• No results found

De machomannen versus de huisvrouwen uit de serie Friends : een kwalitatieve inhoudsanalyse van genderstereotypering in de komedieserie Friends

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De machomannen versus de huisvrouwen uit de serie Friends : een kwalitatieve inhoudsanalyse van genderstereotypering in de komedieserie Friends"

Copied!
36
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

FIANNE GIJSE, 10571930 BEGELEIDER: DR. J.S. LEMMENS DATUM: 01-06-2015 AANTAL WOORDEN: 7018

(2)

Abstract

Aan de hand van een kwantitatieve inhoudsanalyse is onderzocht of er sprake is van genderstereotypering in de komedieserie Friends. Er is gekeken of er genderstereotypering voorkomt in de sociale rollen waaraan de zes hoofdpersonages gekoppeld worden, de humortypen die de personages gebruiken en of de slachtoffers van de grappen duiden op genderstereotypering. Ook is er gekeken of deze mogelijke genderstereotypering verandert in de loop van de serie. De drie mannen uit de serie blijken vaker aan de sociale rol werk

gekoppeld te worden dan de drie vrouwen, terwijl de vrouwen vaker aan de sociale rollen familie en kinderen gekoppeld worden dan de mannen. Dit duidt op genderstereotypering, omdat werk een typische mannenrol is en familie en kinderen typische vrouwenrollen zijn. Bovendien maken de mannen meer ironische grappen dan de vrouwen. Dit is stereotyperend voor mannelijke humor, omdat deze grappen meestal bot en ietwat vijandig zijn. De andere humortypen bleken niet gender-stereotyperend te zijn. Hoewel de mannen niet meer grappen blijken te maken over de vrouwen dan de vrouwen over zichzelf, zijn de vrouwen wel vaker het slachtoffer van een grap dan de mannen. Verder is het onderwerp werk bij de vrouwen in de loop van de serie minder belangrijk geworden, terwijl het onderwerp thuis in de loop van de serie juist vaker voorkomt. Echter, de vrouwen bleken in de loop van de serie ook meer ironische grappen te maken. Het lijkt er dus op dat de stereotypering van vrouwen in de loop van de serie toeneemt, maar tegelijkertijd wel iets afzwakt doordat de vrouwen meer ironische grappen gaan maken, wat eerder mannelijke humor is.

(3)

Inleiding

Op 6 mei 2004 trok het welbekende zestal van de komedieserie Friends voor de laatste keer de deur van het appartement waar zij tien jaar lang lief en leed hebben gedeeld achter zich dicht. Toen de serie in 1994 begon, duurde het niet lang voordat het een wereldwijde hit werd. Zo haalde Friends in het seizoen met de minste kijkcijfers, seizoen zeven, gemiddeld 20,7 miljoen kijkers per aflevering. Zelfs een van de meest succesvolle komedieseries van dit moment, The Big Bang Theory, kan met gemiddeld 19,9 miljoen kijkers per aflevering nog niet eens tippen aan het slechtst bekeken seizoen van Friends (IMDb, z.j.). Naast de grote populariteit onder de kijkers heeft Friends ook 205 nominaties voor awards op haar naam staan, waarvan er maar liefst 69 gewonnen zijn, meer dan elke andere komedieserie ooit gewonnen heeft (IMDb, z.j.).

Naast het grote aantal kijkers heeft de serie ook een grote culturele impact gehad in de maatschappij. Uit onderzoek naar het taalgebruik in Friends kwam bijvoorbeeld naar voren dat een veel voorkomende uitspraak als “how you doin’?” plotseling een hele populaire openingszin in Amerika is geworden (Baños, 2013; Heyd, 2010; Tagliamonte & Roberts, 2005). Ondanks dat dit de culturele impact van Friends laten zien, is dit onderzoek beperkt omdat enkel de scripts zijn bestudeerd en de data op basis van een sample is, in plaats van een uitputtende inhoudsanalyse. Bovendien is er in deze onderzoeken niks gedaan met het feit dat de serie een van de weinige televisieseries is met exact evenveel mannelijke als vrouwelijke hoofdpersonages. Dit is uitzonderlijk, aangezien de man-vrouw verdeling in komedieseries destijds 62 procent tegenover 38 procent was (Lauzen & Dozier, 1999). Kortom, vrouwen werden over het algemeen ondervertegenwoordigd. Het is op basis van deze afwijkende man-vrouw verdeling in Friends interessant om meer te weten te komen over genderrollen in de serie.

In dit onderzoek zal de focus liggen op genderrollen in de serie en in hoeverre deze stereotyperend zijn. Binnen veel verschillende domeinen in de maatschappij zijn nog steeds gendervooroordelen waarneembaar. Zo hebben vrouwen bijvoorbeeld een kleinere kans op een topsalaris dan mannen en heerst nog steeds het beeld dat vrouwen de hoofdrol hebben in het opvoeden van de kinderen, terwijl de mannen het geld binnenhalen (Morrison, White & Van Velsor, 1987). Er zijn veel onderzoeken gedaan naar genderrollen, waarvan meerdere de link leggen tussen gendervooroordelen in de maatschappij en genderstereotypering in de media. Het begrip stereotype verwijst naar een simplificerend beeld van een groep mensen, dat gedeeld wordt door een bepaalde groep. Bij genderstereotypering ontstaan er

(4)

mannelijk of vrouwelijk (Sparks, 2010). In bestaand onderzoek is voornamelijk gekeken naar genderstereotypering in reclames, populaire films en ‘prime time’ televisie (Bretl & Cantor, 1988; Smith & Cook, 2008; Elasmar, Hasegawa & Brain, 1999). Daarnaast hebben Tyler en Cohen (2008) een inhoudsanalyse gedaan naar genderstereotypering in de komedieserie The Office. Echter, zij hebben enkel gekeken naar genderstereotypering op de werkvloer en niet binnen andere domeinen. Bovendien is Friends een stuk populairder dan The Office en zou eventuele genderstereotypering in de serie wereldwijd honderden miljoenen kijkers kunnen beïnvloeden.

Verder worden komedieseries vaak gebruikt om bestaande misstanden in de maatschappij aan te kaarten. Komedie kan mensen confronteren met controversiële problemen in de maatschappij die normaal gesproken liever genegeerd worden (Mezirow, 2000). Door het gebruik van humor wordt het aankaarten van deze problemen of het

bekritiseren van bepaalde zaken namelijk niet als onprettig ervaren. Het is dan ook niet gek dat veel komedieseries als een soort spiegel van de maatschappij fungeren en op deze manier sociale kritiek leveren. De mogelijkheid is aanwezig dat ook Friends als spiegel van de maatschappij fungeert en het bestaan van gendervooroordelen in de maatschappij doormiddel van humor aankaart. Zo zou genderstereotypering bijvoorbeeld voor kunnen komen in de sociale rollen van de personages of in de grappen die gemaakt worden. Om erachter te komen of er inderdaad genderstereotypering voorkomt, zal de serie Friends in dit onderzoek aan een uitputtende kwantitatieve inhoudsanalyse onderworpen worden, waarin alle afleveringen van de tien seizoenen geanalyseerd zullen worden. Hierbij zal de volgende onderzoeksvraag centraal staan: ‘In welke mate is er sprake van genderstereotypering gedurende de tien seizoenen van de komedieserie Friends?’

Theoretisch kader Sociale Rollen in Friends

Genderstereotypen reflecteren, net als alle andere stereotypen, het heersende beeld van wat een bepaalde groep mensen doet in hun dagelijks leven. Als men vaak een groep mensen een bepaalde activiteit ziet doen, is men geneigd om te geloven dat de persoonlijke eigenschappen en capaciteiten die nodig zijn om deze activiteit uit te voeren, typisch zijn voor die groep mensen (Eagly & Steffen, 1984). Op basis van deze theorie hebben Lauzen, Dozier en Horan (2008) onderzoek gedaan naar genderstereotype sociale rollen van personages in ‘prime-time’ programma’s. Onder sociale rollen verstaan zij simpelweg de dingen die mensen in hun dagelijks leven doen. Het ‘sociale rol perspectief’ stelt dat het waarnemen van een verdeling

(5)

van mannen en vrouwen in sociale rollen, zoals interpersoonlijke -en werkrollen, ten grondslag ligt aan het bestaan van genderstereotypes (Eagly & Steffen, 1984). Wanneer het gaat om ‘prime-time’ televisie leveren de sociale rollen die programmamakers aan de

personages koppelen dus een belangrijke bijdrage aan het bestaan van genderstereotypes. Dit effect van sociale rollen op genderstereotypering wordt in het geval van ‘prime-time’ televisie mogelijk nog versterkt, uitgaande van de cultivatietheorie. Hierin wordt verondersteld dat wanneer mensen veel televisie kijken, het beeld van de werkelijkheid in grote mate gevormd wordt door het heersende beeld op televisie (Gross, Morgan & Signorielli, 1986).

Veel onderzoeken naar ‘prime-time’ televisie hebben aangetoond dat vrouwelijke personages vaker gelinkt worden aan echtelijke rollen, terwijl mannelijke personages

beduidend vaker gelinkt worden aan beroeps-gerelateerde rollen (Signorielli, 1982; Signorielli & Bacue, 1999; Signorielli & Kahlenberg, 2001; Tedesco, 1974). Volgens Signorielli (1982) betekent dit specifiek dat vrouwelijke personages in ‘prime-time’ televisie vaker gekoppeld worden aan onderwerpen als huwelijk, thuis, familie, vrienden en romantiek dan mannelijke personages. In recenter onderzoek voegden Signorielli en Kahlenberg (2001) daaraan toe dat mannelijke personages in ‘prime-time’ televisie vaker werk hebben en meer gevarieerde banen hebben dan vrouwelijke personages. Het huidige onderzoek bouwt voort op

bovenstaande bevindingen over de sociale rollen van personages. Ondanks dat bovenstaande onderzoeken niet specifiek gericht zijn op het komediegenre, viel de serie Friends destijds wel onder ‘prime-time’ televisie en dus zullen de sociale rollen uit bovenstaande onderzoeken aangehouden worden als leidraad in dit onderzoek. Op basis van de sociale rollen die aan de personages gekoppeld worden, kan worden onderzocht of deze sociale rollen

gender-stereotyperend zijn. De eerste deelvraag luidt daarom:

RQ1: In welke mate komt genderstereotypering voor in de sociale rollen die per aflevering gelinkt worden aan de personages?

