• No results found

Gezonde voeding in kantines of afval scheiden? : de invloed van maatschappelijk verantwoord ondernemen op de reputatie van sportverenigingen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Gezonde voeding in kantines of afval scheiden? : de invloed van maatschappelijk verantwoord ondernemen op de reputatie van sportverenigingen"

Copied!
50
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Gezonde voeding in kantines of afval scheiden?

De invloed van maatschappelijk verantwoord ondernemen op de reputatie van sportverenigingen.

Bregje van Grinsven 10349766 Joost Verhoeven Universiteit van Amsterdam

3 juli 2016 Amsterdam

(2)

Samenvatting

Maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) komt steeds meer onder de aandacht. Dit is niet alleen bij bedrijven het geval, maar ook bij sportverenigingen. De overheid,

sportbonden en instellingen zoals NOC*NSF hechten steeds meer waarde aan MVO bij sportverenigingen. MVO bestaat uit vier domeinen: Milieu, Participatie, Filantropie en Gezondheid & Veiligheid. Voorbeelden hiervan zijn gezonde voeding in kantines,

anti-pestprogramma’s, blessurepreventie en mogelijkheden voor iedereen in de samenleving om te sporten. MVO kan leiden tot een betere reputatie, meer loyaliteit, vertrouwen en intenties om lid te blijven van de vereniging. Er is echter nog geen onderzoek verricht naar welke MVO-domeinen de meeste invloed hebben op de reputatie van sportverenigingen en aan welke domeinen de leden de meeste waarde hechten. Via een vragenlijst zijn 175 leden van

atletiekverenigingen ondervraagd. Uit de resultaten blijkt dat MVO-activiteiten een positieve relatie hebben met de reputatie van sportverenigingen. De domeinen Participatie en

Gezondheid & Veiligheid hebben de sterkste relatie met de reputatie van sportverenigingen. De domeinen Milieu en Filantropie hebben geen invloed op de reputatie van

sportverenigingen. Hieruit blijkt dus dat de leden niet aan alle domeinen evenveel belang hechten. Enkel de domeinen die voordelen opleveren voor het individu worden relevant bevonden. Voor verenigingen is het dus van belang om op deze domeinen te focussen wanneer zij hun reputatie willen verbeteren.Het belang dat men hecht aan MVO heeft geen enkele invloed op de relatie tussen MVO-activiteiten en de reputatie van sportverenigingen. Hiermee hoeven verenigingen dus ook geen rekening te houden.

(3)

Inleiding

De sportsector in Nederland telt pakweg 27.000 verenigingen, 5 miljoen leden en ruim 1,2 miljoen vrijwilligers. Hiervan beoefent de helft een teamsport en de andere helft een

individuele sport (1.963.157 vs. 1.971.006) (NOC*NSF, 2014). Sporten levert een belangrijke bijdrage aan de persoonlijke ontwikkeling van mensen met en zonder handicap, promotie van de gezondheid, promotie van gelijkheid in geslacht, sociale integratie, preventie van

conflicten en economische ontwikkeling (Van Kalmthout, 2012). Het is dan ook logisch dat sport bij bedrijven vaak onderdeel is van activiteiten op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO). Een voorbeeld hiervan is een sponsorloop om geld in te zamelen voor een goed doel. Onderzoekers argumenteren dat MVO de concurrentiepositie (Burke & Logsdon, 1996) en de reputatie van een bedrijf kan verbeteren (Siltaoja, 2006).

Sport is misschien niet alleen goed voor MVO, maar MVO is misschien ook goed voor sport (Godfrey, 2009). In de praktijk zetten niet alleen bedrijven sport in als middel voor hun MVO activiteiten, ook sportverenigingen zelf verbinden zich met MVO. Zo zegt de KNVB, de grootste sportbond in Nederland met ruim 1,2 miljoen leden, in een vacature projectleider MVO: “Maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) is voor de komende jaren één van de belangrijkste strategische pijlers van de KNVB” (Sport en Strategie, 2015). Het is dan ook opmerkelijk dat bestaand onderzoek zich alleen richt op de invloed van sporten als MVO-middel (Walters, 2009) en niet op de invloed van MVO-activiteiten bij

sportverenigingen.

Daarnaast vinden NOC*NSF en de overheid het belangrijk dat sportverenigingen aandacht besteden aan diverse onderwerpen binnen de maatschappij zoals: gezond gewicht, een veiliger sportklimaat, seksuele intimidatie en homoacceptatie binnen de sport

(NOC*NSF, 2016). Ook heeft het NOC*NSF het initiatief open clubs opgericht, waarbij een open houding naar de omgeving het belangrijkste is. Verenigingen houden hierbij rekening met de buurt en stellen bijvoorbeeld plannen op voor werklozen en ouderen (NOC*NSF, 2016). Eveneens bestaat er een kennis- en adviescentrum op het gebied van MVO voor verenigingen: Maatschappelijk Verantwoord Verenigen (Nederland, 2016). Vanuit hogere instellingen en de overheid wordt er dus druk uitgevoerd op verenigingen om MVO-activiteiten te implementeren in het beleid. Deze organen vinden MVO een belangrijk onderwerp, maar hechten de leden van sportverenigingen ook belang aan MVO? Dit is van belang om te weten, omdat de attitudes en overtuigingen van leden van invloed zijn op de reputatie van de vereniging.

(4)

MVO is een multidimensionaal construct dat bestaat uit vier domeinen: Gezondheid & Veiligheid, Milieu, Participatie en Filantropie. Voorbeelden hiervan zijn gezonde voeding in kantines, anti-pestprogramma’s, blessurepreventie, duurzame startnummers, toegankelijkheid voor mensen die het sporten niet kunnen betalen of donaties aan goede doelen. Verenigingen hebben echter geen idee welk domein het meest relevant is om in te zetten en aan welk domein hun leden de meeste waarde hechten. Per domein is het daarom relevant om te kijken wat sportverenigingen aan activiteiten ondernemen, welk belang de leden hechten aan ieder domein en wat hiervan de invloed is op de reputatie. Op basis hiervan is de volgende

onderzoeksvraag opgesteld: Wat is de invloed van maatschappelijk verantwoord ondernemen op de reputatie van sportverenigingen en wat is hierbij de rol van MVO-belang?

Het is relevant om te kijken wat de invloed is van MVO op de reputatie van sportverenigingen, omdat reputatie vaak wordt gedefinieerd als het belangrijkste

concurrentievoordeel dat behaald kan worden (Deephouse, 2000; Fombrun, 1996, 1998). Daarnaast maken verenigingen met een goede reputatie meer kans op subsidies, behouden ze hun legitimiteit, stijgt het vertrouwen en de loyaliteit en zijn de intenties om lid te blijven groter (Godfrey, 2009 en Walsh & Beatty, 2007). Om deze reden zullen loyaliteit, vertrouwen en intenties om te blijven ook onderzocht worden in dit onderzoek.

Ook valt op dat steeds meer sportverenigingen activiteiten ondernemen op het gebied van MVO en druk opgelegd krijgen vanuit bonden en organisaties zoals NOC*NSF. De sportverenigingen hebben echter niet voldoende kennis hoe ze deze MVO-activiteiten effectief moeten inzetten en of de leden er wel waarde aan hechten. Door onderzoek te doen naar verschillende MVO-domeinen, MVO-belang en verschillende factoren kunnen

sportverenigingen, bonden en gemeenten beter inzicht krijgen in hun leden en persoonlijker en doelgerichter omgaan met een onderwerp waar steeds meer waarde aan gehecht wordt in de maatschappij.

Daarnaast maakt het bestuderen van MVO-activiteiten al lang een belangrijk

onderdeel uit van de organisatie- en managementliteratuur, maar is het concept pas recent in de sportmanagementliteratuur geïntroduceerd (Walker & Kent, 2009). Er is namelijk in de sportliteratuur veel onderzoek gedaan naar loyaliteit en toewijding onder de leden van sportverenigingen, en deze constructen correleren sterk met reputatie, maar er is geen onderzoek gedaan naar hoe deze concepten gerelateerd zijn aan MVO (Walker & Kent, 2009). Het is dus nog niet onderzocht of de relatie tussen MVO en reputatie, die bij andere type organisaties al is gevonden, ook wordt gevonden bij sportverenigingen.

(5)

Theoretisch kader

Belangrijke concepten om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden zijn MVO, reputatie en MVO-belang. De volgende paragrafen behandelen deze concepten. Allereerst komt de relatie tussen MVO-activiteiten en reputatie aan bod. De paragraaf hierna bespreekt de verschillende domeinen die ondergebracht kunnen worden bij MVO. Als laatste komt MVO-belang en hoe dit de relatie tussen MVO en reputatie kan beïnvloeden aan bod. Aan het einde van het theoretisch kader volgt een conceptueel model waarin de relaties tussen de

verschillende variabelen zichtbaar zijn.

MVO en Reputatie

MVO wordt in dit onderzoek gedefinieerd als een concept waarbij bedrijven (in dit geval sportverenigingen) sociale en omgevingsaspecten integreren in de (bedrijfs)activiteiten en in de interactie met hun stakeholders op een vrijwillige basis (Van Marrewijk, 2013).

