• No results found

De invloed van sociale economische status op de emotionele acculturatie van immigranten in Nederland

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van sociale economische status op de emotionele acculturatie van immigranten in Nederland"

Copied!
30
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Invloed van Sociale Economische Status op de Emotionele Acculturatie van

Immigranten in Nederland

Bachelorscriptie door Shirley van der Wielen, 10837566 Instituut Psychologie, Faculteit Sociale Wetenschappen

Universiteit van Amsterdam Begeleider: Jozefien de Leersnyder

Datum: 02-06-2017 Aantal woorden: 4700

Abstract

In deze studie werd onderzocht (1) of de sociale economische status (SES) van immigranten contact tussen hen en mensen uit de meerderheid beïnvloedt en (2) of dit invloed had op de emotionele acculturatie. Emotionele acculturatie is de verandering in emotie patronen van mensen die zich in een nieuwe cultuur bevinden. Aan het onderzoek namen 90 immigranten en 104 Nederlandse-Nederlanders deel. Alle deelnemers vulden een vragenlijst in. Uit de resultaten daarvan bleek (1) dat immigranten met een hoge SES meer en beter contact hebben met mensen uit het gastland en (2) dat hoge status immigranten ook meer emotioneel accultureerd waren vergeleken met immigranten met een lage SES. Ook bleek dat de kwaliteit van contact een grotere rol speelde dan de kwantiteit van contact. De bevindingen tonen aan dat SES en kwaliteit van contact en in mindere maten kwantiteit van contact belangrijke factoren zijn bij het

(2)

Aan het eind van 2015 bereikte het aantal internationale migranten (personen die in een ander land wonen dan hun geboorteland) wereldwijd 244 miljoen. Dit is een stijging van 41 procent ten opzichte van 2000 (United Nations, 2015). Mensen die naar een ander land migreren met een andere cultuur kunnen mogelijk een misfit ervaren tussen hun eigen emotionele

ervaringen en wat emotioneel verwacht en beloond wordt binnen hun nieuwe sociale omgeving. Dit komt omdat culturen verschillen in hun normen en waarden en die verschillen worden weerspiegeld in de emoties die mensen ervaren en uitdrukken (Tsai & Clobert, 2016). Naarmate mensen langer in contact komen met een andere cultuur en meer sociaal contact hebben met leden uit een ander cultuur kunnen hun emoties veranderen en zullen mensen emotioneel meer op elkaar gaan lijken (De Leersnyder, Mesquita & Kim, 2011). Dit fenomeen heet emotionele acculturatie. Mensen verwerven dus het emotionele patroon van de nieuwe cultuur, zodanig dat hun emoties gaan lijken op de emoties van anderen om hen heen. Deze gelijkheid in emoties tussen mensen wordt emotionele fit genoemd. Emotionele acculturatie is vooral belangrijk omdat het ervaren van cultureel passende patronen van emoties bijdraagt aan psychologisch welzijn en de sociale relaties bevordert (De Leersnyder, Kim & Mesquita, 2015; ​De Leersnyder, Mesquita, Kim, Eom & Choi 2013).

Dat immigranten in contact komen met mensen uit het gastcultuur lijkt dus een cruciale factor voor emotionele acculturatie te zijn die op zijn beurt het welzijn en sociale relaties van immigranten beïnvloedt. Door contact kan men zien wat de waarden en normen zijn in een cultuur en hoe deze weerspiegeld worden in de emoties die worden ervaren. Door te zien welke emoties in bepaalde omstandigheden geaccepteerd zijn en welke emoties niet geaccepteerd zijn maakt het mogelijk voor iemand om zich hieraan aan te passen. Als immigranten niet de

(3)

mogelijkheid krijgen om in contact te komen met mensen uit de gastcultuur, of zelf geen contact nastreven dan zullen hun emotionele patronen zich niet of minder snel aanpassen. De sociale economische status (SES) van immigranten lijkt een invloed te hebben op de mogelijkheid om contact te maken. Immigranten met een hogere SES worden meer blootgesteld aan- en hebben meer mogelijkheden om mee te kunnen doen aan- culturele activiteiten van het gastland 1

vergeleken met immigranten met een lagere SES (Ying, 1996). Het is derhalve van belang om uit te vinden hoe SES het emotionele acculturatieproces precies beïnvloedt en wat de rol van contact hierbij is.

Wetenschappelijk Evidentie voor de Rol van kwantiteit van Contact

Dat contact een voorspeller is van emotionele acculturatie werd aangetoond in een aantal onderzoeken. ​Het onderzoek van De Leersnyder et al., 2011 werd uitgevoerd in België en Amerika. Uit de resultaten bleek dat hoe meer immigranten- minderheden werden blootgesteld aan de culturele context van de meerderheid en hoe meer sociaal contact ze hadden met leden van de meerderheid, hoe hoger hun emotionele fit was met de gastcultuur. Dit geldt voor zowel Koreaans-Amerikanen en Turks-Belgische immigranten. In het onderzoek van Consedine, Chentsova-Dutton en Krivoshekova, 2014 werd er gekeken naar de emotionele acculturatie van geïmmigreerde vrouwen in Amerika. Uit de resultaten bleek hetzelfde fenomeen: hoe langer deelnemers in Amerika hadden gewoond hoe meer emotioneel geaccultureerd zij waren. Dit gold zowel voor emotionele ervaring als voor expressie. Uit beide onderzoeken kwam naar voren dat contact met de meerderheid emotionele acculturatie van immigranten voorspelde. In deze

1De term minderheid wordt gebruikt om te refereren aan een kleine groep mensen die in een land woont en een geheel eigen cultuur (en vaak ook andere taal en gewoontes) heeft. De term meerderheid wordt gebruikt om te refereren aan de groep mensen die, in een land met meerdere culturen, tot de dominante cultuur behoort.

