• No results found

Het verband tussen kindermishandeling en problematisch cannabisgebruik bij jongeren in justitiële jeugdinrichtingen - moderatie door adaptieve coping

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het verband tussen kindermishandeling en problematisch cannabisgebruik bij jongeren in justitiële jeugdinrichtingen - moderatie door adaptieve coping"

Copied!
34
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het verband tussen kindermishandeling en problematisch cannabisgebruik bij jongeren

in justitiële jeugdinrichtingen - moderatie door adaptieve coping

Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek Graduate School of Child Development and Education Instelling: Universiteit van Amsterdam Opleiding: Forensische Orthopedagogiek Naam: Mandy Peijs Studentnummer: 10201335 Begeleider: Dr. mw. dr. H. E. Creemers Externe begeleider: dhr. H.S. van der Baan

Tweede beoordelaar: mw. J. Weeland Amsterdam (1 juli, 2016)

(2)

2 Inhoudsopgave blz. Abstract 3 Inleiding 4 Methode 10 Participanten 10 Procedure 11 Materialen 11 Data analyse 13 Resultaten 14 Beschrijvende statistiek 14

Enkelvoudige regressie analyses 15

Meervoudige regressie analyse 16

Discussie 16

Referenties 25

Bijlagen 34

Tabel vergelijking afgevallen deelnemers N = 241 met de huidige 34 onderzoeksgroep N = 41

(3)

3 Abstract

The aim of this study was to examine the relation between child maltreatment and problematic cannabis use moderated by adaptive coping by adolescents in youth prisons with an age range from 15 to 24 years. Data were used from 41 adolescents, mainly boys (97,6%), participating in the Study Consortium on Reattributional E-training Effectiveness and

Neuroprediction research. Data were collected with the use of self-report questionnaires. Problematic cannabis use was measured with Cannabis Use Disorder Identification Test-Revised, child maltreatment with Dutch Childhood Trauma Questionnaire and Adaptive coping with Utrechtse Coping Lijst. Linear regression analyses were used to analyze the data. Almost half of all adolescents (46,3%) reported cannabis use problems. The results showed a significant relation between child maltreatment and problematic cannabis use by adolescent in youth prisons. No relation was found between adaptive coping and problematic cannabis use by adolescent in youth prisons. Adaptive coping was not a moderation variable for the relation between child maltreatment and problematic cannabis use. This means that adolescents who experienced more child maltreatment have more cannabis use problems and these problems won’t decrease when adolescents have adaptive coping skills. Further research should confirm that adaptive coping is not a protective factor for the relation between child maltreatment and problematic cannabis use by adolescents in youth prisons. Furthermore should research try to develop interventions for adolescents who have cannabis use problems and suffered from child maltreatment.

Keywords: problematic cannabis use, child maltreatment, adaptive coping, youth prisons.

(4)

4

Het verband tussen kindermishandeling en problematisch cannabisgebruik bij

jongeren in justitiële jeugdinrichtingen - moderatie door adaptieve coping

Drugsgebruik komt veel voor onder jongeren in justitiële jeugdinrichtingen (JJI’s) (Laar et al., 2013). Uit onderzoek van Korf, Benschop en Rots (2005) blijkt dat het gebruik van drugs veel vaker voorkomt bij gedetineerde jongeren dan bij niet-gedetineerde jongeren in het regulier onderwijs, speciaal onderwijs en in spijbelopvangprojecten. De meest gebruikte drug onder gedetineerde jongeren is cannabis. Bijna twee op de drie jongeren (64 procent) geeft aan dat zij tijdens het verblijf in de justitiële jeugdinrichting cannabis hebben gebruikt (Kepper et al., 2009). Van deze groep gebruikte vrijwel iedereen ook al cannabis voor hun verblijf in de justitiële jeugdinrichting. Een risico van het gebruik van cannabis is de verschuiving van recreatief gebruik naar problematisch gebruik, waaruit vervolgens een verslaving kan ontstaan. Zo blijkt uit onderzoek in jeugddetentiecentra dat bij 44 procent van de jongeren sprake is van problematisch cannabisgebruik (Vreugdenhil, Brink, Wouters, & Doreleijers, 2003). Bovendien heeft overmatig cannabisgebruik negatieve gevolgen voor de mentale en fysieke gezondheid. Een voorbeeld hiervan is dat overmatig cannabisgebruik gerelateerd is aan agressief en gewelddadig gedrag, maar ook aan psychische stoornissen zoals depressie (Moore et al., 2007; Welte, Barnes, Hoffman, Wieczorek, & Zhang, 2005). Ook leidt problematisch cannabisgebruik tot het voortijdig verlaten van school en het heeft als gevolg dat delinquente jongeren vaker recidiveren (Hussong, Curran, Moffitt, Caspi, &

Carrig, 2004; Townsend, Flisher, & King, 2007). Aangezien steeds meer onderzoeken

negatieve gevolgen van cannabis aantonen, is er volgens Cousijn, Goudriaan, en Wiers (2011) een groeiende behoefte aan onderzoek naar de risicofactoren en protectieve factoren van cannabisproblematiek. De belangrijkste vraag in deze studie is hoe cannabisproblematiek kan ontstaan bij delinquente jongeren, waarbij dit onderzoek zich richt op de rol van

(5)

5

Uit onderzoek van Medrano, Hatch, Zule, en Desmond (2002) blijkt dat de kans op middelenmisbruik en -verslaving groter is onder jongeren met een verleden van

kindermishandeling. Het begrip kindermishandeling kent vele verschillende definities. In deze studie wordt de definitie van de Jeugdwet (artikel 1, lid m) van 2015 aangehouden. Volgens de Jeugdwet is kindermishandeling elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel. In Nederland worden naar schatting bijna 34 per 1000 kinderen jaarlijks mishandeld (Alink et al., 2013).

Kindermishandeling kent veel negatieve gevolgen op korte en lange termijn. Zo hebben kinderen die mishandeld zijn vaker last van psychische-, cognitieve- en

gezondheidsproblemen (Hart & Rubia, 2012; Ireland, Smith, & Thornberry, 2002; Pechtel & Pizzagalli, 2011). Volgens Gilbert et al. (2009) laten systematische reviews en retrospectief onderzoek zien dat kindermishandeling op latere leeftijd delinquentie voorspelt bij zowel meisjes als jongens. Onderzoek toont aan dat ongeveer 9 tot 29 procent van de mishandelde kinderen later delinquent gedrag vertoont, terwijl in de normale populatie ongeveer 2 tot 13 procent van de jongeren later delinquent gedrag vertoont (Ryan & Testa, 2005; Stewart, Waterson, & Dennison, 2002; Widom, 2003). Daarom wordt verwacht dat relatief veel jongeren in JJI’s te maken hebben gehad met kindermishandeling.

Veel adolescenten die een behandeling volgen voor cannabisproblematiek, hebben een voorgeschiedenis waarin vaak kindermishandeling voorkomt. Zo laten klinische onderzoeken zien dat 33 tot 66 procent van de jongeren en volwassenen die een behandeling voor

(6)

6

al., 2009; Rogosch, Oshri, & Cicchetti, 2010). Daarnaast leren epidemiologische onderzoeken dat kindermishandeling een risicofactor is voor problematisch cannabisgebruik tijdens de adolescentie en volwassenheid (Hayatbakhsh et al., 2009; Moran, Vuchinich, & Hall, 2004; Spatz Widom, Marmorstein, & Raskin White, 2006). Uit onderzoek van Hussey et al. (2006) blijkt dat het verband tussen kindermishandeling en cannabisproblematiek wordt gevonden bij jongeren ongeacht de vorm van kindermishandeling. Verder blijkt dat de meeste onderzoeken gebruikmaken van gerapporteerde kindermishandeling bij kinderbeschermingsinstanties, waardoor in onderzoek vaak een onderscheid wordt gemaakt tussen jongeren met wel of geen geschiedenis van kindermishandeling (Ireland et al., 2002; Oshri, Rogosch, Burnette, & Cicchetti, 2011; Rogosch et al., 2010; Spatz Widom et al., 2006). Er zijn minder onderzoeken bekend waarin wordt gekeken naar de ernst van kindermishandeling in relatie met

cannabisproblematiek (Moran et al., 2004). Het onderzoek van Ireland et al. (2002) is het enige onderzoek waarin is gekeken naar het effect van kindermishandeling op zowel delinquentie als drugsgebruik bij adolescenten. Zij concluderen dat kindermishandeling significant gerelateerd is aan officieel-gerapporteerde en zelf-gerapporteerde delinquentie en drugsgebruik bij jongeren.