Voorbeelden hiervan zijn: het gebruik van duurzame verlichting of producten,

werkloosheidprogramma’s en een veilige sportomgeving.Bedrijven zetten MVO-activiteiten in, omdat deze activiteiten een positieve invloed hebben op de reputatie en intenties, zoals

word-of-mouth en intenties om lid te blijven van de vereniging. Daarnaast kunnen

MVO-activiteiten leiden tot een verhoogd vertrouwen in de vereniging, een verhoogde productiviteit van de vereniging, verhoogde aankopen en loyaliteit van leden, verhoogde identificatie met de vereniging en verhoogd bewustzijn van de maatschappij (Du, Bhattacharya & Sen, 2010). Reputatie wordt vaak gezien als het belangrijkste concurrentievoordeel dat bedrijven kunnen behalen (Deephouse, 2000; Fombrun, 1996, 1998). Een (corporate) reputatie is de algemene evaluatie van een stakeholder over een bedrijf (in dit geval sportvereniging) in de loop van de tijd (Gotsi &Wilson, 2001). Deze evaluatie is gebaseerd op de directe ervaringen van de stakeholder met het bedrijf (sportvereniging), ieder andere vorm van communicatie en symboliek die informatie verschaffen over de acties van het bedrijf (sportvereniging) en/of een vergelijking biedt met acties met andere concurrenten (Gotsi &Wilson, 2001). Dit is dan ook de reden waarom MVO van invloed kan zijn op de reputatie van sportverenigingen. Door MVO-activiteiten te ondernemen kan de ervaring van mensen veranderen.

Recente resultaten hebben aangetoond dat MVO-activiteiten op het gebied van sportteams een sterke, positieve invloed hebben op de gepercipieerde reputatie van de organisatie (Walker & Kent, 2009). Dit betreffen alleen professionele sportteams zoals bijvoorbeeld Ajax, en geen (amateur)verenigingen. Smith en Westerbeek (2007)

(6)

beargumenteren dat bedrijven niet verschillen van sportverenigingen wanneer het gaat om MVO. Op basis hiervan wordt er dus verwacht dat MVO-activiteiten ook bij

sportverenigingen een positieve invloed heeft op de reputatie.

Hypothese 1: MVO-activiteiten hebben een positieve invloed op de reputatie van sportverenigingen.

MVO-domeinen

In dit onderzoek wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende vier MVO-domeinen:

Gezondheid & Veiligheid, Milieu, Participatie en Filantropie. Hieronder worden de domeinen verder uitgelegd.

Gezondheid is een staat van compleet fysiek, sociaal en geestelijk welzijn, en niet slechts het afwezig zijn van ziektes of een handicap (Nutbeam, 1998). Veiligheid kan gedefinieerd worden als een toestand waarin gevaren en omstandigheden die leiden tot lichamelijke, psychische of materiële schade worden gecontroleerd met het oog op de gezondheid en het welzijn van het individu en de gemeenschap te behouden (Lavoie, et al., 2001). Doordat gezondheid en veiligheid overlappen op belangrijke deelgebieden zoals lichamelijk en geestelijk welzijn en de HPSC-schaal (Health Promoting Sport Club) van Kokko (2010) deze ook samen meet, is besloten om deze twee samen te voegen tot één domein. Voorbeelden van MVO-activiteiten van sportverenigingen gericht op Gezondheid & Veiligheid zijn: blessurepreventie, anti-pestprogramma’s, gezonde kantines en het bieden van een veilige sportomgeving.

Het tweede domein, Milieu, heeft betrekking op de activiteiten gericht op het verminderen van de milieu-impact van hun activiteiten, zoals het verminderen van afval en het verbruik van natuurlijke hulpbronnen, recycling en de invoering van systemen voor milieubeheer en dergelijke (Vives, 2005). Bij sportverenigingen is dit bijvoorbeeld het gebruik van duurzame startnummers, afvalscheiding en duurzame verlichting.

Het derde domein, Participatie, wordt omschreven als de mogelijkheid om voor alle lagen van de samenleving te kunnen participeren binnen een sportvereniging naar zijn of haar interesse en op zijn of haar niveau (Knop en Oja, 1996). Elling et al., (2001) hebben

onderscheid gemaakt in vier minderheidsgroepen: ouderen, geestelijk of lichamelijk beperkte, homo’s en lesbiennes en etnische minderheden en immigranten. Hieraan wordt in dit

(7)

Het laatste domein, Filantropie, staat voor een bijdrage in de vorm van geld, goederen en/of tijd (expertise) die vrijwillig ter beschikking wordt gesteld door individuen en

organisaties (in dit geval sportvereniging), waarmee primair algemeen-nutdoelen worden gesteund (Godfrey, 2005). Voorbeelden hiervan zijn het gratis aanbieden van diensten of het maken van donaties aan een goed doel. In Tabel 1 is een overzicht te zien van de definities en voorbeelden van de vier domeinen.

De invloed van deze vier domeinen op de reputatie van sportverenigingen is nog nooit onderzocht, maar op basis van hypothese 1, dat MVO-activiteiten in het algemeen een

positieve invloed heeft op de reputatie van sportverenigingen, wordt ook verwacht dat de domeinen een positieve invloed hebben op de reputatie van sportverenigingen.

Hypothese 2: a) Gezondheid & Veiligheid, c) Milieu, d) Participatie, en e) Filantropie hebben een positieve invloed op de reputatie van sportverenigingen.

Uit onderzoek van Brammer en Millington (2005) blijkt dat bedrijven die meer geld uitgeven aan filantropie een betere reputatie hebben. Dit verschilt echter sterk tussen industrieën. De positieve invloed van filantropie op reputatie bij bedrijven die schade aanrichten aan hun omgeving, zoals in de alcohol- en tabaksindustrie, is aanzienlijk groter dan bij bedrijven die niet of nauwelijks schade aanrichten aan hun omgeving (Brammer & Millington, 2005). Op basis hiervan wordt dan ook een minimaal effect van filantropie op de reputatie verwacht bij sportverenigingen. Daarnaast wordt verwacht dat activiteiten in het domein Gezondheid & Veiligheid het grootste effect hebben op de reputatie van sportverenigingen, omdat dit domein voordelen oplevert voor het lid en betrekking heeft op de sport. Dit idee is gebaseerd op psychologisch egoïsme. Dit is het beeld dat al onze acties teruggeleid kunnen worden naar het eigenbelang, bijvoorbeeld ons goed voelen (of schuldgevoelens vermijden) door goed te doen (Hemingway & Maclagan, 2004). Met betrekking tot MVO, beweren cynici zelfs dat idealistische persoonlijke waarden (zoals MVO-initiatieven) kunnen worden opgevat als eigenbelang (Hemingway & Maclagan, 2004).

Hypothese 3: a) Gezondheid & Veiligheid hebben het grootste effect op de reputatie van sportverenigingen en e) Filantropie heeft het kleinste effect op de reputatie van sportverenigingen.

(8)

Tabel 1

MVO-domeinen met definities en voorbeelden

Domein Definitie Voorbeeld

Gezondheid & Veiligheid Gezondheid is een staat van compleet fysiek, sociaal en geestelijk welzijn, en niet slechts het afwezig zijn van ziektes of een handicap (Nutbeam, 1998).

'Veiligheid is een toestand waarin gevaren en omstandigheden die leiden tot lichamelijke, psychische of materiële schade worden gecontroleerd met het oog op de gezondheid en het welzijn van het individu en de gemeenschap te behouden (Lavoie, et al., 2001).

Gezondheidspromotie, blessurepreventie, veilige sportomgeving, vrij van schadelijke stoffen en anti-pestprogramma’s.

Milieu Verantwoordelijkheid voor het milieu heeft betrekking op de activiteiten gericht op het verminderen van de milieu-impact van hun activiteiten, met inbegrip van dergelijke dingen zoals het verminderen van afval en het verbruik van natuurlijke hulpbronnen, recycling, de invoering van systemen voor milieubeheer en dergelijke (Vives, 2005)

Duurzame verlichting, afvalscheiding en duurzame startnummers.

Participatie De mogelijkheid om te participeren binnen een sportvereniging voor alle lagen van de samenleving.

Verstandelijke/fysieke beperking, vluchtelingen, lage inkomens, ouderen, jongeren. Filantropie Een bijdrage in de vorm van geld, goederen

en/of tijd (expertise), vrijwillig ter beschikking gesteld door individuen en organisaties (in dit geval sportvereniging), waarmee primair algemeen-nutdoelen worden gesteund (Godfrey, 2005)

Steunen van goede doelen.

(9)

MVO-belang

Het is belangrijk om de overtuigingen van individuen over MVO-activiteiten en de attitudes om een initiatief te steunen in overweging te nemen (Walter & Kent, 2009). Uit verschillende onderzoeken blijkt namelijk dat het belang dat men hecht aan MVO van invloed is op het gedrag van de consument en op aankoopintenties (Öberseder et al., 2011), maar ook op bijvoorbeeld word-of-mouth (Walter & Kent, 2009).

Leden van sportverenigingen krijgen veel informatie binnen van en over hun sportvereniging, onder andere ook informatie over de MVO-activiteiten van de vereniging. De leden willen de controle houden over deze informatie en zijn selectief bij het waarnemen van deze informatie (Taylor et al., 2006). Hierdoor wordt slechts een beperkte hoeveelheid informatie verwerkt. Dit proces heet selectieve perceptie (Taylor et al., 2006). Selectieve perceptie bestaat uit vier delen: blootstelling, aandacht, begrip en behoud. Selectieve

blootstelling verwijst naar het beperken van mededelingen die mensen zien of horen, omdat zij niet stroken met de dingen waar zij waarde aan hechten (Burgoon, Hunsaker, en Dawson 1994). Als men geen belang hecht aan MVO, zullen zij deze informatie dus ook minder snel waarnemen. Daarnaast moet men ook bewust aandacht besteden aan de informatie waaraan zij worden blootgesteld, dit heet selectieve aandacht. Wanneer men is blootgesteld aan de informatie, moeten zij deze informatie samenvoegen met hun reeds bestaande belangen en moeten de leden deze informatie onthouden en koppelen aan hun eigen zelfbeeld (Taylor et al., 2006). Deze vier stadia moeten leden doorlopen voordat de informatie hen bereikt.