(4)

onderzoeken werd echter enkel gekeken naar de kwantiteit van interculturele interacties en niet naar de kwaliteit ervan.

Wetenschappelijk Evidentie voor de Rol van ​Kwaliteit van Contact

Het is aannemelijk dat de kwaliteit van het contact tussen immigranten en mensen uit de gastcultuur invloed heeft op emotionele acculturatie. De percepties die mensen uit de gastcultuur hebben over immigranten (positief/negatief of bedreigend/niet bedreigend) worden weerspiegeld in de dagelijkse interacties tussen hen (Van Acker, Phalet, De Leersnyder en Mesquita, 2014). Als mensen van de meerderheidsgroep immigranten als bedreigend zien dan zijn zij angstiger en bozer als ze in contact zijn met immigranten. Bovendien zullen zij verschillen tussen hen en immigranten inschatten als eerder vervelend dan verrijkend (Van Acker et al., 2014). De kwaliteit van het contact verschilt dus afhankelijk van al bestaande ideeën over de interactie partner. Hoe de kwaliteit van contact de emotionele acculturatie van immigranten precies beïnvloedt is echter nog onduidelijk.

Sociaal Economische Status

Een belangrijk factor die van invloed is op hoe immigranten worden waargenomen is de SES van die immigranten. Hoge status mensen worden vaak aardiger gevonden, hebben betere relaties met leden van de meerderheidsgroep en hebben meer invloed op de groep en haar leden (Stangor, 2015). Mensen met een lage sociaal economische status daarentegen worden eerder gediscrimineerd (Brewer, 2003). Zo bleek uit onderzoek van Ying (1996) dat immigranten met een lage SES minder sociale steun kregen van de gemeenschap in het gastland. Uit dit

onderzoek kwam ook naar voren dat ​immigranten die geen sociale relaties hebben met mensen van de gastcultuur ook minder gelukkig zijn over hun immigratie. Dat migranten met een lage

(5)

sociale status minder steun en positieve contacten en meer discriminatie ervaren heeft wellicht twee redenen:

Ten eerste: immigranten met een lage sociale status worden als een grotere bedreiging gezien door de leden van de meerderheidsgroep dan migranten met een hoge sociale status. Volgens de sociale identiteitstheorie baseren mensen hun zelfbeeld niet alleen op hun persoonlijke identiteit (eigen karakteristieken en prestaties) maar ook deels op hun sociale identiteit (karakteristieken van de groepen waarvan zij deel uitmaken) (Taijfel & Turner, 1986). Omdat het lidmaatschap van groep belangrijk is voor onze identiteit willen mensen dat hun groep positief afsteekt in vergelijking met andere groepen (Stangor, 2015). Dit leidt tot (temporele) status hiërarchieën. Confrontatie met inferioriteit van de groep veroorzaakt een psychische en fysiologische stressreactie (Taijfel & Turner, 1986). Mensen met een lage sociale status willen die stressreactie reduceren door verandering aan te brengen (hogere status verkrijgen). Het feit dat lage status verandering nastreeft en hoge status juist behoud van de status quo wil (Stangor, 2015) zorgt er voor dat de meerderheid zich meer bedreigd voelt door immigranten met een lagere sociale status en daardoor discriminerend gedrag vertoont tegenover hen.

Ten tweede: juist doordat ze vaker en meer gediscrimineerd worden, zullen lage status immigranten zich meer identificeren met hun ingroup. ​Discriminatie door de outgroep leidt namelijk tot meer identificatie met de ingroup (Ramos, Cassidy, Reicher & Haslam, 2012). Immigranten die gediscrimineerd worden zullen minder contact zoeken met de meerderheid van de ontvangende cultuur. Meerdere onderzoeken tonen aan dat juist positieve contact ervaringen en de perceptie dat immigranten contact zoeken en de gastcultuur proberen te beheersen

(6)

Vanbeselaere, 2010; ​Zagefka​, ​Brown​, ​Broquard​, Martin​, 2007). Het wijst op een soort vicieuze cirkel waarin immigranten met een lage status zitten waardoor ze niet dezelfde mogelijkheden krijgen die immigranten met een hogere sociale status hebben. Het effect van discriminatie leidt ertoe dat immigranten met een lage sociale status minder in contact komen met de gastcultuur en dat de kwaliteit van het contact ook anders is afhankelijk van de sociale status van immigranten. Omdat contact centraal staat voor emotionele acculturatie zullen immigranten met een lage sociale status minder snel emotioneel accultureren dan immigranten met een hoge sociale status.

Uit eerder onderzoek is naar voren gekomen dat emotionele acculturatie een bestaand fenomeen is. Patronen van emoties zijn voor een deel cultureel afhankelijk en naarmate we langer in contact komen met een andere cultuur zullen onze emotionele patronen zich gaan aanpassen (De Leersnyder et al, 2011). In het onderzoek van De Leersnyder et al., 2011 en Consedine et al., 2014 kwam naar voren dat contact met mensen uit de gastcultuur een

voorspellende factor is voor emotionele acculturatie. Bij dit onderzoek kan worden aangetekend dat niet duidelijk is hoe de kwaliteit van het contact tussen immigranten en mensen uit de gastcultuur was. Al bekend is dat er daadwerkelijk een verschil is in kwaliteit van contact tussen immigranten en mensen uit de gastcultuur en dit wordt beïnvloed door de perceptie die men heeft over de interactiepartner (Van Acker et al., 2014). SES lijkt hierbij een belangrijke rol te spelen. Immigranten met een lage SES worden eerder gediscrimineerd en hebben niet dezelfde

mogelijkheden als immigranten met een hoog SES. Deze twee factoren zijn nog niet samen onderzocht. Het is van belang om te onderzoeken wat voor invloed de kwaliteit van contact heeft op emotionele acculturatie en hoe de SES van immigranten hierin een rol speelt. Bovendien zal het belang van zowel kwantiteit als kwaliteit van contact tussen immigranten en de

(7)

meerderheidsgroep duidelijker worden. Als sociale status een bewezen invloed heeft op de kwantiteit en kwaliteit van contact, dan kan deze informatie meegenomen worden in het ontwikkelen van interventies die contact tussen immigranten en mensen uit het gastcultuur bevorderen.

