• No results found

Particulier opdrachtgeverschap : een onderzoek naar onderscheid in smaak en sociale bindingen in Almere Poort

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Particulier opdrachtgeverschap : een onderzoek naar onderscheid in smaak en sociale bindingen in Almere Poort"

Copied!
74
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Particulier

opdrachtgeverschap

Een onderzoek naar onderscheid in smaak

en sociale bindingen in Almere Poort

Freek Dimmen Mulder Studentnummer: 6138977 Begeleider: Lia Karsten Tweede lezer: Joos Drooglever Fortuijn 20-06-2016

(2)

2

Masterscriptie (24 EC), ter afsluiting van de studie Human Geography 20 juni 2016

F.D. Mulder

Studentnummer: 6 138977 Track: Urban

Universiteit van Amsterdam

Mw. Dr. Ir. C.J.M. Karsten (begeleider)

Mw. Dr. J.C. Drooglever Fortuijn (tweede lezer)

(3)

3

Voorwoord

Hier voor u ligt mijn masterscriptie over particulier opdrachtgeverschap. Mijn interesse voor particulier opdrachtgeverschap werd gewekt toen ik de documentaire Bouw ’t zelf van VPRO Tegenlicht bekeek. Het was erg verhelderend om te horen dat er een alternatief is voor reguliere woningbouw die wordt gefaciliteerd door woningbouwcorporaties, beleggers en projectontwikkelaars, een proces waarbij burgers niet of nauwelijks invloed hebben op de bouw en indeling van een huis. Adri Duivensteijn legt in de documentaire uit dat particulier opdrachtgeverschap ervoor zorgt dat burgers zelf bepalen hoe hun woning eruit komt te zien en wordt ingedeeld. Het fenomeen dat burgers zelf invloed uitoefenen op hun omgeving is iets dat ik van harte toejuich. Mijn visie op de maatschappij is dat burgers samen tot veel meer in staat zijn als zij zelf zeggenschap hebben over te nemen besluiten, in plaats van dat deze opgelegd worden vanuit de overheid. Burgers weten zelf het beste wat er speelt in hun directe omgeving en een terugtrekkende overheid biedt meer ruimte voor burgers om die lokale omgeving te verbeteren. Dit was ook duidelijke merkbaar bij de bewoners die ik sprak in Almere Poort in het kader van deze scriptie. Wekenlang heb ik door het jongste stadsdeel van Almere gelopen en iedere keer ontmoette ik nieuwe actieve en minder actieve buurtbewoners die vertelden over de bouw van hun huis. De maanden werk die deze scriptie kostte, zijn niets in vergelijking tot de jaren die sommige bewoners nodig hadden voor de bouw van hun huis. Vol enthousiasme vertelden ze me waarom ze wel of niet een bepaalde keuze hadden gemaakt. Soms had men spijt van keuzes die niet praktisch of mooi waren geworden en soms was men juist trots op een vernieuwend idee dat goed had uitgepakt in de woning. Iedereen was echter blij met de keuze om een eigen huis te bouwen. Het proces had hen veel geleerd en ze waren een levenservaring rijker. Het durven nemen van een dergelijke stap, het zelf bouwen van een eigen huis, bewonder ik zeer. Alle bewoners die hun huis zelf hebben gebouwd hebben mij geïnspireerd bij het schrijven van deze scriptie. Bij dezen wil ik hen allen hartelijk bedanken voor hun medewerking en de mooie verhalen die ze vertelden over de buurt.

Een woord van dank gaat ook uit naar de verschillende informanten van de gemeente Almere die mij te woord wilden staan. Daarnaast wil ik mijn begeleider Lia Karsten bedanken voor de leuke gesprekken en goede raad die ze mij gedurende het schrijfproces heeft gegeven. Ook de bevriende mannen die het wekenlang uithielden om met mij in een studieruimte te zitten verdienen een pluim. De laatste persoon die een belangrijke bijdrage heeft geleverd was niet altijd fysiek aanwezig tijdens het proces. Zij heeft ervoor gezorgd dat ik aan deze studie ben begonnen en heeft me geleerd dat wat er ook gebeurt, alles altijd goed komt. Een laatste woord van dank is direct aan haar gericht: Mari, takk for at du har lært meg å være glad i den liten tingene livet gi oss. Vi skjønner at når noe gå feil i livet, alt kommer til å ordner seg.

(4)

4

Inhoudsopgave

1. Inleiding ... 6

2. Theoretisch kader ... 8

2.1 Particulier opdrachtgeverschap ... 8

2.1.2 Het proces van particulier opdrachtgeverschap ... 9

2.1.3 De rol van lokale overheden ... 9

2.2 Onderscheiding door middel van smaakuiting ... 11

2.2.1 Distinctie van smaak in de woonkamer ... 12

2.2.2 Distinctie van smaak op buurtniveau... 13

2.3.1 De werking van sociale contacten ... 14

2.3.2 Het belang van activiteiten in een buurt ... 15

2.3.3 De invloed van karakteristieken van bewoners. ... 15

2.4 Samenvatting van het theoretisch kader ... 16

2.5 Conceptueel model ... 17 3. Onderzoeksmethoden en casestudy ... 19 3.1 Onderzoeksvragen ... 19 3.2 Onderzoeksmethode ... 19 3.3 Respondentenbenadering ... 20 3.4 Beschrijving casestudy ... 22

3.4.1 Beschrijving buurt met lage inkomens... 23

3.4.2 Beschrijving buurt met hoge inkomens ... 24

3.5 Operationalisatie ... 25

3.5.1 Observaties van smaak op buurtniveau ... 26

3.5.2 Observaties van smaak in de wooncultuur ... 26

3.5.3 Operationalisatie van de theorieën over sociale contacten ... 28

4. Distinctie in smaak ... 29

4.1 Onderscheid van smaak op buurtniveau ... 29

4.1.1 Smaakuitingen op buurtniveau van de lage inkomens ... 29

4.1.2. Smaakuitingen op buurtniveau van de hoge inkomens ... 30

4.2 Distinctie van smaak in de woonsituatie van respondenten ... 32

4.2.1 Smaak in het interieur en de tuinen van de lage inkomens ... 32

4.2.2 Smaak in het interieur en de tuinen van de hoge inkomens ... 37

(5)

5

5. Sociale contacten ... 42

5.1 Sociale contacten in de lage inkomensbuurt ... 42

5.1.1 Aanleiding particulier opdrachtgeverschap ... 42

5.1.2 Contacten voor de bouw... 42

5.1.3 Sociale contacten tijdens de bouw ... 43

5.1.4 Huidig contact in de lage inkomensbuurt ... 45

5.1.5 Externe contacten en identificatie met Almere Poort ... 49

5.2 Sociale contacten in de hoge inkomensbuurt... 51

5.2.1 Aanleiding particulier opdrachtgeverschap ... 51

5.2.2 Interne contacten voor de bouw ... 51

5.2.3 Interne contacten tijdens de bouw ... 52

5.2.4 Huidige sociale contacten in de hoge inkomensbuurt... 53

5.2.5 Externe contacten met Almere Poort ... 57

5.3 Conclusie sociale contacten ... 58

6. De invloed van smaakuitingen op de mate van actieve sociale contacten ... 60

7. Conclusie ... 62

8. Discussie ... 64

Bronnenlijst ... 65

Bijlage 1: Interviewlijst ... 68

Bijlage 2: Observatieschema’s ... 69

Bijlage 3: Codering in Atlas.TI ... 70

Bijlage 4: Grafieken van observaties van woonkamer en tuinen ... 71

Lage inkomensbuurt ... 71 Inrichting ... 71 Interieur ... 71 Hoge inkomensbuurt ... 73 Inrichting ... 73 Interieur ... 73

(6)

6

1. Inleiding

De economische crisis, die eind 2007 begon, bracht aan het voetlicht dat de overheid op verscheidene vlakken diende te bezuinigen. Het gevolg hiervan was dat de overheid zich terugtrok uit sommige delen van het publieke domein. Burgers dienden meer eigen verantwoordelijkheid te nemen in de zorg voor andere burgers. Koning Willem-Alexander sprak in de troonrede van 2013 zelfs over een participatiesamenleving; burgers kregen meer vrijheid om eigen ideeën uit te voeren, wat uiteindelijk leidde tot meer eigenkracht bij burgers. Door de crisis hadden burgers minder te besteden en werden zij kritischer bij de aanschaf van een woning. De overheid en grote bouwondernemingen bepaalden het aanbod in de woningmarkt. Het was een tijd waarin burgers meer inspraak in alle lagen van de samenleving eisten. In dit proces werd particulier opdrachtgeverschap steeds populairder. Burgers konden door particulier opdrachtgeverschap zelf bepalen hoe hun huis eruit kwam te zien en welke aannemer ze wilden inhuren om het te bouwen. Zeggenschap over de bouw van een huis werd teruggegeven aan de burgers. (Beenders, 2011; Van Beckhoven & Kempen, 2003). Particulier opdrachtgeverschap wordt om deze reden in de wetenschappelijke literatuur beschreven als een product van deze participatiesamenleving (Duijvensteijn, 2001).