Zoals eerder genoemd bestaat de reputatie van een sportvereniging uit de directe ervaringen en evaluaties van leden over iedere vorm van communicatie van de vereniging. Als leden minder waarde hechten aan MVO, zullen zij deze communicatie ook minder snel of zelfs helemaal niet verwerken en waarnemen en dus ook niet meenemen bij de vorming van hun mening over de vereniging. Op basis hiervan verwacht ik dan ook dat MVO een grotere positieve invloed heeft op de reputatie van sportverenigingen als leden meer waarde hecht aan MVO. Daarnaast wordt dit ook verwacht per MVO-domein. Het is namelijk mogelijk dat men wel belang hecht aan het domein Milieu, maar niet aan Gezondheid & Veiligheid. Leden kunnen dus ook selectief zijn in de waarneming en verwerking van soorten MVO-informatie. In Afbeelding 1 is een conceptueel model weergegeven waarin alle hypothesen zijn

afgebeeld.

Hypothese 4: MVO heeft een grotere positieve invloed op de reputatie van sportverenigingen als men meer waarde hecht aan MVO.

(10)

Hypothese 5: a) Gezondheid & Veiligheid, b) Milieu, c) Participatie en d) Filantropie hebben een grotere positievere invloed op de reputatie van sportverenigingen wanneer men meer waarde hecht aan het desbetreffende domein.

Afbeelding 1

(11)

Methode

Design

Om de relatie tussen MVO en de reputatie van sportverenigingen te bepalen is er een online vragenlijst uitgevoerd onder leden van atletiekverenigingen in Nederland. Deze vragenlijst is gemaakt met Qualtrics en nam gemiddeld twaalf minuten tijd in beslag bij de respondenten.

Sample

Aan het onderzoek namen 175 mensen deel die lid zijn van een atletiekvereniging in

Nederland. In Tabel 1 en 2 zijn respectievelijk de sample van de respondenten en de gegevens van de sportverenigingen te zien. 58,7 procent van de respondenten was vrouwelijk en 41,3 procent was van het mannelijke geslacht. De gemiddelde leeftijd van de respondenten was 37,02. Van alle respondenten heeft 25,3 procent hoger beroepsonderwijs gevolgd en 46,7 procent een universitaire opleiding. 78,7 procent van de respondenten was woonachtig in Noord-Holland. De respondenten sportten gemiddeld 4,62 uur per week en ze besteedden gemiddeld 5,36 uur per maand aan vrijwilligerswerk.

Tabel 1

Sample van de respondenten

Gemiddelden (M) Standaard Deviatie (SD)

Leeftijd 37,02 14,48

Uur sport per week 4,62 4,40

Uur vrijwilligerswerk per maand 5,36 11,11

Tabel 2

Gemiddelden sport en overige gegevens

Gemiddelden (M) Standaard Deviatie (SD)

Aantal leden sportverenigingen 1536,80 8026,27

Inwoneraantal locatie sportvereniging

610.790 327567,00

Om de respondenten te benaderen is er contact opgenomen met de Atletiekunie. De Atletiekunie heeft de vragenlijst verspreidt via haar website, social media kanalen en heeft een mail verstuurd naar alle bestuursleden van atletiekverenigingen in Nederland. Eveneens zijn er atletiekverenigingen persoonlijk benaderd en is de online vragenlijst via social media

(12)

verspreid. De atletiekverenigingen kregen een pakket aangeboden met een MailChimp-template en content voor de website en social media.

Procedure

De leden van verschillende atletiekverenigingen zijn benaderd via hun vereniging. De verenigingen hebben de vragenlijst onder de aandacht gebracht bij hun leden via e-mail, social media kanalen of de website. De respondenten konden via één van deze

communicatiekanalen een link vinden. Als de respondenten op de link drukten (op een computer of mobiel) kwamen zij bij een online vragenlijst aan. Allereerst werd een introductie gegeven van het onderzoek en werd hun vertelt dat alle informatie strikt

vertrouwelijk bleef. Vervolgens werd uitgelegd wat MVO inhoudt in dit onderzoek. Wanneer zij startten met de vragenlijst kregen zij allereerst vragen over hun sport.Daarna kregen de respondenten achtereenvolgens vragen over de MVO-activiteiten van hun vereniging, het MVO-belang en de reputatie van hun vereniging. Als laatste kregen de respondenten algemene vragen over hun demografische gegevens. Wanneer zij klaar waren met het

onderzoek werden de respondenten bedankt en konden zij gegevens vinden hoe ze contact op konden nemen bij vragen of wanneer ze geïnteresseerd waren in de resultaten.

Meting

De online vragenlijst bestond uit vijf gedeeltes: 1) de sportvereniging, 2) MVO-activiteiten, 3) reputatie, 4) MVO-belang en 5) algemene vragen. De vragen over de vereniging gingen bijvoorbeeld over de naam van de vereniging, het aantal uur sport per week en het aantal uur vrijwilligerswerk in de maand.

Het tweede gedeelte van de vragenlijst ging over de MVO-activiteiten van de sportvereniging. Hierin werden per domein verschillende vragen gesteld om per MVO-domein te meten in welke mate verenigingen actief zijn op het gebied van MVO. De vragen over milieu en filantropie zijn gebaseerd op een schaal van Mohr en Webb (2005). De schaal over milieuactiviteiten was redelijk betrouwbaar (a = 0,71) en de schaal over

filantropieactiviteiten was betrouwbaar (a = 0,82). De vragen over gezondheid en veiligheid zijn gebaseerd op de schaal van Kokko (2010). Deze schaal was betrouwbaar (a = 0,95). Over participatie waren geen bestaande schalen bekend en is er zelf een schaal geconstrueerd. Deze schaal was betrouwbaar (a = 0,81). De antwoordmogelijkheden betroffen bij de vragen: 1) Helemaal van toepassing – 5) Helemaal niet van toepassing en een extra

(13)

antwoordmogelijkheid 6) Weet ik niet. De schaal over MVO-activiteiten in het algemeen was betrouwbaar (a = 0,94). De volledige vragenlijst per MVO-dimensie is te vinden in Bijlage 1.

In het derde gedeelte van de vragenlijst werden er vragen gesteld om de reputatie van sportverenigingen te meten. De reputatie van sportverenigingen werd gemeten door de

Customer-Based Reputation Scale (CBR) van Walsh en Beatty (2007). De schaal was

betrouwbaar (a = 0,95). Deze vragenlijst ziet reputatie als een multidimensionaal construct (Walsh, Beatty & Shiu, 2009). De vragenlijst bestond uit een 28-item schaal die bestond uit vijf factoren: Ledenoriëntatie (a = 0,90), Vrijwilligers (a = 0,89), Financieel (a = 0,87), Kwaliteit (a = 0,86) en Sociale en omgevingsverantwoordelijkheid (a = 0,65). De eerste vier factoren waren dus betrouwbaar en de factor Sociale en omgevingsverantwoordelijkheid was redelijk betrouwbaar. Bij ieder van de vijf factoren behoorden verschillende stellingen die beantwoord moesten worden met een Likertschaal. Bijvoorbeeld: X is een sterk en

betrouwbaar bedrijf, met als antwoordopties: 1) Volledig mee oneens – 5) Volledig mee eens. Daarnaast zijn er nog uitkomstvariabelen van reputatie gemeten zoals vertrouwen (a = 0,93), loyaliteit (a = 0,89) en intenties (a = 0,90). Deze werden gemeten door middel van eenzelfde vijfpuntschaal. De schalen waren dus betrouwbaar.

Het vierde gedeelte van de vragenlijst ging over het belang dat men hecht aan MVO. De vragen die hier over gingen zijn gebaseerd op een schaal van Shafer, Fukukawa en Lee (2007). In de schaal zijn de vragen over ethisch ondernemen verwijderd. Hiervoor is gekozen, omdat dit onderzoek niet gaat over ethisch handelen maar enkel over maatschappelijk

verantwoord ondernemen. Door deze vragen weg te laten sluit de vragenlijst beter aan bij het onderzoek. De schaal was redelijk betrouwbaar (a=0,64). Een voorbeeld van de vragen is: “Om te kunnen concurreren met de omgeving moeten verenigingen maatschappelijk verantwoord bezig zijn”. De antwoordmogelijkheden betroffen een vijfpuntschaal met de mogelijkheden 1) Volledig mee oneens en 5) Volledig mee eens.

Het laatste gedeelte, de algemene vragen, gingen bijvoorbeeld over leeftijd, geslacht, opleidingsniveau, inwoneraantal en regio (voor de complete lijst van algemene vragen zie Bijlage 1).

Data-analyse

De data zijn geanalyseerd met SPSS. Allereerst is aan iedere variabelen een naam gegeven en zijn de variabelen gelabeld. Vervolgens is de lijst opgeschoond en zijn de missende variabelen gelabeld als 99 of 6. Hierna zijn de variabelen gehercodeerd waarbij dat nodig was, zodat alle schalen 1) Geheel negatief en 5) Geheel positief en 6) Weet ik niet, betekenden. Om te kijken

(14)

welke variabelen een (betrouwbare) schaal vormden zijn er een factoranalyses en

betrouwbaarheidsanalyses uitgevoerd. Vervolgens zijn schalen gemaakt van de vragen. Dit is gedaan door de desbetreffende vragen bij elkaar op te tellen waardoor ratio variabelen zijn ontstaan. De volgende schalen zijn ontstaan: MVO-activiteiten, milieuactiviteiten,

filantropieactiviteiten, gezondheids- en veiligheidsactiviteiten, participatieactiviteiten, MVO-belang en reputatie, ledenoriëntatie, vrijwilligers, financieel, kwaliteit en MVO-reputatie. Hierna is nog een schaal per uitkomstvariabele gemaakt: loyaliteit, vertrouwen en intenties. Vervolgens is descriptieve data uitgedraaid om een eerste indruk te krijgen van de resultaten. Tot slot zijn de hypotheses getoetst via verschillende analyses.

