• No results found

Informatieplicht zorgaanbieders ten aanzien van de tarieven van de behandeling en eigen bijdrage ingeval van niet-gecontracteerde zorg: een wettelijke of contractuele plicht?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Informatieplicht zorgaanbieders ten aanzien van de tarieven van de behandeling en eigen bijdrage ingeval van niet-gecontracteerde zorg: een wettelijke of contractuele plicht?"

Copied!
51
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Masterscriptie

Universiteit van Amsterdam

Faculteit der Rechtsgeleerdheid

Informatieplicht zorgaanbieders ten aanzien van de tarieven van de

behandeling en eigen bijdrage ingeval van niet-gecontracteerde zorg:

een wettelijke of contractuele plicht?

8 januari 2021 Katja Chapko

Studentnummer: 10345086

E-mail: katja.chapko@student.uva.nl

Scriptiebegeleider: dhr. prof. dr. M.B.M. (Marco) Loos Tweede lezer: G.J.P. (Gerardus) de Vries

(2)

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Inleiding ... 4

1.1. Onderzoeksaanleiding ... 4

1.2. Probleemstelling en onderzoeksmethoden ... 5

1.3. Onderzoeksopzet ... 6

Hoofdstuk 2 Wettelijk kader van de rechtsverhouding tussen de niet-gecontracteerde psycholoog en de patiënt ... 7

2.1. De niet-gecontracteerde psycholoog ... 7

2.1.1. Titelbescherming WHW en Wet BIG ... 7

2.1.2. De niet-gecontracteerde psycholoog: GZ-psycholoog, psychotherapeut of psycholoog zonder BIG-registratie ... 8

2.2. Wettelijk kader niet-gecontracteerde geestelijke gezondheidszorg (ggz) ... 8

2.2.1. Niet-gecontracteerde ggz ... 9

2.2.2. Vergoedingssystematiek niet-gecontracteerde ggz ... 9

2.2.3. Onduidelijkheid vergoeding niet-gecontracteerde zorg ... 10

2.3. De rechtsverhouding tussen de psycholoog en de patiënt ... 10

2.3.1. Contractuele rechtsverhouding ... 10

2.3.2. Totstandkoming geneeskundige behandelingsovereenkomst (art. 7:446 BW) ... 11

2.3.3. Psycholoog: hulpverlener in de zin van art. 7:446 BW? ... 12

2.3.4. Ggz-instellingen en individuele psychologen als hulpverlener ... 13

Hoofdstuk 3 Informatieplicht ten aanzien van de tarieven van de behandeling en de eigen bijdrage van niet-gecontracteerde zorg ... 14

3.1. Informatieplicht algemeen: Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) ... 14

3.1.1. Informatieplicht art. 7:448 BW ... 14

3.1.2. Algemene norm van het goed hulpverlenerschap art. 7:453 BW ... 15

3.1.3. Tarieven van de behandeling en eigen bijdrage ... 16

3.2. Informatieplicht tarieven en eigen bijdrage ... 20

3.2.1. Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) en Regeling Transparantie Zorgaanbieders ... 20

3.2.2. Tarieven van de behandeling en eigen bijdrage ... 22

3.2.3. Civielrechtelijke gevolgen ... 25

3.2.4. De wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) ... 26

Hoofdstuk 4 Remedies van de patiënt bij een schending van de wettelijke en contractuele informatieplichten ... 29

(3)

4.2. Beroep op tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen uit hoofde van de

geneeskundige behandelingsovereenkomst ... 30

4.2.1. Artikel 6:74 BW ... 30

4.2.2. Stelplicht en bewijslast ... 31

4.2.3. Schadevergoeding, nakoming, ontbinding en opschorting eigen verbintenis ... 32

4.3. Beroep op wilsgebreken ... 32

4.3.1. Artikel 6:228 BW ... 33

4.3.2. Onjuiste voorstelling van zaken als gevolg van een inlichting, mededelingsplicht of wederzijdse dwaling ... 33

4.3.3. Stelplicht en bewijslast ... 35

4.3.4. Onderzoeksplicht versus mededelingsplicht ... 35

4.3.5. Rechtsgevolgen geslaagd beroep op artikel 6:228 BW ... 36

4.4. Beroep op oneerlijke handelspraktijk ... 36

4.4.1. Oneerlijke handelspraktijken ... 36

4.4.2. Misleidende handelspraktijken ... 37

4.4.3. Stelplicht en bewijslast ... 39

4.4.4. Rechtsgevolgen geslaagd beroep op artikel 6:193c of 6:193d BW ... 39

Hoofdstuk 5 Conclusie ... 41

(4)

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1. Onderzoeksaanleiding

Er is in de laatste jaren veel jurisprudentie gewezen over de vergoedingspercentages van niet-gecontracteerde zorg en de onduidelijkheid hierover.1 Hoewel de verzekerde ingevolge artikel 13 Zorgverzekeringswet (Zvw) recht heeft op vergoeding van niet-gecontracteerde zorg is over de hoogte hiervan niets vastgelegd in de wetgeving.

De Hoge Raad deed op 11 juli 2014 uitspraak in het bekende CZ/Momentum-arrest2 en stelde vast wat de hoogte van de minimale vergoeding van niet-gecontracteerde zorg is. De hoogte van de vergoeding mag sindsdien niet zo laag zijn dat het een ‘feitelijke hinderpaal’ opwerpt om zorg te betrekken van een niet-gecontracteerde zorgaanbieder naar keuze.3 Met het arrest is getracht een einde te maken aan de onduidelijkheid omtrent de vergoedingen van niet-gecontracteerde zorg.

Desalniettemin blijkt uit onderzoek van de Nederlandse Zorgautoriteit (hierna: NZa) dat patiënten nog altijd veel onduidelijk vinden ten aanzien van de vergoeding van

niet-gecontracteerde zorg.4 Slechts acht procent van de patiënten zegt op de hoogte te zijn van het feit dat zijn zorgaanbieder niet-gecontracteerd is.5 Daarnaast blijken patiënten het moeilijk te vinden om te achterhalen wat ze moeten betalen als ze naar een niet-gecontracteerde

zorgaanbieder gaan, omdat de informatievoorziening vanuit zowel zorgverzekeraars als niet-gecontracteerde zorgaanbieders op dit punt gebrekkig is.6

Hoewel het primaat van de informatieverstrekking ten aanzien van niet-gecontracteerde zorg en de vergoeding daarvan op basis van de overeenkomst van zorgverzekering in beginsel bij de zorgverzekeraar ligt7, blijkt hier in de praktijk niet of nauwelijks aan te worden voldaan.8

In de praktijk is hier echter wel behoefte aan. Vanuit een juridisch oogpunt is het daarom interessant om te onderzoeken welke rol de zorgaanbieder in de informatieverstrekking speelt. Hij is immers in de meeste gevallen het eerste aanspreekpunt voor de patiënt.

1 Zorgenstelsel 2019.

2 HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1646. 3 Van Schelven & Janssen 2017, p. 479. 4 Zorgwijzer 2018 en Skipr 2018. 5 Arteria Consulting 2018, p. 38. 6 Idem.

7 Rb. Den Haag 6 juni 2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:6611, r.o. 4.10 en art. 10 Regeling informatieverstrekking

ziektekostenverzekeraars.

(5)

Daarnaast is de zorgaanbieder veelal beter in staat om de zorgvraag van de patiënt te

identificeren en te koppelen aan de vraag of deze voor vergoeding in aanmerking komt en/of een eigen bijdrage zal volgen.

Het ontbreken van een duidelijk wettelijk kader, waar de patiënt bescherming aan kan ontlenen indien hij slecht geïnformeerd is door zijn zorgaanbieder en achteraf voor onverwachts hoge kosten komt te staan, is problematisch. De consumentenrechtelijke informatieplichten van afdeling 6.5.2.b BW zijn in voorkomend geval niet van toepassing, omdat artikel 6:230m lid 1 onder e BW de “gezondheidszorg” uitsluit van de toepasselijkheid van de consumentenrechtelijke informatieplichten. Ook in de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst, die een patiënt zou moeten beschermen bij de totstandkoming van de behandelingsovereenkomst, is niets expliciet geregeld op het gebied van de financiële consequenties.

Om het onderwerp tastbaarder te maken is gekozen voor een toespitsing op de psycholoog. Het doel van dit onderzoek is dan ook om uit te zoeken of de niet-gecontracteerde

psycholoog een informatieplicht heeft ten aanzien van de tarieven van de behandeling en de vergoeding door de zorgverzekeraar (eigen bijdrage). Daarnaast heeft deze scriptie als doel om uit te zoeken welke civielrechtelijke remedies de patiënt heeft bij een schending van een eventueel vastgestelde informatieplicht. Dit neemt niet weg dat deze scriptie ook van

toepassing is op andere zorgaanbieders.

1.2. Probleemstelling en onderzoeksmethoden

Vanuit de zojuist beschreven problematiek ben ik tot de volgende onderzoeksvraag gekomen: “Heeft de niet-gecontracteerde psycholoog/zorgaanbieder een informatieplicht ten aanzien van de tarieven van de behandeling en de vergoeding daarvan door de zorgverzekeraar (eigen bijdrage), en wat is de civielrechtelijke rechtspositie van de patiënt die door hem niet of onjuist op de hoogte is gesteld van deze informatie?”

Voor dit onderzoek wordt hoofdzakelijk gebruik gemaakt van jurisprudentie- en literatuuronderzoek. Waartoe met name parlementaire stukken, juridische literatuur,

jurisprudentie, uitspraken van de Geschillencommissie Ziekenhuizen, rapporten, en digitaal geraadpleegd artikelsgewijs commentaar of relevante informatie op websites.

(6)

1.3. Onderzoeksopzet

De patiënt die zich in de zojuist beschreven situatie bevindt sluit doorgaans twee overeenkomsten. In de eerste plaats komt tussen hem en de zorgverzekeraar een

overeenkomst van zorgverzekering tot stand. In de tweede plaats sluit de patiënt die zich met een zorgvraag tot een zorgaanbieder wendt een geneeskundige behandelingsovereenkomst. Beide rechtsverhoudingen staan centraal in hoofdstuk 2, dat het wettelijk kader van deze scriptie beschrijft.