In de participatiesamenleving zijn oudere, blanke, hoogopgeleide mannen met een hoog inkomen oververtegenwoordigd, omdat zij over de tijd en middelen beschikken om hier aan deel te nemen. Particulier opdrachtgeverschap vergt tevens veel tijd, kennis en eigen inzet van middelen. Een huis bouwen door middel van particulier opdrachtgeverschap behoort vanwege deze reden vooral bij hoger opgeleide burgers met een bovengemiddeld inkomen, tot de mogelijkheden. De gemeente Almere startte in 2008 met het project Ik-bouw-betaalbaar-in-Almere, om ook lagere inkomens de mogelijkheid te bieden om door middel van particulier opdrachtgeverschap een eigen huis te bouwen. De uiterlijke verschillen tussen particulier opdrachtgeverschap door lagere inkomens en hogere inkomens zijn nog niet onderzocht in de wetenschappelijke literatuur. Het consumptiepatroon van mensen uit verschillende milieus is wel reeds onderzocht, onder meer door Bourdieu (1984). Door middel van consumptie toont men een bepaald onderscheid van smaak tegenover anderen. Bourdieu (1984) stelt dat burgers met een laag inkomen door een gebrek aan financiële middelen, niet de mogelijkheid hebben om zich te onderscheiden. De hoge inkomensgroepen verdeelt hij naar cultureel onderscheidende consumptie, gericht op het tentoonspreiden van kennis en cultuur, en economisch onderscheidende consumptie, gericht op het vertoon van financiële welvaart. Deze scriptie heeft als doel de verschillen weer te geven door te onderzoeken in hoeverre lage inkomens en hoge inkomens zich onderscheiden qua wooncultuur, oftewel het aanzicht van de buurt en het interieur.

(7)

7

De populariteit van particulier opdrachtgeverschap onder lage inkomens groeit ieder jaar (Omroep Flevoland, 2015). Hoewel particulier opdrachtgeverschap door hoge inkomens een positief effect heeft op de sociale binding en contacten in de buurt, is er nog geen onderzoek gedaan naar de sociale gevolgen van particulier opdrachtgeverschap voor de lage inkomensgroepen (Beenders, 2011; Kamphuis, 2014). Deze scriptie heeft getracht deze leegte op te vullen door de sociale binding en contacten bij lage inkomens en hoge inkomens tijdens het proces van particulier opdrachtgeverschap te onderzoeken. Er is tevens onderzoek gedaan naar de huidige contacten binnen de buurt en buiten de eigen buurt. Dit heeft geleid tot de hoofdvraag van dit onderzoek: Hoe verschilt particulier opdrachtgeverschap door lage inkomens en hoge inkomens in uiterlijke onderscheiding en heeft het zelf bouwen van een huis effect op de sociale binding binnen en buiten de eigen buurt?

(8)

8

2. Theoretisch kader

Dit theoretisch kader dient als basis voor het onderzoek naar smaak en de sociale contacten van lage inkomens en hoge inkomens in Almere Poort die hun huis hebben gebouwd door middel van particulier opdrachtgeverschap. Het hoofdstuk begint met een uitleg van het proces van particulier opdrachtgeverschap. Hierop aansluitend worden theorieën over sociale distinctie uitgelegd. Theorieën betreffende sociale contacten worden in de laatste paragraaf besproken.

2.1 Particulier opdrachtgeverschap

2.1.1 Kort historisch perspectief

Het particulier initiatief in Nederland gaat volgens de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (2006) terug tot het jaartal 1854. Destijds heerste het liberale idee in Nederland dat de verzorging van burgers rustte op de schouders van zelfstandige en creatieve burgers. De overheid diende er enkel voor om de samenleving te ‘bewaken’. Het was Abraham Cuypers die later als een van de eerste ‘projectontwikkelaars’ meerdere huizen bouwde om deze vervolgens te verkopen (Hulsman, 2008). Toen er door de industrialisatie veel arme mensen van het platteland naar de stad trokken ontstonden er, door een te krappe woningvoorraad, echter problemen. Dit leidde ertoe dat in 1901 de Woningwet werd opgesteld. Met de intreding van deze wet nam de overheid meer initiatief om woningbouwbeleid te sturen en woningen voor meerdere mensen toegankelijk te maken (Ekkers, 2006). Het particuliere initiatief schoof daarmee naar de achtergrond in het woningbouwbeleid. Na de Tweede Wereldoorlog hield dit beleid, onder het mom van de verzorgingsstaat, stand. De overheid bepaalde de hoeveelheid, grootte en de plaats van de nieuw te bouwen woningen.

Tijdens de crisis in de jaren ’80 van de vorige eeuw werd de beschermende rol van de overheid deels losgelaten. Van Cammen en de Klerk (2003) beschrijven in hun artikel ‘Ruimtelijke ordening van grachtengordel tot Vinexwijk’ een periode waarin het kabinet Lubbers met grote financiële tekorten kampte. Deze financiële tekorten resulteerden in nieuw beleid dat meer gericht was op marktwerking in de woningbouwsector. Een kentering hierin, was de inname van grondposities door private partijen. Nadat de ‘Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra’ was opgesteld, kregen private partijen meer invloed op de invulling van nieuwe bouwlocaties (De Zeeuw, 2007). Zij konden nu gedeeltelijk het woningaanbod bepalen. Hiermee schoof de rol van de overheid in het woningbouwbeleid terug naar de achtergrond.

De Vries en Kuenen (2008) stellen dat de focus van de woningmarkt langzamerhand weer naar het particuliere initiatief toe beweegt, echter zijn hier nog geen echte feiten voor gevonden om dit te onderbouwen. Tegenwoordig wordt particulier opdrachtgeverschap gestimuleerd door de overheid. Sinds 2000 heeft het ministerie van VROM het voornemen om particulier opdrachtgeverschap te bevorderen en werd in 2000 de nota ‘Wonen: Mensen, wensen, wonen’ opgesteld. In deze nota staat dat de overheid de doelstelling heeft dat in 2005 een derde van de totale nieuwbouw bestaat uit particulier opdrachtgeverschap. Hieruit blijkt dat de overheid de voordelen ziet van particulier opdrachtgeverschap. Duijvensteijn (2012) stelt dat de crisis van 2007 hier een bijdrage aan geleverd heeft aan de populariteit van particulier opdrachtgeverschap. Tijdens deze crisis werd duidelijk dat marktpartijen niet altijd de juist beslissingen maakten door hun continue winstbejag. Veel bouwbedrijven gingen failliet omdat ze niet meer bouwden naar de wensen van woningzoekenden en dat zorgde ervoor dat grote bouwprojecten niet verkocht werden. In de volgende paragraaf wordt beschreven hoe particulier opdrachtgeverschap tegenwoordig fungeert.

(9)

9

2.1.2 Het proces van particulier opdrachtgeverschap

De huidige vorm van particulier opdrachtgeverschap wordt gekenmerkt door meer zeggenschap voor de burger. De gemeente verkoopt losse kavels aan particulieren, waarbij de particulier vervolgens de vrijheid heeft bij de bouw van zijn huis zolang hij zich aan de voorschriften van de overheid houdt. Het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer beschrijft het proces van particulier opdrachtgeverschap als volgt: “Een consument of een groep van consumenten, in dat laatste geval georganiseerd als rechtspersoon zonder winstoogmerk, heeft de volledige juridische zeggenschap over en draagt verantwoordelijkheid voor het gebruik van de grond, het ontwerp en de bouw van de woning” (VROM, 2000). De vergrote zeggenschap van de consument verschuift de verhoudingen wat betreft vraag en aanbod in de woningmarkt; de particulier bepaalt immers nu wie zijn huis bouwt. Hierdoor kan de consument zich veroorloven kritisch te zijn tegenover een bouwbedrijf, dit in tegenstelling tot grote woningbouwprojecten waarbij een projectontwikkelaar aanbieder is van huizen. Het begrip zelfbouw is een populaire benaming is voor particulier opdrachtgeverschap. Zelfbouw is echter niet een correcte term, daar deze ook kan verwijzen naar huizen die in zijn geheel zelf worden gebouwd door de toekomstige bewoners. In Almere Poort was dit zelden het geval en hadden bijna alle bewoners hulp van aannemers. In dit onderzoek wordt de term om particulier opdrachtgeverschap gehanteerd.

2.1.3 De rol van lokale overheden

De rol van de lokale overheden, zoals gemeenten, is anders bij particulier opdrachtgeverschap dan bij reguliere woningbouw. De lokale overheden verkopen nu iedere kavel aan een afzonderlijke burger, wat door gemeenten vaak ervaren als hinderlijk omdat de verkoop meer tijd kost en meer bureaucratie met zich meebrengt, aldus Jacqueline Tellinga, gebiedsontwerper van het Homeruskwartier in Almere Poort. Keers & Iersel (2008) stellen dat het voor gemeenten voordelig is om kavels via particulier opdrachtgeverschap uit te geven. Gemeenten kunnen dankzij particulier opdrachtgeverschap aan starters en ouderen een grotere verscheidenheid aan woningen aanbieden. De woningen die middels particulier opdrachtgeverschap worden gebouwd zijn tevens gemiddeld eerder klaar; bij projectmatige bouw is slechts 35 procent van de woningen na een jaar klaar, terwijl dit bij particulier opdrachtgeverschap rond de 65 procent ligt. Het is daarnaast interessant dat veel mensen die aan particulier opdrachtgeverschap doen komen uit dezelfde gemeente of een naastgelegen gemeente als waar de bouw plaatsvindt. Dit kan duiden op een vergroting van de mogelijkheden voor burgers van krimpende gemeenten en een methode voor gemeenten om krimp tegen te gaan (Keers & Iersel, 2008). Burgers krijgen tevens meer zeggenschap bij de nieuwbouw wat kan zorgen voor meer buurtbinding. Vanuit het rijk wordt in de nota Ruimte geven, bescherming bieden uit 2008 gesteld dat particulier opdrachtgeverschap goed is voor de omgeving: “Door bewoners zelf of gedeeltelijk als opdrachtgever te laten fungeren, of ze beter bij het opdrachtgeverschap te betrekken, komt de verwezenlijking van de individuele wensen ten aanzien van de woonomgeving dichterbij. Ook de kwalitatieve differentiatie, en daarmee de prijsdifferentiatie wordt daardoor beter mogelijk.” Er is daarnaast door Massey (1991) onderzocht dat mensen die hun eigen huis bouwen ook trots zijn op hun huis. Deze trots zorgt er volgens Massey (1991) voor dat men meer zorgt draagt voor de buurt.

