• No results found

‘Het intellect van honderden miljoenen is bemest en beploegd’ Beïnvloeding, motieven en achtergronden van het Chinabeeld van de Nederlandse revolutiereizigers naar communistisch China in het naoorlogse Nederland

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "‘Het intellect van honderden miljoenen is bemest en beploegd’ Beïnvloeding, motieven en achtergronden van het Chinabeeld van de Nederlandse revolutiereizigers naar communistisch China in het naoorlogse Nederland"

Copied!
78
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

‘Het intellect van honderden miljoenen

is bemest en beploegd’

Beïnvloeding, motieven en achtergronden van het Chinabeeld van

de Nederlandse revolutiereizigers naar communistisch China in

het naoorlogse Nederland

Daniël Sam Lipsius

Masterscriptie Geschiedenis van de Internationale Betrekkingen

Universiteit van Amsterdam juli 2017

Begeleider: dr. W.F.B. Melching

Inhoudsopgave

(2)

Inleiding

3

1. Overzichtshoofdstuk: de historische context, theorieën en

10

onderzoeken over westers politieke toerisme.

2. De reis naar China

26

3. Het beeld van China

47

Conclusie

67

Bibliografie

74

Inleiding

’Voor het eerst wordt het tot dusver onontgonnen intellect van honderden miljoenen bemest en beploegd. Wie zal het verbazen dat de oogst overvloedig is?’’ W.F. Wertheim

(3)

Ondanks de grove mensenrechtenschendingen, hongersnoden en massamoorden konden de communistische regimes in de ‘Derde Wereld’, zowel in Latijns-Amerika als Azië, in de jaren zestig en zeventig (en in enkele gevallen ook nog de jaren tachtig) op enige bewondering en sympathie rekenen van een noemenswaardig aantal westerse intellectuelen. Dit was zeker ook het geval bij een aantal Nederlandse intellectuelen. Ook in Nederland zijn er intellectuelen afgereisd naar Cuba, waaronder schrijver Harry Mulisch en hier is ook redelijk wat kennis over.

Veel minder bekend is het politieke toerisme naar de Volksrepubliek China. Ook daar zijn extreemlinks georiënteerde intellectuelen naartoe gereisd om met eigen ogen de

‘revoluties’ van ‘voorzitter Mao Zedong’ te kunnen aanschouwen. De marxistische

massasocioloog Willem Frederik Wertheim, sinoloog Erik Zürcher, de procommunistische filmmaker Joris Ivens en de links-extremistische feministe en andragoge Anja Meulenbelt zouden over een periode van ’30 jaar verschillende reizen maken en hierover rapporteren in hun reisbeschrijvingen.

De vraag waar veel historici en sociologen zich de afgelopen decennia mee bezig hebben gehouden is wat de achtergronden en motieven van dit politiek toerisme waren. Waren deze mensen geïnteresseerd in de gewone bevolking of vooral in het communistische experiment? Wisten zij dat ze propaganda te zien kregen? Waren zij door deze propaganda beïnvloed of waren zij ideologisch gedreven door het ideaal van de revolutie, de samenleving van hun dromen en de (naar hun idee) betere wereld? En hoe beoordeelden zij de eigen samenleving in vergelijking met de samenleving van het bezochte land?

Dit onderzoek zal de beïnvloeding, motieven en achtergronden van de Chinareizigers als casestudy behandelen. De hoofdvraag die aan deze studie ten gronde ligt is: Was het positieve beeld van de Nederlandse intellectuelen die communistisch China bezochten het product van Chinese propaganda en contacten met Chinezen of was deze vooral het product van revolutionair utopisme en links idealisme uit de eigen samenleving?

Dit onderzoek is ingebed in een breder kader van onderzoek naar de gebeurtenissen in maoïstisch China, de internationale geschiedenis van de eerste decennia na de Tweede

Wereldoorlog en de naoorlogse geschiedenis van Europa en de westerse wereld. Dit onderzoek zal dan ook gebruik maken van de meest recente kennis over maoïstisch China, afkomstig van Alfred L. Chan, Ralph A. Jr Thaxton en de in Hong Kong woonachtige

(4)

historicus Frank Dikötter die de omvang van de slachtoffers van Mao’s Grote Sprong Voorwaarts heeft blootgelegd door recentelijk vrijgekomen archiefmateriaal van de Chinese Communistische Partij te analyseren.1 Onderzoeken naar de internationale geschiedenis van

het turbulente jaar 1968 zijn gedaan door Jeremi Suri met zijn werk Power and Protest:

Global Revolution and the Rise of Détente en het werk van Daniel J. Sherman, Ruud van Dijk,

Jasmine Alinder, en A. Aneesh genaamd The Long 1968: Revisions and New Perspectives.2

De culturele geschiedenis van Europa van na de Tweede Wereldoorlog is door Tony Judt uiteengezet in zijn bekende werk Post War.3

Verder bouwt dit onderzoek voort op al bestaande theorieën en studies naar westers politiek toerisme naar communistische staten. De meeste theorieën en benaderingen

behandelen de invloed van links-revolutionaire en idealistische cultuur van de eigen samenleving van de politieke toeristen. Hier is over geschreven door Aart Aarsbergen, Maarten Kuitenbrouwer, A.A. de Jonge, Erik van Ree, David Caute en opnieuw Tony Judt. Aarsbergen heeft ons een theoretische uiteenzetting gegeven in zijn monografie. 4

Kuitenbrouwer bestudeerde de Europese omgang met de erfenis van het kolonialisme.5 Ook

A.A. de Jonge heeft bijgedragen aan het debat over de invloed, motieven en achtergronden van westers politiek toerisme naar communistische staten vanuit het perspectief van de theorie over de ‘kloof tussen burger en staat’.6 Erik van Ree beschreef de aard van de regimes van

1 Alfred L. Chan, Mao's Crusade : Politics and Policy Implementation in China's Great Leap Forward, Oxford: Oxford University Press 2001.

Ralph A. Jr Thaxton, Catastrophe and Contention in Rural China: Mao's Great Leap Forward Famine and the Origins of Righteous Resistance in Da Fo Village, Cambridge University Press 2008.

Frank Dikötter, De Tragiek van de Bevrijding, Antwerpen: Sprectrum 2013.

Frank Dikötter, Mao’s Massamoord: de Geschiedenis van China’s Grootste Drama 1958-1962, Antwerpen: Sprectrum 2011.

2 Jeremi Suri, Power and Protest: Global Revolution and the Rise of Détente, Cambridge, Massachusetts: Harvard University Press 2003

Daniel J. Sherman, Ruud van Dijk, Jasmine Alinder, and A. Aneesh, The Long 1968: Revisions and New Perspectives, Bloomington, Indiana: Indiana University Press 2013.

3 Tony Judt, Postwar: A History of Europe Since 1945, London: Penguin Books 2005.

4 A. Aarsbergen, Verre Paradijzen: linkse intellectuelen op excursie naar de Sovjetunie, Cuba en China, Utrecht: Hes-Mondiaal 1988.

5 Maarten Kuitenbrouwer, De Ontdekking van de Derde Wereld: Beeldvorming en beleid in Nederland, Den Haag: SDU Uitgeverij.

6 A. A. de Jonge, Crisis en critiek der democratie: anti-democratische stromingen en de daarin levende

(5)

Stalin en Mao in relatie tot de westerse sympathie voor deze staten.7 Caute bestudeerde wat de

revolutietoeristen cultureel aantrok.8 Tony Judt benadrukte de invloed van sociaal-culturele en

sociaal-economische factoren in de Europese samenleving.9 Er zijn echter ook voorbeelden

van twee auteurs die de invloed van de propaganda uit communistisch China op de ‘revolutietoeristen’ hebben geanalyseerd, namelijk Paul Hollander en Kim Christiaens. Hollander benadrukte de manier waarop de communistisch regimes de westerse toeristen in de watten legden en Christiaens zag de communistische staat in kwestie als een actor.10

Daarnaast zal dit onderzoek ook voortbouwen op eerdere casestudies naar

Nederlandse politieke toeristen en het Nederlandse beeld van communistische regimes. Zo heb ik zelf eerder een paper geschreven over de motieven van de Nederlandse Cubagangers.11

Op grotere schaal is hier onderzoek naar gedaan door Bart Dirks. In zijn masterscriptie

kwamen ook uitgebreid de beweegredenen en motieven van de Nederlandse Cubagangers aan bod.12 Jacco Pekelder bestudeerde daarnaast het Nederlandse beeld in de DDR en Nederlands

politiek toerisme naar de DDR, via bijvoorbeeld de Vereniging Nederland-DDR.13

Ook bouwt dit onderzoek voort op eerder onderzoek dat is gedaan naar de steun voor het maoïsme in Nederland en het Nederlandse beeld van maoïstisch China. Zo zijn

maoïstische splintergroepen en sektes bestudeerd door Wouter Beekers. Onderzoek naar de

epiloog.

7 Erik van Ree, De Totalitaire Paradox: de terroristische massademocratie van Stalin en Mao, Amsterdam: Van Gennep Kritiese Bibliotheek 1984

8 David Caute, The Fellow Travellers: Intellectual friends of communism, London: New Haven 1988. 9 Tony Judt, Postwar: A History of Europe Since 1945, London: Penguin Books 2005, 406. 10 Paul Hollander, Political Pilgrims: Western Intellectuals in Search of the Good Society.

Kim Christiaens & Idesbald Goddeeris & Malagy Rodríguez García, European solidarity with Chile 1970s-1980s, Frankfurt am Main 2014.

Kim Christiaens, ‘States Going Transnational: Transnational State Civilian Networks and Socialist Cuba and Sandinista Nicaragua Solidarity Movements in Belgium (1960s-1980s)’, in: Revue belge de philologie et d'histoire.

11 Daniël Lipsius, Wat motiveerde de Nederlandse Cubagangers? Een analyse van Bert en Herman Vuijsje, Jaap van Ginneken en in het bijzonder Harry Mulisch, geschreven voor de cursus ‘Idealisme en Internationale Betrekkingen 1815-2010’ aan de Universiteit van Amsterdam in december 2016.