Onderzoek

De vraagstelling van dit onderzoek is​ ​wat voor invloed sociale economische status heeft op het contact tussen immigranten en de meerderheidsgroep en hoe dit het emotionele

acculturatieproces beïnvloedt. Op basis van eerder onderzoek is het aannemelijk dat immigranten met een lage sociale status minder snel emotioneel accultureren dan immigranten met een hoge sociale status: ten eerste omdat het effect van discriminatie ertoe leidt dat immigranten met een lage sociale status minder in contact komen met de gastcultuur en ten tweede omdat de kwaliteit van het contact ook minder is tussen immigranten en de meerderheidsgroep. In dit onderzoek zal de invloed van SES op de emotionele acculturatie van immigranten in Nederland worden

onderzocht. Emotie patronen van immigranten in Nederland zullen vergeleken worden met de emotie patronen van Nederlandse-Nederlanders. Hierbij wordt bezien hoe kwaliteit en kwantiteit van contact tussen immigranten in Nederland en Nederlandse-Nederlanders invloed heeft op hun emotie patronen en hoe SES dit contact beïnvloedt. Dit wordt onderzocht door middel van een vragenlijst die één keer wordt afgenomen.

Onderzoekshypothese

Figuur 1 geeft een overzicht van alle hypotheses van dit onderzoek: (H1) immigranten met een lage sociale status komen minder in contact met de meerderheidsgroep dan immigranten met een hoge sociale status; (H2) de kwaliteit van contact tussen immigranten met een lage

(8)

sociale status en mensen uit de meerderheidsgroep zal minder positief zijn dan de kwaliteit van contact tussen immigranten met een hoog sociaal status en de mensen uit de meerderheidsgroep; (H3) immigranten met een laag sociaal status zullen minder emotioneel accultureerd zijn dan immigranten met een hoge sociale status; (H4) kwantiteit van contact hangt samen met emotionele acculturatie; (H5) kwaliteit van contact hangt samen met emotionele acculturatie; (H6) het effect van SES op emotionele acculturatie wordt gemedieerd door kwaliteit van contact; en (H7) het effect van SES op emotionele acculturatie wordt gemedieerd door kwantiteit van contact.

(9)

Methode Deelnemers

De link naar de vragenlijst is 400 keer aangeklikt waarvan 194 mensen de vragenlijst compleet hebben ingevuld. Daarvan waren 90 immigrant minderheden (71 vrouwen, 18 mannen en 1 onbekend; gemiddelde leeftijd = 20.7 jaar, SD = 2.8) en 104 Nederlandse-Nederlanders (77 vrouwen, 26 mannen en 1 onbekend; gemiddelde leeftijd = 21.2 jaar, SD = 3.3) meegenomen in de analyses. Van de 90 immigranten-minderheden hadden 41 deelnemers een hoge SES en 39 een lage SES en 10 onbekend (zie later hoe SES bepaald werd). Deelnemers waren afkomstig van verschillende MBO scholen, de Vrije Universiteit, de Hogeschool van Amsterdam en de Universiteit van Amsterdam. Deze locaties waren gekozen om hoge en lage sociale economische status verschillen in opleidingsniveau te verkrijgen. Deelnemers met een laag opleidingsniveau werden geworven van MBO scholen en deelnemers met een hoog opleidingsniveau werden geworven van de Hogeschool en universiteiten. Deelnemers werden op verschillende wijzen beloond afhankelijk van de onderwijsinstelling. Voor deelnemers van de MBO’s werd per deelnemende klas en bioscoopbon van 20 euro verloot. Dezelfde beloning gold ook voor deelnemers afkomstig van de VU en de HvA. Deelnemers die studenten waren aan de UvA werden beloond met een proefpersoonpunt.

Materialen

Emotionele acculturatie werd gemeten door de ​Emotional patterns questionnaire​ (EPQ; De Leersnyder et al., 2011). In de EPQ krijgen deelnemers prompts die gedefinieerd worden door valentie (positief of negatief), relatie focus (over je relatie met anderen (​engaging​) of over de persoonlijke (​disengaging​)) en de sociale context (op school). De prompts geven ook een

(10)

aantal emoties aan waarvan verwacht wordt dat die emoties het meest intens ervaren zullen worden in de situatie (bijvoorbeeld je verbonden voelen met anderen of respect voelen voor anderen zijn emotie prompts bij een positieve ​socially engaged​ situatie). Deelnemers omschrijven eerst een situatie vanuit hun eigen recente verleden die bij de prompt past. Vervolgens beoordelen zij de intensiteit van hun emoties in die situatie aan de hand van 37 emotie schalen variërend van 1 (helemaal niet) tot 7 (extreem). Emotionele acculturatie wordt berekend door per cultuur het gemiddelde emotie profiel voor elk type situatie te berekenen en vervolgens de correlatie uit te rekenen tussen het emotie profiel van elk individu en het

gemiddelde culturele emotie profiel voor de desbetreffende situatie. Een hoge correlatie tussen individuele emotie patronen en het gemiddelde emotie patroon van de cultuur geeft aan dat deelnemers een hogere mate van emotionele acculturatie laten zien.

