• No results found

Beleving leefklimaat in justitiële jeugdinrichtingen door jongeren en jongvolwassenen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Beleving leefklimaat in justitiële jeugdinrichtingen door jongeren en jongvolwassenen"

Copied!
39
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Beleving Leefklimaat in Justitiële jeugdinrichtingen door Jongeren en Jongvolwassenen

Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek

Graduate School of Child Development and Education

Universiteit van Amsterdam

K.M. Sterkenburg, 10674020

Begeleiding: L. van Rijn – van Gelderen, PhD

Tweede beoordelaar: I. Wissink, PhD

(2)

2 Inhoud Abstract 3 Theoretisch kader 4 Huidig onderzoek 12 Methoden 14 Participanten 14 Procedure 16 Meetinstrument 16 Resultaten 20 Discussie 22 Conclusie 26 Referenties 27 Bijlage

(3)

3 Living Group Climate among Adolescents and Young Adults in Dutch Youth Correctional

Facilities

Abstract

Differences between adolescents (18-) and young adults (18 or older) in experienced living

group climate in youth correctional facilities were measured using the Group Climate

Instrument (GCI). A total of 362 adolescents (n = 103) and young adults (n = 259) filled out

the GCI questionaire. Results show that adolescents experienced a more open living group

climate compared to young adults. Significant differences between the two groups were found

on the support scale and repression scale. No differences were found on the growth scale and

group atmosphere scale. It is argued that further research about the exact differences in

development and needs of both incarcerated groups is necessary to help establish an optimal

(4)

4 Beleving Leefklimaat in Justitiële Jeugdinrichtingen door Jongeren en Jongvolwassenen

In april 2014 is het adolescentenstrafrecht in werking getreden (Jansen, 2014). Het

adolescentenstrafrecht houdt onder andere in dat rechters nu de mogelijkheid hebben om

jongvolwassenen tot 23 jaar een straf uit het jeugdstrafrecht op te leggen. De motivatie voor

de invoering van het adolescentenstrafrecht valt te lezen op de website van de Eerste Kamer

der Staten Generaal: “Het kabinet wil de toepassing van het sanctiestelsel voor jeugdigen bij

jongvolwassenen toepassen, wanneer dit gelet op de ontwikkelingsfase van de jongvolwassene, de meest effectieve manier is om het gedrag positief te beïnvloeden. En daarmee de adolescent stimuleren een verantwoorde rol in de samenleving op zich te nemen.” (https://www.eerstekamer.nl/wetsvoorstel/33498_invoering, n.d.).

Het jeugdstrafrecht kan dus worden opgelegd aan adolescenten tot 23 jaar om een

positieve gedragsbeïnvloeding te bewerkstelligen. Het algemene doel van het jeugdstrafrecht

is, in tegenstelling tot het volwassenenstrafrecht, om heropvoeding en resocialisatie te

realiseren (Weijers & Imkamp, 2014). Deze heropvoedingsbasis is opgenomen in het

Internationale Verdrag voor de Rechten van het Kind (verder: IVRK). Belangrijk is dat het

jeugdstrafrecht zich niet richt op ‘quiapeccatum’, wat betekent dat er gestraft wordt omdat er

een delict is gepleegd, maar op ‘ne peccetur’, wat betekent dat er straf volgt om te voorkomen

dat er nogmaals een delict wordt gepleegd. Anders dan bij het volwassenen strafrecht is het

vergeldingsprincipe, straffen omdat er een delict is gepleegd, slechts op de achtergrond

aanwezig (Weijers & Imkamp, 2014).

De rechter kan vanuit het jeugdstrafrecht een jongere of jongvolwassene in een

Justitiële Jeugdinrichting (verder: JJI) plaatsen als een hoofdstraf bij een misdrijf of in het

kader van de maatregel Plaatsing Justitiële Jeugdrichting (verder: PIJ-maatregel) (Duits &

(5)

5 een voorlopige hechtenis (van der Linde, ten Siethoff, & Zeijlstra-Rijpstra, 2009). Bij

oplegging van jeugddetentie als hoofdstraf is de maximale detentieduur voor jongeren jonger

dan zestien twaalf maanden, en ouder dan zestien vierentwintig maanden. Een PIJ-maatregel

wordt opgelegd voor de duur van twee jaar, maar kan telkens verlengd worden (Duits &

Bartels, 2011).

Een plaatsing in een JJI is een straf volgens het jeugdstrafrecht en dient dus

heropvoeding en resocialisatie te bewerkstelligen. Aansluiting vinden bij de ontwikkeling en

behoeften van deze doelgroep is hierbij van belang (Lambie & Randell, 2013). In het

onderzoek van Lambie en Randell (2013) wordt aangegeven dat verblijf in een JJI in veel

gevallen niet aansluit bij ontwikkeling en criminogene behoeften van jongeren. Het vinden

van deze aansluiting is complex door de variëteit aan problemen waar jongeren in JJI’s mee

kampen. Zo zijn twee veelvoorkomende problemen bij jongeren in JJI’s problematisch

middelengebruik (Krebs, Lattimore, Cowell, & Graham, 2010) en psychische problematiek

(Fuller, 2013; Gillbert, Grande, Hallman, & Underwood, 2015).

Aansluiten bij de behoeften is niet alleen complex door de variëteit aan problemen

waar jongeren in JJI”s mee kampen. Daarnaast is de levensfase waarin zij verkeren, de

adolescentie of pubertijd, ingewikkeld en enerverend (Arnett, 2014; Jensen & Chen, 2013).

Jongeren in deze levensfase experimenten en zoeken grenzen op. Onder andere hierdoor leren

zij te ervaren wat zij wel en niet prettig vinden en wat de omgeving acceptabel gedrag vindt

(Branje, 2012). Daarnaast maken jongeren in deze leeftijdsfase een cognitieve en morele

ontwikkeling door waardoor zij een betere notie krijgen van ‘goed’ en ‘slecht’ (Narvaez &

Lapsley, 2009). Ook zijn jongeren in de pubertijd erg gevoelig voor groepsdruk. Tot hun

vijftiende levensjaar zijn zij bijzonder conformistisch ten opzichte van groepen waar zij bij

(6)

6 als de meest belangrijke fase van de identiteitsontwikkeling (in: Verhofstadt-Deneve, van

Geert & Vyt, 2004). Tijdens deze fase is sprake van een identiteitscrisis die tot een

hoogtepunt komt. Leeftijdsgenoten en individuen waarmee jongeren zich identificeren

vormen de meest betekenisvolle relaties.

Jongeren in JJI’s moeten omgaan met het feit dat zij gevangen zitten tijdens deze

ingewikkelde levensfase. Binnen de JJI hebben zij specifieke behoeften, die gericht zijn op

het doorlopen van de transitie van adolescent naar volwassene (Zajac, Sheidow, & Davis,

2015). Doordat deze jongeren in een JJI verblijven, worden zij beperkt bij het behalen van

bepaalde mijlpalen die bij deze levensfase horen. De onderzoekers noemen dat de jongeren

onder andere onvoldoende leren om stabiele relaties te verkrijgen en te behouden en

onvoldoende scholing krijgen waardoor hun arbeidskansen aanzienlijk verlagen. Deze

beperkingen weerhouden jongeren er volgens de onderzoekers van om verantwoordelijke en

succesvolle volwassenen te worden, wat uiteindelijk het beoogde resultaat van de wetgever is.

Ook Patterson (2002) bespreekt in zijn onderzoek de behoeften van jongeren in JJI’s.

Daaruit komt naar voren dat jongeren in JJI’s vooral behoefte hebben om tot

gedragsveranderingen te komen. Een belangrijk element hierbij is dat de jongeren willen leren

omgaan met hun agressie. In een ander onderzoek (Rafedzi & Abrizah, 2014) wordt

benadrukt dat jongeren in JJI’s een grote behoefte hebben aan informatievoorziening,

bijvoorbeeld over hoe hun leven vormgegeven moet worden buiten de JJI. Wat hierbij

belangrijk is, is dat jongeren graag een inschatting willen maken van hun kansen op school en

op de arbeidsmarkt.