Humortypen in Friends

De meeste onderzoeken die naar humor zijn gedaan, maken een onderscheid tussen verschillende humortypen, die vrijwel allemaal gebaseerd zijn op drie theorieën: de

incongruity theory, de relief theory en de superiority theory (Berger, 1993; Meyer, 2000). De incongruity theory stelt dat humor ontstaat wanneer een grap een onverwachtse wending aanneemt en er gelachen wordt door het ‘verassingseffect’ dat daarbij ontstaat (Berger, 1993). Volgens de relief theory komt humor voort uit een opgebouwde emotionele spanning, waarna

(6)

een ontlading van deze emoties volgt. Hierbij wordt meestal eerst een ongemakkelijk gevoel opgewekt en daarna wordt er een grap gemaakt die deze ongemakkelijkheid opheft (Meyer, 2000). Binnen de superiority theory wordt er gelachen om het verheven voelen van jezelf boven iemand anders of een situatie. Humor komt hier dus voort uit een gevoel van

superioriteit, waarbij vaak een persoon het doelwit is (Meyer, 2000). Buijzen en Valkenburg (2004) hebben deze drie theorieën in zeven hogere, specifieke categorieën ondergebracht. Deze categorieën worden in dit onderzoek aangehouden als verschillende humortypen, waarbij nog één ander humortype is toegevoegd.

Gebaseerd op de typologie van Buijzen en Valkenburg (2004) houdt het huidige onderzoek de volgende acht humortypen aan: clowneske humor, slapstick, onbegrip,

verrassing, parodie, satire, ironie en schaamte. Bij onbegrip wordt er gelachen om het feit dat een personage een bepaald concept niet begrijpt, terwijl de kijker het wel begrijpt. Hierbij krijgt de kijker een superieur gevoel, wat als fijn ervaren kan worden. Bij verassing wordt eerst een bepaalde richting gesuggereerd, waar vervolgens van afgeweken wordt. Het is dit verrassingseffect waar om gelachen wordt. Een parodie houdt in dat een bestaand medium of programma op humoristische wijze nagedaan wordt, bijvoorbeeld door gebruik van

overdrijving of hyperbolen. Een satire is een meer cynische vorm van een parodie, waarbij doormiddel van humor een bekend persoon of bekende situatie belachelijk gemaakt wordt. Bij ironie wordt het tegenovergestelde gezegd van wat er bedoeld wordt, maar ook

understatements, laconiek gedrag, woordgrappen en eufemismen vallen hieronder. Naast deze zeven bestaande humortypen is het humortype schaamte toegevoegd. Volgens Weisfeld en Weisfeld (2014) is dit humortype uniek genoeg om als aparte categorie aan te nemen. Het kan bij dit humortype gaan om plaatsvervangende schaamte, waarbij gelachen wordt als ontlading van opgebouwde spanning, maar de humor kan ook voortkomen uit leedvermaak om de schaamte van een personage.

De keuze voor welke humortypen gebruikt worden in komedie hangt deels samen met het geslacht van de personages (Hay, 1995; Kotthoff, 2006). Dit heeft te maken met het feit dat mannen en vrouwen over het algemeen andere soorten humor waarderen. Zo houden mannen meer van agressieve, vijandige, opzettelijke en seksuele humor (Mundorf et al., 1988; Whipple & Courtney, 1980). Bovendien houden mannen van ‘sick comedy’, ofwel redelijk grove humor waarin vormen van cynisme, sarcasme, sociale kritiek en satires in voorkomen (Herzog & Karafa, 1998). Vrouwen houden daarentegen meer van onzinnige, sullige, flauwe grappen die voornamelijk onopzettelijk zijn (Brodzinsky, Barnet & Aiello, 1981; Johnson, 1992; Weinberger & Gulas, 1992). Aan de hand hiervan zou gesteld kunnen worden dat

(7)

mannen meer waardering voor de humortypen ironie, satire, parodie en clowneske humor hebben dan vrouwen. Parodieën, satires en ironische grappen zijn namelijk voornamelijk cynisch of sarcastisch en soms ook vijandig en clowneske humor is opzettelijke humor (Buijzen en Valkenburg, 2004). Vrouwen zouden juist meer waarderingen hebben voor het humortype slapstick, wat onopzettelijke en sullige humor is. Mannen en vrouwen blijken in het dagelijks leven vooral grappen te maken die zij zelf ook zouden waarderen (Hay, 1995; Kotthoff, 2006). Zoals eerder vermeld worden komedieseries vaak als spiegel van de maatschappij gebruikt en is het dus goed denkbaar dat de gebruikte humortypen van de mannen en vrouwen in de serie aansluiten op de humortypen die mannen en vrouwen in het dagelijks leven waarderen. In andere woorden zou dit betekenen dat bepaalde humortypen wellicht op een gender-stereotyperende manier aan de personages gekoppeld zijn. Zo is het mogelijk dat de mannelijke personages in Friends meer gebruik maken van ironie, satire, parodie en clowneske humor dan vrouwen, terwijl de vrouwelijke personages wellicht meer slapstick als humortype gebruiken. Hiervan uitgaande is de tweede deelvraag geformuleerd: RQ2: In welke mate komt genderstereotypering voor in de humortypen die per grap gelinkt worden aan de personages?

Slachtoffers van Grappen in Friends

Er zijn veel onderzoeken gedaan naar kleinerende humor, ofwel humor waarbij een persoon het slachtoffer van de grap is. Bij deze vorm van humor wordt het de desbetreffende persoon gekleineerd of is het slachtoffer van een tegenslag of agressie (Zillmann, 1983). De reden waarom kleinerende humor veel gebruikt wordt, is volgens Freud (1960) dat mensen het vermakelijk vinden, omdat middels deze vorm van humor bepaalde negatieve gevoelens, zoals agressie of vijandigheid, geuit kunnen worden op een sociaal acceptabele manier.

Naast het feit dat er redenen bekend zijn voor het gebruik van kleinerende humor, zijn er ook theorieën over de effecten van deze vorm van humor. Zo wordt bijvoorbeeld gesteld dat blootstelling aan een bepaalde bewering de geschatte betrouwbaarheid van deze bewering vergroot, wanneer het gaat om een idee of beeld waar mensen al bekend mee zijn (Gilbert, Krull & Malone, 1990). Bij kleinerende humor is dit vaak het geval, omdat de onderliggende gedachten achter de grappen vaak al bekende ideeën of beelden zijn in de maatschappij. Ook wordt gesteld dat bij blootstelling aan een boodschap meer kans is op een attitudeverandering wanneer de boodschap niet weerlegd wordt door het target (Chaiken, 1987; Petty &

(8)

geaccepteerd wordt in een humoristische context dan in een serieuzere setting, waardoor er geen weerlegging plaatsvindt (Ford & Ferguson, 2004). Op basis van deze theorieën is het goed denkbaar dat blootstelling aan kleinerende humor ook een positief effect heeft op het voortbestaan van stereotypes.

Uit meerdere onderzoeken is naar voren gekomen dat blootstelling aan kleinerende humor inderdaad het bestaan van stereotypes kan vergroten. Zo kwam uit het onderzoek van Weston en Thomsen (1993) naar voren dat participanten meer stereotypische evaluaties van mannen en vrouwen gaven na het zien van een seksistische komedie-scene, dan na een

neutrale komedie-scene. Daarentegen vonden Olson, Maio en Hobden (1999) geen significant effect van blootstelling aan kleinerende humor op stereotypes. Echter, zij stellen zelf dat dit mogelijk komt doordat zij enkel gekeken hebben naar het effect van kleinerende humor op targetgroepen die een hoge status of sociale macht hebben in de maatschappij, zoals advocaten. Zij concludeerden dat blootstelling aan kleinerende humor wellicht wel effect heeft op het bestaan van stereotypes, wanneer het slachtoffer een relatief lagere status of machtspositie heeft in de maatschappij, zoals vrouwen. Bovendien stellen zij dat mensen uit een groep met meer sociale macht vaker kleinerende grappen maken over mensen uit een groep met lagere status, dan andersom. Dit houdt volgens hen bestaande stereotypes over beide groepen in stand (Olson, Maio en Hobden, 1999). Het dus mogelijk dat in het geval van genderstereotypering de vrouwen vaker het slachtoffer van een grap zijn dan de mannen. In het huidige onderzoek zal daarom gekeken worden of een bepaald geslacht vaker het

slachtoffer van een grap is. Hierbij zal echter enkel gekeken worden naar kleinerende humor waarbij een specifiek personage het slachtoffer is en niet naar grappen over mannen of vrouwen in het algemeen. Hierop volgend luidt de derde deelvraag:

RQ3: In welke mate is er sprake van genderstereotypering in de slachtoffers van de grappen die gemaakt worden?