Er bestaan verschillen in de manier waarop particulier opdrachtgeverschap uitvoert. De mate van zeggenschap wordt bepaald door het type particulier opdrachtgeverschap dat de gemeente uitgeeft. De verschillende typen particulier opdrachtgeverschap zijn op de volgende bladzijde weergegeven.

(10)

10

Vorm Toelichting Kenmerken

Traditionele

eigenbouw De particulier koopt kavel en ontwikkelt al dan niet in samenwerking met architect en/of aannemer (particulier opdrachtgeverschap, laten bouwen, zelf afbouw etc.)

Meer kennis en ervaring nodig;

Meer risico (financieel, tijd);

Grote verscheidenheid in ontwerpen;

Vaak duur. Collectief

opdrachtgeverschap Een groep particulieren koopt kavel en ontwikkelt in onderling overleg, met behulp van architect, begeleider en aannemer een complex rijwoningen of appartementen in de koopsector

Risicovol proces dankzij lange tijdsduur en uitval deelnemers;

Goede afstemming mogelijk;

Vaak goedkoop. Systeembouw De particulier, met kavel, ontwerpt samen met

systeembouwer de woning, die vervolgens wordt samengesteld uit gestandaardiseerde

componenten (prefab op onderdeelniveau)

Weinig risico, korte tijdsduur en weinig kosten;

Verscheidenheid in ontwerpen;

Kan goedkoop. Catalogusbouw De particulier, met kavel, zoekt in een catalogus

de gewenste woning of stelt aan de hand van voorbeelden de woning samen

Weinig risico, tijd en geld;

Minder verscheidenheid in ontwerpen;

Kan goedkoop.

Bron: RIGO Research en Advies Particulier opdrachtgeverschap in de woningbouw, Amsterdam 1999

2.1.4 Traditionele eigenbouw

In Almere Poort is er sprake van twee verschillende soorten particulier opdrachtgeverschap. Het grootste gedeelte van Almere Poort is bedoeld voor traditionele eigenbouw. Dit is een dure methode waarbij veel kennis en inzicht van de koper een vereiste is. Het betreft huishoudens met een hoog inkomen die zich deze manier van bouwen kunnen veroorloven. Bij traditionele eigenbouw koopt een particulier een kavel van de gemeente en bepaalt hij geheel zelf wat voor een huis er komt. Deze vorm van particulier opdrachtgeverschap beslaat in omvang ongeveer 66 procent van de bouw in het Homeruskwartier. In sommige delen van het Homeruskwartier diende men zich aan bepaalde thema’s te houden. Gebiedsontwerpster Jacqueline Tellinga heeft verschillende thema’s bedacht voor de verschillende buurten om het voor mogelijke kopers overzichtelijker te maken een buurt te kiezen. Ze beschrijft het zelf als een waaier aan verschillende smaken. Burgers konden zelf bepalen het soort huis ze bouwden bepalen, in sommige buurten echter moest men zich houden aan thema’s als ik bouw met hout, ik bouw duurzaam of ik bouw met ruimte voor dieren. De thema’s van de door mij onderzochte buurten worden toegelicht in hoofdstuk drie.

(11)

11 2.1.5 Catalogusbouw

Het tweede type particulier opdrachtgeverschap in het Homeruskwartier is de catalogusbouw. De catalogusbouw is speciaal ontwikkeld door de gemeente Almere om ook lagere inkomens de mogelijkheid te geven om hun eigen huis te bouwen. De Ik-bouw-betaalbaar-in-Almere regeling, ofwel IbbA, is een sociale koopregeling voor particulier opdrachtgeverschap waar scheef wonen niet mogelijk is en de bewoner zelf de kwaliteit bepaalt van de woning (Van Evert, 2014). Kopers konden deelnemen aan de regeling als zij een gezinsinkomen hadden van €20.000 tot maximaal €36.000. Deze inkomensgrens is gelijk aan de grens voor sociale huurwoningen. Als de bewoner minimaal 60 procent financiert kan hij vragen of het IbbA VOF het resterende bedrag financiert. Het IbbA VOF bestaat uit een samenwerking tussen de gemeente, woningcorporatie Ymere en Woonstichting de Key (Gemeente Almere, 2013).

De IbbA regeling geeft burgers de keuze zelf een architect te benaderen, wat extra kosten met zich meebrengt, of voor een ontwerp uit het IbbA bouwboek te kiezen. In dit bouwboek staan ontwerpen die door aangesloten IbbA architecten zijn ontworpen. In het Homeruskwartier hebben alle bewoners aan de hand van dit bouwboek hun eigen huis ontworpen. Binnen het ontwerp van de architecten kon men nog veranderingen aanbrengen, zoals de keuze van het type dak, de indeling van het huis, type bouwmateriaal en de plaats van de ramen; de koper kiest uit een catalogus en heeft vervolgens de mogelijkheid om eigen voorkeuren aan te geven.

2.2 Onderscheiding door middel van smaakuiting

De vergrote zeggenschap van burgers bij het bouwen van een eigen huis zorgt voor een grotere verscheidenheid aan woningen. Burgers bouwen een woning naar hun eigen smaak; nieuwe bewoners laten met het bouwen van een huis zien wat voor een soort mensen zij zijn.

Bourdieu beschrijft in zijn boek La Distinction (1984) de smaak van verschillende groepen in de samenleving. De opzet van zijn onderzoek was groot, met meer dan 1400 respondenten over meerdere jaren. Hij heeft van verschillende groepen in de samenleving het consumptiepatroon onderzocht. In zijn theorie over verschillende smaken stelt hij dat mensen zich cultureel of economisch kunnen onderscheiden.

De mensen die een cultureel consumptiepatroon vertonen, richten zich op het tentoonspreiden van kennis en cognitieve vaardigheden op het gebied van de cultuur van de samenleving. Deze groep probeert de buitenkant van het huis en de inrichting ervan te laten opvallen door avantgardistische kenmerken en proberen zich hiermee te onderscheiden van andere klassen. Mensen die zich economisch profileren, proberen zich te onderscheiden door het vertonen van hun inkomen en bezit. Zij zullen bijvoorbeeld graag een bepaalde auto kopen als dit model bekend staat als een duur merk. Bourdieu staat bekend als iemand die alle sociale verschijnselen wilde schematiseren. Zijn theorie is sterk getekend door de hiërarchische rangen en standen die ten tijde van het onderzoek in 1975 speelden. Bourdieu heeft met zijn onderzoek naar distinctie een basis gelegd voor verder sociaal onderzoek naar smaakuitingen op basis van consumptiepatronen.

Bourdieu (1984) stelt dat verschillen in smaken worden bepaald door de mate van financiële middelen die men ter beschikking heeft. Als men veel financiële middelen bezit, is er meer keuze in de aanschaf van goederen om daarmee een bepaalde smaak uit te drukken. Het verschil in middelen, en de daar aan verbonden maatschappelijke positie, is in zoverre van belang omdat er gekeken wordt naar twee verschillende inkomensgroepen die wonen in verschillende typen huizen. Dit verschil in financiële middelen wordt aangenomen als een vaststaand gegeven in de twee

(12)

12

onderzochte buurten. In dit onderzoek is er dus een duidelijke scheiding tussen de buurt met een hoog inkomen en een laag inkomen.

De theorie van Bourdieu (1984) gaat ervan uit dat de samenleving is opgedeeld in drie verschillende klassen. De eerst klasse is de dominante klasse, die alle de economische middelen bezitten om zich op een hun eigen manier te onderscheiden. De tweede klasse is de middenklasse, die tracht zich door een specifieke wijze van consumptie te onderscheiden van de laatste klasse, de lagere klasse. Deze laatste klasse heeft volgens Bourdieu (1984) te weinig middelen om zich door middel van consumptie te kunnen onderscheiden. Gebrek aan middelen is ook de reden zijn voor het feit dat juist de minder bedeelden zich minder goed kunnen onderscheiden op cultureel en economisch vlak. Dit wordt ook wel de “afdemping aan de onderkant van de samenleving” genoemd. Bourdieu (1984) zegt dat de onderkant van de samenleving alleen economische noodzakelijkheid kent. Dit proces wordt echter tegengesproken door de studie van Rupp & Haarmans (1994). Zij tonen in hun studie aan dat arbeidskinderen wel een gedifferentieerde culturele achtergrond hebben. De achtergrond is echter verdeeld in verschillende lage kunstvormen zoals het bespelen van een instrument, het kijken naar kunstprogramma’s of het kopen van boeken. Het onderscheid tussen economisch distantie en culturele distantie bestaat bij lagere inkomens bijvoorbeeld uit het lezen van literatuur of een bouquetreeks.

In dit onderzoek is ervoor gekozen om slechts een gedeelte van de theorieën over smaak van Bourdieu (1984) te gebruiken. Er wordt ingegaan op de sociale achtergrond van respondenten zoals het beroep, de hoogst genoten opleiding en de samenstelling van het huishouden. De onderscheidende wooncultuur van respondenten is onderzocht door middel van observaties van het interieur en exterieur van het huis. Die bestaan naast de economische of culturele mate van distinctie uit de hoeveelheid middelen die men bezit. Het beroep dat iemand beoefent speelt in Bourdieu’s theorie een belangrijke rol. Bourdieus economische versus culturele oriëntatie weerspiegelt in feite de combinatie van middelen die in elke sector van werkgelegenheid geldt. Een keuze voor een woning valt samen met de geografische afstand tot het werk (De Wijs – Mulkens, 1999).