Ondanks dat uit bovengenoemde onderzoeken blijkt dat er een verband bestaat tussen kindermishandeling en problematisch cannabisgebruik bij adolescenten, is de vraag of deze onderzoeksresultaten ook gelden voor gedetineerde jongeren. Bovenstaande onderzoeken zijn namelijk uitgevoerd bij jongeren uit de algemene bevolking waar de prevalentie van

kindermishandeling, delinquent gedrag en cannabisproblematiek veel lager ligt dan bij gedetineerde jongeren. In Nederland is weinig onderzoek gedaan naar problematisch cannabisgebruik bij jongeren in JJI’s, waardoor er over het verband tussen

kindermishandeling en problematisch cannabisgebruik bij gedetineerde jongeren in Nederland nog maar weinig bekend is.

(7)

7

Bovendien is er weinig onderzoek gedaan naar protectieve factoren die het

problematisch gebruik van cannabis verminderen. Het is van belang om protectieve factoren te identificeren om het problematisch cannabisgebruik bij jongeren in JJI’s te kunnen

verminderen. Als het problematisch cannabisgebruik bij deze jongeren wordt gereduceerd, wordt de kans op recidive en andere negatieve consequenties kleiner (Hussong et al., 2004). Daarnaast leidt kennis over protectieve factoren tot meer inzicht voor preventie en interventie strategieën (Haciomeroglu, Ak, Garip, Cinar, & Congologlu, 2014). Daarom wordt in dit onderzoek ook aandacht besteed aan een factor die positief van invloed kan zijn op het verband tussen kindermishandeling en problematisch cannabisgebruik, namelijk adaptieve coping.

Coping refereert naar het cognitief en gedragsmatig proces om met stress en

problemen te kunnen omgaan (Compas, Connor-Smith, Saltzman, Thomsen, & Wadsworth, 2001; Wills, Sandy, Yaeger, Cleary, & Shinar, 2001). Er zijn meerdere coping strategieën in de literatuur bekend, maar in de praktijk blijkt het lastig om de verschillende vormen van coping te onderscheiden. Zo kan een indeling worden gemaakt in effectieve- en niet-effectieve coping strategieën die gericht zijn op probleem- en emotiegerichte strategieën (Lazarus & Folkman, 1984). Anderen maken een indeling in adaptieve- en maladaptieve coping strategieën of actieve- en passieve coping strategieën (Reissman, John, Schierz, Seedorf, & Doering, 2012). In dit onderzoek wordt de verdeling van adaptieve en maladaptieve coping strategieën gebruikt.

Bij een adaptieve coping strategie denken jongeren dat zij de situatie kunnen beïnvloeden, waardoor zij gebruikmaken van actief probleemgerichte strategieën (Ploeg, 2013). Voorbeelden van adaptieve coping strategieën zijn sociale steun zoeken, iemand om hulp vragen, jezelf geruststellen met geruststellende gedachten en proberen een oplossing te zoeken voor het probleem. Bij een maladaptieve coping strategie denken jongeren dat zij geen

(8)

8

invloed kunnen uitoefenen op de situatie, waardoor ze niet hun best doen om een oplossing te zoeken voor het probleem en in plaats daarvan de probleemsituatie vermijden (Ploeg, 2013).

Coping lijkt een belangrijke voorspeller te zijn voor problematisch cannabisgebruik (Chabrol, Duconge, Casas, Roura, & Carey, 2005; Franken, Hendriks, & Meer, 2003). Er zijn namelijk veel onderzoekers die het verband tussen coping en cannabisproblematiek leggen (Goeders, 2003; Hyman & Sinha, 2009; Siqueira, Diab, Bodian, & Rolnitzky, 2001). Zo blijkt dat jongeren die problematisch cannabis gebruiken minder gebruikmaken van adaptieve coping strategieën (Franken et al., 2003; Wills & Hirky, 1996). De jongeren gebruiken cannabis om met problemen en stress om te gaan. Cannabis biedt hen namelijk een tijdelijke oplossing voor een probleem of door de cannabis wordt een probleem of situatie vermeden. Het is echter beter om gebruik te maken van adaptieve coping strategieën omdat dan het probleem of de situatie actief veranderd wordt (Pearlin & Schooler, 1978; Ploeg, 2013, Schreurs, Willige, Brosschot, Tellegen, & Graus, 1993). Bovendien blijkt dat jongeren die gebruikmaken van adaptieve coping strategieën minder snel gebruikmaken van cannabis en dat bij deze jongeren cannabisproblematiek minder snel voorkomt (Buckner, Schmidt, Bobadilla, & Taylor, 2006). De vraag is of dit ook geldt voor jongeren in JJI’s, aangezien dit verband voor deze jongeren nog niet onderzocht is. Indien er een positieve relatie is tussen adaptieve coping en problematisch cannabisgebruik bij delinquente jongeren, dan kan dit aanknopingspunten bieden voor behandeling van cannabisproblematiek bij deze jongeren (Haciomeroglu et al., 2014).

Ook volgens het stress-coping model van Wills en Hirky (1996) wordt cannabis gebruikt om met stress om te gaan en om negatieve gevoelens te vermijden. Het model

voorspelt dat cannabisgebruik hoger is bij meer stress en bij gebrek aan gebruik van adaptieve coping strategieën (Hyman & Sinha, 2009). Zowel kindermishandeling als plaatsing in een justitiële jeugdinrichting kan veel stress opleveren bij jongeren (Laan & Eichelsheim, 2013;

(9)

9

Ploeg, 2013). Volgens de gevangenismedewerkers uit het onderzoek van Ritter, Broers, en Elger (2013) wordt cannabis door de gevangenen gebruikt om met verschillende stressoren om te gaan, zoals een psychische aandoening, een traumatisch ervaring vanuit de jeugd, of door de algemene stress van het gevangenschap. Door gebruik te maken van adaptieve coping strategieën zijn de gevangenen beter in staat om met deze stressoren om te gaan, aangezien er op een actieve manier gezocht wordt naar een oplossing voor stress en negatieve gevoelens (Hyman & Sinha, 2009; Oude Weernink, 2011). De vraag is of het principe van het stress-coping model van toepassing is op het verband tussen kindermishandeling en

cannabisproblematiek bij jongeren in JJI’s, aangezien dit relevant kan zijn voor interventies. Het doel van dit onderzoek is om meer inzicht te krijgen in het verband tussen

kindermishandeling en problematisch cannabisgebruik bij jongeren in een justitiële jeugdinrichting. Gebruikmakend van gegevens van gedetineerde jongeren worden in dit onderzoek de volgende onderzoeksvragen onderzocht: 1) Wat is het verband tussen

kindermishandeling en problematisch cannabisgebruik in het afgelopen half jaar bij jongeren in JJI’s?; 2) Wat is het verband tussen adaptieve coping en problematisch cannabisgebruik in het afgelopen half jaar bij jongeren in JJI’s?; en 3) Wordt het verband tussen

kindermishandeling en problematisch cannabisgebruik bij jongeren in JJI’s gemodereerd door adaptieve coping?

Aan de hand van de besproken literatuur wordt verwacht dat kindermishandeling samenhangt met problematisch cannabisgebruik bij jongeren in JJI’s (Hussey, Chang, & Kotch, 2006; Oshri et al., 2011; Rogosch et al., 2010). Als tweede wordt verwacht dat gedetineerde jongeren die gebruikmaken van adaptieve coping strategieën minder

problematische cannabisgebruik vertonen. Ten slotte wordt verwacht dat het verband tussen kindermishandeling en problematisch cannabisgebruik minder sterk wordt wanneer jongeren in JJI’s meer gebruikmaken van adaptieve coping strategieën.

