• No results found

Inside out: Behavioral phenotyping in genetic syndromes - Nederlandse samenvatting; Contributing authors; Dankwoord; About the author

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Inside out: Behavioral phenotyping in genetic syndromes - Nederlandse samenvatting; Contributing authors; Dankwoord; About the author"

Copied!
25
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (https://dare.uva.nl)

UvA-DARE (Digital Academic Repository)

Inside out

Behavioral phenotyping in genetic syndromes

Mulder, P.A.

Publication date

2020

Document Version

Other version

License

Other

Link to publication

Citation for published version (APA):

Mulder, P. A. (2020). Inside out: Behavioral phenotyping in genetic syndromes.

General rights

It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s)

and/or copyright holder(s), other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open

content license (like Creative Commons).

Disclaimer/Complaints regulations

If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please

let the Library know, stating your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material

inaccessible and/or remove it from the website. Please Ask the Library: https://uba.uva.nl/en/contact, or a letter

to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands. You

will be contacted as soon as possible.

(2)

APPENDICES

- Nederlandse samenvatting

- Contributing authors

- Dankwoord

(3)

280

Nederlandse samenvatting

INTRODUCTIE (HOOFDSTUK 1)

Ontwikkelingen in genetisch onderzoek hebben geleid tot een toename van het kunnen correleren van genetische syndromen (genotypen) met ontwikkelings- en gedragskenmerken (gedragsfenotypes). Onderzoek toont echter aan dat ontwikkeling en gedrag niet alleen het gevolg zijn van genetische achtergrond, maar het resultaat van een continue complexe dynamiek tussen genen, gedrag en omgeving.

De toenemende mogelijkheden om een genetische diagnose te vinden, biedt de mogelijkheid om gedragsfenotypen in genetische syndromen te identificeren en te specificeren. Deze nieuwe kennis kan klinisch relevante informatie bieden om de omgeving, behandeling en ondersteuning aan te passen aan individuele behoeften.

Dit proefschrift bestudeerde de gedragsfenotypes van het Cornelia de Lange syndroom, het Marshall Smith-syndroom en het Malan syndroom. We hebben een klinische studie uitgevoerd naar ontwikkeling en gedrag in de context van ontwikkelingsniveau en omgeving. Literatuurstudies en patiëntstudies werden gebruikt. Specifieke aandachtsgebieden voor dit onderzoek waren cognitie, autismespectrumstoornis, sensorische informatieverwerking, adaptief gedrag en zelfverwondend gedrag. Resultaten werden gestratificeerd naar genetische oorzaak.

ZELFVERWONDEND GEDRAG IN GENETISCHE

SYNDROMEN (HOOFDSTUK 2)

Zelfverwondend gedrag (ZVG) wordt vaak waargenomen bij personen met een verstandelijke beperking (VB) van onbekende etiologie en bij genetische syndromen. ZVG wordt geassocieerd met gedragsfactoren zoals ernst van VB, autismespectrumstoornis en stereotypisch gedrag en omgevingscondities (zoals sociale interactie). ZVG kan worden versterkt door interne of externe stimuli vanwege een operant leermechanisme. Associaties met somatische factoren zijn nauwelijks onderzocht. In deze review hebben we systematisch fenomenologie van ZVG beoordeeld in twaalf genetische syndromen: Angelman Syndroom, Cornelia de Lange Syndroom, Cri du Chat Syndroom, Down Syndroom, Fragile X Syndroom, Lesch-Nyhan Syndroom, Lowe Syndroom, Prader-Willi Syndroom, Rett Syndroom, Smith-Magenis Syndroom, Tubereuze sclerose Syndroom en Williams-Beuren Syndroom. In totaal werden 169 in aanmerking komende studies, gepubliceerd tussen 1960 en 2014, geïncludeerd. Studies rapporteerden

(4)

281

tot 30 verschillende definities van ZVG. Om ZVG eenduidig te kunnen bespreken, stelden we de volgende definitie voor: "ZVG is abusievelijk (onopzettelijk), repetitief (zich herhalend) gedrag dat leidt tot zelf toegebrachte, aantoonbare beschadiging van het lichaam, zonder de intentie van suïcide (zelfdoding) of seksuele bevrediging. Het gedrag heeft de neiging tot persisteren (voortduren).".

De resultaten toonden aan dat de prevalentie van ZVG merkbaar hoger is in verschillende genetische syndromen dan in de algemene populatie met een VB. De leeftijd van ontstaan en topografie verschilde sterk tussen de syndromen. Bestudeerde syndromen worden allemaal veroorzaakt door een mutatie in een ander gen, waardoor mogelijk verschillende paden kunnen worden gedetecteerd die kunnen leiden tot ZVG. Om de etiologie van ZVG te begrijpen en mogelijke interventiestrategieën te identificeren, wordt het belang van een nauwkeurige en gedetailleerde beschrijving van neurobiologische, fysieke en gedragskenmerken volgens een uniforme definitie en gestandaardiseerde methodologie benadrukt.

