• No results found

Sacrament van Mirakel: Brusselse triomfpoorten in 1670

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Sacrament van Mirakel: Brusselse triomfpoorten in 1670"

Copied!
63
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Sacrament van Mirakel:

Brusselse triomfpoorten in 1670

Jenny Gerritsen

S0743070

Masterscriptie

29-08-2018

Prof. Dr. A.M. Koldeweij

Dr. A.R. de Klerck

(2)

Abstract

The aim of this thesis is to in investigate ten triumphal gates that were erected for the three-hundred-year anniversary of the Sacrament of Miracle in Brussels in 1670. This was a celebration of the proof of the transubstantiation of Christ in the communion wafer with blood marks. The main source for this thesis was a book by Jaques Stroobant. This book was written and published in 1670 and gives a detailed description of the triumphal gates and the procession that took place. It also contains prints of engravings on which the triumphal gates can be seen. The main question in this investigation is: in what way is the Jewish question of guilt reflected in the iconography of the triumphal gates at the celebration of the three-hundred-year anniversary of the Sacrament of Miracle? The Jews were said to have stolen communion wafers and stabbed them with knives until blood came flowing out.

The first part of the thesis contains the origin of the legend of the Sacrament of Miracle and. It also looks at the history of Jewish persecution and the political and social-cultural context in 1670. The second part gives a description of the triumphal arches and the iconographical programme. It’s also important to look at the location of the arches and the side programme. Chapter three discusses the continuation of the worship of the Sacrament of Miracle and other special celebrations. It also contains a description of the artworks of the Sint-Goedelekathedraal in Brussels.

In conclusion of this study it becomes clear that the triumphal arches are both political and religious. The guilt and punishment of the Jews is strongly imbedded in the procession as well as the triumphal arches. Even though the guilt of the Jews was never proven.

(3)

Inhoud

Inleiding ... 4

Hoofdstuk 1: de oorsprong en geschiedenis ... 6

De legende van het Sacrament van Mirakel te Brussel ... 6 De voorgeschiedenis van jodenvervolgingen ... 10 De politieke situatie in Brussel en de sociaal-culturele context van de jubileumviering ... 12 De historische achtergrond van triomfpoorten... 14

Hoofdstuk 2: de triomfpoorten ... 17

De voorbereidingen voor de triomfpoorten ... 17 Beschrijving van de triomfpoorten ... 18 Het nevenprogramma ... 37 Afbeeldingen van de triomfpoorten ... 40

Hoofdstuk 3: De verering sinds het jubileum ... 51

De voortzetting van de verering van het Sacrament van Mirakel na 1670 ... 51 De uitingen van verering in de Sint-Goedelekathedraal ... 54

Conclusie ... 60

Bibliografie ... 62

(4)

Inleiding

In 1370 vond de gebeurtenis plaats waarnaar dit onderzoek teruggrijpt. In dat jaar werd een groep joden uit Brussel en Leuven beschuldigd van het consacreren van een aantal hosties. Hierop volgde een terechtstelling van deze joden en confiscatie van hun eigendommen. Dit was goedgekeurd door de hertog van Brabant en is terug te vinden in de rekeningen van de stad Brussel. Uiteindelijk is dit uitgegroeid tot een legende: het Sacrament van Mirakel. Dit is een van de vele voorbeelden van Middeleeuwse wonderverhalen betreffende de eucharistie.1 Het wonder van bloedende hosties was een teken van de lichamelijke aanwezigheid van Christus in de eucharistie. In Brussel werd het wonder van de bloedende hosties jaarlijks herdacht. Dit gebeurde eerst op Sacramentsdag (tweede donderdag na Pinksteren) en later op zondag na het feest van de heilige Margaretha (13 juli). In de kerk van Sint-Goedele te Brussel werd een kapel gebouwd ter verering van de hosties. Ook werden er grootse jubilea georganiseerd met processies. In het jaar 1670 werd het driehonderdjarig jubileum gevierd en dit jubileum is het onderwerp van deze scriptie. Tijdens het driehonderdjarig jubileum werden tien triomfpoorten opgericht ter ere van het Sacrament van Mirakel. Deze bevonden zich op de route van de processie die jaarlijks gehouden werd. Een triomfpoort of ereboog is vaak gemaakt van lichte bouwmaterialen die snel vergaan. Erepoorten werden gebouwd ter gelegenheid van een triomfantelijke intocht of optocht en bleven korte tijd staan. De schilderingen en andere versieringen gingen vrijwel altijd verloren door het tijdelijke karakter ervan. Hierdoor is het object op zichzelf geen onderwerp van kunsthistorisch onderzoek, maar moet gebruik gemaakt worden van archivalia en verslagen van festiviteiten met daarin eventuele prenten van het object. De betrekking van de beschrijving bij het onderzoek maakt het naast kunsthistorisch ook historisch. Het discours van de auteur en de eventuele manipulatie van de publieke opinie is hierbij van belang. In deze masterscriptie worden de tien triomfpoorten besproken die werden opgericht voor het driehonderdjarig jubileum van het Sacrament van Mirakel. De belangrijkste bron hierbij is de bundel Brusselsche eer-triumphen […] Eyndende, Met de waerachtighe beschrijvinghe, van de Groote Feeste, van het dry hondert jarigh jubilé van het hoogh-weerdigh H. Sacrament van Mirakelen, [...] Gemaeckt en beschreven door J.S. In gesetenen Borger deser stadt Brussel. Dit werk

1 Dequeker 2000, 11-12.

(5)

is geschreven door Jacques Stroobant in 1670 en gedrukt door Peeter de Dobbeleer. Het werk is opgedragen aan de bestuurders en inwoners van de stad. Deze bundel geeft een uitgebreide beschrijving van de processie van 20 juli 1670 evenals de triomfpoorten en het nevenprogramma. Het boek van Luc Dequeker Het Sacrament van Mirakel: Jodenhaat in de Middeleeuwen uit 2000 is belangrijke literatuur dat gebruikt is voor dit onderzoek. Dequeker beschrijft naar aanleiding van bronnenonderzoek hoe de legende van het Sacrament van Mirakel de jodenhaat door de eeuwen heen gevoed heeft. De indeling van de scriptie is als volgt. Het eerste hoofdstuk geeft de oorsprong van de legende van het Brusselse Sacrament van Mirakel en de context van het ontstaan van de jubileumvieringen evenals de beeldtraditie weer. De geschiedenis van jodenvervolging komt hier aan bod. Ook wordt het Brussel ten tijde van de jubileumviering bekeken. Van belang hierbij zijn de politieke situatie en de sociaal-culturele context in 1670. Ook wordt bekeken of het katholicisme tijdens de jubileumviering geëtaleerd werd aangezien dit plaatsvond ten tijde van de reformatie. Het tweede hoofdstuk geeft een beschrijving van de triomfpoorten en het beeldprogramma. Ook zijn het nevenprogramma en de samenhang hierbij belangrijk. De plaatsing van de poorten en de vraag of de locatie een rol speelde bij het afgebeelde wordt hier besproken. Tot slot wordt in dit hoofdstuk bekeken hoe het verhaal van het Sacrament van Mirakel verbeeld, ingezet en ingekapseld is in zijn geheel. Wat is het overkoepelende thema en hoe wordt dit tot uiting gebracht? Hoofdstuk drie geeft de voortzetting van de verering van het Sacrament van Mirakel en de verdere vieringen van jubilea weer. Hier worden ook de uitingen van verering besproken die in de Sint-Goedelekathedraal te zien zijn. De algemene en overkoepelende vraag in dit onderzoek is: op welke manier wordt de schuldvraag van de joden weergegeven in de iconografie van de triomfpoorten bij de viering van het driehonderdjarig jubileum van het Sacrament van Mirakel?

(6)

Hoofdstuk 1: de oorsprong en geschiedenis

De legende van het Sacrament van Mirakel te Brussel

In 1246 werd het feest van Sacramentsdag, dat op de tweede donderdag na Pinksteren gevierd zou worden, in Luik ingesteld. Het werd in 1264 ook erkend als feest van de universele kerk en ten tijde van het Sacrament van Mirakel te Brussel was het een van de voornaamste feesten. Met dit feest werd de realis praesentia, de lichamelijke aanwezigheid van Christus in het Heilig Sacrament, bij het volk gebracht. Deze lichamelijke aanwezigheid van Christus was tijdens het vierde Concilie van Lateranen in 1215 vastgelegd.2 Eucharistische wonderen werden vanaf het begin van de dertiende eeuw waargenomen in Europa en dit gold als bewijs van deze lichamelijke aanwezigheid van Christus. Hosties bleven bijvoorbeeld onaantastbaar door vuur of water of gingen bloeden doordat ze geschonden werden. De eucharistische wonderen deden zich gewoonlijk voor als gevolg van hostieprofanatie door ongelovigen en ketters: dit waren meestal joden. Bloedende hosties of sporen van bloed op het corporale kwamen het meest voor en dit werden bloedwonderen genoemd.3 Door deze bloedwonderen ontstond een reliekenverering. Het bloedwonder dat rond 1370 plaatsvond in Brussel is uitgegroeid tot een legende: In de herfst van 1369 liet het hoofd van de joden in Brussel, Jonathas uit Edingen, hosties stelen uit de Katharinakapel in Sint-Jans-Molenbeek. Voor deze diefstal betaalde hij een tot het christendom bekeerde jood uit Brussel, Jan van Leuven. De diefstal van de hosties gebeurde rond het feest van Sint-Bavo dat begin oktober plaatsvond. Jan van Leuven klom de kapel binnen en nam de hosties weg nadat hij het tabernakel had opengebroken. Het idee erachter was om de hosties te verbergen tot Goede vrijdag om ze dan te kunnen bespotten. Hiermee zouden ze Christus opnieuw laten lijden door zijn aanwezigheid in het Heilig Sacrament. Toen Jonathas de hosties in handen had riep hij zijn vrouw, zoon en andere joden bij zich. Hierop strooide hij de hosties over tafel en bespotte en beschimpte ze. Ongeveer veertien dagen na deze ontering van de hosties werd Jonathas vermoord in zijn tuin. Dit zou een straf van God geweest zijn voor de mishandeling van de hosties. Zijn zoon Abraham was hierbij en bracht dit bericht naar zijn moeder. De weduwe van Jonathas was angstig geworden voor meer plagen van God en bracht de hosties samen met haar zoon vanuit Edingen naar de synagoge in Brussel om ze aan de joden aldaar te geven.