(10)

10 Methode

Participanten

Aan dit onderzoek deden N = 41 jongeren mee in de leeftijd van 15 tot 24 jaar uit JJI’s die deelnamen aan het Study Consortium on Reattributional E-training Effectiveness and Neuroprediction (SCREEN) onderzoek. Het SCREEN onderzoek kijkt naar de effectiviteit van een nieuw ontwikkelde training om middelengebruik bij jongeren in JJI’s te verminderen. De training richt zich op zelfcontrole en cognitieve bias. Naast de nieuw ontwikkelde training werden in het SCREEN onderzoek ook neurobiologische metingen gedaan naar biologische voorspellers van antisociaal gedrag. De gemiddelde leeftijd van de 41 jongeren was 20.05 jaar (SD = 1.75 jaar). Er deden 40 jongens (97,6%) en 1 meisje (2,4%) mee aan het onderzoek. Het merendeel van de onderzoeksgroep heeft een Nederlandse etniciteit (45,2%), 19,0% een Marokkaanse etniciteit, 11,9 % een Antilliaanse etniciteit, 9,5% een Turkse etniciteit. De overige 11,9% heeft een andere etniciteit. Van de 41 participanten die deelnamen aan dit onderzoek kwam 61,9% van de participanten uit JJI De Heuvelrug, 23,8% van participanten uit JJI De Hartelborgt en 14,3% van de participanten uit JJI De Hunnerberg. Uit JJI

Amsterbaken en JJI Teylingereind deden in dit onderzoek geen participanten mee. De participanten werden geworven in de JJI’s door de onderzoeksassistenten van het SCREEN onderzoek. Het is onbekend welk deel van de benaderde jongeren heeft ingestemd met deelname aan het onderzoek en welk deel het verzoek heeft afgewezen. In eerste instantie deden N = 262 jongeren in de leeftijd van 15 tot 25 jaar mee aan het SCREEN onderzoek. Echter, in dit onderzoek is alleen gebruikgemaakt van de participanten die alle relevante vragenlijsten voor dit onderzoek volledig hadden ingevuld, waardoor er uiteindelijk N = 41 jongeren overbleven. De uiteindelijke geselecteerde groep van 41 jongeren wijkt niet significant af van de afgevallen 241 participanten. Zo blijft het gemiddelde op de

(11)

11

instrument volgt bij instrumenten). Ook voor de cannabisproblematiek verschilt de

onderzoeksgroep (46,3%) nauwelijks van de afvallers (49,4%). Verder is er een klein verschil gevonden tussen de scores van het verband tussen kindermishandeling en problematisch cannabisgebruik bij de 41 jongeren (t = 3.30, p = .002) en de afgevallen jongeren (t = 4.01, p < .001) (zie tabel 4 blz. 34).

Procedure

De jongeren werden door onderzoekassistenten van het SCREEN onderzoek geworven binnen de instellingen. Bij minderjarige jongeren werd ook toestemming gevraagd aan de ouders, middels een passive consent. Vervolgens werden de jongeren in de justitiële

jeugdinrichting bezocht door een onderzoeksassistente die bij de jongeren de vragenlijsten of testen afnam. Dit gebeurde op verschillende momenten, namelijk één keer voor de interventie, tijdens de interventie en na de interventie. Voor dit onderzoek werd gebruikgemaakt van de gegevens die verzameld waren op het eerste meetmoment (voor de start van de interventie). Bij de jongeren zijn verschillende vragenlijsten afgenomen, waarmee verschillende variabelen werden gemeten zoals drugsgebruik, kindermishandeling, cognitieve bias, coping,

behandelingsmotivatie, delinquentie, psychopathologie en denkfouten. Daarnaast werden de verkregen data van vragenlijsten en testen aangevuld met informatie uit de dossiers van de participanten. Als beloning kregen de participanten aan het eind van het onderzoek een kleine vergoeding.

Materialen

Problematisch cannabisgebruik werd gemeten aan de hand van de Cannabis Use Disorder Identification Test-Revised (CUDIT-R) (Adamson et al., 2010). De CUDIT-R is een screeningsinstrument voor het gebruik van cannabis in het afgelopen half jaar en werd door de jongeren zelf ingevuld. Een voorbeeld item van de CUDIT-R is: “Hoe vaak gebruik je

(12)

12

kunnen worden beantwoord. De antwoordmogelijkheden lopen van 0 (nooit) tot 4 (dagelijks of bijna dagelijks). De uiteindelijke score heeft een reikwijdte van 0 tot 32. Hoe hoger de score, hoe hoger het gebruik en hoe ernstiger de symptomen van cannabis problematiek bij de jongeren zijn. Alle scores op de CUDIT-R boven de 8 worden gezien als problematisch cannabisgebruik (Adamson et al., 2010). Volgens Adamson et al. (2010) is de

betrouwbaarheid goed, de Cronbach’s alpha voor de CUDIT-R is 0.91. In het huidige onderzoek werd ook een hoge betrouwbaarheid gevonden, Cronbach’s α = 0.90.

Kindermishandeling werd gemeten door middel van de Dutch Childhood Trauma Questionnaire (CTQ) (Bernstein & Fink, 1998). Dit is een zelfrapportage vragenlijst naar kindermishandeling in de kindertijd. De CTQ meet de frequentie en de ernst van de

verschillende vormen van kindermishandeling. De CTQ bestaat uit 28 items en 5 subschalen: emotionele mishandeling (5 items), fysieke mishandeling (5 items), seksueel misbruik (5 items), emotionele verwaarlozing (5 items) en fysieke verwaarlozing (5 items). Een voorbeeld item van de CTQ is: “Tijdens mijn jeugd had ik niet voldoende te eten”. In verband met de lage validiteit van item 24 (I believe I was molested; subschaal seksueel misbruik) in de Nederlandse versie van de CTQ is ervoor gekozen dit item buiten beschouwing te laten (Thombs, Bernstein, Lobbestael, & Arntz, 2009). Hierdoor bleven in totaal 27 items over. De items werden gescoord op een vijfpunts Likert-schaal. De antwoordmogelijkheden lopen van 1 (nooit waar) tot 5 (zeer vaak waar). Hoe hoger de score, hoe ernstiger de ervaren mate van kindermishandeling. Voor kindermishandeling werd in dit onderzoek een mean-item score gemaakt op basis van de 27 items. De QTC is een valide en betrouwbaar screeningsinstrument voor kindermishandeling (Thombs et al., 2009). De Cronbach's alpha voor de CTQ zit tussen de 0.65 en 0.86 in (Bernstein & Fink, 1998; Thombs et al., 2009). In het huidige onderzoek werd een hoge betrouwbaarheid gevonden, Cronbach’s α = 0.96.

(13)

13

Adaptieve coping werd gemeten met de Utrechtse Coping Lijst (UCL) (Schreurs et al., 1993). De UCL is een zelfrapportage vragenlijst en meet coping gedrag bij confrontatie met problemen. De UCL bestaat uit 47 items en 7 subschalen. Voor de UCL vragenlijst werden drie subschalen als adaptieve coping strategieën gezien, namelijk actief aanpakken

(doelgericht en met vertrouwen te werk gaan om het probleem op te lossen), sociale steun zoeken (troost en begrip zoeken bij anderen), en geruststellende en troostende gedachten (zoals gedachten dat anderen het ook wel eens moeilijk hebben of dat er nog wel ergere dingen gebeuren) (Schreurs et al., 1993). De subschaal actief aanpakken bestaat uit 7 items. Een voorbeeld item is: “Direct ingrijpen als er moeilijkheden zijn”. De subschaal sociale steun zoeken bestaat uit 6 items. Een voorbeeld item is: “Iemand om hulp vragen”. De subschaal geruststellende en troostende gedachten bestaat uit 5 items. Een voorbeelditem is: “Je bedenken dat na regen zonneschijn komt”. De items werden gescoord op een vierpunts Likert-schaal. De antwoordmogelijkheden lopen van 1 (nooit/zelden) tot 4 (zeer vaak). Hoe hoger de score, hoe meer men gebruikmaakt van adaptieve coping vaardigheden. Voor

adaptieve coping werd in dit onderzoek een mean-item score gevormd van de drie schalen van de UCL die samen de adaptieve coping representeren. Volgens Egberink, Janssen, en

Vermeulen (1994) is de betrouwbaarheid en validiteit van de UCL voldoende. De Cronbach’s alpha voor de subschaal actief aanpakken is 0.78, voor sociale steun zoeken is 0.79 en voor geruststellende en troostende gedachten is 0.68 (Egberink et al., 1994). In het huidige onderzoek werd een hoge betrouwbaarheid gevonden voor de UCL schaal adaptieve coping, Cronbach’s α = 0.85.