BESTUDEREN VAN GEDRAG IN CDLS: EEN SYSTEMATISCHE

REVIEW (HOOFDSTUK 3)

Om het gedrag van het Cornelia de Lange-syndroom (CdLS) beter te begrijpen, is het belangrijk om gedrag nauwkeurig te beschrijven en zorgvuldig te evalueren. We hebben literatuur bestudeerd over gedragsonderzoek in CdLS van 1946 tot 2015 met speciale aandacht voor cognitie, autismespectrumstoornis (ASS) en zelfverwondend gedrag (ZVG). We includeerden 43 artikelen beschreven de gebruikte methodologie en resultaten. De kwaliteit van de studies werd beoordeeld aan de hand van, voor het doel van deze studie aangepaste, Cochrane-criteria.

Methodologie en kwaliteit waren zeer heterogeen. Zeven studies gebruikten directe persoonlijke beoordelingen om cognitie te evalueren. De meeste deelnemers aan de onderzoeken zouden ernstige tot zeer ernstige verstandelijke beperkingen (VB) hebben. Negentien artikelen evalueerden de prevalentie van ASS, waarvan twee artikelen deelnemers beoordeelden via directe observaties. Prevalentiepercentages van ASS varieerden tussen 27-82%. Sociaal gedrag bij personen met CdLS en een VB vertoonde overlap met ASS-kenmerken. Geen studies beschreven sociaal gedrag in context van ontwikkelingsniveau, wat de differentiatie van gedragskenmerken belemmerde als onderdeel van de VB of (comorbide) ASS. ZVG werd gerapporteerd in 15 artikelen, zes studies beschreven genetische informatie van de bestudeerde populatie.

De heterogeniteit van bestudeerde populaties en gebruikte methodologie, bemoeilijkten de vergelijkbaarheid van resultaten. Om gedrag beter te begrijpen, wordt een standaardset van instrumenten voorgesteld om cognitie, adaptief

(5)

282

functioneren, ASS, sensorische informatieverwerking, ZVG, fysieke en zintuiglijke beperkingen, mate van ondersteuning en leefomgeving in kaart te brengen. We concludeerden dat het van het groot belang is om gestandaardiseerde directe persoonlijke beoordelingen (testafnames en observaties) te combineren met vragenlijsten en interviews. Op deze wijze kunnen we gedrag beter leren begrijpen in de context van ontwikkelingsniveau en dagelijkse leefomgeving van personen met een verstandelijke beperking en een genetisch syndroom.

CDLS: EEN SYNDROOM MET VERSCHILLENDE

GENOTYPE-FENOTYPE CORRELATIES (HOOFDSTUK 4)

CdLS wordt veroorzaakt door veranderingen in verschillende genen. De meest voorkomende oorzaken zijn veranderingen in NIPBL en SMC1A. We hebben een internationale, interdisciplinaire studie uitgevoerd met 51 personen met SMC1A-varianten voor fysieke en gedragskenmerken, en de resultaten vergeleken met die bij 67 personen met NIPBL-varianten.

Resultaten toonden individuen met SMC1A-varianten die lijken op een fenotype van het Rett-syndroom, geïdentificeerd door exome-sequencing. Personen met SMC1A-varianten die lijken op CdLS, vertoonden minder uitgesproken klassieke CdLS-kenmerken in vergelijking met personen met NIPBL-varianten (betere groei, minder opvallende gelaatstrekken, geen grote ledemaatafwijkingen en beter cognitief en adaptief functioneren). Zelfverwondend gedrag (ZVG) was meer aanwezig in NIPBL-varianten in vergelijking met SMC1A-varianten, maar gastro-oesofageale refluxziekte en constipatie kwamen even vaak voor in de NIPBL- en SMC1A-groepen. De afwezigheid van ZVG in SMC1A-varianten en epileptische encefalopathie, ondersteunt de hypothese dat ZVG kan worden veroorzaakt door een andere genfunctie van NIPBL, d.w.z. de moonlighting hypothese.

We concludeerden dat SMC1A-varianten kunnen leiden tot verschillende fenotypes: een die overlapt met milde kenmerken van CdLS en een andere die overlapt met kenmerken van het Rett-syndroom. Gelijkenissen tussen de SMC1A-groep en de NIPBL-SMC1A-groep suggereerden dat een verstoorde cohesinefunctie bijdraagt aan het fenotype, maar verschillen tussen deze groepen kunnen mogelijk ook worden verklaard door andere onderliggende mechanismen zoals de hyptohese over moonlighting van de cohesinegenen.