Verandering Genderstereotypering in Friends

Historisch gezien is één derde van alle personages vrouw in ‘prime-time’

televisieprogramma’s in de Verenigde Staten (Gerbner, 1993; Head, 1954; Smythe, 1954). Aangezien meer dan de helft van de Amerikaanse bevolking vrouw is, zijn vrouwen vanaf het begin van het televisietijdperk ondervertegenwoordigd in prime-time programma’s. De serie Friends was destijds en is nog steeds een van de weinige komedieseries die een uitzondering vormt op het onder vertegenwoordigen van vrouwelijke personages. Er komen in de serie

(9)

namelijk precies evenveel mannelijke als vrouwelijke hoofdpersonages voor. In Friends is er dus gekozen voor een meer realistische weerspiegeling van de bestaande man-vrouw

verdeling in de maatschappij. Zoals eerder vermeld, is het dan ook goed denkbaar dat een komedieserie als Friends als spiegel van de maatschappij fungeert en aankaart wat er op dat moment speelt in de samenleving. In de looptijd van serie, van 1994 tot en met 2004, is er in de maatschappij erg veel veranderd wat betreft genderrollen. Er zal niet ingegaan worden op alle specifieke veranderingen in deze tien jaar tijd, omdat dit er teveel zijn om op te noemen. Wat wel gesteld kan worden is dat in de meeste westerse landen, voornamelijk in de Europese Unie en de Verenigde Staten, het bestaan van gendervooroordelen in deze jaren is afgenomen (Debusscher, 2009). Dit gaat hand in hand met veel ontwikkelingen en verschuivingen, zoals bijvoorbeeld steeds meer vrouwelijke participatie in de politiek en hogere functies voor vrouwen op de werkvloer. Omdat het erop lijkt dat Friends de maatschappij weerspiegelt door een eerlijke man-vrouw verdeling te gebruiken, is het interessant om te kijken of de serie op meerdere vlakken de maatschappij weerspiegelt. Het zou wellicht zo kunnen zijn dat de serie met de genderontwikkelingen en verschuivingen in de maatschappij mee verandert. Daarom zal in het huidige onderzoek gekeken worden of mogelijke genderstereotypering veranderd is in de tien jaar tijd dat serie op televisie was. Dit leidt tot de vierde en laatste deelvraag: RQ4: In welke mate is er sprake van verandering in genderstereotypering in de looptijd van de serie (1994-2004)?

Methode Steekproef

Voor de steekproef van dit onderzoek zijn alle afleveringen van de serie Friends

meegenomen. In totaal komt dit neer op 236 afleveringen, waarbij de gemiddelde speeltijd per aflevering ongeveer 22 minuten is (M = 22.46, SD = 1.21). Met uitzondering van het laatste seizoen, dat slechts 18 afleveringen heeft, bevat elk seizoen 24 of 25 afleveringen. De serie is geproduceerd door Bright/Kauffman/Crane Productions in samenwerking met Warner Bros Television en oorspronkelijk uitgezonden door NBC. De zes hoofdrollen waar de hele serie om draait zijn gespeeld door Jennifer Aniston, Courteney Cox, Lisa Kudrow, Matt LeBlanc, Matthew Perry en David Schwimmer. Het eerste seizoen werd op 22 september 1994 op NBC in de Verenigde Staten afgetrapt met de eerste aflevering: “The One Where It All Began”. Elk seizoen liep van half september tot en met half mei. Na tien seizoenen lang elke

(10)

aflevering van het laatste seizoen uitgezonden: “The Last One”. Alle afleveringen zijn via een online randomizer verdeeld over de drie codeurs. Hierbij is wel rekening gehouden met seizoenfinales die opgesplitst zijn in twee afleveringen, maar eigenlijk samen één aflevering vormen. Deze seizoenfinales zijn bij het random verdelen van de afleveringen bij elkaar gehouden.

Procedure

Voor deze studie zijn alle afleveringen van Friends aan een kwantitatieve inhoudsanalyse onderworpen. Dit is een onderzoeksmethode waarbij een objectieve, systematische en kwantitatieve beschrijving wordt gegeven van manifeste communicatiecontent (Berelsen, 1952). In dit onderzoek is aan de hand van een opgesteld codeboek en codeerschema geanalyseerd. Dit wordt gedaan door drie codeurs, die allen een eigen onderzoekinvalshoek hadden. De afleveringen zijn vervolgens voornamelijk bekeken op een laptop, waarbij telkens drie schermen op het beeldscherm geopend: de desbetreffende aflevering en twee Excel bestanden als codeerschema’s. Bij het invullen van de codeerschema’s zijn voorafgaand alle identificatievariabelen genoteerd, zoals het nummer en de lengte van de aflevering, de codeur en de waardering van de aflevering op IMDb (IMDb, z.j.).

Vervolgens zijn de afleveringen tijdens het coderen elke keer bij duidelijk hoorbaar gelach van het publiek gepauzeerd om rustig de benodigde kenmerken per grap in het eerste codeerschema te noteren. In het codeboek staat duidelijk beschreven wanneer iets als grap gerekend kan worden. Zo telt een fysieke actie of uitspraak als grap wanneer het gelach dat volgt luid en duidelijk genoeg is. Verder is in het codeboek uitgelegd hoe het humortype per grap bepaald kan worden en aan welke kenmerken een grap moet voldoen om tot een bepaald humortype gerekend te kunnen worden. Ook is hier aangegeven hoe bepaald is welk

personage de grap maakt. Bovendien is genoteerd op basis waarvan bepaald kan worden of wellicht een van de personages het slachtoffer van de grap is. Aan de hand van al deze informatie zijn voor alle grappen bovenstaande kenmerken genoteerd.

Daarnaast is per aflevering de tekstuele korte samenvatting door de codeur gelezen en middels deze samenvattingen zijn de sociale rollen van de desbetreffende aflevering per personage genoteerd in het tweede codeerschema. Hier is dus in plaats van het meetniveau per grap, het meetniveau per aflevering van toepassing. Achteraf worden al deze Excel bestanden samengevoegd in SPSS om de analyses te kunnen doen. Een volledig overzicht van beide codeerschema’s en het codeboek is te vinden in Appendix A.

(11)

Pretest

Meerdere codeurs hebben de afleveringen gecodeerd en daarom is het codeerschema meerdere malen getest en is de intercodeursbetrouwbaarheid berekend met Krippendorff’s Alpha. Uit de eerste drie pretesten bleek dat het erg lastig was om met alle codeurs op één lijn te zitten. Dit kan grotendeels verklaard worden door het feit dat humor een interpretatief begrip is, waardoor de codeurs ondanks de duidelijke richtlijnen uit het codeboek toch steeds bepaalde humoraspecten anders interpreteren. Zo bleek er voornamelijk onenigheid te zijn over welk humortype bij welke grap past. De belangrijkste aanpassing die aan het codeboek gedaan is, is het samenvoegen van de categorie ‘verassing’ en ‘overig’ bij de humortypen. Tijdens het coderen is namelijk gebleken dat alle drie de codeurs deze twee ondanks alle aanpassingen in het codeboek vaak door elkaar haalden. Dit had te maken met het feit dat in vrijwel elke grap een verassend element zit en het daarom soms voor de hand liggend was om grappen waarbij het humortype niet helemaal duidelijk was, als ‘verassing’ te coderen.

Echter, voor grappen waarbij het humortype niet helemaal duidelijk is, bestond ook al de categorie ‘overig’. Verder werden de humortypen clowneske humor en slapstick veel door elkaar gehaald door de codeurs. Op basis van deze onduidelijkheden is telkens het codeboek aangepast, wat er uiteindelijk toe heeft geleid dat de intercodeursbetrouwbaarheid voor humortypen (α = 0.66) bij de vierde pretest hoog genoeg was (Hayes & Krippendorff, 2007). Bovendien waren de Kalpha’s van de slachtoffers van de grappen (α = 0.74) en de sociale rollen (α = 0.71) beiden bij de eerste pre-test hoog genoeg. Nadat alle variabelen betrouwbaar genoeg bleken, hebben de codeurs vervolgens alle afleveringen in ongeveer vier weken tijd gecodeerd.

Metingen

Identificatiekenmerken. Hier is allereerst de naam van de codeur vermeld, waarna de titel en het nummer van de aflevering en het bijbehorende seizoen volgt. Ook is de datum genoteerd waarop de aflevering voor het eerst is uitgezonden in de Verenigde Staten. Daarnaast is de lengte van de aflevering in minuten genoteerd. Bovendien is het

waarderingscijfer van IMDb en de Nielsen rating, ofwel het kijkcijfer in miljoenen, gegeven per aflevering. Tenslotte is de samenvatting van de aflevering overgenomen van IMDb (IMDb, z.j.).

Humortype per grap. Het eerste niveau waarop gemeten is, is per grap per

aflevering. Dat wil zeggen dat elke keer wanneer er duidelijk gelach hoorbaar was, gemiddeld 99,04 keer per aflevering (M = 99.04, SD = 12.82), er gecodeerd moest worden. Per grap is

(12)

ten eerste gekeken wie de grap maakt. Hier zijn de keuzeopties één van de zes

hoofdpersonages, een vrouwelijke bijrol, een mannelijke bijrol, of ‘meerderen’. Bij twijfel is de persoon gekozen die als laatste spreekt of handelt voordat de het gelach klinkt. Vervolgens is het humortype gekozen uit één van de volgende opties: clowneske humor, parodie, satire, ironie, schaamte, onbegrip, slapstick en de samengevoegde categorie ‘verassing/overig’. Een aantal randgevallen waarbij twijfel bestond tussen verschillende humortypen, zijn in het codeboek duidelijk beschreven. Zo kon bij twijfel tussen clowneske humor en slapstick bepaald worden of het ging om visuele humor alleen of visuele humor met verbale elementen erin. In het eerste geval is er sprake van slapstick en in het laatste geval van clowneske humor. Ook was er verwarring tussen de humortypen ironie en onbegrip. Als een personage bijvoorbeeld als gevolg van het feit dat hij/zij iets niet begrijpt een ironische opmerking maakt, valt dit onder onbegrip in plaats van ironie. Voor de uitgebreide beschrijvingen van elk humortype kan wederom het codeboek geraadpleegd worden in Appendix A.