Data analyse

De analyses van de onderzoeksgegevens zijn uitgevoerd met Statistical Package for the Social Sciences (SPSS) versie 20.0. Als eerste zijn de beschrijvende statistieken (zoals gemiddelden en standaarddeviaties) berekend voor de variabelen kindermishandeling,

(14)

14

adaptieve coping en problematisch cannabisgebruik. Voordat de analyses werden uitgevoerd, zijn de onafhankelijke variabelen gestandaardiseerd. Onderzoeksvraag 1 werd onderzocht met een enkelvoudige lineaire regressie analyse met kindermishandeling als onafhankelijke

variabele en problematisch cannabisgebruik in het afgelopen half jaar als afhankelijke variabele. Onderzoeksvraag 2 werd onderzocht met een enkelvoudige lineaire regressie analyse met adaptieve coping als onafhankelijke variabele en problematisch cannabisgebruik in het afgelopen half jaar als afhankelijke variabele. Onderzoeksvraag 3 werd onderzocht met een multipele lineaire regressieanalyse, uitgevoerd in twee stappen. In de eerste stap werd een analyse uitgevoerd met alleen de hoofdeffecten. De onafhankelijke variabele is

kindermishandeling, problematisch cannabisgebruik in het afgelopen half jaar is de

afhankelijke variabele en de moderator variabele is adaptieve coping. Vervolgens werd met SPSS een interactie gemaakt tussen kindermishandeling en adaptieve coping. Daarna werden in de tweede stap de hoofdeffecten en de interactie getoetst. Er werd gekeken of de interactie in de meervoudige regressieanalyse significant samenhangt met problematisch

cannabisgebruik in het afgelopen half jaar. Als er geen interactie gevonden werd, kan nog wel iets over de hoofdeffecten worden geconcludeerd.

Resultaten

Beschrijvende statistiek

Tabel 1 laat de gemiddelden zien van problematisch cannabisgebruik,

kindermishandeling en adaptieve coping. Van de 41 jongeren gaven 14 jongeren (34,1%) aan nooit cannabis te hebben gebruikt in het afgelopen half jaar. De overige jongeren hebben minder dan maandelijks (17,1%), maandelijks (7,3%), wekelijks (12,2%) of dagelijks (29,3%) cannabis gebruikt in het afgelopen half jaar. Bij 19 jongeren (46,3%) was er sprake van een score van 8 of hoger op de CUDIT-R, wat gezien wordt als een indicatie van problematisch cannabisgebruik.

(15)

15 Tabel 1 Descriptieve informatie M SD Range CUDIT-R 7.90 8.02 0 – 32 CTQ 2.16 .44 1 – 5 UCL 2.37 .45 1 – 4

Noot. M = gemiddelde. SD = standaard deviatie. Enkelvoudige regressie analyses

Als tweede werd gekeken naar het verband tussen kindermishandeling en

problematisch cannabisgebruik bij jongeren in JJI’s aan de hand van een lineaire regressie analyse (tabel 2). Er is een positief significant verband gevonden tussen kindermishandeling en problematisch cannabisgebruik bij jongeren in JJI’s. Naarmate jongeren meer

kindermishandeling in de kindertijd rapporteren, neemt de cannabisproblematiek toe (B = 0.47, SE = .14, p < .01). De totale variantie van problematisch cannabisgebruik kan voor 22% verklaard worden door kindermishandeling. Vervolgens werd gekeken naar het verband tussen adaptieve coping en problematisch cannabisgebruik aan de hand van een lineaire regressie analyse (tabel 2). Er is geen significant verband gevonden tussen adaptieve coping en problematisch cannabisgebruik. Meer gebruik van adaptieve coping bij jongeren in JJI’s heeft geen significante invloed op cannabisproblematiek (B = -.15, SE = 1.61, p = .36).

Tabel 2

Regressie analyses voor verband kindermishandeling en problematisch cannabisgebruik (onderzoeksvraag 1) en voor verband tussen adaptieve coping en problematisch

cannabisgebruik (onderzoeksvraag 2)

Variabele B SE t significantie R² Onderzoeksvraag 1 Kindermishandeling .47 .14 3.30 .00** .22 Onderzoeksvraag 2 Adaptieve coping -.15 1.61 -.93 .36 .02 Noot. SE = standard error. p < .05*. p < .01**. p < 0.001***.

(16)

16 Meervoudige regressie analyse

Als laatste werd gekeken naar het moderatie effect van adaptieve coping op het verband tussen kindermishandeling en problematisch cannabisgebruik door middel van een multipele lineaire regressie analyse (tabel 3). Er is geen significant interactie-effect gevonden, wat betekent dat het effect van kindermishandeling op problematisch cannabisgebruik niet afhangt van adaptieve coping. Het verband tussen kindermishandeling en problematisch cannabisgebruik blijft significant wanneer adaptieve coping werd meegenomen in stap 1 als hoofdeffect in het model (B = 0.46, SE = .15, p < .01). Het verband tussen

kindermishandeling en problematisch cannabisgebruik bij jongeren in JJI’s is dus onafhankelijk van adaptieve coping.

Tabel 3

Meervoudige lineaire regressie analyse voor problematisch cannabisgebruik bij jongeren in JJI’s met interactie effect adaptieve coping en kindermishandeling

Blok 1 Blok 2 B SE significantie B SE significantie Kindermishandeling .46 .15 .00** .45 .15 .00** Adaptieve coping -.07 .15 .64 -.07 .15 .66 Kindermishandeling × Adaptieve coping .07 .16 .67 Noot. p < .05*. p < .01**. p < 0.001***. Discussie

Het doel van dit onderzoek was meer inzicht te krijgen in problematisch

cannabisgebruik bij jongeren in JJI’s. Daarom is gekeken naar het verband tussen enerzijds kindermishandeling en adaptieve coping en anderzijds problematisch cannabisgebruik bij deze jongeren. Tevens was het doel om te kijken of het verband tussen kindermishandeling en problematisch cannabisgebruik minder sterk is bij jongeren die beschikken over adaptieve

(17)

17

coping vaardigheden. Aangezien in dit onderzoek sprake is van een kleine steekproef, moeten de resultaten met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd.

Als eerste is gekeken hoe vaak cannabisproblematiek voorkwam onder de jongeren in dit onderzoek. In dit onderzoek bleek dat 65,9 procent van de jongeren in de afgelopen 6 maanden cannabis hebben gebruikt, wat vrijwel overeenkomt met de resultaten van Kepper et al. (2009) waarin werd geconstateerd dat 64 procent tijdens het verblijf in de justitiële

jeugdinrichting cannabis hebben gebruikt. Ook het problematisch cannabisgebruik onder jongeren in JJI’s komt overeen met de literatuur. In dit onderzoek bleek dat 46,3 procent van de delinquente jongeren cannabisproblematiek vertoonden en uit het onderzoek van

Vreugdenhil et al. (2003) bleek dat bij 44 procent van de delinquente jongeren sprake was van problematisch cannabisgebruik.

Als tweede bleek uit de onderzoeksresultaten dat er een significant verband bestaat tussen kindermishandeling en problematisch cannabisgebruik bij jongeren in JJI’s. Dit betekent dat jongeren die in hun jeugd meer kindermishandeling hebben ervaren meer symptomen van problematisch cannabisgebruik rapporten. Dit komt overeen met eerder onderzoek in de algemene bevolking, waaruit naar voren kwam dat kindermishandeling een risicofactor is voor problematisch cannabisgebruik tijdens de adolescentie (Hayatbakhsh et al., 2009; Moran et al., 2004; Spatz Widom et al., 2006). Op basis van het huidige onderzoek kan worden vastgesteld dat kindermishandeling ook een risicofactor is voor

cannabisproblematiek bij jongeren in JJI’s. Net als in het onderzoek van Hayatbakhsh et al. (2009) werd in dit onderzoek een redelijk groot effect gevonden voor het verband tussen kindermishandeling en cannabisproblematiek. Er is nog maar weinig onderzoek gedaan naar het onderliggende ontwikkelingsproces van kindermishandeling en problematisch

cannabisgebruik (Oshri et al., 2011). Een mogelijk onderliggend mechanisme is dat kindermishandeling impact heeft op de neuro-ontwikkeling en dat het psychosociale

(18)

18

veranderingen tot gevolg heeft (Dube et al., 2003). Zo treedt kindermishandeling op als katalysator voor de ontwikkeling van maladaptieve persoonlijkheidskenmerken die bijdragen aan externaliserend probleemgedrag tijdens de adolescentie. Jongeren met een verleden van kindermishandeling zijn namelijk vaker op zoek zijn naar sensatie en risicovolle situaties, waardoor zij sneller in aanraking komen met drugs. Dit kan vervolgens leiden tot de

ontwikkeling van problematisch drugsgebruik (Oshri et al., 2011; Sartor et al., 2010; Tarter, Kirisci, Ridenour, & Vanyukov, 2008). Verder onderzoek op dit gebied is gewenst, omdat weinig onderzoek gedaan is naar deze achterliggende mechanismen. Het is echter belangrijk om hierover meer te weten te komen, zodat cannabisproblematiek bij deze jongeren

verminderd of voorkomen kan worden door middel van het inzetten en/of ontwikkelen van geschikte interventies en preventie.