2 Van de Staey 2015, 9. 3 Caspers 1992, 231 en Dequeker 2000, 12, 26.

(7)

Op Goede Vrijdag in 1370 kwamen de joden bij elkaar in de synagoge. Ze beschimpten en bespotten de hosties en doorboorden ze met messteken in aanwezigheid van joden uit Leuven en andere plaatsen. Hierop gebeurde het mirakel: uit de wonden van de hosties vloeide bloed, dat het bloed van Christus zou zijn. De joden vielen vol verbazing en angst ter aarde. Uit angst kochten de joden een bekeerde jodin, Catharina, om. Zij zou de hosties naar de joden in Keulen moeten brengen om ze daar te verbergen. Catharina nam de hosties mee naar huis en werd ’s nachts in haar droom bezocht door God. God maande haar de hosties niet naar Keulen te brengen, maar naar haar biechtvader te gaan de volgende dag. Ze kreeg brouw, ging de volgende ochtend naar de Kapellekerk en vertelde alles aan haar biechtvader, Peter van Heede. Hij haalde de plebaan van de Sint Goedele, Michaël van Baeckeren, en de pastoor van de Sint Niklaaskerk, Jan van Woluwe, erbij en Catharina deed haar verhaal nogmaals. Ze besloten dat het beter was om de ciborie van haar af te nemen. Peter van Heede plaatste de hosties in de tabernakel van de Kapellekerk. Catharina werd in de gevangenis vastgezet. Hertog Wenceslaus van Brabant had van de diefstal en het doorsteken van de hosties gehoord en Catharina moest nogmaals haar getuigenis doen voor de kanunniken van het kapittel en vertegenwoordigers van Hertog. Ze werd daarna terug naar de gevangenis gebracht omdat door een gebod van de Hertog alle joden van Leuven tot Brussel gevangengezet moesten worden in de Steenpoort. Hij veroordeelde ze tot de brandstapel. De joden werden op karren naakt en gebonden vanaf de Steenpoort naar de Grote Markt vervoerd. Van daaruit werden ze naar de kapel van St. Catharina gebracht waar de hosties gestolen waren. Hierna werden ze naar de Wollendriestoren gebracht waar ze langs alle hoeken van de straten gereden werden. Met gloeiende tangen werd vlees van het lichaam afgetrokken en daarna werden ze verbrand. Alle joden werden verbannen uit het hertogdom en hun eigendommen werden verbeurdverklaard. Het kapittel eiste het bezit van de hosties op voor de Sint Goedele en ze werden op Sacramentsdag 1370 overgebracht vanuit de Kapellekerk.

(8)

Ter illustratie van de legende een zestiende-eeuws schilderij waarop de monstrans met hosties te zien is en de mishandeling van de hosties door de joden: Toegeschreven aan Lancelot Blondeel, Hostiewonder te Brussel, Zuid-Nederland eind zestiende eeuw, paneel met originele lijst, Catharijneconvent Utrecht.

(9)

Het verhaal van het Sacrament van Mirakel is een compositie van verschillende bronnen en overleveringen uit verschillende tijdsperiodes. Het verhaal is voornamelijk vormgegeven naar een onderzoek dat in 1402 werd ingesteld naar de authenticiteit van de hosties.4 Dit was op verzoek van de bisschop van Kamerijk, Pierre d’Ailly. In dit onderzoek komt Jonathas uit Edingen nog niet voor. Hij krijgt pas een rol in het verhaal vanaf ongeveer 1450. Het is ook belangrijk om op te merken dat het eerste onderzoek meer dan dertig jaar na het mirakel is uitgevoerd en wellicht ook niet geheel van alle feiten voorzien is. Het enige dat feitelijk vaststaat is dat in het Rekeningenboek van Godefroid de la Tour, ontvanger van Brabant in 1369-1370, blijkt dat rond Hemelvaart 1370 zes joden werden terechtgesteld op de brandstapel voor diefstal en profanatie van het Heilig Sacrament.5 Hierbij is niet duidelijk of vrouwen en kinderen ook omkwamen. Het Rekeningenboek noteert ook inkomsten uit geconfisqueerde goederen van joden. Deze goederen zijn ontvangen tussen Pinksteren en het feest van Sint Jan. Na 1370 worden geen joden meer genoemd in het Rekeningenboek. Bij de terechtstelling en confiscatie wordt als reden genoemd dat het de opbrengst was van de goederen van de joden die beschuldigd werden van het doorsteken van het Heilig Sacrament dat ze gestolen hadden uit de Katharinakapel in Brussel. Er is echter geen notitie van bloedvlekken of bloedende hosties.6 Van de beschuldiging en de terechtstelling van de joden zijn geen processtukken bewaard gebleven. Naast de notitie over de geconfisqueerde goederen is er geen informatie bewaard gebleven. Een terechtstelling bewijst niet dat de joden daadwerkelijk schuldig waren aan de diefstal en schending van de hosties. Een belangrijk document dat verband hield met het Sacrament van Mirakel was een brief van Robert van Genève, de bisschop van Kamerijk in 1370. Deze brief is op 4 juni 1370 gedateerd, kort nadat de joden terechtgesteld waren.7 Het wees de hosties toe aan het kapittel van Sint-Goedele. Er was onenigheid tussen de Kapellekerk en de Sint-Goedele over wie de hosties toekwam. Er waren elf hosties teruggevonden bij de joden, waarvan er negen aan de Sint-Goedele teruggegeven waren en twee waren in bezit van de Kapellekerk gekomen. Het kapittel had opdracht gegeven de hosties aan Sint-Goedele terug te geven. Dit deed de Kapellekerk echter niet. Robert van Genève had besloten dat de hosties terug moesten naar de Sint-Goedele, onder andere omdat de parochianen van de Kapellekerk de bevoegdheid niet hadden over de bewaring van het Heilig Sacrament. In deze brief is niets geschreven over de authenticiteit van

4 Dequeker 2000, 17-18. 5 Dequeker 2000, 21. 6 Dequeker 2000, 21-22. 7 Dequeker 2000, 23-24.

(10)

het Sacrament van Mirakel. Nergens werd gesproken over bloedsporen. De bedoeling van de brief was de onenigheid over het bezit van de hosties op te lossen. Hostieprofanatie door joden is een veelvoorkomend voorbeeld van het eucharistisch bloedwonder. Hierbij zouden hosties beginnen te bloeden nadat ze doorstoken werden met messen uit haat voor de christelijke religie. De beschuldiging van joden kwam vooral voor in Spanje, Portugal, Duitsland, Oostenrijk en Bohemen.8 In de Nederlanden zijn joden alleen te vinden in de verhalen van het Sacrament van Mirakel in Brussel en het Heilige Kruis in Asse. Er waren wel meerdere verhalen van mirakels van bloedende hosties in de Nederlanden, maar deze hadden dan een andere oorzaak. Miraculeuze hosties werden door gelovigen op vele plaatsen als waardevolle relieken behandeld. Ontrouwe christenen werden, als vijanden van het geloof, door de clerus vaak beschuldigd van het stelen van de hosties. Deze afvallige christenen zouden voor de diefstal gebruikt zijn door de joden.9 Het verhaal van bloedende hosties is in zijn algemeenheid echter ongeloofwaardig. De rode vlekken die op hosties in verschillende plaatsen in Europa te zien waren hadden als oorzaak een schimmel.

De voorgeschiedenis van jodenvervolgingen

De belangrijkste reden van jodenhaat was de kruisiging van Christus. Joden werden collectief verantwoordelijk gehouden voor de dood van Christus, zij zouden hem immers ter dood veroordeeld hebben. De joden waren hierdoor van oudsher een volk waartegen christenen zich afzetten. Sinds de verwoesting van de Tweede Tempel in Jeruzalem in 70CE hebben de joden deels in diaspora geleefd. Zij waren verspreid over Europa en het Midden-Oosten en probeerden hun joodse identiteit zo goed mogelijk vorm te geven. Joden waren in de eerste eeuwen vaak onderdeel van de samenleving, maar zij kregen toch restricties opgelegd die voor anderen niet golden. Een voorbeeld hiervan is dat christenen niet met joden mochten trouwen en zelfs niet samen mochten eten. Dit werd vastgelegd in de christelijke synode in Elvira begin vijfde eeuw. Hierna ging het steeds slechter met de situatie van de joden. Ze werden buitengesloten van de gilden die zich vanaf de twaalfde eeuw ontwikkelden in Europa. Paus Innocentius III liet de kleding van joden kenmerken, Innocentius IV verklaarde dat jodendom ketterij was en in Parijs vond in 1242 de verbranding van de Talmoed plaats. Uiteindelijk werden joden in de dertiende eeuw uit Engeland en Frankrijk verdreven en in de vijftiende eeuw ook uit het Heilige Roomse Rijk. Er ontstonden samenzweringstheorieën tegen de joden die als uitgangspunt hadden dat de