Onderzoek noemt dus dat jongeren in JJI’s behoefte hebben aan het leren van

vaardigheden, die hen op een toekomst buiten de JJI voorbereiden en hen helpen tot

(7)

7 verdiept wordt in de ontwikkelingstaken die bij deze specifieke levensfase horen (van Yperen,

2009). De ontwikkelingstaken van jongeren tussen twaalf en achttien jaar hebben met name

betrekking op het ontwikkelen van een eigen identiteit. Bogaearts, van Aelst en Blockmans

(1998) noemen het verwerven van emotionele onafhankelijkheid ook als een belangrijke

ontwikkelingstaak. Daarnaast noemen zij het ontwikkelen van intellectuele en sociale

competenties, het verwerven van economische onafhankelijkheid, het verwerven van sociaal

verantwoordelijk gedrag en het verwerven van ethische waarden die gekoppeld zijn aan

gedrag als meest belangrijke ontwikkelingstaken. Dit betekent dat ook jongeren in JJI’s zich

op verschillende terreinen moeten kunnen ontwikkelen gedurende hun detentie.

Pedagogisch medewerkers in een JJI vormen de spreekwoordelijke spinnen in het web

bij de ondersteuning van de ontwikkeling van de jongeren, doordat zij vorm geven aan het

dagelijks leven binnen de JJI (Hanrath, 2013). Daarmee spelen zij ook een centrale rol bij het

behalen van de doelstellingen van de wetgever. Pedagogisch medewerkers moeten de

jongeren stimuleren, maar ook straffen wanneer hun gedrag grenzen overschrijdt (Van der

Helm, Beld & Stams, 2014) Jongeren en jongvolwassenen moeten inzicht hebben in wanneer

zij gestimuleerd worden, maar ook wanneer straffen worden toegepast en waarom deze

worden toegepast. Zij kunnen hun gedrag pas aanpassen als zij snappen welk gedrag welke

consequentie heeft (Van der Helm et al., 2014).

Pedagogisch medewerkers zijn daarnaast essentieel wanneer het gaat om het

vormgeven van het leefklimaat binnen de JJI (Van der Helm, 2011). Het leefklimaat heeft

voornamelijk betrekking op de interactie tussen jongeren en pedagogisch medewerkers op

leefgroep niveau. Verschillende aspecten zijn van belang bij het vormgeven van het

leefklimaat. Van der Helm (2011) hanteert vier aspecten binnen het leefklimaat, namelijk:

(8)

8 verstaan dat de medewerkers responsief zijn en voldoende helpen bij persoonlijke problemen.

Ervaren wordt dat pedagogisch medewerkers oprecht geïnteresseerd zijn naar de persoon van

de jongere, zijn wensen en zijn behoeften.

Mogelijkheden tot groei is de factor die inzicht geeft in hoeverre de jongere vindt dat

hij voldoende leert tijdens zijn verblijf en vindt dat zijn verblijf in de JJI zinvol is. Voldoende

mogelijkheden tot groei betekent dat de jongere leert hoe hij zijn toekomst invulling moet

geven en hoe hij zich buiten de instelling moet gedragen (Van der Helm, Klapwijk, Stams, &

van der Laan, 2009). Dit heeft niet alleen betrekking op bijvoorbeeld het verschaffen van

informatie over het zoeken naar werk, maar ook op ondersteuning bij het komen tot positieve

gedragsveranderingen.

Repressie heeft betrekking op de mate van flexibiliteit en controle die de pedagogisch

medewerkers hanteert. Hieronder valt de wijze waarop de regels worden gehandhaafd.

Belangrijk is dat de regels inzichtelijk zijn en consequent worden ingezet (Van der Helm et

al., 2014). Daarnaast is de aan- of afwezigheid van verveling een belangrijke factor.

Verveling wordt gezien als een vorm van repressie en staat dus in relatie tot een gesloten

leefklimaat.

Onder sfeer wordt verstaan de mate waarin de jongeren zich veilig voelen op de

leefgroep. Belangrijk hierbij is dat de jongeren elkaar vertrouwen en geen last hebben van

elkaars aanwezigheid. Daarnaast heeft het betrekking op de wijze waarop structuur wordt

aangeboden (Van der Helm et al., 2009).

Doorgaans wordt het leefklimaat getypeerd als open of gesloten (Van der Helm,

2011). Een leefklimaat wordt getypeerd als open wanneer sprake is van voldoende ervaren

ondersteuning, voldoende mogelijkheden tot groei, weinig repressie en goede sfeer op de

(9)

9 onderling vertrouwen, zijn de pedagogisch medewerker responsief naar de jongeren en instaat

om aan de behoeften van de jongeren te voldoen (Van der Helm, 2011). De interactie tussen

de jongeren en de pedagogisch medewerkers is voornamelijk vriendelijk. Een open

leefklimaat is een veilige omgeving met mogelijkheden tot groei en een positieve sfeer op de

leefgroep (Van der Helm, 2011). In een open leefklimaat voelen pedagogisch medewerkers

dat zij controle hebben over de groep door regelmatig contact te hebben met de jongeren en

een vorm van samenwerking met hen te hebben. Een open leefklimaat staat in relatie tot

minder vaak en minder intensief straffen (De Valk, Van der Helm, Beld, Schaftenaar, Kuiper

& Stams, 2015). Daarnaast kan een open leefklimaat bijdragen aan meer actieve coping, het

verhogen van de behandelmotivatie, afname van agressie en een positieve behandeluitkomst

(Van der Helm et al, 2009; Van der Helm, Beunk, Stams & Van der Laan, 2014).

In een gesloten leefklimaat wordt veel repressie ervaren (Van der Helm, 2011).

Kenmerkend voor een gesloten leefklimaat is dat jongeren vinden dat de regels en straffen

niet op een eerlijke manier worden toepast. Een gesloten leefklimaat kenmerkt zich daarnaast

door weinig mogelijkheden tot groei en een vervelende, grimmige sfeer. De jongeren en

pedagogisch medewerkers voelen zich onveilig en gaan zich vijandig naar elkaar gedragen,

wat kan leiden tot agressief gedrag. Dit agressieve gedrag kan zorgen voor strenger straffen

en dus meer repressie (De Valk et al. 2015). Daarnaast is er bij een gesloten leefklimaat

sprake van weinig vertrouwen, weinig dag structuur en vervelen de jongeren zich vaak (Van

der Helm, 2011).

Een open leefklimaat zorgt, in tegenstelling tot een gesloten leefklimaat, dus voor

meer aansluiting bij de behoeften en ontwikkeling van de JJI populatie en vergroot de

behandelmotivatie. Het vormgeven aan deze aansluiting vormt een nog grotere

(10)

10 invoering van het adolescentenstrafrecht is de populatie en leeftijdsverdeling binnen JJI’s

enorm veranderd. In het document ‘JJI in getal 2010-2014’ van DJI blijkt dat de

leeftijdsverdeling in de periode 2010 tot en met 2012 redelijk stabiel was. De instroom was

als volgt verdeeld (naar leeftijd): 20 procent 12-15 jarigen, bijna 70 procent 16-17 jarigen en

10 procent 18 jaar of ouder. Sinds de invoering van het adolescentenstrafrecht is de verdeling

behoorlijk anders, namelijk: 20 procent 12-15 jarigen, 55 procent 16-17 jarigen en 25 procent

18 jaar of ouder (Dienst Justitiële Inrichtingen, 2015).

