om de paradox van ‘a vernacular form and a nationalist historiography versus a trans and internat-national life’ te doorbreken, is

2 In deze scriptie zal ik ‘Het Duitse Rijk’ en ‘Duitsland’ door elkaar gebruiken. Ik ben mij zeer bewust van de anachronistische formulering van de term ‘Duitsland’, maar aangezien zowel de term ‘Duitsland’ als ‘Nederland’ al in de zeventiende-eeuwse bronnen gebruikt werden, zal ik deze termen ook gebruiken – uiteraard in de wetenschap dat ‘land’ toen nog niet dezelfde betekenis had als tegenwoordig.

3 Arndt, Johannes, Das Heilige Römische Reich und die Niederlande 1566 bis 1648, (Keulen, 1998), 26. 4 Idem, 213-289.

5 Joad Raymond, ‘Newspapers. A National or International phenomenon?’, Media History 18-3/4 (2012), 249-257, resp. 249.

6 Idem. 7 Idem.

8 Idem, 249-252. 9 Idem, 253.

(5)

volgens Raymond een grootschalig onderzoek naar nieuwsnetwerken door heel Europa nodig.10

In 2016 verschijnt onder redactie van Raymond en Noah Maxham News Networks

in Early Modern Europe, met hierin het grootschalige onderzoek dat Raymond vier jaar

eerder opperde.11 In de inleiding stellen de redacteuren dat er sprake is van een paradigmaverschuiving in de vroegmoderne persgeschiedenis: een politieke geografische afbakening is niet langer relevant, aangezien deze niet gold voor vroegmoderne actoren zelf.12 Deze paradigmaverschuiving beperkt zich niet slechts tot de persgeschiedenis, maar lijkt zich de afgelopen jaren in alle geesteswetenschappen en sociale wetenschappen te hebben voorgedaan, onder de noemer ‘transnational turn’.

Pierre-Yves Saunier geeft in Transnational History (2013) een heldere definitie van ‘transnationale geschiedenis’:

Transnational history is an approach that emphasises what works between and through the units that humans have set up to organize their collective life, rather than what has been happening within these units taken as monads. It is a relational approach that focuses on relations and formations, circulations and connections, between, across and through these units, and how they have been made, not made and unmade.13

Het is dus voor de persgeschiedenis van belang dat het onderzoek de nationale grenzen (units) overstijgt. Dit is duidelijk het geval in News Networks.

In de inleiding van dit boek worden negen belangrijke beweringen gedaan, die allemaal gebaseerd zijn op een internationaal, grensoverschrijdend onderzoek en representatief zouden moeten zijn voor elk knooppunt in het nieuwsnetwerk. Zo zou tussen 1450 en 1650 een internationaal nieuwsnetwerk zijn ontwikkeld, dat niet het product was van een enkel land.14 Deze conclusie staat in schril contrast met de negentiende-eeuwse persgeschiedenis, die in het teken stond van het claimen van de ‘eerste krant’ om zo deze innovatie aan een bepaald land te koppelen.15

Andere conclusies zijn dat staat gestuurde censuur werd beoefend in een internationale context; en dat ‘metropolitan centres’ essentieel zijn in het functioneren van het Europese nieuwsnetwerk.

In totaal hebben 36 historici meegewerkt aan News Networks, waaronder Brendan Dooley en Paul Arblaster, die beide al eerder bijdroegen aan de paradigmaverschuiving in de persgeschiedenis. Zo muntte Dooley in 2010 de term ‘contemporaniteit’; een besef van gelijktijdigheid dat door de continue toevoer aan informatie via kranten en pamfletten ontstond. Dooley definieert dit idee als volgt: ‘[contemporanity is] the shared realisation across Europe that everyone followed the same stories at more or less the same time.’16 Volgens Dooley is het door deze ervaring van ‘gelijktijdigheid’ van belang dat bij onderzoek naar nieuws ook wordt gelet op de

10 Idem, 256.

11 Joad Raymond en Noah Moxham ed., News Networks in Early Modern Europe (Leiden en Boston, 2016). 12 Idem, 5.

13 Pierre-Yves Saunier, ‘Transnational History – introduction’. In: Transnational History (Palgrave Macmillan, 2013) 1-21, resp. 4.

14 Raymond en Moxham ed., News Networks, 7.

15 Dooley, ‘News and Doubt in Early Modern Culture’, 281.

16 Brendan Dooley, ‘Introduction.’ In: Brendan Dooley (ed.), The Dissemination of News and the Emergence of Contemporaneity in Early Modern Europe. Farnham: Ashgate 2010, 1-23,2.

(6)

‘cross-boundary transmission and reception of news as an obvious new direction for research.’17

Vijf jaar eerder betoogde Paul Arblaster in een essay over de positie van Engeland in een Europees communicatiesysteem ook al een theorie van dezelfde aard. Volgens de auteur was er in de vroege zeventiende eeuw sprake van de opkomst van het idee dat politiek nieuws van algemene publieke waarde was.18 Hij toont ook aan dat de nieuwsnetwerken veranderden met waar het nieuws vandaan kwam. Dit zegt niet alleen wat over de flexibiliteit van de nieuwssystemen, maar laat ook zien dat het idee van welk nieuws belangrijk was, door vele redacteuren werd gedeeld.19 Bepaalde nieuwsthema’s waren dus niet alleen van nationale waarde, maar ook van algemene Europese waarde. Arblaster signaleert dan ook een polarisatie in de publieke opinie door geheel Europa.20

Dat de transnationale benadering van de persgeschiedenis pas een recente ontwikkeling is in de historiografie, vormt dus een verklaring voor het feit dat de manier waarop de Dertigjarige Oorlog gepresenteerd werd in de Nederlandse media nog nauwelijks is onderzocht.

Mentale verbondenheid

Een onderzoek naar deze media-aandacht kan niet alleen meer licht doen schijnen op de perceptie van dit conflict in de Republiek, maar geeft ook inzicht in de mentale verbondenheid tussen de Dertigjarige Oorlog en de Tachtigjarige Oorlog. In deze scriptie onderzoek ik de mentale verbondenheid tussen deze twee oorlogen aan de hand van de berichtgeving over het beleg van Maagdenburg (1631) en de vrede van Praag (1635).

In hoofdstuk 1 bespreek ik de historiografie over de fysieke verbondenheid van de Tachtig- en Dertigjarige Oorlog. Net zoals de persgeschiedenis, zijn deze oorlogen namelijk lange tijd vanuit een nationaal perspectief benaderd. Vervolgens zal ik aan de hand van een historisch overzicht laten zien dat beide oorlogen op vele punten (letterlijke) raakvlakken hadden. Door verschillende allianties en belangen, hebben beide oorlogen namelijk regelmatig invloed op elkaar gehad en is er zelfs meerdere keren sprake geweest van directe militaire confrontatie tussen keizerlijke en staatse troepen.

Aangezien de media een centrale rol in dit onderzoek innemen, bespreek ik in hoofdstuk 2 de opkomst en de verspreiding van gedrukte media. Ook komt de kritische houding die men innam ten opzichte van de media aan bod. Tenslotte bespreek ik in dit hoofdstuk de wisselwerking tussen het politieke klimaat van de Republiek, de opstand in de Bohemen en de publicatie van de eerste krant in Amsterdam. Het artikel dat ik daarbij zal bespreken, ‘Foreign news in times of domestic crisis’, is namelijk ook een duidelijk voorbeeld van de ‘transnational turn’ en een belangrijke toevoeging aan de huidige historiografie.21

Omdat er wel al onderzoek is gedaan naar de berichtgeving over het begin van de Dertigjarige Oorlog, heb ik bewust gekozen voor een bronnenonderzoek naar twee belangrijke momenten in de jaren dertig, een periode waarnaar veel minder onderzoek

17 Idem.

18 Paul Arblaster, ‘Posts, Newsletters, Newspapers: England in a European System of Communications’, Media History 11-1/2 (2006), 21-36, resp. 33.

19 idem, 26. 20 Idem, 33.

21 Helmer Helmers, 'Foreign News in Times of Domestic Crisis. The Truce Conflicts, the Thirty Years' War and the Rise of the Dutch Newspaper'. In: A. Wilkinson and D. Thomas (eds.) Conflict and Controversy in Early Modern Europe (Leiden: Brill). Forthcoming 2017.

(7)

is gedaan. In hoofdstuk 3 en 4 staan de resultaten van mijn eigen primaire bronnenonderzoek naar de berichtgeving over het beleg van Maagdenburg en de vrede van Praag centraal. Het beleg van Maagdenburg maakte een diepe indruk op heel Europa en zorgde voor een publicatiegolf van kranten en pamfletten. De Nederlandse publiciteit over het beleg van Maagdenburg laat een duidelijke mentale verbondenheid zien tussen de protestante gemeenschappen in de Republiek en die in het Duitse Rijk. De publicatie over de vrede van Praag illustreert echter een interessante ontwikkeling in deze verbondenheid: die van religieus naar diplomatiek. Ook de roep om vrede speelt een belangrijke rol bij deze diplomatieke verbondenheid.

