• No results found

1. Handleidingen alle 7 lessen van groep 1

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "1. Handleidingen alle 7 lessen van groep 1"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

© N at io na le Ac ad em ie v o o r M edi a & M aat sc ha pp ij 1

Welkom bij de eerste les van het Nationaal Media paspoort voor uw groep1 ! De kinderen (en u als leerkracht) worden zich in deze les bewust van hun eigen mediagebruik en dat van de klasgenoten. Daarnaast leren zij te reflecteren op (audio)visuele beelden en deze te beoordelen op leuk of niet leuk. Deze les is daarmee tevens een introductie op wat het betekent om een ‘like’ te geven, dat immers voor ‘leuk’ staat en ook door jonge kinderen wordt herkend.

 Benodigdheden:

Beeldmateriaal 1.1 (digitaal schoolbord of computer met beamer) Eventueel papier en tekengerei

A. Inleiding: kringgesprek

15 minuten.

Leg de kinderen uit dat u hen graag een aantal vragen stelt over televisie, de computer en tablets. Stel hen dan de volgende vragen:

o Wie van jullie kijkt er televisie? o Waar is de televisie in jullie huis? o Zijn er meer televisies in jullie huis? o Wanneer kijk je televisie?

o Met wie kijk je televisie?

o Mag je altijd televisie kijken als je dat wilt? o Wat kijk je het liefste en waarom?

Ga daarna door met de volgende vragen over de computer: o Hebben jullie een computer of een laptop thuis? o Waar staat of ligt deze? En van wie is hij?

o Wat doe je het liefste op de computer of laptop? Leg eens uit wat je graag doet of ziet? o Doe je dat alleen of met iemand anders? Met wie?

o Mag je altijd op de computer of laptop als je dat zelf wilt?

Herhaal de vragen hierboven voor de tablet en/of mobiele telefoon: o Hebben jullie een tablet of mobiele telefoons thuis? o Van wie is hij?

o Wat doe je het liefste op de tablet of mobiele telefoon? Leg eens uit wat je graag doet of ziet?

Handleiding Groep 1 Les 1

Wat zie je en wat vind je ervan?

(2)

© N at io na le Ac ad em ie v o o r M edi a & M aat sc ha pp ij 2 o Doe je dat alleen of met iemand anders? Met wie?

o Mag je altijd op de tablet of mobiele telefoon als je dat zelf wilt?

 Afsluiting: bedank de kinderen voor de informatie, het is altijd heel leuk te horen waar kinderen thuis mee bezig zijn!

Neem even pauze en laat de kinderen lekker bewegen. Ga daarna door met het tweede deel van de les.

B. Spel ‘leuk’ of ‘niet leuk’

15 minuten.

Bespreek dat u met hen ook nog graag een spelletje doet, waarbij u hen vraagt of zij iets (dat u hen gaat laten zien) leuk of niet leuk vinden. Introduceer het gebaar ‘duim omhoog’ voor leuk, ‘duim omlaag’ voor niet leuk. Laat de kinderen het klassikaal nadoen.

Optioneel:

 Geef elke leerling eventueel een papier. Vraag ze hun duim om te trekken op dit papier. Zij kunnen met de duim op papier aangeven of zij iets leuk of niet leuk vinden, door het papier te draaien.

 Laat hen op een scherm Beeldmateriaal 1.1 zien. De kinderen krijgen steeds eventjes de tijd om te bedenken wat ze van het plaatje of filmpje vinden. De kinderen geven vervolgens met hun duimen (of met de getekende duimen), omhoog of omlaag, aan wat ze vinden: leuk of niet leuk.

 Bespreek met hen waarom ze het wel of niet leuk vinden. Alles is daarbij goed. Laat hen lekker even vertellen.

 Als de kinderen hun duim hebben getekend op een papier, bewaren zij deze in hun eigen bewaarmap van het Nationaal Media Paspoort, als u deze heeft besteld. Zie de mogelijkheden op de website!

(3)

1 Kinderen leren in deze les enige zelfbewustzijn aan en leren hun eigen identiteit te associëren met zaken die voor hen belangrijk zijn. In de media heeft namelijk iedereen een (online) identiteit, die zij moeten beschermen, opbouwen, verbeteren en bewaken. Deze les is de eerste stap!

 Benodigdheden:

Papier, tekengerei

A.

Inleiding: kringgesprek

15 minuten.