Doordat er een verschuiving heeft plaatsgevonden met betrekking tot leeftijd binnen

de JJI populatie, moet nu ook rekening gehouden worden met jongvolwassenen en de

levensfase waarin zij verkeren. Jongvolwassenen hebben ontwikkelingstaken die

voortborduren op wat geleerd is in de vorige fase, namelijk de adolescentie. Spanjaard en Slot

(2015) noemen voor deze groep een aantal ontwikkelingstaken, die anders zijn dan de

ontwikkelingstaken van jongeren. Zo moeten jongvolwassenen leren zorg dragen voor

voldoende financiële middelen, een opleiding afmaken en werken. Het contact met de ouders

is niet meer gebaseerd op afhankelijkheid maar op zelfstandigheid. Wat betreft het aangaan

van vriendschappelijke en intieme relaties is deze fase gericht op duurzaamheid en

verdieping.

Niet alleen wat betreft behoeften en ontwikkeling kunnen jongeren en

jongvolwassenen van elkaar verschillen, ook het verloop van hun criminele carrière kan heel

anders zijn. Moffitt (1993) heeft onderzoek gedaan naar criminele carrières van jongeren en

dan met name wanneer deze hun aanvang vonden en wanneer deze werden gestopt. Hij vond

dat er twee categorieën te onderscheiden zijn: life-time-persistent criminelen en de

adolescence-limited criminelen. Individuen die behoren tot de eerste groep kenmerken zich

(11)

11 en zet door tot na de adolescentie. De tweede groep bestaat echter uit individuen die

gedurende de adolescentie crimineel gedrag laten zien maar er daarna weer mee ophouden.

Crimineel gedrag is bij hen gekoppeld aan de adolescentie en daardoor tijdelijk (Moffitt,

2004).

Door de verschillen in behoeften en ontwikkeling is niet verwonderlijk dat het

samen-plaatsen van jongeren en jongvolwassenen op veel kritiek stuit bij verschillende partijen.

Jongeren tot achttien jaar wiens vrijheid wordt afgenomen, mogen volgens artikel 37c van het

IVRK, niet samen verblijven met volwassenen (Uit Beijerse, 2013). Het benemen van de

vrijheid mag volgens het IVRK alleen een uiterst middel zijn, dat in het belang van het kind

is. De Kinderombudsman wijst op het feit dat jongeren een passend dagprogramma moet

worden geboden, waar een pedagogische inslag centraal staat. Situaties waarin, in het meest

extreme geval jongeren van twaalf jaar samen geplaatst worden met jongvolwassenen van

tweeëntwintig jaar of ouder, maken dit enorm lastig of misschien zelfs onmogelijk. Het advies

van de Kinderombudsman is dan ook om te zorgen voor een goed dagprogramma waarbij

resocialisatie centraal staat en te zorgen dat achtienminners en achttienplussers niet bij elkaar

worden geplaatst (Kinderombudsman, 2012).

Niet alleen de Kinderombudsman wijst op de bezwaren rondom het samen-plaatsen

van jongeren en jongvolwassenen. Op 30 mei 2013 heeft Kamerlid Kooiman een motie

ingediend die pleit voor aanpassing van het plaatsingsbeleid bij de invoering van het

adolescentenstrafrecht, door de plaatsing van jongeren en jongvolwassenen te differentiëren

naar leeftijd. Deze motie is door een meerderheid van de Tweede Kamer aangenomen op 4

juni 2013. Daarnaast hebben de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR) en Raad

voor de Rechtsspraak (RvdR) naar aanleiding van de invoering van het adolescentenstrafrecht

(12)

12 kunnen worden beperkt. Zowel de NVrR als de RvdR adviseren uitdrukkelijk dat

differentiatie naar leeftijd wenselijk is bij de plaatsing van jongeren en jongvolwassenen in

JJI’s.

Huidig onderzoek

Hoewel vanuit diverse hoeken signalen zijn afgegeven dat het samen-plaatsen van jongeren

en jongvolwassenen in JJI’s onwenselijk is, gebeurt dit in de praktijk toch. De wetgever

beoogt met het plaatsen van jongeren en jongvolwassenen in een JJI het recidivecijfer te

verlagen door middel van resocialisatie en heropvoeding. Om het recidivecijfer te verlagen is

van belang dat voldaan wordt aan de behoeften van de jongeren en jongvolwassenen.

Daarnaast moet rekening gehouden worden met hun ontwikkeling. Uit onderzoek blijkt

jongeren en jongvolwassenen in andere levensfasen verkeren en andere behoeften en

ontwikkelingstaken kennen. Binnen JJI’s dient te worden ingespeeld op deze behoeften en

ontwikkelingstaken om de jongeren en jongvolwassenen voldoende voor te kunnen bereiden

op een leven buiten de JJI en daarmee recidive te verminderen.

Onderzoek naar het leefklimaat laat zien dat een open leefklimaat kan bijdrage aan een

positieve behandeluitkomst en daarmee een vermindering van de kans op recidive. Onbekend

is echter of de beleving van de jongvolwassenen met betrekking tot de vormgeving van het

leefklimaat verschilt van die van jongeren. Een verschil zou impliceren dat samen-plaatsing

van jongeren en jongvolwassenen niet gewenst is omdat het bewerkstelligen van een positieve

behandeluitkomst voor beide groepen dan in het geding komt. De wetgever zou in dat geval

het plaatsingsbeleid moeten aanpassen omdat anders een tegengesteld effect bereikt zou

(13)

13 De hoofdvraag van dit onderzoek is dan ook:

In hoeverre ervaren jongeren en jongvolwassenen het leefklimaat anders in JJI’s?

Deze hoofdvraag zal worden beantwoord aan de hand van vier deelvragen, namelijk:

Deelvraag 1: In hoeverre wordt de mate van ondersteuning van de medewerkers anders

ervaren door jongvolwassenen in vergelijking met jongeren in JJI’s?

Deelvraag 2: In hoeverre worden de mogelijkheden tot groei anders ervaren door

jongvolwassenen in vergelijking met jongeren in JJI’s?

Deelvraag 3: In hoeverre wordt repressie anders ervaren door jongvolwassenen in

vergelijking met jongeren in JJI’s?

Deelvraag 4: In hoeverre wordt de sfeer op de leefgroep anders ervaren door

jongvolwassenen in vergelijking met jongeren?

Met betrekking tot de eerste deelvraag wordt verwacht dat jongvolwassenen minder

ondersteuning door medewerkers ervaren dan jongeren omdat de medewerkers onvoldoende

aansluiten op de levensfase waarin jongvolwassenen verkeren. Daarnaast wordt verwacht dat

jongvolwassenen minder mogelijkheden tot groei ervaren dan jongeren, omdat zij in hun

levensfase andere ontwikkelingstaken moeten (leren) vervullen. Verwacht wordt ook dat

jongvolwassenen meer repressie ervaren dan jongeren aangezien zij ouder en zelfstandiger

zijn dan jongeren tot achttien jaar en niet meer gewend zijn aan bepaalde regels. De laatste

verwachting is dat jongvolwassenen meer negatief zijn over de sfeer binnen JJI’s dan

jongeren, omdat jongvolwassenen onvoldoende aansluiting kunnen vinden met jongeren op

(14)

14

Methoden Participanten

In totaal hebben 436 respondenten deelgenomen aan het onderzoek (N = 436). De jongste

respondenten waren twaalf jaar oud, de oudste vijfentwintig jaar (M = 18.42, SD = 2.05). Van

deze groep behoorde 29.8 procent tot de groep jongeren (jonger dan achttien jaar) en 70.2

procent tot de groep jongvolwassenen (achttien jaar of ouder). De groep bestond voor 96.4

procent uit jongens/mannen en 3.6 procent uit meisjes/vrouwen.

Binnen de JJI verbleef 34.9 procent van de respondenten op een langverblijfgroep en

39.9 procent op een kortverblijfgroep. Een jongere wordt altijd na binnenkomst eerst op een

kortverblijfgroep geplaatst. Na ongeveer drie maanden wordt de jongere overgeplaatst naar

een langverblijfgroep. Dit gebeurt niet wanneer verwacht wordt dat de jongere de JJI binnen

korte tijd kan verlaten. Er zitten maximaal acht jongeren op een langverblijfgroep en

maximaal tien jongeren in een kortverblijfgroep. Naast de lang- en kortverblijfgroepen

verbleef het overige percentage (25.2 procent) op een speciale groep, zoals Bijzondere Zorg

of Very Intensive Care (VIC). Deze speciale groepen zijn ingericht voor jongeren die niet op

een lang- of kortverblijfgroep kunnen verblijven, bijvoorbeeld vanwege ernstig anti-sociaal of

psychopathiform gedrag.

