• No results found

In dit hoofdstuk komen de bevindingen van de beeldvormingsanalyse van de reisverslagen van de Nederlandse Chinareizigers Willem Frederik Wertheim, Erik Zürcher, Joris Ivens en Anja Meulenbelt aan bod. De leidende vraag die bij dit hoofdstuk hoort is: Welk beeld wordt er door de Chinareizigers geconstrueerd? Deze vraag is beantwoord door middel van de volgende aspecten: de bronverwijzingen van de Chinareizigers, wat de Chinareizigers aantrekkelijk aan China vonden, de manier waarop er met de waarheid werd omgegaan, de mate waarin de Chinareizigers op de hoogte waren van dat in de Volksrepubliek

mensenrechten aan de lopende band werden geschonden, veel overheidscampagnes met dwang en terreur aan de bevolking werden opgelegd en het individu niets te vertellen had, de mate waarin de reizigers zich identificeerden met het Chinese individu en hoe de

Chinareizigers naar de eigen samenleving keken. Om dit positieve beeld van de

Chinareizigers in perspectief te plaatsen zal er ook zal er aandacht worden besteed aan de beschrijvingen van een teruggekomen Chinabezoeker die een kritischer beeld verkondigde, namelijk Renate Rubinstein. Hierbij zal aandacht worden gegeven aan wat dat kritische beeld van Rubinstein zegt over het positieve beeld van de andere Chinareizigers.

Bronreferenties

In de meeste reisverslagen wordt niet naar bronnen verwezen. Deze bevatten vooral

persoonlijke beschrijvingen en conclusies. Er zijn echter enkele uitzonderingen bij Wertheim, Zürcher, Meulenbelt en Rubinstein. Rubinstein schreef in haar reisverslag dat ze op haar hotelkamer grondig was voorzien van propagandalectuur over China.244 Iets wat andere

Chinareizigers waarschijnlijk ook hebben meegemaakt, maar waarover zij niet hebben geschreven.

Wertheim refereert in zijn reisverslagen over China niet geregeld naar zijn bronnen. De momenten dat hij dat wel doet betreft het propaganda van een Amerikaanse Chinaganger en westerse academische bronnen over ‘evolutie’ en ‘emancipatie’ van ontwikkelingslanden, waar Wertheim zich zoals in Hoofdstuk 2 is vermeld uitgebreid mee bezig hield. Zo beweerde Wertheim dat hij belangstelling voor China ontwikkelde toen hij als gevangene in een

Jappenkamp in Nederlands-Indië het boek van de Amerikaanse Chinatoerist Edgard Snow las.245 Volgens Jakob Bergvelt was Wertheims bewondering van Edgar Snow dusdanig groot

dat hij lobbyde voor een Nederlandstalige uitgave van het boek, iets dat de uitgeverij van Edgar Snow niet wilde.246 Wertheim haalde in zijn reisverslag van zijn trip in 1964

bijvoorbeeld Julian H. Stewards Theory of Culture Change: The Methodology of Multilinear

Evolution uit 1955 aan, een academisch boek over evolutie en ontwikkeling van niet-westerse

landen.247 Wertheim citeerde ook Marshall Sahlins en Elman R. Service’s Evolution and

Culture waarin volgens Wertheim een ‘hardstochtelijk appel’ werd gedaan ‘’om begrip op te

brengen voor de specifieke vormen, die het moderniseringsproces in een land als China aanneemt, en haast onontkoombaar móet aannemen’’.248 Daarnaast citeerde Wertheim Pierre

Gourou die beweerde dat China juist onderbevolkt was, in plaats van overbevolkt, door de niet gebruikte stukken land die de communisten nu wel zouden gebruiken.249 Verder citeerde

Wertheim de Franse journalist Robert Guillain die de Chinezen ‘600 miljoen blauwe mieren’ noemde.250 Ook in Wertheims laatste bundel China om de Zeven Jaar wordt er op een gesprek

met een Chinese commissaris Tan Zhenlin na ook vrijwel alleen maar naar westerse bronnen gerefereerd.251 Een goed voorbeeld daarvoor is The Chinese Revolution: Was it Necessary?