Bourdieu (1984) hecht tevens een hoge symbolische waarde aan huizen. Hij stelt bijvoorbeeld dat reclame voor woningen die bedoeld zijn voor de minderbedeelde groepen het accent vooral is gericht op de functionaliteit van de huizen. Dit zou volgens Bourdieu (1984) de belangrijkste factor zijn voor iemand uit een lage sociale klasse om een huis te kopen. Woningen bestemd voor een hogere-inkomensgroep zouden juist aangeprezen worden om hun authenticiteit en degelijkheid. Deze stellingname van Bourdieu (1984) is toetsbaar op de twee verschillende inkomensgroepen die in dit onderzoek worden onderzocht.

Naast het exterieur presenteert iemand zijn eigen smaak aan diegene die bij hem op bezoek komt door middel van de keuze die men maakt voor het type interieur. De voorkeur voor een bepaalde smaak in het interieur zegt iets over de manier waarop bewoners van het huishouden zich willen presenteren en onderscheiden (De Wijs – Mulkens 1999). Hierop zal in de volgende paragraaf dieper worden gegaan.

2.2.1 Distinctie van smaak in de woonkamer

De praktische toepasbaarheid van de theorie van Bourdieu (1984) is een grote meerwaarde. Hij heeft specifieke kenmerken van interieurs beschreven die wijzen op cultureel kapitaal of economisch kapitaal. Bourdieu (1984) stelt dat het consumptiepatroon een smaakoordeel representeert waarmee een individu zich kan onderscheiden. Het interieur van mensen is bij uitstek een plek waar dit smaakoordeel plaatsvindt, aldus Bourdieu (1984).

(13)

13

Het interieur van een bewoner die zich door middel van cultureel kapitaal onderscheidt kenmerkt zich volgens Bourdieu (1984) door een unieke keuze van bouwmaterialen. Bij interieurs die zich economisch onderscheiden ligt de nadruk meer op het tonen van welvaart door middel van de aanschaf van bekende dure materialen. Deze woonkamers kennen een hogere mate van symmetrie en proberen een bezoekende gast te overtuigen van de economische welvaart van de bewoner, terwijl het tonen van cultureel kapitaal vooral gericht is op kennis en culturele voorkeuren. Ganzenboom (1988) stelt dat het verschil tussen cultureel en economisch kan worden vergeleken met de begrippen vernieuwend en traditioneel. Bij onderzoek naar interieurs kunnen volgens Ganzeboom (1988) nieuwe, modernistische voorwerpen in een huishouden gezien worden als een vorm van culturele distinctie. Dit begrippenpaar blijkt echter lastig tot de praktijk terug te voeren. De keuze van een huishouden om ieder jaar een nieuw bankstel te kopen kan zowel economisch, het is kostbaar en opzichtig, samen gaan met een culturele smaak, als de materialen van ver komen en nog niemand een dergelijk bankstel heeft. De begrippen vernieuwend en traditioneel worden ook tegengesproken door de Wijs-Mulkens (1999) die stelt dat het consumptiepatroon niet alleen getoetst dient te worden op de karakteristieken van de consumptie zelf, maar ook op de achterliggende gedachte van de koper. Bourdieu (1984) zag het consumptiepatroon door zijn gestratificeerde versie van de samenleving. Hierin past het om enkel het consumptiepatroon te beschouwen als meetmiddel. Bourdieu (1984) was het oneens met de benaming vernieuwend en traditioneel, omdat dit volgens hem geen begrippen zijn die elkaar uitsluiten. 2.2.2 Distinctie van smaak op buurtniveau

De geografische keuze, oftewel waar men gaat wonen, kan ook een onderscheidende factor zijn. Hierin spelen twee verschillende aspecten een rol: de ligging van de buurt en de manier waarop de buurt wordt vormgegeven. Bourdieu (1984) stelt dat mensen die zich cultureel willen distantiëren vaker in het centrum van de stad wonen. Zij hebben dan een hoog voorzieningsniveau wat betreft culturele instellingen en verkiezen een klein huis in de stad boven een groter huis voor dezelfde prijs buiten de stad. De woningen van de economische elite zijn volgens Bourdieu (1984) meer te vinden aan de randen van de stad. De topografische plaatsbepaling van een huis wordt door De Wijs – Mulkens (1999) de expressieve standplaats genoemd. Binnen de stad bestaat er van oudsher een verdeling op basis van inkomen; de welgestelden woonden in de hoofdstraten en de minderbedeelden in de zijstraten (Vance, 1971). Op buurtniveau ontbrak het aanvankelijk aan verschil in sociaal-economische status.

Het onderzoeksgebied dat in dit onderzoek wordt behandeld bevindt zich in Almere Poort. De expressieve standplaats van hoge en lage inkomens zal hierdoor geen invloed hebben op de uitkomst van het onderzoek. In dit onderzoek is dit terug te vinden door het exterieur van de twee buurten te vergelijken. Verschil in status, en culturele of economische voorkeur is in het moderne straatbeeld nog steeds terug te vinden. Dit wordt door De Wijs - Mulkens (1999) de expressie van het individuele domein genoemd. De bewoner van een huis onderscheidt zich door middel van de vormgeving van de tuin of door accenten in de bouwstijl als meer cultureel of economisch gericht. Bourdieu (1984) stelt dat hogere inkomens een trend zetten die overgenomen wordt door lagere klassen. Dit heeft hij geschematiseerd en is in de meeste gevallen een juiste constatering. Er zijn echter ook voorbeelden van een omgekeerd proces. Een voorbeeld hiervan is het gebruik van de straat als speelplaats. Dit vond vroeger plaats in de lagere inkomensbuurten. Karsten (2008) stelt echter dat de werkende hogere middenklasse in de stad dit overnemen. Bankjes en spelende kinderen op straat in delen van de stad waar de hogere middenklasse zich vestigt zijn hier het voorbeeld van.

(14)

14

2.3.1 De werking van sociale contacten

Deelvraag twee heeft betrekking op de interne sociale contacten met de eigen buurt en de externe sociale contacten met bewoners uit de andere delen van Almere Poort. Het eerdergenoemde bouwproces van particulier opdrachtgeverschap zorgt er voor dat nieuwe bewoners al voor de bouw contact met elkaar hebben. Onderzoek naar particulier opdrachtgeverschap en collectief particulier opdrachtgeverschap toont aan dat dit vroege contact van invloed is op het latere contact met directe buren en de binding met een gebied (Kamphuis, 2014; Bosman, 2013). In deze paragraaf wordt er aandacht geschonken aan de manieren waarop hoge en lage inkomens in de literatuur contact maken met buren.

Sociale binding heeft volgens Bolt & Torrance (2005) drie aspecten, de belevingscomponent; de normen en waarden component; en het gedragscomponent. Voor dit onderzoek is het laatste component het meest van belang, daar het gaat over de sociale interactie en participatie van bewoners in de buurt. De belevingscomponent gaat over de mate van binding met de buurt, bewoners kunnen zich identificeren met buren omdat zij dezelfde achtergrond hebben. Er kan ook een verhoogde sociale cohesie zijn in een buurt door middel van een historisch gemeenschappelijke achtergrond. Deze ruimtelijke binding is vaak te zien bij ouderen die al geruime tijd in een buurt wonen. Dit is dan ook van toepassing op de mentale binding met het gebied (Van der Land, 2003). Als bewoners van een buurt dezelfde normen en waarden delen wordt de sociale binding in een buurt versterkt. Met de komst van nieuwe bewoners worden deze normen en waarden “aangevallen”. Een goed voorbeeld hiervan is het gentrification proces in oude buurten in Amsterdam, de normale omgangsvormen veranderen door nieuwe bewoners in de buurt (Van Gent, 2013). Een mogelijke uitkomst van het huidige onderzoek is dat bewoners dit gevoel ervaren als lege kavels worden verkocht en de buurt verandert.

Sociaal contact tussen bewoners zorgt ervoor dat men een netwerk creëert waarin men hulp kan vragen of hulp kan aanbieden. Dit sociale netwerk zorgt er voor dat mensen baat hebben bij het kennen van meerdere mensen (Putnam 1993, Coleman 1988). Sociaal contact zorgt er voor dat mensen kunnen participeren omdat het een netwerk verschaft waar bij men zich kan aansluiten. In de literatuur over sociale contacten wordt er gesproken over twee typen, bonding en bridging. Bonding ontstaat als de verhouding die mensen met elkaar hebben sterk verbonden is. Denk hierbij aan goede vrienden of familie. Er is hier dan vaak sprake van contact op basis van gelijke achtergrond of denkbeelden. Bonding komt neer op het samenzijn met mensen die erg op jou lijken en waarmee je over veel problemen kunt praten. Bridging is het contact tussen mensen die van elkaar verschillen. Voor de participatie in een buurt is het van belang dat er bridging ontstaat, omdat hiermee de verscheidenheid van de buurt beter gerepresenteerd wordt (Putnam, 1993). Bridging kan overgaan in bonding als men elkaar beter leert kennen waardoor men meer overeenkomsten ziet en problemen met elkaar gaat delen. Verhuizen naar een nieuwe buurt is hier een goed voorbeeld van. Dagevos en Gijsberts (2007) stellen dat in buurten waar verschillende nationaliteiten wonen, een gemeenschappelijke taal een factor is om in eerste instantie bridging te bewerkstelligen. In buurten waar meer dan vijftig procent allochtonen wonen, is contact tussen verschillende bevolkingsgroepen daarom schaarser. Hechte sociale contacten kunnen zowel positieve als negatieve effecten hebben in een buurt. De positieve effecten zijn verhoogde participatie en het bieden van hulp aan elkaar. Bolt (2005) stelt dat dit volgens deze benadering leidt tot een groter en gevarieerder sociaal netwerk en daarom tot een meer maatschappelijk succesvolle buurt. Participatie kan echter ook een uitsluitende werking hebben. De sociale binding van een bepaalde groep in een buurt kan negatieve gevoelens jegens een andere groep opwekken (De Hart, 2002). In de bovengenoemde literaire bronnen wordt de buurt omschreven als een belangrijk onderdeel in de maatschappij. Van Engelsdorp en Gastelaars (2003) stelt echter dat het contact tussen buren het meest aanwezig is op een lager schaalniveau; de eigen straat. Bewoners hebben volgens Van

(15)

15

Engelsdorp en Gastelaars de behoefte om binnen hun eigen straat zo veel mogelijk voorzieningen te hebben en als die aanwezig zijn zullen zij vooral met buren uit hun eigen straat binding maken. Völker (1999) stelt echter dat 10 procent van alle persoonlijke relaties bestaat uit burenrelaties. Het contact met de buurt speelt dus vooralsnog een minimale rol in het dagelijks leven van mensen. Als je echter veel mensen in je buurtnetwerk hebt is het vervolgens ook makkelijker om actie te ondernemen om je buurt te verbeteren.