De demografische gegevens van de jongeren en jongvolwassenen zijn weergegeven in

tabel 1. Tabel 2 bevat een weergave van de verdeling onder de JJI’s die hebben deelgenomen

(15)

15

Tabel 1

Demografische gegevens van de jongeren en jongvolwassenen

Jongeren Jongvolwassenen Aantal (n) 130 306 Leeftijd (M, SD) 16.2 (1.18) 19.2 (1.53) Percentage jongens 94 95 Percentage meisjes 6 4 Percentage langverblijf 23.3 58.8 Percentage kortverblijf 64.7 28.4

Percentage speciale groepen 12.1 12.8

De verdeling onder de JJI’s was als volgt:

Tabel 2

Percentage respondenten dat heeft deelgenomen per JJI

Naam JJI Percentage respondenten

Amsterbaken 10.5 Den Heyacker 13.5 Eikenstein 6.7 Hartelborgt 15.1 Poortje/Juvaid/Keerpunt 9.6 Hunnerberg 13.1 Lelystad/Rentray 18.8 Teylingereind 12.6 Totaal 100

(16)

16

Procedure

Medewerkers en stagiaires van Hogeschool Leiden hebben afspraken gemaakt met

medewerkers van de JJI’s om de vragenlijsten af te nemen. De afnamen vonden plaats op de

verschillende leefgroepen binnen de JJI’s. De jongeren werd in groepsverband gevraagd om

deel te nemen aan het onderzoek door de vragenlijst in te vullen. Hen werd verteld dat het

onderzoek beoogde te meten hoe de jongeren het op de leefgroep vinden en wat er verbeterd

kan worden. Daarnaast werd aangegeven dat de resultaten met de medewerkers van de JJI

zouden worden besproken. Verder werd uitgelegd dat de gegevens van de jongeren volledig

anoniem werden verwerkt in een computerprogramma (SPSS). De jongeren werd gevraagd

een toestemmingsverklaring te tekenen die apart van de ingevulde vragenlijst werd bewaard.

De afnamen vonden plaats op de leefgroepen binnen de JJI’s. Dit gebeurde in

sommige gevallen gezamenlijk (bijvoorbeeld tijdens een pauze-moment aan een grote tafel)

of individueel met een medewerker of stagiair van Hogeschool Leiden. Af en toe werden

vragenlijsten achtergelaten op de leefgroep zodat jongeren die op dat moment afwezig waren

de lijst ook in konden vullen. Deze lijsten werden dan door medewerkers van de JJI

verzameld en doorgestuurd naar de Hogeschool Leiden. De jongeren ontvingen geen beloning

voor hun deelname.

Meetinstrument

Om informatie te verzamelen over hoe de jongeren in de JJI’s het leefklimaat op hun groep

hebben ervaren, was gebruik gemaakt van het Group Climate Instrument (GCI; Roest,

Dekker, van Miert, De Valk & Van der Helm, 2015). Deze vragenlijst is gebaseerd op het

Prison Group Climate Instrument, dat speciaal voor volwassenen in de forensische zorg is

(17)

17 antwoordschaal op een vijfpunts-Likertschaal. De antwoordmogelijkheden liepen uiteen van 1

(helemaal niet van toepassing) tot 5 (helemaal wel van toepassing).

Totaal leefklimaat

De totale leefklimaatscore bestond uit de gemiddelde score over alle items. Uit de handleiding

van de GCI blijkt dat er geen vaste scores zijn die duiden op een open of gesloten leefklimaat.

De volgende vuistregel wordt gehanteerd bij de vergelijking tussen groepen: een hogere

gemiddelde score op Totaal leefklimaat betekent een meer open leefklimaat (Roest, Dekker,

van Miert, De Valk & Van der Helm, 2015). Daarnaast is de volgende vuistregel gehanteerd

voor de hoogte van de scores op Totaal leefklimaat en de vier afzonderlijke schalen:

- Een gemiddelde score beneden 2.5 werd geïnterpreteerd als beneden-gemiddeld.

- Een gemiddelde score tussen 2.5 en 3.5 werd geïnterpreteerd als gemiddeld

- Een gemiddelde score boven 3.5 werd geïnterpreteerd als bovengemiddeld.

De Cronbach’s alpha waarde werd voor dit onderzoek vastgesteld op .86 voor Totaal

leefklimaat.

Ondersteuning

De score op de schaal Ondersteuning bestond uit een berekening van de gemiddelde score

over twaalf items (items 2, 5, 6, 7, 8, 9, 21, 22, 28, 30, 31, 32). Deze gemiddelde score biedt

inzicht in de mate waarin pedagogisch medewerkers responsief zijn naar de jongeren en hen

helpen met persoonlijke problemen. Een voorbeelditem op deze schaal was: ‘De groepsleiders

behandelen mij met respect’. De Cronbach’s alpha waarde voor Ondersteuning werd voor dit

(18)

18 Groei

De score op de schaal Groei bestond uit een berekening van de gemiddelde score over acht

items (items 13, 14, 15, 16, 20, 24, 25, 27). De gemiddelde score biedt een indicatie in

hoeverre jongeren vinden dat zij iets leren van hun verblijf in de JJI. Een voorbeelditem op

deze schaal was: ‘Mijn verblijf hier is gericht op terugkeer naar buiten’. De Cronbach’s alpha

waarde voor Groei was voor dit onderzoek vastgesteld op .89.

Repressie

Repressie werd gemeten door het berekenen van een gemiddelde over negen items (items 3,

12, 18, 23, 26, 29, 33, 34, 35). Dit gemiddelde biedt inzicht in de mate waarin pedagogisch

medewerkers flexibiliteit en controle toepassen. Een voorbeelditem uit deze subschaal was:

‘Je moet hier toestemming vragen voor alles’. De Cronbach’s alpha waarde binnen dit

onderzoek was voor de subschaal Repressie vastgesteld op .73.

Sfeer

De score op de schaal Sfeer bestond uit het berekening van de gemiddelde score over zeven

items (items 1, 4, 10, 11, 17, 19, 36). Deze gemiddelde score biedt inzicht in hoeverre de

jongeren zich veilig en prettig voelen op de leefgroep. Een voorbeelditem uit deze subschaal

was: ‘We vertrouwen elkaar hier’. De Cronbachs alfa op Sfeer was voor dit onderzoek

vastgesteld op .82.

Descriptieve analyse

Het onderzoek was afgenomen bij 436 respondenten. Bij een controle bleek dat sprake was

(19)

19 daarom zijn twee respondenten (uitbijters) uit de dataset verwijderd. Daarnaast is de

normaalverdeling gecontroleerd voor de totale groep, maar ook voor jongeren en

jongvolwassenen als aparte groepen. Bij benadering was de verdeling normaal, zowel voor de

totale groep als voor jongeren en jongvolwassenen.

Analyse

Om te onderzoeken of de groep jongeren met de groep jonvolwassenen verschilde op hoe het

leefklimaat werd ervaren, is allereerst een Analysis of variance (Anova) uitgevoerd met de

totale leefklimaat scores. Hierbij is het totale leefklimaat als afhankelijke variabele

opgenomen en de leeftijdverdeling in groepen (jongeren en jongvolwassenen) als

onafhankelijke variabele.

Vervolgens is een Multivariate analysis of variance (Manova) uitgevoerd met de vier

subschalen van het leefklimaat, namelijk Ondersteuning, Groei, Repressie en Sfeer. De vier

subschalen zijn opgenomen als afhankelijke variabele, de leeftijdverdeling in groepen

(jongeren en jongvolwassenen) als onafhankelijke variabele. Indien een significant

hoofdeffect werd gevonden, werd vervolgens met post-hoc Anova’s getoetst waar het

significante verschil aan toe te wijzen was.