12 Bart Dirks, Cuba, filiaal van de hemel? : Nederlandse sympathisanten op bezoek bij de Cubaanse Revolutie, 1967-1971, Utrecht: Universiteit Utrecht 1996.

(6)

maoïstische periode van de Socialistische Partij (SP) is gedaan door Gerrit Voerman.14 Jakob

Bergvelt bestudeerde daarnaast de verandering van het Nederlandse beeld van maoïstisch China.15

Zoals in de vorige alinea’s te lezen is zijn er verschillende theorieën geschreven over wat westerse politieke toeristen heeft gemotiveerd. Daar de ene groep theorieën en

verklaringen over de invloed van de sociaal-culturele situatie van de eigen samenleving van de toeristen gaat, is de andere groep theorieën en verklaringen gericht op de invloed van de communistische staat. Door deze tegenstrijdige theorieën is er geen duidelijke eenduidige verklaring over wat precies de westerse sympathisanten met communistische regimes

motiveerde en zullen studies naar verschillende casussen ons hier meer over moeten vertellen. In deze studie zullen de bevindingen tegen eerdere theorieën afgezet worden om bij te dragen aan meer kennis over westers politiek toerisme.

Dit onderzoek naar verschillende casussen is al begonnen met de studie van Bart Dirks naar de motieven en achtergronden van de Nederlandse Cubagangers en de studie van Jacco Pekelder naar het Nederlandse beeld van de DDR, waarin ook de Nederlandse reizigers naar de DDR aan bod kwamen. Een onderzoek naar de motieven en achtergronden van de

Nederlandse Chinagangers is echter nog niet gedaan. Dit terwijl een noemenswaardig aantal intellectuelen gematigd positief waren over China’s ‘eigen weg’ onder Mao. In de

literatuurlijst die Aarsbergen over de Nederlandse Chinagangers heeft opgesteld vermeldt hij bijvoorbeeld het reisverslag van de links-extremistische feministe Anja Meulenbelt dat volgens hem ‘laat zien hoe eenzijdig en kortzichtig de opvattingen van sommige fellow-travellers kunnen zijn’. Over filmmaker Joris Ivens, die bekend is vanwege zijn merkwaardige interesse in het filmen van totalitaire staten als Nazi-Duitsland, de Sovjetunie èn maoïstisch China, zegt Aarsbergen dat hij in zijn autobiografieën ‘uitgebreid in gaat op zijn

wederwaardigheden in China’.16 Erik van Ree vermeldde in De Totalitaire Paradox ook kort

intellectuelen die gematigd positief waren over China, namelijk de marxistische

14 Wouter Beekers, ‘De Betoveringen van het Nederlandse maoïsme’, in: Sociologie, jr. 2 (2006). Gerrit Voerman, ‘De „Rode Jehova’s”: een geschiedenis van de Socialistiese Partij’, in: Jaarboek 1986, Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen Groningen 1987.

15 Jakob Bergvelt, Such is life in China’; een benadering van de Nederlandse perceptie van het maoïstische China, 1949-1976, Amsterdam: Masterscriptie Universiteit van Amsterdam 2009.

16 A. Aarsbergen, Verre Paradijzen: linkse intellectuelen op excursie naar de Sovjetunie, Cuba en China, Utrecht: Hes-Mondiaal 1988, 128.

(7)

massasocioloog Wertheim en sinoloog Erik Zürcher.17 Ondanks dat de Nederlandse

intellectuele sympathie met en politiek toerisme naar China bekend is en er in de literatuur naar gerefereerd wordt is er nog nooit een echte studie naar gedaan.

Het meeste onderzoek op het gebied van maoïsme in Nederland heeft zich beperkt tot studies naar de actief georganiseerde maoïstische bewegingen, sektes en splintergroepen en natuurlijk de beginjaren van de Socialistische Partij (SP). Dergelijke onderzoeken laten vooral de geringe aanhang van politiek georganiseerd maoïsme in Nederland zien. De vraag is echter in hoeverre dit een volledig beeld geeft van de bredere steun die Mao Zedong in een westers land als Nederland kon verwachten? Hoe zit het met bredere algemenere niet-politiek georganiseerde steun?

De enige uitzondering van een onderzoek dat zich wel op intellectuelen richtte is de studie van Jakob Bergvelt. Deze studie richtte zich echter alleen op de verandering van het Nederlandse beeld van maoïstisch China en niet specifiek op de beïnvloeding, motieven en achtergronden van het gepresenteerde beeld van de Chinagangers. Dit onderzoek richtte zich vooral op de bredere opinievorming en de heftige discussies die onder voor en tegenstanders in de media werden gevoerd. Daarmee heeft het een basis gelegd voor verder onderzoek. Dit onderzoek zal deze trend voortzetten door zich specifiek op de beïnvloeding, motieven en achtergronden van het Chinabeeld van de Nederlandse politieke toeristen te richten.

De casus van de Nederlandse Chinagangers omvat een breed scala aan overgebleven geschreven bronnen van eind jaren vijftig tot begin jaren tachtig. Een voorbeeld is het boek van Jaap van Ginneken over de veronderstelde ‘herwaardering’ van de Chinese Culturele Revolutie. In dit boek komen echter geen reisbeschrijvingen aan bod. Daarnaast zijn er de, zoals Renate Rubinstein ze noemde, ‘dorre bundels’ van sinoloog Erik Zürcher en de

marxistische massasocioloog Willem Frederik Wertheim over de ‘emancipatie’ van China. De enige kritische bundels die er in die tijd waren waren die van socioloog D.W. Fokkema en sinoloog Simon Leys (Pierre Ryckmans). Daarnaast is er materiaal van de door Jakob Bergvelt al onderzochte discussie in de Nederlandse media. Hier passeren personen als Wertheims promovenda Loes Schenk-Sandbergen, academici als Hans Schenk, J. C. Breman, R. Koopmans en J. Rooduijn de revue. Zij zouden het opnemen tegen columniste Renate Rubinstein die onder het pseudoniem Tamar in verscheidene tijdschriften schreef en Rudy Kousbroek die artikelen schreef onder het pseudoniem Leopold de Buch.

Ter afbakening en in overeenstemming met de onderzoekfocus richt deze studie zich echter alleen op een selectie van reisbeschrijvingen die uitgebreid genoeg over de reis en het 17 Van Ree, De Totalitaire Paradox, 120-121.

(8)

beeld van China informatie geven om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden. Dit omvat enkele media-artikelen van Zürcher en Wertheim. Ook de autobiografieën van Joris Ivens geven voldoende kennis over zijn reiservaringen. Daarnaast is het dagboek van Zürcher en de briefwisselingen die hij beide gedurende zijn verblijf in China bijhield door zijn zoon hoogleraar Erik-Jan Zürcher gepubliceerd. Als laatste zijn er ook een aantal gepubliceerde boeken met reisverslagen van Wertheim en Anja Meulenbelt die zeer uitgebreid zijn. Juist het boek van Anja Meulenbelt is zeer interessant, omdat deze in 1982 is gepubliceerd en de meeste intellectuele kringen zich toen niet meer met de Volksrepubliek China bezighielden omdat het communistische systeem toen steeds meer in diskrediet was geraakt. Als laatste is er ook een reisverslag geweest van een Chinareiziger die wel zeer kritisch was: het verslag van Renate Rubinstein genaamd Klein Chinees Woordenboek. Ook om een volledig beeld te krijgen is ook dit interessant voor dit onderzoek. Wat zegt het kritische beeld van Rubinstein, dat tegenstrijdig is met de lovende beschrijvingen van de andere reizigers, over het beeld van deze andere reizigers?

In het onderzoek zijn de reisbeschrijvingen van de net opgenoemde Chinareizigers geanalyseerd en afgezet tegen de bestaande theorieën over politiek toerisme en westerse sympathie met communistische regimes. Dit wordt gedaan door enerzijds de reis de

analyseren aan de hand van de beschrijvingen en anderzijds de beeldvorming van de reizigers te onderzoeken. Het onderzoek is dus voor het grootste deel een beeldvormingsonderzoek. Bij het eerste wordt gelet op in hoeverre de reizigers vrij konden reizen. Wat kregen ze te zien en wat kregen ze niet te zien? Wat zegt de kritische reiziger (Renate Rubinstein) hierover? Waren de reizigers op de hoogte van wat ze wel en niet te zien kregen? Bij het laatste wordt geanalyseerd waar het beeld van de reizigers precies vandaan kwam. Om een volledig beeld te krijgen zullen in de analyse de reisbeschrijvingen en de geschetste beelden van de

sympathisanten ook worden afgezet tegen die van kritischere reiziger (Renate Rubinstein). Ook zal tijdens de beeldvormingsanalyse gelet worden op literatuur waar de reizigers naar refereerden? Lazen zij vooral Chinese propagandaliteratuur of juist ook veel westerse (propaganda)literatuur?

Hoofdstuk 1 is het overzichtshoofdstuk geworden, waarin de historische context, theorieën en onderzoeken over westers politieke toerismen naar communistische staten worden uiteengezet. Voor het theoretisch kader is deels tekst gebruikt uit een eerdere essay van mij over de Nederlandse Cubagangers.18 Wat gebeurde er daadwerkelijk in de

18 Dit betreft de paper: Daniël Lipsius, Wat motiveerde de Nederlandse Cubagangers? Een analyse van Bert en Herman Vuijsje, Jaap van Ginneken en in het bijzonder Harry Mulisch, geschreven voor de cursus ‘Idealisme en Internationale Betrekkingen 1815-2010’ aan de Universiteit van Amsterdam in december 2016

(9)

Volksrepubliek China onder Mao Zedong volgens het meest recente onderzoek? Wat hebben eerdere onderzoeken naar politieke toerisme en westerse sympathie met communistische regimes uitgewezen over het vraagstuk van de beïnvloeding en motieven?

In Hoofdstuk 2 zal het verloop van de reizen van de Chinagangers aan bod komen door de beschrijvingen in hun reisverslagen te analyseren. In hoeverre konden de

Chinagangers vrij reizen? Wat kregen ze te zien en wat niet en waren zij op de hoogte van wat ze wel en niet te zien kregen?