Was it Successful? Is it Still Going on? van de marxistische schrijver William Hinton.252

Zürcher refereerde in zijn reisverslag van 1958 naar Lioe Sjau-tsji's How To Be A

Good Communist toen hij de indoctrinatie in China prees, omdat deze ‘geweldloos’ maar

‘overtuigend’ zou zijn. Echter refereerde Zürcher ook naar veel academische terminologie bij zijn analyse van wat hij als ‘China’s ontwikkeling’ zag. Zürcher beschreef China’s

ontwikkelingen in natuurwetenschappelijke termen als een ‘phase-verandering onder hoge druk’ en een ‘tradition within transformation’ in plaats van een ‘change within tradition’.253

Anja Meulenbelt geeft ons met de bronnenlijst van haar boek een klein kijkje in wat haar beïnvloed heeft.254 Er staan twee Chinese boeken op de lijst, waarvan er slechts één

duidelijk als propaganda aan doet. Dit is The wounded, New Stories of the Cultural

Revolution van Lu Xinhua. Dit blijkt een propagandaboek voor het post-Mao regime te zijn,

245 Wertheim, China om de Zeven Jaar, 224. 246 Bergvelt, Such is life in China, 48

247 W.F. Wertheim, ‘Maatschappelijke Evolutie’, in: De Nieuwe Stem, 21 (1966), 216. 248 Ibidem, 233

249 Wertheim, ‘Overbevolking en onderbevolking in China’, 291. 250 Ibidem, 291.

251 Zie de bronnenlijst in: Wertheim, China om de Zeven Jaar, 339-341. 252 Wertheim, China om de Zeven Jaar, 303.

253 E. Zürcher, ‘Transformatie en Traditie’, in: De Nieuwe Stem, 21 (1966), 283. 254 Meulenbelt, Kleine Voeten, Grote Voeten, 270.

waarin de vernietiging van het culturele erfgoed en de mensenrechtenschendingen van de Culturele Revolutie niet bepaald werden erkend maar wel over ‘excessen’ werd gesproken.255

Het andere boek genaamd The Dragons Village is een zogenaamde autobiografie van ‘na de bevrijding’, van Yuan-Tsung Chen. De kans lijkt echter het grootst dat Meulenbelt haar gematigd positieve beeld van communistisch China voor een groot deel van andere westerse ideologen heeft overgenomen. Zo haalt ze in haar zogenaamde ‘bronnenlijst’ Julia Kristeva’s

Des Chinoises aan als het boek dat haar leerde over Mao’s sympathie voor

vrouwenemancipatie. Ook staat net zoals bij Wertheim Edgard Snow op de lijst.256

Ondanks dat Rubinstein op haar hotel kamer ruim was voorzien van

propagandaliteratuur, nam zij deze met een enorme korrel zout en refereerde zij zelf in haar reisverslag vooral naar kritische boeken over China, zoals bijvoorbeeld van de Frans-Chinese schrijver Bao Ruo-Wang (ook wel bekend als Jean Pasqualini, de Franse naam die de

schrijver na zijn naturalisatie had aangenomen).257 Ruo-Wangs Gevangenen van Mao, waarin

Ruo-Wang getuigt van zijn ervaringen van hongersnood ten tijde van de Grote Sprong Voorwaarts en ontberingen in een dwangarbeidskamp tijdens de Culturele Revolutie, is een goed voorbeeld voor een al in 1974 gepubliceerd boek dat keihard afrekent met het utopische beeld van maoïstisch China en algemeen toegankelijk was in de westerse wereld. Het boek werd vertaald en er werd in 1977 in Frankrijk zelfs een film over gemaakt.258 Dit was in

dezelfde periode dat Ivens zijn propagandafilm van Ivens Hoe Yukong de Bergen Verzette in première ging. Dat was in 1976.