Slachtoffer per grap. Verder is er gekeken naar wie mogelijk het slachtoffer van de grap is, waarbij de keuzeopties hetzelfde zijn als bij wie de grap maakt. Iemand is als het slachtoffer van een grap gecodeerd wanneer diegene als persoon duidelijk belachelijk wordt gemaakt. Als iemand reageert op een opmerking van een ander of deze opmerking belachelijk maakt, wordt het personage zelf dus niet belachelijk gemaakt. Het gaat er dus om dat een karaktereigenschap of het uiterlijk van een personage belachelijk wordt gemaakt. Ook wanneer iemand nagedaan of geïmiteerd wordt, telt dit als slachtoffer. Wanneer iemand een grap over zichzelf maakt, is het desbetreffende personage zowel de aanstichter als het slachtoffer van de grap. Er kunnen dus ook grappen voorkomen waarin niemand het slachtoffer is.

Sociale rollen. Per aflevering is per personage gekeken welke van de volgende sociale rollen voorkomen: werk, romantiek, familie, thuis, vrienden, kinderen en overig. De sociale rollen van Signorielli (1982) zijn grotendeels aangehouden, waarin gesteld wordt dat vrouwelijke personages vaker gekoppeld worden aan onderwerpen als huwelijk, thuis, familie, vrienden en romantiek dan mannelijke personages. Echter, mannelijke personages zouden vaker aan werk gerelateerde onderwerpen gekoppeld worden dan vrouwen

(Signorielli, 1982). Op basis hiervan zijn de sociale rollen werk, romantiek, familie en vrienden aangehouden. Verder is de categorie kinderen toegevoegd, omdat deze niet goed genoeg onder familie valt en naar verwachting te vaak zou voorkomen om onder de categorie overig te laten vallen. Wederom staat in het codeboek duidelijk beschreven wanneer voor welke sociale rol gekozen dient te worden. Zo kan bijvoorbeeld niet voor elke aflevering de

(13)

categorie thuis gekozen worden, puur en alleen omdat vrijwel alle afleveringen zich bij één van de personages thuis afspelen. Hetzelfde geldt voor het feit dat ondanks dat Ross en Monica familie zijn, het niet de bedoeling is dat daarom telkens deze sociale rol aan hen gekoppeld wordt. Verder gaat het bij de sociale rol vrienden om vrienden buiten de zes hoofdpersonages om, of om een duidelijke ruzie tussen hoofdpersonages. Onder romantiek valt flirten, daten of verliefd zijn op een personage, maar ook liefdesverdriet of een verbroken relatie vallen hieronder. Onder de sociale rol werk valt ook vrijwilligerswerk en sporadische acties waarmee geld mee verdient kan worden. In totaal werden er maximaal twee sociale rollen per aflevering per personage gekozen.

Resultaten Typische Mannen- en Vrouwenrollen

Om erachter te komen of er genderstereotypering voorkomt in de sociale rollen die aan de personages gekoppeld worden per aflevering is een T-test uitgevoerd, waarbij de proportie waarin een sociale rol voorkomt vergeleken is tussen mannen en vrouwen. Ten eerste is hieruit gebleken dat mannen (M = 0.11, SD = 0.32) significant vaker aan het onderwerp werk gekoppeld worden dan vrouwen (M = 0.07, SD = 0.25), t (1440) = -3.40, p = .001. Dit

betekent dat de mannen in de serie dus vaker op hun werk te zien zijn, een andere activiteit uitvoeren waarbij ze geld verdienen, of vrijwilligerswerk doen dan vrouwen. Bovendien is gebleken dat vrouwen (M = 0.11, SD = 0.31) significant vaker aan het onderwerp kinderen gekoppeld worden dan mannen (M = 0.07, SD = 0.25), t (1133.59) = 2.57, p = .010. Daarnaast is gevonden dat vrouwen (M = 0.05, SD = 0.23) significant vaker aan het onderwerp familie gelinkt worden dan mannen (M = 0.03, SD = 0.17), t (1082.46) = 2.27, p = .021.

Echter, niet voor alle sociale rollen zijn significante verschillen gevonden tussen de mannen en vrouwen. Zo bleken mannen (M = 0.31, SD = 0.46) en vrouwen (M = 0.32, SD = 0.47) niet significant te verschillen in hoe vaak ze aan het onderwerp romantiek gekoppeld worden, t (1198) = 0.34, p = .740. Ook bij het onderwerp seks is er geen significant verschil tussen de mannen (M = 0.04, SD = 0.19) en de vrouwen (M = 0.03, SD = 0.16) te vinden, t (1530) = -1.28, p = .20. Hetzelfde geldt voor het onderwerp thuis, waarbij de mannen (M = 0.06, SD = 0.23) niet verschillen van de vrouwen (M = 0.05, SD = 0.21), t (1198) = -0.83, p = .409. Tot slot is er geen significant verschil in hoe vaak mannen (M = 0.11, SD = 0.32) en vrouwen (M = 0.012, SD = 0.32) aan het onderwerp vrienden gekoppeld worden, t (1198) = 0.16, p = .877.

(14)

Humortypen

Om te kijken of er genderstereotypering voorkomt in de humortypen die de personages gebruiken, is wederom een T-test uitgevoerd. Allereerst komt hieruit naar voren dat mannen (M = 0.21, SD = 0.40) van alle grappen die ze maken, significant meer ironie gebruiken dan vrouwen (M = 0.17, SD = 0.38), t (19005.34) = -6.19, p < .001. Ook is gebleken dat mannen (M = 0.08, SD = 0.27) significant vaker het humortype schaamte gebruiken dan vrouwen (M = 0.04, SD = 0.21), t (20195.29) = -10.70, p < .001. Daarnaast geldt voor het humortype

slapstick wederom dat de mannen (M = 0.03, SD = 0.16) hier significant meer gebruik van maken dan de vrouwen (M = 0.02, SD = 0.13), t (19991.14) = -4.57, p < .001. Tenslotte is gebleken dat mannen (M = 0.09, SD = 0.29) significant vaker gebruik maken van het humortype onbegrip dan vrouwen (M = 0.07, SD = 0.25), t (19636.80) = -6.68, p < .001.

Echter, voor een aantal humortypen zijn geen significante verschillen gevonden tussen de mannen en de vrouwen. Zo bleken de mannen (M = 0.25, SD = 0.43) vrijwel even vaak clowneske humor te gebruiken als de vrouwen (M = 0.36, SD = 0.44), t (20238) = 1.23, p = .219. Bovendien lagen de gemiddelden voor het humortype parodie bij de mannen (M = 0.01, SD = 0.10) en vrouwen (M = 0.01, SD = 0.11) erg dicht bij elkaar, t (20238) = -1.19, p = .235. Ook blijken de mannen (M < 0.01, SD = 0.02) gemiddeld amper te verschillen van de

vrouwen (M < 0.01, SD = 0.02) als het gaat om het humortype satire, t (20238) = -0.38, p = .705.

Slachtoffer Grap

In slechts 7,7 procent van alle grappen die gemaakt zijn, was iemand het slachtoffer van de grap. Om erachter te komen of een bepaald geslacht significant vaker het slachtoffer van een grap is, is wederom een T-test uitgevoerd. Hieruit bleek dat van alle keren dat er iemand het slachtoffer van een grap was, de vrouwen (M = 3.18, SD = 2.27) significant vaker het

slachtoffer waren, dan de mannen (M = 3.87, SD = 0.92), t (1312) = 6,04, p < .001. Verder is er nog een t-toets uitgevoerd om te kijken of een bepaald geslacht vaker grappen maakt over een bepaald geslacht. Hieruit is gebleken dat vrouwen (M = 3.92, SD = 0.86) significant meer grappen maken over mannen dan de mannen een grap maken over mannen (M = 2.28, SD = 1.94), t (327.26) = 3.20, p = .002. De mannen en vrouwen bleken ongeveer evenveel grappen te maken met een vrouw als slachtoffer, t (358,35) = 1.23, p = .221. Er kan dus gesteld worden dat de vrouwen meer grappen maken over mannen, dan de mannen over de vrouwen.

(15)

Verandering Genderstereotypering

Verandering sociale rollen. Om antwoord te geven op de laatste deelvraag is gekeken naar de correlatie tussen de verschillende sociale rollen en alle afleveringen om te kijken of de sociale rollen veranderen in de looptijd van de serie. Zo is ten eerste gebleken dat naarmate de serie vordert, de personages significant minder gekoppeld worden aan de sociale rol

romantiek, ongeacht het geslacht, r = -0.08, p = .010. Ook is gebleken dat naarmate de

afleveringen toenemen, de sociale rol kinderen vaker voorkomt in de serie, r = 0.21, p < .001. Daarnaast komt het onderwerp vrienden later in de serie significant vaker voor dan aan het begin, r = 0.07, p = .010. De sociale rol thuis komt daarentegen niet significant vaker of minder vaak voor in de loop van de serie, r = 0.03, p = .292. Ook voor de mate waarin het onderwerp familie voorkomt is geen significante verandering in de looptijd van de serie gevonden, r = -0.05, p = .107. Hetzelfde geldt voor de onderwerpen seks, r = 0.02, p = .568, en werk, r = -0.01, p = .735, die beide niet veranderen in de loop van de serie.

Wanneer er een onderscheid wordt gemaakt tussen de mannen en vrouwen, zijn er significante verschillen gevonden voor verandering in de looptijd van de serie van de sociale rollen romantiek, werk en thuis. Er kan gesteld worden dat het onderwerp romantiek bij de vrouwen in de looptijd van de serie significant afneemt, r = -0.10, p = .010, terwijl er bij de mannen geen significante verandering plaatsvond, r = -0.05, p = .232. Ten tweede is er bij de vrouwen een afname gevonden van het onderwerp werk naarmate de serie vordert, r = -0.10, p = .020. Daarentegen vond er bij de mannen geen verandering plaats, r = 0.07, p = .160. Daarnaast neemt de sociale rol thuis bij de vrouwen in de loop van de serie significant toe, r = 0.09, p = .031, terwijl deze bij de mannen vrijwel onveranderd blijft, r = -0.03, p = .558. Tot slot is er gekeken naar de correlaties van de sociale rollen kinderen, vrienden en familie, maar de richting van deze correlaties verschilde niet significant tussen de mannen en

vrouwen.