8 Dequeker 2000, 28. 9 Dequeker 2000, 24.

(11)

joden de moordenaars van Christus waren. Hieruit kwam onder andere de rituele moordlegende voort: joden pakten een christelijke jongen op, vermoordden hem en maakten uit het bloed ritueel een hostie. Ook werd de grote pestepidemie in de veertiende eeuw toegeschreven aan de joden, die waterputten vergiftigd zouden hebben. Deze samenzweringstheorieën dienden ter legitimatie van pogroms en de afzondering van joden.10 Er kan worden vastgesteld dat er op zijn vroegst in de vijfde eeuw al joden woonden in belangrijke steden langs de Rijn, maar dan vooral in de Duitse gebieden.11 Na de ineenstorting van het West-Romeinse Rijk zijn de joden de anonimiteit ingegaan. Ten tijde van de Karolingen zijn zij voor het eerst weer in het openbaar gekomen. Er was toen nog een tolerante houding tegenover joden. Na het versnipperen van het gezag vanaf de tiende eeuw kwamen er verschillende verboden voor joden. De eerste tekenen van joden in de Zuidelijke Nederlanden komen van het eind van de twaalfde en het begin van de dertiende eeuw en in de Noordelijke Nederlanden heeft de komst van de joden pas plaatsgevonden aan het eind van de dertiende en het begin van de veertiende eeuw. Joden mochten bijna nergens aan deelnemen in de samenleving. Maar de joden hebben door al deze uitsluitingen een plaats in de maatschappij kunnen verwerven als (geld)handelaren.12 De joden in de Nederlanden leefden relatief vrij en draaiden mee in de middeleeuwse maatschappij. De pestepidemie rukte vanuit het zuiden van Europa op naar de Nederlanden in 1348 en begin 1349 vielen de eerste slachtoffers. Het gerucht over de oorzaak van de pestepidemie was dat rijke Spaanse joden gif bereid hadden en hiermee waterputten en bronnen in Europa besmet hadden.13 Dit gerucht, opgezet door christenen, was het gevolg van de vermeende samenzwering van de joden tegen de mensheid. De joden werden beschouwd als de duidelijke vijand van de Kerk en de christelijke gemeenschap. Er zijn verschillende gegevens bekend uit Brabant, Gelderland (Gelre), Overijssel en Henegouwen waaruit blijkt dat daar voor de uitbraak van de pestepidemie in 1349 in de Nederlanden joodse gezinnen vreedzaam samenleefden met christelijke gezinnen.14 Toch vonden tijdens de kruistocht in 1309 al vervolgingen van joden plaats en laaiden anti-joodse gevoelens op.15 Er is ook bekend dat een korte periode voor de uitbraak van de pestepidemie in de Nederlanden zogenaamde flagellanten, geselaars, rondtrokken die het volk tegen de joden opruiden.16 Zij dachten dat de vloek van de Zwarte

10 Voor algemene literatuur over joden(vervolging) zie Abicht 2006, Blom en Fuks-Mansfeld (ed.) 1995. 11 Speet 1995, 19-24. 12 Wolters 2006, 95-96. 13 Speet 2003, 356-361. 14 Stengers 1950, 11-21. 15 Tollebeek 1984, 245-251. 16 Stengers 1950, 22-23.

(12)

Dood te bezweren was met boetedoeningen en jodenmoorden en het volk was hier niet moeilijk van te overtuigen.17 De beschuldigingen van de joden leidden ertoe dat ze grootschalig vervolgd werden. Hierdoor sloegen de joden die nog niet opgepakt waren op de vlucht. Een gevolg hiervan was dat de populatie van joden in de Nederlanden daalde en in een aantal gebieden, waaronder Henegouwen en Limburg, verdwenen de joden vrijwel helemaal.18 De details van de ondergang van de joden zijn niet direct bekend. Er bestaat een aantal religieuze geschriften en kronieken over de vervolgingen van de joden ten tijde van de pestepidemie. Verder zijn er voornamelijk gegevens te vinden in archieven, bijvoorbeeld van hertogelijke rekeningen onder ‘ontvangsten en schuldbrieven van joden’. Hierin werden namen genoemd van joden en hun goederen die ingenomen zijn.19 Rond 1370 werd er voor het eerst sinds 1349 weer iets van joden in de Nederlanden gehoord. Er woonde in die tijd een aantal joodse gezinnen in Brabant en Gelderland. In andere delen van de Nederlanden, westelijk en noordelijk, hebben joden in de Middeleeuwen nauwelijks een rol gespeeld omdat daar voornamelijk gebruik gemaakt werd van Lombardische geldschieters. In de Zuidelijke Nederlanden eindigde na 1370 definitief het bestaan van een joodse gemeenschap. Dit kwam door een nieuwe beschuldiging, namelijk de beschuldiging van hostieprofanatie. Dit was niet de eerste keer dat dit gebeurde, al bijna een eeuw lang werden joden af en toe beschuldigd van het ontheiligen van hosties.20 Men neemt aan dat het oudste verhaal stamt uit 1290 en dat die hostieprofanatie plaatsvond in Parijs. Dit was de zogenoemde Affaire des Billettes.

De politieke situatie in Brussel en de sociaal-culturele context van de

jubileumviering

Vanaf 1370 werd door het Sacrament van Mirakel de viering van Sacramentsdag in Brussel bijzonder. De hertog en hertogin namen deel aan het feest, waarbij de hosties meegedragen werden in de processie. Deze hosties lieten immers nog zien dat het bloed van Christus zichtbaar was, hetgeen een duidelijk teken was van de realis praesentia voor het volk.

17 Abicht 2006, 29-30. 18 Abicht 2006, 30-31. 19 Speet 1995, 25-26. 20 Oudejans 1984, 246-253.

(13)

Het eerste grote jubileum van de herdenking van het Sacrament van Mirakel vond plaats in 1670. De jubilea van 1470 en 1570 konden niet gevierd worden door de verschillende oorlogen tussen de Hertog van Bourgondië, Karel de Stoute en koning Lodewijk XI van Frankrijk en de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648).21 De vieringen die verband hadden met het Heilig Sacrament werden van 1579 tot 1585 afgeschaft doordat Brussel onder een calvinistisch bewind leefde. De hosties werden ondergebracht op een veilige plaats. Er werd in 1581 zelfs een mandement uitgevaardigd door de overheid waarin de echtheid van de legende betwist werd. Er werd in weergegeven dat de hosties nooit doorstoken geweest waren en ook niet gebloed hadden. In 1585 kon de relikwie teruggebracht worden naar de Sint-Goedele. Dit gebeurde in een plechtige processie die ook een aantal keer uitgebeeld is in de kathedraal. Het werd gezien als een belangrijke gebeurtenis voor het Sacrament van Mirakel.22 De zeventiende eeuw was voor de Zuidelijke Nederlanden een zware tijd. Ze werden geteisterd door oorlogen en belegeringen. Verschillende joden wilden zich aan het begin van de zeventiende eeuw vestigen in de regio van Brussel, maar hierbij werd een verbanningsdecreet ingeroepen zodat de joden het land niet in mochten.23 Dit zou komen door de verbanning van 1370 als gevolg van de heiligschennis van de joden. Protestanten en katholieken discussieerden over de authenticiteit van het Sacrament van Mirakel. Een beroemde jezuïet uit Brussel, Franciscus Costerus ging de strijd aan met Frans Lansbergen, een Gentenaar die tegen de transsubstantiatieleer was.24 Hij deed dit in een apologetisch geschrift: Dialoghe oft ’t samensprekinghe over de solennele processie des H. Sacraments van Mirakelen, jaerlycx te Brussel gehuoden, ende naemelycx in dit jaar 1610. Het college van Jezuïeten dat in 1604 in Brussel was opgericht gaf steun aan de cultus van het Sacrament van Mirakel. Zij lieten zich leiden door apologetische motieven. Kunst en dichtwerken van de leerlingen van het college bezongen tijdens de processies de triomf van het katholicisme over de ketterij. Hierbij gebruikten ze het Sacrament van Mirakel als voorbeeld. Vlak voor het jubileum van 1670 waren de Zuidelijke Nederlanden onder bewind van Spanje en werden ze bestuurd door gouverneur don Inigo de Velasco. Hij was niet erg geliefd en de bevolking verzette zich tegen hem. Het lukte hierdoor in eerste instantie ook niet om de organisatie en de financiering van het jubileum rond te krijgen. Er was onenigheid tussen het stadsbestuur en de kanunniken van het kapittel van Sint Goedele.25 Anderhalve week voor de

21 Dequeker 2000, 52. 22 Dequeker 2000, 59-60. 23 Dequeker 2000, 61. 24 Dequeker 2000, 63-64. 25 Van de Staey 2015, 11.

(14)

viering vertrok Velasco uit Brussel en don Juan Domingo van Zuniga de Fonseca, graaf van Monterey, was zijn opvolger. Van oudsher gebeurden er meerdere wonderen door toedoen van het Sacrament van Mirakel, althans dat werd gedacht. Een voorbeeld hiervan was de wonderbaarlijke genezing van een blind meisje, Clara de Haen, uit Antwerpen. Zij was de dochter van een handelaar in edelstenen. De genezing werd op 29 juni 1670 geregistreerd in het kapittelregister van de Sint-Goedele. Dit genezingswonder stond tezamen met een aantal andere wonderen afgebeeld op een schilderij uit 1720 en een wandtapijt uit 1785 in de Sint-Goedelekathedraal. De wonderen werden echter in de jubileumviering van 1670 minder belangrijk gevonden dan de uitsluiting van de joden en de haat jegens de joden. De aanwezigheid van joodse vluchtelingen in het Hertogdom kon rekenen op bezwaar van een aantal bisschoppen aldaar. De joden zouden een gevaar zijn voor het katholieke geloof. De uitingen van de jezuïeten waren echter minder anti-joods dan die op de triomfpoorten. Zij hadden hun thema, de overwinning van Christus in de Heilige Hosties, gericht tegen andersgezinden. Maar daarmee werden voornamelijk de calvinisten bedoeld.