2.3.2 Het belang van activiteiten in een buurt

In de literatuur stelt men dat sociale ontstaan tijdens activiteiten die plaatsvinden in een buurt. Middels de deelname van buurtbewoners aan activiteiten kunnen de sociale contacten gemeten worden. Om te participeren moet er een bepaald belang aanwezig zijn en hiervoor moeten gemeenschappelijke doelen gesteld worden. Onder bewoners dient er dan vertrouwen te bestaan in een bepaalde buurt. Interne problemen dienen zelf opgelost te worden om minder afhankelijk te zijn van buitenstaanders (Putnam, 1993). Om deze doelen te bereiken moet er sprake zijn van vertrouwen tegenover instanties waar men mee samenwerkt zoals de gemeente (Dekker, 2007). Een belangrijke rol in het proces van sociale binding is weggelegd voor de gemeente. De eerder beschreven terugtrekkende beweging van de overheid in de participatiesamenleving zorgt ervoor dat gemeenten in Nederland nu activiteiten faciliteren in plaats van bekostigen om sociale contacten te bevorderen (van Stokkom & Toenders, 2010). Van Marissing (2008) beschrijft de sociale binding die men heeft met andere bewoners in de buurt als horizontale binding en de binding die men heeft met de overheid als verticale binding. Zij beschrijft hoe de contacten tussen bewoners verbeterd kunnen worden dankzij een gemeenschappelijk klaagzang tegen de gemeente. Zodra het gedeelde belang langzaam verdwenen is, neemt de sociale binding tussen bewoners weer af (Schuyt, 1997). Als de leefbaarheid in een buurt achteruit dreigt te gaan hebben burgers volgens de theorie van Hirschman (1970) verschillende opties. Als zij denken dat hun acties minder opleveren dan de inzet die hiervoor nodig is, zullen zij zich minder actief inzetten voor de buurt. Dit wordt de exit-strategie genoemd. Als men het idee heeft dat deze acties wel iets opleveren zullen zij zich juist laten gelden. Dit wordt de voice-strategie genoemd. De laatste factor die Hirschman (1970) noemt om te participeren is loyalty, wat terugslaat op het belevingselement. Dit wordt door Bolt & Torrance (2005) genoemd als de mate waarin men zich identificeert met de buurt.

Tegenwoordig komen er weinig initiatieven ter bevordering van sociale contacten direct van gemeenten. Activiteiten die door burgers zelf zijn opgezeten zijn op lange termijn positief voor de houdbaarheid van sociale contacten omdat burgers zelf verantwoordelijk zijn voor de activiteit. De kleine rol van gemeenten voorkomt ook teleurstellingen bij falend beleid van de gemeenten (Mulder, 2014). Dit zorgt ervoor dat de burger met een specifiek plan ter bevordering van de sociale contacten of de ruimtelijke invulling van de buurt naar de gemeente stapt om dit door hen te laten faciliteren. De mate van sociale contacten en de vorm hiervan worden ook beïnvloed door de karakteristiek van de bewoners in de buurt. Dit wordt in de volgende paragraaf beschreven.

2.3.3 De invloed van karakteristieken van bewoners.

In dit onderzoek zijn de sociale contacten van bewoners in een buurt met hoge inkomens en in een buurt met lage inkomens vergeleken. De literatuur is echter niet eenduidig over welke factoren een positieve of negatieve rol spelen in het maken van deze contacten. Zo stelt Bolt (2005) dat huishoudens met een hoger sociaal-economische status relatief vaker contacten hebben in hun eigen buurt omdat zij over meer cognitieve en sociale vaardigheden beschikken dan mensen met een lage sociaal economische status. Lupi (2001) stelt in haar onderzoek, uitgevoerd in Amsteram-IJburg, dat de bewoners met de sterkste sociaal maatschappelijke positie er het beste in slagen hun

(16)

16

sociale-ruimtelijke claims gerealiseerd te krijgen. Qua sociale binding stellen Van Beckhoven en Kempen (2002) dat mensen met een laag inkomen veel contact hebben met anderen in de buurt. Zij hebben minder financiële mogelijkheden hebben om naar andere plekken te reizen. Buys (1997) stelt dat gezinnen ook een grotere binding hebben met de buurt. Iemands wooncarrière is ook van invloed op de mate van binding met de buurt. Een bewoner die binnen dezelfde stad is verhuisd heeft meer gevoel met zijn sociale omgeving omdat hij hier reeds mee bekend is. Zo kent diegene bijvoorbeeld de politieke wegen die bewandeld moeten worden om iets gedaan te krijgen in zijn nieuwe buurt (Bolt, 2005).

Huishoudens met hogere inkomens die naar een herstructureringsbuurt verhuizen kunnen vaak moeilijk contact maken met de huidige bewoners. Huishoudens met hogere inkomens blijven hun boodschappen vaak buiten de buurt doen. Inwoners van een buurt hebben het meeste contact met inwoners met dezelfde sociale achtergrond (Van Beckhoven, & Van Kempen, 2003). Volgens Phillipson (1998) wordt de Nederlandse bevolking steeds individueler. Hij stelt dat het percentage mensen dat thuis werkt, stijgt. De functie van de buurt voor het sociale leven van bewoners wordt hiermee belangrijker. Men ziet de buurt volgens Phillipson (1998) nu juist meer als een identificatiemiddel tegenover vrienden en familie. De vrijetijdsbestedingen vinden daarentegen meer buiten de eigen buurt plaats waardoor er overlappende netwerken zijn die voor een individu zowel binnen als buiten de eigen buurt gelokaliseerd zijn.

2.4 Samenvatting van het theoretisch kader

De thema’s smaak en sociale contacten worden later in deze scriptie behandeld om de deelnemers aan particulier opdrachtgeverschap te toetsen. Particulier opdrachtgeverschap is het zelf ontwerpen van een woning en het tegenovergestelde van projectmatige bouw. De deelnemers hebben een grote mate van vrijheid om een huis te bouwen dat aan hun eigen wensen voldoet en hun eigen smaak weerspiegelt.

De toekomstige bewoners kunnen door middel van particulier opdrachtgeverschap een bepaalde smaak tonen. De theorieën over smaak zijn in grote mate gevormd door Bourdieu (1984). Hij stelt dat mensen zich onderscheiden door middel van hun consumptiepatroon. Men kan zich economisch onderscheiden door zich te richten op het vertoon van financiële welvaart. Een tweede manier van onderscheiden is die van de culturele kant waarbij men zich richt op de tentoonspreiding van wetenschappelijke en kunstzinnige kennis. Lagere inkomensgroepen kunnen zich door een gebrek aan economische middelen niet goed onderscheiden (Bourdieu, 1984). Dit wordt echter tegengesproken door Rupp & Haarmans (1991), die stellen dat lagere inkomens zich onderscheiden zonder financiële middelen. De Wijs Mulkens (1999) concludeert uit haar onderzoek dat deze vorm van onderscheiden ook in Nederland voorkomt. Zij door onder andere onderzoek naar de leefomgeving en het interieur van hoge inkomensgroepen in Nederland. De wooncultuur van mensen is een belangrijke indicator van de wijze waarop men zich wil onderscheiden omdat dit het eerste is dat langskomend bezoek waarneemt en het de status van het huishouden uitdrukt. In deze scriptie zijn deze theorieën gebruikt om te bepalen of men zich cultureel of economische onderscheidt in wooncultuur.

De sociale contacten die ontstaan bij particulier opdrachtgeverschap, zijn onderzocht door de theorieën van Putnam (2001) en Bolt & Torrance (2005). Putnam stelt dat sociale contacten onderverdeeld kunnen worden in bonding en bridging. Bonding is het contact dat ontstaat tussen

(17)

17

mensen die dezelfde achtergrond en vooral dezelfde meningen hebben. Men bespreekt problemen en deelt gelukkige momenten. Het netwerk waarmee een persoon bonding contact heeft is klein, denk aan familie en goede vrienden. Bridging daarentegen heeft betrekking op een groter netwerk, zoals van kennissen en collega’s. Het bridging netwerk zorgt voor contacten met mensen die anders denken. Bolt & Torrance (2005) stellen dat er een bepaalde binding ontstaat met het gebied waar men woont. Dit kan wordt veroorzaakt door drie verschillende elementen: het normen en waardenelement, het gedragselement en het belevingselement. In deze scriptie is het gedragselement het meest van belang omdat dit betrekking heeft op de mate van sociaal contact dat men heeft met elkaar. De overheid kan ook een rol spelen ter bevordering van de sociale contacten in een buurt door bijeenkomsten te organiseren of te faciliteren. Men kan deze activiteiten echter ook zelf uitvoeren waardoor er sociale contacten ontstaan. Sociale achtergronden, zoals de samenstelling en het inkomen van het huishouden, kunnen ook invloed hebben op de sociale contacten.