Kwantiteit van contact tussen immigrant-minderheden en Nederlandse-Nederlanders werd gemeten aan de hand van zeven items. Items kunnen beantwoord worden op een zevenpunts likert-schaal variërend van 1 (alleen mensen uit mijn eigen etnische groep b.v. Marokkaanse Nederlanders) tot 7 (alleen Nederlanders). Voorbeeldvragen zijn “op werk heb ik contact met”, “op school heb ik contact met”, “op straat heb ik contact met” en “mijn vrienden zijn”. Een gemiddelde kwantiteit contact score werd voor elke deelnemer berekend waarbij de maximum score 7 is. Dit wijst erop dat deelnemers alleen contact hebben met mensen uit een andere etnische groep. De minimum score is 1 en dit wijst erop dat deelnemers alleen contact hebben met mensen uit hun eigen etnische cultuur.

Kwaliteit van contact tussen immigrant-minderheden en Nederlandse-Nederlanders werd gemeten aan de hand van zes items die verschillende aspecten van kwaliteit van contact meten.

(11)

Items kunnen beantwoord worden op een zevenpunts likert-schaal variërend van 1 (helemaal niet waar) tot 7 (helemaal waar). Voorbeeldvragen zijn “ik ervaar mijn contact met Nederlanders als prettig”, “ik ervaar mijn contact met Nederlanders als ongemakkelijk”, “ik ervaar mijn contact met Nederlanders als oppervlakkig”. Item twee, drie en zes die een negatief aspect van kwaliteit van contact meten (oppervlakkig, ongemakkelijk en gemaakt/fake) worden omgescoord. Een gemiddelde kwaliteit van contact score wordt voor elke deelnemer berekend waarbij de

maximumscore 7 is en dit wijst erop dat de kwaliteit van contact met Nederlandse-Nederlanders positief is. De minimum score is 1 en dit wijst erop dat de kwaliteit van contact met

Nederlandse-Nederlanders negatief is.

Met de MacArthur schaal (Adler & Stewart, 2007) werd subjectieve sociale economische status gemeten. De schaal is een afbeelding van een “sociale ladder” met 10 trappen. Deelnemers worden gevraagd om een X te plaatsen op de trap waar deelnemers voelen dat zij op de ladder staan in de Nederlandse Gemeenschap. Een X helemaal bovenaan de ladder (tiende trap) geeft aan dat deelnemers hun SES als hoog waarnemen. Een X helemaal onder aan (eerste trap) de ladder geeft aan dat deelnemers hun SES laag waarnemen. Daarna worden deelnemers gevraagd om aan te geven op basis van welke dingen in hun leven zij zichzelf die bepaalde plaats op de ladder hebben gegeven. Het plaatsen van een X op de zesde trap of lager wijst op een perceptie van lage sociale status. Het plaatsen van een X op de zevende trap of hoger wijst op een

perceptie van hoog sociale status. Van SES wordt een categorisch variabele gemaakt, deelnemers met een X op de zesde trap of lager krijgen een 0 en deelnemers die een X op de zevende trap of hoger plaatsen krijgen een 1.

(12)

Procedure

Het onderzoek vond plaats gedurende een aantal maanden. Permissie om het onderzoek uit te voeren werd gegeven door de ethische commissie van de Universiteit van Amsterdam (commissie ethiek). Vragenlijsten werden vertaald door de onderzoekers. Deelnemers afkomstig van MBO scholen werden door onderzoekers geworven door contact te zoeken via E Mail en daarna telefonisch met de verschillende scholen in Amsterdam. Nadat deelnemers waren

geworven gingen onderzoekers naar de verschillende MBO scholen toe. Deelnemers kregen eerst informed consent brieven en hun werd verteld dat ze op ieder moment konden stoppen met het invullen van de vragenlijsten. Vervolgens vulden deelnemers de vragenlijsten in. Het invullen van de vragenlijsten duurde ongeveer 30 tot 40 minuten. Aan het einde kregen alle deelnemers een debriefing van het onderzoek. Deelnemers van de UvA vulden vragenlijsten online in. Deelnemers van de VU en de HvA werden door onderzoekers op locatie geworven.

Onderzoekers deelden informatie briefjes met daarop het link naar de online vragenlijst uit samen met een zak snoep.

Resultaten

Voor de 104 Nederlandse-Nederlanders die deel hebben genomen aan het onderzoek, zijn alleen de antwoorden op de EPQ meegenomen voor het berekenen van een gemiddeld emotie profiel van Nederlanders. De rest van hun gegevens zijn niet gebruikt in verdere dataverwerking. Voor de sample van immigrant-minderheden bleken 12 deelnemers een aantal vragen op één of meerdere schalen onvolledig te hebben ingevuld en ook de gegevens van deze deelnemers zijn niet meegenomen in de verdere dataverwerking. Voor het uitvoeren van analyses met zowel SES en kwantiteit van contact scores zijn uiteindelijk 80 deelnemers meegenomen. Voor het

(13)

uitvoeren van analyses met zowel SES en kwaliteit van contact scores zijn uiteindelijk 78 deelnemers meegenomen.

Voor de kwantiteit van contact schaal is er een principale component analyse uitgevoerd over de zeven items. De​ Kaiser-Meyer-Olkin test liet zien dat het een adequate steekproef is om een PCA uit te voeren, KMO = .89 ("goed" volgens Hutcheson & Sofroniou, 1999). Zoals

verwacht werd er één principal component geëxtraheerd met een eigenwaarde groter dan één. Deze component verklaard 60.4 % van de variantie. ​Tabel 1 laat de factorladingen van deze component zien.​Uit een betrouwbaarheidsanalyse bleek dat de kwantiteit van contact vragenlijst

een hoge betrouwbaarheid had, Cronbach's alpha = .88.

Op de kwaliteit van contact schaal werd ook een PCA uitgevoerd. Items waren van te voren omgescoord. De​ Kaiser-Meyer-Olkin test liet zien dat het een adequate steekproef is om een PCA uit te voeren, KMO = .82 ("goed" volgens Hutcheson & Sofroniou, 1999). ​Zoals verwacht werd één principal component geëxtraheerd met een eigenwaarde groter dan één. Deze component verklaarde 61.9% van de variantie. Tabel 2 laat de factorladingen van deze

component zien. Uit een betrouwbaarheidsanalyse bleek dat deze vragenlijst een hoge betrouwbaarheid had, Cronbach's alpha = .86.