Als effectsize is de partial eta squared (partial η²) gebruikt. Voor het interpreteren van

de effectsize was de volgende vuistregel gebruikt: klein effect (.01), medium effect (.06) en

groot effect (.14) (Levine & Hullett, 2002). Levine en Hullett (2002) beschrijven in hun

onderzoek het gebruik van de eta partial squared als effectsize en de juiste verslaglegging

(20)

20

Resultaten

Descriptieve resultaten

In totaal zijn 362 respondenten in dit onderzoek meegenomen. Er was sprake van missing

values, wat voor de resultaten betekent dat de verdeling als volgt was: totale groep (n = 362),

jongeren (n = 103) en jongvolwassenen (n = 259). De gemiddelden, standaarddeviaties en

range zijn weergegeven in tabel 3.

Kwaliteit leefklimaat: verschil jongeren en jongvolwassenen

Om de vraag te kunnen beantwoorden of jongeren en jongvolwassenen van elkaar verschilden

in hun ervaring van het leefklimaat in JJI’s is een Anova uitgevoerd op het totale leefklimaat.

Hieruit blijkt een significant verschil tussen jongeren en jongvolwassenen: F (1) = 5.30, p =

.022, partial η² = .015. Dit betreft een klein effect. De gemiddelde score op Totaal leefklimaat

was voor jongeren hoger dan voor jongvolwassenen. Jongeren hebben dus een meer open

leefklimaat ervaren dan jongvolwassenen. Vervolgens is een Manova uitgevoerd om jongeren

en jongvolwassenen met elkaar te vergelijken op subschaal niveau. Hier is een significant

multivariaat hoofdeffect gevonden op leeftijdscategorie: Wilks’ λ = .97, F (4, 357) = 2.65, p =

.033, partial η² = .029. Het betreft een klein effect.

De post-hoc Anova’s zijn geanalyseerd om te onderzoeken op welke subschalen

jongeren en jongvolwassenen van elkaar verschilden, op welke wijze zij van elkaar

verschilden en hoe groot dit verschil was (tabel 4). Hieruit blijkt dat jongeren meer

ondersteuning van medewerkers hebben ervaren dan jongvolwassenen: F (1) = 7.31, p = .007,

partial η² = .020. Het betreft een klein verschil. De score van jongeren op Ondersteuning was

(21)

21 Een ander significant verschil is gevonden op Repressie: F (1) = 4.78, p = .029, partial

η² = .013. Jongvolwassenen hebben meer repressie ervaren in vergelijking met jongeren. Dit

effect is ook klein te noemen. De score van zowel jongeren en jongvolwassenen op Repressie

was gemiddeld.

Er waren geen significante verschillen tussen jongeren en jongvolwassenen gevonden

op de schalen Groei: F (1) = 1.24, p = .267 en Sfeer: F (1) = 2.67, p = .103. Dit betekent dat

jongeren en jongvolwassenen evenveel mogelijkheden tot groei hebben ervaren binnen de JJI.

Daarnaast werd de sfeer op de leefgroep door beide groepen evenredig gewaardeerd. De

scores op Groei en Sfeer waren voor beide groepen gemiddeld.

Tabel 3

Gemiddelden, standaarddeviaties, range en uitkomsten post-hoc Anova’s op de leefklimaat schalen

Jongeren Jongvolwassenen Range

Schalen M SD M SD Potentieel Feitelijk F p Partial η² Totaal LK 3.32 .69 3.11 .81 1-5 1.11-4.78 5.30 .022 .015 Ondersteuning 3.58 .86 3.29 .97 1-5 1-5 7.31 .007 .020 Groei 3.28 1.01 3.14 1.13 1-5 1-5 1.24 .267 .003 Repressie 3.11 .69 3.30 .76 1-5 1.11-5 4.78 .029 .013 Sfeer 3.47 .84 3.30 .93 1-5 1-5 2.67 .103 .007

(22)

22

Discussie

De vraag die in dit onderzoek centraal stond is of jongeren en jongvolwassenen verschillen in

hun beleving van het leefklimaat binnen JJI’s. De resultaten toonden aan dat er een verschil in

beleving van leefklimaat bestaat tussen jongeren en jongvolwassenen in JJI’s. Jongeren

hebben een meer open leefklimaat ervaren dan jongvolwassenen, met meer ondersteuning en

minder repressie in vergelijking met jongvolwassenen. In tegenstelling tot de verwachtingen

zijn geen verschillen gevonden met betrekking tot de mogelijkheden tot groei en de sfeer op

de leefgroep.

De resultaten bevestigden de hypothese dat jongeren meer ondersteuning ervaren dan

jongvolwassenen. Jongeren zijn bezig met het ontwikkelen van een eigen identiteit,

wereldbeeld, plaats in de maatschappij en ontwikkelen van emotionele autonomie (Noom et

al., 2001; Passini, 2014). Medewerkers van een JJI vervullen de rol van een opvoeder en

ondersteunen de jongeren bij deze ontwikkeling (Van der Helm & Hanrath, 2011). Zowel

jongeren als jongvolwassenen hebben ondersteuning nodig bij het ontwikkelen van

autonomie. Op welke manier de ondersteuning voldoet aan de behoeften van het individu

evolueert over tijd en verandert dus naarmate het individu meer volwassen wordt (Inguglia,

Ingoglia, Liga, Lo Coco, & Lo Chricchio, 2015). Medewerkers in JJI’s zijn gewend

ondersteuning te bieden aan jongeren die minder ver zijn in het proces van het ontwikkelen

van deze autonomie. Het is goed voorstelbaar dat de medewerkers nog zoekende zijn naar de

vormgeving van de ondersteuning aan jongvolwassenen waardoor minder ondersteuning

wordt ervaren door deze groep.

Uit de resultaten bleek dat jongvolwassenen meer repressie ervaren dan jongeren in

JJI’s. Deze bevinding suggereert dat jongvolwassenen meer moeite dan jongeren hebben met

(23)

23 met autoriteitsfiguren hebben zijn meer gebaseerd op gelijkwaardigheid, zelfstandigheid en

zelfredzaamheid dan bij jongeren (Spanjaard & Slot, 2015). Het is dus niet verwonderlijk dat

jongvolwassenen meer repressie ervaren doordat zij moeite hebben met het accepteren van

medewerkers als autoriteitsfiguren en het feit dat ze zich aan hun regels moeten houden.

Daarnaast hebben jongvolwassenen normaliter meer controle dan jongeren over de invulling

van hun dagelijks leven. Zij bepalen voor een groot deel zelf hoe zij hun leven invullen en

met wie zij dat doen (Arnett, 2014). Binnen een JJI geldt een vaste dag-structuur, waarbij

contact met anderen bestaat uit contact met een beperkte groep mensen die niet zelf gekozen

is. Dit kan ook een verklaring zijn voor de hogere mate van repressie die jongvolwassenen

ervaren in vergelijking met jongeren.

De hypothese dat jongeren vinden dat sprake is van meer mogelijkheden tot groei kon

niet door de resultaten worden bevestigd. Dit betekent dat jongeren en jongvolwassenen

vonden dat zij ongeveer evenveel vaardigheden leren met betrekking tot een leven buiten de

instelling en het invullen van de toekomst. Voor beide groepen geldt dat dit ongeveer een

gemiddelde score is, wat betekent dat de mogelijkheden tot groei niet als bijzonder laag of

hoog zijn te classificeren. Het is mogelijk dat de scholing binnen JJI’s voldoende is afgestemd

op de behoeften van beide groepen, waardoor zowel jongeren als jongvolwassenen een

evenredig leerproces ervaren. Gezien het feit dat er onvoldoende literatuur beschikbaar is die

deze stelling onderbouwt of ontkracht, blijft dit argument gebaseerd op speculatie.