(6)

283

ONTWIKKELING EN GEDRAG IN CDLS: DIVERSITEIT

BINNEN ÉÉN SYNDROOM (HOOFDSTUK 5)

We hebben een internationale, interdisciplinaire studie uitgevoerd naar ontwikkeling en gedrag bij 51 personen met SMC1A-varianten. Resultaten van vragenlijstonderzoeken worden vergeleken met die bij personen met het syndroom van Down (n=139) en met autismespectrumstoornis (ASS; n=247). Resultaten op cognitie en zelfverwondend gedrag (ZVG) worden vergeleken met personen met CdLS veroorzaakt door NIPBL-varianten (n=67). Voor Nederlandse deelnemers met SMC1A-varianten (n=9) hebben we directe persoonlijke beoordelingen van cognitie en ASS uitgevoerd, een interview over adaptief gedrag en een vragenlijst over sensorische informatieverwerking afgenomen.

We vonden dat deelnemers met SMC1A-varianten een beter cognitief functioneren en minder zelfverwondend gedrag vertoonden dan deelnemers met NIPBL-varianten. Deelnemers met SMC1A-varianten met een fenotype dat meer lijkt op het Rett-syndroom, hadden een meer ernstige vertandelijke beperking en geen ZVG in vergelijking met deelnemers met SMC1A-varianten met kenmerken van CdLS. In de Nederlandse SMC1A-populatie scoorden acht van de negen deelnemers boven de cut-off voor ASS op basis van vragenlijsten. Evaluatie via directe persoonlijke beoordelingen en observaties toonde aan dat slechts twee van de negen deelnemers symptomen van autisme vertoonden wanneer gedrag werd afgewogen in de context van ontwikkelingsniveau en omgeving. Sensorische informatieverwerking was duidelijk atypisch.

We benadrukten het belang van aanpassingen aan de omgeving en de testbatterij op een manier die is afgestemd op de deelnemer. Deze studie heeft het belang aangetoond van zorgvuldig gedragsonderzoek in de context van het ontwikkelingsniveau van een persoon en zijn dagelijkse omgeving. Tevens is het belangrijk om resultaten te koppelen aan genetische informatie. Dit gezien de verschillen in fenotype binnen CdLS en de betekenis die deze verschillen hebben voor de praktijk. Gedetailleerd interdisciplinair onderzoek is van belang om op maat gemaakte aanbevelingen te kunnen formuleren voor zorg en ondersteuning. Op deze wijze kan waar mogelijk kwaliteit van leven worden vergroot.

BESCHRIJVING VAN MALAN SYNDROOM: ‘SOTOS TYPE 2’

OF EEN APARTE ENTITEIT? (HOOFDSTUK 6)

Het Malan-syndroom en het Marshall-Smith-syndroom worden beide veroorzaakt door veranderingen in NFIX. Het Malan-syndroom wordt ook wel 'Sotos Syndroom type 2' genoemd vanwege de overlap in fenotypische kenmerken. Om de zorg aan te passen aan syndroom-specifieke behoeften, is

(7)

284

het echter belangrijk om de kenmerken zorgvuldig te evalueren en fenotypes verder af te bakenen. Deze studie beschreef het fenotype van het Malan-syndroom en vergeleek de resultaten met het Marshall-Smith Syndroom, het Sotos Syndroom en het Weaver Syndroom. Doel van dit artikel was het fenotype verder te verfijnen en de klinische relevantie van nauwkeurige en zorgvuldige fenotyping te beschrijven.

Gegevens werden verzameld over 45 patiënten met een moleculair bevestigde diagnose van het Malan-syndroom. Resultaten toonden overlap in kenmerken tussen het Malan Syndroom en het Sotos Syndroom, maar er werden ook duidelijke verschillen gevonden. Gezichtskenmerken van het Malan Syndroom waren verschillend van het Sotos Syndroom of het Weaver Syndroom. Primaire gelaatstrekken omvatten een lang, driehoekig gezicht, macrocefalie, prominent voorhoofd, gebogen onderlip en prominente kin. Er was vaak sprake van een verstandelijke beperking en angst werd vaak genoemd. Er werd geconcludeerd dat het Malan Syndroom een goed herkenbaar fenotype heeft dat meestal gemakkelijk kan worden onderscheiden van het Marshall-Smith Syndroom, zelden is er enige overlap. We poneren het Malan syndroom als aparte entiteit en betwijfelen de juistheid van het benoemen van dit fenotype als ‘Sotos syndroom type 2’. Onderscheid tussen het Malan Syndroom en het Sotos Syndroom of het Weaver Syndroom is alleen mogelijk op basis van klinische beoordeling. Toekomstig onderzoek moet duidelijkheid verschaffen over de vraag of een specifiek gedragsfenotype aanwezig is.