Om hypothese 1 te toetsen is een enkelvoudige regressieanalyse uitgevoerd. Om hypothese 2 en 3 te toetsen is een meervoudige regressieanalyse uitgevoerd en om hypothese 4 en 5 te toetsen is een meervoudige regressieanalyse uitgevoerd met interactie. Om de interactieanalyse te kunnen uitvoeren zijn dummy-variabelen aangemaakt van de

modererende variabelen MVO-belang, filantropiebelang, milieubelang, participatiebelang en gezondheid en veiligheidsbelang. De dummy-variabelen zijn gemaakt door middel van de variabelen te splitsen op de mediaan. Naast regressieanalyses om de hypothese te toetsen is er ook een regressieanalyse uitgevoerd om de relatie te bekijken tussen reputatie en de

variabelen: loyaliteit, vertrouwen en intenties. Deze relatie is interessant om te bekijken, omdat deze variabelen belangrijk zijn voor verenigingen.

Alle analyses zijn gecontroleerd voor de variabelen leeftijd, geslacht, opleiding en inwoneraantal. Hiervoor is de variabele opleiding gemaakt tot dummy-variabele. HBO en WO zijn gecategoriseerd als hoog en alles lager dan HBO is gecategoriseerd als laag.

(15)

Resultaten

Om de hypotheses en de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden zijn verschillende analyses uitgevoerd. Allereerst toont dit hoofdstuk descriptieve data, waardoor er een beter beeld verkregen kan worden van de variabelen. Hierbij komen de activiteiten die de

verenigingen ondernemen in de ogen van de leden, de reputatie van de verenigingen en het belang dat leden hechten aan MVO aan bod. Vervolgens bespreekt dit hoofdstuk de

hypotheses. Dit gebeurt aan de hand van verschillende regressieanalyses. Als laatste komt relatie tussen reputatie en de variabelen loyaliteit, vertrouwen en intenties aan bod. In Bijlage 2 is een correlatiematrix weergeven.

Descriptieve data

Uit de descriptieve data van de onafhankelijke, afhankelijke en modererende variabelen bleek dat verenigingen veel doen aan MVO-activiteiten (M=3,98, SD=0,43). Alle variabelen zijn gemeten op een vijfpuntschaal. In de ogen van leden besteden verenigingen het meeste aandacht aan de domeinen Filantropie (M=4,12, SD=0,75) en Participatie (M=4,52,

SD=0,45). Voorbeeld items hiervan zijn: Mijn vereniging is toegankelijk voor mensen met een lichamelijke beperking, Mijn vereniging is toegankelijk voor mensen met een laag

inkomen/of mensen die het niet kunnen betalen en Mijn vereniging doneert aan goede doelen. De reputatie van de verenigingen was eveneens positief (M=3,70, SD=0,52) en ook op de uitkomstvariabelen werd hoog gescoord. De respondenten zijn loyaal aan hun vereniging (M=4,03, SD=0,69), hebben vertrouwen in hun vereniging (M=3,89, SD=0,66) en hebben geen intenties om de vereniging te verlaten (M=4,18, SD=0,63).

Daarnaast bleek dat de respondenten de meeste waarde hechten aan de domeinen Gezondheid & Veiligheid (M=4,08, SD=0,41) en Participatie (M=4,25, SD=0,82). Leden vinden participatie belangrijk en de vereniging richt zich daar ook op. Eveneens vinden leden Gezondheid & Veiligheid een heel belangrijk domein, maar zij hebben niet het idee dat hun vereniging zich daar relatief gezien ook het meeste op richt (zie Tabel 2 op de volgende pagina).

(16)

Tabel 2

Gemiddelden van onafhankelijke en afhankelijke variabelen op basis van een vijfpuntschaal.

Gemiddelden (M) Standaard Deviatie (SD)

Belang Algemeen 3,25 0,41

Participatie 4,25 0,82

Gezondheid & Veiligheid 4,08 0,73

Milieu 3,55 0,81

Filantropie 3,38 0,85

MVO-Activiteiten 3,98 0,43

Participatie 4,52 0,45

Filantropie 4,12 0,75

Gezondheid & Veiligheid 3,81 0,51

Milieu 3,23 0,73 Reputatie 3,70 0,52 Ledenoriëntatie 3,92 0,67 Vrijwilligers 3,86 0,65 Kwaliteit 3,72 0,66 Financieel 3,60 0,63 Intenties 4,18 0,63 Loyaliteit 4,03 0,69 Vertrouwen 3,89 0,66 Regressieanalyse

Om hypothese 1, MVO-activiteiten hebben een positieve invloed op de reputatie van

sportverenigingen, te toetsen is een enkelvoudige lineaire regressieanalyse uitgevoerd. Het

regressiemodel met MVO-activiteiten als onafhankelijke variabele en reputatie als

afhankelijke variabele is significant, F(1,173) = 57,99, p < 0,001. Het regressiemodel is dus bruikbaar om de relatie tussen MVO-activiteiten en de reputatie van sportverenigingen te voorspellen. De voorspelling is zwak: MVO-activiteiten verklaren 25 procent van de variantie in reputatie (R2 = 0,25). MVO-activiteiten, b* = 0,50, t = 7,62, p < 0,001, 95% CI [0,46, 0,78], hebben een significant sterk positief verband met de reputatie van sportverenigingen. Hoe meer MVO-activiteiten de vereniging onderneemt, hoe beter de reputatie van de vereniging is. Wanneer gecontroleerd werd op de variabelen geslacht, opleiding, leeftijd en inwoneraantal

(17)

bleven de resultaten onveranderd. Hypothese 1 kan dus op basis van de resultaten worden aangenomen.

Vervolgens is om hypothese 2, a) Gezondheid & Veiligheid, c) Milieu, d)Participatie,

en e) Filantropie hebben een positieve invloed op de reputatie van sportverenigingen en

hypothese 3, a) Gezondheid & veiligheid hebben het grootste effect op de reputatie van

sportverenigingen en e) Filantropie heeft het kleinste effect op de reputatie van

sportverenigingen, te toetsen een meervoudige lineaire regressieanalyse uitgevoerd. Het

regressiemodel met milieu, participatie, filantropie en gezondheid & veiligheid als onafhankelijke variabelen en reputatie als afhankelijke variabele is significant F(4,125) = 17,36, p < 0,001 (zie Tabel 3). Het regressiemodel is dus bruikbaar om de invloed van de MVO-domeinen op de reputatie van sportverenigingen te voorspellen. De voorspelling is redelijk: MVO-domeinen verklaren 36 procent van de variantie in de reputatie van

sportverenigingen (R2 = 0,36). Participatieactiviteiten, b* = 0,19, t = 2,46, p = 0,015, 95% CI [0,05, 0,41], hebben een significant zwak positief verband met de reputatie van

sportverenigingen. Hoe meer participatieactiviteiten de vereniging onderneemt, hoe beter de reputatie van de vereniging is. Gezondheids- en veiligheidsactiviteiten, b* = 0,49, t = 5,24, p < 0,001, 95% CI [0,29, 0,63], hebben een significant redelijk positief verband met de

reputatie van sportverenigingen. Hoe meer activiteiten op het gebied van gezondheid en veiligheid de vereniging onderneemt, hoe beter de reputatie van de vereniging is. De domeinen Milieu en Filantropie waren niet significant en hebben dus geen relatie met de reputatie van verenigingen. Wanneer gecontroleerd werd op de variabelen geslacht, opleiding, leeftijd en inwoneraantal bleven de resultaten onveranderd. Hypothese 2 en 3 kunnen dus gedeeltelijk worden aangenomen. De domeinen Participatie en Gezondheid & Veiligheid hebben beide een positief effect op de reputatie van verenigingen. Hiervan heeft het domein Gezondheid & Veiligheid de sterkste relatie met de reputatie van verenigingen. Activiteiten op het gebied van milieu en filantropie hebben geen relatie met de reputatie van verenigingen.

(18)

Tabel 3

De invloed van MVO-activiteiten en MVO-domeinen op de reputatie van sportverenigingen.

b* p t

Model 1: Invloed van MVO op reputatie. N = 175. F(1, 173) = 57,99, p < 0,001 (R2 = 0,25).

MVO 0,50 < 0,001 0,25

Model 2: Invloed van MVO-domeinen op reputatie. N = 130. F(4,125) = 17,36, p < 0,001. (R2 = 0,36).

Filantropie Milieu Participatie

Gezondheid & Veiligheid

- 0,04 - 0,04 0,19 0,49 0,453 (n.s.) 0,493 (n.s.) < 0,015 < 0,001 0,75 - 0,06 0,36 0,36 *De variabelen zijn gecontroleerd op de variabelen geslacht, opleiding, leeftijd en inwoneraantal

Moderatie-analyses

Om hypothese 4, MVO-activiteiten hebben een grotere positieve invloed op de reputatie van

sportverenigingen wanneer men meer waarde hecht aan MVO, te toetsen is een meervoudige

lineaire regressieanalyse met interactie uitgevoerd. Het regressiemodel met MVO-activiteiten als onafhankelijke variabele, reputatie als afhankelijke variabele en MVO-belang als

moderator is significant F(3,171) = 19,15, p < 0,001. Het regressiemodel is dus bruikbaar om te voorspellen wat de invloed is van MVO-belang op de relatie tussen MVO-activiteiten en de reputatie van sportverenigingen. De voorspelling is zwak: MVO-belang verklaart 25 procent van de variantie in de relatie tussen MVO-activiteiten en reputatie (R2 = 0,25). Het interactie-effect is niet significant. MVO-belang heeft dus geen significante invloed op de relatie tussen MVO-activiteiten en reputatie. Het hoofdeffect van MVO-belang was eveneens niet

significant. Het hoofdeffect MVO-activiteiten was wel significant. MVO-activiteiten, b* = 0,51, t = 7,02, p < 0,001, 95% CI [0,19, 0,34] hebben een significant sterk positief verband met reputatie van sportverenigingen. Hoe meer activiteiten de vereniging onderneemt op het gebied van MVO, hoe beter de reputatie is. Wanneer gecontroleerd werd op de variabelen geslacht, opleiding, leeftijd en inwoneraantal, bleven de resultaten onveranderd. Er kan dus geconcludeerd worden dat hypothese 4 verworpen moet worden.