China als moderniserings- en ontwikkelingsmodel

Voor veel Chinareizigers was het China van Mao het èchte socialisme, de ‘ware lijn’ van het marxisme-leninisme, in tegenstelling tot het ‘halve socialisme’ van de toen reeds in diskrediet geraakte Sovjetunie. In de brochure De Chinese Kulturele Revolutie als Reaktie op het Sovjet-

model is te lezen hoe Wertheim beschreef dat, in tegenstelling tot de Russen, ‘de Chinezen’

zouden ‘blijven volhouden’.259 Ook filmmaker Joris Ivens beschreef hetzelfde. Volgens hem

zou het ‘revolutionaire streven verslapt zijn’ in de Sovjetunie. Volgens Ivens zou de

klassenstrijd ook in een socialistische staat nog verder doorgevoerd moeten worden en waren 255 Colin Mackerras, ‘Review: The Wounded, New Stories of the Cultural Revolution 77-78. by Lu Xinhua; Liu Xinwu; Geremie Barme; Bennett Lee’, in: The Australian Journal of Chinese Affairs, 3 (1980), 128-130. 256 Meulenbelt, Kleine Voeten, Grote Voeten, 119.

257 Rubinstein, Klein Chinees Woordenboek, 57.

258 Seth Faison, "Jean Pasqualini Dies at 71; Told of China's Penal Horrors", in: The New York Times, 13 oktober 1997.

Zie: http://www.nytimes.com/1997/10/13/world/jean-pasqualini-dies-at-71-told-of-china-s-penal-horrors.html

de ‘ideeën van Mao Zedong de beste toepassing bij de bestrijding van de laatste

kapitalistische overblijfselen’. Mao zou ‘de theorie en praktijk van de leer van Marx en Lenin’ hebben ‘voorgezet’.260 Ook Anja Meulenbelt beschreef in haar reisverslag Rusland als het

‘halve socialisme’.261

Naast het idee dat in China het ‘èchte socialisme’ zou worden voortgezet, tonen de reisverslagen van Zürcher, Wertheim, Ivens en Meulenbelt ook vrijwel allemaal aan dat zij China ook beschouwden als een ‘model’ voor ‘ontwikkeling’, ‘modernisering’ en ‘opbouw’. Zo beschreef Ivens over zijn bezoek aan China in 1958 dat hij ‘opnieuw’ was aangekomen in een ‘revolutionair’ land dat bezig was met de ‘opbouw van het socialisme’. Hij noemde de Chinese Volksrepubliek ‘een knooppunt in de recente wereldgeschiedenis’.262 Voor Ivens was

het belangrijkste dat hij in China meende een ‘echt gericht en energiek streven’ vond om naast de industriële en agrarische hervorming ook ‘een nieuwe mens’ te creëren.263

Ondanks dat Zürcher, zoals in Hoofdstuk 2 aan bod kwam, zelf ook ‘in algemene zin links’ was, was voor hem het communistische aspect minder belangrijk. Als sinoloog was hij minder ideologisch geëngageerd dan bijvoorbeeld filmmaker Ivens, socioloog Wertheim en andragoge Meulenbelt. Echter vinden we ook bij hem dezelfde verheerlijkingen van het vermeende ‘moderniseringsproces’ dat in China zou plaatsvinden. In zijn reisverslag,

gepubliceerd in 1966, schreef Zürcher dat men in het Westen geneigd was alles wat in China gebeurde ‘af te doen met het woord communisme’. En, natuurlijk, schreef Zürcher, was het bewind van Beijing dat ook, maar volgens Zürcher was het ook een vorm van ‘een zeer snelle modernisering’.264 Volgens Zürcher stond vast dat ‘als je dit eenmaal had gezien’ het als ‘een

paal boven water stond’ dat China ‘in de komende twintig jaar enorme mogelijkheden’ zou hebben en ‘een grootmacht van de eerste rang’ zou worden.265

Wertheim beschreef Mao’s collectivisatiecampagne en dwangmatige cultuurbeleid geregeld als een ‘emancipatiemodel’ en een ‘experiment’.266 In Wertheims allereerste

reisverslag over China uit 1958 in De Nieuwe Stem beschreef Wertheim dat in ‘het nieuwe China’ de ‘wonderen’ volbracht werden.267 Alle ‘technische en organisatorische successen’

260 Ivens, Autobiografie van een filmer, 161. 261 Meulenbelt, Kleine Voeten, Grote Voeten, 264. 262 Ivens, Autobiografie van een filmer, 161. 263 Ibidem.