2.5 Conceptueel model

Het bovenstaande conceptuele model is gebaseerd op de in dit hoofdstuk behandelde theorieën. De onafhankelijke variabelen in dit onderzoek zijn de buurtbewoners met hoge inkomens en de buurtbewoners met lage inkomens. Zij doen beiden aan particulier opdrachtgeverschap. De afhankelijke variabelen zijn de concepten die worden beïnvloed door particulier opdrachtgeverschap. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de smaak die mensen tentoonspreiden door middel van particulier opdrachtgeverschap. Dit werkt tweeledig, omdat smaak en het uitvoeren van particulier opdrachtgeverschap twee variabelen zijn die elkaar kunnen beïnvloeden. De sociale contacten binnen en buiten de eigen buurt zijn twee afhankelijke variabelen van particulier opdrachtgeverschap in dit onderzoek. Vanwege het feit dat zij vaak in elkaars verlengde liggen, zullen beiden in hoofdstuk 5 besproken worden. De twee thema’s van dit onderzoek zijn smaak en

Lage inkomens

Hoge inkomens

Zelfbouw

Smaak

Sociale contact binnen de eigen buurt (intern)

Sociaal contact buiten de eigen buurt (extern)

(18)

18

sociale contacten. Dit is onderzocht door de lens van particulier opdrachtgeverschap van huishoudens met lage inkomens enerzijds en huishoudens met hoge inkomens anderzijds.

Het verband tussen het type smaak en de sociale contacten die bewoners van particulier opdrachtgeverschap binnen en buiten de eigen buurt hebben, was in eerste instantie niet meegenomen in dit onderzoek. Er is echter toch een exploratief hoofdstuk toegevoegd aan dit onderzoek om de afhankelijke variabelen aan elkaar te verbinden. Dit wordt in het conceptueel schema aangegeven door middel van een stippellijn van het concept smaak naar de twee concepten sociale contacten binnen en buiten de eigen buurt. Over dit verband kunnen echter geen harde uitspraken worden gedaan omdat hier niet specifiek onderzoek naar is gedaan. In dit exploratieve hoofdstuk 6 zullen enkel de resultaten van de afhankelijke variabelen bij elkaar opgeteld worden.

(19)

19

3. Onderzoeksmethoden en casestudy

3.1 Onderzoeksvragen

Om de hoofdvraag te beantwoorden zijn de volgende twee deelvragen gesteld:

1. Hoe onderscheiden bewoners van hoge en lage inkomens zich qua smaak in hun wooncultuur?

2. Hoe zien de interne en externe sociale contacten eruit in de hoge en lage inkomensbuurt en wat draagt hier aan bij?

3.2 Onderzoeksmethode

Het doel van dit onderzoek is om bewoners uit de lage inkomensbuurt en bewoners uit de hoge inkomensbuurt die hun huis bouwen in particulier opdrachtgeverschap met elkaar te vergelijken. Dit gebeurt op gebied van smaak qua woonsituatie en de effecten van particulier opdrachtgeverschap op de interne en externe sociale contacten in Almere Poort. Het onderzoek is opgezet als een casestudy omdat het onderwerp vanuit meerdere perspectieven bekeken wordt. Binnen dit stadsdeel is echter sprake van twee verschillende groepen die met elkaar vergeleken worden waardoor dit onderzoek een comparatief element heeft. Het onderzoek wordt uitgevoerd op descriptieve basis: bestaande literatuur over het onderwerp wordt getest in de praktijk. Ontologisch is het een constructionistisch onderzoek omdat het meerdere factoren betrekt en deze ziet als sociaal verbonden. Epistemologisch heeft het onderzoek een interpretivistisch perspectief omdat het een subjectieve waarde zal toekennen aan sociale gebeurtenissen (Bryman, 2008).

Om de hoofdvraag te beantwoorden is er gebruik gemaakt van drie verschillende methoden. Ten eerste zijn er interviews gehouden met informanten uit het stadsdeel om informatie in te winnen over het stadsdeel. Voorbeelden hiervan zijn gebiedsaanjagers, coördinatoren van het zelfbouwkantoor, de ontwerper van het stadsdeel en willekeurige mensen op straat. Deze interviews hadden een open karakter zonder voor opgezette vragenlijst. Vervolgens zijn er op basis van deze informatie en de wetenschappelijke literatuur buurten uitgekozen ter representatie van de lage inkomens en hoge inkomens. Semigestructureerde interviews die werden gehouden met de bewoners van de twee buurten zijn onderdeel van de tweede methode. De semigestructureerde vorm van de interviews zorgde ervoor dat alle thema’s besproken konden worden en er daarnaast ruimte was om andere onderwerpen te behandelen. Een volledig overzicht van de onderwerpen die standaard besproken zijn tijdens de interviews zijn te vinden in bijlage 1. De laatste methode die is gebruikt zijn observaties naar de wooncultuur van enkele bewoners. De lage en de hoge inkomensbuurt zijn beide vijf keer op verschillende dagen en tijdstippen van de dag geobserveerd. Daarnaast werden de woonkamers van de respondenten geobserveerd. Tijdens beide observaties bestond de mogelijkheid om vragen te stellen aan mensen op straat of de respondenten over hun woonkamer. De focus lag echter bij het direct observeren. Voor een overzicht van de aspecten die

(20)

20

geobserveerd zijn kunt u bijlage 2 raadplegen. Een verantwoording van de gekozen onderwerpen tijdens de interviews en de observaties zijn te vinden in paragraaf 3.5.

3.3 Respondentenbenadering

Het huidige onderzoek richt zich op de inwoners van Almere Poort. Er zijn echter eerst belangrijke informanten uit het stadsdeel gezocht. Deze zijn gevonden door het bezoeken van de website en Facebookpagina van Almere Poort. Bij het vinden van belangrijke informanten is er gebruik gemaakt van een snowballing effect (Bryman, 2008), dit houdt in dat informanten de onderzoeker hebben doorverwezen naar andere belangrijke informanten. Er zijn ook activiteiten in het stadsdeel bezocht zoals de Homerus Paasmarkt op 19 maart 2016 en de Zelfbouwdag op 2 april 2016, om een completer beeld van het stadsdeel en het eerste contact met bewoners te creëren. Respondenten zijn voornamelijk gevonden door middel van wandelingen door de twee verschillende buurten. Hierdoor ontstond een juiste weerspiegeling van de bewoners in het stadsdeel. Het is opvallend dat er in de lage inkomensbuurt vooral vrouwen bereid waren een interview te geven. Dit kan te maken hebben met het feit dat zij vaker buiten met de kinderen aan het spelen waren op het moment dat de onderzoeker door de buurt liep. Bij de hogere inkomens zijn het echter meer mannen die geïnterviewd zijn.

Geslacht Leeftijd Opleiding Beroep Samenstelling huishouden Etniciteit Vrouw 44 MBO Grafisch vormgever Vrouw en haar vriend Nederlands

Vrouw 28 HBO Psychiatrisch

medewerker Vrouw, haar vriend en een kind Nederlands Vrouw 33 HBO Quality insurance

officer Vrouw, haar man en een kind Nederlands

Vrouw 34 HBO Kunstenaar Vrouw, haar man en twee

kinderen Nederlands

Man 58 WO Journalist Alleenstaand Nederlands

Vrouw 27 HBO Voedingsmanager Vrouw en haar vriend Nederlands

Vrouw 31 MBO Secretaresse Vrouw en haar twee

kinderen Marokkaans

Vrouw 27 MBO Leider kinderopvang Vrouw en haar vriend Nederlands Figuur 1: Populatie lage inkomensbuurt

(21)

21

Geslacht Leeftijd Opleiding Beroep Samenstelling huishouden Etniciteit

Man 48 HBO Sociaal ondernemer,

zzp’er Man, zijn vrouw en drie kinderen Surinaams

Man 27 WO Adviseur bij een

verzekeringsmaat-schappij

Man en zijn vrouw, zijn ouders en zijn broer met twee kinderen

Indiaas

Man 45 HBO Manager

oliemaat-schappij Man zijn vrouw en drie kinderen Nederlands

Vrouw 44 WO Huismoeder, man is

accountant Vrouw, haar man en drie kinderen Nederlands Man 75 MBO Kunstenaar, zzp’er Man en zijn vrouw Nederlands

Man 40 MBO Geluidskunstenaar/

muzikant, zzp’er Man en zijn vriendin Nederlands

Man 58 HBO Scheepstimmerman,

zzp’er Man en zijn vrouw Nederlands

Vrouw 62 HBO Werkeloos, man is

bouwingenieur Man en haar man Nederlands Figuur 2: Populatie hoge inkomensbuurt

De interviews vonden plaats bij de respondenten thuis. In de meeste gevallen nam men hier uitgebreid de tijd voor. Vooral tijdens interviews met de hogere inkomensgroep hadden respondenten er ook tijd voor ingepland. Soms was dit overdag tijdens thuiswerkdagen voor zzp’ers en soms ‘s avonds voor degene die in loondienst werken. Er werd dan vaak door de respondent een rustige ruimte opgezocht om het interview af te nemen. Tijdens de interviews met mensen uit de lage inkomensbuurt werden de interviews vaker overdag afgenomen. De gesprekken werden, op een enkele keer na, aan de eettafel gehouden. Bij de huishoudens met jonge kinderen was de respondent geregeld afgeleid door kinderen die speelden in de woonkamer of soms werd de tijd van een interview begrenst omdat men hun kinderen moest ophalen of wegbrengen. Alle respondenten hadden een open en eerlijke houding gedurende het interview. Het is niet voorgekomen dat een respondent geen antwoord wilde geven op een vraag.