(19)

Tabel 4

De invloed van MVO-belang op de relatie tussen MVO-activiteiten en reputatie.

Model 3: Invloed van MVO-belang op de relatie tussen MVO-activiteiten en reputatie. N=175. F(3,171)=19,15,

p < 0,001. (R2 = 0,25).

b* t p

Belang*activiteiten - 0,08 - 0,05 0,963 (n.s.)

MVO-belang 0,06 0,03 0,973 (n.s.)

MVO-activiteiten 0,51 7,02 < 0,001

* De variabelen zijn gecontroleerd op de variabelen geslacht, opleiding, leeftijd en inwoneraantal

Als laatste werd hypothese 5, a) Gezondheid & veiligheid, b) Milieu, c) Participatie en d)

Filantropie hebben een grotere positievere invloed op de reputatie van sportverenigingen wanneer men meer waarde hecht aan het domein, getoetst. Hiervoor is een meervoudige

lineaire regressieanalyse met interactie-effect uitgevoerd. Het regressiemodel met

milieuactiviteiten als onafhankelijke variabele, reputatie als afhankelijke variabele en MVO-belang als interactie-effect is niet significant F(3,114) = 1,94, p = 0, 127. Het MVO-belang dat men hecht aan milieuactiviteiten heeft dus geen invloed op de relatie tussen de milieuactiviteiten van een vereniging en de reputatie van een vereniging (zie Tabel 5).

Het regressiemodel met participatieactiviteiten als onafhankelijke variabele, reputatie als afhankelijke variabele en participatiebelang als interactie-effect is significant F(3,150) = 7,38, p < 0,001. Het regressiemodel is dus bruikbaar om te voorspellen wat de invloed is van MVO-belang op de relatie tussen activiteiten op het gebied van participatie en de reputatie van sportverenigingen. De voorspelling is zwak: participatiebelang verklaart 13 procent van de variantie in de relatie tussen participatieactiviteiten en reputatie (R2 = 0,13). Het interactie-effect en het hoofdinteractie-effect participatiebelang zijn niet significant. Het belang dat men hecht aan participatie heeft dus geen invloed op de relatie tussen de activiteiten die een vereniging onderneemt op het gebied van participatie en de reputatie van een vereniging. Het hoofdeffect participatieactiviteiten is wel significant. Participatieactiviteiten, b* = 0,26, t = 2,98, p = 0,049, 95% CI [0,05, 0,24], hebben een significant zwak positief verband met de reputatie van sportverenigingen. Hoe meer activiteiten de vereniging onderneemt op het gebied van

participatie, hoe beter de reputatie is (zie Tabel 5).

Het regressiemodel met filantropieactiviteiten als onafhankelijke variabele, reputatie als afhankelijke variabele en filantropiebelang als interactie-effect is significant F(3,148) = 7,75, p < 0,001. Het regressiemodel is dus bruikbaar om te voorspellen wat de invloed is van filantropiebelang op de relatie tussen activiteiten op het gebied van filantropie en de reputatie

(20)

van sportverenigingen. De voorspelling is zwak: filantropiebelang verklaart 14 procent van de variantie in de relatie tussen filantropieactiviteiten en reputatie (R2 = 0,14). Het interactie-effect en het hoofd-interactie-effect filantropiebelang zijn beide niet significant. Het belang dat men hecht aan filantropie heeft dus geen invloed op de relatie tussen de activiteiten die een vereniging onderneemt op het gebied van filantropie en de reputatie van een vereniging. Het hoofdeffect filantropieactiviteiten is wel significant. Filantropieactiviteiten, b* = 0,29, t = 3,79, p < 0,001, 95% CI [0,07, 0,22], hebben een significant zwak positief verband met reputatie van sportverenigingen. Hoe meer activiteiten de vereniging onderneemt op het gebied van filantropie, hoe beter de reputatie is (zie Tabel 5).

Het regressiemodel met gezondheids- en veiligheidsactiviteiten als onafhankelijke variabele, reputatie als afhankelijke variabele en MVO-belang als interactie-effect is significant F(3,150) = 20,83, p < 0,001. Het regressiemodel is dus bruikbaar om te voorspellen wat de invloed is van gezondheids- en veiligheidsbelang op de relatie tussen activiteiten op het gebied van gezondheid en veiligheid en reputatie. De voorspelling is zwak: Gezondheids- en veiligheidsbelang verklaart 29 procent van de variantie in de relatie tussen gezondheids- en veiligheidsactiviteiten en reputatie (R2 = 0,29). Het interactie-effect en het hoofdeffect gezondheids- en veiligheidsbelang zijn beide niet significant. Het belang dat men hecht aan gezondheid en veiligheid heeft dus geen invloed op de relatie tussen de activiteiten die een vereniging onderneemt op het gebied van gezondheid en veiligheid en de reputatie van een vereniging. Het hoofdeffect gezondheids- en veiligheidsactiviteiten is wel significant. Gezondheids- en veiligheidsactiviteiten, b* = 0,52, t = 7,15, p < 0,001, 95% CI [0,20, 0,35], hebben een significant sterk positief verband met reputatie van sportverenigingen. Hoe meer activiteiten de vereniging onderneemt op het gebied van gezondheid en veiligheid, hoe beter de reputatie is (zie Tabel 5). Alle regressiemodellen zijn gecontroleerd op de variabelen geslacht, opleiding, leeftijd en inwoneraantal. Na deze controle bleven de resultaten onveranderd. Hypothese 5 kan dus op basis van de resultaten niet worden aangenomen.

(21)

Tabel 5

Invloed van MVO-belang (per domein) op de relatie tussen MVO-activiteiten (per domein) en reputatie.

b* t p

Model 3: De invloed van milieubelang op de relatie tussen MVO-activiteiten en reputatie. N=118 F(3,114) = 1,94, p = 0, 127 (n.s.). (R2 = 0,05).

Model 4: De invloed van participatiebelang op de relatie tussen participatieactiviteiten en reputatie. N = 154. F(150,3)=7,38, p <0,001. (R2 = 0,13). Participatieactiviteiten 0,26 2,98 0,003 Participatiebelang - 0, 20 - 0,20 0,844 Participatieactiviteiten* participatiebelang 0,38 0,38 0,706

Model 5: De invloed van filantropiebelang op de relatie tussen filantropieactiviteiten en reputatie. N= 152. F(3,148), p < 0,001. (R2 = 0,14). Filantropieactiviteiten 0,29 3,79 < 0,001 Filantropiebelang 0,60 1,12 0,263 Filantropieactiviteiten* Filantropiebelang - 0,43 - 0,81 0,421

Model 6: De invloed van gezondheids- en veiligheidsbelang op de relatie tussen gezondheids- en veiligheidsactiviteiten en reputatie. N=154. F(3,150) = 20,83, p < 0,001. (R2 = 0,29). Gezondheids- en veiligheidsactiviteiten 0,04 7,15 < 0,001 Gezondheids- en veiligheidsbelang 0,29 - 1,66 0,100 Gezondheids- en veiligheidsactiviteiten* Gezondheids- en veiligheidsbelang 0,07 1,70 0,092

* De variabelen zijn gecontroleerd op de variabelen geslacht, opleiding, leeftijd en inwoneraantal

Loyaliteit, vertrouwen en intenties om te blijven

Eveneens is gekeken naar de invloed van reputatie op loyaliteit, vertrouwen en intenties. Het regressiemodel met reputatie als onafhankelijke variabele en loyaliteit als afhankelijke variabele is significant, F(1,173) = 27,37, p < 0,001. Het regressiemodel is dus bruikbaar om de invloed van reputatie op loyaliteit te voorspellen. De voorspelling is redelijk: Reputatie verklaart 33 procent van de variantie in loyaliteit(R2 = 0,33). Reputatie, b* = 0,58, t = 9,24, p < 0,001, 95% CI [0,60, 0,93], heeft een significant sterk positief verband met loyaliteit. Hoe beter de reputatie van de vereniging is, hoe loyaler de leden aan de vereniging zijn.

(22)

Het regressiemodel met reputatie als onafhankelijke variabele en vertrouwen als afhankelijke variabele is significant, F(1,173) = 41,75, p < 0,001. Het regressiemodel is dus bruikbaar om de invloed van reputatie op vertrouwen te voorspellen. De voorspelling is sterk: Reputatie verklaart 56 procent van de variantie in vertrouwen(R2 = 0,56). Reputatie, b* = 0,75, t = 14,74, p < 0,001, 95% CI [0,82, 1,07], heeft een significant sterk positief verband met het vertrouwen in de vereniging. Hoe beter de reputatie van de vereniging is, hoe meer vertrouwen de leden in de vereniging hebben.

Het regressiemodel met reputatie als onafhankelijke variabele en intenties als afhankelijke variabele is significant, F(1,173) = 68,50, p < 0,001. Het regressiemodel is dus bruikbaar om de invloed van reputatie op intenties te voorspellen. De voorspelling is zwak: Reputatie verklaart 28 procent van de variantie in loyaliteit(R2 = 0,28). Reputatie, b* = 0,53, t = 8,28, p < 0,001, 95% CI [0,49, 0,80], heeft een significant sterk positief verband met het vertrouwen in de vereniging. Hoe beter de reputatie van de vereniging is, hoe meer intenties de leden hebben om te blijven.