Hoofdstuk 3 staat in het teken van een onderzoek naar de informatieplichten ten aanzien van de tarieven van de behandeling en eigen bijdrage. Hoewel in de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst niets expliciet is geregeld op het gebied van de financiële consequenties van de behandeling, wordt onderzocht of uit de literatuur, jurisprudentie- en parlementaire stukken desalniettemin een dergelijke (contractuele) plicht kan worden afgeleid. Bij gebreke van een privaatrechtelijke wettelijke verankering van de

informatieplicht ten aanzien van de tarieven van de behandeling en eigen bijdrage wordt in hoofdstuk 2 daarnaast de publiekrechtelijke wet- en regelgeving op het gebied van de gezondheidszorg onderzocht. Aan de hand van een analyse van de literatuur, jurisprudentie en parlementaire stukken wordt gekeken of daaruit een wettelijke plicht kan volgen om die informatie aan de patiënt te verschaffen en of die ook civielrechtelijk kan worden ingeroepen. Vervolgens worden in het hoofdstuk 4 alle bevindingen uit de voorgaande twee hoofdstuk gekoppeld aan de vraag welke civielrechtelijke remedies de patiënt heeft ingeval van een schending van de in hoofdstuk 2 vastgestelde informatieplichten.

Tot slot wordt in het laatste hoofdstuk antwoord gegeven op de onderzoeksvraag en worden de belangrijkste bevindingen uit het onderzoek weergegeven. Daarnaast brengt het hoofdstuk knelpunten in kaart die uit het onderzoek naar voren komen en sluit het af met een aantal suggesties.

(7)

Hoofdstuk 2 Wettelijk kader van de rechtsverhouding tussen de

niet-gecontracteerde psycholoog en de patiënt

Dit hoofdstuk staat in het teken van het wettelijk kader van de rechtsverhouding tussen de niet-gecontracteerde psycholoog en de patiënt. Hoewel er een overeenkomst tot stand komt waar de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst op van toepassing is, is bij de rechtsverhouding meer wet- en regelgeving betrokken. Dit hoofdstuk duidt welke positie de niet-gecontracteerde psycholoog inneemt in het rechtsbestel en welke typen psychologen wettelijke titelbescherming genieten (2.1.). Tevens wordt duidelijk wat ‘niet-gecontracteerd’ inhoudt. Ook het wettelijk kader van de niet-gecontracteerde geestelijke gezondheidszorg (ggz) en de vergoedingssystematiek komen (2.2.) aan bod. Ten slotte gaat het hoofdstuk in op de rechtsverhouding tussen de niet-gecontracteerde psycholoog en de patiënt en de betrokken wet- en regelgeving (2.3.).

2.1. De niet-gecontracteerde psycholoog

2.1.1. Titelbescherming WHW en Wet BIG

Sinds de inwerkingtreding van de Wet op het hoger en wetenschappelijk onderzoek (WHW) op 1 september 1993 is de titel psycholoog geen wettelijk beschermde titel meer.9 Hetzelfde

geldt aldus voor de niet-gecontracteerde psycholoog. De titel psycholoog komt evenmin in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) voor, die de bescherming van beroepstitels en opleidingstitels van beroepen in de gezondheidszorg regelt.10 Ingevolge

artikel 3 van de Wet BIG zijn alleen de gezondheidspsycholoog (GZ-psycholoog) en de psychotherapeut wettelijk beschermde beroepstitels in de geestelijke gezondheidzorg (ggz). Dit geldt ook voor de twee specialismen van de GZ-psycholoog: klinisch psycholoog en klinisch neuropsycholoog.11 In beginsel kan eenieder zich dus (niet-gecontracteerde) psycholoog kan noemen.

9 HR 15 juli 2014, ECLI:NL:PHR:2014:1731, r.o. 6.24. 10 Rijksoverheid 2020.

(8)

2.1.2. De niet-gecontracteerde psycholoog: GZ-psycholoog, psychotherapeut of psycholoog zonder BIG-registratie

De titel ‘psycholoog’ is een verzamelnaam voor verschillende soorten hulpverleners in de geestelijke gezondheidszorg,12 waaronder GZ-hulpverleners van uiteenlopende aard. Met de ‘niet-gecontracteerde psycholoog’ wordt in deze scriptie bedoeld de GZ-psycholoog, de psychotherapeut of de psycholoog zonder BIG-registratie die niet-gecontracteerde zorg geestelijke gezondheidzorg (ggz) verleent.

2.2. Wettelijk kader niet-gecontracteerde geestelijke gezondheidszorg (ggz)

De geneeskundige (curatieve) geestelijke gezondheidszorg (ggz) voor volwassenen valt onder de Zorgverzekeringswet.13 De Zorgverzekeringswet (Zvw) regelt dat alle ingezetenen recht hebben op zorg of vergoeding van zorg die onder het basispakket van de Zvw valt.14 Om de benodigde toegang tot zorg te kunnen bieden, geldt een zorg- en acceptatieplicht voor

zorgverzekeraars. De zorgplicht houdt in dat zorgverzekeraars erop toezien dat de toegang tot die zorg gewaarborgd blijft.15 Zorgverzekeraars kunnen, ingevolge artikel 11, eerste lid, Zvw, aan hun zorgplicht voldoen door:

a. zorg in natura te bieden (naturapolis), of;

b. zorg aan de verzekerde te vergoeden (restitutiepolis).16

De zorgverzekeraar koopt zorg in voor zijn verzekerden met een naturapolis en tot op zekere hoogte voor verzekerden met een restitutie- of combinatiepolis. Bij de inkoop zijn

zorgverzekeraars in beginsel vrij om te bepalen met welke zorgaanbieders zij contracten sluiten, welke zorg zij bij hen willen inkopen en tegen welke voorwaarden.17 Bij de

gecontracteerde zorg maakt de zorgverzekeraar, ter invulling van zijn zorgplicht, afspraken met zorgaanbieders over de inhoud en kwaliteit van de zorg, de hoogte van de vergoeding aan de zorgaanbieder en de omvang van het volume of de zorg geleverd door zorgaanbieders die bij de zorgverzekeraar in dienst zijn.18 Ook spreken de zorgverzekeraar en zorgaanbieder af of de zorgverzekeraar de zorgaanbieder rechtstreeks betaalt (naturamodel) of dat de verzekerde de kosten achteraf declareert (restitutiemodel).

12 De online psycholoog 2020. 13 Arteria Consulting 2018, p. 6

14 Leenen e.a. 2017, p. 657 en Marktscan zorgverzekeringsmarkt 2016, p. 24. 15 MvT, Kamerstukken II 2004/03, 29763, 3, p. 28 en Leenen e.a. 2017, p. 665.

16In het tweede lid is voorts opgenomen dat zorgverzekeringen combinaties van de verzekerde prestaties als bedoeld in het

eerste lid, onder a, of onder b, kunnen bevatten.

17 Den Herder 2013, p. 245.

(9)

2.2.1. Niet-gecontracteerde ggz

Zorgaanbieders waar verzekeraars geen contracten mee sluiten over de aard, omvang en betaling leveren niet-gecontracteerde zorg.19 Er is in dat geval geen relatie tussen de zorgverzekeraar en de zorgaanbieder waar de verzekerde zijn zorg krijgt.20 De

zorgverzekeraar presenteert de rekening voor de verleende niet-gecontracteerde zorg altijd aan de verzekerde (restitutiemodel).

2.2.2. Vergoedingssystematiek niet-gecontracteerde ggz

In beginsel heeft de patiënt (hierna ook: verzekerde) op grond van de overeenkomst van zorgverzekering en de Zorgverzekeringswet recht op (vergoeding van) niet-gecontracteerde zorg.21 Indien een zorgverzekeraar een zorgaanbieder niet contracteert, blijft desalniettemin

een vergoedingsplicht bestaan ingevolge artikel 13 Zvw. Artikel 13 Zvw bepaalt dat de verzekerde recht heeft op een door de zorgverzekeraar te bepalen vergoeding voor niet-gecontracteerde zorg. Zorgverzekeraars mogen daarbij niet zelf een maximum stellen aan de hoogte van het te restitueren bedrag.22 Dit is in overeenstemming met de gedachte van het recht op de vrije artsenkeuze, die in de rechtswetenschappelijke literatuur en rechtspraak vaak in verband wordt gebracht met de vergoedingsplicht van artikel 13 Zvw.23 Het recht op de vrije artsenkeuze, verankerd in artikel 13 Zvw, maakt het namelijk mogelijk om ook met een naturapolis te kiezen voor een niet-gecontracteerde zorgaanbieder. Daarbij mag dat de hoogte van de vergoeding geen ‘feitelijke hinderpaal’ opwerpen om zorg te betrekken van een niet-gecontracteerde zorgaanbieder naar keuze.24 De Hoge Raad stelde in het CZ/Momentum-arrest25 een vergoedingspercentage van 75 tot 80 procent vast.

Bij een naturapolis declareert een verzekerde niet-gecontracteerde zorg bij zijn

zorgverzekeraar. Doorgaans wordt 75 procent van het gemiddeld gecontracteerd tarief vergoed en betaalt de verzekerde het resterend bedrag aan de zorgaanbieder.26 Een verzekerde met een restitutiepolis krijgt het volledige restitutiebedrag vergoed.