 Vertel de kinderen in een kringgesprek dat de les vandaag over henzelf gaat en over dingen die zij in hun leven belangrijk vinden. De kinderen krijgen bij iedere vraag de tijd er even over na te denken. Stel klassikaal ter inspiratie wat vragen. Ook is het leuk om iets over uzelf te vertellen; heeft u een huisdier (nu of vroeger)?

o Wie heeft er huisdieren? o Wat is je lievelingsspeelgoed?

o Wat doe je het liefste als je niet op school bent? o Wat doe je het liefste als je wel op school bent?

o Kijk je graag televisie, of zit je liever achter de computer? o Wat is je favoriete kledingstuk?

 Laat de kinderen zichzelf presenteren aan de anderen door te vertellen wat zij belangrijk vinden. Zijn er nog meer kinderen die dat belangrijk vinden? Of iets dat er op lijkt?

 Zorg dat elk kind even aan de beurt komt.

B.

Tekenopdracht

15 minuten.

 Deel het papier uit en laat de kinderen een tekening maken van de dingen die ze leuk of belangrijk vinden in hun leven. Dit kan een huisdier zijn, speelgoed of andere dingen die ze fijn of prettig vinden. Geef wat inspiratie waar nodig.

 De kinderen bewaren de tekeningen in hun eigen paspoortomslag.  Sluit de les af.

Handleiding Groep 1 Les 2

Wie ben jij?

(4)

© N at io na le Ac ad em ie v o o r M edi a & M aat sc ha pp ij 1

In deze les wordt kennisgemaakt met de eerste twee basisemoties: blij en verdrietig. Zoals u in de inleidende tekst op de website heeft kunnen lezen vormt bewustwording over het voelen, en later het willen en doen, de kern van dit lesprogramma. Mocht u nog even willen nalezen, dan kan dit op de website: kiest u voor Leerkracht en dan uw groep. Dan ziet u links deze inleidende tekst.

 Benodigdheden:

Beeldmateriaal 1.3, Actieboekje 1.3, Stickervellen, Handleiding ‘Bodyscan’.

A. Inleiding: kringgesprek

15 minuten.

 Geef aan dat deze les gaat over gevoel. Voelen is net zo belangrijk als denken. Soms voel je je blij, soms voel je je verdrietig. Ook als je naar dingen op televisie kijkt, of als je achter de computer zit of naar je tablet of telefoon kijkt.

 Stel de kinderen dan ter inleiding de volgende vragen:

o Wanneer voel jij je wel eens blij of verdrietig? Waarom? o Als je blij of verdrietig bent, waar voel je dat dan in je lichaam?  Teken daarna op het bord de smileys die bij ‘blij’  en ‘verdrietig’  horen.

B. Bodyscan oefening

5 minuten.

 Zeg in uw eigen woorden het volgende aan de kinderen: ‘We gaan nu even niet nadenken maar voelen, want voelen is net zo belangrijk als nadenken. Om goed te kunnen voelen, doen we allemaal even onze ogen dicht. We gaan één minuut stil zijn en even lekker rustig zitten.’ Doe nu met de kinderen de Bodyscan.

 De Bodyscan is een begeleide denk-pauze, waarin de leerkracht de leerlingen in 1 minuut stilte zegt waar zij hun aandacht op moeten vestigen. Het leert kinderen zich naar binnen te richten en zich bewust te worden van hun eigen emoties. Zie voor de tekst van de Bodyscan het document Bodyscan op de website onder ‘Benodigdheden’.

 Stel na afloop de volgende vragen:

o Wat voelde jij? Voelde jij je bijvoorbeeld blij of verdrietig, of iets anders?

o Waar in je lichaam voelde jij dat gevoel? (kinderen kunnen dit vaak goed zelf aanwijzen)

Handleiding Groep 1 Les 3

Wat vind je leuk om te zien?

(5)

© N at io na le Ac ad em ie v o o r M edi a & M aat sc ha pp ij 2

C. Spel ‘blij of verdrietig’

15 minuten.

 Deel de stickervellen uit en deel Actieboekje 1.3 uit. In de binnenkant van Actieboekje 1.3 staan 2 smileys: op de linkerkant een blije smiley, op de rechterkant een verdrietige smiley. U knipt of snijdt de vellen in tweeën zodat elk kind 1 blije en 1 verdrietige smiley op een velletje heeft. Vraag de klas welke smiley hoort bij ‘blij’. Deze smiley houden de kinderen omhoog. Doe hetzelfde voor verdrietig en schat op deze manier in of ieder kind het goed begrijpt.

 Laat de kinderen kijken naar de beelden uit de media die horen bij les 1.3. Dit zijn beelden die een beroep doen op ‘blije’ en ‘verdrietige’ gevoelens. Laat hen met de smileys (Actieboekje 1.3) aangeven of ze blij of verdrietig worden van de beelden. Alles is goed. Het kan zijn dat hetzelfde beeld verschillende gevoelens oproept. Dat is geen probleem. Laat de kinderen uitleggen waarom zij dat voelen.