Aan de hand van de berichtgeving over deze twee gebeurtenissen, zal ik aantonen dat het Duitse conflict niet slechts invloed had op het verschijnen van de eerste krant, maar dat de Dertigjarige Oorlog een continue rol speelde in de Nederlandse media. De Tachtig- en de Dertigjarige Oorlog waren namelijk niet slechts fysiek met elkaar verbonden door allianties en militaire ontmoetingen, maar ook mentaal – en de media speelde een cruciale rol in deze mentale verbondenheid tussen beide conflicten. Met dit transnationale onderzoek wil ik bijdragen aan de huidige historiografie van de persgeschiedenis, die lange tijd voornamelijk werd gekenmerkt door onderzoek vanuit nationaal perspectief - waardoor een onderzoek naar Nederlandse berichtgeving over de Dertigjarige Oorlog in de jaren dertig ontbreekt.

1. Historische verknoping van de Tachtig- en Dertigjarige Oorlog

De situering van de Tachtigjarige Oorlog in de bredere Europese ontwikkelingen, waaronder de Dertigjarige Oorlog, is niet onomstreden in de (Nederlandse) historiografie. Zo beweert J.J. Poelhekke in De Algemeene Geschiedenis der Nederlanden dat Duitsland ‘veilig buiten beschouwing gelaten kan worden in een beknopt relaas van de Nederlandse geschiedenis’.22 Volgens Peter Wilson was de Republiek vooral verbonden met de oorlog in Duitsland op slechts drie punten. Zo fungeerde de Republiek als wapenleverancier aan de Duitse staten, dienden de veranderingen die Maurits toepaste op het leger – het werken met huurlingen - als voorbeeld voor omringende landen en was de Oranjefamilie direct verbonden met het conflict in Duitsland via familiebanden.23

In dit hoofdstuk geef ik eerst een uitgebreid overzicht van de historiografie over de verbondenheid tussen de Tachtig- en Dertigjarige Oorlog. Vervolgens zal ik laten zien dat de benadering van Wilson met betrekking tot de vervlechting tussen beide oorlogen 22 J.J. Poelhekke, ‘Politieke ontwikkeling der Republiek onder Frederik Hendrik tot 1643’ in”: Blok, D.P., Algemene geschiedenis der Nederlanden (Haarlem, 1983), 237.

(8)

summier is en dat de oorlogen in het Heilige Roomse Rijk en de Republiek onlosmakelijk met elkaar verbonden waren. Daartoe zal ik eerst de Nederlandse betrokkenheid bij de Boheemse Revolutie bespreken en aantonen dat deze betrokkenheid van significante betekenis is geweest bij de ontketening van de Dertigjarige Oorlog. Vervolgens zal ik aan de hand van de keizerlijke inval op de Veluwe laten zien dat de verbondenheid tussen beide oorlogen niet slechts diplomatiek is geweest, maar dat er ook sprake was van Duitse militaire aanwezigheid in de Republiek. Tenslotte bespreek ik de allianties met Hessen-Kassel en Frankrijk die de Republiek een directe tegenstander van de Habsburgse keizer maakten. Hiermee wil ik aantonen dat de Tachtigjarige Oorlog geen geïsoleerd conflict tussen de Republiek en Spanje was, maar dat deze sterk afhankelijk was van de politieke en maatschappelijke ontwikkelingen in andere landen en andersom.

Historiografie over vervlechting

‘Basically domestic, introspective, and at times even parochial’, noemde Geoffrey Parker de Nederlandse historiografie over de Tachtigjarige Oorlog al in 1979.24 Als we kijken naar het biografische drieluik over Frederik Hendrik van J.J. Poelhekke dat een jaar daarvoor uitkwam, slaat Parker hier niet geheel de plank mis. Aan de hand van het leven van een van de bekendste telgen van de Oranjefamilie, beschrijft Poelhekke in dit werk de stand van zaken in de Republiek der Verenigde Nederlanden van halverwege de jaren twintig tot het sluiten van de vrede van Münster.25 Het werk geeft een uitgebreid overzicht van de politieke sfeer in de Nederlanden tijdens het leven van Frederik Hendrik en is daarom bijna veertig jaar na dato nog steeds een waardevolle bijdrage aan de historiografie over de Tachtigjarige Oorlog.

Het werk van Poelhekke is echter een typisch voorbeeld van de zogenaamde ‘grotemannengeschiedenis’ die voornamelijk in de negentiende eeuw de historiografie beheerste. Door de focus op Frederik Hendrik, wordt aan andere belangrijke ontwikkelingen uit die tijd geen aandacht besteed. Zo komt de Mantuaanse Successieoorlog in een paar regels voorbij, terwijl deze enorme gevolgen heeft gehad voor de Spaanse omgang met de Republiek. Op de relatie tussen Spanje, de Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden en Frankrijk na, vindt Poelhekke buitenlandse affaires niet belangrijk genoeg om toe te lichten. Dit blijft niet beperkt tot Frederik Hendrik, want ook in zijn bijdrage aan De Algemeene Geschiedenis der Nederlanden beweert hij dat Duitsland ‘veilig buiten beschouwing gelaten kan worden in een beknopt relaas van de Nederlandse geschiedenis.26 Ook in het recentere The Dutch Republic 1477-1806 (1995) van Jonathan Israël komt de oorlog in Duitsland weinig aan bod.27

Dezelfde Israël focust in een artikel uit 2003 echter wel op de verbondenheid tussen de Tachtigjarige en de Dertigjarige Oorlog, door te betogen dat Maurits van Nassau een aanzienlijke rol speelde bij de ontketening van de Boheemse Revolutie.28 In

The Thirty Years War (1997) laat ook Geoffrey Parker zijn voorkeur voor een grote

internationale context zien. In het voorwoord van deze bundel betoogt de auteur dat de oorlogen die zich vanaf 1618 in Europa afspeelden, toentertijd al verschillend benaderd

24 Peter de Crauwer, Tranen van bloed. Het beleg van ’s-Hertogenbosch en de oorlog in de Nederlanden, 1629 (Amsterdam, 2007), 293.

25 J.J. Poelhekke, Frederik Hendrik: Prins van Oranje. Een biografisch drieluik (Zutphen, 1978).

26 Poelhekke, ‘Politieke ontwikkeling der Republiek’, 237. 27 Jonathan Israël, De Republiek 1477-1806 (Oxford, 1995).

28 Jonathan Israel, ‘The Dutch Republic, the Czech Lands, and the Beginnings of the Thirty Years’ War (1618-1622)’ in: Wilken Engelbrecht, ed. Neerlandica II Emblematica et iconographia. Themes in the Painting and Literature of the Low Countries from the 16the to the 18th Centuries (Amsterdam, 2003) 19-31.

(9)

werden.29 Zo beschouwden de protestanten de verschillende oorlogen als een samenhangend conflict door te focussen op het element religie, terwijl de katholieke historicus Eberhard Wassenberg zelfs de conflicten binnen Duitsland apart behandelde. Parker stelt echter dat deze oorlogen met recht de ‘Europese burgeroorlog’ (The European Civil War) zijn genoemd. Om dit idee te benadrukken, besteedt hij ook in dit boek over de Dertigjarige Oorlog veel aandacht aan de oorlog tussen de Republiek en Spanje. Hiermee koppelt hij het conflict in Duitsland direct aan het conflict in de Nederlanden en neemt hij dus een internationaal standpunt in ten opzichte van beide oorlogen.

Van deze internationale benadering neemt Peter H. Wilson in 2009 uitdrukkelijk afstand in imposante werk Europe’s Tragedy (2009) over de Dertigjarige Oorlog.30 Op de eerste pagina van zijn voorwoord noemt Wilson het belangrijkste aspect van zijn aanpak: ‘to view the war on its own terms as a struggle over the political and religious

order of Central Europe, rather than submerging it within a general account of European conflict throughout the first half of the seventeenth century.’31 Hiermee presenteert Wilson de verschillende manieren van het onderzoek naar de Dertigjarige Oorlog als een dichotomie: de oorlog kan slechts benaderd worden als óf een geheel Duits conflict, óf een groot Europees conflict.