GEDRAGSFENOTYPES VAN MARSHALL-SMITH SYNDROOM

EN MALAN SYNDROOM VERGELEKEN (HOOFDSTUK 7)

Aansluitend op voorgaand hoofdstuk bestuderen we in dit hoofdstuk ontwikkeling en gedrag van het Marshall-Smith syndroom (n=8) en het Malan syndroom (n=7). Beide syndromen worden gekenmerkt door een verstandelijke beperking en gedragsproblemen, echter is beperkt bekend welke betekenis deze hebben voor het dagelijks functioneren. Deze studie beschrijft en vergelijkt ontwikkeling en gedrag tussen en binnen beide syndromen en stratificeert resultaten naar genetische informatie. We observeerden en beoordeelden gedrag in de context van het ontwikkelingsniveau en de leefomgeving van de participant. We bestudeerden cognitie, adaptief gedrag en sensorische informatieverwerking.

De resultaten lieten zien dat participanten met Marshall-Smith syndroom een ernstiger verstandelijke beperking, minder adaptief gedrag, een meer beperkte spraaktaalontwikkeling en meer beperkte wederkerige interactie hebben dan participanten met Malan syndroom. Problemen met de sensorische informatieverwerking komt in beide syndromen voor. Vergelijking van cognitie

(8)

285

en adaptief gedrag over langere periode van drie personen met Marshall-Smith syndroom toonde een individuele ontwikkelingslijn, met regressie op het gebied van communicatie en socialisatie.

Vergelijking van resultaten toonde duidelijke variabiliteit in fenotype tussen en binnen beide syndromen. Deze varibiliteit ondersteunt de hypothese dat beide syndromen, hoewel beide een verandering in NFIX kennen, als aparte entiteiten moeten worden beschouwd. Sensorische infomatieverwerking speelt een belangrijke rol in het kunnen richten van aandacht en daarmee het aanleren en toepassen van adaptief gedrag. We geven suggesties voor op maat gemaakte aanpassingen aan omgeving, zorg en ondersteuning om een betere person-environment fit te creëren en zo kwaliteit van leven te vergroten.

INTERDISCIPLINAIRE RICHTLIJN VOOR ZORG VOOR

PERSONEN MET CDLS (HOOFDSTUK 8)

In dit hoofdstuk komen kennis en vragen van ouders en patiëntverenigingen over zorg voor personen met Cornelia de Lange syndroom samen met de in decennia opgebouwde wetenschappelijke kennis. Uit onderzoek is gebleken dat heterogeniteit in moleculaire en klinische uitingen van CdLS leidt tot grote diversiteit in de benodigde dagelijkse zorg. Dit maakte dat een internationale groep van experts de noodzaak voelde om, in samenwerking met patiëntvertegenwoordigers, een gezamenlijke richtlijn op te stellen voor diagnostiek en zorg voor personen met CdLS.

Deze richtlijn is het resultaat van uitgebreide literatuurstudies, het kritisch beoordelen van data en het schrijven van een review over voor diagnostiek en zorg relevante onderwerpen. Vervolgens is een face-to-face meeting met vertegenwoordigers van de patiëntverenigingen georganiseerd, met als resultaat aanbevelingen voor diagnostiek en zorg voor personen met CdLS. We beschrijven in de richtlijn diagnostische criteria voor klassieke- en niet-klassieke CdLS en een protocol voor genetisch onderzoek.

De belangrijkste gezondheidsproblemen en de daartoe best passende zorg zijn voor kinderen en volwassenen apart beschreven. Tevens is er veel aandacht voor cognitie en gedrag, waarbij onderwerpen als ernst van verstandelijke beperking, zelfverwondend gedrag, sensorische informatieverwerking en sociaal functioneren en autisme uitgebreid worden beschreven. De richtlijn draagt bij aan het multidisciplinair inrichten van zorg, wat van eminent belang is voor personen met een genetisch syndroom als CdLS.

(9)

286

DISCUSSIE (HOOFDSTUK 9)

Dit proefschrift bestudeerde gedragsfenotypes van het Cornelia de Lange syndroom (CdLS), Marshall-Smith syndroom en Malan syndroom. Hierbij was er specifieke aandacht voor cognitie, autisme, sensorische informatieverwerking, adaptief gedrag en zelf-verwondend gedrag.

Ontwikkeling en gedrag zijn uitkomsten van een voortdurende wederkerige interactie tussen genen, gedrag en omgeving. Wanneer deze interactie in juiste balans is, vormt dit een optimale basis voor een evenwichtige ontwikkeling. Bij personen met een genetisch syndroom is vaak sprake van een verstandelijke beperking, ontwikkelingsproblemen (zoals autisme), fysieke beperkingen, verstoorde sensorische informatieverwerking en gedragsproblemen. Deze factoren hebben veelal een verstorend effect op de interactie tussen persoon en omgeving (person-environment fit). Het dagelijks functioneren en sociale participatie worden hierdoor bemoeilijkt en risico op moeilijk verstaanbaar gedrag wordt vergroot.