De historische achtergrond van triomfpoorten

Zoals in de inleiding reeds genoemd werden er tien triomfpoorten opgericht voor het jubileum van het Sacrament van Mirakel. Een triomfpoort of ereboog is doorgaans een vrijstaande boog die opgericht is als onderdeel van een grotere feestdecoratie.26 Meestal werden deze poorten gemaakt voor intredes van vorsten in een stad of andere evenementen. Ze werden dan geplaatst in de looproute van een processie. Wanneer de feestelijkheden voorbij waren konden ze gemakkelijk weer afgebroken worden, triomfpoorten waren dus bedoeld om een korte tijd te blijven staan.27 Deze erepoorten moeten niet verward worden met triomfbogen die werden opgericht als blijvende herinnering aan een belangrijke historische gebeurtenis. Triomfbogen werden van steen gemaakt om langere tijd te blijven bestaan als monument. De traditie van triomfale intochten waarbij erepoorten gebruikelijk waren komt uit het antieke Rome. Daar gaf de senaat toestemming voor het al dan niet organiseren van een intocht. Er was een vaste route waarover de triomfator, die in het purper gekleed ging, door de stad trok. Aan het eind van de optocht werden offers gebracht aan Jupiter en daarna werd de optocht

26 Von Erffa 1958, 1443. 27 Snoep 1975, 5.

(15)

ontbonden. De traditie van deze intochten stamde waarschijnlijk uit Etrurië en was op religieuze motieven gebaseerd. Het was aanvankelijk alleen de keizer die triomftochten hield, omdat hij gezien werd als de vertegenwoordiger van Jupiter.28 Hij moest hierbij onder een tijdelijk opgestelde triomfpoort doortrekken en daarmee werd het leger ritueel gereinigd. Het kon echter ook zo zijn dat er politieke redenen waren voor een intocht. Wanneer een vorst het bestuur van een stad op zich nam, ging dit gepaard met een triomfantelijke intocht en inhuldiging. Na de val van het Romeinse Rijk bleef deze traditie in gebruik: in de vroege Middeleeuwen waren er intochten van pausen. Deze grepen terug op de intocht van Christus in Jerusalem. Hierbij trok de paus zowel onder bestaande triomfbogen als onder tijdelijk opgerichte erepoorten door. Later kwam de klassieke traditie van de Romeinse intochten terug in de Renaissance. Er werden klassieke motieven gebruikt in de decoratieve elementen zoals de kleding en formering van de optocht. Hierdoor ging de christelijke moraal gepaard met het klassieke thema.29 Het inhalen van vorsten met ceremoniële intochten kwam vanuit Frankrijk naar de Zuidelijke Nederlanden. In Frankijk bestonden in de vroege Middeleeuwen al vorstelijke intredes waarbij de koning een intrede hield in de hoofdstad na zijn kroning.30 Ook kon een intrede gehouden worden voor het sluiten van vrede of het behalen van een overwinning. De traditie bepaalde hierbij de route en de versieringen. Het stadsbestuur en de gilden verzorgden de organisatie van de intochten en droegen de kosten ervan. Het was vanaf de tweede helft van de veertiende eeuw tot de Franse Revolutie gebruikelijk om Blijde Inkomsten te houden in de Zuidelijke Nederlanden. In Brabant werden vele van dit soort inhuldigingen gehouden tot in de achttiende eeuw. Dit kwam door een charter waarin de hertogen en Brabantse steden hun verhoudingen geformuleerd hadden.31 Er stond een bepaling in dat een nieuwe hertog de oude rechten en vrijheden die door eerdere landsheren verleend waren zou erkennen. En de Brabantse steden zouden de nieuwe hertog erkennen. Dit deden zij door het organiseren van een Blijde Inkomst in verschillende steden. Hierdoor werden veel inhuldigingen gehouden tot in de achttiende eeuw, zowel door de Bourgondiërs als de Habsburgers. In de Noordelijke Nederlanden werden ook triomfale intochten gehouden, maar deze waren niet vastgelegd in een charter.

28 Tent. cat. Den Haag 1988, 24. 29 Tent. cat. Den Haag 1988, 24-26. 30 Von Erffa 1958, 1448.

(16)

Voor deze gelegenheden werden erepoorten gebouwd of stadspoorten werden omgebouwd tot erepoorten. In de vijftiende en zestiende eeuw werd hier vaak een podium onder gebouwd waar theaterstukken werden opgevoerd. Ook huizen werden versierd. In de zestiende eeuw verschoof de vormgeving van de erepoorten. Ze werden meer gebaseerd op de klassieke architectuur. Het podium verdween en er kwamen verhalende schilderingen op de poorten. De korte tijd waarin de erepoorten opgericht moesten worden en een tekort aan financiële middelen speelden hierbij een belangrijke rol. Soms werd de suggestie van een erepoort gewekt door het beschilderen van linnen en dat op een frame te bevestigen. Ook werd gips gebruikt om ornamenten mee te maken. Zo’n Blijde Inkomst had altijd een politieke rol waarbij de mogelijkheid bestond om propaganda te maken voor het bestuur van de stad.32 Vaak werden er pamfletten of boekjes gemaakt waarin de schilderingen en decoraties beschreven werden. Dikwijls waren ze van prenten voorzien. Deze boekjes hadden een duidelijk standpunt en werden gebruikt als propaganda. Prenten van de erepoorten werden ook los verkocht als herinnering aan de intocht en deze werden meestal dan ook gemaakt door de beste kunstenaars van hun tijd. In het geval van deze specifieke processie was er geen sprake van een Blijde Inkomst. Maar het uiterlijke vertoon kwam wel overeen. Deze processie was in eerste plaats religieus, maar had wel degelijk aspecten van politieke propaganda zoals te lezen is in het volgende hoofdstuk. Het boek van Jacques Stroobant kan ook gekenmerkt worden als propaganda. Brussel en het katholicisme worden door hem verheerlijkt en de joden zijn de vijand volgens het boek. Er zijn meerdere voorbeelden van propaganda rondom het Sacrament van Mirakel. Er is nog een ander boek van Josse vanden Berghen (uitgever), het is niet bekend wie de auteur is. Dit boek is uitgegeven voor het jubileum van 1770. Ook zijn er verschillende prenten die onder andere gemaakt zijn voor het volk ter herdenking van de betreffende viering en processie.33 Er is onder andere een prent van de hand van Jan van Troyen uit 1630-1649, die ook het frontispice voor het boek van Stroobant gemaakt heeft. Verder zijn er bijvoorbeeld nog een koorkap en het retabelaltaar van de kathedraal van Sint-Goedele in Brussel en is er een schilderijenreeks uit de zestiende eeuw dat zich in het Museum van de stad Brussel bevindt.34 Dit is slechts een greep uit de propaganda die gemaakt is naar aanleiding van de legende van het Sacrament van Mirakel. Verschillende vormen van propagandamateriaal voor het Mirakel werden al eerder en nog veel later gemaakt. De uitingen van verering in de Sint-Goedele, die in hoofdstuk drie besproken worden kunnen ook gezien worden als propaganda.

32 Tent. cat. Den Haag 1988, 26-28.

33 Deze boeken en prenten zijn te zien in het Catharijneconvent.

(17)

Hoofdstuk 2: de triomfpoorten

De voorbereidingen voor de triomfpoorten

Jacques Stroobant was een Brusselse dichter. In de bundel waarin hij het jubileum beschreef gaf hij voorafgaand daaraan een overzicht van wereldlijke vieringen. Hij begon met de Blijde Inkomst van Keizer Karel IV in 1377 en eindigde met de huldiging van Karel II in 1666. De beschrijving van de jubileumviering van het Sacrament van Mirakel begon hij op pagina 93. Dit is echter veel uitgebreider beschreven dan de Blijde Inkomsten. Op de titelpagina van het werk is al te zien dat de nadruk op de beschrijving van het Sacrament lag. Ook op de gravure die vlak voor de titelpagina gedrukt is, de frontispice, kan opgemaakt worden dat dit tweede deel het belangrijkst was (zie voorblad). Onderaan is een altaar te zien waar ‘BRUSSELSCHE EER-TRIUMPHEN’ op te lezen is. Hierop zit de stedenmaagd die bovenstaande monstrans met het Heilig Sacrament daarin aanbid. Zij heeft een stadspoort als kroon op haar hoofd en ze heeft een blad in de hand waar ‘Deo’ en ‘Mir’ op te lezen is. Deze woorden maken duidelijk dat alleen God mirakels verricht en dat de viering aan God gericht is en niet aan de mens. Naast de monstrans vliegen twee engelen die lofbazuinen blazen: ‘Drij hondert Jarigh Jubilé’. Op de achtergrond is de stad Brussel te zien. Deze prent is gemaakt door de Brusselse graveur Jan van Troyen. De herinnering aan dit driehonderdjarig jubileum was de belangrijkste beweegreden voor het schrijven van dit werk. De triomfpoorten worden zeer nauwgezet beschreven evenals alle schilderingen en overige decoraties. Alleen de tien triomfpoorten zijn afgebeeld als prent. Voor de overige decoraties en het nevenprogramma is de beschrijving van Stroobant dus de enige bron. De prenten bevatten geen kleur, dus ook daarvoor is de beschrijving door Stroobant leidend. De afbeeldingen van de triomfpoorten zijn hieronder na de beschrijvingen ingevoegd. Zoals eerder beschreven vond in 1670 het eerste grote jubileum van het Sacrament van Mirakel plaats. Het kapittel van de Sint-Goedelekerk en het broederschap van het Heilig Sacrament van Mirakel zagen samen met andere godvruchtige inwoners van Brussel dit driehonderdjarig jubileum naderen. Zij hebben hierop de burgers en ingezetenen van de stad aangespoord om iets bijzonders uit te werken dat het aanzien van het Sacrament van Mirakel waardig was. Na vergadering werd besloten om triomfpoorten te plaatsten in de straten waar de processie jaarlijks doorheen kwam sinds 1532. Het moesten grote en hoge poorten worden zodat het hele gevolg met kruisen en vaandels eronderdoor zou kunnen. Ook werd van tevoren vastgesteld dat elke triomfpoort bovenin een schilderij zou krijgen waarop een onderdeel van de historie zou worden weergegeven. Er moesten nog wel middelen gezocht worden om het geheel te

(18)

bekostigen. Uit elke straat waar een triomfpoort zou komen werden drie of vier burgers gevraagd om hierbij te helpen. Zij zouden de poorten zelf maken, schilderen en versieren. Deze burgers zijn langs elk huis in Brussel geweest om te vragen of zij iets wilden bijdragen. Uiteindelijk heeft volgens Stroobant iedereen, tot de armste inwoner toe, iets gegeven om de bouw van de triomfpoorten te helpen bekostigen. Er werden commissarissen verkozen om de orde te bewaren tussen de burgers tijdens de werkzaamheden. De verkozen inwoners werden op het stadhuis geroepen om hun tekeningen te laten zien zodat er niet twee dezelfde triomfpoorten gemaakt zouden worden en zodat het geheel overeenkomstig zou zijn. Toen alles goedgekeurd was is er gewerkt om alles klaar te krijgen voor het feest van het driehonderdjarig jubileum. Er werden grote bomen opgesteld die grotendeels door de Hertog van Brabant aan de gemeente geschonken waren om de kosten te drukken en ijver op te wekken. De bomen werden neergezet en stellingen werden opgericht om de poorten tegen op te stellen. De schilderijen op de triomfbogen werden door de beste schilders gemaakt, aldus Stroobant. Het is echter niet meer bekend wie deze meesters waren. Onderstaande beschrijving van de triomfpoorten is grotendeels te danken aan de beschrijvingen van Stroobant en de prenten in zijn bundel die werden gemaakt door de Antwerpse graveur Gaspar Bouttats.