Zelf kiest Wilson dus blijkbaar voor een nationaal uitgangspunt van zijn onderzoek en hierdoor gaat hij op sommige punten voorbij aan de internationale context. Dit is onder andere te zien in zijn behandeling van de Vrede van Praag. Hij beweert hier namelijk dat het uitsluiten van de Calvinistische leden van de Heilbronn Liga – een beslissing van de Keizer die bekend staat als de ‘amnesty question’ – de oorzaak is geweest van het falen van de vrede.32 Op deze analyse is wel wat af te dingen. Zo verliest Wilson bij deze uitspraak de andere grote spelers op het Europese toneel uit het oog: Zweedse troepen waren nog overal in Duitsland en ook Frankrijk had zojuist de oorlog betreden. Ook druist deze bewering in tegen het tweede aspect van zijn aanpak, om de Dertigjarige Oorlog niet alleen als een religieus conflict te zien.33 Door de schuld van het mislukken van de Vrede van Praag te leggen bij het uitsluiten van de Heilbronn Liga, maakt hij hier een religieus probleem van terwijl hij het onderscheid tussen protestant en katholiek eerder nog ‘anachronistisch’ heeft genoemd.34 Over de betrokkenheid van de Republiek der Verenigde Nederlanden bij de oorlog in het Duitse Rijk is Wilson duidelijk: die was er alleen door een vrij summiere indirecte assistentie van de Nederlandse kant en de Nederlanders hielden hun eigen conflict met Spanje apart van de oorlog in Duitsland.35 De Nederlandse betrokkenheid bij de oorlog in Duitsland was echter groter dan Wilson suggereert en in 1629 kwamen Keizerlijke troepen op slechts veertig kilometer van Amsterdam te liggen. Ondanks het falen van deze veldtocht, mag deze gebeurtenis gezien worden als een vrij directe verstrengeling van beide conflicten.

Met zijn proefschrift over de verovering van ’s Hertogenbosch, Tranen van Bloed (2007) kiest Peter de Crauwer nadrukkelijk aan de kant van ‘de internationalen’. Hij beweert in zijn inleiding dat het zeker te ver zou gaan om de laatste fase van de Nederlandse Oorlog als één van de subconflicten van de Dertigjarige Oorlog te

29 Geoffrey Parker ed., The Thirty Years War (London, 1997). 30 Wilson, Europe’s tragedy.

31 Idem, xxi. 32 Idem, 565-573. 33 Idem.

34 Wilson, Europe’s Tragedy, 9. 35 Idem.

(10)

beschouwen, maar dat de vervlechting met andere Europese oorlogen zeker meer aandacht verdient.36 Op de vraag waarom dit dan te ver gaat, geeft hij helaas geen antwoord. Wel moeten we de aftakeling van de Spaanse monarchie en de verovering van Den Bosch plaatsen in een internationaal perspectief. In tegenstelling tot Poelhekke, die in zijn biografie ook veel aandacht besteedt aan de belegering van Den Bosch, betrekt De Crauwer veel nadrukkelijker de Mantuaanse Successieoorlog bij zijn verhaal.

De onderzoeken van Parker en de Crauwer zijn duidelijk beïnvloed door de ‘transnational turn’ in de geesteswetenschappen. Wilson lijkt het onderzoek naar de Dertigjarige Oorlog duidelijk als een keuze tussen óf een nationale óf een internationale aanpak te presenteren. Het een hoeft het ander echter niet per definitie uit te sluiten. Het staat namelijk buiten kijf dat zowel de Tachtig- als de Dertigjarige Oorlog belangrijke nationale kenmerken hebben. Toch maakten beide oorlogen ook deel uit van een internationale context.

De Winterkoning

Syne Majesteyt van Bohemen, met de Coninginne syn huysvrouwe, zijn tot Emrick wel aengecomen, die men voorzeker meynt nu al tot Aernhem te zijn.37

Met dit bericht kondigde Broer Jansz in Tijdinghe de komst van de winterkoning in de Republiek aan. De feestelijke intocht in Den Haag van Frederik V, de Paltsgraaf en koning van Bohemen, vond uiteindelijk plaats op 21 april 1621 en de hele stad was uitgelopen om het koningspaar te verwelkomen. Het ging hier echter niet om een officieel staatsbezoek, maar om een ballingschap. De vrouw van Frederik V, Elisabeth Stuart, de dochter van Jacobus I van Engeland en de zuster van Karel I, zou de Republiek pas veertig jaar later weer verlaten. De vlucht van Frederik V was het gevolg van de opstand in de Bohemen en zijn acceptatie van de titel als koning van dit gebied, een gebeurtenis waar zijn oom Maurits van Nassau een significante rol bij heeft gespeeld.

In 1618 gaven een aantal Hussieten, Tsjechische protestanten, het startschot voor de Dertigjarige Oorlog door drie katholieke vertegenwoordigers van keizer Ferdinand uit het raam te gooien, nadat deze tot koning van de overwegend calvinistische Bohemen was benoemd. De protestanten in het gebied verenigden zich en verzetten zich tegen deze katholieke machtsgreep door de Boheemse troon aan te bieden aan de calvinistische paltsgraaf Frederik V. Frederik accepteerde deze echter niet direct en er volgde een periode waarin verschillende partijen invloed op zijn keuze probeerden uit te oefenen.

Aangezien het einde van het Bestand tussen de Republiek en Spanje in zicht kwam, zag Maurits zijn neef Frederik V als een welkome protestantse bondgenoot. Vanwege de wankele binnenlandse politiek in de Republiek die veroorzaakt werd door de verschillen tussen de remonstranten en de contraremonstranten, was het voor Maurits van groot belang om, met het einde van het Bestand in zicht, een eenheid te smeden en de militaire druk op de Nederlandse grenzen te verlichten. Deze eenheid zou hij krijgen als de Republiek zich als een geheel achter de protestantse Duitse staten zou scharen en hij beloofde Frederik V en de Protestantse Unie zowel militaire als financiële steun als deze de troon zou accepteren. De Engelse koning Jacobus Stuart probeerde zijn schoonzoon Frederik hier echter van te weerhouden, omdat Frederiks acceptatie van de kroon een onvermijdelijke religieuze oorlog zou betekenen. Waarschijnlijk in de hoop dat Jacobus I desalniettemin financiële hulp zou bieden en onder druk van zijn vrouw

36 De Crauwer, Tranen van Bloed, 20.

(11)

Elisabeth Stuart en zijn oom Maurits, accepteerde de paltsgraaf in september 1619 zijn nieuwe titel als koning van Bohemen.

Maurits is volgens Israël van doorslaggevend belang geweest voor deze beslissing.38 Israël is echter een van de weinige historici die de Republiek deze rol toeschrijft. Volgens de auteur is er jarenlang sprake geweest van een onterechte focus op Engeland met betrekking tot dit conflict.39 Ook Peter Wilson herhaalt volgens Israël ‘the conventional wisdom that the British intervention in the German conflict was more substantial than that of the Dutch’.40 Ik ben, net als Israël, van mening dat Wilson de rol van de Nederlanders tijdens de Boheemse opstand niet uitgebreid genoeg behandelt. Zeker in vergelijking met Jacobus I van Engeland, die zijn schoonzoon Frederik V berispte veel te snel de kroon geaccepteerd te hebben, had Maurits namelijk een relatief belangrijke rol in dit conflict. Door substantiële financiële en militaire steun te beloven en vervolgens ook te sturen, hebben Maurits en zijn kleine kring van vertrouwelingen namelijk bijgedragen aan de ontketening van een enorm conflict. Ter illustratie: in de zomer van 1620 waren er al tussen de vijf- en zesduizend Nederlandse troepen, volledig betaald, bewapend en getraind in de Bohemen gearriveerd. Ook andere middelen, zoals buskruit en andere militaire benodigdheden vonden hun weg van Holland naar de Bohemen, terwijl er niks vanuit Engeland werd gestuurd.41

De steun van Maurits mocht echter niet baten. In november 1620 behaalde generaal Tilly, de legeraanvoerder van de Katholieke Liga, een verpletterende overwinning tijdens de Slag op de Witte Berg. Ferdinand en zijn vrouw vluchtten na de winter uit Praag en kwamen in april 1621 aan in Den Haag, waar ze de voormalige residentie van Johan van Oldenbarneveld tot hun beschikking kregen. Frederik was dus maar één winter koning van de Bohemen, waaraan hij zijn bijnaam te danken heeft. De Palts werd onder leiding van Ambrogio Spinola veroverd door de Spaanse Habsburgers; met een verweving van de conflicten in het Heilig Roomse Rijk en de Republiek tot gevolg.

Onder druk van Maurits, die wilde dat hij weer terug zou keren naar de Palts om te vechten voor zijn gebied, deed Frederik in 1621 nog een poging om delen van de Palts te heroveren, met financiële steun van de Republiek en samen met het beruchte huurlingenleger van Ernst van Mansfeld. Deze militaire veldtocht leek korte tijd succesvol, maar zowel het leger onder leiding van Tilly, als een Spaans leger maakte een einde aan deze opleving van de protestantse zaak in de Palts.