Tijdens de eerste observaties van de buurt ondervond ik geen weerstand. Ik merkte echter bij de latere observaties dat ik het gevoel had dat ik bekeken werd. De eerste interviews met de respondenten hadden reeds plaatsgevonden en allen vertelden mij over een gezamenlijke Whatsappgroep die zij hebben met de buren, hierin sturen zij berichtjes naar elkaar als er verdachte personen in de buurt rondlopen. Ik liep in het stadsdeel en maakte notities van de buitenkant van de huizen waarbij ik soms een tijdje stond te kijken. Dit was een ongewoon beeld in buurten waar voornamelijk mensen liepen die daar woonden of op bezoek kwamen. Er is echter nog nooit iemand naar buiten gekomen om te informeren naar wat ik aan het doen was. Wel kreeg ik regelmatig vreemde blikken naar me toegeworpen. Deze beantwoordde ik altijd met een hartelijke begroeting. De observaties in de woonkamer bleken lastiger dan gedacht. Respondenten vonden het soms vreemd dat ik in de kamer wilde rondkijken of de tuin wilde zien. Meestal was dit echter geen probleem omdat er tijdens het interview een vertrouwensband was ontstaan. Bijna alle bewoners die zijn gevraagd om mee te werken stemden hier mee in. Een bewoner weigerde mee te werken omdat hij pas twee maanden in de buurt woonde.

(22)

22

3.4 Beschrijving casestudy

In dit onderzoek wordt de case Homeruskwartier gebruikt. Dit is een wijk in het stadsdeel in Almere Poort in Almere. Almere is veertig jaar geleden gebouwd en heeft inmiddels 160.000 inwoners. De stad heeft een imagoprobleem bij mensen buiten de stad. Het jonge bestaan van de stad heeft gezorgd voor een slecht imago; de stad wordt gezien als ‘te bedacht’ en zonder echte ziel. De stad heeft ook een eenzijdige huizenmarkt met vooral kleine rijtjeshuizen waardoor er een sub-urbaan gevoel ontstaat in plaats van een stadsgevoel (Witman, 2001). Dit zorgt ervoor dat de stad bij veel mensen buiten Almere bekend staat als de ‘hoofdstad van de burgerlijkheid’ (Hulsman, 2002). De stad kent een polynucleaire structuur waarbij er meerdere stadskernen zijn. In deze kernen is er ruimte opengelaten zodat de stad zich later kan aanpassen (Witman, 2001). De grootste kernen zijn Almere Haven, Almere Buiten, Almere Stad en Almere Hout. Dit zorgt ervoor dat voorzieningen altijd op loopafstand zijn en men alleen voor het stadhuis en het politiebureau naar het centrum hoeft te gaan. Almere Poort is het nieuwste stadsdeel van Almere. In dit stadsdeel wonen ongeveer 10.000 mensen en bestaat naast woningbouwprojecten die geïnitieerd zijn door projectontwikkelaars grotendeels uit particulier opdrachtgeverschap. Almere Poort heeft als slogan: Strandstad van de Randstad. Hiermee probeert de gemeente het stadsdeel aantrekkelijk te maken voor jonge gezinnen uit de Randstad door middel van het benadrukken van het strand dat aan de westzijde van het stadsdeel ligt. Aan deze kant zijn twee jachthavens gevestigd. Daarnaast kan men hier in een open en natuurrijk gebied wonen en toch genieten van de voordelen die het naastgelegen Amsterdam biedt (Gemeente Almere, 2013). Almere Poort heeft een eigen treinstation met een directe verbinding naar Amsterdam. Aan de zuidkant van Almere Poort is de Albert Heijn gevestigd. Dit is de enige grote supermarkt in Almere Poort. Daarnaast zijn er meerdere (exotische) winkels in het stadsdeel te vinden. Almere Poort kenmerkt zich door een relatief jonge populatie; 35 procent van de bewoners is tussen de 25 en 34 jaar. Het stadsdeel richt zich daarom voornamelijk op gezinnen met kinderen. Dit verklaart het grote aantal kinderdagverblijven in het stadsdeel. Almere Poort heeft het hoogste percentage niet-westerse allochtone (34 procent tot 54 procent) van alle stadsdelen in Almere. Voor een nieuw stadsdeel is het daarnaast opvallend dat 55 procent van alle mensen die zich in Almere Poort hebben gevestigd uit Almere komt.

Almere Poort bestaat uit drie verschillende kwartieren, te weten het Columbuskwartier, Homeruskwartier en het Europakwartier. Dit onderzoek richt zich op het Homeruskwartier. Het onderzoeksgebied bestaat enkel uit buurten in het Homeruskwartier. Deze wijk bestaat geheel uit woningen gebouwd door middel van particulier opdrachtgeverschap voor lage en hoge inkomens en wordt gezien als symbolische particulier opdrachtgeverschap ‘hoofdkwartier’ van de gemeente Almere volgens gebiedsontwerpster Jacqueline Tellinga. In 2009 zijn de eerste deelnemers van IbbA er komen te wonen.

Het daadwerkelijke gebied waar het onderzoek plaatsvindt beslaat twee buurten. De buurten zijn gekozen naar aanleiding van gesprekken met de informanten en vooronderzoek in het stadsdeel. Het gebied waar volgens de informanten veel interne contacten zijn, wordt vergeleken met een naastgelegen buurt met minder interne sociale contacten. Dit verhoogt de validiteit bij het beantwoorden van de vraag of particulier opdrachtgeverschap bevorderlijk is voor de interne sociale contacten in een buurt. Het toevoegen van een naastgelegen buurt draagt ook bij aan de vraag of

(23)

23

een hoge mate van interne sociale contacten een positieve of negatieve invloed heeft op de externe contacten met de rest van de wijk.

Afbeelding 3.1 Homeruskwartier in Almere Poort

Op afbeelding 3.1 is een kaart van het Homeruskwartier weergegeven. In het noorden is de hoge inkomensbuurt gelegen. De rode lijn is de Gigantenstraat; de groene lijn de Damoclesstraat. In het zuiden van de kaart is de buurt met de lage inkomens te vinden. Het paarse vierkantje aan de linkerkant is “het brede veld”. Het blauw vierkantje aan de rechterkant is het Cupidohof.

3.4.1 Beschrijving buurt met lage inkomens

Door middel van de IbbA regeling zijn de eerste huizen gebouwd in het Homeruskwartier. De eerste blokken werden gebouwd tussen de Marsstraat, Polluxstraat, Amorstraat die overloopt in de Venusstraat en de Achillesstraat. Beide blokken bestaan in totaal uit 64 huishoudens. In beide blokken zit een appartementencomplex dat gebouwd is voor mensen die via de IbbA regeling een eigen appartement konden bouwen. Deze huishoudens zijn in dit onderzoek echter niet meegenomen omdat het door middel van collectief particulier opdrachtgeverschap tot stand is gekomen. De huizen die wel zijn meegenomen zijn rijtjeshuizen. De buurt met lage inkomens wordt volledig omsloten door regulier particulier opdrachtgeverschap met hoge inkomens. De buurt bestaat uit twee hofjes die omringd zijn door woningen mogelijk gemaakt door de IbbA regeling. Een van de twee blokken wordt het Cupidohof genoemd. In dit blok hebben bewoners een moestuin en een speeltuin aangelegd. Het andere blok wordt ‘het brede veld’ genoemd omdat deze kavels breder

(24)

24

zijn dan de kavels die grenzen aan het Cupidohof. De buurt heeft weinig eigen voorzieningen. De Albert Heijn is slechts een kwartier lopen. Er is ook een kinderdagverblijf in de buurt.

Afbeelding 3.2 De lage inkomensbuurt onderverdeeld in twee verschillende blokken. 3.4.2 Beschrijving buurt met hoge inkomens

In de Damoclesstraat en de Gigantenstraat vind men huishoudens met hoge inkomens. In dit onderzoek zijn ze als buurt uitgekozen omdat ze beide grenzen aan het Homeruspark. Daarnaast was er volgens Jacqueline Tellinga, ontwerpster van het Homeruskwartier, een actieve bewoner te vinden in de Damoclesstraat. De kavels van de Gigantenstraat zijn een jaar eerder dan de Damoclestraat verkocht. De bouw van de twee straten is echter redelijk gelijktijdig verlopen omdat sommige kavels pas later bebouwd werden.

De buurt ligt tussen het Homeruspark en het bos. Dit geeft de buurt een groene uitstraling. De buurt is duidelijk bedoeld voor huishoudens met hoge inkomens. Een kavel in deze buurt kostte tussen de €200.000 en €300.000. De buurt bestaat uit 46 huishoudens en verschillende typen kavels. De gemeente heeft bij de verkoop bedacht dat er een wijzer moest komen waarbij mogelijke kopers konden kiezen in wat voor soort buurt men wilde wonen. De kavels aan de Gigantenstraat zijn op de markt gebracht als woon-werkvilla’s. Dit houdt in dat de woningen die er gebouwd konden worden een tweede huisnummer aan konden vragen als men aan huis wilde werken. Deze type woon-werk villa’s staan ook aan noordelijk van de Damoclesstraat en de Medusastraat. Ten zuiden van de Damoclesstraat zijn kavels uitgegeven onder de noemer ik-bouw-duurzaam. Bij deze kavels moesten kopers voor de aanschaf van de kavels een ontwerp voor het huis bij aan de gemeente en andere

(25)

25

kopers presenteren. Dit ontwerp moest hun idee van duurzaamheid presenteren maar werd verder niet getoetst op harde eisen.