Een simultane component analyse werd uitgevoerd (door de begeleider van dit bachelorproject) op 34 items van de EPQ vragenlijst, de eerste drie items (goed, slecht en gelukkig) zijn niet meegenomen in de analyse omdat deze items zijn bedoeld als

manipulatiecheck en niet om deel uit te maken van het emotionele patroon. Zoals verwacht werden vier componenten geëxtraheerd: positief disengaging, negatief disengaging, positief engaging en negatief engaging. Een aantal items laden op twee componenten. Dit is toe te

(14)

schrijven aan het feit dat deze emotie items verschillende betekenis hadden voor de deelnemers uit het meerderheid sample en deelnemers uit het minderheid sample. Deze items waren: bang, geïnteresseerd, jaloers, waardeloos, depressief en vol medelijden en zijn verwijderd uit de berekening van de correlatie. De resultaten van de simultane component analyse is te zien in tabel 3 in de Appendix.

Tabel 1​.

Factorladingen en communaliteiten gebaseerd op een PCA voor kwantiteit van contact vragenlijst ​(N = 80)

Item Kwantiteit

van contact

Communaliteiten

Mijn kennissen zijn .86 .73

Mijn vrienden zijn .83 .66

Op openbare plaatsen (zoals sportclubs, café's, restaurants, verenigingen) heb ik contact met

.82 .67

Op school heb ik contact met .80 .64

In mijn (woon)buurt heb ik contact met .78 .61

Op het werk heb ik contact met .73 .53

Binnen mijn familie heb ik contact met .60 .35

Eigenvalues 4.23

% of variance 60.4

(15)

Tabel 2​.

Factorladingen en communaliteiten gebaseerd op een PCA voor kwaliteit van contact vragenlijst (N = 87)

Item Kwaliteit

van contact

Communaliteiten

Ik ervaar mijn contact met Nederlandse-Nederlanders als gemaakt/fake

.85 .71

Ik ervaar mijn contact met Nederlandse-Nederlanders als oppervlakkig

.83 .68

Ik ervaar mijn contact met Nederlandse-Nederlanders als oprecht

.81 .66

Ik ervaar mijn contact met Nederlandse-Nederlanders als ongemakkelijk

.81 .65

Ik ervaar mijn contact met Nederlandse-Nederlanders als prettig

.79 .63

Ik ervaar mijn contact met Nederlandse-Nederlanders als persoonlijk

.62 .38

Eigenvalue 3.72

% of variance 61.9

(16)

Toetsingsresultaten

Om de hypotheses voor het kwantiteit van contact model te toetsen werd er een mediatie analyse uitgevoerd. De resultaten van deze mediatie analyse is te zien in figuur 2. SES bleek een significante voorspeller te zijn voor emotionele acculturatie zonder de mediator (H3). Zoals verwacht waren immigranten met een hogere SES meer emotioneel accultureerd (​b​ = 0.24, ​t​ = 2.63, ​p​ < .05) dan immigranten met een lagere SES. SES bleek geen significante voorspeller te zijn voor kwantiteit van contact tussen immigrant minderheden en Nederlanders ​b​ = 0.45, ​t​ = 1.60, ​p​ = .113 maar wel ​trending ​in de juiste richting. Immigranten met een hoge sociale status komen meer in contact met Nederlandse-Nederlanders dan immigranten met een lage SES (H1). In lijn met de verwachting was kwantiteit van contact een marginaal significante voorspeller van emotionele acculturatie. Hogere kwantiteit van contact met Nederlandse-Nederlanders (​b​ = 0.07, t​ = 1.91, ​p​ = .06) voorspelde hogere emotionele acculturatie (H4). Als SES en kwantiteit van contact beide mee worden genomen in het model blijft het effect van SES op emotionele

acculturatie staan ​b​ = .24, ​t​ = 2.37 ​p​ < .05. De verklaarde variantie van de model was significant R^2 = .10, F(2, 77) = 4.25, ​p​ < .05.

Om de hypotheses voor de kwaliteit van contact model te toetsen werd er een tweede mediatie analyse uitgevoerd. De resultaten van de mediatie analyse zijn te zien in figuur 3. SES was een significante voorspeller voor emotionele acculturatie zonder de mediator (H3).

Immigranten met een hogere SES waren meer emotioneel accultureerd (​b​ = 0.23, ​t​ = 2.40, ​p​ < .05) dan immigranten met een lagere SES. In lijn met de verwachtingen voorspelde SES ook de kwaliteit van contact tussen immigranten en mensen uit de meerderheidsgroep, immigranten met een hoge sociale status hadden betere kwaliteit van contact (​b​ = 1.29, ​t ​= 5.30, ​p​ < .001) met

(17)

Nederlanders dan immigranten met een lage sociale status (H2). Zoals verwacht was kwaliteit van contact een significante voorspeller van emotionele acculturatie waarbij hogere kwaliteit van contact​ ​(​b​ = 0.75, ​t ​= 2.02, ​p​ < .05) hogere emotionele acculturatie voorspelde. Vervolgens, als er gekeken wordt naar zowel SES als kwaliteit van contact zijn beide geen significante voorspellers voor emotionele acculturatie. SES: ​b ​= 0.18, ​t​ = 1.64, ​p​ = .106. Kwaliteit van contact: ​b​ = 0.03, ​t = 0.78, ​p​ = .438. Er is een indirect effect van SES op emotionele acculturatie via kwaliteit van contact ​b​ = 0.04, 95 CI [-0.07, 0.16] (H7). Het volledig gestandaardiseerde effect laat zien dat het een klein effect representeert ​b​ = .05 De verklaarde variantie van het model was significant R^2 = .078, ​F​(2, 75) = 3.16, ​p​ < .05.