De wetgever heeft met de invoering van het adolescentenstrafrecht beoogt dat een straf

middels het jeugdstrafrecht wordt toegepast als dit beter past bij de ontwikkeling van het

individu (Uit Beijerse, 2013). Het ontbreken van een verschil met betrekking tot de

mogelijkheden tot groei kan erop duiden dat de wetgever voor een deel geslaagd is in zijn

(24)

24 opgemaakt op wat voor manier de respondenten leerden van hun verblijf in de JJI. Wellicht

sluit het verblijf wat betreft de mogelijkheden tot groei voldoende aan bij beide groepen, juist

door een achterstand in de ontwikkeling bij de jongvolwassenen die in de JJI worden

geplaatst.

Wat betreft het ontbreken van een verschil op de ervaren sfeer op de leefgroep, kan

aan verschillende verklaringen worden gedacht. Voor de JJI populatie geldt dat vaak sprake is

van een ongeveer gelijkwaardige problematische achtergrond en risicofactoren (Corrado,

Roesch, Hart, & Gierowski, 2002). Contact met leeftijdgenoten die ongeveer hetzelfde

hebben meegemaakt kan zorgen voor een sterke onderlinge band en vertrouwen (Coleman &

Hagell, 2007). Dit kan betekenen dat zowel jongeren als jongvolwassenen, onafhankelijk van

hun leeftijd, aansluiting bij elkaar vinden in een groepsproces, waarbij een vergelijkbare

achtergrondgrond zorgt voor een onderlinge band en wederzijds vertrouwen. Dit kan een

verklaring zijn voor het ontbreken van een verschil in ervaren sfeer tussen jongeren en

jongvolwassenen.

Hoewel het verschil tussen jongeren en jongvolwassenen in de beleving van het

leefklimaat binnen dit onderzoek statistisch significant te noemen is, blijken de gevonden

effecten klein. Dit geldt voor alle verschillen die in dit onderzoek zijn gevonden, zowel op

totaal leefklimaat-niveau als op schaalniveau. Binnen huidig onderzoek mag niet voorbij

worden gegaan aan het feit dat de verschillen significant zijn. Daarbij moet echter wel in

ogenschouw worden gehouden dat de resultaten met meer nuance geïnterpreteerd dienen te

worden dan wanneer sprake zou zijn van grote effecten.

Voor huidig onderzoek is gebruik gemaakt van een gevalideerde en veel gebruikte

vragenlijst. Een nadeel hiervan is dat het een beperkt inzicht oplevert wat betreft de exacte

(25)

25 onderzoek bieden een richting, namelijk dat jongvolwassenen minder ondersteuning maar

meer repressie ervaren binnen de JJI, maar geen exacte verklaring voor de verschillen. Voor

een exacte verklaring voor het verschil tussen de twee groepen en het genereren van een meer

specifieke beschrijving van de behoeften wordt kwalitatief vervolgonderzoek aanbevolen.

De data voor huidig onderzoek is verzameld in opdracht van Dienst Justitiële

Inrichtingen en de afzonderlijke JJI’s, in het kader van leefklimaatonderzoek op de

leefgroepen. Hierdoor is een voor dit onderzoek interessant punt niet op adequate wijze aan

de respondenten gevraagd, namelijk hoe lang zij in de JJI verbleven ten tijde van de afname.

De vragenlijst bevat de vraag hoe lang een jongeren “hier” al zit, maar hiermee werd bedoeld

hoe lang het individu op die specifieke leefgroep verbleef. Onderzoek van Van der Helm et al.

(2014) laat zien dat een langere behandelduur in relatie staat tot het ervaren van een meer

open leefklimaat. Aangeraden wordt om de detentieduur op te nemen in vervolgonderzoek om

het effect van tijd ook te kunnen onderzoeken.

Ook wat betreft het verkrijgen van de data heeft dit onderzoek tekortkomingen. Als

eerste hebben de afnamen niet één op één met de jongeren plaatsgevonden. Er is niet

bijgehouden of en wanneer de jongeren bij elkaar konden kijken of zelfs hebben gekeken bij

het invullen van de vragenlijst. Dit kan invloed hebben op de betrouwbaarheid van de data.

Ook zijn sommige vragenlijsten achtergebleven en later per post opgestuurd. Hierdoor is niet

bekend hoe de jongeren de vragenlijsten hebben ingevuld en of zij dit op een eerlijke manier

hebben kunnen doen.

Een andere tekortkoming van deze studie betreft de generaliseerbaarheid van de

uitkomsten. Hoewel het op toeval berust, kan niet voorbij worden gegaan aan het feit dat de

groep onderzochte jongvolwassenen veel groter is dan de groep jongeren. Het is helaas niet

(26)

26 JJI’s. Het adolescentenstrafrecht is relatief nieuw en onduidelijk is of de huidige

leeftijdsverhouding binnen de JJI’s zal stabiliseren. Dit zal nogmaals moeten worden

bekeken wanneer de meest recente cijfers over de huidige JJI populatie bekend zijn.

Conclusie

De wetgever heeft met de invoering van het adolescentenstrafrecht beoogd meer aan te sluiten

op de ontwikkeling van de individuele jongere of jongvolwassene. Daarnaast zouden

jongvolwassenen gestimuleerd worden een verantwoorde rol in de samenleving aan te nemen

en tot positieve gedragsveranderingen te komen (Ministerie Veiligheid en Justitie, 2014). Uit

eerder onderzoek blijkt dat een open leefklimaat, met voldoende ondersteuning,

mogelijkheden tot groei, een aangename sfeer en zo min mogelijk repressie, bijdraagt aan de

behandelmotivatie en een positieve behandeluitkomst (Van der Helm et al., 2014).

De resultaten uit huidig onderzoek tonen aan dat jongeren en jongvolwassenen in JJI’s

het leefklimaat anders ervaren. Jongvolwassenen ervaren, in tegenstelling tot jongeren, een

meer gesloten leefklimaat, minder ondersteuning en meer repressie. Wat betreft

mogelijkheden tot groei en de ervaren sfeer op de leefgroepen verschillen beide groepen

echter niet significant van elkaar. De vraag is of er voldoende bezwaar is tegen het

samen-plaatsen van jongeren en jongvolwassenen om differentiatie naar leeftijd bij plaatsing te

adviseren. Om deze vraag te kunnen beantwoorden wordt kwalitatief vervolgonderzoek

aanbevolen. Geadviseerd wordt om jongeren en jongvolwassenen specifiek te vragen naar de

behoeften die zij hebben omtrent ondersteuning, groei, mate van repressie en sfeer binnen de

JJI. Met deze informatie kan worden afgewogen of de verschillen in behoeften dermate

aanwezig zijn dat het plaatsingsbeleid dient te worden aangepast waardoor jongeren en

(27)

27 Referenties

Arnett, J. J. (2014). Adolescence and emerging adulthood. Essex: Pearson Education Limited.

Bogaersts. S., Aelst, van G. & Blockmans, L. (1998). Adolescentie en interculturele adoptie.

Leuven: Garant.

Beijerse, J. uit. (2013). Wetgeving Jeugdrecht 2013/2014. Den Haag: Boom Juridische

Uitgevers.

Branje, S. (2012). De weg naar onafhankelijkheid: Ontwikkeling in relaties. Utrecht:

Univerisiteit Utrecht.

Corrado, R. R., Roesch, R., Hart, S. D., & Gierowski, J. K. (2002). Multi-problem violent

youth: A foundation for comparative research on needs, interventions and outcomes.

Washinton: IOS Press.

Dienst Justitiële Inrichtingen (2015). JJI in getal 2010-2014.

Geraadpleegd op: 6 december 2015, van:

http://www.dji.nl/Organisatie/Feiten-en-cijfers

Duits, N. & Bartels, J.A.C. (2011). Jeugdpsychiatrie en Recht, wetgeving, zorgveld en

praktijk. Assen: van Gorkum.