De aanwezigheid van Ferdinand V aan het hof van de Oranjes en Maurits’ steun aan de Bohemen heeft een belangrijke rol gespeeld in de diplomatieke relaties tussen de Republiek en andere landen. Zo bekoelde de relatie tussen de Republiek en Jacobus I, die zich afzijdig had willen houden van de situatie in Duitsland. Jacobus benadrukte dat de Engelsen niet verplicht waren om troepen naar de Palts te sturen en dat de tegenslagen die door de protestanten in het Keizerrijk geleden werden, deels de schuld van de Nederlanders waren.42 Ook tijdens vredesbesprekingen tussen de Republiek en Spanje was het herstel van Ferdinand V in de Palts altijd een heet hangijzer. Een van de

38 Israël, De Republiek 1477-1806, 520

39 Israël, ‘the Dutch Republic’, 21.

40 Wilson, Europe's Tragedy. Review door Jonathan Israel, in: The International History ReviewVol. 33, 4 (2011) 730-731.

41 Israël, ‘The Dutch Republic’, 23.

(12)

vredesvoorwaarden van de Republiek was namelijk dat Frederik V, en later zijn zoon Karel I Lodewijk, weer zou mogen heersen over de Palts.43

Na het overlijden van Maurits in 1625 zorgde zijn opvolger Frederik Hendrik voor het sluiten van een verdrag tussen Engeland en de Republiek in Southampton. Dit verdrag had als eerste doelstelling om de Spaanse agressie richting de Republiek tegen te gaan en als tweede doelstelling het herstel van Frederik V in de Palts. De Deense Christiaan IV sloot zich ook aan bij het verdrag, een deelname die neerkwam op een staatse subsidie tijdens Deense expedities in Duitsland.44 De Republiek stond er dus niet meer alleen voor.

Na een aantal successen van de Deense veldtocht in Duitsland nam de euforie echter af, aangezien Christiaan IV nederlaag op nederlaag moest incasseren. De herovering van de Palts was mislukt.

De kwestie speelde echter wel een belangrijke rol tijdens de vredesbesprekingen tussen de Republiek en Spanje van de jaren 1628-1629. Terwijl de Republiek onder leiding van Frederik Hendrik voor de zoveelste maal aan tafel zat met afgevaardigden uit de Spaanse Nederlanden, zond de Winterkoning twee gezanten naar het hof die betoogden dat de Republiek niet verzekerd zou zijn van vrede, als delen van het Duitse Rijk (en met name de Palts) nog in handen van de Habsburgers zouden verkeren. Als de Republiek daadwerkelijk uit was op een langdurig bestand, dan was de terugkeer van Frederik V naar de Palts van groot belang.45 De onderhandelingen met Spanje liepen wederom op niets uit, maar de winterkoning bleef van belang in de Europese vredesonderhandelingen tot zijn dood in 1632. Na de vrede van Münster en Westfalen werd zijn zoon, Karel I Lodewijk, heerser van de Palts. De Opper-Palts bleef echter onderdeel van Beieren en de nieuwe titel ‘paltsgraaf’ was van lagere rang.

Maurits’ aandringen om de Boheemse kroon te accepteren heeft dus niet alleen gezorgd voor een grote kostenpost aan het hof in Den Haag, maar de aanwezigheid van de onfortuinlijk winterkoning en zijn familie betekende dus ook een continue verbondenheid tussen de Republiek en het conflict in het Duitse Rijk. Bovendien was het een belangrijk diplomatiek symbool, dat van invloed was op de Nederlandse buitenlandse betrekkingen. De verbondenheid tussen de Republiek en de oorlog in Duitsland was echter niet slechts diplomatiek. In 1629 kwam het namelijk tot een fysieke confrontatie tussen beide landen op Nederlands grondgebied.

Keizerlijke inval op de Veluwe

De keyserlijke troupen verspreyden zich wijt ende breet over de Veluwe, hebben wederom ghesocht bij Wagheningen over den Rhijn in de Betuwe te comen.

(…)

Verleden Maendagh is Monte Cuculy met ettelijcke 1000 mannen te voet en te paerde smorgens vroech voor Amersfoort gecomen, ende heeft deselve Stadt doen opeyschen.46

Toen in augustus 1629 het Keizerlijke leger onder leiding van Ernst Montecuccoli de stad Amersfoort innam en hierdoor slechts 40 kilometer van Amsterdam af kwam te liggen, ging er een golf van paniek door de Republiek. Waar de inwoners van de Republiek al jaren bang voor waren en wat de Oranjes door verschillende allianties hadden geprobeerd te voorkomen, gebeurde nu alsnog: de Spaanse en Oostenrijkse Habsburgers

43 Poelhekke, ‘Politieke ontwikkelingen’, 237.

44 Idem, 237-238.

45 De Crauwer, Tranen van bloed, 268.

(13)

werkten samen om de opstandige, protestantse staat op de knieën te krijgen. Deze Spaans-Keizerlijke inval op de Veluwe is een overduidelijke vervlechting van de Tachtig-en Dertigjarige Oorlog. Dat deze samTachtig-enwerking echter niet heeft geresulteerd in eTachtig-en Nederlands akkoord met de Spaanse voorwaarden voor een nieuw bestand, komt doordat een ander conflict zijn intrede deed op het Europese toneel.

Toen Maurits in 1625 overleed, stond de Republiek er militair slecht voor. De stad Breda had zich overgegeven en ook Bahia in Brazilië kwam weer terecht in Spaanse handen. Ondanks deze overwinningen verlangden de Spanjaarden naar vrede. De schatkist was zwaar aangetast door de oorlogen op meerdere fronten, de Nederlanders leken betrokken bij ieder anti-Habsburgse coalitie en de Nederlandse aanwezigheid overzee tastte de Spaanse markt aan. Olivares wilde een nieuw, duurzamer en gunstiger bestand tussen de Republiek en Spanje afsluiten, maar om de Staten Generaal akkoord te laten gaan met nieuwe voorwaarden, had hij grote militaire en economische druk nodig. Om dit te bewerkstelligen zocht hij hulp bij het Keizerrijk, en in het bijzonder bij Albrecht van Wallenstein, de legeraanvoerder van de Keizerlijke troepen.47 Ondanks het feit dat het Spaanse en Duitse Habsburgse Rijk door naam gelieerd lijken, was een militaire samenwerking in werkelijkheid niet vanzelfsprekend. Beide dynastieën hadden hun eigen conflicten en konden niet altijd manschappen missen om elkaar te hulp te schieten. Olivares probeerde de Duitse interesse echter te verbreiden naar de Republiek door Ferdinand ervan te overtuigen dat een vrede in Duitsland afhankelijk was van het vredesproces in de Noordelijke Nederlanden.48

De eerste manier om in samenwerking met het Keizerrijk de Republiek akkoord te laten gaan met een vrede, was het idee van een Spaanse maritieme basis in Noord-Duitsland. Vanaf deze haven zou de Spaanse vloot vervolgens kunnen interfereren in de lucratieve handel die de Nederlanders dreven over de Baltische Zee. Dit idee werd echter van tafel geveegd door Maximiliaan van Beieren, de nieuwe, katholieke, heerser van de Palts, die zijn bedenkingen had bij de Spaanse intenties.49 Wallenstein had meer vertrouwen in een samenwerking met Olivares en was bereid zijn troepen de Nederlandse grens over te sturen. Als er dan tegelijkertijd een aanval zou plaatsvinden vanuit de Zuidelijke Nederlanden, zou de Republiek akkoord moeten gaan met de vredesvoorwaarden van de Spanjaarden. Toen ook de keizer instemde met het plan, leek niets een Spaanse victorie nog in de weg te liggen. Een opvolgingskwestie in Mantua en Montferrat zorgde er echter voor dat de aandacht van de Habsburgers verschoof naar Noord-Italië, waar Frankrijk de kans kreeg om de twee gebieden te erven.50

Met de handelsdominantie van Milaan op het spel kon Olivares het ontstane machtsvacuüm in Italië niet negeren, met de Mantuaanse Successieoorlog tot gevolg. Ook Ferdinand kwam de Spaanse Habsburgers te hulp, wat betekende dat een groot deel van de troepen van Wallenstein naar Italië gestuurd werden. Niet alleen deze herverdeling van Spaanse troepen zorgde voor een verzwakking van de Spaanse positie ten opzichte van de Republiek, in 1628 veroverde Piet Hein de zilvervloot, wat zowel een financiële impuls was voor het Nederlandse leger, als een aderlating voor de Spaanse schatkist. Frederik Hendrik profiteerde van deze gunstige omstandigheden op twee manieren. Allereerst was er geen sprake meer van de hernieuwing van een eventueel bestand op

47 Parker, Thirty Years War, 93. 48 Idem, 94.

49 Idem. 50 Idem, 95.

(14)