Er kan dus geconcludeerd worden dat de MVO-activiteiten die een vereniging onderneemt van invloed zijn op de loyaliteit en het vertrouwen in de vereniging en de intenties om lid te blijven van de vereniging, maar dat dit effect gemedieerd wordt door reputatie. De MVO-activiteiten die een vereniging onderneemt zijn dus indirect van invloed op loyaliteit, vertrouwen en intenties.

(23)

Conclusie & Discussie

Conclusie

Uit de resultaten blijkt dat atletiekverenigingen in de ogen van hun leden veel doen aan MVO-activiteiten. MVO is dus niet langer meer een beleidsvoornemen, maar wordt ook echt gerealiseerd in de praktijk. De verenigingen besteden het meeste aandacht aan filantropie- en participatieactiviteiten, zoals het doneren van geld aan goede doelen en het beschikbaar maken van de vereniging voor alle lagen van de samenleving. Leden zouden het zelf echter belangrijker vinden als er meer aandacht besteed wordt aan gezondheids- en

veiligheidsactiviteiten zoals blessurepreventie en gezonde voeding in kantines. Op dit gebied is dus nog veel te behalen voor sportverenigingen. Sportverenigingen kunnen hierin

ondersteuning verwachten van NOC*NSF en bonden die sportparticipatie en veiligheid hoog op de agenda hebben staan. Zo beschrijft de NOC*NSF op haar website: “NOC*NSF werkt

samen met de sportbonden aan het verder versterken van de georganiseerde sport met als doel het aantal mensen dat wekelijks sport te vergroten en het sportaanbod op maat te vergroten” (NOC*NSF, 2016).

Daarnaast blijkt dat de activiteiten die de vereniging onderneemt op het gebied van MVO, zoals het gezonder maken van de kantines, afvalscheiding, aandacht voor

blessurepreventie en een veilige sportomgeving, een positieve relatie hebben met de reputatie van de vereniging. Hoe meer MVO-activiteiten de vereniging onderneemt, hoe positiever de reputatie. Deze resultaten komen overeen met het onderzoek van Walker en Kent (2005), waaruit bleek dat MVO-activiteiten bij sportteams een positieve relatie hebben met de gepercipieerde reputatie van de sportorganisatie. Eveneens komen deze resultaten overeen met reeds bestaande bedrijfsliteratuur over de relatie tussen MVO en reputatie (Minor & Morgan, 2011; Lii & Lee; 2012; Siltaoja, 2006; Fombrun, 2005; Perez, 2015).

Vervolgens zorgen MVO-activiteiten indirect voor meer loyaliteit en vertrouwen in de vereniging en hebben leden hogere intenties om lid te blijven bij de vereniging. De resultaten komen dus overeen met eerder onderzoek van Du, Bhattacharya en Sen (2010), die eveneens stelden dat MVO een positieve relatie heeft met reputatie, loyaliteit, vertrouwen en intenties om te blijven. Sportverenigingen en bedrijven blijken dus niet veel van elkaar te verschillen op het gebied van MVO en de invloed daarvan op reputatie, vertrouwen, loyaliteit en intenties om bij de vereniging te blijven. Deze conclusie werd ook al eerder getrokken in het onderzoek van Smith en Westerbeek (2007).Het is interessant dat verenigingen en bedrijven

(24)

overeenkomen op dit gebied, ook al hebben ze een totaal andere bedrijfsstructuur en doelstellingen, omdat er op deze manier meer kennis vrijkomt voor sportverenigingen en instellingen op het gebied van MVO.

Daarnaast blijkt dat niet alle MVO-domeinen in dezelfde mate relevant zijn voor verenigingen. Zo zijn alleen de domeinen Gezondheid & Veiligheid en Participatie relevant om in te zetten, waarvan het domein Gezondheid & Veiligheid het belangrijkste is voor de reputatie van sportverenigingen.

Dit resultaat komt overeen met de verwachting dat Gezondheid & Veiligheid het belangrijkste domein is, omdat alle acties van personen terug zijn te leiden naar eigenbelang (Hemingway & Maclagan, 2004). Psychologisch egoïsme blijkt dus een belangrijke

verklaring te zijn voor de positieve relatie tussen het domein Gezondheid & Veiligheid en de reputatie van sportverenigingen. Filantropie- en milieuactiviteiten leveren niet direct

voordelen op voor de leden van sportverenigingen, en kunnen hierdoor als minder belangrijk worden beschouwd.

Een andere verklaring is dat alleen sporters zijn ondervraagd die een individuele sport beoefenen en wellicht ook meer waarde hechten aan de domeinen die iets opleveren voor zichzelf, zoals het verbeteren van de gezondheid en veiligheid. Hoewel er geen directe bewijzen zijn gevonden in de literatuur, wordt deze verklaring gebaseerd op de

individualistische waarden van Hofsteden (Gundlach, Ziynuska & Stoner, 2006). Hij stelt namelijk dat individualisten meer zijn gericht op persoonlijke prestaties en erg worden

gemotiveerd door tegenstand, individuele beloningen en herkenning en vaak bereid zijn om er extra energie in te stoppen zodat ze persoonlijke doelstellingen kunnen behalen (Gundlach, Ziynuska & Stoner, 2006). Doordat activiteiten op het gebied van gezondheid en veiligheid meer opleveren voor het individu, wordt er verwacht dat zij ook meer invloed zullen hebben op het beeld dat men heeft van de vereniging.

Eveneens komt dit resultaat overeen met het onderzoek van Brammer en Millington (2005). Zij stellen namelijk in hun onderzoek dat filantropie alleen positieve invloed heeft op de reputatie van bedrijven die schade aanrichten aan hun omgeving zoals in de alcohol- en tabaksindustrie.

Daarnaast betreffen de resultaten de perceptie van de leden over de activiteiten van sportverenigingen. Het is ook mogelijk dat sportverenigingen wel aan bepaalde activiteiten doen, maar dit niet communiceren. In dit geval kunnen MVO-activiteiten ook geen invloed hebben op de reputatie. Het zou dus voor vervolgonderzoek interessant zijn als er een

(25)

inhoudsanalyse gedaan zou worden in combinatie met interviews naar de daadwerkelijke MVO-activiteiten van verenigingen.

Vervolgens blijkt dat het belang dat men hecht aan MVO niet van invloed is op de relatie tussen de MVO-activiteiten van de vereniging en de reputatie. Het maakt dus niet uit of men MVO heel belangrijk vindt of niet. Dit is mogelijk te verklaren doordat er weinig

spreiding te vinden is in het belang dat men hecht aan MVO (M=3,25, SD=0,42). Het is dus mogelijk dat het belang dat men hecht aan MVO niet van invloed is doordat de meeste mensen geen duidelijke mening hebben, omdat MVO-activiteiten nooit als slecht beoordeeld zullen worden. Daarnaast zou het uitblijven van het effect van MVO-belang verklaard kunnen worden door de vraagstelling. Wanneer respondenten een dilemma voorgelegd zouden krijgen zoals bijvoorbeeld, “Wat vind je belangrijker een hoge kwaliteit van de trainingen of aandacht voor blessurepreventie?”, dan zouden de resultaten wellicht anders zijn. Door deze manier van vragen stellen zijn de respondenten verplicht prioriteiten te stellen. In de huidige

vragenlijst was dit niet het geval en konden de respondenten alles omschrijven als belangrijk. Daarnaast kan het ontbreken van een effect van MVO-belang juist ook voordelen opleveren voor sportverenigingen. Het maakt namelijk niet uit waar leden belang aan hechten en dus hoeven sportverenigingen hier ook geen rekening mee te houden.

De onderzoeksvraag, wat is de invloed van maatschappelijk verantwoord ondernemen

op de reputatie van sportverenigingen en wat is hierbij de rol van MVO belang, kan

beantwoord worden. Maatschappelijk verantwoord ondernemen, met als belangrijkste domein Gezondheid & Veiligheid en Participatie, heeft een positief effect op de reputatie van

sportverenigingen, maar belang heeft geen invloed op de relatie tussen MVO-activiteiten en de reputatie van sportverenigingen. Dit biedt perspectief voor verenigingen wanneer zij hun reputatie willen verbeteren en variabelen zoals vertrouwen, loyaliteit en intenties om lid te blijven willen versterken.

Implicaties voor verenigingen

Voor verenigingen is het dus interessant om zich te focussen op MVO-activiteiten als zij hun reputatie willen verbeteren. Zij kunnen zich het beste focussen op het domein Gezondheid & Veiligheid en vervolgens ook op het domein Participatie. Voorbeelden van activiteiten zijn: Gezonde voeding in kantines, blessurepreventie, anti-pestprogramma’s, een veilige

sportomgeving en de mogelijkheden tot sporten voor ieder individu in de samenleving vergroten. Op de website van een veilig sportklimaat zijn best practices weergeven van verenigingen die werken aan een veiligere sportomgeving (Veilig sportklimaat, 2016). Dit wil

(26)

echter niet betekenen dat verenigingen zich alleen moeten focussen op deze twee domeinen. Deze domeinen hebben namelijk de sterkste relatie met de reputatie van sportverenigingen, maar wellicht dat verenigingen zich toch ook moeten focussen op de domeinen Milieu en Filantropie, omdat dit ethisch en moreel juist is (Caroll, 1991).