Verandering humortypen. Wederom is een correlatie berekend, in dit geval om te kijken of er verandering waarneembaar is in de looptijd van de serie wat betreft de

humortypen. Zo is het humortype satire significant afgenomen in de loop van de serie, r = -0.02, p = 0.010. Ook voor het humortype parodie is er een significante afname te zien

wanneer de serie toeneemt, r = -0.05, p < .001. Hetzelfde geldt voor het humortype slapstick, dat eveneens significant afneemt naarmate de serie vordert, r = -0.02, p < .001.

Voor de mate waarin de humortypen clowneske humor, ironie en onbegrip veranderen in de loop van de serie, zijn significante verschillen gevonden tussen de mannen en vrouwen. Zo maken mannen in de loop van de serie significant meer gebruik van clowneske humor, r =

(16)

0.03, p = .010, terwijl dit bij de vrouwen gelijk blijft, r = 0.01, p = .370. Daarnaast geldt voor het humortype ironie dat de vrouwen in de loop van de serie significant meer ironische grappen gaan maken, r = 0.05, p < .001, terwijl dit bij de mannen significant afneemt, r = -0.02, p = .010. Bij het humortype onbegrip gebeurt juist het tegenovergestelde: bij de mannen neemt dit humortype in de loop van de serie significant toe, r = 0.02, p = .010, terwijl deze bij de vrouwen afneemt, r = -0.02, p = .048. Voor de humortypen satire, schaamte, parodie en slapstick zijn daarentegen geen significante verschillen tussen mannen en vrouwen gevonden voor verandering.

Discussie

In dit onderzoek is gekeken in welke mate en in welke vorm genderstereotypering voorkomt in de komedieserie Friends. Hiervoor is eerst gekeken in welke mate genderstereotypering voorkomt in de sociale rollen die per aflevering aan de personages gekoppeld worden. Mannen blijken vaker dan vrouwen aan de sociale rol werk gekoppeld te worden. Bovendien is gebleken dat vrouwen vaker aan de sociale rollen familie en kinderen worden gekoppeld dan mannen. Deze drie bevindingen zijn gender-stereotyperend, omdat deze aansluiten met de theorie dat mannen vaker aan beroeps gerelateerde rollen gelinkt worden, terwijl vrouwen juist vaker aan onderwerpen als familie en thuis gekoppeld worden (Signorielli, 1982; Signorielli & Bacue, 1999; Signorielli & Kahlenberg, 2001; Tedesco, 1974).

Het tweede doel van dit onderzoek was om erachter te komen in welke mate genderstereotypering voorkomt in de humortypen die de personages per grap gebruiken. Mannen blijken meer gebruik te maken van de humortypen ironie, schaamte, slapstick en onbegrip dan vrouwen. Enkel over het feit dat mannen meer ironische grappen maken, valt te zeggen dat dit wellicht gender-stereotyperend is, omdat deze grappen vaak bot en ietwat vijandig zijn (Buizen en Valkenburg, 2004). Dit sluit aan op de bevindingen dat mannen vaker wat agressievere en vijandige humor gebruiken dan vrouwen (Mundorf et al., 1988; Whipple & Courtney, 1980). Voor de humortypen schaamte, slapstick en onbegrip valt op basis van bestaande onderzoeken en theorieën niet te zeggen dat dit typische mannenrollen zijn.

Ten derde is gekeken in welke mate genderstereotypering voorkomt in de slachtoffers van de grappen. Vrouwen blijken vaker het slachtoffer van een grap te zijn dan mannen. Volgens de bevindingen van Olson, Maio en Hobden (1999) kan dit gezien worden als gender-stereotyperend, omdat kleinerende humor met als slachtoffer iemand met een lagere status of machtspositie, waar ook vrouwen onder vallen, stereotypes in de hand zouden

(17)

werken. Zij beweren ook dat het stereotyperend is dat mensen met een hogere sociale status, in dit geval mannen, vaker grappen maken over mensen met een lagere sociale status: vrouwen. Echter, mannen blijken niet meer grappen te maken over vrouwen dan vrouwen over zichzelf. Dit is dus niet in overeenstemming met de bestaande theorie van Olsen, Majo en Hobden (1999). Er kan dus gesteld worden dat er in de slachtoffers van de grappen in beperkte mate sprake is van genderstereotypering, omdat vrouwen wel vaker het slachtoffer van grappen zijn, maar deze grappen niet voornamelijk door mannen gemaakt worden.

Voor het vijfde en laatste doel van dit onderzoek is gekeken of er verandering plaats vindt in genderstereotypering in de looptijd van de serie. Bij de vrouwen blijkt het onderwerp werk naarmate de serie vordert een minder grote rol te gaan spelen, terwijl het onderwerp thuis juist een grotere rol gaat spelen. Dit duidt op een toename van genderstereotypering, omdat werk een typische mannenrol is en thuis juist een typische vrouwenrol. Echter, de vrouwen blijken in de loop van de serie ook meer ironische grappen te maken, terwijl de mannen dit minder gaan doen. Dit kan juist gezien worden als een afname van

genderstereotypering, aangezien ironie een typisch mannen humortype is. Het is dus lastig om te stellen of er over het algemeen sprake is van verandering in genderstereotypering in de looptijd van Friends, omdat bovenstaande bevindingen elkaar tegenspreken. Bovendien is er in dit onderzoek niet gesteld dat bepaalde humortypen of sociale rollen zwaarder meetellen dan anderen. Wellicht zou dit in vervolgonderzoek wel meegenomen kunnen worden, zodat er duidelijkere uitspraken gedaan kunnen worden over de mate van genderstereotypering.

Er zitten echter ook wat beperkingen aan dit onderzoek vast. Om de

intercodeursbetrouwbaarheid voldoende hoog te krijgen, moest het humortype verassing bij de categorie ‘overig’ geplaatst worden. Hierdoor is waardevolle data verloren gegaan en kan er niks over genderstereotypering gezegd worden voor het humortype verassing. Voor vervolgonderzoek is aan te raden om wellicht het humortype verassing anders te specificeren en te verduidelijken, zodat deze alsnog meegenomen wordt in het onderzoek. Bovendien is er in dit onderzoek enkel gekeken naar hoe vaak bepaalde kenmerken voorkomen en niet naar de betekenis van de kenmerken in een bepaalde context of de achterliggende gedachte achter waarom bepaalde kenmerken voorkomen. Ook is er geen rekening gehouden met welke mogelijke effecten en gevolgen de gevonden genderstereotypering wellicht heeft. Doordat de focus op de frequentie van bepaalde kenmerken ligt, worden weinig voorkomende variabelen niet meegenomen. Voor vervolgonderzoek is het dus een idee om dieper in te gaan op de concepten doormiddel van een kwalitatieve inhoudsanalyse, wat een goede toevoeging op deze kwantitatieve inhoudsanalyse zou kunnen zijn.

(18)

Conclusie

Aan de hand van dit onderzoek kan gesteld worden dat er in enige mate sprake is van genderstereotypering in de komedieserie Friends. Zo blijken de mannen vaker dan de vrouwen aan een typische sociale mannenrol als werk gekoppeld te worden, terwijl de vrouwen vaker aan typische vrouwenrollen als familie en kinderen gekoppeld worden dan de mannen. Bovendien maken de mannen meer ironische grappen dan de vrouwen, wat

stereotype is voor mannengedrag, omdat deze grappen vaak wat bot en ietwat vijandig zijn. Ook zijn de vrouwen vaker het slachtoffer van een grap dan de mannen, wat als

stereotyperend gezien kan worden, omdat vrouwen in dit geval vaak gekleineerd worden en dus ondergeschikt zouden zijn aan mannen. Echter, het is niet zo dat de mannen telkens deze kleinerende grappen over de vrouwen maken. De vrouwen blijken vrijwel net zoveel grappen over zichzelf te maken als de mannen over hen doen. Tot slot blijken de vrouwen in de loop van de serie minder met werk bezig te zijn en gaat het onderwerp thuis juist een grotere rol spelen. Dit lijkt op een toename van genderstereotypering, maar de vrouwen bleken in de loop van de serie ook meer ironische grappen te gaan maken, wat het stereotype vrouwenbeeld juist doorbreekt.

Hoewel een aantal uitkomsten van dit onderzoek het stereotype beeld van mannen en vrouwen lijken te doorbreken, zijn er ook veel bevindingen gedaan die juist duiden op genderstereotypering. Al met al kan dus gesteld worden dat er in enige mate sprake is van genderstereotypering in de tien seizoenen van de komedieserie Friends. Zoals vermeld in de inleiding kan dit wellicht verklaard worden uit het doel van komedieseries om bestaande misstanden in de maatschappij te tonen. Het is dus mogelijk dat Friends in dit geval als spiegel van de maatschappij fungeert en het bestaan van gendervooroordelen in onze huidige maatschappij doormiddel van humor op deze manier aankaart. Wat dan ook de redenen mogen zijn voor het voorkomen van genderstereotypering in de serie, het is in elk geval zeker dat honderden miljoenen mensen over de hele wereld de serie hebben bekeken. Op basis van dit enorme bereik van de serie en de grote culturele impact is het mogelijk dat wereldwijd veel mensen beïnvloed zijn door het voorkomen van genderstereotypering in Friends. Naast de 69 gewonnen awards die de serie nu op haar naam heeft staan, mag er bij deze wellicht nog eentje aan deze lijst toegevoegd worden: ‘award voor het over de hele wereld aankaarten van bestaande gendervooroordelen in de maatschappij’.

(19)

Referentielijst

Baños, R. (2013). ‘That is so cool’: Investigating the translation of adverbial intensifiers in English-Spanish dubbing through a parallel corpus of sitcoms. Perspectives, 21(4), 526-542.