(18)

Figuur 3. Schematische weergave van de resultaten voor de kwaliteit van contact model.

Discussie

In de zojuist besproken studie werd de invloed van SES op de emotionele acculturatie van immigranten onderzocht. Hierbij werd bezien hoe kwaliteit en kwantiteit van contact tussen immigrant minderheden en de meerderheid (Nederlandse-Nederlanders) invloed heeft op de emotionele acculturatie van hen, en hoe SES dit contact beïnvloedt. Verwacht werd dat

kwantiteit van contact en kwaliteit van contact beide mediërende effecten zouden hebben op de invloed van SES op emotionele acculturatie. In lijn met deze verwachting had kwaliteit van contact een mediërend effect op de invloed van SES op emotionele acculturatie hoewel het indirect effect klein was. Immigranten met een hogere SES waren meer emotioneel accultureerd en rapporteerden een betere kwaliteit van contact te hebben met Nederlandse-Nederlanders

(19)

vergeleken met immigranten met een lage SES. Kwaliteit van contact voorspelde ook emotionele acculturatie: betere kwaliteit van contact voorspelde hogere emotionele acculturatie.

Het mediatiemodel met kwantiteit van contact werd niet bevestigd maar de resultaten wijzen wel degelijk in de richting van de voorspelde effecten. Het verband tussen SES en kwantiteit van contact was ​trending​ in de juiste richting. Immigranten met een hoge sociale status kwamen meer in contact met Nederlandse-Nederlanders dan mensen met een lage SES. Bovendien bleek kwantiteit van contact een marginaal significante voorspeller van emotionele acculturatie: hoger kwantiteit van contact voorspelde hoger emotionele acculturatie.

Tot nu toe is SES van immigranten nog niet samen onderzocht met emotionele

acculturatie. Sociale economische status van immigranten blijkt wel een sterke invloed te hebben op de emotioneel acculturatie. SES is een factor die daarom meegenomen moet worden in

verdere onderzoeken naar emotionele acculturatie van immigranten. Contact is daarbij de mediërende factor. Echter, in eerder onderzoek heeft men zich vooral gericht op de kwantiteit van interculturele interacties en niet op de kwaliteit ervan. Omdat voor emotionele acculturatie de kwaliteit van contact een sterkere invloed blijkt te hebben dan de kwantiteit van contact moet vooral aan de kwaliteit van contact aandacht worden besteed.

Een aandachtspunt is de manier waarop SES werd gemeten. Voor enkele deelnemers bleek de ​Mac Arthur scale for​ ​perceived social status ​niet de optimale keuze te zijn. Deelnemers afkomstig van ROC scholen wisten niet altijd wat SES precies was. Dit was te zien door de door hen genoemde redenen voor hun plaats op de SES ladder en ook door de vragen die werden gesteld tijdens het invullen van de vragenlijst.

(20)

Om na te gaan of de uitkomst van de subjectieve meting van sociale status overeenkwam met die van een objectieve meting is een extra analyse uitgevoerd. De objectieve meting voor SES werd berekend op basis van het behaalde niveau van educatie van de deelnemer zelf. Hieruit bleek dat er wel een aantal verschillen waren tussen hoge en lage status. Deelnemers die voor zich zelf een hoog sociale status invulden, hadden op basis van behaald educatieniveau eigenlijk een lage status en andersom. Desalniettemin​ ​is juist gekozen voor een subjectieve meting van sociale status omdat onafhankelijk van iemands objectieve SES een persoon zichzelf anders kan voelen in zijn omgeving. Wellicht kan in vervolgonderzoeken een betere uitleg van de term SES een oplossing bieden. Voor de volledigheid zijn in de Appendix de resultaten van de hoofd analyses te zien met de objectieve meting van SES in plaats van de subjectieve meting.

Een tweede aandachtspunt in dit onderzoek is de manier van deelnemers werven. Deelnemers werden op de VU en op één van de deelnemende ROC scholen in de kantine of bij de ingang van het gebouw benaderd. Ten eerste hadden mensen vaak haast en daardoor kon er niet een goede uitleg worden gegeven over het onderzoek. Ten tweede werden deelnemers vrij gelaten om op een willekeurig moment de vragenlijst in te vullen omdat het een lange vragenlijst was. Dit betekent dat voor de meeste deelnemers het invullen van de vragenlijst niet in een gecontroleerde omgeving gebeurde en er daardoor minder zicht is op de kwaliteit van de invulling. In vervolgonderzoek zouden deelnemers alsnog op de universiteit of scholen kunnen worden benaderd maar zou een meer gecontroleerd omgeving voor het invullen van de

vragenlijst moeten worden gecreëerd. Dit zou bijvoorbeeld kunnen door deelnemers de

vragenlijst individueel te laten invullen in een lokaal op scholen in aanwezigheid van één van de onderzoekers.

(21)

In toekomstig onderzoek zou het interessant kunnen zijn om te focussen op de redenen voor het verschil in kwaliteit van contact tussen hoog en laag status immigranten en de

meerderheid. Eerder onderzoek wijst erop dat mensen met een lage sociaal economisch status eerder worden gediscrimineerd (Brewer, 2003) en minder sociale steun krijgen van de

gemeenschap in het gastland (Ying, 1996). In dit onderzoek is alleen bezien of de kwaliteit van contact daadwerkelijk verschilt tussen immigranten van hoog of laag sociale status en niet naar de oorzaken daarvan. Een volgende stap zou kunnen zijn om te bestuderen of bijvoorbeeld discriminatie als oorzaak daadwerkelijk het verschil voorspelt. Dit zou onderzocht kunnen worden vanuit de perspectief van zowel de immigrant-minderheden als van de meerderheid. De bevindingen uit dit onderzoek tonen aan dat SES wel een belangrijke factor is van emotionele acculturatie en dat kwaliteit van contact ook een rol speelt in hoe snel mensen emotioneel accultureren. Het is van belang om verder onderzoek te doen om uit te vinden hoe SES het kwaliteit van contact precies beïnvloedt zodat alle immigranten, onafhankelijk van SES, de mogelijkheid krijgen om goed contact te hebben met mensen uit de gastcultuur en daardoor emotioneel te accultureren.