Spaanse voorwaarden. Ten tweede begon hij in april 1629 met een ongekende mankracht van 128.000 soldaten aan het beleg van ’s Hertogenbosch.51

Terwijl de mythevorming over Frederik Hendrik, die zich in de voorste loopgraven zou bevinden, al in volle gang was tijdens het beleg van ’s Hertogenbosch, voerde het Spaanse leger onder leiding van Hendrik van den Bergh een afleidingsmanoeuvre uit op de Veluwe.52 Van den Bergh passeerde met 22.000 man de IJssel, maar liep vast door de moeizame tocht en muitende soldaten, die vanwege het slecht functionerende staatsbestel in de Zuidelijke Nederlanden al tijden geen soldij gehad hadden. Ondanks het feit dat Wallenstein op het laatste moment het grootste deel van zijn mankrachten naar Italië had moeten sturen, waren er echter toch een aantal regimenten onderweg naar de Republiek om de Spaanse legers te ondersteunen. De keizerlijke legers onder leiding van Ernest Montecuccoli en Jan van Nassau-Siegen, een neef van Frederik Hendrik, namen samen met Hendrik van den Berg Amersfoort in en zo kwamen de Habsburgers op nog geen veertig kilometer van Amsterdam te liggen.53

Frederik Hendrik bleef echter gefocust op het beleg van ’s Hertogenbosch en liet zich niet afleiden door de veldtocht in het binnenland. Door deze ogenschijnlijk stoïcijnse reactie van de prins op deze vijandelijke veldtocht, vraagt Poelhekke zich zelfs af of deze episode überhaupt thuishoort in een biografie over Frederik Hendrik.54 Door het Staatse leger te versterken met mariniers kon de stad Wezel, die zich op een strategische plek binnen de aanvoerlijnen van de Habsburgers bevond, worden ingenomen. De situatie werd hierdoor onhoudbaar en de Spaans-Keizerlijke legers werden gedwongen zich terug te trekken. Het gevaar was geweken, maar de Duitse aanwezigheid in de Republiek heeft volgens De Crauwer een onuitwisbare indruk op de bewoners van de Veluwe achtergelaten.55

De inval op de Veluwe was echter niet de enige fysieke confrontatie met de keizerlijke legers. Door verdere ontwikkelingen in de Dertig- en Tachtigjarige Oorlog in de jaren dertig zouden de keizerlijke en staatse legers elkaar echter vaker treffen.

De alliantie met Hessen-Kassel

Den Generael Melander ende den Oversten Ringh, die nae hare conjunctie op de Keysersche aenghetrocken waren om hun te slaen, vernemende tusschen weghen dat de troupen vanden Hertogh van Lunenburgh, ende het Regiment vanden Oversten Wartenburgh daer by ghekomen waren, zijn wederom te rugghe ghekeert, ende op Minden ghegaen waer door Gotzen Lemgau heeft belegert, waar in 400 te voet, ende 400 Dragonders legghen: ende hoewel de plaetse van kleyne importantie is, doen sy nochtans de Keysersche grooten teghenstandt.56

Eind november 1637 bericht de Amsterdamse krant Tijdinghe uyt verscheyde quartieren over het Hessische leger dat het keizerlijke leger aanzienlijke tegenstand lijkt te bieden. Deze interesse voor de veldtochten van protestante legerleiders is vanaf het begin van de Dertigjarige Oorlog aanwezig, maar de interesse voor de Hessische zaak neemt vanaf de Vrede van Praag toe en als de Republiek in 1637 een officiële alliantie met deze protestantse staat aangaat, is de Republiek ook daadwerkelijk verbonden met de protestantse zaak in het westen van Duitsland.

51 Parker, Thirty Years War, 92. 52 De Crauwer, Tranen van bloed, 16. 53 Wilson, Europe’s Tragedy, 437 54 Poelheke, Frederik Hendrik, 281. 55 De Crauwer, Tranen van bloed, 198. 56 Tijdinghe 28-11-1637.

(15)

Toen in 1630 de opmars van keizer Ferdinand in het noorden van Duitsland een steeds grotere bedreiging begon te worden voor de bewegingsvrijheid van Zweden, zette Gustaaf Adolf met zijn leger voet aan land in Duitsland. Deze Zweedse invasie redde de Amsterdam-Danzigvaart en was dus van enorm economisch belang voor de Republiek.57 De Zweden werden echter niet met open armen ontvangen door de Duitse staten. De reden voor het neutraal blijven van de meeste Duitse Lutherse staten was pragmatisch. In de hoop dat de dreiging van de Zweden genoeg was voor keizerlijke concessies, braken ze zelf niet met de keizer. Slechts een aantal gebieden sloten zich vrijwillig aan bij het leger van Gustaaf Adolf, maar de meeste gebieden deden dit onder (lichte) dwang of uit pure noodzaak.58 Dit gold ook voor Willem V van Hessen-Kassel, die zich door de directe keizerlijke dreiging genoodzaakt zag om een alliantie te sluiten met de Zweden.

Het overlijden van Gustaaf Adolf tijdens de slag bij Leipzig in 1632 had het Zweedse leger echter zodanig verzwakt, dat landgraaf Willem V van Hessen op zoek ging naar een andere bondgenoot. De landgraaf hoopte op een bondgenootschap met de Republiek en ook de Zweedse legeraanvoerder Oxenstierna stimuleerde de poging tot samenwerking, zodat de Nederlanders zich achter de Heilbronn Liga zouden scharen.59 Het zou niet de eerste keer zijn dat de Republiek een coalitie zou sluiten met een Duitse bondgenoot.

In 1622 kwam de roemruchtige Ernst van Mansfeld met zijn leger in dienst van de Republiek om samen met Frederik V de Palts te heroveren. Zijn troepen werden na deze veldtocht naar Oost-Friesland gestuurd, dat vanwege de grote aanwezigheid van gevluchte Nederlandse protestanten fungeerde als een soort Nederlandse satellietstaat. Hier zouden ze dienen als buffer tegen de opmars van Hendrik van den Berg in Jülich (Westfalen).60 Van Mansfeld oefende echter een enorm terreur uit op de plaatselijke bevolking door te plunderen en van het land te leven. Met de desastreuse gevolgen van deze samenwerking in het achterhoofd, duurde het een aantal jaar voordat Frederik Hendrik een duurzaam verbond aanging met Willem V van Hessen.

In 1633 werd er al een aantal maal Zweedse en Hessische versterking gestuurd naar het leger van Frederik Hendrik, zo berichtte Tijdinghe uyt verscheyde quartieren op 3 december dat de Staten Generaal de landgraaf van Hessen hebben verzocht om ‘de

hulpe van volck metten eersten te senden’. Toen in 1635 de Vrede van Praag werd

gesloten, werd Hessen-Kassel buiten het verdrag gelaten, waardoor Willem V zijn Duitse, protestante, bondgenoten verloor. Omdat Hessen-Kassel als enige ‘buitengesloten’ staat nog beschikte over een eigen militaire mocht, trokken Katholieke troepen vervolgens de grenzen van Hessen-Kassel binnen en de Hessische troepen werden gedwongen om te vluchten.

Aangezien Frankrijk inmiddels de oorlog aan de Habsburgers had verklaard, en zich dus aan de kant van de ‘buitengesloten’ staten en Zweden had geschaard, zag ook Frederik Hendrik nu de voordelen in van een Hessische buffer langs de oostgrens van de Republiek. Hij gaf zijn toestemming tot militaire samenwerking en eind september 1637 arriveerden de troepen van Willem V in Oost-Friesland.61 Vanuit hier vochten de troepen onder leiding van luitenant-generaal Melander tegen het keizerlijke leger.