264 Zürcher, ‘Transformatie en Traditie’, 282-283. 265 Zürcher, Het Verre Oosten, 109.

266 Zie bijvoorbeeld: W.F. Wertheim, ‘Gaan wij (nog) vooruit? - evolutie en revolutie opnieuw bezien’, in: De Gids, 137 (1974), 662

zouden zonder het Chinese ‘revolutionair élan’ onmogelijk zijn geweest.268 Ook in het China

van de Culturele Revolutie vond Wertheim ‘dynamiek’.269 Ook toen uitte Wertheim zijn

enthousiasme voor de ‘radicalisering’ en ‘bewustwording’ van de ‘brede boerenmassa’, in een periode dat Zürcher langzaam al van mening veranderde.270 In zijn reisverslagen en

krantenartikelen riep hij op tot ‘begrip voor de vormen’ die het ‘moderniseringsproces’ in China ‘aanneemt’.271

Ook in de reisbeschrijvingen van Anja Meulenbelt wordt een vergelijkbaar beeld van het Chinese socialisme als ‘experiment’ gepresenteerd, alleen dan niet als een sociologisch socialistisch ontwikkelingsexperiment als bij Wertheim en Zürcher maar als een feministisch socialistisch ontwikkelingsexperiment. Tegen de achtergrond van de toegenomen kritiek op maoïstisch China waar Meulenbelt in 1980 weet van moet hebben gehad, kon zij niet anders dan toegeven dat er ‘fouten’ in China waren gemaakt. Echter zou er volgens haar ook ‘veel bereikt’ zijn.272 In China zou de individualiteit ‘niet zomaar worden ingeleverd’, er was een

‘werkelijke collectiviteit’ die daarvoor in de plaats kwam, ‘al ging dat vaak gepaard met dwang’.273 Meulenbelt had in het bijzonder interesse om te kijken hoe in China de vrouwen

emancipeerden.274 De hele strekking van het zogenaamde ‘reisverslag met

achtergrondinformatie’ was dat de Chinese vrouw vóór het communisme onderdrukt werd en door het communisme was geëmancipeerd. Meulenbelt wijdde een heel hoofdstuk aan de afbinding van voeten van vrouwen ten tijde van de keizerdynastieën, met foto’s ter

illustratie.275 De rest van het boek besteedt aandacht aan hoe het communisme de positie van

de vrouw zou hebben verbeterd.276 Ook was volgens Meulenbelt de Chinese man, in

tegenstelling tot de westerse man ‘niet seksistisch’. Ook werden Mao’s geschriften door Meulenbelt geprezen vanwege zijn veronderstelde ‘identificatievermogen met het lot van vrouwen’.277

Rubinstein gaf ook kritiek op het idee dat er in China een emancipatie, transformatie, of verandering in ‘mentaliteit’ zou zijn geweest. Rubinstein beschreef dat het voor haar niet duidelijk was ‘wat er nou precies in de Chinese mentaliteit veranderd zou zijn’. Het enige dat 268 Wertheim, ‘Overbevolking en onderbevolking in China’, 301.

269 Ibidem, 291. 270 Ibidem, 301.

271 Wertheim, ‘Maatschappelijke Evolutie’, 233. 272 Meulenbelt, Kleine Voeten, Grote Voeten, 25. 273 Ibidem, 198.

274 Ibidem, 6. 275 Ibidem, 70-83. 276 Ibidem, 66. 277 Ibidem, 118.

voor haar zeker was, was dat ‘de westerse krantenlezer zich pas sinds het communisme in China is gaan interesseren’. Rubinstein verklaarde dat onder andere de protesten tegen de Vietnamoorlog en de studentenopstanden in Parijs en Berkeley daarbij ‘een rol gespeeld zouden hebben’. Het resultaat daarvan, dat was volgens Rubinstein de ‘eindeloze reeks van reisverslagen van intellectuelen die via hun tolken aan voorgeselecteerde Chinezen vragen gingen stellen over de Culturele Revolutie’.278