Het beschrijven van gedrag en ontwikkeling bij genetische syndromen vraagt zeer zorgvuldig onderzoek. Voor personen met een (zeer) ernstige verstandelijke beperking is het huidig beschikbare instrumentarium veelal onvoldoende passend. Dit vraagt om zorgvuldige overweging van te hanteren vragenlijsten, interviews en directe testafnames. Dit onderzoek toont aan dat standaard onderzoeksprocedures soms moeten worden aangepast. Hiertoe zijn wijzigingen in materiaal, vorm en setting soms van groot belang. Door rekening te houden met bijvoorbeeld de sensorische informatieverwerking (zoals het dicht doen van gordijnen en omgevingsgeluiden te beperken) en communicatieve beperkingen (door bijvoorbeeld gebruik te maken van gebaren of afbeeldingen) is het mogelijk om een meer representatief resultaat van de vaardigheden te krijgen. Het is namelijk voor de zorg en ondersteuning van belang dat instrumenten niet alleen in kaart brengen wat een persoon níet kan, maar juist ook waar de kansen voor ontwikkeling en zo goed mogelijk functioneren zitten.

Voor het verder optimaliseren van zorg en ondersteuning, is het belangrijk dat toekomstig onderzoek zich richt op lange termijn onderzoek, onderzoek in eigen (leer)omgeving en de emotionele ontwikkeling van personen met genetische syndromen. Lange termijn onderzoek levert inzicht op over ontwikkelingsbeloop. Dit stelt families en omgeving in staat om, gedurende de levensloop, de voorwaarden voor zo goed mogelijk functioneren steeds aan te passen aan de veranderende behoeften en mogelijkheden. Door onderzoek naar gedrag en ontwikkeling in de eigen omgeving te doen, is het mogelijk om voor het individu belangrijke factoren te duiden die van invloed zijn op het dagelijks functioneren. Ook toont dit onderzoek dat afname van tests in de eigen

(10)

287

omgeving positief effect heeft op uitkomsten van de gedane metingen. Hoewel het bekend is dat problemen met emotieregulatie (zoals stemmingswisselingen en angst) veel voorkomen bij personen met een genetisch syndroom, is er weinig bekend over het beloop van de emotionele ontwikkeling. Inzicht in de emotionele ontwikkeling biedt de mogelijkheid tot het hanteren van een (meer) passende bejegening (zoals het bieden van fysieke nabijheid om angst te verminderen). Dit kan een positief effect hebben op het gevoel welzijn en de kwaliteit van leven.

Voor personen met genetische syndromen en hun families is het uitermate belangrijk om gedetailleerde kennis te hebben over ontwikkeling en gedrag binnen een genetisch syndroom. Op micro-niveau is dit belangrijk zodat ouders en professionals samen antwoorden kunnen vinden op de individu-specifieke vragen. Op macro-niveau is het kunnen informeren over het ontwikkelingsbeloop van personen met een specifiek genetisch syndroom belangrijk om tijdig in te kunnen spelen op toekomstige veranderingen en uitdagingen.

De onderzoeksresultaten van dit proefschrift tonen het belang van zorgvuldig fenotyperen van gedrag en ontwikkeling bij personen met genetische syndromen. Gedragsdeskundigen en artsen dienen nauw samen te werken met ouders en verzorgers. Op deze manier kunnen we zorg en onderzoek optimaliseren en kwaliteit van leven van de persoon met een genetisch syndroom waar mogelijk vergroten.

(11)

288

Inés Hernández Acero Genetics Unit, Hospital Universitario Central de Asturias, Oviedo, Spain

Paola Ajmone Child and Adolescent Neuropsychiatric Unit, Fondazione IRCCS Cà Granda Ospedale Maggiore Policlinico, Milan, Italy

Fowsan Alkuraya Saudi Human Genome Project, King Abdulaziz City for Science and Technology, and Department of Genetics, King Faisal Specialist Hospital and Research Center, Riyadh, Saudi Arabia Pedro Arias Institute of Medical and Molecular Genetics (INGEMM), Hospital Universitario La Paz, IdiPAZ, Universidad Autónoma de Madrid, and CIBERER, Centro de Investigación Biomédica en Red de Enfermedades Raras, ISCIII, Madrid, Spain David Axtell CdLS Foundation UK and Ireland, The Tower, North Stifford, Grays, Essex, UK

Ingrid Bader Division of Clinical Genetics, Department of Pediatrics, Paracelsus Medical University Salzburg, Salzburg, Austria Ingrid van Balkom Autism Team Northern-Netherlands, Jonx Department of (Youth) Mental Health and Autism, Lentis Psychiatric Institute, Groningen, and University of Groningen, Groningen, the Netherlands

Laura Bernardini Cytogenetics Unit, Casa Sollievo della Sofferenza Foundation, San Giovanni Rotondo, Italy

Emilia Bijlsma Department of Clinical Genetics, Leiden University Medical Centre, Leiden, Netherlands

Anne-Marie Bisgaard Kennedy Center, Department of Clinical Genetics, Copenhagen University Hospital, Rigshospitalet, Glostrup, Denmark Natalie Blagowidow Harvey Institute of Human Genetics, Greater Baltimore Medical Center, Baltimore, MD, USA