(22)

Literatuurlijst

Adler N., Stewart J. (2007) The MacArthur Scale of Subjective Social Status. ​Opgehaald van

http://www.macses.ucsf.edu/research/psychosocial/subjective.php

Brewer, M. B.(2003) ​Intergroup relations​. Buckingham: Open University Press Consedine, N. S., Chentsova-Dutton, Y. E., & Krivoshekova, Y. S. (2014). Emotional

acculturation predicts better somatic health: Experiential and expressive acculturation

among immigrant women from four ethnic groups. ​Journal of Social and Clinical

Psychology​, ​33​(10), 867-889.

De Leersnyder, J., Kim, H., & Mesquita, B. (2015). Feeling right is feeling good: psychological well-being and emotional fit with culture in autonomy-versus relatedness-promoting

situations. ​Frontiers in psychology​, ​6​.

De Leersnyder, J., Mesquita, B., Kim, H., Eom, K., & Choi, H. (2014). Emotional fit with

culture: A predictor of individual differences in relational well-being. ​Emotion​, ​14​(2),

241.

De Leersnyder, J., Mesquita, B., & Kim, H. S. (2011). Where do my emotions belong? A study

of immigrants’ emotional acculturation. ​Personality and Social Psychology Bulletin​,

0146167211399103.

Hollingshead, A. A. (1975). Four-factor index of social status. Unpublished manuscript, Yale University, New Haven, CT.

Hutcheson, G., & Sofroniou, N. (1999). ​The multivariate social scientist: Introductory statistics using generalized linear models​. London: Sage Publications.

(23)

the rejection–identification hypothesis. ​British Journal of Social Psychology​, ​51​(4), 642-660.

Shen, B. J., & Takeuchi, D. T. (2001). A structural model of acculturation and mental health

status among Chinese Americans. ​American journal of community psychology​, ​29​(3),

387-418.

Stangor, C. (2016). ​Social groups in action and interaction​. New York: Routledge Taylor & Francis Group.

Tajfel, H., & Turner, J. C. (1986). The social identity theory of inter group behavior in S Worchel

& WG Austin (Eds) Psychology of intergroup relations. ​Chicago: Nelson​.

Tsai, J. & Clobert, M. (in press). Cultural influences on emotion: Empirical patterns and

emerging trends. In S. Kitayama & D. Cohen (Eds). ​Handbook of cultural psychology​.

Oxford University Press.

Van Acker, K., & Vanbeselaere, N. (2011). Bringing together acculturation theory and intergroup

contact theory: Predictors of Flemings’ expectations of Turks’ acculturation behavior. International Journal of Intercultural Relations​, ​35​(3), 334-345.

Van Acker, K., Phalet, K., Deleersnyder, J., & Mesquita, B. (2014). Do “they” threaten “us” or do “we” disrespect “them”: Majority perceptions of intergroup relations and everyday

contacts with immigrant minorities. ​Group Processes & Intergroup Relations​, ​17​(5),

617-628.

(24)

Journal of Community Psychology​, ​24​(1), 3-16.

Zagefka, H., Brown, R., Broquard, M., & Martin, S. L. (2007). Predictors and consequences of negative attitudes toward immigrants in Belgium and Turkey: The role of acculturation

preferences and economic competition. ​British Journal of Social Psychology​, ​46​(1),

153-169.

244 million international migrants living abroad worldwide, new UN statistics reveal (2016). Opgehaald van

http://www.un.org/sustainabledevelopment/blog/2016/01/244-million-international-migra

(25)

Appendix

Table 3​.

Simultane Componenten Analyse Emotie-Items EPQ

Item 1 2 3 4 Van streek 0.7412 -0.3426 0.2453 -0.0607 geergerd 0.7631 -0.3114 0.0273 -0.2489 Verveeld 0.4603 0.0521 0.1083 -0.0273 kwaad 0.8315 -0.2597 -0.0218 -0.1244 verwijtend 0.7530 -0.1762 0.0153 -0.1739

Geneigd om je erbij neer te leggen/op te geven 0.5978 -0.0924 0.1879 -0.1578 gefrustreerd 0.8060 -0.3028 0.1390 -0.2071 ontgoocheld/teleurgesteld 0.8073 -0.2985 0.1649 -0.1256 verdrietig 0.6841 -0.2726 0.3062 0.1023 Jaloers 0.4053 -0.0432 0.3093 0.0680 Beledigd 0.7432 -0.0383 0.0769 -0.2063 Depressief 0.5515 -0.0390 0.4168 0.0226 Trots op mezelf -0.2038 0.7772 -0.2948 0.1369 Sterk -0.1318 0.6374 -0.3120 0.2915 Blij -0.4338 0.7210 -0.1944 0.2816

(26)

Tevreden -0.4535 0.7318 -0.1516 0.2620 Opgelucht -0.3147 0.7353 0.0336 0.1364 Euforisch -0.3035 0.6704 -0.0564 0.1761 Dankbaar -0.3503 0.6331 -0.0171 0.3987 Hoopvol -0.1797 0.6189 -0.0447 0.4649 Verrast 0.1879 0.5922 -0.0868 0.1043 Schuldig 0.0431 -0.2481 0.7518 -0.0769 Beschaamd 0.2532 -0.1667 0.7593 -0.1752 Bang 0.4170 -0.0485 0.5095 -0.0168