In Hoofdstuk 3 zal het door de reizigers geschetste beeld in de zojuist vermelde gekozen reisbeschrijvingen aan bod komen. Deze beschrijvingen zullen ook worden afgezet tegen dat van de critica Rubinstein. Waar kwam het ‘gematigd positieve’ beeld van de

reizigers vandaan? Hoe gingen zij met de waarheid om? Wat voor terminologie gebruiken zij? Waren zij op de hoogte van de gebrekkige individuele vrijheid en mensenrechtenschendingen in China? Wat wisten zij van de hongersnoden en massaslachtingen die tijdens de Grote Sprong Voorwaarts plaatsvonden? Hadden zij enig empathisch gevoel voor de positie van de gewone Chinees?

In de conclusie zal de balans worden opgemaakt en de hoofdvraag worden beantwoord.

1 Overzichtshoofdstuk: de historische context, theorieën en

onderzoeken over westers politieke toerisme.

In dit overzichtshoofdstuk komt de bredere context van de geschiedenis van de Volksrepubliek China onder Mao Zedong en het Europese politieke toerisme naar

communistische landen sinds de jaren zestig aan bod. In het bijzonder zal er aandacht zijn voor de verschillende theorieën die er de afgelopen jaren in de literatuur zijn gevormd over dit politieke toerisme. Daarna zullen reeds uitgevoerde casestudies kort uiteen gezet worden en

(10)

tegen de theorieën afgewogen worden om de voorlopige kennis die er is vast te stellen.

China onder het communisme

Recentelijk geopende partijarchieven en documenten van de geheime dienst hebben het onmogelijk gemaakt om nog nostalgisch over de eerste decennia uit de geschiedenis van de Volksrepubliek China te praten. De in Hongkong woonachtige historicus Frank Dikötter rekent in zijn boeken over de regeerperiode van Mao Zedong af met alle relativerende of zelfs positieve beschrijvingen van eerdere academici. In zijn boek De Tragiek van de Bevrijding beschrijft hij de periode eind jaren veertig toen de communistische rebellen het Chinese vastenland innamen.

Terreur en extreem geweld

In China en ook in de kringen van de westerse Chinagangers werd de communistische machtsovername ‘de bevrijding’ genoemd. In werkelijkheid was het echter een tijd van extreem geweld, terreur en hongersnoden.19 Tijdens de vijf maanden lange belegering van

Changchun at de bevolking insecten, gras en boomschors. Alleen al in deze stad stierven honderdzestig duizend mensen van de honger. Uit angst voor vergelijkbare taferelen boden andere Chinese steden nauwelijks verzet en konden ze zonder een schot worden ingenomen door de communisten. De zogenaamde ‘bevrijding’ was in werkelijkheid een tijd van terreur en extreem geweld.20

De jaren daarna waren een periode van indoctrinatie met grote beloftes en uitschakeling van tegenstanders anderzijds. De bevolking werd welvaart en materiële overvloed beloofd. Op het moment dat zij daarmee ‘stil gesust’ waren werden alle critici systematisch uitgeschakeld. Nog geen jaar na de zogenaamde ‘bevrijding’ werden de ‘vijanden van de partij’ omgelegd. Volgens Dikötter wilde Mao bewust één op de duizend mensen omleggen. Eind 1951 waren er al een kleine twee miljoen vermoord.21 In 1952 was

het bedrijfsleven aan de beurt. In dat jaar pleegden in Shanghai in twee maanden tijd zes honderd handelslieden zelfmoord uit angst.22

Volgens Dikötter was er in de periode van na ‘de bevrijding’, de jaren 1949-1957, weinig tot stand gekomen in communistisch China. Zaken die succesvol waren, waren zaken die elke moderne regering zou hebben doorgevoerd, waaronder campagnes tegen

analfabetisme, die door de Chinagangers dan ook uitgebreid als aanknopingspunt voor hun 19 Dikötter, De Tragiek van de Bevrijding, 7-8.

20 Ibidem. 21 Ibidem, 8. 22 Ibidem, 8-10.

(11)

Mao-euforie werden gebruikt. Van de gelijkheid, rechtvaardigheid en vrijheid, waar het regime volgens de propaganda de voorhoeder van zou zijn, kwam volgens Dikötter helemaal niets terecht.23 Gedurende de jaren ’50 werd de Campagne van de Honderd Bloemen van

1956 tot 1957, waarin Chinezen aangemoedigd werden om openlijk kritiek op het systeem te geven, opgevolgd door de gewelddadige ‘Anti-Rechtse’ Campagne van 1957 tot 1959 waarin degenen die hun kritiek geuit hadden openlijk werden bekritiseerd en vervolgd.24 Dergelijk

beleid van kritiek toelaten en het vervolgens te onderdrukken was niets revolutionairs. Het was precies dezelfde tactiek van repressie als ten tijde van de keizerdynastieën werd gebruikt. Ook het economische beleid dat in bepaalde westerse kringen als veelbelovend werd gezien, stelde in werkelijkheid teleur. Dikötter laat in zijn boek zien dat de cijfers die Mao’s regime officieel publiceerde tegenstrijdig waren aan wat hij tegenkwam in recentelijk geopende archieven die voorheen strikt geheim waren. Volgens deze hadden de boeren al in 1954, voordat de Grote Sprong Voorwaarts was begonnen, 30% minder te eten dan zij vóór de zogenaamde ‘bevrijding’ hadden.25

Hongersnood, massamoord en vervolgingen

Ondanks deze teleurstellende gegevens waren Mao’s revolutionaire ambities alleen maar toegenomen gedurende de jaren vijftig. Mao wilde twee gelijktijdige revoluties ontketenen: een industriële en agrarische revolutie. Dit allemaal wilde Mao organiseren om de competitie met de westerse wereld aan te gaan. Mao had het extreem ambitieuze doel om

Groot-Brittannië in minder dan vijftien jaar in te halen.26 Hiervoor wilde Mao de grote

boerenbevolking van China mobiliseren. Graan en staal zouden de basis van dit economische masterplan worden.27 Intellectuelen, boeren en technocraten waren echter bang dat dit tot

dezelfde taferelen zou leiden als in de Sovjetunie onder Stalin al eerder plaatsvond. Zij waren daarom alles behalve welwillend om mee te werken aan Mao’s radicale progressivisme. Dit deed Mao echter niet van gedachten veranderen. Na jaren van uitschakelen van tegenstanders zou Mao zonder de hulp en adviezen van technocraten toch zijn plannen doorvoeren. Nadat hij de absolute macht binnen de partij wist de consolideren werd de ‘Grote Sprong

Voorwaarts’ de realiteit.28

Alle boerendorpen werden gedwongen gecollectiviseerd.29 Dorpsbewoners moesten in

23 Ibidem, 11.

24 Philip Short, Mao: A Life, New York: Henry Holt 2001, 470. 25 Dikötter, De Tragiek van de Bevrijding, 11.

26 Dikötter, Mao’s Massamoord, 9. 27 Chan, Mao's Crusade, 71–74. 28 Dikötter: Mao’s massamoord, 32-34. 29 Ibidem, 9.

(12)

communes samenleven en werden beroofd van hun grondgebied en eigendom.30 Voedsel werd

gebruikt als chantagemiddel om boeren te dwingen voor de staat te blijven werken en werd letterlijk naar verdienste verdeeld.31 Volgens Jonathan Mirsky konden Chinese boeren

zichzelf hierdoor niet meer in voedsel voorzien.32 Ralph A. Thaxton Jr. ging zelfs een stap

verder en noemde het collectivisatiebeleid een vorm van ‘apartheid’ jegens de Chinese boerenbevolking, omdat de boerenbevolking aparte identiteitsbewijzen kreeg en werd uitgebuit om de stadsbevolking te kunnen voorzien van voldoende voedsel.33

De Grote Sprong Voorwaarts had tot gevolg dat tussen 1958 en 1962 minstens

vijfenveertig miljoen mensen zouden omkomen. Hierop gebaseerd concludeerde Dikötter dat het communisme in werkelijkheid feitelijk het ergste is geweest dat China ooit is

overkomen.34 Dikötter toont in zijn boek Mao’s massamoord aan dat het ongenuanceerd is om

de slachtoffers puur alleen als het gevolg van hongersnood te beschrijven. Volgens hem was er sprake van een systematisch terreurbeleid vol intimidatie en geweld. Tien procent van de slachtoffers waren volgens hem het gevolg van marteling en moord. Andere slachtoffers werden moedwillig uitgehongerd. De overlevingskans gedurende de Grote Sprong

Voorwaarts hing af van hoe ‘proletarisch’ iemand was, hoe kritisch iemand was of door de mate waarin de verdeler van het voedsel de persoon in kwestie aardig vond.35

Volgens Dikötter gebruikte de Chinese overheid de Chinese boerenbevolking

moedwillig als proefpersonen voor hun economische experiment. Ambtenaren werden onder druk gezet om de cijfers meer aandacht te geven dan het individu. Het behalen van de doelen van de planeconomie stond boven de rechten van de gewone Chinees. Terwijl de volgens het systeem ‘overgeproduceerde’ graan langs de wegen lag te verrotten, aten de bewoners van het naburige dorp modder en planten. Volgens Dikötter gebeurde dit met de volledige kennis van de Chinese overheid. Zo refereerde hij naar een citaat van Mao Zedong waarin Mao beweerde dat een revolutie ‘geen gezellig etentje’ is.36

De Grote Sprong Voorwaarts bracht los van hongersnood en massamoord ook enorme politieke chaos naar China. Om zijn machtspositie opnieuw te consolideren riep Mao daarom in 1966 de Culturele Revolutie uit, waarin door hem gemobiliseerde radicale

studentengroepen onder de naam ‘De Rode Gardisten’ plunderend door het land trokken, 30 Jonathan Mirsky, ‘The China We Don't Know’, in: New York Review of Books, Vol 56 (3) 2009. 31 Dikötter, Mao’s massamoord, 9.

32 Mirsky, ‘The China We Don't Know’.

33 Ralph A. Jr Thaxton, Catastrophe and Contention in Rural China: Mao's Great Leap Forward Famine and the Origins of Righteous Resistance in Da Fo Village, Cambridge University Press 2008, 3.