Alice Brooks Department of Clinical Genetics, Erasmus Medical Center, Rotterdam, the Netherlands

Anna Cereda Department of Pediatrics, ASST Papa Giovanni XXIII, Bergamo, Italy Constanza Cinca División Genetica, Hospital de Clínicas José de San Martín, Universidad de Buenos Aires, Argentina

Dinah Clark Division of Genetics, Children’s Hospital of Philadelphia, Philadelphia, USA Trevor Cole Department of Clinical Genetics, Birmingham Women's and Children's NHS Foundation Trust, Birmingham, UK Valérie Cormier-Daire Department of Medical Genetics, Reference Center for Skeletal Dysplasia, INSERM UMR 1163, Laboratory of Molecular and Physiopathological Bases of Osteochondrodysplasia, Paris Descartes-Sorbonne Paris Cité University, AP-HP, Institut Imagine, and Hôpital Universitaire Necker-Enfants Malades, Paris, France Antonella Costantino Child and Adolescent Neuropsychiatric Unit, Fondazione IRCCS Cà Granda Ospedale Maggiore Policlinico, Milan, Italy

Christine Coubes Département de Génétique Médicale, Hôpital Arnaud de Villeneuve, CHRU Montpellier, Montpellier, France

Irene Dapia Institute of Medical and Molecular Genetics (INGEMM), Hospital Universitario La Paz, IdiPAZ, Universidad Autónoma de Madrid, and CIBERER, Centro de Investigación Biomédica en Red de Enfermedades Raras, ISCIII, Madrid, Spain Sally Davies Institute of Medical Genetics, University Hospital of Wales, Cardiff, UK Matthew Deardorff Division of Genetics, Children’s Hospital of Philadelphia, Philadelphia, and Department of Pediatrics, Perelman School of Medicine, University of Pennsylvania, Philadelphia, USA 179

Contributing Authors

(12)

289

Karin Diderich Department of Clinical Genetics, Erasmus Medical Center, Rotterdam, the Netherlands

Nataliya Di Donato Institute for Clinical Genetics, TU Dresden, Dresden, Germany Winifred Dunn Department of Occupational Therapy Education, School of Health Professions, University of Missouri, Columbia, USA

Agnies van Eeghen De Hartenkamp Groep, Haarlem, the Netherlands, and Department of Pediatrics, Academic Medical Center, University of Amsterdam, Amsterdam, the Netherlands

Nursel Elcioglu Department of Pediatric Genetics, Marmara University Medical School, Istanbul, and Eastern Mediterranean University, Mersin, Turkey

Mariet Elting Department of Clinical Genetics, VU University Medical Center, Amsterdam, the Netherlands

Anthonie van Essen (deceased) Department of Genetics, University Medical Center Groningen, University of Groningen, Groningen, the Netherlands

Jill Fahrner McKusick-Nathans Institute of Genetic Medicine, Department of Pediatrics, Johns Hopkins University School of Medicine, Baltimore, Maryland, US David FitzPatrick MRC Human Genetics Unit, IGMM, Western General Hospital, Edinburgh, United Kingdom

Alison Foster Institute of Cancer and Genomic Sciences, College of Medical and Dental Sciences, University of Birmingham, Birmingham, UK

Noelia García González Unit Hospital Universitario Central de Asturias, Oviedo, Spain Cristina Gervasini Department of Health Sciences, Medical Genetics, University of Milan, Milan, Italy

Peter Gillett GI Department, Royal Hospital for Sick Children, Edinburgh, Scotland, UK Gabriele Gillessen-Kaesbach Institut für Humangenetik Lübeck, Universitätsklinikum Schleswig-Holstein, Lübeck, Germany

Katta Girisha Department of Medical Genetics, Kasturba Medical College, Manipal University, Manipal, India

Marco Grados Division of Child and Adolescent Psychiatry, John Hopkins University School of Medicine, Baltimore, MD, USA

Laura Groves Cerebra Centre for Neurodevelopmental Disorders, School of Psychology, University of Birmingham, Birmingham, UK

Whitney Guthrie Centre for Autism Research, Children's Hospital of Philadelphia, Philadelphia, PA, USA Arie van Haeringen Department of Clinical Genetics, Leiden University Medical Centre, Leiden, Netherlands

Johanna van Hagen Department of Clinical Genetics, VU University Medical Centre, Amsterdam, Netherlands

Raoul Hennekam Department of Pediatrics and of Translational genetics, Academic Medical Center, University of Amsterdam, Amsterdam, the Netherlands

Yvonne Hilhorst-Hofstee Department of Clinical Genetics, Leiden University Medical Centre, Leiden, the Netherlands

Saskia Hopman Department of Genetics, University Medical Center Utrecht, Utrecht, the Netherlands