Eerste Kamer wetsvoorstel 333498.

Geraadpleegd op 4 december 2015, van:

https://www.eerstekamer.nl/wetsvoorstel/33498_invoering.

Fuller, J. R. (2013). Juvenile delinquency, mainstream and crosscurrents. Oxford: Oxford

University Press.

Gillbert, A.L., Grande, T.I., Hallman, J., & Underwood, L.A. (2015). Screening incarcerated

juveniles using the MAYSI-2. Journal of Correctional Health Care, 21 (1) 35 – 44.

(28)

28 Hanrath, J. (2013). De pedagogisch medewerker als evenwichtskunstenaar. Proefschrift

Universiteit Utrecht. Amsterdam: Boom Lemma.

Helm, P. van der. (2011). First do no harm; Living group climate in secure juvenile

correctional insitutions. Amsterdam: SWP.

Helm, P. van der, Beunk, L., Stams, G.J. & Laan, P. van der (2014) The relationship

between detention lenght, living group climate, coping, and treatment motivation

among juvenile delinquents in a youth correctional facility. The Prison Journal, 94 (2)

260-275. DOI: 10.1177/0032885514524884

Helm, P. van der, & Hanrath. J. (2011). Wat werkt in de gesloten jeugdzorg. SWP:

Amsterdam.

Helm, P. van der, Stams, G. J., Genabeek, M. van, & Laan, P. van der (2012). Group climate,

personality, and self-reported agression in incarcerated male youth. Journal of

Forensic Psychiatry & Psychology, 23 (1) 23-39. DOI: 10.1080/14789949.2011.633615

Helm, G. H. P. van der, Klapwijk, M., Stams, G. J. J. M. & Laan, P. H. van der. (2009).

„What works‟ for juvenile prisoners: the role of group climate in a youth prison.

Journal of Children's Services, 4 36-48.

Helm, G. H. P. van der, Stams, G. J. J. M., Stel, J. C. van der, Langen, M. A. M. van &

Laan, P. van der (2011d). Group climate and empathy in a sample of incarcerated

boys. International Journal of Offender Therapy and Comparative Criminology, 56

(8) 1149-1160. DOI: 10.1177/0306624X11421649

Helm, G.H.P., van der, Beld, M.H.M. & Stams, G.J.J.M. (2014). The enduring myth that

punishments aids upbringing in residential youth care. Tijdschrift voor

(29)

29 Inguglia, C., Ingoglia, S., Liga, F., Lo Coco, A., & Lo Chricchio, M. (2015). Autonomy and

relatedness in adolescence and emerging adulthood: relationships with parental

support and psychological distress. Journal of Adult Development, 22 (1) 1-13. DOI:

10.1007/s10804-014-9196-8

Jansen, L. (2014). Jeugdrecht begrepen. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers.

Jensen, L.A. & Chen, X. (2013). Adolescent development in a diverse and changing world:

Introduction. Journal of Research on Adolescence, 23 (2) 197-200. DOI: 10.1111/jora.

12046

Krebs, C. P., Latimore, P. K., Cowell, A. J., & Graham, P. (2010). Evaluating the juvenile

breaking the cycle program’s impact on recidivism. Journal of Criminal Justice, 38

(2) 109-117. DOI: 10.1016/j.jcrimjus.2010.02.008

Lambie, I. & Randell, I. (2013). The impact of incarceration on juvenile offenders. Clinical

Psychology Review, 33 (3) 448-459. DOI: 10.1016/j.cpr.2013.01.007

Levine, T. R. & Hullett, C. R. (2002). Eta squared, partial eta squared, and misreporting of

effectsize in communication research. Human Communication Research, 28 (4) 612-

625. DOI: 10.1111/j.1468-2958.2002.tb00828.x

Linde, A.P., ten Siethoff, F. G.A., & Zeijlstra-Rijpstra, A. E. J. J. (2009). Jeugd en

Recht. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Ministerie van Veiligheid en Jusitite. (2014). Het adolescentenstrafrecht: Aanpak met

perspectief. Den Haag: Ministerie van Veiligheid en Justitie.

Moffitt, T.E. (1993). Adolescence-limited and lif-course-persistent antisocial behavior: A

developmental taxonomy. Psychological Review, 100 (4) 674-701.

Narvaez, D. & Lapsley, D. K. (2009). Moral identity, moral functioning, and the development

(30)

30 10.1016/S0079-7421(08)00408-8

Noom, M.J., Dekovic, M. & Meeus, W. (2001). Conceptual analysis and measurement of

adolescent autonomy. Journal of Youth and Adolescence, 30 (5) 577-595. DOI:

10.1023/A:1010400721676

Passini, S. (2014). Adolescents’ commonsense understanding of rights and duties. Youth &

Society, 46 (4) 460-477. DOI: 10.1177/0044118X12438905

Patterson, G. T. (2002). Prisoner reentry: A public health or public safety issue for social

work practice. Social Work in Public Health, 28 (2) 129 – 141. DOI:

10.1080/19371918.2011.5608222

Rafedzi. E.R.K. & Abrizah, A. (2014). Information needs of male juvenile delinquents: The

needs to be met in prison. Information Development, 12 (15) 1-16. DOI:

10.1177/0266666914563357

Roest, J. J., Dekker, A. L., van Miert, V. S. L., Valk, S. de & Helm, P. van der. (2015)

Handleiding GCI: Group Climate Instrument. Leiden: Hogeschool Leiden.

Spanjaard, H. & Slot, W. (2015). Tijden veranderen, ontwikkelingstaken ook. Een ‘update’

van het competentiemodel. Kind en Adolescent Praktijk, 3 14-21.

DOI: 10.1007/s12454-015-0029-0

Tieleman, M. (2007). Levensfasen: De psychologische ontwikkeling van de mens. Den Haag:

Boom Lemma.

Verhofstadt-Deneve, L., van Geert, P. & Vyt, A. (2004). Handboek

ontwikkelingspsychologie: grondslagen en theorieën. Houten: Bohn Stafleu van

Loghum.

(31)

31 Geraadpleegd op 4 december 2015, van:

https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/straffen-en-maatregelen/inhoud/straffen-en-maatregelen-voor-jongeren.

Valk, S de., Van der Helm, G. H. P., Beld, M., Schaftenaar, P., Kuiper, C., & Stams, G. J.

(2015). Does punishment in secure residential youth care work? An overview of the

evidence. Journal of Children's Services, 10 (1).

Yperen, T. van (2009). Betere ketens. In: De wet op de jeugdzorg in de dagelijkse praktijk.

Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Zajac, K., Sheidow, A.J., & Davis, M. (2015). Juvenile justice, mental health, and the

transistion into adulthood: A review of service system involvement and unmet needs

in the US. Children and Youth Services Review, 56 139-148. DOI:

10/1016/j.childyouth.2015.07.014

Weijers, I. & Imkamp, F. (2014). Jeugdstrafrecht in internationaal perspectief. Den Haag:

(32)

32 Bijlage: Group Climate Instrument

Hallo,

Door deze vragenlijst in te vullen help je mee aan een onderzoek naar het leefklimaat op jouw groep. Hierbij gaat het om wat jij vindt van de ondersteuning van de medewerkers, de sfeer en wat je leert op de groep.

De vragenlijst vul je samen in met de onderzoeker, of alleen. Het duurt ongeveer 10 minuten.

Toestemmingsverklaring:

Ik heb informatie gekregen over de inhoud, methode en het doel van het onderzoek. Ik weet dat de gegevens en resultaten van het onderzoek alleen anoniem en vertrouwelijk gebruikt zullen worden. Ik heb vragen kunnen stellen over het onderzoek en deze zijn voldoende beantwoord.

Ik werk geheel vrijwillig mee aan dit onderzoek. Ik mag op ieder moment van het onderzoek beslissen om niet langer deel te nemen, zonder dat ik een reden hoef te geven.

Ik weet dat mijn gegevens anoniem zullen worden toegevoegd aan een databestand dat voor wetenschappelijke doeleinden gebruikt wordt.