Iets verschuldigd aan -0.0326 -0.1384 0.7111 0.1228

Waardeloos 0.5125 -0.1541 0.5893 -0.1022

Gegenereerd/verlegen 0.3031 0.0942 0.6301 -0.1834

Geïnteresseerd -0.0613 ​0.4518 -0.1515 0.5408

Trots op iemand anders -0.1292 0.1726 0.0760 0.6606

Verbonden met een ander -0.1891 0.1640 -0.0585 0.7996

Respectvol -0.1365 0.2726 -0.1314 0.7333

Alsof ik een ander kon vertrouwen -0.1639 0.1984 0.0971 0.7147

Behulpzaam -0.0372 0.2767 -0.2379 0.6665

(27)

Exploratieve Analyses

Om na te gaan of er een verschil in uitkomst zou zijn als een objectieve maat wordt gebruikt voor SES werden de hoofdanalyses een tweede keer uitgevoerd waarbij SES bepaald werd door behaalde niveau van educatie . De resultaten van de mediatie analyse met als mediator 2

kwantiteit van contact zijn te zien in figuur 4. SES bleek een significante voorspeller te zijn voor emotionele acculturatie zonder de mediator. Immigranten met een hogere SES waren meer emotioneel accultureerd (​b​ = 0.25, ​t​ = 2.73, ​p​ < .01) dan immigranten met een lagere SES. SES was een significante voorspeller van kwantiteit van contact. Immigranten met een hoge sociale status kwamen meer in contact (​b ​= 0.93, ​t​ = 3.71, ​p​ = < .001) met Nederlandse-Nederlanders dan immigranten met een lage sociale status. Kwantiteit van contact was een marginaal significante voorspeller van emotionele acculturatie. Hogere kwantiteit van contact met Nederlandse-Nederlanders (​b​ = 0.07, ​t​ = 1.91, ​p​ = .06) voorspelde hogere emotionele

acculturatie. Als SES en kwantiteit van contact beide worden meegenomen in het model neemt het effect van SES op emotionele acculturatie af maar blijft significant. SES: ​b​ = 0.21, ​t​ = 2.17 ​p < .05. Kwantiteit van contact: ​b​ = 0.04, ​t​ = .97 ​p​ = .336. Er is een indirect effect van objectieve SES op emotionele acculturatie via kwantiteit van contact ​b​ = 0.04, 95 CI [-0.03, 0.12]. Het volledig gestandaardiseerde effect laat zien dat het een klein effect representeert ​b​ = .04. De verklaarde variantie van de model was significant R2 = .09, ​F​(2, 88) = 4.19, ​p​ < .05.

2 De variabele objectieve SES werd categorisch gemaakt door Immigranten waarvan de behaalde niveau van educatie lagere school, VMBO of MBO was een 0 te geven (lage SES) en immigranten waarvan de behaalde niveau van educatie HAVO, VWO, HBO bachelor, WO bachelor, WO master of PHD was een 1 te geven (hoge status).

(28)

Een tweede mediatie analyse werd uitgevoerd met kwaliteit van contact als mediator. De resultaten hiervan zijn te zien in figuur 5. SES was een significante voorspeller voor emotionele acculturatie zonder de mediator. Immigranten met een hogere SES waren meer emotioneel accultureerd (​b​ = 0.23, ​t​ = 2.53, ​p​ < .05) dan immigranten met een lagere SES. SES was geen significante voorspeller van kwaliteit van contact maar wel trending in de juiste richting. Immigranten met een hoge SES kwamen meer in contact (​b ​= 0.43, ​t​ = 1.60, ​p​ = .114) met Nederlandse-Nederlanders dan immigranten met een lage SES. Kwaltiteit van contact was een significante voorspeller van emotionele acculturatie. Hogere kwaliteit van contact met

Nederlandse-Nederlanders (​b​ = 0.75, ​t ​= 2.02, ​p​ < .05) voorspelde hogere emotionele

acculturatie. Als SES en kwaliteit van contact beide worden meegenomen in het model blijft het effect van SES op emotionele acculturatie staan maar neemt wel af. SES: ​b​ = .21, ​t​ = 2.24 ​p​ < .05. Kwaliteit van contact: ​b​ = .06, ​t​ = 1.53 ​p​ = .129. De verklaarde variantie van de model was significant R2 = .10, ​F​(2, 85) = 4.41, ​p​ < .05.

(29)

Figuur 4. Schematische weergave van de resultaten voor de kwantiteit van contact model met objectieve SES.

(30)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In dit artikel hebben we procedures gepresenteerd om te komen tot maten voor beroepsstatus op basis van de onlangs gepubliceerde SBC-92 van het Centraal Bureau voor de Statistiek:

Het effect van de bevolkingopbouw is ook duidelijk terug te zien (tabel 1). Ten eerste het sterke krimp gebied, dat niet gestandaardiseerd en wel gestandaardiseerd een groter

Waar bij de Group COMI approach een secundaire procedure moet worden geopend (zie hoofdstuk 2.2.2 hierboven) om tot een afkoelingsperiode voor zekerheidsgerechtigden te

By improving the incorporation of these advantages in our analysis of 1.06 million buildings with distinct design and water demand characteristics and 20-year hourly

The proposed network was trained and evaluated on follow- up prostate CT scans for image-guided radiotherapy, where the planning CT contours are propagated to the daily CT images

From the first chapter onwards, I wanted to connect the three concepts, as I explained according to the theories of Michel Foucault, with the political democratic ideology of

Er kan dus gesteld worden dat er in de slachtoffers van de grappen in beperkte mate sprake is van genderstereotypering, omdat vrouwen wel vaker het slachtoffer van grappen zijn,

This paper therefore examines the effect of the 2008 financial crisis on the interest pass-through rate in the Netherlands and consequently compares the results with