Beschrijving van de triomfpoorten

Triomfpoort 1

De eerste triomfpoort bevond zich op de Houtmarkt, iets lager dan de fontein richting het Cantersteen. Deze poort was bijna dertien meter breed en ongeveer eenentwintig meter hoog. De triomfpoort was gemaakt van hout en versierd met houtsnijwerk. Er waren drie doorgangen tussen vier grote pilaren, waarvan de basementen en kapitelen verguld waren. De middelste doorgang was viereneenhalve meter breed en aan elke zijde hiervan bevond zich een doorgang van anderhalve meter breed. De uitbeelding van het verhaal was drieledig. Ten eerste was aan de rechterkant, boven de kleine doorgang, in een schilderij te zien hoe Jonathas Jan van Leuven overhaalde om hem een aantal geconsacreerde hosties te brengen. Johathas beloofde hiervoor zestig gouden mottoenen te betalen. Dit waren munten van de Koning van Frankrijk volgens Stroobant.35 Er stond een bijschrift boven dit schilderij: Ionathas Ioannem ad Sacras Hostias

35 Deze munten werden voornamelijk in Vlaanderen en Brabant geslagen naar Frans voorbeeld en in opdracht van Hertog Wenceslaus van Brabant. Op deze munten stond het Lam Gods afgebeeld dat de kruisbanier droeg.

(19)

babendas preacio conducit – ‘Jonathas haalt Jan van Leuven over met geld om Heilige Hosties te verkrijgen’. En onder de balustrade stond een Bijbelvers: Quid vultis mihi dare, & ego vobis eum tradam? – ‘Wat wilt u mij geven en ik zal hem u leveren?’ (Mattheus 26 vers 15). Bovenop dit deel van de poort stond een bleke persoon die in een wolfsvel gekleed was met de armen en benen naakt en met gevleugelde voeten en hazenoren op het hoofd. In de linkerhand had deze persoon een beurs en in de rechter een breekijzer en sleutel. Hiermee werd de dieverij uitgebeeld. Hierbij stond ook een vrouw die delfde in een ijzeren kist naar alle penningen die ze kon vinden. Zij stond voor de gierigheid. Het idee hierachter was dat Jan van Leuven dit had gedaan uit zijn liefde voor geld. Er stond een Bijbelvers bij: Avaro nihil est scelestius – ‘Niets is erger dan een gierig mens’ (Prediker 10 vers 9). Deze personificaties verwezen naar de daden van de joden. In het midden boven de grote poort bevond zich een groot schilderij. Het was drieënhalve meter breed en drie meter hoog. Op het schilderij was afgebeeld hoe Jan van Leuven de ciborie met daarin vijftien kleine hosties en een grote hostie wegnam. Uit het verhaal blijkt dat hij verschillende kerken bespied zou hebben en die van Sint Catharina, die in deze tijd een kapel was, het meest geschikt vond. Hij klom op een donkere nacht rond de maand oktober met een ladder door het venster en brak het tabernakel open. Boven het schilderij stond: Sacra Pixis furto aufertur – ‘De ciborie wordt gestolen’. Onder het schilderij stond opnieuw een Bijbelvers: Querebat opportunitatem ut traderet eum sine turbis – ‘Hij zocht gelegenheid om hem te leveren zonder de menigten’ (Lucas 22 vers 6). Naast het schilderij stonden aan elke zijde drie deugden afgebeeld in de gedaante van vrouwen. Rechts waren dit de hoofddeugden: Hoop, Geloof en Liefde. Hoop had een gebroken anker in de hand, Geloof keek droevig en had een omgekeerde kelk in de hand en Liefde trok mistroostig haar borst weg van haar kind. Links waren Godsdienstigheid, Offerande en Godvruchtigheid te zien. Godsdienstigheid keek bedrukt met een afhangend kruis in haar hand, Offerande had een wierookvat zonder rook en Godvruchtigheid had de handen over elkaar geslagen met een rozenkrans daarin. Ze sloeg haar ogen op naar de hemel. Deze deugden zijn gebroken afgebeeld, zij missen iets of zijn mistroostig. Jan van Leuven zondigde tegen alle deugden, daarom zijn ze tegenovergesteld weergegeven. Onder deze stond het volgende: Conturbata sunt viscera mea super eum – Mijn hart breekt om hem (Jeremiah). Aan de linkerkant van de triomfpoort was boven de kleine doorgang ook een schilderij te zien. Tussen de pilaren was uitgebeeld hoe Jan van Leuven de ciborie met de hosties gepakt had en deze aan Jonathas overhandigde. Hiervoor ontving Jan van Leuven de beloofde zestig gouden mottoenen. Het opschrift hieronder luidde: Pretium traditarum Hostiarum Ioanni persolvitur –

Zie ook het lemma ‘mottoen’ in het Middelnederlands Woordenboek:

(20)

‘De prijs van de geleverde hosties wordt aan Johannes betaald’. Ook hier stond een Bijbelvers boven het schilderij: Ipse est tenete eum – ‘Hij is het, houdt hem vast’ (Mattheus 26 vers 48). Bovenop dit deel van de poort stonden ook twee vrouwen afgebeeld. De eerste was een oude vrouw, mager en verschrompeld met brandende netels in de hand en een basilisk aan haar zijde. Zij was de Kwaadwilligheid. Een andere magere en gerimpelde vrouw was hier te zien met kapotte kleding en met slangen bedekt haar. Zij at met haar ene hand haar eigen hart en had in de andere vier serpenten en een vlam. Achter haar stond een pot met slangen. Zij stelde de Haat voor. Samen verbeeldden ze de Kwaadwillige Haat die de joden hadden tegen het allerheiligste sacrament. Onder deze vrouwen stond het opschrift: Odio iniquo oderunt me – ‘Met een ongerechtige haat, haat zij mij’ (Psalm 24). Op het allerhoogste punt van de triomfpoort stond de Waarheid afgebeeld. Zij was gekleed in het wit met de ogen opgeslagen naar de hemel. In haar linkerhand hoog boven haar had ze de zon met drie hosties daarin. In haar rechterhand hield ze een spiegel. Ze stond op een donkere wolk die de duisterheid van de joden verbeeldde. De joden hadden haar ogen en verstand immers beroofd van de oprechte waarheid door de donkere wolken van de ongelovigheid. In een cartouche onder deze wolk stond: Lux in tenebris lucet, & tenebrae eam non comprehenderunt – ‘Het licht schijnt in de duisternis, en de duisternis heeft dat niet begrepen’ (Johannes 1 vers 5). Aan beide zijden van de Waarheid stond een wit vaandel met de woorden Veritas, lumen de Deo vero – ‘Waarheid, het licht van de ware God’. Een klein stuk naar beneden bevond zich aan elke zijde nog een blauw vaandel met een vergulde zon en drie hosties. De zon werd half bedekt door een donkere wolk. De poort bestond uit lagen, de onderste was het slechtst en hoe verder naar boven hoe beter het werd. De zon van de waarheid heeft bovenaan uiteindelijk de overhand over de donkere wolken. Alle Bijbelverzen op deze triomfpoort hebben betrekking op Judas en zijn verraad van Christus. De joden worden vergeleken met Judas. De ondeugden van de joden, Dieverij en Kwaadwilligheid worden hier duidelijk verbeeld. De drie deugden staan hier tegenover en zijn in de meerderheid, al zijn ze incompleet. Wellicht zijn de drie deugden een weerspiegeling van de drie hosties. Het getal drie speelt een belangrijke rol op alle triomfpoorten. Dit wijst op de Heilige Drie-eenheid van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Het contrast tussen goed en kwaad, de overwinning op ongelovigen en de eer van het Sacrament van Mirakel zijn elementen die steeds terugkeerden op de poorten. De samenhang bestond dus niet alleen uit de schilderijen die de legende afbeeldden.