Ook over het vermeende collectivisme en de ‘dynamiek’ van de Culturele Revolutie had Rubinstein haar twijfels. Volgens haar zouden alleen tieners echt geïnteresseerd zijn in collectivistisch idealisme. Daarna zouden ze ‘nog wel kunnen doen alsof’. En in China werd hen dat met behulp van het Volksdagblad en met de ‘kameraden in de commune’ elke dag uitgebreid geleerd.279 Over de Culturele Revolutie schreef Rubinstein dat deze helemaal niet

zo bijzonder was als door veel Mao-sympathisanten werd voorgedaan. Rubinstein benadrukte dat de Chinees ‘om de zoveel tijd’ moest worden heropgevoed door de ‘constante

wijzigingen’ in de leer van Mao.280 De Culturele Revolutie was volgens haar al ‘de tiende

campagne’ die sinds 1950 ‘over China woedde’.’281

Ook benadrukte Rubinstein, bijna tien jaar voordat Meulenbelt haar reisverslag publiceerde, dat ze helemaal niets zag van die verbeterde positie van de vrouw. Bij alle officiële lunches waar Rubinstein aanwezig was, was slechts 1 op de 25 aanwezige Chinezen vrouw en van de Nederlandse delegatie was slechts 1 op de 16 mensen vrouw. Ook

benadrukte Rubinstein dat op het tiende communistische partijcongres, waarover een heel boek op haar hotelkamer was neergelegd, een bestuur werd gekozen waarvan slechts één vrouw aanwezig was, Mao’s vrouw. Ook sprak de gids volgens Rubinstein nauwelijks met haar en werd ze niet vaak aangekeken.282

Omgang met waarheid en interpretatie Subjectiviteit en waarheidsrelativisme

In de reisverslagen wordt bij het presenteren van dit beeld op een merkwaardige manier omgegaan met waarheid en interpretatie. Uit de eerder beschreven getuigenissen van 278 Rubinstein, Klein Chinees Woordenboek, 41.

279 Ibidem, 42. 280 Ibidem, 51-52. 281 Ibidem, 42. 282 Ibidem, 105-106.

Wertheim van het ‘wonder van China’ wat hij met zijn vrouw zou hebben ervaren op hun eerste Chinareis valt op te maken dat Wertheim veel waarde hechtte aan zijn eigen directe ervaringen. Daarnaast schreef Wertheim in zijn verslag van zijn tweede Chinareis van 1964 dat er over de Chinese communes ‘zeer veer leugens verspreid’ zouden zijn en dat deze vooral het gevolg zouden zijn van een ‘verkeerde vertaling’.283 Hier insinueerde Wertheim feitelijk

dat de uiteindelijke gepresenteerde werkelijkheid van China puur af hing van de ‘vertaling’ van de schrijver. Ook bij Zürcher viel net al te lezen dat veel zinnen begonnen met de veelzeggende zinsconstructie: ‘als je dit eenmaal gezien hebt’.284

Ivens had precies dezelfde redenering. Hij schreef zelfs over ‘de Chinese

werkelijkheid’ en ‘westerse werkelijkheid’ die hij in zijn film Hoe Yukong de Bergen Verzette ‘met elkaar in contact’ wilde brengen.285 Ivens schreef ook dat voor een ‘anticommunist’

kritisch zijn gemakkelijk was. ‘Dan zou het de schuld van het communisme zijn’, ‘basta’. Voor hem lag het ingewikkelder. Zijn ‘vriendschap met China’ zorgde ervoor dat hij ‘geen enkel risico kon nemen’. Wat hij daarmee bedoelde legde hij verder echter niet uit.286

Anja Meulenbelt vertelde openhartig dat ook haar China een ‘subjectief China’ was, bekeken met haar eigen ‘emoties, verwachtingen en oordelen’. Haar ‘interpretaties’ zouden ‘afhangen’ van ‘haar manier van kijken’ als een ‘socialistische feministe’.287 Ook zou

Meulenbelts feminisme ertoe leiden dat zij de positie van vrouwen extra serieus nam en dat zij ‘wantrouwen’ had tegen een ‘ideologie van gelijke rechten’ als er op ‘materieel niveau niet de voorwaarden aanwezig waren om die gelijkheid te realiseren’.288