Berger, A. A. (1993). An anatomy of humor. New Brunswick, NJ: Transaction. Bretl, J.B., & Cantor, J. (1988). The portrayal of men and women in U.S. television

commercials: A recent content analysis and trends over 15 years. Sex roles, 18(9/10), 595-609.

Brodzinsky, D. M., Barnet, K., & Aiello, J. R. (1981). Sex of subject and gender identity as factors in humor appreciation. Sex Roles, 7(5), 561-573.

Buijzen, M., & Valkenburg, P. M. (2004). Developing a typology of humor in audiovisual media. Media Psychology, 6(2), 147-167.

Chaiken, S. (1987). The heuristic model of persuasion. In M. P. Zanna (Ed.), Social influence: the ontario symposium (pp. 3-39). Retrieved from: https://books.google.com/

Debusscher, P. (2009). Europa in de wereld: de genderdimensie. Wereldbeeld (Brussel), 33(151), 52-56.

Eagly, A. H., & Steffen, V. J. (1984). Gender stereotypes stem from the distribution of

women and men into social roles. Journal of personality and social psychology, 46(4), 735.

Elasmar, M., Hasegawa, K. and Brain, M. 1999. The portrayal of women in US prime time television. Journal of Broadcasting and Electronic Media, 44(1), 20–34.

Ford, T. E., & Ferguson, M. A. (2004). Social consequences of disparagement humor: A prejudiced norm theory. Personality and Social Psychology Review, 8(1), 79-94.

(20)

Freud, S. (1960). The psychoanalysis of a case of female homosexuality, The international Journal of Psycho-analysis, 1(2), 132-136.

Gilbert, D. T., Krull, D. S., & Malone, P. S. (1990). Unbelieving the unbelievable: Some problems in the rejection of false information. Journal of personality and social psychology, 59(4), 601.

Gerbner, G. (1993). Miracles of communication technology: Powerful audiences, diverse choices and other fairy tales. Illuminating the blindspots: Essays honoring Dallas W. Smythe, 367-378.

Gross, L., Morgan, M., & Signorielli, N. (1986). Living with television: The dynamics of the cultivation process (pp. 17-40). Retrieved from: https://wiki.commres.org/

Hay, Jennifer, (1995). Gender and humour: Beyond a joke (Master’s thesis, Victoria University of Wellington). Retrieved from: https://citeseerx.ist.psy.edu/

Hayes, A. F., & Krippendorff, K. (2007). Answering the call for a standard reliability measure for coding data. Communication methods and measures, 1(1), 77-89.

Head, S. W. (1954). Content analysis of television drama programs. The Quarterly of Film Radio and Television, 9(2), 175-194.

Heilman, M. (2002). Description and Prescription: How gender stereotypes prevent woman’s ascent up the organizational ladder. Journal of Social Issues, 57(4), 657-674.

Herzog, T. R., & Karafa, J. A. (1998). Preferences for sick versus nonsick humor. Humor: International Journal of Humor Research, 11(3), 291-312.

Heyd, T. (2010). How you guys doin’? Staged orality and emerging plural address in the television series Friends. American Speech, 85(1), 33-66.

(21)

Johnson, A. M. (1992). Language ability and sex affect humor appreciation. Perceptual and motor skills, 75(2), 571-581.

Kotthoff, H. (2006). Gender and humor: The state of the art. Journal of pragmatics, 38(1), 4-25.

Lauzen, M. M., & Dozier, D. M. (1999). Making a difference in prime time: Women on screen and behind the scenes in the 1995–96 television season. Journal of Broadcasting & Electronic Media, 43(1), 1-19.

Lauzen, M. M., & Dozier, D. M. (2004). Evening the score in prime time: the relationship between behind-the-scenes women and on-screen portrayals in the 2002-2003 season. Journal of Broadcasting & Electronic Media, 48(3), 484-500.

Lauzen, M. M., Dozier, D. M., & Horan, N. (2008). Constructing gender stereotypes through social roles in prime-time television. Journal of Broadcasting & Electronic

Media, 52(2), 200-214.

Meyer, J. C. (2000). Humor as a double-edged sword: Four functions of humor in communication. Communication Theory, 10(3), 310–331.

Morrison, A. M., White, R. P., Van Velsor, E. (1987). Breaking the glass ceiling. Reading, Mass: Addison-Wesley.

Mundorf, N., Bhatia, A., Zillmann, D., Lester, P., & Robertson, S. (1988). Gender differences

in humor appreciation. Humor-International Journal of Humor Research, 1(3), 231-244.

Olson, J. M., Maio, G. R., & Hobden, K. L. (1999). The (null) effects of exposure to disparagement humor on stereotypes and attitudes. Humor: International Journal of Humor Research, 12(2), 195-219.

Petty, R. E., & Cacioppo, J. T. (1986). The elaboration likelihood model of persuasion (pp. 1-24). New York, Springer.

(22)

Signorielli, N. (1982). Marital status in television drama: A case of reduced options. Journal of Broadcasting & Electronic Media, 26(2), 585-597.

Signorielli, N., & Bacue, A. (1999). Recognition and respect: A content analysis of prime-time television characters across three decades. Sex roles, 40(7-8), 527-544.

Signorielli, N., & Kahlenberg, S. (2001). Television's world of work in the nineties. Journal of Broadcasting & Electronic Media, 45(1), 4-22.

Smelik, A., Buikema, R., & Meijer, M. (1999). Effectief beeldvormen. Theorie, analyse en praktijk van beeldvormingsprocessen. (p 24-25). Assen: Van Gorcum.

Smith, S. L., & Cook, C. A. (2008). Gender stereotypes: An analysis of popular films and TV. In S. Smith (Ed.), Conference (pp. 12-23). Retrieved from: https://seejane.org/

Smythe, D. W. (1954). Reality as presented by television. Public Opinion Quarterly, 18(2), 143-156.

Sparks, G.G. (2015). Media Effects Research: A Basic Overview. Boston, Nelson Education. Tagliamonte, S. & Roberts, C. (2005). So weird; so cool, so innovative: The use of

intensifiers in the television series Friends. American Speech, 80, 280-300.

Tedesco, N. S. (1974). Patterns in prime time. Journal of communication, 24(2), 119-124. Tyler, M. and Cohen, L. (2008). Management in/as comic relief: queer theory and gender

performativity in The Office. Gender, Work and Organization, 15(2): 113–132.

Weinberger, M. G., & Gulas, C. S. (1992). The impact of humor in advertising: A review. Journal of advertising, 21(4), 35-59.

Weisfeld, G. E., & Weisfeld, M. B. (2014). Does a humorous element characterize embarrassment? Humor, 27(1), 65-85.

(23)

Weston, C. M., & Thomsen, C. J. (1993). No joking matter: Sex-typed comedy perpetuates traditional views of women. In American Psychological Association conference, Toronto, Canada.

Whipple, T. W., & Courtney, A. E. (1980). How to portray women in TV commercials. Journal of Advertising Research, 20(2), 53-59.

Wiseman, R. (2011). Laughlab: The scientific quest for the world’s funniest joke. The British Association For The Advancement Of Science.

Zillmann, D. (1983). Disparagement humor. In Handbook of humor research (pp. 85-107). Springer New York.

(24)

Appendix A. Codeboek Friends 1. Naam Codeur 1. Anna 2. Fianne 3. Joren I. IDENTIFICATIEKENMERKEN 2. Titel aflevering

Volledige titel van de aflevering 3. Nummer aflevering 4. Seizoen

5. Datum

Datum waarop de aflevering voor het eerst in de Verenigde Staten werd uitgezonden. Genoteerd als JJJJ-MM-DD

6. Lengte aflevering

Lengte van de aflevering in minuten 7. Nielsen rating

Aantal kijkers per aflevering in miljoenen 8. IMDb rating

Cijfer dat door IMDb gebruikers aan de aflevering is gegeven 9. Synopsis

Plot van de aflevering overgenomen van IMDb II. KENMERKEN GRAP

10. Grap

Nummer van de grap in de aflevering

- Iets wordt als grap gerekend wanneer er een laugh track wordt afgespeeld

- De laugh track moet luid en duidelijk zijn; het gaat daadwerkelijk om hard gelach, niet als er alleen wordt nagegrinnikt.

(25)

- Elke laugh track verwijst naar een nieuwe grap, ook als de grap voortbouwend is op een eerdere grap

11. Personage

Naam van het personage die de grap maakt/ om wie er gelachen wordt (non-verbaal dus ook) 1. Chandler 2. Joey 3. Monica 4. Phoebe 5. Rachel 6. Ross

7. Man (naam onbelangrijk) 8. Vrouw (naam onbelangrijk) 9. Meerderen

- Wanneer meerdere personages bijdragen aan de grap, wordt het personage genoteerd dat als laatste spreekt of handelt voordat de laugh track wordt afgespeeld

- Wanneer een personage iets zegt of doet waardoor hij of zijzelf het ‘target’ van de humor wordt (onbedoeld), dan wordt dit personage gecodeerd als zowel de aanstichter als het target van de grap.

- Wanneer er om een bepaalde setting/situatie gelachen wordt, in plaats van om een specifiek personage of een specifieke grap, wordt er gekozen voor ‘meerderen’.