 Vraag na elk voorbeeld een kind het gevoel toe te lichten, door te vragen: o Waarom vind je dit leuk/niet leuk?

o Waar in je lichaam voelde je dit? ? Laat de kinderen de sticker van hun eigen keuze (blij of

verdrietig) plakken op de plek in hun lichaam waar ze dit gevoel krijgen. Dit kan elk deel zijn tussen de kruin en de tenen!

(6)

1 De kinderen ervaren tijdens deze les wat het verschil is tussen kort en lang. Vandaag gaan we aan de slag met materiaal: lengtes van stroken. We vinden namelijk het tijdbesef over het gebruik van media door kinderen een belangrijk thema; zodat zij niet te lang en te intensief met de media bezig zijn en er een goede balans tussen hun online en offline activiteiten ontstaat. Het onderscheid kunnen maken tussen kort en lang is daarbij de eerste stap.

 Voorbereiding leerkracht:

10 minuten.

Ter voorbereiding op deze les knipt de leerkracht voor ieder kind een strook papier. Elke strook heeft een andere lengte; dit verschil moet zichtbaar zijn. Gebruik, als dit mogelijk is, dik papier voor deze opdracht.

 Benodigdheden:

De uitgeknipte stroken van verschillende lengtes.

A.

Inleiding: kringgesprek

15 minuten.

 Vraag de klas eens wie er weet wat het verschil is tussen kort en lang. Vraag hen iemand aan te wijzen met lang haar en iemand met kort haar. Wie is er lang in de klas, wie is er wat kleiner? Welke vinger is het kortst, welke het langst? Noem zo wat voorbeelden, maar koppel er geen waardering aan. Groot is goed, klein is goed.

B.

Bewegingsles

15 minuten.

 Geef elk kind een strook papier. Vraag vervolgens of de kinderen op volgorde kunnen gaan staan van korte naar lange strook. Laat ze zelf controleren of de rij klopt.

 Sluit de les af.

Handleiding Groep 1 Les 4

Wat is kort en wat is lang?

(7)

1 Het wordt in deze mediawereld steeds belangrijker om je weg te vinden naar goede en betrouwbare informatie. Deze les is de eerste stap in het leren zoeken naar informatie. In deze les leren de kinderen waar bepaalde spullen te vinden zijn. De nadruk ligt op het gebruik en de plaats van verschillende media die in de klas aanwezig zijn (boeken, pennen, computer, mobiele telefoon, tijdschriften, televisie etc.). De eerste stap naar informatievaardigheden!

 Benodigdheden

Spullen uit de klas om in de kring te leggen

A.

Inleiding: kringgesprek

10 minuten.

 Leg uit: vandaag gaan we leren zoeken en wegleggen. Het is goed om te weten waar iets ligt, zodat je het netjes kunt opbergen en altijd weer terug kunt vinden. Sommige spullen horen op school en andere spullen horen in huis, of moeten buiten blijven staan. Bijvoorbeeld: jouw potlood ligt in jouw la, het boek hoort in de kast, de computer hoort op de tafel, de mobiele telefoon van de leerkracht hoort in de tas van de leerkracht, maar ook; de pop hoort in de poppenhoek, de fiets staat in het fietsenrek.

B.

Opruimspel

20 minuten.

 Leg spullen in de kring en laat de kinderen met elkaar nadenken waar welke spullen horen. (Boekjes, potloden, papier etc.) Laat de kinderen het zelf ook om beurten opruimen. Het gaat hier om spullen die van iedereen zijn en die ieder kind mag gebruiken.

 Sluit de les af.

Handleiding Groep 1 les 5

Waar hoort wat?

(8)

1 Er is een verschil tussen het eigen bezit en het bezit van een ander. De kinderen leren hier vandaag over na te denken en hier onderscheid in te maken. In de omgeving van het eigen klaslokaal. Hiermee zetten we de eerste stappen naar het besef van privacy.

 Benodigdheden:

Ouderbrief 1.7 en Thuisopdracht 1.7 ter voorbereiding op de volgende les 1.7.

U verzamelt samen met de kinderen verschillende spullen uit de klas. Het gaat om spullen die zowel door iedereen in de klas te gebruiken zijn en om spullen die uitsluitend van één van de kinderen zijn. Denk daarbij aan individuele eigen lunchdoosjes, rugzakjes, jasjes, stiften, boekjes etc. Deze voorwerpen worden in de kring gelegd. Zo ontstaan er twee groepen van spullen: gemeenschappelijk bezit en privébezit.