Onwaarheden en onvolledigheden

Naast subjectiviteit en waarheidsrelativisme vallen er in de reisverslagen echter ook pure onwaarheden en onvolledigheden op. Wertheim schreef bijvoorbeeld in De Vrije Stem dat de krottenwijken in Shanghai leeg waren, maar dat een klein deel van de krottenwijk er nog stond als monument zodat de mensen zich zouden kunnen herinneren hoe men vroeger leefde.289 Ook prees Wertheim de nieuwbouw. Rubinstein was ook in Shanghai en refereerde

aan deze beschrijving van Wertheim. Zij beweerde dat de wijken in werkelijkheid helemaal niet leeg stonden. ‘Het is geen museum en de mensen leven er nog in grote getale’, verklaarde Rubinstein. Dit suggereert dat Wertheim de lezer hier moedwillig over oplichtte. Over de 283 Wertheim, ‘Overbevolking en onderbevolking in China’, 293.

284 Zürcher, Het Verre Oosten, 109.

285 Ivens, Aan welke kant en in welk heelal, 340. 286 Ibidem, 342.

287 Meulenbelt, Kleine Voeten, Grote Voeten, 26. 288 Ibidem, 26-27.

geprezen nieuwbouw zei Rubinstein dat dergelijke nieuwbouwwijken overal ter wereld bestonden, ‘van Osdorp tot Hong Kong’.290

In de reisverslagen valt ook het beeld van de ‘zeshonderd miljoen blauwe mieren’ op, de zogenaamde ‘democratische uniformiteit’ van de mensen in het noorden van China, zoals Wertheim het beschreef. ‘Iedereen’ droeg daar namelijk kleren van blauw katoen.291 Ook

Zürcher had het ook over de ‘donkerblauwe bokkebaai’ waarin ‘vrijwel iedereen’ zou lopen.292 Rubinstein vertelt echter dat de elites andere kleren droegen en dat het dus toch niet

zo democratisch en uniform was als het leek. Ook deelde Rubinstein haar ervaring dat er een ‘sterke hiërarchische rangorde’ in China zou bestaan en dat je dat als bezoeker wel moest opmerken.293

Een ander voorbeeld voor iets waar niet alle Chinareizigers over schreven, maar wat wel moet zijn opgevallen had te maken met de ‘Verboden Stad’ in Beijing, waar vroeger alleen de keizerlijke familie mocht komen, maar waar sinds het communisme alle Chinezen mochten komen. Zürcher beschreef deze openstelling.294 Ook Meulenbelt schreef over hoe het

gewone Chinese volk voor het communisme nooit de grote binnenplaatsen en paleizen, zoals die in de Verboden Stad, mocht betreden.295 Volgens Rubinstein was het echter zichtbaar dat

er een heel complex aan de Verboden Stad was vast gebouwd en dat dit complex net zo groot was als de Verboden Stad zelf. Toen zij dat wilde bezoeken kreeg ze te horen dat dat gebied ‘in restauratie’ was. Rubinstein zag echter gewapende soldaten voor de ingang staan en wist daarom haast zeker dat het de ambtswoning van Mao was. Zij spotte met het feit dat de ‘revolutietoerist’ hier geen verdere bedenkingen bij had.296

Dubbel perspectief

Naast onvolledigheden is er bij het geschetste beeld van China bij een deel van de Chinareizigers uit deze studie ook sprake van een ‘dubbel perspectief’. Als het over

prowesterse Aziatische dictaturen of Hong Kong ging, dan lag het perspectief bij de armoede van de gewone burger. Wanneer bijvoorbeeld Wertheim over de Volksrepubliek China schreef verschoof dit perspectief van de gewone burger naar ‘de moeilijkheden’ waar de regering mee te maken zou hebben gekregen. In Hong Kong zou men volgens Wertheim ‘nog het gewone armoedige van Azie’ vinden.297 Toen hij en zijn vrouw de grens met China

290 Rubinstein, Klein Chinees Woordenboek, 91.

291 Wertheim, ‘Overbevolking en onderbevolking in China’, 291. 292 Zürcher, Het Verre Oosten, 120.

293 Rubinstein, Klein Chinees Woordenboek, 26-27 ; 58. 294 Zürcher, Het Verre Oosten, 32.

GERELATEERDE DOCUMENTEN