• No results found

Contextual metaphilosophy: the case of Wittgenstein - Samenvatting

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Contextual metaphilosophy: the case of Wittgenstein - Samenvatting"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (https://dare.uva.nl)

UvA-DARE (Digital Academic Repository)

Contextual metaphilosophy: the case of Wittgenstein

Gakis, D.

Publication date

2012

Link to publication

Citation for published version (APA):

Gakis, D. (2012). Contextual metaphilosophy: the case of Wittgenstein. Institute for Logic,

Language and Computation.

General rights

It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open content license (like Creative Commons).

Disclaimer/Complaints regulations

If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material inaccessible and/or remove it from the website. Please Ask the Library: https://uba.uva.nl/en/contact, or a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands. You will be contacted as soon as possible.

(2)

317

Samenvatting

Dit proefschrift beoogt een tweeledig doel. Ten eerste om een alternatief te scheppen voor de momenteel dominante metafilosofische benaderingen. Bij die benaderingen wordt de vraag ‘Wat is filosofie?’ beantwoord op een normatieve wijze, in termen van wat filosofie zou moeten zijn. Zo’n antwoord kan meerdere vormen aannemen: dat filosofie een vorm van conceptuele analyse zou moeten zijn, van wetenschap, van een manier van leven, van kritiek, van waarheidsvinding, om enkele voorbeelden te noemen. Wij proberen daarentegen een descriptief antwoord op metafilosofische vragen te geven, waarbij filosofie als activiteit of praktijk wordt gezien, als iets wat door mensen wordt gedaan. Zodoende benaderen we filosofie als datgene wat filosofen doen, als het product van de activiteiten van mensen in concrete historische, sociale, en culturele contexten. We zien filosofie niet als een homogeen domein, gekenmerkt door een filosofische essentie, maar als een veelzijdig en complex netwerk van paradigma’s. Deze paradigma’s zijn aan elkaar gerelateerd – niet door één gedeeld kenmerk – maar door een keten of netwerk van gelijkenissen (en daarnaast zijn er natuurlijk ook verschillen). Cruciaal wordt dan de relatie van filosofische praktijken tot de context waarin die zich voltrekken, tot het web van menselijke activiteiten, tot het leven.

Het tweede – en voornaamste – doel van dit proefschrift is om dit contextuele perspectief te concretiseren door middel van een gedetailleerd onderzoek naar de bredere context van leven, werk en gedachten van een bepaalde filosoof: Ludwig Wittgenstein. We onderzoeken de vele facetten van die context, zowel in Wittgenstein’s vroege als in zijn latere fase. Met betrekking tot de vroege fase leggen we de nadruk op hoe zijn persoonlijke en (meta)filosofische houding zich verhouden tot bepaalde karakteristieken van de moderniteit en van enkele modernistische stromingen. Met betrekking tot de latere fase besteden we bijzondere aandacht aan de sociale en antropologische verschuiving in zijn perspectief, en aan de grotendeels Marxistische context van zijn latere leven en gedachten. Gezien vanuit dit perspectief is Wittgenstein niet slechts een filosoof die was gepreocuppeerd met logica, taalfilosofie, geestesfilosofie, en epistemologie, maar ook een filosoof die zowel door zijn leven als door zijn werk

(3)

Samenvatting

318

(en door de wisselwerking tussen die twee) een ethische, sociale en politieke houding naar voren brengt, één die voor een verandering vraagt in onze levensvorm(en).

De twee doelen van dit proefschrift worden verbonden door de al genoemde contextuele aanpak, alsmede door het idee dat mensen zelf-institutionele wezens zijn. We beargumenteren dat dit een belangrijk kenmerk vormt van Witttgenstein’s latere (meta)filosofische perspectief, en het vormt onze contextuele metafilosofische benadering. Dit idee is dat menselijke activiteiten, overtuigingen, en uitspraken niet zijn gebaseerd op een metafysische entiteit, of op buitenmenselijke essenties zoals ‘God’, ‘Natuur’, ‘Werkelijkheid’, ‘Waarheid’, ‘Rede’, ‘Geschiedenis’, ‘Geest’, ‘Subject’, of ‘Mens’. Het enige waar we ons op kunnen baseren - (epistemo)logisch, ethisch, esthetisch, en psychologisch - is onszelf en onze medemensen, de gemeenschappen waartoe we behoren en die we vormen, die constitutief zijn voor ons en waarvoor wij constitutief zijn, en die waarmee we een wisselwerking aangaan.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In the second part of the article we discuss the concept by answering the following questions: (1) What is the role of the exchange relations­ hip between employer and

De invalshoek van het Sociaal en Cultureel Rapport 1998 om 25 jaar sociale verandering te beschrijven door de ogen van iemand voor die een kwart eeuw geleden zou

De verkregen typologie vergelijken we vervolgens met deze die verkregen werd bij een representatief staal langdurig werklozen in Vlaanderen (De Witte, 1992), om na te

De achterstand door een hogere werkloosheid is voor de allochtone jonge mannen niet zo groot en verschilt niet sterk volgens nationaliteit.. Turkse jonge mannen

Voor hen was de zaak duidelijk: minderheden werden ge­ weerd uit bedrijven en xenofobe werkgevers maakten zich schuldig aan discriminerende praktijken bij het

Daarbij moet worden aangetekend dat de cijfers voor Denemarken wellicht enigszins geflatteerd zijn, aangezien vooral onder mannen het aandeel werkloze verlofgangers

TECENA is in­ gesteld voor een periode van drie jaar (januari 1998 tot januari 2001) en heeft als taak te hel­ pen bevorderen dat de adviesraden in het nieu­

Voor een juist beeld van de ontwikkeling van de arbeidsdeling op basis van sekse zijn de verdeling van de vrouwelijke en die van de man­ nelijke specialisten over de drie