(21)

Triomfpoort 2

Triomfpoort twee stond op het Cantersteen aan de Borreput. Hierbij moet vermeld worden dat dit niet het huidige Cantersteen betreft, dat zich op een andere plaats bevindt. De poort overdekte de put en was opgericht over de gehele breedte van de straat. Deze triomfpoort was ongeveer eenentwintig meter breed en iets meer dan vierentwintig meter hoog. De poort had geen doorgang in het midden, daar bevond zich een versierd altaar. Aan beide zijden hiervan was wel een doorgang waarvan de afmeting niet bekend is. Boven het altaar hing een schilderij. Hierop was een triangel te zien met drie hosties die omringd werd door de negen engelenkoren. Ook stonden onderop het schilderij vier profeten van het Oude Testament: Mozes, Aaron, Melchizedek en David. Zij hadden een lam tussen hen in dat op een altaar stond. Dit stelde het lam uit het Oude Testament voor, dat een voorafspiegeling was van het Lam Gods met daarin de aanwezigheid van Christus. Onder het lam was een kerker te zien waarin joden vastzaten die vergezeld werden door venijnige dieren. Dit gaf aan dat het geloof altijd overwint en dat de joden bezwaard waren door hun eigen wetten. Boven het schilderij was het volgende geschreven: Te Prophetarum laudabilis numerus – ‘U het lofwaardig getal der profeten’ (Te deum, liturgische hymne). Bovenop de kapitelen van de dubbele zuilen aan weerszijden van het schilderij stonden rechts de apostelen Paulus, te herkennen aan het zwaard waarmee hij onthoofd werd, en Petrus met sleutels in zijn rechterhand. Het opschrift dat erbij stond luidde: Te Gloriosus Apostolorum Chorus – ‘U looft het roemvol koor der apostelen’ (Te deum). Aan de linkerkant stonden de eerste martelaren Stephanus en Ignatius. Stephanus was te herkennen aan zijn dalmatiek en evangelieboek. De stenen van zijn steniging zijn op de prent niet te zien. Stephanus was afgebeeld als diaken, zoals gewoonlijk. Ignatius was te herkennen aan zijn bisschopsstaf en -kledij en aan de leeuw bij zijn voeten. Hierboven stond: Te Martyrum Candidatus laudat exercitus – ‘U looft de blanke stoet der martelaren’ (Te deum). Tussen deze apostelen en martelaren stonden twee engeltjes die een cartouche vasthielden met daarin een jaarschrift: ChrIsto JesU, In trInIs hostIIs Verè proDIgIosIs, À JUDæIs IrrIso & sVbsannato, gLorIosIVs In tertIo sæCVLo JVbILantI hoC reparatIonIs honorIs opVs zeLosI Canter-steenenses posVêre

(22)

‘Jezus Christus, In drie hosties echt wonderbaarlijk, Die de joden bespot & uitgelachen hebben, Glorieus in de derde eeuw De bejubelende mensen Dit eer herstellend werk Door ijverige mensen van het Cantersteen neergezet’ Boven het jaarschrift was een tweede schilderij te zien. Hierop was verbeeld hoe Jonathas verblijd was dat hij de God van de christenen in handen had. Hij had zijn vrouw, zoon en andere joden hierop bij hem in huis geroepen. Hij legde de hosties op tafel en ze werden bespot met alle soorten laster en schimp. Hij gebruikte hiervoor alle boosheid die hij had tegen Christus en zijn almogendheid. Boven het schilderij stond: Et tu Domine deridebus eos, ad nihilum deduces omnes – ‘En gij Heer zult hen bespotten, en allemaal teniet brengen’ (Psalm 58, vers 9). Aan elk zijde van het schilderij stonden twee hermen afgebeeld als engelen, zij deden dienst als kariatiden in plaats van zuilen. Boven de hermen was aan elke zijde een liggende engel te zien met een rood vaandel in de hand. Volgens Stroobant waren beneden op de pilaren van de balustrade naast de apostelen en martelaren nog twee engelen met vaandel te zien, maar dit is niet te zien op de prent in zijn boek. Op de vaandels stond: Amor & dolor – ‘Liefde en droefheid’. Helemaal op de top van de triomfpoort stonden drie engelen met palmtakken in hun handen. Op de plint onder hen was het volgende te lezen: Concordia – ‘Eendracht’. Deze engelen bekroonden en sloten de triomfpoort. Aan de rechterkant van de rechtse hermen zat een vrouw op een serpent. Zij stelde Lastering voor. Zij had als bijschrift: Acuerunt linguas suas sicut Serpentes – ‘Zij hebben hun tongen gescherpt als serpenten’ (psalm 140 vers 4). Volgens Stroobant was het psalm 139 vers 4.36 Aan de linkerkant van de linkse hermen zat een magere vrouw. Ze had het hoofd en de handen vol slangen en serpenten en naast haar stond een basilisk. Zij beeldde de Haat uit met het volgende onderschrift: Venenum aspidum sub labiis eorum – ‘Venijn der adderen is onder haar lippen (psalm 140 vers 4). Deze bijschriften vormen samen één vers in psalm 140: Acuerunt linguas suas sicut Serpentes, venenum aspidum sub labiis eorum – Zij scherpen hun tong als een slang, heet addervergif is onder hun lippen’. Op het kapiteel van de zuil aan de rechterkant van de triomfpoort stond het Geloof met een kruis in de hand en haar voet op een wereldbol. Zij had het volgende bijschrift: Te per orbem terrarum – ‘U over de hele wereld’ (Te deum). Aan de linkerkant

36 Psalmnummering loopt uiteen in verschillende vertalingen en edities. Zie ook http://noemewv.nl/Bijbel/Psalmen.htm.

(23)

op de zuil het meest links stond de Heilige Kerk met haar voet eveneens op een wereldbol en de triregnum, een drievoudige kroon, op het hoofd en het volgende bijschrift: Sancta confitetur Ecclesia – ‘Belijd/prijs de Heilige Kerk’ (Te deum). Dit waren wederom bijschriften die bij elkaar hoorden: Te per orbem terrarum sancta confitetur Ecclesia – ‘U prijst de Heilige Kerk over heel de aarde’. Deze poort was erop gericht om de eer van de Heilige Hosties, die door de joden beschadigd is, te herstellen. Zoals dit ook te lezen is in het jaarschrift. Het contrast tussen geloof en ongeloof wordt op deze poort duidelijk gemaakt en het geloof overwint altijd. Deze overwinning werd op het bovenste deel duidelijk gemaakt. De palmtakken in de handen van de drie engelen wijzen erop dat de eendracht tot stand kwam door vrede. De vrede werd verderop ook nog als personificatie weergegeven op de zesde triomfpoort. Behalve de triomfpoort stond op het Cantersteen een galerij met aan elke kant achtentwintig bogen die rustten op hermen. Deze galerij is niet afgebeeld, maar wel beschreven door Stroobant. De bogen waren versierd met verschillende figuren, basementen en kapitelen. Elke boog was bijna vijf meter hoog en ongeveer drieënhalve meter breed. Aan de bovenkant stonden borststukken op een in wit marmer. Deze borststukken stelden vermaarde personen voor van het Oude Testament tot het Nieuwe Testament. Onder elk borststuk was een plaat te zien met daarop een bijschrift. Tussen de borststukken stonden schilderijen met overeenkomstige uitbeeldingen van engelen. Het begon met Adam en Eva als eerste beeld. Bij hen was een appel geschilderd met de volgende woorden eronder: Ne comedas – ‘en eet niet’ (Genesis 2 vers 17). Bij de tweede boog was op een piëdestal een engel geschilderd in levendige kleuren. Deze had in zijn hand een hostie en als bijschrift in gulden letters: Vince in bono malum – ‘Overwin met het goede het kwade’ (Romeinen 12 vers 21). De galerij was op deze manier versierd tot aan het einde. Er stonden groene bomen bij elke voet van de boog en tussen de bogen hingen guirlandes van groene bladeren die met klatergoud omringd waren. De hele straat was op deze manier versierd.

Triomfpoort 3

De derde triomfpoort was opgericht op het laatste punt van de Keizerstraat rondom de gemeenschappelijke pomp. De poort was bijna tien meter breed en meer dan zestien meter hoog en had maar één doorgang waarvan de afmeting onbekend is. Deze triomfpoort was kleiner en soberder dan de eerste twee poorten. Aan beide zijden van de doorgang stonden twee pilaren. Boven de doorgang stond een schilderij dat ongeveer dezelfde afmeting had als de vorige schilderijen. Hierop was afgebeeld hoe Jonathas, veertien dagen nadat hij de hosties mishandeld

(24)

en onteerd had, vermoord werd. Dit gebeurde in de lusthof die deel uitmaakte van de warande in de voorstad van Edingen door een aantal straatschenders of vandalen die hem bespied hadden. Zijn zoon was ontkomen en bracht de boodschap naar zijn moeder. Boven het schilderij stond een jaarschrift die deze geschiedenis te kennen gaf: Ionathas IVDaVs In horto à MaLIgnIs neGatVr – ‘Jonathas de jood wordt door de straatschenders in zijn hof vermoord’. Onder het schilderij stond een Bijbelvers: Ingressi sunt autem domum latenter, & percutientes iterfecerunt eum – ‘Zij zijn bedektelijk in huis gekomen, en staande hebben zij hem gedood’ (2 Samuel 4 vers 6 en 7). Volgens Stroobant was dit vers afkomstig uit 2 Koningen 4.37 Twee engelen hielden het schilderij aan weerszijde vast met daarnaast brandende kelken. Boven het schilderij was aan elke zijde een kandelaar met brandende kaars te zien met daarbij boven en onder verschillende vaandels die rood en geel van kleur waren. Er hingen groene festoenen tussen en naast de vaandels. Bovenop de top van de triomfpoort stond een kruis met in het midden drie hosties. Daarnaast knielden twee engelen die de handen ineengevouwen hadden. Zij bewezen hiermee dat de hosties alle eer waard waren die de joden geschonden en mishandeld hadden.