Daarnaast vergroten de domeinen niet alleen de reputatie van sportverenigingen, maar ook de loyaliteit, het vertrouwen en de intenties om te blijven. Met een groeiende concurrentie en een groeiend aantal sporters zijn dit relevante variabelen om te verbeteren (NOC*NSF, 2016). Eveneens is het belangrijk om te communiceren over de MVO-activiteiten van een vereniging. Wanneer leden niet op de hoogte zijn van MVO-activiteiten, kunnen zij dit ook niet meenemen in hun mening over de vereniging. Verenigingen kunnen MVO-activiteiten bijvoorbeeld communiceren door middel van nieuwsitems te plaatsen in de nieuwsbrief, website en social media. Daarnaast zijn deze resultaten voor bonden en overheidsinstellingen als NOC*NSF interessant, omdat zij zo gerichter advies kunnen geven aan sportverenigingen op het gebied van MVO.

Discussie

Op de methodologie van het onderzoek zijn drie punten aan te merken, namelijk de generaliseerbaarheid, de causaliteit en de vragenlijst.

Allereerst de generaliseerbaarheid. In dit onderzoek is alleen gebruik gemaakt van Nederlanders die lid zijn van een atletiekvereniging. Dit onderzoek gaat dus alleen in op leden en niet op externe stakeholders en mogelijk toekomstige leden. Het zou dan ook interessant zijn voor vervolgonderzoek om te bekijken of de MVO-activiteiten van een sportvereniging ook zichtbaar zijn voor externe stakeholders en niet-leden en of MVO-activiteiten een positieve relatie hebben met de reputatie van sportverenigingen.

Daarnaast zou interessant zijn om te kijken in hoeverre deze resultaten te vergelijken zijn in verschillende werelddelen en landen. Uit het onderzoek van Kim en Kim (2009) is al aangetoond dat Hofstede’s culturele dimensies significant van invloed zijn op de attitudes van PR-managers op MVO.Wanneer deze dimensies ook een rol spelen bij sportverenigingen, kan dit de toepasbaarheid van MVO bij sportvereniging vergroten. Eveneens kwam het grootste gedeelte van de respondenten uit Amsterdam (78 procent). Het is daarom ook relevant om in Nederland verschillende gebieden en steden/dorpen met elkaar te vergelijken. Dit is relevant, omdat ik verwacht dat er in grote steden zoals Amsterdam meer aan MVO wordt gedaan en mensen er meer waarde aan hechten dan in dorpen. Om verschillen in

(27)

MVO-grootte van de organisatie. Hieruit blijkt dat de MVO-grootte van het bedrijf niet van invloed is op de MVO-activiteiten die zij ondernemen (Blombäck & Wigren, 2009). Daarnaast is het relevant om niet alleen te focussen op leden van atletiekverenigingen, maar ook om onderzoek te doen onder leden van andere sporten. Dit is relevant, omdat leden van atletiekverenigingen een gemiddeld hoger opleidingsniveau hebben dan de gemiddelde Nederlander (75% HBO of WO). Daarnaast blijkt uit het onderzoek van Boonsma en

Hermens (2011) over de maatschappelijke waarde van sport, dat er verschillen zijn te vinden tussen individuele sporters en teamsporters. Zo hebben individuele sporters een groter gevoel van controle als het gaat om zaken in de persoonlijke sfeer en hebben teamsporters een groter gevoel van controle als het gaat om de relationele sfeer en interpersoonlijke relaties (Boonsma en Hermens, 2011). Het zou dus interessant zijn om te onderzoeken of er ook verschillen zijn te vinden op het gebied van MVO. Deze verschillen tussen individuele sporters en

teamsporters op het gebied van MVO zijn interessant om verder te onderzoeken, omdat dit nog nooit is onderzocht, het wellicht belangrijke verschillen kan opleveren en de

toepasbaarheid hierdoor enorm kan groeien binnen verenigingen. Er kan dus geconcludeerd worden dat er in vervolgonderzoek rekening gehouden kan worden met verschil in

werelddeel, land, regio, inwoneraantal, teamsport of individuele sport, soort sport, opleidingsniveau en leden en niet-leden.

Als tweede zijn er punten aan te merken op de causaliteit van het onderzoek. Er kan namelijk door middel van dit onderzoek geen causaal verband aangetoond worden tussen MVO-activiteiten en reputatie. Het kan dus ook mogelijk zijn dat verenigingen met een betere reputatie zich genoodzaakt voelen om meer aan MVO te doen. Om de richting van het

verband vast te stellen zou er een quasi-experimenteel of een longitudinaal onderzoek gedaan moeten worden.

Als laatste zijn er een aantal punten die verbeterd kunnen worden op het gebied van de vragenlijst. Wanneer er namelijk rekening gehouden wordt met het verschil tussen

teamsporten en individuele sporten is het wellicht relevant om de schaal van Kokko (2010) over veiligheid en gezondheid te splitsen. Uit het onderzoek van Henke en Luig (2012) blijkt namelijk dat de kans op blessures bij teamsporten groter is dan bij individuele sporten. Hierdoor is veiligheid wellicht relevanter voor teamsporters dan voor individuele sporters. Daarnaast heeft maar 58 procent van de respondenten de vragenlijst volledig ingevuld. Om dit de volgende keer te voorkomen is het belangrijk om rekening te houden met de

moeilijkheidsgraad van de vragen en de uitleg over de relevantie voor het onderzoek. Wanneer men namelijk de relevantie begrijpt zullen zij wellicht eerder bereid zijn om de

(28)

vragenlijst volledig in te vullen. Daarnaast is er in dit onderzoek gebruik gemaakt van de volledige CBR-schaal en is het aan te raden om in vervolgonderzoek de verkorte versie van de CBR-schaal te gebruiken, zodat de vragenlijst minder lang is. Ook blijkt dat het belang dat men hecht aan MVO geen invloed heeft op de relatie tussen MVO activiteiten en de reputatie. Een andere variabele die deze relatie wellicht kan beïnvloeden is betrokkenheid. Een schaal die hiervoor gebruikt kan worden is die van Mowday et al., (1982).

Er kan dus geconcludeerd worden dat sportverenigingen niet alleen

beleidsvoornemens hebben op het gebied van MVO, maar dat zij ook daadwerkelijk MVO-activiteiten inzetten. Deze MVO-MVO-activiteiten hebben een positieve relatie met reputatie, loyaliteit, vertrouwen en intenties om bij de vereniging te blijven. Waarvan de domeinen die voordelen opleveren voor het individu het belangrijkst worden bevonden. Dit onderzoek biedt dus een grote bijdrage voor sturing aan het beleid voor sportverenigingen en is een goed startpunt voor vervolgonderzoek.

(29)

Literatuurlijst

Bhattacharya, C. B., & Sen, S. (2004). Doing better at doing good: When, why, and how consumers respond to corporate social initiatives. California management review, 47(1), 9-24.

Blombäck, A., & Wigren, C. (2009). Challenging the importance of size as determinant for CSR activities. Management of Environmental Quality: An International Journal, 20(3), 255-270.

Boonstra, N., & Hermens, N. (2011). De maatschappelijke waarde van sport. Een

literatuurreview naar de inverdieneffecten van sport [The societal value of sport. A literature review to the beneficial budgetary effects of sport]. Utrecht: Verwey‐ Jonker Instituut.

Burgoon, M., Hunsaker, F. G., & Dawson, E. J. (1994). Approaches to gaining compliance.

Human Communication, 203-17.

Burke, L., & Logsdon, J. M. (1996). How corporate social responsibility pays off. Long range

planning, 29(4), 495-502.

Brammer, S., & Millington, A. (2005). Corporate reputation and philanthropy: An empirical analysis. Journal of Business Ethics, 61(1), 29-44.

Carroll, A. B. (1991). The pyramid of corporate social responsibility: Toward the moral management of organizational stakeholders. Business horizons, 34(4), 39-48.

Deephouse, D. L. (2000). Media reputation as a strategic resource: An integration of mass communication and resource-based theories. Journal of management, 26(6), 1091-1112.

Du, S., Bhattacharya, C. B., & Sen, S. (2010). Maximizing business returns to corporate social responsibility (CSR): The role of CSR communication. International Journal of

(30)

Elling, A., Knoppers, A., & de Knop, P. (2001). The social integrative meaning of sport: A critical and comparative analysis of policy and practice in the Netherlands. Sociology of Sport

Journal, 18(4), 414-434.

Esen, E. (2013). The influence of corporate social responsibility (CSR) activities on building corporate reputation. Advances in Sustainability and Environmental Justice, 11, 133-150.

Fombrun, C. J. (2005). A world of reputation research, analysis and thinking—building corporate reputation through CSR initiatives: evolving standards. Corporate Reputation

Review, 8(1), 7-12.

Fombrun, C. J. (1998). Indices of corporate reputation: An analysis of media rankings and social monitors' ratings. Corporate reputation review, 1(4), 327-340.

Fombrun, C. J. (1996). Reputation. John Wiley & Sons, Ltd.

Godfrey, P. C. (2005). The relationship between corporate philanthropy and shareholder wealth: A risk management perspective. Academy of management review, 30(4), 777-798.

Gotsi, M., & Wilson, A. M. (2001). Corporate reputation: seeking a definition. Corporate

Communications: An International Journal, 6(1), 24-30.

Gundlach, M., Zivnuska, S., & Stoner, J. (2006). Understanding the relationship between individualism–collectivism and team performance through an integration of social identity theory and the social relations model. Human Relations, 59(12), 1603-1632.

Hemingway, C. A., & Maclagan, P. W. (2004). Managers' personal values as drivers of corporate social responsibility. Journal of Business Ethics, 50(1), 33-44.

Henke, T., & Luig, P. (2012). Safety in Sports.

(31)

Kim, Y., & Kim, S. Y. (2010). The influence of cultural values on perceptions of corporate social responsibility: Application of Hofstede’s dimensions to Korean public relations practitioners. Journal of Business Ethics, 91(4), 485-500.