34Dikötter: Mao’s massamoord, 9. 35 Ibidem, 11-12.

(13)

miljoenen mensen vervolgd werden en gepoogd werd om het culturele en filosofische erfgoed van China compleet te vervangen met de maoïstische ideologie en de persoonscultus van Mao zelf.37

Kennis in het Westen van de ontberingen in China

Ondanks dat de meeste kennis van maoïstisch China vooral door recent historisch onderzoek tot stand is gekomen, waren in de jaren zestig en zeventig het falen van het

collectivisatiebeleid en de hongersnoden die daardoor ontstonden weldegelijk bekend. Dit vooral in de gebieden van China die niet onder het bestuur van Mao’s Volksrepubliek stonden, waar de vluchtelingen binnenstroomden. In Taiwan (de regeerzetel van de door de communisten uit het vaste land verdreven ‘Republiek China’) en de Portugese en Britse kolonies Macao en Hong Kong was er al gauw kennis van de grootschalige voedseltekorten.

Het in 1960 in Taipei (Taiwan) gepubliceerde pamflet genaamd The Great Famine on

the Chinese Mainland under Communist Regime in 1960 bevat onder andere referenties naar

gevluchte boeren die vanuit de Volksrepubliek Macao en Hong Kong wisten te bereiken.38

Getuigenissen van deze vluchtelingen brachten toen al kennis over scheidingen van ouders en kinderen, ontberingen en voedselschaarste voor miljoenen mensen in de communes door toedoen van het regime van Mao.39 Dergelijke kennis verspreidde zich vanzelfsprekend gauw

naar de westerse wereld. In 1962 beschreef de Amerikaanse columnist Joseph Alsop de Volksrepubliek China als de ‘hel op aarde’ en beweerde hij dat het regime bijna op de rand van instorten stond.40 Hieruit valt te concluderen dat er genoeg kennis in het Westen was om

te weten dat de situatie in China helemaal niet deugde. Halverwege de jaren zeventig zou er daarnaast ook volop kennis van de vernietiging van het culturele erfgoed ten tijde van de Culturele Revolutie ontstaan. Dit vooral door het boek Chinese Schimmen (Ombres

Chinoises) van de Belgische sinoloog Simon Leys (pseudonym van Pierre Ryckmans), waar

in Hoofdstuk 2 uitgebreider op zal worden ingegaan.

Theorieën over de motieven van westerse politieke toeristen naar communistische dictaturen

Juist vanwege de bekendheid in het westen van deze gewelddadige en mensonterende periode in de geschiedenis van China en de hongersnood in de boerencommunes is het extra

37 Maurice Meisner: Mao's China and After: A History of the People's Republic, New York: Simon & Schuster 1999, 354.

38 Zie bijvoorbeeld Kao Hsiang-kao, The great famine on the Chinese mainland under Communist Regime in 1960, Taipei, Taiwan (Republic of China): Asian Peoples' Anti-Communist League Pamphlet 1960, 1. 39 Ibidem, 10-11; 16-17; 26-27; 49.

(14)

omstreden wat westerse intellectuelen motiveerde om naar China op politieke toer te gaan en te sympathiseren met dit mensonterende regime.

Verschillende historici en sociologen hebben zich gebogen over de kwestie westers politiek toerisme naar communistische staten. De verschillende verklaringen kunnen feitelijk in twee groepen worden ingedeeld. Tot de eerste groep behoren de verklaringen die vooral de invloed van de sociaal-culturele en politieke situatie in Europa dominant stellen. Tot de tweede groep behoren de verklaringen die de nadruk leggen op de invloed van de propaganda van communistische landen zelf op het beeld van de westerse intellectuelen.

Invloed van de Europese sociaal-culturele situatie en de Nieuw-Linkse ideologie

Historicus A.A. de Jonge benadrukte dat er in de politieke cultuur van West-Europa altijd een kloof tussen ‘burger en staat’ aanwezig is gebleven, ook in de periode na de Tweede

Wereldoorlog.41 De ‘oude’ generatie hield zich hier niet meer mee bezig, omdat zij allang blij

waren dat de democratie de Tweede Wereldoorlog had overleefd. De jonge generatie, voor wie de democratie vanzelfsprekend was, dacht daar echter anders over. Volgens De Jonge uitte deze ‘kloof’ zich in de jaren zestig onder de nieuwe generatie enerzijds via de rechts-populistische Boerenpartij en anderzijds via de linksextremistische intellectuelen die naar Cuba en China gingen.42

Tony Judt benadrukte ook de invloed van de politieke en sociaal-culturele situatie van Europa. In Post War beweerde hij dat het geromantiseerde beeld van communistische

dictaturen in de ‘Derde Wereld’ een vorm van rebellie tegen de eigen samenleving en een verzet tegen de vorige generaties was.43 Maar, zoals Judt benadrukte, was dit niet de enige

denkbare ‘optie’. De democratie was vooral veiliggesteld door de geallieerde

machtsovername, niet door de wil van de Europeanen, voor wie alternatieve systemen voor de Tweede Wereldoorlog ook een aantrekkelijk alternatief leken.44 De reden dat de democratie

uiteindelijk weerbaarder bleek te zijn was vooral door de associatie met welvaart en de koppeling met de verzorgingsstaat.45 Het erfgoed van de Nazi’s, het radicale nationalisme en

het kolonialisme zou de sociaal-culturele situatie echter nog jaren blijven beïnvloeden. Pas in de jaren zestig zou dit onder invloed van de opkomst van een nieuwe generatie tot een climax leiden, waarin het wetenschappelijk marxisme hoogtij vierde, ‘Nieuw Links’ traditionele 41 De Jonge beschreef dit in de epiloog van zijn boek uit 1968 over de crisis van de democratie en rechtsrevolutionaire antidemocratische stromingen in de jaren ’20 en ’30 in Nederland, waarin hij naar de situatie in zijn eigen tijd refereerde. Zie: De Jonge, Crisis en critiek der democratie, epiloog.

42 De Jonge, Crisis en critiek der democratie, epiloog. 43 Judt, Postwar, 398.

44 Ibidem, 6. 45 Ibidem, 361.

(15)

sociaal-democratische partijen veranderde en studentenprotesten voor oproer zorgden. Ook wordt de opkomst van de extreemlinkse terreurbeweging Rote Armee Fraktion vaak binnen deze context verklaard.

Termen als ‘narcistic self indulgence’ verklappen dat Judt de jaren zestig generaties protestcultuur eigenlijk een vorm van egotripperij vond.46 De intellectuelen uit deze tijd

wilden zichzelf graag het idee geven alsof ze echte wereldverbeteraars waren. Dit ondanks dat zij eigenlijk nauwelijks geïnteresseerd waren in hoe de wereld er echt uitzag en daar ook niet veel kennis van hadden. Judt stelt dat er ofwel weinig kennis van de lokale situaties aldaar was, of men het aldaar gebruikte geweld goedpraatte omdat het ‘revolutionair’ geweld tegen het kapitalisme was. 47 Ook Judt refereert naar de ‘ontdekking’ van de Holocaust en de manier

waarop met deze kennis werd omgegaan.48 In de Bondsrepubliek Duitsland zou dit immers

leiden tot extreem-linkse protestgroepen die ‘Vietnam het nieuwe Auschwitz van Amerika’ noemden.49 Daarnaast meent Judt dat de aandacht die Nieuw Linkse kringen hadden voor

zogenaamde ‘verzetsbewegingen’ in de ‘Derde Wereld’ vooral te maken had met de krimpende arbeidersklasse in de eigen thuislanden door de toegenomen welvaart en sociale zekerheid. Omdat het ‘proletariaat’ steeds minder in het eigen land te vinden was, moest men deze elders in de wereld vinden en vond men deze in zelfbenoemde antikoloniale

pan-Arabische nationalisten in Noord-Afrika en het Midden-Oosten en guerrillagroepen overal in de wereld ‘van Centraal-Amerika tot aan de Zuid-Chinese zee’.50

Maarten Kuitenbrouwer benadrukt in het debat naar de oorzaken van steun aan Zuid-Amerikaanse en Aziatische communistische bewegingen vooral de invloed van het groeiende besef van de Europese misdaden ten tijde van het kolonialisme en de manier waarop in linksradicale kringen daarmee werd omgegaan.51 De naoorlogse periode was immers de tijd

van marxisten als Herbert Marcuse, postkoloniale theoretici als Franz Fanon en Edward Said, het ‘tiermondialisme’ en de ‘afhankelijkheidstheorie’. Gezien het feit dat postkoloniale theorieën vaak in dezelfde periode als de marxistische ‘kritische theorieën’ geformuleerd werden, ontstonden er al gauw dialectische wereldbeelden waarbinnen het kolonialisme en de Holocaust gezien werden als uitingen van de vermeende ‘onderdrukkende kracht’ van het kapitalisme. Vaak werd zelfs in dit dialectische wereldbeeld het eigentijdse actieve

anticommunistische buitenlandbeleid van de Verenigde Staten als voortzetting van het oude 46 Ibidem, 398.

47 Ibidem. 48 Ibidem, 416. 49 Ibidem, 419. 50 Ibidem, 406.

(16)

kolonialisme gezien.

Kuitenbrouwer kwam tot de conclusie dat er sprake was van een ‘dubbel

perspectief’.52 Onder invloed van postkoloniaal schuldgevoel ontstond een extreem kritisch

beeld ten aanzien van de eigen ‘wereld’, terwijl er tegelijkertijd zeer hoopvol tegen

antikoloniale nationale onafhankelijkheidsbewegingen in de zogeheten ‘Derde Wereld’, (een in deze periode uitgevonden term), werd aangekeken. Dit laatste hoopvolle beeld had vooral te maken met het feit dat het geweld van deze onafhankelijkheidsbewegingen als legitiem antikoloniaal verzet werd gezien.53 Dergelijke beeldvorming beschrijft Kuitenbrouwer als

onderdeel van de ‘radicalisering in het Westen en de Derde Wereld’.54 Intellectuelen die

dergelijke wereldbeelden aanhingen hadden veel begrip voor Zuid-Amerikaanse en Aziatische landen die zich wilden afzonderen van het westerse politieke en economische systeem.