19 Den Herder 2013, p. 237.

20 MvT, Kamerstukken II 2004/03, 29763, 3, p. 28. 21 Art. 13 Zvw.

22 Kamerstukken II 2004/03, 29763, 3, p. 33.

23 Wallage, Hendriks & Koelewijn 2019, p. 4 en Wallage 2019. 24 Van Schelven & Janssen 2017, p. 479-491

25 HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1646. 26 Arteria Consulting 2018, p. 11-13.

(10)

2.2.3. Onduidelijkheid vergoeding niet-gecontracteerde zorg

Uit onderzoek van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)27 blijkt dat verzekerden het moeilijk vinden om vooraf te achterhalen wat ze moeten bijbetalen als ze naar een

niet-gecontracteerde zorgaanbieder gaan. De NZa wijt dit aan een gebrekkige en niet-transparante informatievoorziening aan de zijde van zorgverzekeraars en niet-gecontracteerde

zorgaanbieders. Daarnaast berekenen zorgverzekeraars volgens de NZa het gemiddeld gecontracteerd tarief, dat in verbinding staat met het gemiddelde vergoedingspercentage van 75 procent voor niet-gecontracteerde zorg, vaak verschillend, wat verwarring oplevert. Ook uit onderzoek van de Stichting Zorghuis28 blijkt dat het voor verzekerden onduidelijk is

wanneer welke bijdrage in de zorgkosten wordt gevraagd. Slechts acht procent van de verzekerden zegt te weten dat zijn zorgaanbieder geen contract met de zorgverzekeraar heeft.29

2.3. De rechtsverhouding tussen de psycholoog en de patiënt

2.3.1. Contractuele rechtsverhouding

In het algemeen neemt men in de rechtsliteratuur aan dat tussen een arts en patiënt een contractuele rechtsverhouding ontstaat. Sinds de inwerkingtreding van Boek 7, titel 7,

afdeling 5, Burgerlijk Wetboek (BW) op 1 april 1995 heeft de contractuele rechtsverhouding tussen arts en patiënt gestalte gekregen in de overeenkomst inzake geneeskundige

behandeling.30 De overeenkomst is neergelegd in de Wet op de geneeskundige

behandelingsovereenkomst (hierna: WGBO).31 De bepalingen zijn van dwingend recht, wat betekent dat er niet ten nadele van de patiënt van kan worden afgeweken.32 De

toepasselijkheid van de WGBO sluit niet uit dat andere wetten die meer rechten van de patiënt bevatten hun gelding blijven behouden. Daarnaast blijven de algemene regels van het BW van toepassing voor zover de WGBO een bepaald onderwerp onbesproken laat. Dit geldt vooral ten aanzien van afdeling 7.7.1. BW (overeenkomst van opdracht), waarvan de WGBO deel uitmaakt.

27 Zorgwijzer 2018 en Skipr 2018. 28 Zorghuis 2020.

29 Arteria Consulting 2018, p. 38.

30 Asser/Tjong Tjin Tai 7-IV* 2018, p. 310 en Wijne 2017, p. 3.

31 Leenen, Gevers & Legemaate 2011, p. 182-183, Asser/Tjong Tjin Tai 7-IV* 2018, p. 310-311. 32 Idem.

(11)

Naast de contractuele rechtsverhouding kan ook sprake zijn van een niet-contractuele rechtsverhouding.33 Dat is bijvoorbeeld het geval indien de wil van de patiënt om een

geneeskundige behandelingsovereenkomst te sluiten ontbreekt of als de patiënt gedwongen wordt om een medische behandeling te ondergaan. Echter, ook in die gevallen kan afdeling 7.7.5 BW, alsmede de artikelen 7:404, 7:405, tweede lid, en 7:406 BW van overeenkomstige toepassing zijn, voor zover de aard van de rechtsbetrekking zich daar niet tegen verzet.34

2.3.2. Totstandkoming geneeskundige behandelingsovereenkomst (art. 7:446 BW)

Een geneeskundige behandelingsovereenkomst tussen de niet-gecontracteerde psycholoog en patiënt komt tot stand als aan de vereisten van art. 7:446 BW is voldaan. Er is sprake van een overeenkomst als de hulpverlener, als natuurlijk persoon of rechtspersoon, zich in de

uitoefening van een geneeskundig beroep of bedrijf met een ander, de opdrachtgever, verbindt met als doel het verrichten van handelingen op het gebied van de geneeskunst die rechtstreeks betrekking hebben op de persoon van de opdrachtgever35 of van een bepaalde

derde.36 De patiënt is ingevolge artikel 7:446, eerste lid, tweede volzin, BW degene op wiens persoon de handelingen rechtstreeks betrekking hebben.

De totstandkoming van een geneeskundige behandelingsovereenkomst wordt, evenals de reguliere overeenkomst (art. 6:217 BW), bepaald aan de hand van de algemene bepalingen betreffende rechtshandelingen en overeenkomsten, zoals neergelegd in Boek 3, titel 2, BW, en Boek 6, titel 5, BW.37 Zoals bij de reguliere overeenkomst moet ook bij de geneeskundige behandelingsovereenkomst sprake zijn van aanbod en aanvaarding ingevolge artikel 6:217 BW. Ingevolge artikel 3:37, eerste lid, BW kan het aanbod in beginsel in iedere vorm geschieden en tevens besloten liggen in gedragingen. Datzelfde geldt voor de aanvaarding. De vraag wanneer een geneeskundige behandelingsovereenkomst tot stand komt is relevant om te kunnen bepalen vanaf welk moment een arts of hulpverlener verantwoordelijkheden heeft jegens de patiënt.38

Aangenomen wordt dat een geneeskundige behandelingsovereenkomst tot stand komt op het moment dat de patiënt zich tot een hulpverlener wendt met een hulpvraag en de hulpverlener

33Wijne 2013, p. 129-130.

34Ingevolge de schakelbepaling van artikel 7:467 lid 1 BW. Zie Wijne 2013, p. 129-130. 35 Asser/Tjong Tjin Tai 7-IV* 2018, p. 314.

36 Wijne 2017, p. 4. 37 Wijne 2017, p. 16. 38 Legemaate 2013, p. 3.

(12)

op deze vraag ingaat.39 Hiervan is veelal sprake in de voorfase, als de patiënt in de wachtkamer of wachtruimte op zijn afspraak wacht.40

2.3.3. Psycholoog: hulpverlener in de zin van art. 7:446 BW?

Tussen de psycholoog en patiënt komt in beginsel alleen een geneeskundige

behandelingsovereenkomst tot stand indien hij hulpverlener in de zin van de WGBO is. Dit hangt af van de vraag of hij een geneeskundig beroep of bedrijf uitoefent en of het

handelingen op het gebied van de geneeskunst betreft ingevolge de omschrijving van artikel 7:446, tweede lid, en derde lid, BW.41 Onder die handelingen vallen:

a) alle verrichtingen – het onderzoeken en het geven van raad daaronder begrepen – rechtstreeks betrekking hebbende op een persoon en ertoe strekkende hem van een ziekte te genezen, hem voor het ontstaan van een ziekte te behouden of zijn

gezondheidstoestand te beoordelen, dan wel deze verloskundige bijstand te verlenen; b) andere dan de onder a bedoelde handelingen, rechtstreeks betrekking hebbende op een

persoon, die worden verricht door een arts of een tandarts in die hoedanigheid, zoals cosmetische behandelingen en andere medisch niet noodzakelijke handelingen;42 c) het in het kader van geneeskundige behandeling verplegen en verzorgen van een

patiënt en het overigens rechtstreeks ten behoeve van de patiënt voorzien in de materiële omstandigheden waaronder die handelingen kunnen worden verricht, ook wel de ‘aanpalende handelingen’ genoemd. Hieronder vallen tevens handelingen die worden verricht door een andere hulpverlener dan de originele contractspartij van de opdrachtgever.43

Alle handelingen die een psychotherapeut in die hoedanigheid verricht worden, gelet op de ruime omschrijving van artikel 7:446, tweede lid, gerekend tot ‘handelingen op het gebied van de geneeskunst’.44 Voor de psycholoog wordt alleen therapie gerekend tot handelingen

op het gebied van de geneeskunst.45 Het afnemen van een intelligentie- of beroepskeuzetest, bijvoorbeeld, valt daar niet onder.

39 Wijne 2017, p 16 en Legemaate 2013, p. 2-3. 40 Legemaate 2013, p. 3.

41 Leenen e.a. 2017, p. 104.

42 Asser/Tjong Tjin Tai 7-IV* 2018, p. 315-316. 43 Idem.

44 Gevers 1996, p. 1 en Leenen e.a. 2017, p. 104. 45 Idem.

(13)

2.3.4. Ggz-instellingen en individuele psychologen als hulpverlener

Niet alleen individuele psychologen of psychotherapeuten maar ook zorgaanbieders (ggz-instellingen) kunnen hulpverlener zijn in de zin van artikel 7:446 BW.46 Indien een individuele psycholoog in dienst is van een onderneming, zoals een ggz-instelling of ziekenhuis, dan wordt aangenomen dat de organisatie hulpverlener is in de zin van artikel 7:447 BW en niet de psycholoog zelf.

Individuele psychologen en psychotherapeuten vallen veelal onder de Wet BIG. Op een instelling of ziekenhuis is daarentegen de Kwaliteitswet zorginstellingen van toepassing.47 Een instelling of ziekenhuis dient te zijn toegelaten krachtens de Wet toelating

zorginstellingen (WTZi) en het bijbehorende Uitvoeringsbesluit WTZi. Dit vereiste is niet van toepassing op individuele hulpverleners, zoals een psycholoog. Voor de toepasselijkheid van de WGBO is niet vereist dat de individuele hulpverlener daadwerkelijk is toegelaten conform de Wet BIG.48

Hieruit kan worden afgeleid dat de psychotherapeut in elk geval handelingen op het gebied van de geneeskunst verricht en hulpverlener is in de zin van de WGBO, waardoor tussen hem en de patiënt in elk geval een geneeskundige behandelingsovereenkomst tot stand komt overeenkomstig artikel 7:446 BW. Datzelfde geldt voor de GZ-psycholoog en de psycholoog zonder BIG-registratie, met dien verstande dat hun handelingen alleen worden aangemerkt als ‘handelingen op het gebied van de geneeskunst’ als zij therapie betreffen.

46 Asser/Tjong Tjin Tai 7-IV* 2018, p. 317. 47 Idem.

(14)

Hoofdstuk 3 Informatieplicht ten aanzien van de tarieven van de

behandeling en de eigen bijdrage van niet-gecontracteerde zorg

In het voorgaande hoofdstuk is het wettelijke kader van deze scriptie uiteengezet. Daarmee is een achtergrond geboden, waartegen dieper kan worden ingegaan op de vraag die in dit onderzoek centraal staat. Dit hoofdstuk in op die vraag, door onderzoek te doen naar de algemene informatieplicht in het kader van de Wet op de geneeskundige

behandelingsovereenkomst (afdeling 7.7.5. BW) en de meer toegespitste informatieplichten van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg), de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). Gekeken wordt of daaruit een contractuele of wettelijke informatieplicht voortvloeit voor de niet-gecontracteerde psycholoog (hierna: psycholoog) ten aanzien van de tarieven van de behandeling en eigen bijdrage. Tevens wordt gekeken naar relevante

jurisprudentie in dit kader.