Jacqueline Tellinga, ontwerpster van het gebied, stelt dat deze huizen er kwamen omdat de “duurzaamheidshype” toen net begon en er een grote vraag was naar woningen die een duurzaam karakter zouden hebben.

De buurt ligt dichtbij de Homerusmarkt. Dit is een gebouw waarin kleine ondernemers zijn gevestigd, zoals een kapper, een groenteboer, Mama’s Soephuis en een speelgoedwinkel. In de Homerusmarkt zit ook de kavelwinkel waar men informatie kan vinden over mogelijke kavelverkoop. Naast de Homerusmarkt zit een luxe snackbar.

Afbeelding 3.3 De hoge inkomensbuurt onderverdeelt in twee verschillende buurten.

3.5 Operationalisatie

Het onderwerp van dit onderzoek is particulier opdrachtgeverschap door huishoudens met een laag inkomen en huishoudens met een hoog inkomen. Deze groepen zijn vergeleken door middel van observaties van smaak in de woonsituatie en wooncultuur, oftewel een vergelijking van smaak tussen zowel de binnenkant als buitenkant van de huizen. De vraag of een type inkomen een bepaalde stijl aanneemt, draagt bij aan de specificatie van de twee onafhankelijke variabelen. Door de analyse van de observaties worden verschillen tussen de twee groepen duidelijk. De kern van het onderzoek is de mate van sociaal contact dat voortvloeit uit het feit dat men aan particulier

(26)

26

opdrachtgeverschap heeft gedaan. Dit is onderzocht door interviews met respondenten uit de twee buurten. Er zal nu beschreven worden hoe de onderdelen van het onderzoek onderzocht zijn. 3.5.1 Observaties van smaak op buurtniveau

Zoals in het theoretisch kader staat beschreven onderscheidt men zich door middel van de consumptie van bepaalde goederen. Dit is afhankelijk van de mate van financiële middelen die men heeft. De observaties van de buurten richten zich op de expressieve standplaats die men heeft, oftewel de keuze van mensen om in een bepaalde buurt te wonen. Beide inkomensgroepen wisten echter nog niet hoe de buurt zich zou gaan ontwikkelen omdat alles nog gebouwd diende te worden. De bewoners zijn dus zelf de makers van hun expressieve standplaats. Met particulier opdrachtgeverschap kan men zelf het aanzicht van het huis bepalen. Het aanzicht van de buurt is daarom de som van ieder afzonderlijk aanzicht. Als hier veel variatie in voor komt, kan men spreken van een buurt die zich cultureel onderscheidt. Bij een lage mate van variatie kan het zo zijn dat men weinig financiële middelen heeft om variatie toe te passen. Dit wordt door Bourdieu (1984) ook wel de afdemping van de onderkant genoemd. Hiermee wordt de onderste laag van de samenleving bedoeld, oftewel de laagste inkomens. Er is bij de observaties ook gelet op factoren die identiteit geven aan de buurt als geheel. Zo is er gekeken naar het aantal mensen op straat, of men gebruik maakt van het publieke domein, afval op straat en de type auto’s die er staan geparkeerd. Dit zijn facetten die kenmerkend zijn voor een buurt (Elleke de Wijs Mulkens, 1999).

3.5.2 Observaties van smaak in de wooncultuur

Naast observaties van de buurt zijn er ook observaties gedaan naar de wooncultuur van mensen, oftewel de indeling en het interieur van hun huis. Om de grootte van het onderzoek enigszins te beperken is er voor gekozen enkel de woonkamer te observeren. Met behulp van eerdere studies naar de wooncultuur van mensen (Bourdieu, 1984; de Wijs–Mulkens 1999; Meier, 2013) zijn er verschillende onderdelen van de woonkamer en het huis geobserveerd die een economische of culturele distinctie aangeven. Hieronder volgt een themalijst van onderwerpen die zijn geobserveerd waardoor men zich kan onderscheiden. Deze themalijst is gebruikt om ieder persoon afzonderlijk te classificeren als meer gericht op economisch kapitaal of cultureel kapitaal. Dit is berekend op basis van de culturele onderscheiding die men toont. In dit onderzoek is gekozen voor een strikte verdeling tussen economische en culturele onderscheiding. Een respondent krijgt een + als hij of zij zich cultureel onderscheidt en een – als dit niet gebeurt.

De indeling van de woonkamer

Een woonkamer waarin de plaats van de televisie een prominente rol heeft, geeft aan dat men televisie belangrijk vindt en men genoeg geld heeft om een televisie te betalen (Cieraad, 2006). Dit is beschouwd als een uiting van economische onderscheiding.

Een open of gesloten keuken draagt bij aan een gemeenschappelijke kookbeleving. Dit gaat in tegen het traditionele idee dat de vrouw des huizes in een aparte kamer het eten klaarmaakt. Een open keuken is hierdoor gerekend als een kenmerk van culturele distinctie.

(27)

27

Een grote of kleine hal wijst op de mate van economische welvaart die men wil uitdragen. Als men bij binnenkomst bezoek kan ontvangen in een grote hal duidt dit op economische distinctie. De hal heeft, behalve het ophangen van een jas, geen daadwerkelijke functie (Meijer, 2013).

De mate van symmetrie in de woonkamer is op meerdere facetten van de woonkamer van toepassing. Dit geldt namelijk voor de indeling van de woonkamer als geheel alsook voor de plaats van meubelen en accessoires. Een keuze voor symmetrische vormen zou passen bij het idee dat het interieur is op te vatten als bij elkaar horende clusters van meubels dat meer bij de economische groep zou horen. Het zijn juist de mensen die zich cultureel onderscheiden die verschillende type meubels bij elkaar zoeken om er een geheel van te maken. Er is daarnaast gekeken naar de mate van samenhang tussen de meubelen. Losse, op zichzelf staande meubelen in een huishouden passen meer bij culturele distinctie, het is immers lastig om met verschillende type meubels een symmetrische opstelling te maken. Daarnaast heeft mengen van woon- en werkruimte een kenmerk in dezelfde ruimte een asymmetrisch gevolg dat volgens de Wijs Mulkens (1999) past bij mensen die zich cultureel onderscheiden.

De manier waarop mensen hun tuin indelen en onderhouden is ook meegenomen in dit onderzoek. Mensen die hun tuin netjes indelen en bijhouden onderscheiden zich economisch. Een tuin waarin planten overal vrij mogen groeien en weinig onderhoud kent is meer typisch voor de culturele zijde. Het interieur van de woonkamer

Uit eerder onderzoek van de Wijs–Mulkens (1999) blijkt dat het type vloer per onderzoeksgroep verschillend is voor culturele en economische onderscheidende groepen. Zo kiest de cultureel onderscheidende groep vaker voor zachte materialen zoals vloerbedekking, zeil, planken en parket en de economische groep voor harde materialen zoals plavuizen en natuursteen. Vanwege het duidelijke onderscheid is het type vloer in dit onderzoek meegenomen.

Accessoires in de woonkamer zoals een boekenkast, zichtbare hobby’s en een muziekinstrument wijzen op cultureel kapitaal. Respondenten die deze meubels duidelijk in hun woonkamer neerzetten trachten bezoek te overtuigen van hun kennis en onderscheiden zich hiermee op cultureel niveau (Bourdieu, 1984).

Het materiaal van de bank kan van stof zijn of leer. Leren banken hebben een duurdere uitstraling dan stoffen banken en behoren daarom tot de kant die zich economisch onderscheidt. Oudere banken die geliefd zijn bij de culturele groep zijn vaker van stof.

De vraag of een woonkamer schoon is, wordt gesteld omdat mensen die zich onderscheiden op basis van hun economische welvaart dit willen uitdragen door alles er netjes uit te laten zien. Een vies huis straalt geen hoog welvaartsniveau uit. Hetzelfde geldt voor een rommelig huishouden. Een

huishouden dat zich cultureel onderscheidt kan rommelig ogen omdat men zich identificeert met het vergaren van kennis in plaats van welvaart.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Aan de hand van dit onderzoek wordt kennis verzameld over manieren waarop sociaal agogen van organisatie X cliënten met een met een lichtverstandelijke beperking

– budgetoverschrijding: de gemeenteraad stelt in juli 2009  een extra bedrag van €

Het open, transparante atrium biedt voorzieningen voor iedereen; de Studenten Servicedesk beantwoordt vragen van studenten, de receptie verwelkomt bezoekers en in het

In Columbuskwartier zuid is het woningpro- gramma in diverse segmenten voor een groot deel opgeleverd. hiertoe behoren 280 zonne- woningen. De basisscholen zijn gereed

Gemeenten (met uitzondering van de 30 gemeenten die onderdeel zijn van de wijkaanpak) kunnen deze vanaf 14 februari 2022 bestellen en beschikbaar stellen voor mensen met een

Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen maatregelen welke reeds voor het totale plangebied Almere Poort zijn voorgesteld en maatregelen welke specifiek gelden voor Hogekant. Per

7.1 b zienswijze: er dient voor Poort één bestemmingsplan te worden gemaakt Het plangebied van het ontwerp van het bestemmingsplan Almere Poort Oost en Duin is echter maar voor

ROC van Flevoland een vergunning te verlenen voor het onttrekken en terug in de bodem brengen van maximaal 45 m 3 grondwater per uur, maximaal 1080 m 3 grondwater per etmaal,