Sterker nog, dit werd door aanhangers van de neomarxistische ‘afhankelijkheidstheorie’ als noodzakelijk gezien om onafhankelijk te worden van vermeende toekomstige kapitalistische uitbuiting. Een deel van deze intellectuelen vond daarom al gauw inspiratie in de antiwesterse communistische regimes van Mao, Castro en Ho Chi Minh.55 Deze regimes vormden ook een

perfect alternatief voor de in het Westen door de bureaucratie en het stalinisme overwegend in diskrediet geraakte Sovjetunie.56 Verder hielp het inconsistente Amerikaanse buitenlandbeleid

ook niet bepaald mee. De kritiek op de Amerikaanse acties in de Vietnam zouden gepaard gaan met een romantische identificatie met de Vietnamese guerrillastrijder.57

De aantrekkingskracht van communistische staten op westerse intellectuelen wordt verder door historicus David Caute verklaard door het feit dat de communistische regimes de kernwaarden van de Verlichting zouden delen: het idee van een rationeel geordende

samenleving wiens economische en sociale vooruitgang door intellectuelen tot stand werd gebracht.58 Ook Aart Aarsbergen benadrukte dat Cuba en China intellectueel als regimes van

de dichters (maar ook de beulen) aantrekkelijk waren. Het feit dat Castro en Mao zich presenteerden als op Marx gebaseerde intellectuelen uit de westerse filosofische traditie presenteerden moet ook vele Nieuw Linkse en marxistisch georiënteerde intellectuelen in Europa aangesproken hebben.59

Socioloog Erik van Ree stelde in De Totalitaire Paradox: de terroristische 52 Ibidem, 6. 53 Ibidem. 54 Ibidem, 14. 55 Ibidem, 20. 56 Ibidem, 89. 57 Ibidem, 79.

58 Caute, The Fellow Travellers. 59 Aarsbergen, Verre Paradijzen, 19-20.

(17)

massademocratie van Stalin en Mao dat veel westerse sympathisanten met bijvoorbeeld China

uit onbegrip de samenleving van de communistische staat volledig verkeerd inschatten. Zij zouden de vrijwilligheid van de massaparticipatie in de Chinese samenleving zwaar overschat hebben. Hierdoor zouden zij niet begrepen hebben dat binnen de ‘participatiedemocratie’ van China, iedereen gedwongen werd om via de vele milities, activistengroepen, volkscomités en arbeidersbrigades mee te doen met het steunen van de staatsideologie en dat dit daardoor verre van een echte democratie was. In hoeverre deze vrijwilligheid van de massaparticipatie van burgers in maoïstisch China moedwillig werd overschat wordt in het boek niet

beschreven.60

Van Ree insinueerde ook dat er ‘instinctief minder wantrouwen’ in Nederland tegen Mao was dan vaak is aangenomen. Het relatief kleine aantal Chinagangers in vergelijking met het aantal Cubagangers en het relatief kleine aantal maoïstische splinterpartijen en sektes die Nederland kende gaf volgens Van Ree onterecht het idee dat ‘nuchter Nederland’ niet ideologisch geëngageerd was met Mao’s extremisme. Van Ree verklaarde gebaseerd op zijn persoonlijke ervaringen als maoïst tussen 1973 tot 1981 dat vooral de buitenlandse politiek van Mao ervoor zorgde dat de Chinaverheerlijking nooit dezelfde omvang zou krijgen als de Cubaverheerlijking. Ideologische onwelwillendheid zou daar geen rol bij hebben gespeeld. Volgens Van Ree was er in progressieve kringen in de Nederlandse samenleving een

vergelijkbare brede ideologische welwillendheid om Mao Zedong’s China te vereren als dat er een brede ideologische welwillendheid was om Castro’s Cuba te vereren. Dit was zeker het geval toen China weer was gestabiliseerd en hersteld van het extremisme van de Culturele Revolutie.61

Invloed van communistische propaganda

Er zijn echter ook historici die totaal anders denken over wat de linkse intellectuelen die sympathiseerden met communistische regimes in Zuid-Amerika en Azië motiveerde. Zo benadrukte Paul Hollander de ‘tactiek van de gastvrijheid’.62 De desbetreffende

communistische regimes zouden er alles aan gedaan hebben om zichzelf als emancipeerders van hun eigen bevolking neer te zetten en hun best hebben gedaan de linkse intellectuelen alleen maar de positieve kanten van hun land te laten zien.63

Deze theorie van Hollander is vergelijkbaar met Kim Christiaens zijn theorie van de ‘Transnational Civil Society’. Via deze theorie probeerde Christiaens de beweren dat de vanaf 60 Van Ree, De Totalitaire Paradox, 13-15.

61 Ibidem, 18.

62 Hollander, Political Pilgrims, 16-21. 63 Ibidem.

(18)

de jaren zestig ontstane westerse ‘solidariteitsbewegingen’ met ‘Derde Wereld’-landen niet altijd door ‘Europees idealisme’ waren beïnvloed, maar ook door burgers uit de

desbetreffende ‘Derde Wereld’-landen. Christiaens bewees dit succesvol in het geval van Belgische solidariteit met de Chileense rebellen die tegen de in Chili heersende rechtse dictatuur vochten. In European solidarity with Chile, 1970s-1980s liet Christiaens zien dat het vooral gevluchte Chileense activisten waren die in België de bevolking mobiliseerden om steun te betuigen voor het Chileense verzet.64

Christiaens probeerde hetzelfde voor Belgische ‘steun’ voor communistisch Cuba en Nicaragua te bewijzen in States Going Transnational: Transnational State Civilian Networks

and Socialist Cuba and Sandinista Nicaragua Solidarity Movements in Belgium (1960s-1980s). In dit onderzoek bewees hij dat het de regimes van deze landen waren die probeerden

westerse toeristen aan te trekken en een vertekenend beeld neer te zetten van hun landen.65

Christiaens kwam echter voor een klein probleem te staan. In deze gesloten staten was de rol van burgers nihil. Zij hadden immers geen enkele vrijheid om uit te reizen naar Europa. Om deze reden zag Christiaens de staat als actor in de transnationale contacten.66 In het onderzoek

toonde Christiaens aan dat de communistische staten uiterst hun best deden om contacten met extreem-linkse activisten en intellectuelen in Europa te maken. Het regime van Fidel Castro had bijvoorbeeld tegen de achtergrond van slechte diplomatieke contacten met westerse landen door het door de Verenigde Staten geleide internationale embargo baat bij het leggen van contacten met westerse burgers om zo onder hen een positief beeld over Cuba te kunnen verspreiden. Christiaens refereerde naar bepaalde organisaties voor de ‘volkerenvriendschap’, zoals de ICAP (Instituto Cubano de Amistad con los Pueblos) die actief waren in het

rekruteren van Cubagangers.67 Op basis van deze bevindingen bekritiseerde Christiaens de

these van Tony Judt, waarin de oorsprong van de westerse sympathie met communistische dictaturen alleen binnen de eigen culturele context werd geplaatst.68

Overige benaderingen

De al eerder beschreven historicus Frank Dikötter uit Hong Kong gaf in zijn studies naar de communistische partijarchieven in China ook een verklaring waarom veel westerse

intellectuelen veel te veel waarde hechtten aan de grote beloftes van Mao Zedong. Enerzijds benadrukte hij de propaganda van alle maoïstische ontwikkelingsplannen, modellen en blauwdrukken van de ‘maakbare samenleving’, wat extreemlinkse intellectuelen enorm 64 Christiaens e.a., European solidarity with Chile 1970s-1980s.

65 Christiaens, ‘States Going Transnational’, 1277. 66 Ibidem, 1283.

67 Ibidem, 1286. 68 Ibidem, 1278.

(19)

aansprak. Aan de andere kant waren veel desbetreffende intellectuelen volgens Dikötter ook vaak ‘hoeders van het geloof’ die hun toevlucht in Mao’s ‘massalijn’ zochten nadat de Sovjetunie onder Stalin, Cambodja onder Pol Pot en Noord-Korea hun geloofwaardigheid als paradijs op aarde verloren hadden.69

Volgens Jeremi Suri zou er daarnaast in de jaren zestig in de hele wereld een protest tegen de politieke situatie ontstaan zijn, zowel in westerse landen als in het Oostblok. In China werd het protest door Mao van bovenaf doormiddel van de Culturele Revolutie geleid, in westerse landen gebeurde dat op vrijwillige basis met de studentenprotesten.70 Jeremi Suri

beweerde dat zowel de opstanden in Parijs als de Culturele Revolutie een vorm van verzet tegen de internationale polarisatie van de Koude Oorlog waren. Hij beschreef hoe Mao het internationale systeem uitdaagde door een eigen weg op te gaan buiten het westerse en Sovjetblok om. Volgens Suri dwongen deze protesten de wereldleiders om een beleid van detente te beginnen die zich zou uiten in de Ostpolitik van Bondskanselier Willy Brandt en de toenadering van de Verenigde Staten met de Volksrepubliek China.71

Casestudies van Nederlandse sympathisanten met communistische regimes en Nederlandse beeldvorming van communistische regimes

Uit de afgelopen alinea’s blijkt dat er al redelijk wat getheoretiseerd is op het gebied van westers politiek toerisme naar communistische staten. De vraag is natuurlijk in hoeverre verschillende casestudies deze theorieën bevestigen. Er zijn al een aantal casestudies gepubliceerd over de Nederlandse sympathisanten met communistische regimes en de Nederlandse beeldvorming van communistische regimes. Voordat de casestudy van dit onderzoek aan bod zal komen is het belangrijk om eerst kort de resultaten van eerder gedane casestudies te behandelen.

De Nederlandse Cubagangers

De eerste reeds uitgevoerde casestudy is de doctoraalscriptie van Bart Dirks uit 1996 genaamd

Cuba, Filiaal van de Hemel?. In deze studie zette Dirks de casus van de Nederlandse

sympathisanten met Cuba af tegen bestaande theorieën en analyseerde Dirks geschreven werken van Cubagangers, waaronder het spraakmakende boek Het Woord bij de Daad: een

getuigenis van de revolutie op Cuba van schrijver Harry Mulisch en interviewde hij

voormalige Cubagangers, zoals bijvoorbeeld Jaap van Ginneken. Ondanks dat het onderzoek van Bart Dirks veel ouder is dan dat van Christiaens benadrukte Dirks al dat het Cubaanse 69 Dikötter, De Tragiek van de Bevrijding, 12.