3.1. Informatieplicht algemeen: Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO)

3.1.1. Informatieplicht art. 7:448 BW

Het recht op informatie van de patiënt is in de eerste plaats neergelegd in artikel 7:448 BW. Ingevolge artikel 7:448, eerste lid, BW dient een hulpverlener de patiënt op duidelijke wijze en desgevraagd schriftelijk in te lichten. Deze informatieplicht betreft primair het

voorgenomen onderzoek en de voorgestelde behandeling alsmede ontwikkelingen omtrent het onderzoek, de behandeling en de gezondheidstoestand van de patiënt.

In het tweede lid komt tot uitdrukking dat de hulpverlener zich hierbij dient te laten leiden door wat de patiënt redelijkerwijs hoort te weten ten aanzien van:

a) de aard en het doel van het onderzoek of de behandeling die hij noodzakelijk acht en van de uit te voeren verrichtingen;

b) de te verwachten gevolgen en risico’s daarvan voor de gezondheid van de patiënt; c) andere methoden van onderzoek of behandeling die in aanmerking komen;

d) de staat van en de vooruitzichten met betrekking tot de gezondheid wat betreft het terrein van onderzoek of de behandeling

(15)

Sinds 1 januari 2020 is de informatieplicht van de hulpverlener ruimer en komt in het derde lid tot uitdrukking dat de hulpverlener zich bij het overbrengen van de informatie ook op de hoogte moet stellen van de situatie en de behoeften van de patiënt.49 Dit heeft gezorgd voor een nieuw relatiemodel, waarin niet langer het advies van de hulpverlener leidend is, maar de patiënt wordt gezien als gesprekspartner van de hulpverlener.50 De patiënt dient op basis van het derde lid samen met zijn hulpverlener te kunnen beslissen over de behandeling op basis van alle relevante (persoonlijke) informatie, kansen, risico’s en mogelijke uitkomsten van de behandeling.51

Op grond van dit artikel bestaat strikt genomen geen (expliciet geformuleerde) plicht tot het verschaffen van informatie over de tarieven van de behandeling of de eigen bijdrage. De mogelijkheid bestaat nog wel dat uit de parlementaire geschiedenis, of uit de literatuur- en jurisprudentie een contractuele informatieplicht volgt, of dat deze uit de algemene zorgplicht van een goed hulpverlener kan worden afgeleid.

3.1.2. Algemene norm van het goed hulpverlenerschap art. 7:453 BW

De algemene norm van het goed hulpverlenerschap is neergelegd in artikel 7:453 BW en houdt in dat van de hulpverlener wordt verwacht dat hij bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht neemt en handelt in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hem geldende professionele standaard. Zoals ook bij andere beroepsbeoefenaren wordt ook bij de hulpverlener de norm van de goed opdrachtnemer of hulpverlener nader ingevuld als zijnde het handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk handelend en redelijk en redelijk bekwaam beroepsbeoefenaar kan worden verwacht (Speeckaert/Gradener).52

De voor professionele standaard, het geheel van regels en normen waar de hulpverlener zich aan dient te houden, bepaalt mede wat van een redelijk handelend en redelijk bekwaam beroepsbeoefenaar kan worden verwacht.53 Hieronder vallen de rechten van de patiënt op informatie, zoals uit artikel 7:448 BW (paragraaf 3.2.1.) en de publiekrechtelijke wet- en regelgeving (paragraaf 3.3.).54

49Stolker/Stolker & Sombroek-van Doorm, in T&C BW 2019, art. 7:448 BW, aant. 1 (online in Kluwer Navigator,

bijgewerkt op 1 januari 2020).

50Kamerstukken II 2017/18, 34994, nr. 3, p. 3-4. 51 Idem.

52 HR 9 november 1990, ECLI:NL:PHR:1990:AC1103. 53 Leenen, Gevers & Legemaate 2011, p. 187.

(16)

3.1.3. Tarieven van de behandeling en eigen bijdrage

Of er uit de artikelen 7:448 BW, en/of 7:453 BW een contractuele informatieplicht voor de zorgaanbieder volgt ten aanzien van tarieven en eigen bijdragen, wordt in de literatuur, jurisprudentie- en parlementaire geschiedenis verschillend benaderd.

Rb. Den Haag 6 juni 2018

Een belangrijke uitspraak in dit kader deed de Rechtbank Den Haag van 6 juni 201855 in een

geschil tussen zorgverzekeraar Zilveren Kruis en twee ziekenhuizen. In geschil was of op de ziekenhuizen een wettelijke of contractuele verplichting rustte om hun patiënten voorafgaand aan de geneeskundige behandeling te informeren over de kosten, de vergoeding daarvan door de zorgverzekeraar en vooral of er kosten voor rekening van de patiënt zelf kwamen.

Door de patiënten met een “Basis Budgetpolis” niet adequaat te informeren over het feit dat zij niet-gecontracteerd waren voor die polis, hadden de ziekenhuizen volgens Zilveren Kruis onrechtmatig had gehandeld jegens Zilveren Kruis en zijn verzekerden.56 Zilveren Kruis legde aan de vorderingen ten grondslag dat de ziekenhuizen de verzekerden met een Basis Budgetpolis voorafgaand aan de behandeling specifiek op de eigen bijdrage hadden moeten wijzen.

Deze verplichting vloeit voort uit de geneeskundige behandelingsovereenkomst57 en ligt besloten in de algemene verplichting dat een zorgaanbieder de ‘zorg van een goed

hulpverlener’ in acht moet nemen en het vereiste van ‘informed consent’, zoals besloten in artikel 7:448 BW en 7:450 BW, aldus de verzekeraar.

Voor zover Zilveren Kruis de contractuele verplichting baseerde op de bestaande overeenkomsten met de Ziekenhuizen, gold volgens de rechtbank in dit geval geen contractuele informatieplicht. Er was voor de Basis Budgetpolis immers geen contract gesloten. Daarom zag de rechtbank zich voor de vraag gesteld of de Ziekenhuizen een wettelijke verplichting hadden om patiënten te wijzen op de financiële consequenties van de behandeling.

55 Rb. Den Haag 6 juni 2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:6611. 56 R.o. 3.1.

(17)

Volgens de rechtbank volgde deze verplichting niet uit de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst, omdat het primair de eigen verantwoordelijkheid is van de patiënt om na te gaan of zijn zorgverzekeraar vergoeding biedt voor de zorg die hij ondergaat.58

De rechtbank sloot zich in deze overweging aan bij het arrest van het Gerechtshof Den Haag van 2 augustus 2016,59 waarin het hof tot eenzelfde conclusie kwam in een geschil tussen een niet-gecontracteerde psychiater en een patiënt. Volgens het gerechtshof dient de patiënt in zijn verhouding met de zorgaanbieder zelf na te gaan of de zorgverzekeraar een behandeling vergoedt en, zo nee, of hij zelf de kosten kan dragen. Dat de psychiater de patiënt niet had geïnformeerd over de eigen bijdrage, diende voor rekening van de patiënt te komen. Ook overweegt de Rechtbank Den Haag dat de wetgever het accent van de

informatieverplichting op grond van de geneeskundige behandelingsovereenkomst uitsluitend legt op de informatie met betrekking tot de ‘gezondheid’ van de patiënt en ‘de

behandeling’.60 Dit is in lijn met de memorie van toelichting bij art. 7:448 BW:

“Voorlichting over financiële consequenties van de behandeling, m.n. van belang voor behandelingen die niet onder de standaarddekking van een ziektekostenverzekering vallen, valt naar de letter niet onder de informatieplicht (…). Niettemin – dit in reactie op vragen van de leden van de VVD-fractie over dat onderwerp – doet de hulpverlener er mede in zijn eigen belang verstandig aan ook dergelijke informatie aan de patiënt te verschaffen”.

De rechtbank concludeerde daarom dat de informatieplicht van de artikelen 7:448 en 7:453 BW niet ziet op de financiële consequenties van de behandeling, waaronder de tarieven en de eigen bijdrage.

Opvattingen in de rechtsliteratuur

De opvattingen in de rechtsliteratuur verschillen over of uit artikel 7:448 BW – in samenhang met de algemene norm van het goed hulpverlenerschap – de plicht voortvloeit tot het

verstrekken van informatie over de kosten en eigen bijdrage.

58R.o. 4.9.

59 Hof Den Haag 2 augustus 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:2241. 60 R.o. 4.12.

(18)

Zo stellen Koelewijn en Wallage dat de zorgaanbieder op grond van de Wet op de

geneeskundige behandelingsovereenkomst strikt genomen niet verplicht kan worden.61 Ook

Van der Mersch deelt die mening en voegt toe dat het primair de eigen verantwoordelijkheid is van de patiënt om de financiële informatie te achterhalen en secundair de

verantwoordelijkheid van de zorgverzekeraar op basis van de

zorgverzekeringsovereenkomst.62 Tjong Tjin Tai meent dat het niet altijd nodig is om financiële informatie over de behandeling te geven.63 De verplichting van de hulpverlener wijkt volgens hem op dit punt af van de gewone opdrachtnemer in de zin van artikel 7:400 BW, omdat vaak niet de opdrachtgever maar de zorgverzekeraar het loon van de hulpverlener betaalt (vgl. 7:461 BW dat afwijkt van artikel 7:405 BW), stelt hij. Hierbij miskent hij echter dat dit juist bij van niet-gecontracteerde zorg niet het geval is, waar het loon van de

hulpverlener rechtstreeks met de opdrachtgever (vaak patiënt) wordt verrekend.