Naam deelnemer:

………..

Datum: ………

Handtekening deelnemer: …...……….. In te vullen door de uitvoerende onderzoeker

Ik heb een mondelinge en schriftelijke toelichting gegeven op het onderzoek. Ik zal resterende vragen over het onderzoek naar vermogen beantwoorden. De deelnemer zal van een eventuele voortijdige beëindiging van deelname aan dit onderzoek geen nadelige gevolgen ondervinden.

Naam onderzoeker:………..… Datum: ……… Handtekening onderzoeker: ……….

(33)
(34)

3 Onderzoek naar het leefklimaat op de leefgroep

Contactpersoon leefklimaatonderzoek: Peer van der Helm helm.vd.p@hsleiden.nl

Hallo,

In het kader van onderzoek aan Hogeschool Leiden en de Universiteit van Amsterdam onderzoeken wij het leefklimaat op de groepen. De resultaten van het onderzoek worden gebruikt om het verblijf in instellingen voor jongeren in kaart te brengen en mogelijk samen te verbeteren.

Wij vragen je deze vragenlijst helemaal in te vullen. De vragenlijst gaat over de leefgroep. Tot slot zijn er een enkele algemene vragen. Er zijn geen goede of foute antwoorden. De meeste vragen zijn

meerkeuzevragen, die beantwoord worden door het juiste antwoord te omcirkelen. Ook vragen we je rapportcijfers te geven voor de groep. Neem de tijd om de vragen en de antwoordcategorieën door te lezen. Bij de beantwoording van de vragen is de eerste indruk meestal de beste. Het invullen van de vragen duurt ongeveer 10 minuten.

De gegevens van het onderzoek worden absoluut anoniem verwerkt door onderzoekers van Hogeschool Leiden. Dit betekent dat resultaten niet over jou zelf, maar over de leefgroep.

Als je vragen hebt kun je contact opnemen met bovenstaande onderzoeker of met de projectleider van het onderzoek op jouw locatie. In jouw geval kan je terecht bij

{contactpersoon}.

Bij voorbaat dank voor je medewerking! Hogeschool Leiden Postbus 382

2300 AJ Leiden

Datum van vandaag: - - Instelling: Afdeling In te vullen door onderzoeker

(35)

4 Vragen over de leefgroep - omcirkelen

Omcirkel het antwoord dat bij jou past. Er zijn geen foute antwoorden. 1 = helemaal niet van toepassing 2 = een beetje niet 3 = er tussenin

4 = een beetje wel

5 = helemaal wel van toepassing

Helemaal niet van toepassing

Een beetje niet

Er tussen in

Een beetje wel Helemaal wel

van toepassing

1. De sfeer op de afdeling is aangenaam. 1 2 3 4 5

2. Je kunt altijd bij iemand terecht met een persoonlijk probleem. 1 2 3 4 5

3. Je moet altijd overal toestemming voor vragen. 1 2 3 4 5

4. Ik voel mij prettig op de afdeling. 1 2 3 4 5

5. Eigen initiatief wordt aangemoedigd. 1 2 3 4 5

6. De groepsleiding behandelt mij met respect. 1 2 3 4 5

7. Ik vertrouw de groepsleiding. 1 2 3 4 5

8. De groepsleiding behandelt mij onpartijdig en oprecht. 1 2 3 4 5

9. De groepsleiding heeft aandacht voor mijn argumenten en gevoelens.

1 2 3 4 5

10. Ik kom op de afdeling voldoende tot rust. 1 2 3 4 5

11. Op de groep vertrouwen we elkaar. 1 2 3 4 5

12. We lopen elkaar op de groep soms behoorlijk in de weg. 1 2 3 4 5

13. Ik werk hier aan mijn toekomst. 1 2 3 4 5

14. Mijn verblijf hier is gericht op terugkeer naar buiten. 1 2 3 4 5

15. Mijn leven heeft hier zin. 1 2 3 4 5

16. Ik leer hier hoe ik buiten weer aan de slag kan. 1 2 3 4 5

17. Ik voel me hier altijd veilig. 1 2 3 4 5

(36)

5

Helemaal niet van toepassing Een beetje niet Er tussen in Een beetje wel Helemaal wel van toepassing

19. Je kunt hier iedereen vertrouwen. 1 2 3 4 5

20. Ik krijg de ruimte van de groepsleiding. 1 2 3 4 5

21. De groepsleiding stimuleert mij om met nieuwe dingen aan de slag te gaan.

1 2 3 4 5

22. Klachten worden hier altijd serieus genomen. 1 2 3 4 5

23. Ik verdoe mijn tijd hier. 1 2 3 4 5

24. Wat ik hier leer is zinvol. 1 2 3 4 5

25. Ik weet waar ik hier aan werk. 1 2 3 4 5

26. Ik verveel mij soms enorm. 1 2 3 4 5

27. Ik leer hier goede dingen. 1 2 3 4 5

28. Er zijn altijd voldoende mensen om mij te helpen. 1 2 3 4 5

29. Ze begrijpen me hier onvoldoende. 1 2 3 4 5

30. De groepsleiding heeft het vaak te druk voor mij. 1 2 3 4 5

31. Ook als ik uit mijn dak ga proberen ze mij met respect te behandelen.

1 2 3 4 5

32. We overleggen regelmatig met de groepsleiding. 1 2 3 4 5

33. Er is hier niks te doen. 1 2 3 4 5

34. Soms is het hier vies en stinkt het. 1 2 3 4 5

35. Ik word depressief van deze omgeving. 1 2 3 4 5

(37)

6 Vragen over de leefgroep – cijfers geven

Het gaat erom wat jij vindt. Er zijn geen foute antwoorden.

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10



Niet goed Heel goed

Geef een cijfer voor: Cijfer: Waarom vind je dit?

1. De ondersteuning die je krijgt van medewerkers

2. Wat je hier leert

3. De sfeer op de leefgroep

4. Eerlijkheid op de leefgroep

5. De regels op de leefgroep

(38)

7 Tot slot

Wat is je geslacht?  Jongen  Meisje Hoe oud ben je? ……… jaar

Ben je zelf in Nederland geboren? Is je vader in Nederland geboren? Is je moeder in Nederland geboren?  Ja

 Nee, in ...(land invullen) 

 Ja

 Nee, in ...(land invullen) 

 Ja

 Nee, in ...(land invullen) Wat zijn je hobby’s? ... Hoe lang ben je nu hier?

………  Jongensgroep

Op wat voor groep zit je?  Meisjesgroep  Gemengde groep

(39)

Hartelijk bedankt voor het invullen van de vragenlijst. Als je nog opmerkingen hebt kan je die hier opschrijven.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Concreet wordt hiermee bedoeld: leestips verstrekken, boeken cadeau geven, praten over boeken, het goede voorbeeld geven door zelf te lezen en samen naar de bibliotheek gaan (Burgess,

Hypothese één luidt daarom: Voorlichtingsmateriaal met een endorser heeft een positiever effect op de attitude, sociale norm, eigen effectiviteitsperceptie en gedragsintentie

Om deze spanningen binnen het begeleiden in kaart te kunnen brengen is meer inzicht nodig in de leefwereld van de begeleiders en daarom ga ik opzoek naar de geleefde ervaring

During the first experiment and also our first interview, we collected the changes which are requested by care-givers (i.e.,unforeseen changes). Some of the changes are related

Segments: Variable that shows 4 different segments of beer: Premium, Non-Premium, Imported, Light.. In the data set the variable is reported as nest1 Price interaction: Interaction

Additionally, in order to account for the effects that expert frames might have when sceptical people process information through the central route, statements should be

The study reported in this article investigated the impact of a collaborative course design strategy in promoting instructors' professional development for

Ten slotte wordt verwacht dat het verband tussen kindermishandeling en problematisch cannabisgebruik minder sterk wordt wanneer jongeren in JJI’s meer gebruikmaken van