70 Jeremi Suri, Power and Protest: Global Revolution and the Rise of Détente, Cambridge, Massachusetts: Harvard University Press 2003, 1.

(20)

regime, in een tijd dat het niet veel vrienden op internationaal niveau meer over had, op zoek ging naar contacten. Deze vond het regime in de rebelse linkse intellectuelen uit het Westen die maar als te graag op politieke reis naar Cuba wilden gaan. De studie van Dirks wijst uit dat het Cubaanse regime zowel geprobeerd heeft om reizigers te rekruteren als propaganda excursies in Cuba heeft georganiseerd om het beeld van de Europese reizigers van de

politieke situatie in Cuba te beïnvloeden. Eenmaal aangekomen op Cuba werden de politieke toeristen in de watten gelegd op een manier waar de Cubaanse bevolking zelf van kon dromen, overeenkomstig met wat Hollander de ‘tactiek van de gastvrijheid’ noemde.

Uitgebreide culturele evenementen waren voor de Nederlandse Cubagangers georganiseerd, vanzelfsprekend met propagandistische bijbedoelingen.72

Echter laat de studie ook zien dat er binnen het programma geregeld vrije tijd was waarbinnen de intellectuelen vrij konden reizen en blootgesteld werden aan de minder

revolutionaire realiteit op het eiland. Ook in het reisverslag van Harry Mulisch kwam dit naar boven. Het is dan ook de vraag in hoeverre Europese intellectuelen zo gemakkelijk te

beïnvloeden waren geweest als zij geen enkele persoonlijke ideologische gedrevenheid hadden gehad. Dirks benadrukte dan ook dat het concept van de ‘tactiek van de gastvrijheid’ van Hollander niet alles verklaarde.73

Los van dat in Cuba men redelijk vrij kon reizen, was de ideologische propaganda ook lang niet bij iedereen effectief. Dirks beschrijft bijvoorbeeld hoe Castro’s steun aan de

binnenval van de Sovjetunie in Praag in 1968 door aanvankelijke sympathisanten met Cuba’s regime zeer bekritiseerd werd.74 Bij Mulisch was dat daarentegen anders. Hij bleef loyaal.75

Hieruit valt te concluderen dat de mate van invloed van de propaganda afhankelijk was van de ideologische gedrevenheid van de persoon in kwestie.

Daarnaast was er bij de Cubagangers ook nog sprake van een andere belangrijke achtergrond die niet buiten beschouwing mag worden gelaten. Cuba werd volgens Dirks ook door veel Cubagangers gebruikt als bevestiging dat het mogelijk was om de samenleving te ‘veranderen’.76 Of zoals Dirks verklaarde: ‘Nederland was Luns met spruitjeslucht, maar

Cuba was salsa’.77 De zeer ideologisch gedreven Mulisch relativeerde alle

mensenrechtenschendingen en het gebrek aan democratie en vrijheid van meningsuiting in 72 Bart Dirks, Cuba, filiaal van de hemel? : Nederlandse sympathisanten op bezoek bij de Cubaanse Revolutie, 1967-1971, Utrecht: Universiteit Utrecht 1996, 54.

73 Ibidem, 54. 74 Ibidem, 59. 75 Ibidem, 81. 76 Ibidem, 81.

77 Quote van Bart Dirks in: ‘Harry's Cuba - filiaal van de hemel voor linkse elite’, in: De Volkskrant, 26-10-2016. Zie: http://www.volkskrant.nl/buitenland/harry-s-cuba-filiaal-van-de-hemel-voor-linkse-elite~a4423059/

(21)

Cuba en plaatste dit geregeld in contrast met heftige kritiek op het materialisme in de Nederlandse samenleving en het liberale cultuuruniversalisme van het westerse machtsblok onder leiding van de Verenigde Staten. De Verenigde Staten vergeleek Mulisch moeiteloos met de Nazi’s. In Vietnam zou een ‘Endlösung’ plaatsvinden en ‘Coca Cola’ zou volgens Mulisch ‘volkerenmoord uitdrukken’. Mulisch raadde de Cubanen ten strengste af om een parlementair systeem naar westers voorbeeld in te voeren. De kapitalisten zouden ‘hele volkeren afslachten voor het algemeen kiesrecht’.78 Voor Harry Mulisch en voor enkele

andere Cubagangers was Cuba ook een manier van afzetten tegen hun eigen samenleving die in hun ogen tekort schoot en niet aan al hun idealen voldeed.

Het Nederlandse beeld van de DDR

Daarnaast is er het proefschrift van Jacco Pekelder uit 1998 over de Nederlandse

beeldvorming van de Duitse Democratische Republiek. Pekelder beschrijft de verandering van de beeldvorming van de DDR in de jaren zestig onder invloed van Nieuw Links. Ondanks dat Drees in 1951 de DDR nog een ‘kolonie van Rusland’ noemde begonnen vanaf 1965 jonge vernieuwingszoekers uit de PvdA te lobbyen voor erkenning als een vorm van protest tegen de oude garde in het partijbestuur. 79 Onder invloed van de Nieuw Linkse geest zijn er

ook Nederlanders op politiek toerisme naar de DDR geweest en vriendschapsorganisaties opgericht, zoals de Vereniging Nederland-DDR. Deze vereniging was echter een eenzijdige propagandabeweging gestuurd door de Oost-Duitse regering. Serieuze contacten zijn er echter nooit gekomen.80

Vergelijkbaar met de uitkomst van het onderzoek van Bart Dirks, waarin ook enkele reizigers later van mening veranderden en de mate van invloed van de propaganda sterk af hing van de ideologische gedrevenheid van de persoon in kwestie, valt ook in het onderzoek van Pekelder op dat de propaganda uit de DDR slechts wisselend invloed had op Nederlandse reizigers. Zo beschrijft Pekelder vier PvdA’ers uit de Nieuw Linkse hoek die na terugkomst uit de DDR hun ervaringen in de Nederlandse media deelden en zeer kritisch bleken te zijn op het gebrek aan democratie en mensenrechten in het land en de gebrekkige omgang met het Naziverleden.81 Volgens Pekelder was alleen Han Lammers, redacteur van de Groene

Amsterdammer, 'de eerste buiten de CPN die zo onomwonden stelde dat de DDR niet zozeer een dictatuur was, maar eerder een andere vorm van democratie'.82

78 Dirks, Cuba, filiaal van de hemel?, 58, 82. Zie ook: Harry Mulisch, De daad bij het woord: Getuigenis van de revolutie op Cuba, Amsterdam: BB 1968, 19 ; 41; 125-126.

79 Jacco Pekelder, Nederland en de DDR, Utrecht: Universiteit Utrecht 1998, 401-416. 80 Ibidem, 374-380.

81 Ibidem, 241-252. 82 Ibidem, 249-252.

(22)

Nederlandse geëngageerdheid met het maoïsme en maoïstisch China

Er zijn ook enkele onderzoeken gedaan naar Nederlandse geëngageerdheid met het maoïsme en maoïstisch China. Zoals al in de inleiding is benadrukt gaan de meeste studies naar dit onderwerp gaan over het georganiseerd maoïsme in Nederland en minder over de bredere intellectuele sympathie waar het regime van Mao in bepaalde extreemlinkse kringen in Nederland op kon rekenen. Zo schreef Wouter Beekers in De Betoveringen van het

Nederlandse maoïsme dat het Nederlandse maoïsme ook binnen de nieuwe ontzuilde

generatie in Nederland valt te plaatsen, die de Amerikanen niet meer zag als de bevrijder maar als de onderdrukker. Het georganiseerde maoïsme in Nederland was volgens Beekers een vorm van radicalisering als gevolg van het feit dat de ‘maakbaarheid van de samenleving’ waar veel jongeren in geloofden in de praktijk lastig bleek te zijn.83 Daarnaast zou het vooral

rondom Nijmegen populair zijn, omdat het maoïsme daar voor ontzuilde katholieke jongeren een nieuwe ‘waarheid’ en dogma’s bood. Maoïstische bewegingen hadden verder, zoals bekend, geen enkel politiek succes en gingen ten onder aan versplintering en doorgeslagen sektecult.84

Daarnaast onderzocht G. Voerman de maoïstische wortels van de huidige Socialistische Partij (toen nog in de postmoderne spelling de ‘Socialistiese Partij’), die

ontstaan was na een breuk met andere communisten die de intellectuele koers van Lenin wilde voortzetten. De SP zette een anti-intellectuele koers voort en organiseerde zich in

massaorganisaties om zich hard te maken tegen woningnood of milieuproblematiek. Het idee was dat men met specifieke thema-acties het kapitalisme moest ‘ontmaskeren’ om het

uiteindelijk te kunnen ‘afbreken’.85 Tot midden jaren zeventig bleef de SP maoïstisch. Daarna

zou het, zich waarschijnlijk mede door de groeiende kritiek op de mensenrechtenschendingen in China, transformeren tot een ‘gewone’ linkse partij om bij een groter publiek acceptabel te zijn. Het links-populistische karakter, waarmee de SP zich nog altijd van bijvoorbeeld de sociaaldemocratische PvdA onderscheidt, valt volgens Voerman echter nog steeds terug te voeren op de maoïstische wortels.86

De enige studie naar het beeld van maoïstisch China onder Nederlandse intellectuelen is de studie van Jakob Bergvelt uit 2009. Dit onderzoek richtte zich echter niet op de motieven voor het politieke toerisme en oorsprong van het positieve beeld van China die in dit

83 Wouter Beekers, ‘De Betoveringen van het Nederlandse maoïsme’, in: Sociologie, jr. 2 (2006), 153-154 84 Ibidem, 153.

85 G. Voerman, ‘De „Rode Jehova’s”: een geschiedenis van de Socialistiese Partij’, in: Jaarboek 1986, Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen Groningen 1987, 133-134.