Als derde is gekeken of jongeren in JJI’s minder cannabisproblematiek ervaren als zij beschikken over adaptieve coping vaardigheden. In deze studie bleek dat er geen verband bestaat tussen problematisch cannabisgebruik en adaptieve coping vaardigeden. Dit is in tegenspraak met wat verwacht werd op basis van de geraadpleegde literatuur. De literatuur suggereert namelijk dat jongeren die gebruikmaken van adaptieve coping strategieën minder vaak problematisch cannabisgebruik ervaren, omdat zij minder snel gebruikmaken van cannabis (Buckner et al., 2006; Haciomeroglu et al., 2014; Hyman & Sinha, 2009; Sinha, 2001). Een mogelijke verklaring waarom dit verband niet gevonden is, is dat adaptieve coping vooral van invloed is aan de beginfase van het cannabisgebruik en minder wanneer iemand een chronisch gebruikspatroon of verslaving heeft ontwikkeld. De reden is dat chronisch cannabisgebruik een impact heeft op de hersenenontwikkeling (Nestler, 2005). Een voorbeeld is dat de hersenstructuren die te maken hebben met het beloningssysteem (dat het gedrag van jongeren aanstuurt of reguleert) aangetast worden. Dit heeft tot gevolg dat jongeren steeds vaker een belonende waarde toekennen aan het cannabisgebruik, waardoor het gedrag van de

(19)

19

jongeren ingrijpend beïnvloed wordt (Elsenaar, Roozen, Hauptmann, & Wetering, 2007; Nestler, 2005). Dit leidt ertoe dat bij ernstige cannabisproblematiek coping niet meer

bepalend is, maar dat de verslavingsmechanismen bepalend zijn. Verder onderzoek kan hier meer inzicht in geven. Een andere mogelijke reden waarom dit verband niet gevonden is, is dat het verband tussen cannabisproblematiek en adaptieve coping minder sterk is dan aan de hand van de literatuur verwacht werd. Gezien de kleine steekproefgrootte kunnen namelijk alleen grote effecten in dit onderzoek worden aangetoond. Wellicht is er een klein effect aanwezig, maar door de kleine steekproef niet waarneembaar.

Als laatste is gekeken of de ervaren cannabisproblematiek bij jongeren met een verleden van kindermishandeling minder sterk wordt als deze jongeren beschikken over adaptieve coping vaardigheden. In dit onderzoek werd dit verband niet gevonden. Adaptieve coping speelt een veel minder belangrijke rol dan wat in eerste instantie verwacht werd. In dit onderzoek kwam namelijk naar voren dat adaptieve coping niet van invloed is op

cannabisproblematiek bij jongeren in JJI’s, wat als gevolg heeft dat adaptieve coping als moderator ook een minder grote rol heeft in de relatie tussen kindermishandeling en cannabisproblematiek. Daarnaast sluit deze uitkomst niet aan bij de verwachting van het stress-coping model van Wills en Hirky (1996), waarin wordt uitgelegd dat cannabisgebruik hoger is bij meer stress in combinatie met gebrek aan gebruik van adaptieve coping

strategieën. Een mogelijke verklaring is dat het stress-coping model van Wills en Hirky (1996) zich voornamelijk richt op cannabisgebruik in plaats van op problematische gebruik waar dit onderzoek naar kijkt. Ook voor dit model kunnen de verslavingsmechanismen bij problematisch cannabisgebruik bepalend zijn, zoals eerder besproken. Een andere mogelijke verklaring waarom het moderatorverband niet is gevonden, is dat de kenmerken van de persoon in kwestie - zoals motivatie, steun en beschikbare hulpbronnen - van belang zouden kunnen zijn voor het toepassen en uitvoeren van adaptieve coping strategieën (Schreurs et al.,

(20)

20

1993). Zo komen mishandelde jongeren eerder via vrienden in aanraking met

cannabisgebruik, vanwege de vaak zorgelijke opvoedsituatie. Volgens Hoffmann (1993) leidt kindermishandeling tot een slechte relatie tussen ouder en kind, waardoor jongeren minder steun ervaren van ouders en sociale steun zoeken bij vaak deviante vrienden (Hayatbakhsh et al., 2009; Wills, Walker, Mendoza, & Ainette, 2006). Deze jongeren hebben dus minder hulpbronnen tot hun beschikking, wat van invloed kan zijn op het inzetten van adaptieve coping strategieën. De effecten en het toepassen van adaptieve coping vaardigheden kunnen dus zowel afhangen van de aard van het probleem als van de kwaliteiten, vaardigheden en sociale invloeden van de persoon in kwestie.

Deze studie kent een aantal sterke punten. Zo is een sterk punt dat gebruikgemaakt is van gevalideerde instrumenten met een goede betrouwbaarheid. Een ander sterk punt is dat dit onderzoek aandacht besteedt aan een lastige onderzoeksgroep. In Nederland is namelijk maar weinig onderzoek gedaan naar cannabisproblematiek bij jongeren in JJI’s. Dit onderzoek is vernieuwend omdat het heeft getracht meer inzicht te geven in de ernstige

cannabisproblematiek die bij delinquente jongeren veel voorkomt. Naast deze sterke punten kent deze studie ook een aantal beperkingen. Een eerste beperking in dit onderzoek is de steekproefgrootte, omdat er maar 41 participanten aan dit onderzoek meededen, moeten de resultaten van dit onderzoek met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Een tweede beperking is dat er wellicht sprake is van selectiebias. Jongeren werden in de JJI’s benaderd, maar het is onbekend welk deel van de benaderde jongeren heeft ingestemd met deelname aan het onderzoek en welk deel het verzoek heeft afgewezen. Hierdoor is onbekend of de

deelnemende jongeren op relevante kenmerken verschillen van de niet-deelnemende jongeren, waardoor niet bekend is of de onderzoeksgroep representatief is voor de groep jongeren in JJI’s. Een derde beperking is dat in het huidige onderzoek niet gecontroleerd is voor sociale wenselijkheid bij het invullen van de vragenlijsten, waardoor de scores van

(21)

21

kindermishandeling, problematisch cannabisgebruik en adaptieve coping in dit onderzoek positiever of negatiever weergegeven kunnen zijn. Uit de literatuur blijkt dat er sprake is van onderrapportage bij zelf-gerapporteerde vragenlijsten over psychopathologie die worden ingevuld door jongeren in JJI’s (Breuk, Clauser, Stams, Slot, & Doreleijers, 2007;

Vreugdenhil, Brink, Ferdinand, Wouters, & Doreleijers, 2006). De jongeren minimaliseren namelijk de symptomen van psychopathologie bij het invullen van de vragenlijst. Dit kan ook gelden voor de vragenlijsten die kindermishandeling en adaptieve coping meten. Bovendien gaven Vreugdenhil et al. (2006) aan dat zelf-rapportage over cannabis veel lagere scores opleverde dan bij het interviewen van de jongeren. Als laatste moet rekening worden

gehouden dat jongeren bij het invullen van de CTQ gebeurtenissen uit hun geheugen hebben moeten halen, wat mogelijk kan leiden tot bias. Het geheugen heeft namelijk meer moeite om negatieve ervaringen op te halen dan positieve ervaringen (Eling, 2014). Het ophalen van negatieve ervaringen brengt namelijk vaak negatieve gevoelens en stress met zich mee en wordt daarom liever vergeten (Lalande & Bonanno, 2011). De CTQ vraagt echter

voornamelijk naar negatieve ervaringen waardoor het voor de jongeren lastiger is om ervaringen uit het geheugen op te halen en de kans op bias groter is.

De gevonden resultaten geven implicaties voor de praktijk. Uit dit onderzoek blijkt dat bijna de helft van de jongeren problematisch cannabisgebruik vertoont. Problematisch

cannabisgebruik is dus een groot probleem bij jongeren in JJI’s. Deze jongeren vormen een kwetsbare groep, aangezien zij al negatieve gevolgen kunnen ondervinden van de detentie en hun criminele gedrag en daarbij negatieve gevolgen kunnen ondervinden door de

cannabisproblematiek (Hussong et al., 2004; Moore et al., 2007; Welte et al., 2005; Townsend et al., 2007). Zo hebben zij meer kans op recidive en zijn behandelingen minder succesvol (Hussong et al., 2004). Er moet dus aandacht zijn voor cannabisproblematiek in behandeling bij jongeren in JJI’s.