Andere auteurs bepleiten dat de reikwijdte van de informatieplicht van artikel 7:448 BW zich kan uitstrekken tot aspecten die niet letterlijk in artikel 7:448 BW worden genoemd. Zo geeft de wettekst volgens Wijne geen aanleiding te veronderstellen dat de patiënt niet ook over andere punten moet worden geïnformeerd.64 Een veelbesproken onderwerp is de plicht van de hulpverlener om over gemaakte fouten te informeren.65 Ook dit is een onderwerp die niet in

de wettekst van artikel 7:448 BW voorkomt, maar waarvoor wel een plicht bestaat.

Verschillende auteurs sluiten zich bij Wijne aan.66 Zo menen Leenen e.a. dat de invulling van de informatieplicht afhangt van concrete omstandigheden, waaronder de aard van de

verrichtingen. Bij de invulling van de informatieplicht moet namelijk ook rekening worden gehouden met het redelijkheidscriterium van art. 7:448 BW; “het verstrekken van (financiële) inlichtingen over feiten en mogelijkheden die een redelijk mens in gegeven omstandigheden verwacht mag worden te overwegen alvorens hij een beslissing neemt, of die hij nodig heeft voor zijn verdere gedrag”.67

Legemaate stelt dat een hulpverlener in het kader van artikel 7:448 BW onder

omstandigheden gehouden kan zijn te informeren over de kosten.68 Ook de verruiming van

61 Koelewijn & Wallage 2018, p. 12.

62 Rb. Den Haag 6 juni 2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:6611, GZR 2018/296 (met noot Van der Mersch). 63 Asser/Tjong Tjin Tai 7-IV* 2018, p. 332.

64 Wijne, De geneeskundige behandelingsovereenkomst (Mon. BW nr. B87) 2017/7.2. 65 Idem.

66 Leenen e.a. 2018, p. 112 en Legemaate 2013, p. 4. 67 Leenen e.a. 2018, p. 112.

(19)

artikel 7:448 BW sinds 1 januari 2020 pleit daarvoor. Nu de hulpverlener zich bij het

overbrengen van de informatie ook op de hoogte moet stellen van de situatie en de behoeften van de patiënt69, omvat artikel 7:448 BW mogelijk ook aspecten die niet letterlijk worden genoemd.

Opvallend is dat in een aantal uitspraken vergelijkbare geconcludeerd wordt en de concrete omstandigheden van het geval van doorslaggevend belang worden geacht bij het aannemen van een (schending van een) contractuele informatieplicht op grond van de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst.

Geschillencommissie Ziekenhuizen 6 juli 2017

In de laagdrempelige geschillenbeslechting, die voor patiënten openstaat sinds de inwerkingtreding van de Wkkgz, wordt de lijn van de Rechtbank Rotterdam en het Gerechtshof Den Haag minder strak gevolg.70 Zo oordeelde de Geschillencommissie Ziekenhuizen71 op 6 juli 2017 dat een ziekenhuis de op grond van de Wet op de

geneeskundige behandelingsovereenkomst bestaande informatieplicht van artikel 7:448 BW wel had geschonden, door de ouders van een minderjarige patiënt niet te informeren over de behandelkosten. De geschillencommissie legde hieraan een aantal bijzondere

omstandigheden ten grondslag. Zo ging het om zorg die niet onder het basispakket viel en was sprake van een veel hoger passantentarief dan gebruikelijk. Dit waren voor de commissie dusdanig belastende omstandigheden dat het op de weg van het ziekenhuis had gelegen om de patiënt hierover te informeren. Het nalaten van het ziekenhuis resulteerde volgens de commissie in een tekortkoming in de nakoming van de geneeskundige

behandelingsovereenkomst, waardoor het ziekenhuis aansprakelijk was voor de (vermogens)schade van de patiënt.

Rechtbank Rotterdam 14 juli 2017

De Rechtbank Rotterdam oordeelde op 14 juli 201772 vergelijkbaar. Deze behandelde de vraag of de algemene zorgplicht betekent dat de zorgaanbieder dient uit te zoeken of de zorgverzekeraar een behandeling vergoedt. Volgens de rechtbank was dat primair de

verantwoordelijkheid van de patiënt. De omstandigheden maakten echter dat de rechtbank tot

69Stolker/Stolker & Sombroek-van Doorm, in: T&C BW, art. 7:448 BW, aant. 1. 70 Koelewijn & Wallage 2018, p. 13.

71 Geschillencommissie Ziekenhuizen 6 juli 2017, 109246, GJ 2018/38. 72 Rb. Rotterdam 14 juli 2017, ECLI:NL:RBOT:2017:6459.

(20)

een schending kwam van de contractuele informatieplicht uit de algemene norm van het goed hulpverlenerschap (artikel 7:453 BW). De tandarts in kwestie had na navragen bij de

zorgverzekeraar van de patiënt toegezegd dat de behandeling volledig vergoed zou worden. Dat zij dit maar voor een van meerdere behandelingen had gedaan was voor de patiënt als leek niet goed te voorzien, aldus de rechtbank. De tandarts wist bovendien dat volledige vergoeding een voorwaarde was voor de patiënt. Dit waren voor de rechtbank dusdanig belastende omstandigheden dat sprake was van een tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen uit de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst. De tandarts was daarom schadeplichtig ten opzichte van de patiënt. De rechtbank hield wel rekening met de eigen verantwoordelijkheid van de patiënt en verminderde de schadevergoeding evenredig met de mate waarin de schade beide partijen toerekenbaar was (artikel 6:101 BW).

Hoewel de jurisprudentie op dit vlak casuïstisch is, kan uit de bestudeerde uitspraken dus worden opgemaakt dat de zorgaanbieder onder omstandigheden de contractuele plicht kan hebben om de patiënt te informeren over de tarieven van de behandeling en eigen bijdrage. Dit is in lijn met de meeste opvattingen in de rechtsliteratuur op dit punt.

3.2. Informatieplicht tarieven en eigen bijdrage

3.2.1. Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) en Regeling Transparantie Zorgaanbieders

3.2.1.1. Recht op keuze-informatie artikel 38 Wmg

Op grond van artikel 38, eerste lid, Wmg bestaat voor de zorgaanbieder de verplichting om zijn patiënten tijdig en zorgvuldig te informeren omtrent het in rekening te brengen tarief. De informatie dient zodanig openbaar te zijn, dat deze voor consumenten gemakkelijk

vergelijkbaar is (art. 38 lid 4 Wmg).

Wanneer zorgaanbieders de in het vierde lid opgenomen verplichting niet nakomen, schept het vijfde lid de bevoegdheid voor de NZa om de informatie openbaar te maken, voor zover anderen, zoals de Consumentenbond, hier niet al in voorzien (art. 38 lid 6 Wmg).73

(21)

3.2.1.2. Regeling Transparantie Zorgaanbieders (TH/NR-018)

De regelgevende bevoegdheid van de NZa ingevolge artikel 38 lid 7 juncto 39 Wmg heeft nader gestalte gekregen in de vorm van de Regeling Transparantie Zorgaanbieders (TH/NR-018) (voorheen Richtsnoer Informatieverstrekking en Beleidsregel Transparantie

Zorgaanbieders) (hierna: Transparantieregeling). De Transparantieregeling moet

verduidelijken welke informatie een zorgaanbieder moet verstrekken - en op welk moment - om de consument in staat te stellen een weloverwogen keuze te maken en zorg of diensten van een zorgaanbieder te vergelijken en te ontvangen.74 De consument wordt in de

Transparantieregeling gelijkgesteld aan de patiënt en/of de verzekerde (art. 1, onder c, van de Transparantieregeling).

Ingevolge artikel 4 van de Transparantieregeling is de zorgaanbieder tot het volgende verplicht:

“1. De zorgaanbieder informeert de consument over datgene dat voor de consument van belang is om een weloverwogen keuze te maken om zorg te vergelijken en te ontvangen. 2. De zorgaanbieder informeert de consument over de prestaties die geleverd worden. 3. De zorgaanbieder informeert de consument over de tarieven die voor de consument van belang zijn.

4. De zorgaanbieder geeft aan of de te leveren prestaties of diensten onder de verzekerde aanspraak van de Zorgverzekeringswet of Wet langdurige zorg vallen.

5. De zorgaanbieder informeert de consumenten over eventuele eigen betalingen. (…)”.

Artikel 4 van de Transparantieregeling vult artikel 38 Wmg aldus op dat punt aan dat de zorgaanbieder de consument naast de tarieven ook dient te informeren over of de te leveren diensten onder de verzekerde aanspraak van de Zorgverzekeringswet vallen en of er sprake is van eigen betalingen. Net als de tarieveninformatie op grond van de Wmg moet de in artikel 4 bedoelde informatie ingevolge artikel 5 van de Transparantieregeling tijdig aan de

consument worden verstrekt. Als op enig moment blijkt dat de behandeling langer duurt en/of de kosten van de zorg hoger uitvallen dan aangegeven, dan informeert de zorgaanbieder de consument hier zo spoedig mogelijk over (art. 5 lid 3 van de Transparantieregeling). Indien de zorgaanbieder niet aan zijn informatieverplichtingen van artikel 4 kan voldoen, dan

(22)

informeert de zorgaanbieder de consument over de reden waarom dit het geval is (art. 5 lid 2). Zodra de zorgaanbieder kan voldoen aan zijn verplichting, dan dient hij dit alsnog zo spoedig mogelijk te doen.

Het is de zorgaanbieder daarnaast verboden om de consument op enige wijze te misleiden waardoor hij mogelijk niet in staat is tot een weloverwogen keuze te komen of een keuze maakt die hij, als hij zou beschikken over de juiste informatie, mogelijk niet zou hebben gemaakt (art. 6 van de Transparantieregeling).

3.2.2. Tarieven van de behandeling en eigen bijdrage

De wetshistorie, rechtsliteratuur en jurisprudentie bevestigen dat er uit de Wmg, in samenhang met de Transparantieregeling, een informatieplicht voor de zorgaanbieder voortvloeit voor de tarieven van de behandeling van niet-gecontracteerde zorg.