(23)

onderzoek centraal staan, maar op de verandering die het beeld gedurende de jaren zeventig doormaakte. Bergvelt benadrukt dat het Nederlandse beeld van China een schommeling doormaakte van kritisch in de vroege jaren van de Koude Oorlog naar gematigd positief ten tijde van de jaren zestig, vooral onder invloed van Chinagangers zoals massasocioloog Willem Frederik Wertheim.87 Ironischerwijs was er volgens Bergvelt juist begin jaren

zeventig onder invloed van de ideologische ontspanning ruimte voor positievere beschrijvingen van China.

Echter zou volgens Bergvelt na het bezoek van Nixon aan Mao in 1972 China zich meer openstellen voor westerlingen, hetgeen volgens Bergvelt zorgde voor het verlies van het ‘monopolie’ dat figuren als Wertheim hadden op de beeldvorming van China.88 Hierbij

refereerde Bergvelt vooral naar columniste Renate Rubinstein die haar kans schoon zag om een Nederlandse delegatie naar China te vergezellen om een eigen indruk van de Chinese Volksrepubliek te kunnen krijgen die zij in haar eigen reisverslag zou uiteenzetten.89 Ook het

werk van Simon Leys zou langzaam tot een kritischer beeld leiden. Een recensie van het boek genaamd ‘Zijn Chinezen inderdaad geen mensen zoals wij?’, geschreven door Rudy

Kousbroek onder het pseudoniem Leopold de Buch, zou een enorm debat ontketenen tussen hem, Bart Tromp, Michel Korzec en Renate Rubinstein onder het pseudoniem Tamar aan de ene kant en professor Wertheim, zijn sympathisanten bij zijn ‘studiegroep China’, collega’s uit de academische wereld als waaronder academici als J. C. Breman, H. Schenk, R.

Koopmans, J. Rooduijn, masssapsycholoog Jaap van Ginneken en Wertheims promovenda Loes Schenk-Sandbergen aan de andere kant.90 Het debat werd gevoerd in Nederlandse

87Jakob Bergvelt, Such is life in China’; een benadering van de Nederlandse perceptie van het maoïstische China, 1949-1976, Masterscriptie Universiteit van Amsterdam December 2009, 7.

88 Ibidem. 89 Ibidem.

90 Zie de beschrijving van deze discussie in: Jakob Bergvelt, Such is life in China’, 68-75

Zie ook: Leopold de Buch (Rudy Kousbroek), ‘Zijn Chinezen inderdaad geen mensen zoals wij?’, in: Vrij Nederland, 1 maart 1974.

J. C. Breman, ‘De waarheid over China: kanttekeningen bij het recente Chinadebat in Nederland’, in: Intermediair, 12 (1976), 21, 1-9.

H. Schenk, ‘Economie in China: het volk is meer ‘planner’ dan ‘gepland’, in: De Nieuwe Linie, 7 mei 1975, 6. R. Koopmans, ‘Wertheim schrijft helder en sober over ‘de sprongen voorwaarts’, in: De Volkskrant, 12 april 1975.

J. Rooduijn, ‘De anti-China hetzes willen van geen toekomst voor straatvegers weten, in: De Nieuwe Linie, 11 februari 1976, 8.

M. Korzec, ‘Wertheim en emancipatie: een sociologie van bovenaf?’, in: Amsterdams Sociologisch Tijdschrift, I 1974, 3.

(24)

kranten en tijdschriften als De Nieuwe Linie , De Nieuwe Stem, Vrij Nederland, De Groene

Amsterdammer, NRC Handelsblad en de Volkskrant en werd door Bart Dirks werd

omschreven als ‘een heftige pennenstrijd’.91

Er is één boek dat wetenschappelijk van aard is waarin naar deze discussie wordt gerefereerd. Dat is De Samenleving als Oplichterij van socioloog Bart Tromp (1944-2007) uit 1977. Tromp gebruikte de Nederlandse intellectuelen die met maoïstisch China

sympathiseerden als voorbeeld voor zijn bredere kritiek op alle niet-falsifieerbare ‘theorieën’, ‘benaderingen’, ‘richtingen’ en ‘scholen’, waaronder het ‘wetenschappelijk marxisme’ en de ‘kennissociologie’, die in de jaren zestig en zeventig in bepaalde academische kringen zeer populair waren. Tromp was zeer kritisch op de zogeheten ‘kennissociologie’, de stroming in de sociologie waarbinnen men de relatie tussen menselijke ideeën, gedachten en de bredere sociale en culturele context onderzocht. Tromp meende dat deze kennissociologie de

methodologische drijfveer voor Wertheims reactie op kritiek was. Elke kritische uitspraak zou Wertheim meteen relateren aan de politieke voorkeur van de desbetreffende persoon. Zo zou Wertheim volgens Tromp Michel Korzec een ‘een CIA-agent’ genoemd hebben zonder dat hij daar concreet bewijs voor had.92

Tromp bekritiseerde ook Wertheim en hoe deze zich ‘vals wetenschappelijk gezag’ probeerde aan te matigen door zich als ‘Chinakenner’ te onderscheiden in het publieke debat, terwijl hij zelf nooit enig ‘geaccepteerd wetenschappelijk werk’ over China zou hebben geschreven. Volgens Tromp zette Wertheim zijn kritici geregeld weg als ‘reactionair’ en werden diens argumenten als louter ‘meningen’ gezien. Het doen van onderzoek naar de doden onder Stalins terreur werd volgens Tromp door Wertheim al gezien als een ‘zet in de Koude Oorlog’.93

L. Schenk-Sandbergen, ‘China, je moet er geweest zijn’, in: Intermediair, vol. 13 (39), 1977. 91 Dirks, Cuba filiaal van de hemel?, 65

92 Bart Tromp, De samenleving als oplichterij: opstellen over sociologie en politiek, Amsterdam: Synopsis 1977, 137-138.

93 Zie: Tromp, De samenleving als oplichterij, 134; 137-138

Dit aanmatigen van ‘wetenschappelijk gezag’ zien we ook bij andere Chinasympathisanten uit de academische wereld. Ook socioloog J.C. Breman vond het ‘irritant’ dat Wertheims ‘wetenschappelijke’ geëngageerdheid met China gelijk werd gesteld met de ‘impressies’ van journalisten en opiniemakers.

Zie: J. C. Breman, ‘De waarheid over China: kanttekeningen bij het recente Chinadebat in Nederland’, in: Intermediair, 12 (1976), 21, 1-9.

Massapsycholoog Jaap van Ginneken ging een inhoudelijke analyse van Leys’ Ombres Chinoises uit de weg en beschuldigde Leys van ideologische vooringenomenheid gebaseerd op de contacten die Leys in Taiwan had. Zie: Jaap van Ginneken, ‘Wie is Simon Leys?’, in: Haagse Post, 62(27) 1975, 28.

(25)

2 Op reis door communistisch China

In dit hoofdstuk zal de reis naar China worden gereconstrueerd. De meesten bezochten

communistisch China in de jaren zestig en zeventig, een enkeling nog in 1980. Wat deden die Nederlandse intellectuelen in China en waarom gingen ze naar China? Konden ze vrij reizen? Wat kregen ze te zien en wat niet? In hoeverre hadden zij contacten met gewone Chinese burgers? Waren de reizigers op de hoogte dat zij propaganda te zien kregen? Om een beter beeld te krijgen van de motieven zal ook kort de persoonlijke achtergrond van de reizigers behandeld worden. Daarna zullen de jaartallen van bezoek uiteen gezet worden, gevolgd door het reisprogramma, de organisatie en controle van de reis en de mate waarin de reizigers geïsoleerd werden van de Chinese bevolking.

De persoonlijke achtergrond van de reizigers

Alle Chinagangers uit deze studie die positief over China in hun verslagen schreven hadden een intellectuele èn socialistische of links-ideologische achtergrond. Daarnaast hadden de reizigers ook vaak een afkeer voor de burgerlijke samenleving en westerse invloed in de wereld.

Willem Frederik Wertheim

Zo was Willem Frederik Wertheim een marxistisch georiënteerde socioloog, in het bijzonder gespecialiseerd in de ‘massasociologie’ en ‘kennissociologie’. Volgens critici was Wertheim bekeerd tot de ‘totalitaire verleiding’ en omarmde hij het idee van de ‘massa’s’. Wertheim was zeer elitair en antiburgerlijk van aard en ging zijn leven lang ‘tegen de stroom in’.

Loes Schenk-Sandbergen behaalde haar doctortitel op een controversieel onderzoek naar de reinigingsdienst van maoïstisch China. Het wetenschappelijk gehalte van haar these werd door Renate Rubinstein in Klein Chinees Woordenboek in twijfel getrokken en zwaar bekritiseerd. De echtgenoot van Schenk-Sandbergen, de heer H. Schenk noemde Rubinstein in reactie op haar kritiek een ‘broodschrijfster’.

Zie: H. Schenk, ‘Economie in China: het volk is meer ‘planner’ dan ‘gepland’, in: De Nieuwe Linie, 7 mei 1975, 6.

(26)

Aanvankelijk was hij stalinist. Wertheim beweerde na bekendheid van het hoge aantal slachtoffers onder Stalins collectivisatiebeleid dat de Russen die tijdens de collectivisatie van de landbouw ontkwamen na 1930 geen ‘slachtoffers van Stalin’ genoemd mochten worden.94

Wertheim begon zijn carrière in Nederlands-Indië als Indië-expert.95 In China zou hij naar

eigen zeggen vanaf het begin al in geïnteresseerd zijn. Gedurende zijn gevangenschap in een Jappenkamp in Nederlands-Indië zou hij Edgar Snows Red Star of China hebben gelezen en de Chinese ‘overwinning’ nauw zijn blijven volgen. Ook probeerde hij in Nederland in de jaren vlak na de Tweede Wereldoorlog al om een vriendschapsvereniging Nederland-China op te zetten, waar toen echter vanwege de Koude Oorlog-sfeer nog geen animo voor was.96

Gedurende zijn carrière schreef Wertheim een aantal zeer abstracte boeken over het communisme in Azië, dat hij vanuit zijn marxistische denken als een ‘emancipatiebeweging’ zag. Uit deze boeken kan men zijn politieke en ideologische standpunten goed reconstrueren. Boeken over China van Wertheim zijn Evolutie en revolutie : de golfslag der emancipatie uit 1972, Elite en Massa. Een bijdrage tot ontmaskering van de elitewaan uit 1975 en De lange

mars der emancipatie uit 1977 en Emancipation in Asia : positive and negative lessons from China uit 1983. In het publieke debat waren vooral Wertheims reisverslagen in de media

onderdeel van veel commotie.