(22)

22

Aangezien kindermishandeling een risicofactor is voor cannabisproblematiek, moeten interventies worden ontwikkeld voor jongeren met een geschiedenis van kindermishandeling die effectief zijn in het verminderen van cannabisproblematiek. Suggesties voor mogelijk geschikte interventies voor cannabisproblematiek vanuit kindermishandeling zijn

traumagerichte interventies of comorbide interventies die ontwikkeld zijn voor adolescenten met problematisch drugsgebruik en ander probleemgedrag. Zo lijkt een traumagerichte interventie, waarin jongeren een Post Traumatische Stres Stoornis (PTSS) hebben door ervaren kindermishandeling, geschikt voor het reduceren van problematisch drugsgebruik (Cohen, Mannarino, Zhitova, & Capone, 2003). Daarnaast zijn interventies die gericht zijn op problematisch drugsgebruik en een comorbide stoornis, zoals een depressie of antisociale-gedragsstoornis, effectief gebleken (Grella, Hser, Joshi, & Rounds-Bryant, 2001; Oshri et al., 2011; Rohde, Clarke, Mace, Jorgensen, & Seeley, 2004). Echter, voor deze interventies is niet bekend of zij effectief zijn in het reduceren van cannabisproblematiek bij ervaren

kindermishandeling omdat dit nog niet onderzocht is. Tevens moeten interventies worden ontwikkeld om problematisch cannabisgebruik te kunnen voorkomen door vroegtijdig interventies in te zetten na kindermishandeling. De timing en duur van een behandeling voor kindermishandeling blijken namelijk erg belangrijk te zijn voor het gewenste resultaat en het voorkomen van probleemgedrag (Litz, GrayBryant, & Adler, 2002). Er bestaan interventies, zoals cognitieve gedragstherapie, die negatieve gevolgen van kindermishandeling beogen te reduceren, maar hiervan is niet bekend of zij ook cannabisproblematiek voorkomen of verminderen (Cicchetti & Toth, 2004). Het wordt aanbevolen om te kijken of bestaande interventies effectief zijn voor het behandelen van cannabisproblematiek en

kindermishandeling bij jongeren in JJI’s of om een geschikte interventie voor deze doelgroep te ontwikkelen.

(23)

23

Verder kent dit onderzoek een aantal aanbevelingen voor toekomstig onderzoek. Als eerste wordt aanbevolen om dit onderzoek nogmaals uit te voeren met een grotere steekproef om met zekerheid te kunnen vaststellen of adaptieve coping wel of geen protectieve factor is voor cannabisproblematiek, aangezien in dit onderzoek alleen grote effecten aangetoond kunnen worden. Een tweede aanbeveling is dat onderzoek zich kan richten op het

onderliggende mechanisme van kindermishandeling en problematisch cannabisgebruik wat belangrijk is voor het inzetten en ontwikkelen van interventies, zoals eerder genoemd.

Wat verder relevant kan zijn voor vervolgonderzoek is om te kijken wat voor impact de duur en/of frequentie van kindermishandeling heeft op problematisch cannabisgebruik bij jongeren in JJI’s. Uit onderzoek van Ireland et al. (2002) blijkt namelijk dat jongeren die gedurende hun ontwikkeling naar de volwassenheid voortdurend kindermishandeling meemaken de meest negatieve gevolgen ervaren. Zij plegen namelijk meer serieuzere delicten, zoals geweldsdelicten, en gebruiken veel meer cannabis en meerdere soorten drugs dan jongeren die alleen kindermishandeling hebben ervaren in de kindertijd of adolescentie (Ireland et al., 2002). In dit onderzoek zijn de duur en frequentie van kindermishandeling niet gemeten. Daarom wordt aangeraden om in de toekomst te kijken of dit het risico op

problematisch cannabisgebruik bij jongeren in JJI’s vergroot.

Een laatste aanbeveling voor toekomstig onderzoek is om te kijken of de relatie tussen cannabisproblematiek bij jongeren in JJI’s en kindermishandeling minder sterk wordt als deze gecorrigeerd wordt voor sociaal economische status (SES). Er wordt namelijk verwacht dat SES een variabele is die van invloed kan zijn op het verband tussen kindermishandeling en cannabisproblematiek. Het is daarom voor het verband belangrijk om de invloed van SES uit te sluiten. De reden waarom dit verwacht wordt, is dat jongeren met een lage SES meer kindermishandeling ervaren dan jongeren met een hoge SES (Alink et al., 2013; Gilbert et al., 2009; Hussey et al., 2006). Verder hebben jongeren met een lage SES meer kans op

(24)

24

problematisch cannabisgebruik dan jongeren met een hoge SES (Hanson & Chen, 2007; Patrick, Wightman, Schoeni, & Schulenberg, 2012). Bovendien blijkt dat jongeren met een lage SES vaker delinquent gedrag vertonen dan jongeren met een hoge SES (Bjerk, 2007; Rekker et al., 2015). Kortom, een lage SES komt veel voor in deze doelgroep waardoor het een rol kan spelen in het verband tussen kindermishandeling en cannabisproblematiek. Aangezien SES van invloed kan zijn op het verband tussen kindermishandeling en

cannabisproblematiek bij jongeren in JJI’s, wordt aanbevolen dit in toekomstig onderzoek uit te zoeken. In dit onderzoek is de SES niet gemeten, waardoor in dit onderzoek hier geen uitspraak over gedaan kon worden.

Samenvattend is met dit onderzoek geprobeerd inzicht te krijgen in problematisch cannabisgebruik bij jongeren in JJI’s door te kijken of kindermishandeling een risicofactor is voor problematisch cannabisgebruik en adaptieve coping een protectieve factor voor dit verband. Op basis van dit onderzoek kan met enige voorzichtigheid geconcludeerd worden dat jongeren in JJI’s die meer kindermishandeling hebben ervaren meer cannabisproblematiek hebben. Daarnaast blijkt dat adaptieve coping niet van invloed is op zowel

cannabisproblematiek als het verband tussen kindermishandeling en cannabisproblematiek bij jongeren in JJI’s. Aangezien het aantal jongeren in JJI’s dat cannabisproblematiek ondervindt erg hoog is, is het van belang om het onderliggende mechanisme verder te blijven

onderzoeken om negatieve gevolgen van deze jongeren te kunnen verminderen of te voorkomen door middel van interventies en preventie.

(25)

25 Referenties

Adamson, S. J., Kay-Lambkin, F. J., Baker, A. L., Lewin, T. J., Thornton, L., Kelly, B. J., & Sellman, J. D. (2010). An improved brief measure of cannabis misuse: the Cannabis Use Disorders Identification Test-Revised (CUDIT-R). Drug and alcohol dependence, 110(1), 137-143. doi:10.1016/j.drugalcdep.2010.02.017

Alink, L., Pannebakker, F., Euser, S., Bakermans-Kranenburg, M., Vogels, T., & IJzendoorn, R. van (2013). Kindermishandeling in Nederland Anno 2010. Tijdschrift voor

gezondheidswetenschappen, 91(7), 396-404. doi:10.1007/s12508-013-0137-x Bernstein, D. P., & Fink, L. (1998). Childhood trauma questionnaire: A retrospective

self-report: Manual. San Diego, CA: Harcourt Brace & Company.

Bjerk, D. (2007). Measuring the relationship between youth criminal participation and household economic resources. Journal of Quantitative Criminology, 23(1), 23-39. doi:10.1007/s10940-006-9017-8

Breuk, R. D., Clauser, C. A. C., Stams, G. J. J. M., Slot, N. W., & Doreleijers, T. A. H. (2007). The validity of questionnaire self-report of psychopathology and parent–child relationship quality in juvenile delinquents with psychiatric disorders. Journal of adolescence, 30(5), 761-771. doi:10.1016/j.adolescence.2006.10.003

Buckner, J. D., Schmidt, N. B., Bobadilla, L., & Taylor, J. (2006). Social anxiety and problematic cannabis use: evaluating the moderating role of stress reactivity and perceived coping. Behaviour Research and Therapy, 44(7), 1007-1015. doi:10.1016/j.brat.2005.08.002

Chabrol, H., Ducongé, E., Casas, C., Roura, C., & Carey, K. B. (2005). Relations between cannabis use and dependence, motives for cannabis use and anxious, depressive and borderline symptomatology. Addictive Behaviors, 30(4), 829-840. doi:10.1016 /j.addbeh.2004.08.027

(26)

26

Cicchetti, D. & Toth, S. L. (2004). Child Maltreatment. Annual Review of Clinical Psychology, 1, 409-438. doi:10.1146/annurev.clinpsy.1.102803.144029