Kokko, S. (2010). Health promoting sports club: youth sports clubs' health promotion

profiles, guidance, and associated coaching practice, in Finland. Jyväskylän yliopisto.

Lii, Y. S., & Lee, M. (2012). Doing right leads to doing well: When the type of CSR and reputation interact to affect consumer evaluations of the firm. Journal of Business Ethics,

105(1), 69-81.

Maurice, P., Lavoie, M., Laflamme, L., Svanström, L., Romer, C., & Anderson, R. (2001). Safety and safety promotion: definitions for operational developments. Injury Control and

Safety Promotion, 8(4), 237-240.

Minor, D., & Morgan, J. (2011). CSR as reputation insurance: Primum non nocere. California

Management Review, 53(3), 40-59.

Mohr, L. A., & Webb, D. J. (2005). The effects of corporate social responsibility and price on consumer responses. Journal of Consumer Affairs, 39(1), 121-147.

Mowday, R. T., Porter, L. W., & Steers, R. (1982). Organizational linkage: the psychology of commitment, absenteeism and turnover. New York, NY.: Academic Press. NHS Information

centre (2008). Statistics/Data Collections-Prescriptions, available from www. ic. nhs. uk. Accessed, 10(3), 2008.

MVV Nederland (2016). MVV Nederland Maatschappij en Organisatie Innovator. Geraadpleegd op 10 april 2016, van http://mvvnederland.nl

NOC*NSF (2016). Sport en maatschappij. Geraadpleegd op 10 juni 2016, van

http://www.nocnsf.nl/cms/showpage.aspx?id=2467

NOC*NSF (2015). Ledental NOC*NSF over 2014. Geraadpleegd op 3 april 2016, van

(32)

Nutbeam, D. (1998). Health promotion glossary1. Health promotion international, 13(4).

Öberseder, M., Schlegelmilch, B. B., & Gruber, V. (2011). “Why don’t consumers care about CSR?”: A qualitative study exploring the role of CSR in consumption decisions. Journal of

Business Ethics, 104(4), 449-460.

Pérez, A. (2015). Corporate reputation and CSR reporting to stakeholders: Gaps in the literature and future lines of research. Corporate Communications: An International Journal,

20(1), 11-29.

Petty, R. E., & Cacioppo, J. T. (1986). The elaboration likelihood model of persuasion (pp. 1-24). Springer New York.

Shafer, W. E., Fukukawa, K., & Lee, G. M. (2007). Values and the perceived importance of ethics and social responsibility: The US versus China. Journal of Business Ethics, 70(3), 265-284.

Siltaoja, M. E. (2006). Value priorities as combining core factors between CSR and reputation–a qualitative study. Journal of Business Ethics, 68(1), 91-111.

Smith, A. C., & Westerbeek, H. M. (2007). Sport as a vehicle for deploying corporate social responsibility. Journal of Corporate Citizenship, 25(1), 43-54.

Sport en Strategie (2015). Vacatures in de sport bij KNHB, Badminton Nederland en KNVB. Geraadpleegd op 7 april 2016, van

http://www.sportenstrategie.nl/2015/sportmanagement/vrijwilligersarbeid/vacatures-in-de-sport-bij-knhb-badminton-nederland-en-knvb/

Taylor, C. R., Franke, G. R., & Bang, H. K. (2006). Use and effectiveness of billboards: perspectives from selective-perception theory and retail-gravity models. Journal of

Advertising, 35(4), 21-34.

(33)

Van Marrewijk, M. (2003). Concepts and definitions of CSR and corporate sustainability: Between agency and communion. Journal of business ethics, 44(2-3), 95-105.

Vives, A. (2006). Social and environmental responsibility in small and medium enterprises in Latin America. Journal of Corporate Citizenship, 2006(21), 39-50.

Walsh, G., Beatty, S. E., & Shiu, E. M. (2009). The customer-based corporate reputation scale: Replication and short form. Journal of Business Research, 62(10), 924-930.

Walters, G. (2009). Corporate Social Responsibility through Sport. Journal of Corporate

Citizenship, 2009(35), 81-94.

Yoon, Y., Gürhan-Canli, Z., & Schwarz, N. (2006). The effect of corporate social responsibility (CSR) activities on companies with bad reputations. Journal of consumer

(34)

Bijlage 1 – Online Vragenlijst

Hallo,

Wat fijn dat je deel wilt nemen aan dit onderzoek. Dit onderzoek betreft vragen over jouw sportvereniging en maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO).

Doordat jij deelneemt aan dit onderzoek kan jouw sportvereniging uiteindelijk haar reputatie verbeteren en beter inspelen op jouw wensen.

Jouw deelname aan dit onderzoek zal volledig anoniem blijven.

Heel veel plezier bij het invullen van deze vragenlijst en alvast bedankt.

Sportieve groet,

Bregje van Grinsven

_______________

Wat is de naam van je sportvereniging? (Wanneer je lid bent van meerdere sportverenigingen kies dan de vereniging waarbij je de meeste tijd doorbrengt)

Onder een sportvereniging verstaan we alleen verenigingen die bij de Kamer van Koophandel ingeschreven staan als een erkende vereniging. Hieronder verstaan we dus geen

winstgevende bedrijven zoals sportscholen en bootcamp-organisaties.

Welke sport beoefen je? o Voebal o Hockey o Atletiek o Tennis o Zwemmen o Volleybal

(35)

o Sportvisserij o Golf o Gymnastiek o Korfbal o Skien o Schaatsen o Paardrijden o Bridgen

o Watersport (zoals zeilen en surfen) o Anders namelijk..

Wat voor soort sport beoefen je? o Individuele sport o Teamsport o Beide

Hoeveel leden heeft je sportvereniging? (Als je het niet precies weet geef dan een schatting, als je het helemaal niet weet laat het antwoordvlak dan leeg.) (Open)

Hoeveel uur per week sport je bij deze vereniging? (Open)

Hoeveel uur per maand besteed je aan vrijwilligerswerk bij deze vereniging? (Open)

________________________________

Voordat je verder gaat met de vragenlijst is het belangrijk om te weten wat er in dit onderzoek verstaan wordt onder maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Maatschappelijk verantwoord ondernemen, afgekort als MVO, kan omschreven worden

als een concept waarbij bedrijven en verenigingen sociale en omgevingsaspecten opnemen in hun activiteiten en deze communiceren met hun omgeving. Hierbij kun je denken aan

activiteiten die zich richten op gezondheid & veiligheid, het milieu, participatie en

filantropie.

(36)

De vragenlijst bestaat uit vier delen, een gedeelte met vragen over de MVO activiteiten van jouw vereniging, de reputatie van jouw vereniging, het belang dat jij hecht aan MVO en

algemene vragen.

De eerste vragen zullen gaan over de MVO activiteiten van jouw vereniging. Kies steeds per stelling de antwoordmogelijkheid die het meeste van toepassing is op jouw vereniging.

Heel veel succes!

MVO-activiteiten per domein

Milieu Helema al van toepassi ng Van toepassing

Neutraal Niet van toepassing Helemaal niet van toepassing Weet ik niet

Mijn vereniging zet zich in tegen milieuvervuiling.

o o o o o o

Mijn vereniging gebruik gerecyclede producten.

o o o o o o

Mijn vereniging zet zich in voor water- en energiebesparing. o o o o o o Participatie Helema al van toepassi ng Van toepassing

Neutraal Niet van toepassing Helemaal niet van toepassing Weet ik niet

Mijn vereniging is voor ieder individu uit de samenleving toegankelijk.

o o o o o o

Mijn vereniging is

toegankelijk voor mensen met een lichamelijke beperking.

o o o o o o

Mijn vereniging is toegankelijk voor mensen ment een geestelijke beperking.

(37)

toegankelijk voor mensen met een laag inkomen/of mensen die het niet kunnen betalen. Mijn vereniging is

toegankelijk voor kinderen.

o o o o o o Mijn vereniging is toegankelijk voor volwassenen. o o o o o o Mijn vereniging is

toegankelijk voor 65-plussers.

o o o o o o Filantropie Helema al van toepassi ng Van toepassing

Neutraal Niet van toepassing Helemaal niet van toepassing Weet ik niet

Mijn vereniging doneert aan goede doelen.

o o o o o o

Mijn vereniging heeft programma’s voor leden om vrijwilligerswerk te doen.

o o o o o o

Mijn vereniging doneert haar diensten aan mensen die het niet kunnen betalen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In dit onderzoek zijn deze de belangrijkste thema’s voor ziekenhuizen op het gebied van veiligheid, gezondheid en milieu.. •

Omdat het uiteindelijke doel van mijn onderzoek een MVO-beleidsplan voor Hunkemöller is, is het belangrijk goed inzicht te hebben in de begrippen Duurzame Ontwikkeling, Duurzaam

een onbedoelde bijwerking van consumptie of productie die door een ander dan de veroorzaker wordt ervaren....

voor maatschappelijk verantwoord ondernemen (mVO-r) kan worden gemeten. met behulp van deze maatstaf wordt vervolgens voor 2447 ondernemingen uit 29 landen de mVO-reputatie

economische groei. Groei van een organisatie gericht op de toekomst, gericht op volgende generaties die nog zullen volgen. De overheid stimuleert bedrijven en organisaties

Er zijn nog gebieden waar gezocht wordt naar leden die dit werk voor de vereniging willen doen.. Niet alleen in regio’s met een vacature, maar ook gebieden die we graag

Dat betekent dat we ons niet alleen richten op onze eigen uitstoot, maar ook van de CO2-uitstoot in de keten en onze hele sector. Onze eigen uitstoot reduceren we onder andere

Aan de andere kant is binnen het bedrijfsleven zelf meer aan- dacht voor ‘social responsibility’, dat wil zeggen trans- parant en ethisch verantwoord handelen, mede omdat deze