Denise Horn Institut für Medizinische Genetik und Humangenetik, Berlin, Germany Ilka Huber Sørland Hospital, Kristiansand, Norway

Sylvia Huisman Department of Pediatrics Amsterdam UMC location AMC, University of Amsterdam, Amsterdam, the Netherlands; Prinsenstichting Institute, Purmerend, the Netherlands

Maria Iascone Laboratorio di Genetica Medica, ASST Papa Giovanni XXIII, Bergamo, Italy Stacey Ishman Departments of Otolaryngology and Pulmonary Medicine, Cincinnati Children's Hospital Medical Centre, University of Cincinnati, Cincinnati, OH, USA

(13)

290

Mala Isrie Department of Clinical Genetics, VU University Medical Center, Amsterdam, the Netherlands

Sandra Jansen Department of Human Genetics, Donders Centre for Neuroscience, Radboud University Medical Center, Nijmegen, the Netherlands Chatrine Jespersgaard Kennedy Center, Department of Clinical Genetics, Copenhagen University Hospital, Rigshospitalet, Glostrup, Denmark Ann-Sophie Kaiser Institute of Human Genetics, Heidelberg University, Heidelberg, Germany

Frank Kaiser Section for Functional Genetics, Institute of Human Genetics, University of Lübeck, Lübeck, Germany Arveen Kamath Institute of Medical Genetics, University Hospital of Wales, Cardiff, UK

Maninder Kaur Division of Genetics, Children’s Hospital of Philadelphia, Philadelphia, USA

Lynne Kerr Division of Pediatric Neurology, Department of Paediatrics, University of Utah Medical Centre, Salt Lake City, UT, USA Myrthe Kerstholt Prinsenstichting, Purmerend, the Netherlands

Tjitske Kleefstra Department of Human Genetics, Donders Centre for Neuroscience, Radboud University Medical Center, Nijmegen, the Netherlands

Antonie Kline Harvey Institute of Human Genetics, Greater Baltimore Medical Centre, Baltimore, MD, USA

Gerritjan Koekkoek Cornelia de Lange Syndrome Support Group, IJmuiden, the Netherlands

Kreepa Kooblall Academic Endocrine Unit, Radcliffe Department of Medicine, University of Oxford, Oxford, UK

Ian Krantz Division of Genetics, Children’s Hospital of Philadelphia, Philadelphia, and Department of Pediatrics, Perelman School of Medicine, University of Pennsylvania, Philadelphia, USA

Janneke Kuijk De Hartenkamp Groep, Haarlem, the Netherlands

Phillis Lakeman Department of Clinical Genetics, Academic Medical Center, University of Amsterdam, Amsterdam, the Netherlands

Annemiek Landlust Autism Team Northern-Netherlands, Jonx Department of (Youth) Mental Health and Autism, Lentis Psychiatric Institute, Groningen, the Netherlands

Pablo Lapunzina Institute of Medical and Molecular Genetics (INGEMM), Hospital Universitario La Paz, IdiPAZ, Universidad Autónoma de Madrid, and CIBERER, Centro de Investigación Biomédica en Red de Enfermedades Raras, ISCIII, Madrid, Spain Arnold Leenders Academic Medical Center, University of Amsterdam, Amsterdam, the Netherlands

Davor Lessel Institute of Human Genetics, University Medical Center Hamburg-Eppendorf, Hamburg, Germany

Alex Levin Paediatric Ophthalmology and Ocular Genetics, Wills Eye Hospital, Thomas Jefferson University, Philadelphia, PA, USA Mary Levis Wicomico County Board of Education, Salisbury, MD, USA Jan LiebeltSouth Australian Clinical Genetics Services,Women’s and Children’s Hospital, North Adelaide, Australia Sally Lynch UCD Academic Centre on Rare Diseases, School of Medicine and Medical Sciences, University College Dublin, and Clinical Genetics, Temple Street Children's University Hospital, Dublin, Ireland Saskia Maas Department of Clinical Genetics and of Paediatrics, Academic Medical Center, University of Amsterdam, Amsterdam, Netherlands

Corrado Mammì Unità Operativa di Genetica Medica, Grande Ospedale Metropolitano Bianchi-Melacrino-Morelli, Reggio Calabria, Italy

Milena Mariani Clinical Paediatric Genetics Unit, Paediatrics Clinics, MBBM Foundation, S. Gerardo Hospital, Monza, Italy

(14)

291

Inge Mathijssen Department of Clinical Genetics, Academic Medical Center, Amsterdam, Netherlands

Joseph P. McCleery Centre for Autism Research, Children's Hospital of Philadelphia, Philadelphia, PA, USA Shane McKee Northern Ireland Regional Genetics Service, Belfast Health and Social Care Trust, Belfast, UK