Cohen, J. A., Mannarino, A. P., Zhitova, A. C., & Capone, M. E. (2003). Treating child abuse-related posttraumatic stress and comorbid substance abuse in adolescents. Child Abuse & Neglect, 27(12), 1345-1365. doi:10.1016/j.chiabu.2003.08.001

Compas, B. E., Connor-Smith, J. K., Saltzman, H., Thomsen, A. H., & Wadsworth, M. E. (2001). Coping with stress during childhood and adolescence: problems, progress, and potential in theory and research. Psychological bulletin, 127(1), 87-127. doi:10.1037 /0033-2909.127.1.87

Cousijn, J., Goudriaan, A. E., & Wiers, R. W. (2011). Reaching out towards cannabis: approach‐bias in heavy cannabis users predicts changes in cannabis use. Addiction, 106(9), 1667-1674. doi:10.1111/j.1360-0443.2011.03475.x

Dube, S. R., Felitti, V. J., Dong, M., Chapman, D. P., Giles, W. H., & Anda, R. F. (2003). Childhood abuse, neglect, and household dysfunction and the risk of illicit drug use: the adverse childhood experiences study. Pediatrics, 111(3), 564-572. doi:10.1542/peds .111.3.564

Eling, P. (2014). Geheugenproblemen. In P. Eling (Ed.), Wat elke professional over het geheugen moet weten (blz. 69-72). Verkregen van http://link.springer.com/chapter /10.1007/978-90-368-0743-2_10

Elsenaar, I., Roozen, H., Hauptmann, G., & Wetering, B. van de (2007).

Terugvalmanagement bij verslaving. Verslaving, 3(2), 59-64. doi:10.1007/BF0307540 Franken, I. H., Hendriks, V. M., Haffmans, P. M., & Meer, C. W. van der (2003). Coping

style of substance‐abuse patients: Effects of anxiety and mood disorders on coping change. Journal of clinical psychology, 59(10), 1125-1132. doi:10.1002/jclp.10205

(27)

27

Gilbert, R., Widom, C. S., Browne, K., Fergusson, D., Webb, E., & Janson, S. (2009). Burden and consequences of child maltreatment in high-income countries. The lancet,

373(9657), 68-81. doi:10.1016/S0140-6736(08)61706-7 Goeders, N. E. (2003). The impact of stress on addiction. European

Neuropsychopharmacology, 13(6), 435-441. doi:10.1016/j.euroneuro.2003.08.004 Grella, C. E., Hser, Y. I., Joshi, V., & Rounds-Bryant, J. (2001). Drug treatment outcomes for

adolescents with comorbid mental and substance use disorders. The Journal of nervous and mental disease, 189(6), 384-392.Verkregen van http://journals.lww.com/jonmd /Abstract/2001/06000/Drug_Treatment_Outcomes_for_Adolescents_with.6.aspx Haciomeroglu, B., Ak, M., Garip, B., Cinar, A., & Congologlu, E. (2014). The Role of Early

Maladaptive Schemas and Coping Strategies in Substance Dependency. Journal of Cognitive-Behavioral Psychotherapy and Research, 3(3), 162-170. doi:10.5455 /JCBPR.164730

Hanson, M. D., & Chen, E. (2007). Socioeconomic status and health behaviors in

adolescence: a review of the literature. Journal of behavioral medicine, 30(3), 263-285. doi:10.1007/s10865-007-9098-3

Hart, H., & Rubia, K. (2012). Neuroimaging of child abuse: a critical review. Frontiers in human neuroscience, 6(52), 1-24. doi:10.3389/fnhum.2012.00052

Hayatbakhsh, M. R., Najman, J. M., Jamrozik, K., Mamun, A. A., O’Callaghan, M. J., & Williams, G. M. (2009). Childhood sexual abuse and cannabis use in early adulthood: Findings from an Australian birth cohort study. Archives of sexual behavior, 38(1), 135-142. doi:10.1007/s10508-007-9172-5

Hoffmann, J. P. (1993). Exploring the direct and indirect family effects on adolescent drug use. Journal of Drug Issues, 23(3), 535-557. doi:10.1177/002204269302300312

(28)

28

Hussey, J. M., Chang, J. J., & Kotch, J. B. (2006). Child maltreatment in the United States: prevalence, risk factors, and adolescent health consequences. Pediatrics, 118(3), 933-942. doi:10.1542/peds.2005-2452

Hussong, A. M., Curran, P. J., Moffitt, T. E., Caspi, A., & Carrig, M. M. (2004). Substance abuse hinders desistance in young adults' antisocial behavior. Development and psychopathology, 16(4), 1029-1046. doi:10.1017/S095457940404012X

Hyman, S. M., & Sinha, R. (2009). Stress-related factors in cannabis use and misuse:

implications for prevention and treatment. Journal of substance abuse treatment, 36(4), 400-413. doi:10.1016/j.jsat.2008.08.005

Ireland, T. O., Smith, C. A., & Thornberry, T. P. (2002). Developmental issues in the impact of child maltreatment on later delinquency and drug use. Criminology, 40(2), 359-400. doi:10.1111/j.1745-9125.2002.tb00960.x

Kepper, A., Veen, V., Monshouwer, K., Stevens, G., Drost, W., Vroome, T. D., &

Vollebergh, W. (2009). Middelengebruik bij jongens in Justitiële Jeugdinrichtingen. Verkregen van http://repository.tudelft.nl/view/wodc/uuid:a28e932d-5709-4121-a9d3 -6bbe0a59b6d4/

Korf, D. J., Benschop, A., & Rots, G. (2005). Geweld, alcohol en drugs bij jeugdige gedetineerden en school drop-outs. Tijdschrift voor Criminologie, 48(3), 1-16. Verkregen van http://www.bjutijdschriften.nl

Laan, A. van der, & Eichelsheim, V. (2013). Juvenile adaptation to imprisonment: Feelings of safety, autonomy and well-being, and behaviour in prison. European Journal of

Criminology, 10(4), 424-443. doi:10.1177/1477370812473530

Laar, M. W. van, Cruts, A. A. N., Ooyen-Houben, M. M. J. van, Meijer, R. F., Croes, E. A., Ketelaars, E. A., ... & van Dijk, J. J. (2013). Nationale Drug Monitor. Verkregen van http://repository.tudelft.nl/view/wodc/uuid:c68e2c7f-74e8-4f06-9408-667ff02f2feb/

(29)

29

Lalande, K. M., & Bonanno, G. A. (2011). Retrospective memory bias for the frequency of potentially traumatic events: A prospective study. Psychological Trauma: Theory, Research, Practice, and Policy, 3(2), 165-170. doi:10.1037/a0020847

Lazarus, R. S., & Folkman, S. (1984). Stress, appraisal, and coping. Verkregen van https://books.google.nl

Litz, B. T., Gray, M. J., Bryant, R. A., & Adler, A. B. (2002). Early intervention for trauma: Current status and future directions. Clinical psychology: science and practice, 9(2), 112-134. doi:10.1093/clipsy.9.2.112

Medrano, M. A., Hatch, J. P., Zule, W. A., & Desmond, D. P. (2002). Psychological distress in childhood trauma survivors who abuse drugs. The American journal of drug and alcohol abuse, 28(1), 1-13. doi:10.1081/ADA-120001278

Moore, T. H., Zammit, S., Lingford-Hughes, A., Barnes, T. R., Jones, P. B., Burke, M., & Lewis, G. (2007). Cannabis use and risk of psychotic or affective mental health outcomes: a systematic review. The Lancet, 370(9584), 319-328. doi:10.1016 /S0140-6736(07)61162-3

Moran, P. B., Vuchinich, S., & Hall, N. K. (2004). Associations between types of

maltreatment and substance use during adolescence. Child abuse & neglect, 28(5), 565-574. doi:10.1016/j.chiabu.2003.12.002

Nestler, E. J. (2005). Is there a common molecular pathway for addiction? Nature neuroscience, 8(11), 1445-1449. doi:10.1038/nn1578

Oude Weernink, E. M. (2011). Onderzoek naar de samenhang tussen kennis, attitude, refusal self-efficacy, stress, coping en alcohol- en cannabisgebruik bij mensen met een licht verstandelijke handicap. Verkregen van http://essay.utwente.nl/61020/

Oshri, A., Rogosch, F. A., Burnette, M. L., & Cicchetti, D. (2011). Developmental pathways to adolescent cannabis abuse and dependence: Child maltreatment, emerging

(30)

30

personality, and internalizing versus externalizing psychopathology. Psychology of Addictive Behaviors, 25(4), 634-644. doi:10.1037/a0023151