Zo blijkt uit de memorie van toelichting bij artikel 38 Wmg dat de wetgever het nodig heeft geacht om duidelijkheid te scheppen over de door de zorgaanbieder in rekening te brengen tarieven:

“[Dit artikel] verplicht zorgaanbieders allereerst te zorgen voor een goede kenbaarheid van de eigenschappen van het aangebodene en de daarvoor te berekenen tarieven. Goede

voorlichting over tarieven behoort tot de zorgvuldige informatieverstrekking die van een zorgaanbieder ten opzichte van een patiënt kan worden verwacht, ter voorkoming van vergissingen, misverstanden en onregelmatige declaraties. Het eerste lid sluit aan op de bepaling in de Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst (artikel 7:448 BW)”. Hiermee kent artikel 38, eerste lid, Wmg de zorgaanbieder in onmiskenbare termen een informatieplicht toe ten aanzien van de tarieven van de behandeling.

Ook uit de toelichting bij artikel 4 van de Regeling valt een duidelijke informatieplicht af te leiden voor de tarieven van de behandeling en de eigen bijdrage. In de toelichting bij artikel 4 zegt de NZa namelijk het volgende:

“Naast de uitleg over de prestatie moet de zorgaanbieder tijdig aangeven aan de consument wat het tarief is dat in rekening wordt gebracht. Dit geldt voor situaties als de consument zelf de rekening moet betalen (als er bijvoorbeeld geen contract is met de zorgverzekeraar) of wanneer hij erom vraagt”.

(23)

Rechtbank Den Haag 6 juni 2018

De Rechtbank Den Haag leidde in de uitspraak van 6 juni 201875 uit artikel 38 Wmg en de

daarop gebaseerde Transparantieregeling een wettelijke informatieplicht af voor de zorgaanbieder om patiënten te wijzen op de mogelijke financiële consequenties van de behandeling.

De rechtbank betrok de toelichting van de NZa bij de artikelen 4 en 5 van de Beleidsregel transparantie zorgaanbieders (nu Transparantieregeling) hierbij. Volgens de NZa moet de zorgaanbieder ingevolge de artikelen 4 en 5 naast uitleg over de prestaties ook uitleg geven over het tarief dat in rekening wordt gebracht als de patiënt zelf de rekening betaalt.76

Wanneer een zorgaanbieder niet-gecontracteerd is door de zorgverzekeraar van de patiënt is de zorgaanbieder volgens de NZa gehouden de patiënt hierop te wijzen en aan te geven dat dit kan betekenen dat de patiënt een deel van de behandeling zelf moet betalen dan wel een beperkte vergoeding krijgt.

Volgens de Rechtbank Den Haag77 kan van een zorgaanbieder worden verlangd dat hij een patiënt die verzekerd is bij een zorgverzekeraar waar hij geen contracten mee heeft,

informeert dat de kosten mogelijk gedeeltelijk voor eigen rekening komen. De bijzondere omstandigheden resulteerden echter niet in een schending van artikel 38 Wmg en de daarop gebaseerde Beleidsregel. Zo was de Basis Budgetpolis kortgeleden op de markt

geïntroduceerd en slecht te onderscheiden van andere polissen. Daarnaast had VECOZO, het systeem waarmee zorgaanbieders informatie op polisniveau kunnen achterhalen, in 2016 nog geen inkijkfunctie. Daardoor was het voor de ziekenhuizen in kwestie lastig te achterhalen welke polis de patiënten hadden zonder daar veel administratieve handelingen voor te verrichten.

Deze omstandigheden waren voor de rechtbank aanleiding om te oordelen dat de artikelen 38 Wmg en 5 van de Beleidsregel – nu artikel 4 Transparantieregeling - niet zo konden worden gelezen dat zorgaanbieders deze informatie ook aan patiënten moeten verstrekken als zij daar door de zorgverzekeraars onvoldoende voor geëquipeerd zijn. Om die reden hadden de ziekenhuizen hun wettelijke informatieplicht naar oordeel van de rechtbank niet

75 Rb. Den Haag 6 juni 2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:6611.

76 Toelichting op de artikelen 4 en 5 Beleidsregel transparantie zorgaanbieders. 77 R.o. 4.23 e.v.

(24)

veronachtzaamd en werd het beroep op wanprestatie en vernietiging van de overeenkomst op grond van dwaling afgewezen.

Ook de Geschillencommissie Ziekenhuizen leidt uit artikel 38 Wmg, in samenhang met artikel 4 van de Beleidsregel (nu: Transparantieregeling), geen wettelijke plicht af om patiënten te informeren over tarieven en eigen bijdragen.

Geschillencommissie Ziekenhuizen 26 juni 2019

Zo overweegt de Geschillencommissie Ziekenhuizen in de uitspraak van 26 juni 201978 dat artikel 38 Wmg en artikel 4 Beleidsregel Transparantie Zorgaanbieders (oud) voorzien in een plicht tot het verstrekken van informatie over de tarieven. In dit geval had het ziekenhuis volgens de commissie echter aan zijn informatieverplichting voldaan door patiënten op de website in algemene bewoording te informeren met welke zorgverzekeraars geen contracten waren gesloten. Hoewel de commissie aan dit oordeel minder bijzondere omstandigheden ten grondslag legt en misschien ten onrechte geen schending vaststelt, vormt de uitspraak wel aanwijzing dat uit voornoemde artikel een wettelijke plicht voortvloeit voor de zorgaanbieder om de patiënt erop te wijzen dat hij niet-gecontracteerd is.

Geschillencommissie Ziekenhuizen 11 juli 2018

Tot een vergelijkbaar oordeel komt de Geschillencommissie op 11 juli 2018, waarin zij overweegt dat er op grond van artikel 4 Beleidsregel Transparantie Zorgaanbieders (oud) een informatieplicht op de zorgaanbieder rust om de patiënt te informeren over de behandeling en de daarmee verbonden aspecten, zoals kosten. Ook in dit geval voldeed de zorgaanbieder door met de ouders van de minderjarige patiënt te spreken over de vergoeding van de behandeling en hen te adviseren om navraag te doen bij hun zorgverzekeraar. Dat de ouders dit hadden nagelaten diende volgens de commissie voor hun eigen rekening te komen. Volgens de commissie rustte er, naast een informatieplicht op de zorgaanbieder, een onderzoeksplicht op de patiënt om uit te zoeken of de behandeling voor vergoeding in aanmerking komt.

(25)

Geschillencommissie Ziekenhuizen 6 september 2018

Op 6 september 201879 oordeelde de Geschillencommissie echter dat de zorgaanbieder niet

aan zijn informatieplicht van de voornoemde artikelen had voldaan, door de ouders van een minderjarige patiënt er niet duidelijk op te wijzen dat de behandeling niet voor volledige vergoeding in aanmerking kwam. Daarnaast was tot de ingreep overgegaan terwijl de arts wist dat over de vergoeding daarvan nog werd geïnformeerd. Daardoor was de zorgaanbieder volgens de commissie toerekenbaar tekortgeschoten in de op hem rustende informatieplicht, waardoor de patiënt de kosten van de behandeling niet hoefde te betalen.

Hoewel in de meeste bestudeerde uitspraken geen schending wordt vastgesteld, blijkt dus dat uit artikel 38 Wmg – in samenhang met de daarop gebaseerde Transparantieregeling – wel de wettelijke plicht voortvloeit voor de zorgaanbieder om informatie over de tarieven van de behandeling en eigen bijdrage te verstrekken.

3.2.3. Civielrechtelijke gevolgen

Het nadeel van de Wmg en de daarop gebaseerde Transparantieregeling is echter dat het publiekrechtelijke wet- en regelgeving betreft, die in beginsel slechts bestuursrechtelijk wordt gehandhaafd door de NZa.80 De rechtsliteratuur bespreekt echter ook aanknopingspunten voor een civielrechtelijke toepassing van artikel 38 Wmg. Zo stellen Leenen e.a. dat de patiënt de zorgaanbieder ook kan dagvaarden om te bereiken dat de normen, gesteld bij of krachtens de Wmg, jegens hem worden nageleefd.81 Daarnaast vormt ook de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 6 juni 2018 aanwijzing dat artikel 38 Wmg civielrechtelijk kan worden ingeroepen. Volgens de rechtbank kon op grond van bovenstaande artikelen van zorgaanbieders worden verwacht dat zij patiënten informeren over de kosten en eigen bijdragen die rechtstreeks met de patiënt worden verrekend. Ook Van Schelven bespreekt de mogelijkheid om artikel 38 Wmg te gebruiken ter invulling van de op de zorgaanbieder rustende mededelingsplicht in het kader van dwaling (artikel 6:228 lid 1 onder b BW) in zijn annotatie bij het arrest van het Gerechtshof Den Haag van 2 augustus 2016.82

79 Geschillencommissie Ziekenhuizen 6 september 2018, 116318, GJ 2018/145. 80 Kamerstukken II 2004/05, 30186, nr. 3, p. 25 en art. 72 Wmg.

81 Leenen e.a. 2020, p. 895.

82 Zie annotatie Hof Den Haag 2 augustus 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:2241, GZR 2016/325 (met noot B.A. Van

(26)

3.2.4. De wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) 3.2.4.1. Artikel 10 lid 1 Wkkgz

De Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) bevat, net als artikel 38 Wmg, een bepaling waaruit een recht op keuze-informatie83 en een informatieplicht voor tarieven kunnen worden afgeleid. Zo blijkt uit artikel 10, eerste lid, Wkkgz dat de zorgaanbieder de patiënt (in de Wkkgz cliënt genoemd) op diens verzoek (aanvullende) informatie over de aangeboden zorg verstrekt, waaronder de tarieven.

De Wkkgz sluit aan bij het begrip ‘zorgaanbieder’, waardoor de Wkkgz zowel van toepassing is op instellingen als solistisch werkende hulpverleners.

Volgens de memorie van toelichting84 is de wet in het leven geroepen omdat de Wmg en aanverwante wet- en regelgeving verschillende oogmerken hebben en op die oogmerken gerichte informatiebepalingen bevatten. De wetgever achtte de informatievoorziening aan cliënten en de daarbij behorende verplichtingen voor zorgaanbieders tamelijk

onsamenhangend geregeld. De Wkkgz zou de keuze voor een zorgaanbieder voor patiënten dan ook inzichtelijk moeten maken:

“Om te kunnen kiezen uit de beschikbare zorgaanbieders, moet de cliënt goede informatie ter beschikking hebben over de (…) prijs van de zorg die ook de vergelijking van de prestaties van de zorgaanbieders mogelijk maakt”.