Triomfpoort 4

Triomfpoort vier stond op de afgaande straat tussen de Steenpoort en het plein van het Korenhuis bij een doodlopend straatje dat Klein Nijvel genoemd werd. Deze poort had wederom maar één doorgang en deze was bijna tien meter breed en iets meer dan vijftien meter hoog. De poort had aan elke zijde dubbele pilaren en piëdestallen. De buitenste pilaren waren vierkant en de binnenste rond. Op de piëdestalen stonden tussen de pilaren aan elke kant een van de zonen van Eli, Hophni en Phinehas. De linker was doorstoken met een zwaard en de rechter had een pijl in de borst. Dit is te lezen in het Boek der Koningen. Ze zijn allebei vermoord toen de Filistijnen de Ark van het Verbond wegnamen uit het Hebreeuwse Heilige der Heiligen. Zij hadden zonden begaan waardoor ze de wraak van Jahweh over zich kregen en het huis van Eli verdoemd werd. Eronder stond op de piëdestallen geschreven: Heli Sônen zijn ghedoodt, Om hun sonden veel en groot (1 Samuel 2 & 4).38 In het midden, boven de doorgang was een schilderij te zien. Op dit schilderij stond hoe de weduwe van Jonathas vanuit Edingen naar Brussel was gekomen met haar zoon Abraham. Ze had de gestolen ciborie met de hosties meegebracht en gaf deze aan de joden in Brussel. Nadat

37 Psalmnummering loopt uiteen in verschillende vertalingen en edities. Zie ook http://noemewv.nl/Bijbel/Psalmen.htm.

(25)

haar zoon de straatschenders ontvlucht was en zijn moeder had verteld dat zijn vader was vermoord in het hof werd ze bevangen door angst. Ze werd gewaar dat haar man deze straf had gekregen omdat hij de God van de christenen had mishandeld. Ze dacht dat haar nog meer plagen zouden overkomen als ze de hosties langer in huis zou houden. Boven het schilderij stonden een aantal Nederduitse dichtregels die de inhoud ervan te kennen gaven: Dese Vrouw die komt uyt Engen, D’Heylighe Cibori brengen. Gheeft die aen het Iodsch ghespuys, Dat doens hiel tot Brussel huys.39 Op het kapiteel van de meest linkse pilaar was de Ark van het Verbond te zien en op het kapiteel van de pilaar het meest rechts stond de gebroken Filistijnse afgod Dagon. De volgende dichtregels stonden hierbij: Voor de Arcke van ’t Verbondt, Neer gevelt men Dagon vondt. Op de top werd de poort gesloten met krullen en schelpen en festoenen van verschillende soorten fruit met groen gemengd. Eromheen zwaaiden vaandels. Deze poort bestaat voornamelijk uit onderschriften in dichtvorm. De Bijbelse geschiedenis komt alleen naar voren in de passages uit het Oude Testament. Maar met deze citaten werd duidelijk gemaakt dat de Ark van het Verbond sterker is dan afgoden van niet-christenen. Daarmee was de poort sterk gericht tegen ongelovigen in het algemeen. Een parallel kan hierbij getrokken worden met de Heilige Hosties die de joden overwonnen. Het is verrassend dat op deze triomfpoort alle opschriften in het Nederlands waren, terwijl op alle andere poorten Latijn gebruikt werd. Op deze poort zijn de drie hosties of een verwijzing hiernaar ook niet afgebeeld, terwijl dat op alle andere poorten wel het geval is.

Triomfpoort 5

De vijfde triomfpoort stond beneden het Korenhuis in de afgaande straat naar Manneke Pis. De poort was meer dan negen meter breed en zeventien meter hoog en bestreek de gehele breedte van de straat. Deze poort had ook weer één doorgang. Aan elke kant van de doorgang stonden twee hermen. Aan de linkerkant werd uitgebeeld dat een van de joden de ciborie aan Catharina uitleverde. Aan de rechterkant beeldden de hermen Jonathas met de ciborie en Jan van Leuven met het geld uit. Op de plinten stonden de volgende woorden: Pretium sanguinis est – ‘Het is de prijs van het bloed’ (Mattheus 27 vers 6). In het midden, boven de doorgang, was weer een schilderij te zien. Hierop was geschilderd hoe de joden in 1370 op Goede Vrijdag in hun synagoge bijeenkwamen, terwijl de Rooms-Katholieken hun godsdienstige plicht deden in het bezoeken van de kerk ter nagedachtenis van

39 De Belgische stad Edingen wordt in het Frans Enghien genoemd en in het West-Vlaams Enge. Hier zijn ook nog een aantal variaties op.

(26)

het lijden en de dood van Christus. Wanneer zij daar volgens oude traditie alle schimp en lasteringen tegen God en de hosties uitgevoerd hadden, werden de hosties op tafel gegooid. De joden trokken hun ponjaarden en dolken uit en begonnen de hosties te doorsteken. Vervolgens spoot bloed uit de hosties waarmee zij besproeid werden. Hierop stortten ze zich vol verbazing en vrees ter aarde. Aan weerszijden van het schilderij bevonden zich cartouches met uitspringende consoles, die op een balustrade rustten boven de kroonlijsten. Hierop zat een aantal joodse slaven. Tussen de voet van het schilderij en de doorgang van de poort was een cartouche met een jaarschrift te lezen: hostIæ à barbarIs IVDæIs In Vrbe MaLè traCtant Vra – ‘de hosties werden door de barbaarse joden in de stad slecht behandeld’. Boven het schilderij stond een vergulde zon die een driehoek in het midden had waarin een kruis met drie hosties geschilder was. De zon werd van bovenaf door twee vliegende engelen met een drieledige kroon gekroond. Naast de zon bevonden zich nog twee knielende engelen die elk een vaandel in de hand hadden waarop aan de rechterkant een kruis lijkt te staan. Op de top werd het geheel gesloten door gekleurde vaandels die in de beschrijving genoemd worden, maar niet te zien zijn op de prent. De achterzijde van de triomfpoort was voorzien van geschilderd steenwerk en daar was nog een schilderij te zien. Hierop werd uitgebeeld hoe Kaïn Abel met een kaakbeen doodsloeg. Daarboven stonden weer twee jaarschriften: VICtIMa abeL proVt In hostIIs DatVr – ‘Zoals Abel slachtoffer was, zijn de hosties slachtoffer’. IVDæorVM barbarIes In CaIM sLVIt – ‘Joden zijn verderfelijk zoals Caïn dat was’. Onder het schilderij stond ook een jaarschrift: tV es DeVs qVI faCIs MIrabILIa – ‘U bent de God die wonderen verricht’. In de doorgang van de poort hingen festoenen met namaakbloemen. Deze achterzijde wordt beschreven door Stroobant, maar hier is geen prent van in zijn boek. Op deze poort zijn geen allegorische of religieuze figuren uitgebeeld, maar figuren uit de legende van het Sacrament van Mirakel. Wat hier duidelijk naar voren komt is de prijs die de joden moeten betalen voor hun daden. Dit is allereerst te lezen in het Bijbelcitaat dat betrekking heeft op Judas ‘Het is de prijs van het bloed’. Dit slaat niet alleen op de geldsom waarmee Catharina en Jan van Leuven omgekocht werden, maar ook op de straf van God voor de joden. Op de achterkant van de poort wordt een parallel gelegd tussen Abel en de Heilige Hosties en Kaïn en de joden. Hier wordt de straf door God weer aangekondigd.

(27)

Triomfpoort 6

De zesde triomfpoort stond achter het Brusselse stadhuis. De poort had een driedubbele doorgang en was zo breed dat hij de hele straat besloot. Er zijn daar huizen afgebroken om de straat breder te maken en meer ruimte te creëren voor een doorgang voor het volk. Deze triomfpoort was ongeveer dertien meter breed en zevenentwintig meter hoog en was opgericht door de wethouders van de stad. Deze triomfpoort werd de Poort van de Engelen genoemd en was opgericht ter ere van de aartsengel Michaël. De middelste doorgang was meer dan vier meter breed en zeven meter hoog. De doorgangen aan de zijkanten waren anderhalve meter breed en drie meter hoog. Onderaan stonden op piëdestallen gewrongen witte marmeren zuilen van de composiete orde. De basementen en kapitelen waren verguld en de zuilen zelf waren omstrengeld door ranken van gouden laurierbladeren. De doorgangen waren in rood en zwart marmer in de rustica orde. Vlak boven de doorgang aan de linkerkant stond Ongoddelijkheid. Ze stapt met haar linkervoet op de ciborie en de hosties. Ze stond op een plint met daaronder in gulden letters het woord Impietas. Boven haar stond op de fries in een cartouche: Ex impijs egredietur impietas – ‘Uit het boze zal goddeloosheid voortkomen’ (1 Koningen 14). Aan de rechterkant stond ook een beeld boven de doorgang, dit stelde Hardnekkigheid voor. Ze had een opklimmend aardveld om haar heen en een teerling van lood op haar hoofd. Hieronder stond het woord Pertinax. In de cartouche op de fries boven haar stond: Iter impiorum decipiet – ‘De weg van het ongoddelijke zal hen bedriegen’ (12 Spreuken 26). Het deel hier bovenop had een andere architectuur. De architraven, friezen en kroonlijsten waren van zwart en wit marmer. Op de kroonlijsten stonden acht pilasters die de vorm van Serafijnen hadden. Boven de middelste poort tussen de Serafijnen was een schilderij te zien waarop uitgebeeld werd hoe de joden, nadat ze de hosties doorstoken hadden en ze terug in de ciborie gedaan hadden, Catharina zo ver kregen om de ciborie naar Keulen te brengen. Nadat Catharina eerst geweigerd had, hebben de joden haar ervoor betaald. Hieronder, vlak boven de poort, stond beschreven wat er op het schilderij te zien was: Iudei cum Catharina de pretio pro transferendis Coloniam Hostijs paciscuntur – ‘De joden handelen met Catharina over de prijs om de hosties naar Keulen te dragen’. Hierboven en onder het schilderij was een fronton waarop twee vrouwen zaten die Rechtvaardigheid en Vrede voorstelden. Rechtvaardigheid zat links en was te herkennen aan een degen en Vrede zat rechts met een olijftak in de hand. Midden tussen hen in stond het wapen van de stad Brussel in het timpaan. Boven het schilderij hing het hoofd van een Serafijn met uithangende sluiers, dat het fronton erboven droeg. In het timpaan stond in vergulde letters S.P.Q.B., wat stond voor Senatus PopulusQue Bruxellis – ‘De Senaat en het Volk van Brussel’. Dit verwees naar de klassieke spreuk voor Rome S.P.Q.R., Senatus PopulusQue

(28)