De Republiek als grootmacht

57 Peter Limm, The Dutch Revolt 1559-1648, (Londen, 1989). 81. 58 Parker, Thirty Years, 111.

59 Wilson, Europe’s Tragedy, 525. 60 Idem, 332-341.

(16)

In 1635 sloten Frankrijk en de Republiek het Verdrag van Parijs, waarin ze elkaar beloofden geen vrede of bestand met Spanje of Oostenrijk te sluiten zonder wederzijdse toestemming. Diplomatiek gezien zette het de Republiek als grootmacht op de Europese kaart.62 Sterker nog, dit verdrag maakte een vrede tussen slechts Spanje en de Republiek onmogelijk en zou zelfs tijdens de vredesbesprekingen in Münster en Westfalen een belangrijke rol gaan spelen. De oorlogen in Europa waren vanaf nu ook op papier met elkaar verbonden. Toen Paus Urbanus VIII een vredescongres in Keulen wilde organiseren om de Habsburgers en Frankrijk te verzoenen, bleek voor het eerst de invloed van het Frans-Nederlandse verdrag. Omdat de Republiek volgens afspraak aanwezig moest zijn, kon niemand de Nederlandse mogendheid meer ontkennen. Het congres werd uiteindelijk afgeblazen, maar het was een diplomatieke overwinning voor de Republiek en een publieke vernedering voor Spanje.63

Dat de Republiek geen vrede zou sluiten met Spanje zonder toestemming van Frankrijk, was niet het enige dat tussen beide landen in het verdrag vastgelegd werd. Ook het bilaterale verdelingsplan van de Zuidelijke Nederlanden werd hierin namelijk besloten. Met dit plan spraken Frankrijk en de Republiek af om, desnoods met een militaire samenwerking, de Spaanse overheersing in de Zuidelijke Nederlanden tegen te werken. Het was de bedoeling dat de bevolking van de Zuidelijke Nederlanden zelf in opstand zou komen tegen de Spaanse overheersing en gedurende drie maanden werd een opstand met behulp van pamfletten gestimuleerd. Toen de adel in de Zuidelijke Nederlanden echter weigerde in opstand te komen, besloten Frankrijk en de Republiek over te gaan op een militaire veldtocht.64 In mei 1635 verklaarde Frankrijk de oorlog aan Spanje en trok het Franse leger de Spaanse Nederlanden binnen. Tijdens de veldtocht door de Zuidelijke Nederlanden, die gemakkelijk had moeten verlopen, weigerden de Vlaamse steden echter hun poorten te openen en het Frans-Staatse leger kwam in een hachelijke situatie terecht. De belegering van de stad Leuven bleek een waar Waterloo te zijn; de tegenstand was enorm. Als wraakactie werd Schenckenschans ingenomen door het Spaanse leger. Het staatse leger won de vesting redelijk snel terug, maar de invloed op de arme plattelandsbevolking in de regio was enorm en de gehele Frans-Staatse veldtocht was uitgelopen op een blamage. Op de berichtgeving over het beleg van Schenckenschans kom ik in hoofdstuk 4 nog terug.

In een nieuwe poging de katholieke grootmachten met elkaar te verzoenen, organiseerde de Paus een aantal jaar later wederom een groot vredescongres en ditmaal was zijn poging succesvol. Ook de Republiek was aanwezig tijdens deze vredesbesprekingen, aangezien de afspraken van het Verdrag van Parijs nog steeds golden. Omdat de Paus echter weigerde om met de protestantse afgevaardigden te spreken, werd het congres in twee verschillende steden gehouden. De protestanten vergaderden in Osnabrück, de katholieken in Münster. De Franse en Zweedse afgevaardigden spraken echter regelmatig met elkaar af om de voorwaarden voor vrede hetzelfde te laten zijn.65 Omdat de Paus niet in het protestantse kamp aanwezig wilde zijn, moest hij machteloos toekijken hoe de Spanjaarden steeds meer gebied moesten inleveren.

Na het sluiten van de Vrede van Münster wordt er feest gevierd in de Republiek. Toch wordt er nu met gemengde gevoelens gekeken naar deze vrede. Hoewel de

62 Poelhekke, ‘Politieke ontwikkeling der Republiek’, 251. 63 Idem, 253.

64Henri Pirenne, (1902, 1908): Geschiedenis van België, Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren, Samenwerkende Volksdrukkerij, Gent. Deel 4, 275-276.

65 Williamson Murray and Jim lacey ed., The making of peace. Rulers, states, and the aftermath of war (Cambridge University Press, 2009) 72.

(17)

uiteindelijke vrede van Münster geldt als een overwinning voor de diplomatie en geboorte van het internationale stelsel van soevereine staten, heeft heel Europa hiervoor moeten bloeden en was het verwoest door oorlog, ziekte en hongersnoden.66

Conclusie

Net als de persgeschiedenis, is de geschiedenis van de Tachtig- en Dertigjarige Oorlog lange tijd vanuit een nationaal perspectief benaderd. Beide oorlogen maakten echter deel uit van een internationale context en waren regelmatig fysiek met elkaar verbonden. Zo was de lange arm van de Republiek voelbaar achter een groot aantal anti-Habsburgse allianties. Via samenwerkingen met Frankrijk en Hessen-Kassel en vanwege de steun aan de Winterkoning, was de Republiek niet alleen in een strijd met de Spanjaarden verwikkeld, maar was ze dus ook verbonden met het religieus/politieke conflict in het Heilig Roomse Rijk. De Tachtig- en Dertigjarige Oorlog mogen dus niet als afgesloten entiteiten gezien worden.

Dat deze vervlechting geen anachronistisch, 21ste-eeuws gedachtegoed is, maar ook daadwerkelijk door de inwoners van de Republiek als zodanig ervaren werd, zal ik aantonen in hoofdstuk 3 en hoofdstuk 4 aan de hand van een bronnenonderzoek. In het volgende hoofdstuk zal ik het type bron bespreken waarop dit onderzoek steunt: de media.

2. Media. Grensoverschrijdend fenomeen

Ver voor de zeventiende eeuw was nieuws vooral bestemd voor de rijken, een punt dat ooit mooi beschreven is door Fernand Braudel: ‘News, a luxury commodity, was worth more than its weight in gold’.67 In de vijftiende eeuw was het zelfs voor de kerk en Europese heersers niet gemakkelijk om op de hoogte van het laatste nieuws te blijven. Het was dan ook zaak dat zij hun eigen postsystemen beheerden en dit was niet gemakkelijk, aangezien hun koeriers regelmatig door vijandig gebied moesten reizen.

66 Femke Deen, ‘De Dertigjarige Oorlog (1618-1648)’ in: Historisch Nieuwsblad 4 (2014).

67 Fernand Braudel, The Mediterranean and the Mediterranean World in the Age of Philip II (New York, 1972) 365.

(18)

Ondanks het gebruik van ‘avvisi’, handgeschreven nieuwsbrieven, was de orale traditie sterk en werd de betrouwbaarheid van de informatie vaak bepaald door de koeriers, die soms de boodschap zelfs mondeling overbrachten. Vanwege deze moeilijkheden vormden kooplieden vanaf de middeleeuwen een belangrijke spil in nieuwsnetwerken. Zij gebruikten hun eigen handelskanalen om informatie te vergaren en te verspreiden. Bovendien werden zij betrouwbaar bevonden vanwege hun neutraliteit ten opzichte van politieke spanningen.68

Met de uitvinding van de drukpers groeiden de nieuwsnetwerken exponentieel, met als gevolg dat informatie minder duur en dus toegankelijk werd voor een groter publiek. John J. McCusker noemt de drukpers een belangrijke verandering voor de manier waarop informatie werd verspreid.69 Voor de uitvinding van de drukpers zou het verspreiden van informatie namelijk afhankelijk zijn van directe en persoonlijke communicatie. Gedrukte kranten, pamfletten en prenten vonden hun weg naar vele lezers die niet zelf met elkaar in contact hoefden te staan, en informatie verspreide zich razendsnel.

Nu deze media de basis vormen van mijn bronnenonderzoek naar de (mentale) verknoping van de Dertig- en Tachtigjarige Oorlog, zal ik in dit hoofdstuk eerst de krant en het pamflet introduceren en vervolgens de kritische houding van lezers ten opzichte van kranten bespreken. Tenslotte zal de meest recente publicatie over de wisselwerking tussen de Nederlandse pers en de Dertigjarige Oorlog aan bod komen.

Wat was nieuws?

Uyt Venetien den 1 junij, Anno 1618.

Den 25. Passato is geadviseert worden van het groot verraet alhier, ’t welck ontdekt is, zijnde vele derzelver gerustireert daer onder eenighe Francoysen die zich met de Spaenschen ende eenighen dezer Edelluyden verbonden deze stadt aan 50 plaetsen ende meer in brant te steken ende te plonderen (…)

Met dit spannende nieuwsbericht uit Venetië verscheen de eerste Courante uyt Italien,

Duytslandt, & c. van de hand van de Amsterdamse drukker Jan van Hilten op 14 juni,

1618.70 Zijn Amsterdamse collega Broer Jansz volgde niet veel later met een tweede Nederlandstalige krant: Tijdinge uyt verscheyde quartieren. Zoals in de inleiding al kort besproken, zijn deze kranten niet te vergelijken met de kranten van nu. De vroegmoderne krant bestond uit één a4-tje, dat aan beide kanten bedrukt was. De urgentie van het bericht bepaalde niet de plek die het kreeg in de krant, dus zo kon een grote veldslag achter de notie van de aankomst van een bepaalde vorst in een bepaalde stad komen te staan. Ook waren de kranten geen dagelijks fenomeen: de Tijdinghe en de

Courante verschenen iedere zaterdag, met soms een extra editie halverwege de week.