Het betreft (aanvullende) informatie die de patiënt op verzoek bij een zorgaanbieder geïndividualiseerd kan verkrijgen, wat betekent dat de zorgaanbieder in eerste instantie volstaat met informatie op zijn website, maar, indien de patiënt dat wenst, de informatie ook schriftelijk of mondeling aan de patiënt dient te verschaffen.85

Daarnaast bestaat “het recht op keuze-informatie onafhankelijk van de vraag of er sprake is van een zorgrelatie. Juist voorafgaand aan de zorgrelatie moet de cliënt kunnen kiezen en heeft hij de juiste keuze-informatie nodig”86.

83 Sijmons 2016, p. 61.

84 Kamerstukken II 2013/14, 32402, nr. 3, p. 48. 85 Sijmons 2016, p. 61

(27)

3.2.4.2. Tarieven van de behandeling en eigen bijdrage

De wetshistorie- en jurisprudentie zijn tamelijk eenduidig over de uit artikel 10, eerste lid, Wkkgz voortvloeiende wettelijke informatieplicht voor de zorgaanbieder voor de tarieven en de eigen bijdrage.

Zo blijkt uit de memorie van toelichting weldegelijk een informatieplicht ten aanzien van de behandeltarieven. De memorie van toelichting bij artikel 10 Wkkgz verduidelijkt namelijk de behoefte aan goede informatie over de prijs van de zorg.87

Uit de parlementaire geschiedenis88 blijkt dat het wel gaat om informatie die de zorgaanbieder toch al behoort te openbaren op grond van artikel 38 Wmg:

“Op grond van artikel 38 Wmg moeten zorgaanbieders informatie over de tarieven en

kwaliteit van hun prestaties en diensten openbaar maken. Voorkomen moet worden dat alleen de goed ontwikkelde burger die op het internet gaat surfen, toegang tot de gegevens heeft en voor zichzelf de beste keuze maakt. In aanvulling op de bepaling in de Wmg regelen we daarom in dit wetsvoorstel dat de zorgaanbieder, als de cliënt daarom vraagt, informatie over tarieven en kwaliteit moet geven. De zorgaanbieder kan dan ook een nadere toelichting geven, als de client dit wenst.

Om te kunnen kiezen, heeft de client goede informatie nodig over: (…)

3. de tarieven voor die prestaties (vooral van belang voor zover de cliënt die zorg zelf moet betalen)”.

De informatieplicht van artikel 10, eerste lid, Wkkgz is dus vooral complementair aan artikel 38 Wmg. Het artikel komt nauwelijks in de rechtspraak ter sprake. Een uitzondering hierop is de procedure waarin de Geschillencommissie Ziekenhuizen op 22 maart 2018 uitspraak deed.89 De patiënt baseerde de plicht van de arts om haar te informeren over het al dan niet vergoeden van zorg op artikel 10 Wkkgz. Volgens de commissie kon een dergelijke plicht echter niet uit artikel 10 Wkkgz worden afgeleid, nu dit artikel enkel ziet op de tarieven van de behandeling, en niet ook op de vergoeding door de verzekering.

87 Kamerstukken II 2013/14, 32402, nr. 3, p. 48. 88 Kamerstukken II 2013/14, 32402, nr. F, p. 37.

(28)

Hieruit kan worden afgeleid dat het artikel, anders dan artikel 4 van de Transparantieregeling, niet ziet op de eigen bijdrage ingeval van niet-gecontracteerde zorg.

De toegevoegde waarde van de bepaling is vooral dat de zorgaanbieder de tarieveninformatie op verzoek van de patiënt ook nog aanvullend schriftelijk of mondeling dient te verschaffen. Daarnaast kan het artikel ook invulling geven aan de contractuele en niet-contractuele rechtsverhoudingen tussen de psycholoog en de patiënt,90 waaronder de zorgvuldigheid jegens een patiënt (7:453 BW).

(29)

Hoofdstuk 4 Remedies van de patiënt bij een schending van de

wettelijke en contractuele informatieplichten

4.1. Introductie

Zoals aan het begin van dit onderzoek is geconstateerd, ontbreekt een duidelijk wettelijk kader waaraan de patiënt bescherming kan ontlenen bij (vermogens)schade door ontbrekende of onjuiste informatie over de tarieven van de behandeling en de eigen bijdrage. In dit

hoofdstuk wordt onderzocht of de patiënt de schade die hij mogelijk lijdt op de psycholoog kan verhalen en, zo ja, op welke grond(en). Daarnaast wordt onderzocht welke andere remedies de patiënt heeft bij een schending van de onder omstandigheden bestaande

contractuele informatieplicht van de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst of de wettelijke informatieplichten van de Wmg en de daarop gebaseerde Transparantieregeling. De vaststelling van de civielrechtelijke remedies laat de tuchtrechtelijke, en

verenigingstuchtrechtelijke (klacht)mogelijkheden van de patiënt onverlet.91 Indien een BIG-geregistreerde psycholoog een fout begaat, dan staat tegen hem een klachtmogelijkheid open bij de regionale Tuchtcolleges voor de Gezondheidszorg en het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg.92 Daarnaast is ook met de Wkkgz de mogelijkheid gecreëerd tot een effectieve en laagdrempelige klachtenafhandeling.93 Hoewel traditionele juridische

procedures in de literatuur vaak niet geschikt worden geacht om algemene wettelijke

begrippen en de interpretatie van patiëntrechten nadere invulling te geven94, gaan de remedies

van de patiënt in het kader van het klachtrecht de reikwijdte van deze (civielrechtelijke) scriptie te buiten. Om die reden zullen deze mogelijkheden verder buiten beschouwing blijven. Ook de mogelijkheid van de patiënt om zijn schade te verhalen op grond van onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW)95 blijft buiten beschouwing.

91 Art. 47 lid 3 Wet BIG en Psynip 2020. 92 Art. 47 lid 3 Wet BIG.

93 Leenen e.a. 2020, p. 607. 94 Idem.

(30)

4.2. Beroep op tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen uit hoofde van de geneeskundige behandelingsovereenkomst

4.2.1. Artikel 6:74 BW

Verhaal van schade die de patiënt als gevolg van ontbrekende of onjuiste informatie lijdt, vereist een grond voor de afwenteling die kan worden gebaseerd op verwijtbaar of onjuist gedrag van de psycholoog. In hoofdstuk 2 is vastgesteld dat de psycholoog op grond van deze contractuele rechtsverhouding onder omstandigheden gehouden kan zijn om de patiënt te informeren over de tarieven en eigen bijdrage. Een ontbreken hiervan kan een tekortkoming in de nakoming (wanprestatie) van de geneeskundige behandelingsovereenkomst opleveren. De verplichting van de psycholoog of ggz-instelling om bij tekortkoming van de

geneeskundige behandelingsovereenkomst de schade van de patiënt te vergoeden volgt uit artikel 6:74 BW:

“Iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis verplicht de schuldenaar de schade die de schuldeiser daardoor lijdt te vergoeden, tenzij de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend.”96

Een tekortkoming van de psycholoog kan bestaan in het geheel of gedeeltelijk uitblijven van informatie over de tarieven van de behandeling of eigen bijdrage.97

Wil een patiënt een recht op schadevergoeding aan de behandelingsovereenkomst kunnen ontlenen dan moet de vraag worden beantwoord of de psycholoog achter is gebleven bij zijn verplichtingen uit hoofde van de geneeskundige behandelingsovereenkomst98. Het antwoord volgt uit de inhoud van de verbintenis, waarbij ook de redelijkheid en de billijkheid (artikelen 6:2 en 6:248 BW) een rol kunnen spelen.99

De norm waaraan het handelen van de psycholoog wordt getoetst wordt bepaald door de contractuele verplichtingen van de psycholoog uit de behandelingsovereenkomst van Boek 7, titel 7, afdeling 5 BW, waaronder de invulling van het goed hulpverlenerschap van artikel 7:453 BW.100 Hoewel het primair de eigen verantwoordelijkheid van de patiënt is om na te

96 Artikel 6:74 lid 1 BW en Wijne 2013, p. 32. 97 Wijne 2013, p. 32.

98 Wijne 2013, p. 34.

99 Olthof in T&C BW 2020, art. 6:74 BW, aant. 2 (online, laatst bijgewerkt op 11 september 2020). 100 Wijne 2013, p. 34.

(31)

gaan of een behandeling wordt vergoed, kan het onder omstandigheden, zoals eerder genoemd, toch op de contractuele weg van de zorgaanbieder liggen om de patiënt te informeren over behandelingskosten of een eigen bijdrage.

Voor schadevergoeding is vereist dat de tekortkoming de zorgaanbieder kan worden toegerekend en dat de patiënt door de tekortkoming schade lijdt.101 Daarnaast ontstaat de verplichting van de psycholoog om de schade van de patiënt te vergoeden pas als nakoming blijvend onmogelijk is of de psycholoog in verzuim is,102 wat per geval moet worden beoordeeld. Indien de patiënt uit een mededeling van de psycholoog kan afleiden dat deze tekortschiet in de nakoming van de overeenkomst, dan is een ingebrekestelling niet meer vereist voor het intreden van het verzuim (artikel 6:83 aanhef en onder c BW).