Kritiek kreeg Wertheim zijn hele leven, maar daar leek hij zich weinig van aan te trekken. Socioloog Bart Tromp getuigde, zoals al eerder beschreven, dat Wertheim een uitstekend voorbeeld was voor een socioloog voor wie de marxistische theorie belangrijker was dan empirisch onderzoek. Tromp noemde Wertheims boeken ‘een aantal reisverslagen die met recht impressionistisch genoemd kunnen worden’.97 Verder schreef Tromp over

Wertheims reisverhalen uit China dat ze ‘voorzeker zowel leerzaam als vermakelijk’ zijn, maar dat ‘als ze de lezer iets informeren, dan is het niet over de Volksrepubliek, maar over de geestesgesteldheid van de bezoeker.’98 Tromp beweerde dat Wertheim expert was in het

letterlijk navertellen van het door het Chinese regime geschetste beeld van China.99 Joris Ivens

Joris Ivens was een controversiële Nederlandse filmmaker voor wie totalitaire samenlevingen altijd een merkwaardige aantrekkingskracht hebben gehad. Van Ivens is bekend dat hij al in de jaren twintig samen met de Nederlandse anarchist en latere fascist Erich Wichman tussen 94 NRC Handelsblad 22-3-1975, geciteerd in Bart Tromp, blz. 239.

95 https://www.groene.nl/artikel/w-f-wertheim, geraadpleegd op 7-6-2017. 96 W.F. Wertheim, China om de Zeven Jaar, Westerlo: Berchem 1993, 17. 97 Tromp, De samenleving als oplichterij, 134.

98 Ibidem, 135. 99 Ibidem.

(27)

de Naziknokploegen van München rondzwierf, in de jaren ’30 propagandafilms voor de Sovjetunie maakte en in de jaren vijftig voor Oost-Europese regimes als de Volksrepubliek Polen en de DDR werkte. Met deze kennis in het achterhoofd is het haast niet verwonderlijk dat maoïstisch China ook een reisbestemming van hem zou worden. In China maakte Ivens in 1958 de propagandafilms Before Spring en 600 Million With You. De ene ging over de

boerencommunes en de andere over de door Mao geënsceneerde anti-imperialistische’ demonstraties tegen de Britse inval in Libanon. En inderdaad, in zijn autobiografie Joris

Ivens: autobiografie van een filmer kwam naast ‘het realisme van de Russische film’ en

Oost-Europa, ook de zelfbenoemde ‘Chinese verzetsstrijd’ aan bod. In 1976 zou de film Hoe

Yukong de Bergen Verzette, over de Culturele Revolutie, in première gaan. Hierover volgt

meer in dit hoofdstuk en het volgende hoofdstuk.

Om meer van Ivens’ motieven te begrijpen is de persoonlijke ideologische achtergrond belangrijk om te vermelden. Ivens was van huis uit katholiek, maar ‘geloofde’ vanaf zijn twaalfde al niet meer. Ivens identificeerde zich met de arbeider, las Hegel, Marx en was sterk gecharmeerd van Lenin. Dit valt terug te zien in de citaten van Lenin die Ivens in zijn

autobiografie verwerkt heeft.100 Ivens maakte van het socialisme zijn nieuwe religie.101 In het

tamelijk antirevolutionaire, burgerlijke en verzuilde Nederland was hij echter een randfiguur en kon hij niet rekenen op filmopdrachten. Om deze reden richtte hij zich op het buitenland, vooral de ‘socialistische wereld’.

Omdat hij hierdoor de ‘armste’ filmmaker van Nederland werd is zijn stellingname voor het socialisme vaak als een ‘opoffering’ gezien. Toch zou men volgens Hans Saaltink, die het voorwoord van Ivens’ autobiografie schreef, dit niet als een ‘opoffering’ moeten zien. Volgens Saalting zou Ivens dit idee van een ‘opoffering’ egoïstisch hebben gebruikt om te kunnen reizen.102 ‘Het reizen is bijna mijn huis’, zou Ivens hebben gezegd. Volgens Saalting

kon Ivens zich door zijn rondtrekkende bestaan gemakkelijk ‘thuis voelen’ in vreemde landen en afwijkende samenlevingen.103

Erik Zürcher

Erik Zürcher was hoogleraar aan het sinologisch instituut te Leiden. Over Erik Zürcher is veel informatie beschikbaar dankzij zijn zoon hoogleraar Erik-Jan Zürcher die in de bundel Het

Verre Oosten: Oog in Oog met het China van Mao zijn vaders briefwisselingen en dagboek

ten tijde van zijn Chinareis publiceerde. Aanvankelijk was Erik Zürcher volgens zijn zoon 100 Bijvoorbeeld: Joris Ivens, Autobiografie van een filmer, Amsterdam: Assen Born 1970, 189.

101 Ibidem, 7, 9 102 Ibidem, 7 103 Ibidem, 7

(28)

geïnteresseerd in Egypte. Uiteindelijk was hij echter sinoloog geworden. Op het eerste gezicht was Zürcher de enige tot nu toe die niet uit politieke belangstelling maar uit

wetenschappelijke belangstelling zich met China bezighield. Zürcher had een grote kennis van de Chinese cultuur en geschiedenis van vóór het communisme, in tegenstelling tot de andere Chinareizigers. Ook sprak Zürcher de taal. Echter had ook hij een relatief positief beeld van het maoïstische regime. Ondanks dat Erik Zürcher uit een communistisch gezin kwam, was hij zelf geen echte klassieke communist. Volgens zoon Erik-Jan Zürcher was Erik Zürcher echter wel ‘in algemenen zin links’ georiënteerd. Zo zou hij ‘fel antikoloniaal’, anti-Amerikaans en (paradoxaal) zeer antiburgerlijk zijn, ondanks dat hij feitelijk als hoogleraar in Leiden zelf ook tot de ‘burgerij’ behoorde.104

Het is belangrijk om te vermelden dat ondanks het redelijk positieve beeld dat Zürcher in 1964 van China had (dat in dit onderzoek voornamelijk aan bod komt) Zürchers mening gedurende de jaren daarna langzaam zou veranderen. Dit zou vooral het gevolg zijn van de uitbraak van de Culturele Revolutie. In China nu: Balans van de Culturele Revolutie uit 1973, negen jaar na zijn bezoek aan China, valt te lezen hoe Zürcher toch enige, zij het subtiele, kritiek op de Chinese ‘revolutie’ had ontwikkeld, iets dat bij de andere auteur van het boek, Wertheim, niet bepaald het geval was. Zürcher schreef:

’Ideologische unificatie, noodzakelijk in een tijd van versnelde modernisering, kan tijdens

zulke hoogtepunten leiden tot een extreme bewustzijnsvernauwing, zoals de massamobilisatie, hoe machtig ook als instrument om een doorbraak te forceren, herhaaldelijk heeft geleid tot massale staatterreur. Een schaduwzijde, die door sommigen van onze alternatieve

intellectuelen met de grootste luchtigheid wordt afgedaan, maar die bij hun collega’s in de Chinese steden, naar men mag aannemen, wat zwaarder pleegt te wegen.’105

Zürcher wist zich heel lang buiten de Chinadiscussie te houden, tot hij in de aandacht kwam te staan doordat hij, ondanks zijn veranderde mening, toch als een van de coreferenten samen met Wertheim het omstreden proefschrift van Loes Schenk-Sandbergen over de

reinigingsdienst in maoïstisch China had begeleid. Zürcher legitimeerde het proefschrift met de zeer tegenstrijdige verklaring dat in het proefschrift wat hem betreft ‘bepaalde punten wel …hmmm concrete waarde waarden’ hadden, maar ‘ander materiaal eigenlijk niet in een academische studie paste’.106 Ook beweerde Zürcher dat sociologisch onderzoek ‘zoals men in

104 Erik Zürcher (onder redactie van Erik-Jan Zürcher en Kim van der Zouw), Het Verre Oosten. Oog in oog met het China van Mao, Amsterdam: Amsterdam University Press 2016, 16.

105 D. W. Fokkema en E. Zürcher, China nu: balans van de Culturele Revolutie, Amsterdam: De Arbeiderspers 1973, 17.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor isolatie van de wanden worden de vlasscheven in een spouw opgesloten ; op het plafond worden de vlasscheven eenvoudig als een losgestorte laag aangebracht.. Vlasscheven

Bij de keuzes die de smokkelorganisaties maken, spelen de kenmerken van de procedure een belangrijke rol: met name de lengte van de procedure hier te lande is een voordeel

Hierbij moeten twee kanttekeningen worden geplaatst, namelijk dat de mogelijkheden voor Nederland op het gebied van wapenhandel geen argument vormen in de Nederlandse politiek

Uit eerdere inventarisaties/enquêtes Meerburg et al., 2008 is gebleken dat in de Hoeksche Waard de aandacht bij het waterschap Hollandse Delta voor ecologisch beheer van dijken

Maatregel Om de aanvoercapaciteit van zoetwater voor West-Nederland te vergroten wordt gefaseerd de capaciteit van de KWA via zowel Gouda als Bodegraven uitgebreid.. Dit

In de eerste plaats moet het vaccin ervoor zorgen dat de dieren niet meer ziek worden, legt Bianchi uit, maar ook moet duidelijk worden of het virus zich via de ge

Zo’n an- dere aanpak, meer kennis over hoe te leren, over motiveren, ik denk niet dat het daarmee moeilijk wordt, of dat het meer tijd gaat kosten.. Het gaat je juist veel

Results from the former chapter imply, that the corner formation is a generic mechanism for fast moving receding contact lines. Interestingly such a shape change effectively