Vanwege de gunstige positie van de Republiek in het Europese handelscircuit, gold de Republiek ook als een belangrijk knooppunt voor nieuws. In de Republiek werd nieuws uit verschillende Europese landen verzameld en vervolgens ook weer gedistribueerd naar het buitenland.71 De Republiek was zelfs zo’n belangrijke spil in het nieuwsnetwerk, dat verzameld nieuws uit Duitsland uiteindelijk zijn weg weer terug

68 Andrew Pettegree, The Invention of News. How the world came to know about itself (New Haven & London, 2014), 38-41.

69 John J, McCusker, ‘The Demise of Distance: The business Press and the Origins of the Information Revolution in the Early Modern Atlantic World’, The American Historical Review 110-2 (2005), 295-321, resp. 295-296.

70 Courante, 14-06-1618.

(19)

vond naar Duitsland. Dit klinkt als een paradox, maar het is wel tekenend voor de nieuwsorganisatie van de Nederlandse correspondentie.72

Omdat een groot deel van de Nederlandstalige kranten nieuws uit Duitsland bevatte, besloot de Duitse drukker Johan Mertzenich om in Keulen een vertaling van de

Courante te publiceren.73 Het nieuws in deze Niederlendischen, und au andern Orthenβ

Post-/zeitungen was vaak niet meer actueel vanwege de omweg die de berichten

maakten, maar het zegt wel veel over de populariteit van de Nederlandse nieuwsvoorziening. Ook is dit internationale bereik van de Courante representatief voor de vroegmoderne nieuwsvoorzieningen.

Ondanks de populariteit van deze Nederlandse kranten, werd de gedrukte krant in de vroegmoderne tijd niet zonder meer het belangrijkste nieuwsmedium. In The

Inventions of News (2014), waarin de opkomst van de krant ten opzichte van andere

nieuwsbronnen wordt besproken, betoogt Andrew Pettegree dat dit allereerst komt door het feit dat de amusementswaarde van de krant vrij laag was.74 In vergelijking met de moraliserende en meeslepende pamfletten was de krant zelfs saai te noemen.75 De kranten hadden een hoge informatiedichtheid en de lezer moest goed op de hoogte zijn van het voorafgaande nieuws om de berichten in de juiste context te kunnen plaatsen. De kranten werden dan ook voornamelijk gelezen door ‘professionals’: individuen die op de hoogte moesten zijn van het reilen en zeilen in de Europese politiek zoals diplomaten, kooplieden en andere verspreiders van nieuws.76

Door de bovengenoemde onaantrekkelijke eigenschappen, bleef de krant lange tijd bestaan naast de (nieuws)pamfletten, die vaak een stuk toegankelijker waren en dus een groter publiek konden bereiken.77 Gedrukte pamfletten circuleerden al vanaf vroeg in de zestiende eeuw in de Republiek en worden door Roeland Harms omschreven als gedrukte teksten die direct of indirect betrekking hebben op politiek-actuele kwesties.78 In de zeventiende eeuw verschenen er steeds meer pamfletten in de moedertaal, aangezien de verstedelijking gepaard ging met de afname van het analfabetisme.79 Alhoewel de inhoud van pamfletten zich – net zoals in de zestiende eeuw –nog vrij vaak mondeling verspreidde, werd het publiek dat deze zelfstandig kon lezen steeds groter. Volgens Harms waren de pamfletten niet slechts bedoeld voor de elite, maar ook voor een grote groep burgers.80 De auteur wijst hierbij op de vele literaire pamfletten in de Republiek, waarvan een groot deel op vermaak gericht was. Volgens hem werden de pamfletten – en daarmee de politieke discussie – laagdrempelig en dit zou wijzen op een steeds belangrijkere politieke rol van het grote publiek.81

Het pamflet fungeerde behalve als politieke tekst ook als handelsproduct. Een pamflet moest zo veel mogelijk verkopen en de maker speelde dus niet alleen om politieke redenen, maar ook uit marktoverwegingen in op bestaande debatten. Harms betoogt dat het resultaat van deze handelsinstelling een routinematige nieuwsproductie

72 Idem. 73 Idem.

74 Andrew Pettegree, The Invention of News. 75 Idem, 364.

76 Arthur der Weduwen, Dutch and Flemisch Newspapers of the Seventeenth Century, 1618-1700 (Londen, 2017).

77 Pettegree, The Invention of News, 364.

78 Roeland Harms, Pamfletten en de publieke opinie. Massamedia in de zeventiende eeuw (Amsterdam, 2011) 14.

79 Idem, 25.

80 Harms, Pamfletten en de publieke opinie, 254. 81 Idem.

(20)

was. De pamfletten reageerden op een bestaande discussie en dit was voor de lezers een belangrijke stimulans om ze te blijven kopen.82

Pamfletten zijn echter lange tijd genegeerd door historici en niet gebruikt als bronmateriaal, omdat ze een gekleurd beeld geven van de feiten. Harms citeert in dit kader Halasz, die beweert dat we pamfletten uit de zeventiende eeuw niet moeten zien als een weerspiegeling van de inhoudelijke argumenten van een politiek debat, maar van de discussieprocedure zelf, van de mate van participatie door het lezerspubliek en van de intensiteit waarmee politieke, religieuze, sociale en culturele thema’s de agenda van het publieke debat beheersten.83 Ik zou hier tegenin willen brengen dat ondanks het feit dat de schrijvers van pamfletten vaak een (politieke) agenda hadden, de onderwerpen die ze aansnijden wel maatschappelijk relevant waren. Dat vormde immers een deel van hun aantrekkingskracht. Het gaat wat mij betreft dan ook te ver om de pamfletten slechts te zien als een weerspiegeling van de discussieprocedure. Ook gekleurd nieuws zegt namelijk iets over de manier hoe men bepaalde gebeurtenissen benaderde.

Fake news

‘In Italien leeft Spinola, In Vrankrijk is hij doot’84 Op deze manier maakt Pieter

Corneliszoon Hooft de lezer van zijn brief duidelijk dat het nieuws dat in kranten stond, niet altijd even betrouwbaar was.85 Ook in de zeventiende eeuw werd de krant door zijn lezers dus niet altijd gezien als onpartijdige en betrouwbare bron. Annie Stolp laat in De

eerste couranten in Holland (1938) al zien dat Hooft het nieuws in kranten graag

verifieerde door meerdere bronnen met elkaar te vergelijken. De kranten zijn volgens Hooft namelijk tot liegen geneigd.86 Over het eerste nieuws over het beleg van Maagdenburg heeft hij ook scrupules: ‘C’est une piteuse consolation, que celle des

contredicts, puisque les nouvelles fraisches n’en manquent jamais et qu’ordinairement les tristes ne scavent volontiers mentir’.87 Stolp laat duidelijk zien waarom Hooft de bronnen

zo aarzelend benaderd. In een brief die Hooft dezelfde dag nog verstuurd, herinnert hij de lezer er namelijk aan, ‘hoe menig maal valsche berichten uit Bohemen tot vreugde

gestemd hebben.’88

Politici handelden dus nooit op basis van slechts één bron, maar combineerde altijd bronnen om het nieuws te verifiëren, want, zoals Pettegree beweert: ‘to act on a report that turned out to be false, or exaggerated, could be more disastrous than not to have acted at all.’89 Aangezien de lezers van kranten de betrouwbaarheid zeer hoog in het vaandel hadden, kwamen uitgeverijen er niet mee weg om systematisch foutief of partijdig nieuws te verkopen. Personen die, op welke manier dan ook, afhankelijk waren van nieuws, kochten namelijk zowel de Amsterdamse Tijdinghe en Courante als Antwerpse Nieuwe Tijdinghe van Abraham Verhoeven, om bijvoorbeeld oorlogsnieuws te staven.

Ook Harms beweert in zijn vergelijking tussen kranten en pamfletten dat de Nederlandse couranten tot het eind van de achttiende eeuw neutrale berichten over gebeurtenissen in het buitenland bevatten. Hierna verschijnen pas opiniestukken in de

82 Idem, 251 83 Idem, 24.

84 Annie Stolp, De eerste couranten in Holland (Haarlem, 1938) 86.

85 Michiel van Groesen, ‘Reading Newspapers in the Dutch Golden Age’ in: Media History 22:3-4, 334-352, resp. 341.

86 Annie Stolp, De eerste couranten, 86 87 Idem.

88 Idem, 85.

(21)

krant, omdat courantenuitgevers te maken hadden met de censuurwetgeving: politieke bemoeienis was in principe verboden.90 Politieke statements in de kranten bleven volgens Harms dus achterwege tot de het eind van de achttiende eeuw en opinies bleven hiervoor dus voorbestemd tot de pamfletten, waar de makers zich vaker anoniem konden houden.