A. Kringgesprek

15 minuten.

 Vertel in de kring dat sommige spullen van iedereen zijn en dat je deze spullen dus moet delen. Soms moet je even wachten tot je een boekje kunt lezen of met een pop kunt spelen, omdat een ander kind bezig is. We kijken even naar alle spullen van de kring. Pak wat voorwerpen uit de kring en vraag:

o Van wie is dit? (Van ons allemaal of van een kind in het bijzonder?) o Hoe zie je dat?

o Waar hoort dit voorwerp? (Laat een kind uit de kring opstaan om het voorwerp terug te leggen op de plek waar het hoort.)

 Zeg de groep dat ze hun eigen voorwerp mogen opbergen in hun eigen rugzak, kastje of andere persoonlijke ruimte: hoe u dit als school of leerkracht hebt afgesproken.

B.

Voorbereiding les 1.7

5 minuten.

 Vertel klassikaal: neem voor de volgende les een familiefoto mee. Deel hierbij de brief voor de ouders/verzorgers voor Thuisopdracht 1.7 uit: dit is een tekstje met een instructie. Op dit vel wordt hen gevraagd de familiefoto mee te geven, of het kind te helpen met een tekening van de familie wanneer er geen foto voor handen is.

 Sluit de les af.

Handleiding Groep 1 Les 6

Wat is van jou en wat is van iedereen in de klas?

(9)

1 Ieder kind maakt deel uit van een gezin. De kinderen leren vandaag dat er meerdere mensen om hen heen staan die belangrijk voor hen zijn. Zij krijgen inzicht in de opbouw van hun eigen gezin ten opzichte van dat van andere kinderen. Het creëert meer begrip en kennis voor en van elkaars thuissituatie. Natuurlijk kun u ook over uw eigen gezinssituatie vertellen: nu of toen.



Benodigdheden:

Elk kind heeft een foto of tekening meegenomen waar zijn of haar familie op staat.



Thuisopdracht voorafgaand aan les 1.7

Ouders/verzorgers van de kinderen is gevraagd een familiefoto mee te geven, of het kind te helpen met een tekening van de familie wanneer er geen foto voor handen is. In deze les gaan we aan de slag met de afbeeldingen.

A.

Inleiding: kringgesprek

15 minuten.

 Ieder kind zit in de kring met de foto of tekening van de eigen familie.

Vertel: vandaag gaan we het hebben over jullie familie. Een familie kan bestaan uit ouders, broers en zussen, opa’s en oma’s, ooms en tantes, neefjes en nichtjes. Vraag het volgende:

o Wie kan je allemaal opnoemen die er bij jouw familie hoort? o Horen jouw huisdieren ook bij de familie?

o Iedere familie is anders. Wat vind jij speciaal of bijzonder aan jouw familie? Hier kunt u de kinderen bij helpen.

B.

Rondvraag

20 minuten.

 De kinderen laten vervolgens in de kring aan elkaar zien hoe hun eigen gezin eruit ziet. Laat ze het aan elkaar vertellen.

o Wat zijn de verschillen tussen de families?

 De kinderen bewaren de foto’s en tekeningen in hun eigen paspoortboekje.  Sluit de les af.

Handleiding Groep 1 Les 7

Wie is wie in jouw familie?

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

U kunt gebruik maken van een van deze rechten door uw verzoek per e-mail te sturen naar: planning@degrabbelton.nl De Grabbelton kan u vragen om zich te. legitimeren voordat

Controleer de sonde voor elke voeding op zicht of deze nog juist zit.. U kunt dit controleren door naar de pleister te kijken en te bepalen of deze nog goed

Als je onder narcose bent, kun je niet uit jezelf wakker worden.. De anesthesist is de dokter die jou de

Door goed geïnformeerde professionals in te zetten die alert zijn op mogelijk onderliggende problemen bij ouders kan de juiste hulp en expertise ingezet worden voor het gezin.

Minderjarigen waarvan de ouders hun formele relatie verbreken hebben het recht om betrokken te worden bij het ouderschapsplan, vanaf twaalf jaar het recht om gehoord te worden,

• Door de grote verschillen in mijn klas gebruiken wij niet de klassikale kring maar bieden wij in kleine groepjes op rekenniveau juist een of juist geen complexe rekenproblemen in..

Deze is verantwoordelijk voor de verpleegkundige zorg die je nodig hebt als je wordt opgenomen of voor de dagbehandeling komt. De kinderoncologie verpleegkundige prikt de

Vier keer in de week lezen de kinderen aan het begin van de dag ‘stil’. Tijdens technisch lezen gaan de kinderen in duo’s lezen, sommige kinderen lezen met de juf. Bij