4.2.2. Stelplicht en bewijslast

Volgens artikel 6:74 BW komt alleen schade die het gevolg is van de tekortkoming voor schadevergoeding in aanmerking. De bewijslast van de schade en het causale verband tussen de tekortkoming en de schade rust in beginsel op de patiënt.103 Een omkering van de

bewijslast is ongeoorloofd indien de geschonden norm slechts de algemene norm is dat de hulpverlener de zorg van een goed hulpverlener in acht moet nemen (artikel 7:453 BW) of dat een hulpverlener zijn informatieplicht (artikel 7:448 BW) schond.104 In een concreet geval

kan de bewijslast van de patiënt echter op andere grond verlicht worden, bijvoorbeeld bij een ‘rechterlijk vermoeden’.105 Deze regel kan ertoe leiden dat de rechter - in geval van

informatieverzuim – van de juistheid van de stelling van de patiënt zou kunnen uitgaan, bijvoorbeeld op basis van de ervaringsregel dat iemand niet zou hebben ingestemd met een medische behandeling als hij van bepaalde feiten niet op de hoogte was.106 De bewijslast dat de tekortkoming in de nakoming (wanprestatie) hem niet kan worden toegerekend rust vervolgens op de psycholoog. Dat geldt ook voor een beroep op overmacht.107

101 Artikel 6:74 lid 1 BW. 102 Artikel 6:74 lid 2 BW.

103 Asser/Sieburgh 6-I* 2016, p. 306.

104 Olthof in T&C BW 2020, art. 6:74 BW, aant. 2 (online in Kluwer Navigator, bijgewerkt op 11 september). 105 De Tavenier 2010, p. 142.

106 Idem.

(32)

4.2.3. Schadevergoeding, nakoming, ontbinding en opschorting eigen verbintenis

Artikel 6:95 BW bepaalt dat de schade die op grond van een wettelijke verplichting moet worden vergoed, bestaat in vermogensschade en ander nadeel. De schade die de patiënt lijdt als gevolg van het geheel of gedeeltelijk uitblijven van informatie over de tarieven of eigen bijdrage bestaat doorgaans uit vermogensschade. Hoewel de Geschillencommissie

Ziekenhuizen en de Rechtbank Rotterdam dit niet met zoveel woorden zeggen, kan het bestaan van vermogensschade in dit kader wel uit beide uitspraken worden opgemaakt. De vordering van de patiënt tot vergoeding van de vermogensschade kan tevens worden ingesteld naast nakoming, vervangende schadevergoeding (artikel 6:87 BW) of ontbinding (artikel 6:265 BW).108 In veel gevallen biedt de wet de patiënt voorafgaand aan de ontbinding evenwel de mogelijkheid om zijn eigen nakoming van de verbintenis (betaling) op te schorten (artikel 6:52 en 6:262 BW). Bij de toekenning van schadevergoeding kan wel rekening worden gehouden met eigen schuld van de patiënt (artikel 6:101 BW), waardoor de

vergoedingsplicht in evenredigheid kan verminderen met de mate waarin de aan hem toe te rekenen omstandigheden aan de schade hebben bijgedragen. Naar het oordeel van de Rechtbank Rotterdam109 ontsloeg de informatieplicht van de zorgverzekeraar de patiënt bijvoorbeeld niet van de verplichting om zelf onderzoek te doen.

4.3. Beroep op wilsgebreken

De wens van een patiënt om een rechtshandeling aan te gaan kan ook op een gebrekkige manier zijn gevormd als gevolg van ontbrekende of onjuiste informatie, waardoor sprake is van een wilsgebrek.110 Beroepen op dwaling (artikel 6:228 BW) en bedrog (artikel 3:44 BW) kunnen de patiënt beschermen tegen informatiegebreken.111 Een wilsgebrek verhindert de totstandkoming van de geneeskundige behandelingsovereenkomst niet, maar kan wel een vernietiging van de rechtshandeling opleveren, mits aan de vereisten van artikel 6:228 of 3:44 BW is voldaan.112 Omdat bedrog ten opzichte van een patiënt ook kan worden aangemerkt als

de hierna te bespreken misleidende en daarmee oneerlijke handelspraktijk in de zin van afdeling 6.6.3a BW, zal bedrog in deze scriptie verder buiten beschouwing blijven.113

108 Olthof in T&C BW 2020, art. 6:74 BW, aant. 2 (online, laatst bijgewerkt op 11 september 2020). 109 Rb. Rotterdam 14 juli 2017, ECLI:NL:RBOT:2017:6459.

110 Schaub 2015, p. 1. 111 Idem.

112 Idem.

(33)

4.3.1. Artikel 6:228 BW

Artikel 6:228 BW bepaalt dat sprake is van dwaling indien de wil van de partij bij een

overeenkomst is gevormd door een verkeerde voorstelling van zaken.114 Daarvan is sprake als men van een bepaald feit in het geheel niet of slechts gedeeltelijk op de hoogte is.

Ingevolge artikel 6:228 lid 1 BW is een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, vernietigbaar indien:

a) de dwaling te wijten is aan een inlichting van de wederpartij, tenzij deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou worden gesloten; b) de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te

weten, de dwalende had behoren in te lichten;

c) de wederpartij bij het sluiten van de overeenkomst van dezelfde onjuiste

veronderstelling als de dwalende is uitgegaan, tenzij zij ook bij een juiste voorstelling van zaken niet had behoeven te begrijpen dat de dwalende daardoor van het sluiten van de overeenkomst zou worden afgehouden.

Daarbij geldt volgens het tweede lid dat de vernietiging niet kan worden gegrond op een dwaling die een uitsluitend toekomstige omstandigheid betreft of die in verband met de aard van de overeenkomst, de in het verkeer geldende opvattingen of de omstandigheden van het geval voor rekening van de dwalende behoort te blijven. De negatieve formulering van deze laatste twee vereisten betekent dat deze ingeroepen kunnen worden als verweren door de wederpartij.115

4.3.2. Onjuiste voorstelling van zaken als gevolg van een inlichting, mededelingsplicht of wederzijdse dwaling

Een onjuiste voorstelling van zaken kan aldus zijn gebaseerd op een inlichting van de psycholoog, bijvoorbeeld de (onjuiste) mededeling dat de zorg voor volledige vergoeding in aanmerking komt, zoals in de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 14 juli 2017116. Daarnaast kan een onjuiste voorstelling het gevolg zijn van nalaten om een mededeling te doen, terwijl daartoe wel de plicht bestaat. Een beroep op dwaling in het kader van artikel

114 Schaub 2015, p. 9. 115 Schaub 2015, p. 11.

(34)

6:228 lid 1 onder b BW is dus mogelijk als de psycholoog heeft gezwegen, terwijl hij de patiënt had behoren in te lichten en hiertoe een mededelingsplicht had.117

In de rechtsliteratuur wordt aangenomen dat sprake is van een mededelingsplicht indien 1) de wederpartij kennis heeft van, of kennis behoort te hebben van, de (juiste) stand van zaken, 2) het voor de wederpartij kenbaar is dat de desbetreffende informatie voor de ander van belang is, 3) voor de wederpartij kenbaar is dat de ander mogelijk dwaalt omtrent die informatie, en 4) de wederpartij naar verkeersopvattingen de plicht heeft om die informatie mee te delen.118 Omdat de psycholoog in ieder geval op grond van de (precontractuele) wettelijke

informatieplicht van artikel 38 Wmg – in samenhang met artikel 4 Regeling Transparantie Zorgaanbieders – kennis heeft of behoort te hebben van de tarieven die voor de patiënt van belang zijn, eventuele eigen betalingen en de vraag of de te leveren prestaties of diensten onder de verzekerde aanspraak van de Zorgverzekeringswet of de Wet langdurige zorg vallen, is aannemelijk dat de psycholoog per definitie aan het eerste en laatste vereiste voldoet. Daarnaast kan de psycholoog onder omstandigheden tevens gehouden zijn om die kennis te hebben en te verschaffen in het kader van de Wet op de geneeskundige

behandelingsovereenkomst. Zijn deskundigheid, tegenover een niet-deskundige patiënt, pleit er ook voor dat hij die kennis heeft. In de rechtsliteratuur wordt de deskundigheid van de zorgaanbieder genoemd als een gezichtspunt bij het vaststellen van de mededelingsplicht in het kader van artikel 6:228 lid 1 onder b BW.119 Zo is het bij een niet-gecontracteerde zorgaanbieder aannemelijk dat hij er weet van heeft dat zijn patiënt zich bezighoudt met de vraag of de behandeling onder de reikwijdte van de basisverzekering valt. Of de psycholoog in een concreet geval weet dat informatie over de tarieven en de eigen bijdrage voor de patiënt van belang is en de patiënt mogelijk dwaalt omtrent die informatie, komt echter aan op een benadering van de omstandigheden van het geval.

Dat artikel 38 Wmg kan worden gebruikt ter invulling van de mededelingsplicht van artikel 6:228 lid 1 onder b BW, bevestigt Van Schelven in zijn annotatie bij het arrest van het Gerechtshof Den Haag van 2 augustus 2016.120

117 Schaub 2015, p. 16.

118 Jansen 2012, p. 150 en Asser/Hijma 7-I* 2013/233. 119 Schaub 2015, p. 19.

120 Zie annotatie Hof Den Haag 2 augustus 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:2241, GZR 2016/325 (met noot B.A. Van

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Met de monitoringsopgave van één project per woningcorporatie, zonder verdere randvoorwaarden omtrent de soorten en diversiteit aan maatregelen die gemonitord moeten worden, is

Omdat artikel 13 lid 4 Zvw niet toestaat dat de vergoeding voor niet-gecontracteerde zorg wordt gedifferentieerd naar de financiële draagkracht van de individuele verzekerde, zal

De milieubeweging zou haar opdracht dan wel heel slecht verstaan.” Met andere woorden: goed nieuws over het milieu verdraagt zich per definitie niet met de taak die de

93 Stichting Aveleijn 94 Stichting Cordaan 95 Stichting Dichterbij 96 Stichting De Binnenvest 97 Stichting de Brug 98 Stichting de Hoop. 99 Stichting dnoDoen

Omdat de bezoekers op elk willekeurig moment in een van deze groepen ingedeeld werden en baliemedewerkers niet op de hoogte waren van het type handvest (ambities, weinig ambitieus,

Door het vaststellen van de verordening wordt voldaan aan de verplichting van het (nieuwe) Besluit ruimtelijke ordening tot het vaststellen van een verordening waarin regels

Een van de vaardigheden die je nodig hebt als pedagogisch werker is goed samen kunnen werken.. Maar nog meer vaardigheden zijn belangrijk om je werk goed te

▪ Als je niet meer met het hulpmiddel naar huis kunt moet de monteur niet alleen je hulpmiddel meenemen, maar ook ervoor zorgen dat je thuiskomt!. In de afspraken stond (en moet