12. Humortype

Type humor van de grap Satire:

Kan in zekere zin gezien worden als een meer ‘doelgerichte’, cynischere vorm van parodie. Satire is erop gericht om door middel van humor een bepaalde bekend persoon, institutie of situatie belachelijk te maken en te bekritiseren. Dit type humor komt veel voor in politiek getinte, satirische nieuwsprogramma’s en praatshows zoals The Daily Show, The Colbert Report en het Britse Have I Got News For You. Ook in de ietwat cynischere sitcoms laat de schrijver of show-runner met satire zijn of haar (negatieve) mening over een bepaald

(26)

Voorbeelden:

“That’s the Jim Belushi of speech openings… it accomplishes nothing, but everyone keeps using it, and nobody understands why” – Annie Edison, Community - S03E11, Urban Matrimony and the Sandwich Arts. (Over Jim Belushi)

“We gotta be really careful about the ratio; we get too many black guys, people think it’s a black bar. That would not help us (…) Black bars don’t win awards, I don’t know why, but they don’t.” - Dennis Reynolds, It’s Always Sunny in Philadelphia – S09E03, The Gang Desperately Tries to Win an Award. (Over racisme bij de Emmy’s/Oscars)

Parodie: Bij een parodie worden bepaalde elementen uit een herkenbare situatie of medium (vaak bekende films en televisieseries) overgenomen en op humoristische wijze neergezet of uitvergroot. Een parodie is vaak overkoepelend, met meerdere grappen die eraan bijdragen (omdat er ook meerdere elementen worden geïmiteerd). Een sleutel-element hierbij is

herkenbaarheid: de grappen binnen dit humortype zijn vaak alleen grappig wanneer de kijker de oorsprong ervan begrijpt. De humor komt dan voort uit het feit dat deze elementen in een nieuwe context worden geplaatst. Verwijzingen naar bekende personen, media of

gebeurtenissen (referentiehumor), zolang ze niet satirisch zijn, worden als parodie gecodeerd. Een voorbeeld hiervan kan zijn wanneer een personage zijn/haar huidige situatie expliciet vergelijkt met een bepaalde film (“This is just like in …”)

Voorbeeld:

Seinfeld – S05E05, The Bris. Gedurende de aflevering besluit een echtpaar met een

pasgeboren baby om Kramer als peetvader te kiezen. Kramer imiteert dan met zijn stem en gebaren Marlon Brando in The Godfather: “Don’t ever go against the family, Jerry.” Ook in de laatste scène zien we hem door een deuropening met de twee ouders om hem heen, voordat één van hen de deur sluit: een visuele imitatie van de laatste scène van the Godfather, met Kramer als Michael Corleone.

Friends – S01E03, The One with the Thumb. De personages zijn erg gesteld op Monica’s vriendje; wanneer ze hen het nieuws brengt dat ze het met hem heeft uitgemaakt beginnen ze zich te gedragen alsof zíj degenen zijn die ze heeft gedumpt. Dit doen ze aan de hand van clichématige zinnen als “Is there someone else?” ?”, “I just want things back, the way they were.” of “So that’s it… it’s over? Just like that?” De humor hierbij komt uit het feit dat deze zinnen herkenbaar zijn als clichés die bij vaak bij het beëindigen van een romantische relatie

(27)

worden gezegd (zowel in fictie als in de werkelijkheid), en vervolgens in een nieuwe, onverwachte context worden geplaatst. Hier wordt er dus niet zozeer een bepaald specifiek medium geparodieerd, maar meer een herkenbare situatie (het einde van een relatie). Ironie (Woordgrappen, Sarcasme)

Bij ironie wordt het tegenovergestelde bedoeld van wat er wordt gezegd of uitgebeeld. Ook understatements en laconiek gedrag worden onder ironie gerekend. Hierbij komt de humor voort uit het feit dat een personage een onverwacht kalme reactie heeft. Voorbeeld: Wanneer personage A een bal in het gezicht krijgt wordt dit gecodeerd als slapstick. De reactie van personage B hierop (“That’s going to leave a mark.”) wordt vervolgens gecodeerd als ironie. Een woordgrap, of ‘pun’ speelt in op een dubbelzinnige betekenis van een woord (soms alleen de klank ervan). Een klassiek voorbeeld is een personage dat “Duck!” (Bukken!) roept,

waarop de ander begint rond te kijken of er ergens een eend rondvliegt. Hiertoe worden ook andere dubbelzinnigheden zoals eufemismes en (seksuele) metaforen gerekend.

Sarcasme overlapt met ironie, maar is vaak specifieker gericht op het neerhalen van een ander personage. Hierbij hoeft er strikt genomen niet het tegenovergestelde te worden gezegd van wat er wordt bedoeld; sarcasme is ook te herkennen aan gelaatsuitdrukking en intonatie. Een emotieloze gezichtsuitdrukking (deadpan), fronsende wenkbrauwen of een lichte, zelfvoldane glimlach (smirk) kunnen allemaal indicatoren zijn voor sarcasme. Qua intonatie is sarcasme onder anderen herkenbaar aan lang uitgerekte klinkers (“Oh, reaaaaally?”) Voorbeeld: Wanneer Personage A een aankondiging maakt van een activiteit die personage B niet ziet zitten, kan B zijn/haar ongenoegen aantonen door bijvoorbeeld overdreven enthousiast te doen. Dit wordt als ironie gecodeerd wanneer binnen de context van dezelfde grap meteen duidelijk is dat B ondanks zijn/haar gedrag de activiteit totaal niet ziet zitten. Wanneer personage B juist op een heel emotieloze en onenthousiaste manier een vreudgekreet slaakt als respons (“Yay.”) dan wordt dit ook als ironie gerekend.

Slapstick

Bij slapstick wordt de humor ontleend aan fysieke pijn die een personage ondergaat. Een personage dat over een bananenschil uitglijdt en met veel spektakel te gronde gaat (een pratfall) is hier een klassiek voorbeeld van. Ook wanneer meerdere personages elkaar op een overdreven manier pijn doen (bewust of onbewust) geldt dit als slapstick. Als een personage klungelig gedrag vertoont dat níet per se tot pijn lijdt, dient dit eveneens gecodeerd te worden

(28)

als slapstick en niet als clownesque gedrag. Het verschil is dat slapstick veelal onbedoeld is (‘per ongeluk’), terwijl clownesque humor juist bewust wordt gedaan door het personage. Slapstick is nadrukkelijk visueel en non-verbaal.

Clowneske Humor

Clowneske humor is veelal visuele humor. De nadruk bij dit type ligt niet zozeer op wát er gezegd of gedaan wordt, maar hóe. Een personage dat overdreven mimiek en gebaren

gebruikt, een grappig accent of spraakgebrek hanteert, of in het algemeen ‘vreemd’/excentriek gedrag vertoont dat van de maatschappelijke norm afwijkt valt hieronder (bijv. Phoebe die praat met dieren) . Ook humor met grappige props(voorwerpen) wordt als clownesque humor gerekend, tenzij een van deze voorwerpen wordt gebruikt om iemand pijn te doen (dan is het vrij letterlijk slapstick). Imitatie van een ander personage valt hier ook onder, maar moet onderscheiden worden van satire en parodie. Wanneer in Friends Joey bijvoorbeeld als grap Ross’ sullige gedrag overdreven nadoet, geldt dit als clownesque humor en niet als parodie of satire.

Verrassing

Verrassing is een veelvoorkomend concept in humor dat teruggrijpt op de incongruity theory. Hierbij gaat het erom dat er een bepaalde richting of concept wordt gesuggereerd, waar vervolgens bewust van wordt afgeweken. Humoristische overdrijving valt ook onder deze categorie. Dit kan aan de ene kant een overdreven reactie zijn, maar ook hyperbolen (Verbale overdrijving: “Doing that is going to take ages!”). Vaak wordt overdrijving gecombineerd met clownesque humor (denk bijvoorbeeld aan een personage dat op een komische manier flauwvalt na het horen van slecht nieuws). In zulke gevallen wordt het humortype als Verrassing gecodeerd en niet als Slapstick.

In het geval van een running joke/callback (terugverwijzing) wordt deze alleen als Verrassing gecodeerd wanneer er geen sprake is van een duidelijk ander humortype. Als een sitcom bijvoorbeeld een running joke heeft over personages die gedurende de aflevering meermaals ergens over struikelen (waarbij het duidelijk is dat het om humoristische herhaling gaat), dan wordt deze elke keer als slapstick gecodeerd. Een terugverwijzing die níet op zichzelf kan staan als grap en dus ook niet in een ander humortype thuis is te brengen (zoals Ross aan het einde van de pilot van Friends doet: “I just grabbed a spoon.”) wordt daarentegen wel als Verrassing gecodeerd.

(29)

Onbegrip

Bij onbegrip komt de humor voort uit het feit dat een bepaald personage een concept niet of verkeerd begrijpt. Dit komt vanuit de superiority theory, omdat het vaak om een concept gaat dat de kijker wel begrijpt, en het personage om die reden kan uitlachen. Dit onbegrip komt niet per se voort vanuit domheid, maar kan ook aangeven dat een personage wereldvreemd of excentriek is, of om een andere reden ongepast gedrag uit in een bepaalde situatie. Het

personage moet hierbij ‘eerlijk’ zijn: als een personage alleen maar doet alsof het iets niet begrijpt (vaak om zo juist een ander personage belachelijk te maken) dan dient het als ironie gecodeerd te worden. Hierbij vormt de scene de context: als binnen dezelfde scene duidelijk is dat het personage het onbegrip alleen maar veinst, dan geldt het humortype als Ironie. Wanneer dit niet het geval lijkt te zijn, dan dient de grap als Onbegrip te worden gecodeerd, óók als in een latere scène blijkt dat het personage het toch wel begreep.

Schaamte

Dit type humor gaat uit van de relief theory; een personage bevindt zich in een beschamende of compromitterende situatie, en het gevoel van plaatsvervangende schaamte brengt de kijker aan het lachen als ontlading van opgebouwde spanning. In het geval dat dit type wordt gecombineerd met andere typen humor (een personage ondervindt schaamte nadat het door bijv. onbegrip of slapstick belachelijk is gemaakt), wordt het indien mogelijk als aparte grap gecodeerd (d.w.z. grap 1 = slapstick, grap 2 = schaamte). De schaamte moet expliciet en duidelijk zichtbaar zijn: wanneer de schaamte impliciet is (bijv. een personage struikelt en staat weer op, maar er wordt verder niet bij stil gestaan) dan wordt het niet als dusdanig gecodeerd. Een typisch voorbeeld is dat een personage iets doet of zegt, waarna er een ongemakkelijke stilte valt: de stilte vormt hierbij een apart onderdeel van de gehele grap (waar ook specifiek om wordt gelachen), en wordt dus als Schaamte gecodeerd. Randgevallen humortypen:

Visueel vs. Verbaal

Wanneer een grap zowel visueel als verbaal is dan dient er gekeken te worden naar welk aspect de ‘trigger’ of ‘punchline’ vormt die de laugh track teweeg brengt.