Romanus – ‘De Senaat en het Volk van Rome’. Het was een analogie naar het klassieke verleden van Rome, waartoe ook triomfbogen en -poorten behoorden. Aan de linkerkant van het schilderij, recht boven Ongoddelijkheid stond een vrouw met een schildpad in de hand en de ogen naar de hemel opgeslagen. Dit was Lankmoedigheid. Zij stond achter een vergulde balustrade waar op de voet geschreven stond: Longanimas. Boven haar stond in een cartouche: Deus longanimis – ‘God is lankmoedig’ (Psalm 102). Aan de rechterkant van het schilderij stond Geduldigheid. Ze had een lam in haar arm en een juk op haar schouder. Op de voet van de balustrade stond Patientia en op de cartouche boven haar was te lezen: In tempus sustinebit patiens – ‘Tot enige tijd zal de lijdzame verdragen’ (Ecclesiasticus 1, vers 29). Boven het fronton met de letters S.P.Q.B. was een koepel met daaronder de aartsengel Michaël, een van de patronen van Brussel, die het kwaad verslaat. Onder de koepel stonden de volgende woorden: Laudate eum omnes Angeli ejus – ‘Looft hem alle zijn engelen’ (Psalm 148). Michaël was vergezeld door de twee engelen Gabriel en Raphael. Zij stonden aan beide zijden van de kroonlijst. Ze hadden elk een wit vaandel in de hand met de letters van de stad Brussel daarop. Geheel aan de buitenzijden stond aan elke kant een engel met een geel vaandel met daarop de driehoek met de drie hosties erin. Helemaal op de top van de koepel stond Faam die met haar trompetten de glorie van God over de wereld uitblies. Aan elke zijde van haar zat een engel met een rood vaandel in de hand waarop ook de drie hosties binnen een driehoek afgebeeld waren. In de nissen tussen elk geopend venster van het stadhuis stonden alle Hertogen van Brabant opgesteld vanaf 1370 tot aan 1670. Het is niet duidelijk of dit beelden waren of schilderijen. Het begon met Hertog Wenceslaus en zijn vrouw Johanna in wiens tijd het Mirakel plaatsvond en eindigde met Karel II, Koning en Hertog van Brabant ten tijde van het driehonderdjarig jubileum. Boven de achteruitgang van het stadhuis werd een balkon gemaakt en aan beide zijden daarvan werd een fontein geplaatst. Triomfpoorten zes en zeven waren verwant en beide gemaakt in op dracht van de wethouders van Brussel. Ze waren beide ontworpen door P.P. Merckx, ingenieur en architect van de koning. Dit waren de grootste en meest versierde poorten. Op deze poorten werd de rol van Brussel benadrukt. Er is een gelaagdheid te zien van slecht onderaan naar goed bovenaan. Overwinning en eer besluiten de poort op de top.

(29)

Triomfpoort 7

De zevende poort was dus ook opgericht in opdracht van de wethouders van Brussel. Deze stond aan het andere eind van het stadhuis waar een andere straat begon. De triomfpoort was bijna veertien meter breed en bijna zesentwintig meter hoog. Deze poort werd de Poort van de Maagden genoemd en was opgericht ter ere van de stadspatrones St. Goedele. Deze poort hing nauw samen met de zesde triomfpoort en was soortgelijk opgebouwd. Het onderste deel was versierd met vier pilasters die blauw en wit waren. Aan elk van de pilasters zat zowel links als rechts een halve pilaster met vergulde zijden. Ook de basementen en kapitelen waren verguld. In het midden was een grote doorgang, niet in de vorm van een boog, maar met hoeken. Aan elke zijde hiervan was nog een kleine doorgang die wel rond waren. Dit onderste deel werd gesloten met gouden loofwerken en kroonlijsten. De middelste doorgang was vier meter breed en zeven meter hoog. Boven de doorgang stond geschreven: Catharina conscientiæ stimulis agitata, impium Iudæorum crimen Parocho suo significat – ‘Catharina, door het wroegen en de prikkel van de conscientie aangedreven, geeft het goddeloze schelmstuk van de joden aan haar biechtvader te kennen’. Dit opschrift hoorde bij het schilderij dat erboven hing. Hierop was te zien hoe Catharina de hosties naar haar huis gebracht heeft en ze bevangen werd door een grote angst. Terwijl ze sliep is ze door God vermaand om de Heilige Hosties niet naar Keulen te brengen, maar de volgende ochtend naar haar biechtvader te gaan en hem te vertellen wat er tussen haar en de joden gebeurd was. Hierop moest ze dan de raad van de biechtvader opvolgen en hetgeen doen waarmee hij haar zou belasten. Ze is ook naar de biechtvader gegaan de volgende ochtend. Dit was Mr. Peeter vanden Heede, de pastoor van de Onze Lieve Vrouwe ter Capellen. Catharina heeft alles wat er tussen haar en de joden gebeurd is verteld, alsook dat ze de verwonde en bebloede hosties in haar huis had. Boven de zijpoorten stonden borststukken van vrouwen. Aan de ene kant stond Consciëntie en aan de andere kant Waarheid. Concientie had een dolk in haar hand die omringd was door een serpent die in haar hart beet. In de cartouche onder haar stond: Est que promittit, & gladio pungitur conscientiæ – ‘Daar is die belooft, en wordt gestoken met het zwaard van de concientie’ (Spreuken 12, vers 18). Waarheid was in het wit gekleed met een zon op haar borst en naast haar twee spiegels. De volgende Bijbeltekst stond eronder: Non est occultum quod manifestetur – ‘Daarin is niets verborgen dat niet openbaar zal worden’ (Lucas 8). Het is hierbij niet duidelijk wie waar staat, de attributen zijn niet te zien op de prent en waar ze staan wordt niet beschreven door Stroobant.

(30)

Hierboven, naast het schilderij, waren op vier piëdestallen met platte, blauwe pilasters de vier hoofddeugden of kardinale deugden afgebeeld. Tussen elk van deze beelden waren perspectieven gemaakt die van boven gesloten waren. Helemaal rechts stond Temparantia of Matigheid met als haar symbool de kruiken. Links daarvan stond Iustitia of Rechtvaardigheid met de weegschaal en het zwaard als haar attributen. Links van het schilderij stond Prudentia of Voorzichtigheid afgebeeld met een spiegel. Geheel links staat een figuur die logischerwijs dan de vierde hoofddeugd Fortitudo of Kracht zou moeten voorstellen. Maar deze is afgebeeld met een hoorn des overvloeds en bloemen, wat erop zou kunnen duiden dat het de Romeinse godin Spes of Hoop is die hier te zien is. Spes was belangrijk voor zwangere vrouwen en het lijkt op de afbeelding alsof deze vrouw zwanger is. Het is hier dus onduidelijk om wie het gaat, maar de vierde hoofddeugd Fortitudo die het volgens Stroobant zou moeten zijn, is niet te zien in de afbeelding. Spes is wel een van de zeven deugden, maar deze hoort bij de drie goddelijke deugden samen met Fides of Geloof en Caritas ofwel Liefde. Ook op deze poort stond op de top een koepel. Deze rustte op ronde pilaren. In het midden van de koepel stond St. Goedele, de patrones van de stad. Hieronder was een cartouche gemaakt met uithangende vergulde festoenen aan beide zijden en de letters S.P.Q.B. in het midden. Naast de pilaren zat aan elke zijde een knielende engel met witte vaandels met daarop het cijfer van de stad in het goud en met laurierkransen eromheen, dit zal het getal zeven geweest zijn. Brussel werd gebouwd op zeven heuvels, evenals Rome. Er waren zeven toegangspoorten in de stad, hoewel halverwege de zeventiende eeuw er een achtste poort gebouwd werd. Ook waren er zeven geslachten die elk de bewaking van een stadspoort toegewezen kregen en belangrijke en politieke functies uitoefenden: Coudenberg, Roodenbeke, Serhuyghs, Serroelofs, Sleeus, Steenweeghs en Sweerts. Er leidden zeven straten naar de Grote Markt van Brussel die daarnaast van oudsher zeven panden telde. Hieronder waren gildepanden die elk een naam van een dier droegen, ook dit waren er zeven. Ten slotte was de gevel van het huis van het bakkersgilde versierd met zeven allegorische beelden.40 Het lijkt dus zeer waarschijnlijk dat zeven het getal is dat op de vaandels stond, mede omdat dit de zevende triomfpoort was. Iets verder naar beneden waren nog aan elke zijde twee vaandels te zien met de driehoek met drie hosties erin. Aan elke kant was een afhangend vaandel die de Poort van de Maagden besloot. Door de aanwezigheid van de christelijke deugden en de goddelijke boodschap in het schilderij krijgt deze poort een religieus karakter. Maar het politieke karakter van het Sacrament van Mirakel komt hiermee samen. Rondom het stadhuis vervaagde de grens tussen het religieuze

40 Rudi Schrever, ‘Historisch Brussel en het getal zeven’, 2 oktober 2017. Zie website: https://historiek.net/brussel-en-het-getal-zeven/71490/ <geraadpleegd op 15-08-2018>.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The modifiable factors were: late presentation to a health care facility, antenatal clinics not screening for danger signs, long distance referral, district hospitals not providing

De ‘risicoduur’ om een scheiding van de ouders mee te maken is groter voor oudere dan voor jongere kinderen, wat hun hoger aandeel wonend bij een alleenstaande

•De kandidaat heeft inzicht in de beschikbare dienstverlening afgestemd op zijn behoefte. •Een vast contactpersoon binnen de gemeente die de kandidaat begeleid

• De soort meer geliefd maken bij het grote publiek, want bekend is (veel meer) bemind.. • Mee ijveren voor meer biodiversiteit in onze nabije omgeving, want onze

De wetenschappelijke onderzoeker moet het zich aantrekken als uitkomsten van onderzoek de praktijk niet bereiken of, erger nog, daar op geen enkele manier aan te relateren zijn..

I Den.. Vraeght ghy wat Brook dat is het welck den Heef ons gheefi ? V Is warelych fyn Vlecfch waer-door ons Ziel her-Ie eft. Vraeght ghy my naer de plaets' van waer-men dit

Het ligt voor de hand dat de waarheid ergens in het midden moet worden gezocht en dat het gedrag van jongens en meisjes zowel door nature als door nurture bepaald wordt..

Maar vanwege de decimering van de gemeenschap door de Sjoa werd die ruimte door de overheid wel ingeperkt: als kleine gemeenschap werden joden niet langer uitgenodigd voor