Toch kwam het in tijden van oorlog regelmatig voor dat de drukkers zich lieten verleiden tot partijdige berichtgeving. Zo vergelijkt Van Groesen in ‘(No) News from the Western Front’ de Amsterdamse drukker Van Hilten (Courante uyt Italien ende

Duytschlandt) en de Antwerpse drukker Abraham Verhoeven (Nieuwe Tijdinghe) met

elkaar.91 Het blijkt dat Verhoeven een voorkeur had voor het drukken van succesvolle expedities en tegenvallend nieuws met enige regelmaat achterhield. Van Groesen wijt dit aan de censuur van de Spaanse autoriteiten en Andrew Pettegree sluit zich hierbij aan door de Nieuwe Tijdinghe een ‘propaganda vehicle for the local Habsburg regime’ te noemen.92 De bewering van Harms, dat kranten een medium waren waar voornamelijk neutrale berichten in verschenen, klopt wellicht wat betreft de toon van de berichtgeving, maar zeker niet wanneer we de selectie van het nieuws bij de analyse betrekken. In hoofdstuk 3 en 4 zal ik duidelijk maken dat ook de Nederlandse kranten zich regelmatig lieten verleiden tot partijdige berichtgeving.

Ook pamfletten waren echter niet altijd vrij van censuur. De pamfletten in de zeventiende eeuw zouden nog afhankelijk zijn van politici die hun standpunten via de pamfletproductie stimuleerden. Pettegree benadrukt dat drukkers het niet altijd even gemakkelijk hadden wat betreft hun vrijheid in het verspreiden van informatie.93 In Engeland mochten de drukkers Butter en Bourne bijvoorbeeld niks publiceren over binnenlands nieuws en ze mochten zeker geen commentaar leveren op de Engelse politiek. De Engelse autoriteiten wilden een controleerbaar monopolie op politiek nieuws.94 Thomas Locke en John Pory, beiden ook leveranciers van gedrukt nieuws, kwamen destijds zelfs met het ‘idee’ om de overheden zelf een krant te laten publiceren.95 Deze zou de publieke opinie kunnen vormen in tijden van crisis en op deze manier zouden deze kranten kunnen bijdragen aan de gehoorzaamheid van het volk.96 Met deze suggestie sluiten Lock en Pory zich aan bij de visie van hun tijdgenoot Virgilio Malvezzi, de adviseur van de hertog van Toscane. Hij beweerde namelijk dat de overheid door het verspreiden van valse geruchten het volk rustig hield. Vals nieuws was volgens Malvezzi beter dan geen nieuws, omdat nieuwgierigheid zou kunnen leiden tot de openbaring van zaken die de staat zouden kunnen beschadigen.97

Nieuws in de zeventiende eeuw was dus niet altijd even betrouwbaar, maar dit zegt absoluut niets over de waarde van de vroegmoderne berichtgeving als bron. Kranten worden dan ook al eeuwen bestudeerd en gebruikt als historische bron. Ook voor de verbondenheid tussen de Tachtig- en Dertigjarige Oorlog is de krant zeer geschikt.

90 Harms, Pamfletten en de publieke opinie, 28

91 Michiel van Groesen, ‘(No) news from the Western front. The weekly press of the Low Countries at the maken of Atlantic news’, The Sixteenth Century Journal 44-3 (2013), 739-60.

92 Pettegree , The Invention of News, 191. 93 Idem, 195.

94 Idem. 95 Idem, 197. 96 idem.

97 Brendan Dooley, ‘News and Doubt in Early Modern Culture. Or. Are we Having a Public Sphere Yet?’ in: Idem en Sabrina Baron, ed., The Politics of Information in Early Modern Europe (Londen en New York, 2001), 275-290, resp. 281.

(22)

De Dertigjarige Oorlog in de Nederlandstalige media

Zoals in de inleiding al genoemd, bracht Johannes Arndt in 1998 een boek uit over de betrekkingen tussen het Heilige Roomse Rijk en de Republiek tussen 1566 en 1648. Hierin bespreekt Arndt ook de Duitstalige publiciteit over de Tachtigjarige Oorlog. Ondanks het feit dat hij zich voornamelijk richt op het begin van de Opstand, brengt de auteur een aantal opvallende bevindingen naar voren. Allereerst laat Arndt zien dat de Duitstalige berichtgeving over de Opstand voornamelijk sensatiegericht was, in de ruime zin van het woord: alles, van overstromingen en veldslagen tot natuurgeweld in de Republiek, werd gepubliceerd in Duitsland.98

De pro-Opstand berichtgeving werd in een aantal Duitse vorstendommen gedoogd en Arendt betoogt dan ook dat de ‘öffentlichkeit’ in de vroegmoderne vorstendommen dus groter was dan Habermas het voorstelde. De Duitse publicaties over de Opstand in de Republiek waren echter niet slechts bedoeld voor een protestante doelgroep. Volgens de auteur was het namelijk voor iedereen in Duitsland van belang om te weten hoe de Nederlandse Opstand verliep en hoe ver de macht van de Habsburgers nog strekte.99

De meest opvallende conclusie die Arndt trekt, is dat de ‘Spaanse zaak’ maar weinig voorvechters leek te hebben in het Duitse Rijk. Dit was onder andere het resultaat van de goede propaganda over de leyenda negra, waardoor Filips II en Alva weinig positief in het Duitse nieuws kwamen.100 Met zijn onderzoek naar Duitstalig nieuws over de Republiek laat Arndt dus zien dat er geen sprake was van een eenzijdige nieuwsstroom. Niet alleen was de Republiek dus een belangrijke spil in de Europese nieuwsvoorziening en vond buitenlands nieuws via de handelsnetwerken zijn weg naar Amsterdam, nieuws uit de Republiek zelf vond dus blijkbaar ook zijn weg naar het buitenland. Er was een duidelijke vraag naar Nederlands nieuws over de Tachtigjarige Oorlog in Duitsland.

Helmer Helmers richt zich in ‘Foreign News in Times of Domestic Crisis’ op het nieuws in de tegengestelde richting.101 Zoals ik in hoofdstuk 1 al heb laten zien, had Maurits van Oranje een aanzienlijke rol in de Boheemse Opstand. Volgens Helmers hangt deze rol van Maurits in de Boheemse Revolutie samen met het einde van het Twaalfjarig Bestand in de Republiek.102 Hiermee positioneert de auteur zich tegenover onder andere Josef Vincent Poli enský en Charles den Tex, die beweren dat Maurits vanwege hetṧ naderende einde van het Bestand geen tijd had om zich bezig te houden met de Boheemse Opstand.103

Dankzij het goede propaganda apparaat van Maurits werden er veel pamfletten gepubliceerd, waarin werd beweerd dat het Nederlandse lot samenhing met dat van de Duitse protestanten. Hierdoor was er tegen het einde van het Bestand veel aandacht voor Duits nieuws gegenereerd. Het Nederlandse politieke discours was dus gekoppeld aan het conflict in Duitsland.

Deze verbondenheid gaf volgens Helmers een belangrijke impuls aan de opkomst van een nieuw medium in de Republiek: de krant.104 Door te stellen dat de publicatie van de eerste krant samenhangt met het begin van de Dertigjarige Oorlog, gaat Helmers in tegen andere historici, zoals Joop Koopmans, die van mening zijn dat juist de rijkdom

98 Arndt, Das Heilige Römische Reich und die Niederlande, 289. 99 Idem, 290

100 Idem, 292.

101 Helmers, : 'Foreign News in Times of Domestic Crisis’. 102 Idem, 16-25.

103 Idem, 10-11.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In militaire zin ligt de kern van het probleem van de Vietnam-oorlog in de jaren 1965-1968, toen het Military Assistance Command Vietnam onder Westmoreland met een grootschalige,

Deze vredesopera- ties hebben dan ook een enerverend nieuw hoofdstuk aan de militaire geschiedenis van ons land toegevoegd; een hoofdstuk waaraan ik de komende jaren, conform

• onbetaald huishoudelijk werk voldoet niet: status van huishoudelijk werk is laag / maatschappelijke status is afhankelijk van het beroep van de

• Een kwaliteitskrant (als The New York Times) bericht feitelijker over de gebeurtenissen (de oorlog) / heeft veel meer feitelijke koppen / heeft een uitgebreide en

In de tweede plaats zijn processen die zich binnen dergelijke organisaties afspelen vaak niet toegankelijk voor volksvertegenwoordigers waardoor de positie van de president

Klaas beaamt dit en gaat even later door op het thema ‘liefde’, wat een brug blijkt naar vertellen over zijn relatie met zijn vrouw en, via het benoemen van de impact van

28 Zo laat David Park zien hoe tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865) foto’s nog niet in kranten en tijdschriften afgedrukt konden worden, maar dat ze er wel

Het meeste beeldmateriaal zou van het Gouvernements Filmbedrijf komen, maar voor deze functioneerde waren er al beelden van onder meer het Rode Kruis.. Deze waren half