Patrick, M. E., Wightman, P., Schoeni, R. F., & Schulenberg, J. E. (2012). Socioeconomic status and substance use among young adults: a comparison across constructs and drugs. Journal of Studies on Alcohol and Drugs, 73(5), 772-782. doi:10.15288/jsad.2012.73 .772

Pearlin, L. I., & Schooler, C. (1978). The structure of coping. Journal of health and social behavior, 19(1), 2-21. Verkregen van http://www.jstor.org/stable/2136319?seq=1 #page_scan_tab_contents

Pechtel, P., & Pizzagalli, D. A. (2011). Effects of early life stress on cognitive and affective function: an integrated review of human literature. Psychopharmacology, 214(1), 55-70. doi:10.1007/s00213-010-2009-2

Ploeg, J. van der (2013). Stress bij kinderen. doi:10.1007/978-90-368-0419-6_14

Rekker, R., Pardini, D., Keijsers, L., Branje, S., Loeber, R., & Meeus, W. (2015). Moving in and out of poverty: the within-individual association between socioeconomic status and juvenile delinquency. Plos one, 10(11), 1-17. doi:10.1371/journal.pone.0136461

Reissmann, D. R., John, M. T., Schierz, O., Seedorf, H., & Doering, S. (2012). Stress-related adaptive versus maladaptive coping and temporomandibular disorder pain. Journal of orofacial pain, 26(3), 181-190. Verkregen van https://www.researchgate.net/

Ritter, C., Broers, B., & Elger, B. S. (2013). Cannabis use in a Swiss male prison: Qualitative study exploring detainees’ and staffs’ perspectives. International Journal of Drug Policy, 24(6), 573-578. doi:10.1016/j.drugpo.2013.05.001

Rogosch, F. A., Oshri, A., & Cicchetti, D. (2010). From child maltreatment to adolescent cannabis abuse and dependence: A developmental cascade model. Development and psychopathology, 22(4), 883-897. doi:10.1017/S0954579410000520

(31)

31

Rohde, P., Clarke, G. N., Mace, D. E., Jorgensen, J. S., & Seeley, J. R. (2004). An efficacy/effectiveness study of cognitive-behavioral treatment for adolescents with comorbid major depression and conduct disorder. Journal of the American Academy of Child & Adolescent Psychiatry, 43(6), 660-668. doi:10.1097/01.chi.0000121067.29744 .41

Ryan, J. P., & Testa, M. F. (2005). Child maltreatment and juvenile delinquency: Investigating the role of placement and placement instability. Children and Youth Services Review, 27(3), 227-249. doi:10.1016/j.childyouth.2004.05.007

Sartor, C. E., Grant, J. D., Bucholz, K. K., Madden, P. A., Heath, A. C., Agrawal, A., ... & Lynskey, M. T. (2010). Common genetic contributions to alcohol and cannabis use and dependence symptomatology. Alcoholism: Clinical and Experimental Research, 34(3), 545-554. doi:10.1111/j.1530-0277.2009.01120.x

Schreurs, P. J. G., Willige, G. van de, Brosschot, J. F., Tellegen, B., & Graus, G. M. H. (1993). Handleiding Utrechtse Coping Lijst UCL. Lisse: Swets & Zeitlinger. Sinha, R. (2001). How does stress increase risk of drug abuse and relapse.

Psychopharmacology, 158(4), 343-359. doi:10.1007/s002130100917

Siqueira, L., Diab, M., Bodian, C., & Rolnitzky, L. (2001). The relationship of stress and coping methods to adolescent marijuana use. Substance abuse, 22(3), 157-166. doi:10.1080/08897070109511455

Spatz Widom, C., Marmorstein, N. R., & Raskin White, H. (2006). Childhood victimization and illicit drug use in middle adulthood. Psychology of Addictive Behaviors, 20(4), 394-403. doi:10.1037/0893-164X.20.4.394

Stewart, A., Waterson, E., & Dennison, S. (2002). Pathways from child maltreatment to juvenile offending. Verkregen van https://www.researchgate.net/

(32)

32

Tarter, R. E., Kirisci, L., Ridenour, T., & Vanyukov, M. (2008). Prediction of cannabis use disorder between childhood and young adulthood using the child behavior checklist. Journal of Psychopathology and Behavioral Assessment, 30(4), 272-278.

doi:10.1007/s10862-008-9083-3

Thombs, B. D., Bernstein, D. P., Lobbestael, J., & Arntz, A. (2009). A validation study of the Dutch Childhood Trauma Questionnaire-Short Form: Factor structure, reliability, and known-groups validity. Child abuse & neglect, 33(8), 518-523. doi:10.1016/j

.chiabu.2009.03.001

Townsend, L., Flisher, A. J., & King, G. (2007). A systematic review of the relationship between high school dropout and substance use. Clinical child and family psychology review, 10(4), 295-317. doi:10.1007/s10567-007-0023-7

Vreugdenhil, C., Brink, W. van den, Wouters, L. F., & Doreleijers, T. A. (2003). Substance use, substance use disorders, and comorbidity patterns in a representative sample of incarcerated male Dutch adolescents. The Journal of nervous and mental disease, 191(6), 372-378. doi:0022-3018/03/1916–372

Vreugdenhil, C., Brink, W. van den, Ferdinand, R., Wouters, L., & Doreleijers, T. (2006). The ability of YSR scales to predict DSM/DISC–C psychiatric disorders among incarcerated male adolescents. European child & adolescent psychiatry, 15(2), 88-96.

doi:10.1007/s00787-006-0497-8

Welte, J. W., Barnes, G. M., Hoffman, J. H., Wieczorek, W. F., & Zhang, L. (2005). Substance involvement and the trajectory of criminal offending in young males. The American Journal of Drug and Alcohol Abuse, 31(2), 267–284. doi:10.1081/ADA -47934

(33)

33

Widom, C. S. (2003). Understanding child maltreatment and juvenile delinquency. From research to effective program, practice and systematic solutions. Verkregen van http://66.227.70.18/programs/juvenilejustice/ucmjd03.pdf

Wills, T. A., & Hirky, A. E. (1996). Coping and substance abuse: A theoretical model and review of the evidence. In M. Zeichnec, & N.S. Eudler (Eds.), Handbook of coping: Theory, research, and applications (blz. 279–302). Oxford, Engeland: John Wiley & Sons.

Wills, T. A., Sandy, J. M., Yaeger, A. M., Cleary, S. D., & Shinar, O. (2001). Coping dimensions, life stress, and adolescent substance use: a latent growth analysis. Journal of abnormal psychology, 110(2), 309-323. doi:10.1037/0021-843X.110.2.309

Wills, T. A., Walker, C., Mendoza, D., & Ainette, M. G. (2006). Behavioral and emotional self-control: relations to substance use in samples of middle and high school students. Psychology of Addictive Behaviors, 20(3), 265-278. doi:10.1037/0893-164X.20.3.265

(34)

34 Bijlagen

Tabel 4

Vergelijking afgevallen deelnemers N = 241 met de huidige onderzoeksgroep N = 41 Problematisch M(SD) M(SD) Kindermishandeling cannabisgebruik CUDIT CTQ B SE t significantie 241 jongeren 49.4% 8.08(7.96) 2.09(.49) .23 .06 4.01 .00*** 41 jongeren 46.3% 7.90(8.02) 2.16(.44) .47 .14 3.30 .002** Noot. M = gemiddelde. SD = Standaard deviatie. SE = standard error. p < .05*. p < .01**. p < 0.001***.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The principles of African group-style mediation can be used to positively change the way that divorce and family mediation is practised in South Africa.. 397 / 638

The transfer of funds from the mining company to the financial institution providing the bank guarantee would not be deductible for tax purposes as the payment does not result from an

In relation to the second aim (refer Chapter 1.4.2), namely to ascertain whether training needs and identified shortcomings are addressed along the course of in-service among

The results from the Bayesian hierarchical model showed that the proportion of heterosexual transmission among women with new HIV infections increased from about 20% in 2011

Phase 1 of the research entailed the application of the Theory of Change Method to the South African EIA system and resulted in a ToC Map (Figure 2-4), a theory of Change Narrative

[17] the authors present the main reasons attributed to these fail- ures that include: the political agenda of the financing government, the process of awarding RE development

To determine the activity of GtfA-ΔN on sucrose as both glucosyl donor and acceptor substrate, enzyme activity assays were done with six different sucrose concentrations ranging

A nationwide framework is needed because then there is one central institution where everything comes together and it acts as knowledge partner that secures the knowledge of