Vorm vs. Inhoud

(30)

gezegd wordt. In het geval dat beide elementen in een grap voorkomen krijgt Inhoud de voorrang.

Voorbeeld: Ross heeft de koelkast georganiseerd en legt de functie van elk laatje uit. Bij het laatste laatje zegt hij met nadruk dat hij daar alle bedorven producten heeft geplaatst. In dit geval wordt dit als verrassing gecodeerd omdat de grap inhoudelijk een onverwachte wending heeft. Zijn neurotische/passief-aggressieve uitspraak zou als clownesk of ironisch kunnen worden gezien, maar omdat dit betrekking heeft op de vorm krijgt Verrassing hier de voorrang.

Clowneske Humor vs. Slapstick

Slapstick is over het algemeen puur visueel terwijl Clowneske Humor ook verbale elementen kan bevatten. Ross die zeurderig over de telefoon klaagt dat hij zijn broek niet meer op kan trekken geldt dan ook als Clowneske Humor en niet als slapstick. De handeling zelf (Ross die zijn broek niet op kan trekken en het toch probeert) geldt als slapstick, maar omdat er

nadrukkelijk om een verbaal vorm-element wordt gelachen (Ross die tegen Joey klaagt met een huilerig stemmetje) geldt dit als clownesk.

Bij een puur visuele grap is intentie de doorslaggevende factor. Elke grap die direct fysieke pijn (bedoeld en onbedoeld) als gevolg heeft is vrij fundamenteel slapstick. Dit geldt ook wanneer een personage een voorwerp dat geen pijn voelt te lijf gaat; de nadruk ligt op de gewelddadigheid van de handeling. Grootse gebaren, ongepaste stemverheffing en cartoon-achtige mimiek (personages die elkaar veelbetekenend aankijken of een gek loopje doen) gelden als clownesk, zolang dit expres is. Wanneer er sprake is van een fysieke handeling die (deels) zonder intentie wordt uitgevoerd geldt dit als slapstick. De intentionaliteit heeft hier geen betrekking op de intentie tot humor maar op de intentie tot handelen. Wanneer een personage bijvoorbeeld op een overdreven, grappige manier met zijn been hinkt door een verstuikte spier dan heeft hij waarschijnlijk niet de intentie om anderen aan het lachen te maken, maar wel de intentie om ergens heen te lopen. Er gaat kortgezegd niets ‘mis’: hij/zij verricht de handeling met succes maar komt alsnog grappig over.

Wanneer er wel een duidelijke intentie tot humor is (personage trekt gek gezicht voor een camera) dan is dit eenduidig ook clownesk gedrag.

Slapstick daarentegen komt voort uit het feit dat een handeling ergens onbedoeld misgaat: Ross probeert zijn broek op te trekken door poeder op zijn benen te strooien, maar maakt het alleen maar erger, wat tot humor leidt.

(31)

Clowneske Humor vs. Verrassing

Wanneer het om een overdreven reactie gaat (hyperbool), die door middel van clowneske humor wordt uitgebeeld (bijv. Rachel die schreeuwt als reactie op het horen van Monica en Chandler’s geheime relatie via de telefoon), geldt dit als Verrassing. De humor moet hierbij nadrukkelijk voortkomen uit het feit dat de reactie te groots/dramatisch is binnen de gegeven situatie. Als een uitspraak verrassend is vanwege de clowneske toon moet er worden gekeken naar de vorm tegenover de inhoud: Ross die wordt begroet door zijn vrienden en antwoordt met een flauw “yeah…” is inhoudelijk verrassend en wordt als verrassing gecodeerd. Als hij zou hebben geantwoord met een inhoudelijk ‘normale’ begroeting (“Hi, guys”), maar op een heel depressieve toon dan zou het als clownesk worden gecodeerd.

De scheidslijn tussen inhoud en vorm kan makkelijk worden vastgesteld door te kijken of de humor nog steeds deels naar voren komt wanneer de grap wordt uitgeschreven. Als de humor alleen duidelijk is wanneer de grap gezien/gehoord wordt dan is het waarschijnlijk een puur vorm-element.

Clownesk & Slapstick vs. Schaamte

Schaamte kan zowel visueel als verbaal zijn. Ross die zonder iets te zeggen de kamer

binnenloopt met zijn broek op zijn knieën en poeder op zijn benen is niet clownesk, want het is geen bewust/intentioneel gedrag. Het is ook geen slapstick omdat er geen sprake is van een handeling. De slapstick is al gebeurd in een eerdere scène en we zien daar nu het resultaat van: Ross in een beschamende situatie.

Ironie vs Onbegrip

Wanneer een personage als gevolg van het feit dat hij/zij iets niet begrijpt een ironische opmerking maakt wordt dit als Onbegrip gecodeerd. Voorbeeld: Rachel is gefrustreerd omdat Joey zich volgens haar niet genoeg druk maakt over de geheime relatie van Monica en

Chandler. Joey denkt echter dat ze gefrustreerd is omdat hij de relatie beschreef als ‘they’re doing it.’, dus hij verbetert zichzelf op een sarcastische toon door te zeggen “they’re making love.” De humor komt voort uit het feit dat Joey Rachel’s irritatie verkeerd interpreteert. Daarnaast is het sarcasme hier een vorm-element terwijl het onbegrip inhoudelijk verschijnt, dus onbegrip krijgt hier sowieso de voorkeur.

Richtinggevende vragen:

(32)

- Ligt de humor in de inhoud of in de vorm van wat er gezegd wordt? - Is er sprake van

- Zijn er meerdere humortypen te identificeren binnen de grap? - Is er sprake van een ‘slachtoffer’ of ‘doelwit’ van de grap?

Clowne sk Slapsti ck Ironie Verrassi ng Schaam te

Satire Parodie Onbegr ip Vis/Ver Beiden Visuee

l

Verba al

Beiden Beiden Beiden (Vaak Ver) Beiden Beiden (Meest al Ver) Inh/Vor m Vorm (tenzij excentri ek gedrag) n.v.t. Beide n (soms alleen Vorm )

Beiden Beiden Beiden Beiden Inhoud

Doelwit ? Nee (Tenzij imitatie) Ja Meest al soms Ja Ja (Onderwe rp) Ja (Onderwe rp) Ja (Spreke r) 13. Target grap Slachtoffer van de grap 1. Chandler 2. Joey 3. Monica 4. Phoebe 5. Rachel 6. Ross

(33)

8. Vrouw (naam onbelangrijk) 9. Meerderen

 Iemand is het target van de grap als een specifiek persoon duidelijk belachelijk wordt gemaakt. Als iemand reageert op een opmerking van een ander of deze opmerking belachelijk maakt, wordt het personage zelf dus niet belachelijk gemaakt. Het gaat hier dus echt om de persoon zelf waarbij bijvoorbeeld zijn of haar karakter of uiterlijk belachelijk wordt gemaakt tijdens de grap. Belangrijk is dus dat er echt een vorm van belediging of negatieve nadruk in voor komt. Iemand is ook het slachtoffer van de grap als hij/zij na gedaan of geïmiteerd wordt.

14. Onderwerp Onderwerp van de grap Seks

Het onderwerp van de grap wordt als seks gecodeerd als de grap over geslachtsgemeenschap, masturbatie of pornografie gaat. Dit hoeft niet expliciet in de grap genoemd te worden maar kan ook uit de context gehaald worden. Hierbij geldt de gehele aflevering als de context. Grappen over andere onderwerpen zoals naaktheid of geslachtsdelen worden niet onder seks gerekend behalve als hier indirect geslachtsgemeenschap mee wordt bedoeld. Voorbeeld: Friends – S01E03, The One with the Thumb. Monica vertelt over haar mislukte date en zegt hierbij ‘He will never see me naked’. Hier bedoelt ze mee dat ze nooit seks met hem zal hebben. De grap wordt gecodeerd als seks.

Alcohol

Het onderwerp van de grap wordt als alcohol gecodeerd als de grap gaat over het drinken van alcoholhoudende dranken of het dronken of aangeschoten zijn. Ook grappen over het

verslaafd zijn aan het drinken van alcoholische dranken wordt onder alcohol gerekend. Dit hoeft niet expliciet in de grap genoemd te worden maar kan ook uit de context gehaald worden. Hierbij geldt de gehele aflevering als de context.

Drugs

Het onderwerp van de grap wordt als drugs gecodeerd als de grap over het gebruiken van soft- of harddrugs gaat. Hieronder vallen middelen als marihuana maar ook als er over medicatie

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• in het licht blijft de trans-vorm aanwezig en ontstaan dus geen (nieuwe) impulsen meer 1.

Steeds meer waarnemingen An- derzijds duiden deze gegevens, samen met alle andere waarnemingen, ontegenspreke- lijk op lokale vestiging – terwijl we daarover, tot minder dan

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

Uit het onderhavige onderzoek blijkt dat veel organisaties in de quartaire sector brieven registreren (van 51% in het onderwijs tot 100% of bijna 100% in iedere sector in het

Omdat de bezoekers op elk willekeurig moment in een van deze groepen ingedeeld werden en baliemedewerkers niet op de hoogte waren van het type handvest (ambities, weinig ambitieus,

[r]

De dichter Paul Haimon droeg Oote onder veel hilariteit voor, begeleid door een jazzbandje, en was waarschijnlijk zo onder de indruk van zijn eigen succes dat hij het

’Representation of God’ wordt door Rizzuto (1979) in ob- jectrelationele termen benoemd als een intrapsychisch proces waarbij kennis, herinnerin- gen, gevoelens en ervaringen