Amy Metrena Danbury Public Schools, Danbury, CT, USA

Ghayda Mirzaa Center for Integrative Brain Research, Seattle Children's Research Institute, and Division of Genetic Medicine, University of Washington School of Medicine, Seattle, Washington, USA Caroline Michot Department of Medical Genetics, Reference Center for Skeletal Dysplasia, INSERM UMR 1163, Laboratory of Molecular and Physiopathological Bases of Osteochondrodysplasia, Paris Descartes-Sorbonne Paris Cité University, AP-HP, Institut Imagine, and Hôpital Universitaire Necker-Enfants Malades, Paris, France Tara Montgomery Newcastle upon Tyne NHS Foundation Trust, Newcastle upon Tyne, UK Jo Moss Cerebra Centre for Neurodevel-opmental Disorders, School of Psychology, University of Birmingham, Birmingham, and Institute of Cognitive Neuroscience, Universi-ty College London, London, United Kingdom Dorothee NeubauerInstitute of Human Genetics, University Hospital Magdeburg, Magdeburg, Germany

Thomas Neumann Mitteldeutscher

Praxisverbund Humangenetik, Halle, Germany Sarah Noon Division of Genetics, Children’s Hospital of Philadelphia, Philadelphia, USA Contributing authors

Julia O’Connor Kennedy Krieger Institute, Johns Hopkins School of Medicine, Baltimore, MD, USA

Chris Oliver Cerebra Centre for Neurodevelopmental Disorders, School of Psychology, University of Birmingham, Birmingham, United Kingdom

Ilaria Parenti Department of Health Sciences, Medical Genetics, University of Milan, Milan, Italy, and Section for Functional Genetics, Institute of Human Genetics, University of Lübeck, Lübeck, Germany Juan Pie Laboratorio de Genética Clínica y Genómica Funcional, Facultad de Medicina, Universidad de Zaragoza, Zaragoza, Spain Sigrid Piening Autism Team Northern-Netherlands, Jonx Department of (Youth) Mental Health and Autism, Lentis Psychiatric Institute, Groningen, the Netherlands Letizia Pintomalli Unità Operativa di Genetica Medica, Grande Ospedale Metropolitano Bianchi-Melacrino-Morelli, Reggio Calabria, Italy

Maria Pisanti Medical Genetic and Laboratory Unit, "Antonio Cardarelli" Hospital, Naples, Italy

Astrid Plomp Department of Clinical Genetics, Academic Medical Center, Amsterdam, Netherlands

Carol Potter Department of

Gastroenterology, Nationwide Children's, Columbus, OH, USA

Sue Price Department of Clinical Genetics, Northampton General Hospital NHS Trust, Northampton, UK

Beatriz Puisac Unidad de Genética Clínica y Genómica Funcional, Facultad de Medicina, Universidad de Zaragoza, IIS Aragón, Zaragoza, Spain

Ana Quaglio Genética Médica, Hospital del Este, Eva Perón, Tucumán, Argentina Elke de Quay moeder van Floor, eigenaar Beter in Gesprek.

Feliciano Ramos Unidad de Genética Clínica, Servicio de Pediatría, Hospital Clínico Universitario "Lozano Blesa" CIBERER-GCV02 and Departamento de Pediatría, Facultad de Medicina, Universidad de Zaragoza, Zaragoza, Spain

Egbert Redeker Department of Clinical Genetics, Academic Medical Center, University of Amsterdam, Amsterdam, Netherlands

(15)

292

David Richman Department of Educational Psychology and Leadership, Texas Tech University, Lubbock, TX, USA

Claudine Rieubland Division of Human Genetics, Department of Pediatrics, Inselspital, Bern University Hospital, University of Bern, Bern, Switzerland Claudia Rigamonti Child and Adolescent Neuropsychiatric Unit, Fondazione IRCCS Cà Granda Ospedale Maggiore Policlinico, Milan, Italy

Silvia Russo Molecular Biology Laboratory, Istituto Auxologico Italiano, Milan, Italy Claire Salter Wessex Clinical Genetics Service, Princess Ann Hospital, Southampton, UK

Fernando Santos-Simarro Institute of Medical and Molecular Genetics (INGEMM), Hospital Universitario La Paz, IdiPAZ, Universidad Autónoma de Madrid, and CIBERER, Centro de Investigación Biomédica en Red de Enfermedades Raras, ISCIII, Madrid, Spain

Pierre Sarda Département de Génétique Médicale, Hôpital Arnaud de Villeneuve, CHRU Montpellier, Montpellier, France Denny Schanze Institute of Human Genetics, University Hospital Magdeburg, Magdeburg, Germany

Mabel Segovia CENAGEM, Centro Nacional de Genética, Buenos Aires, Argentina Angelo Selicorni UOC Pediatria, ASST Lariana, Como, Italy

Charles Shaw-Smith Royal Devon and Exeter NHS Foundation Trust, Exeter, UK Angell Shi The Sidney Kimmel Medical College of Thomas Jefferson University, Philadelphia, PA, USA

Sarah Smithson University Hospitals Bristol NHS Trust, Bristol, UK

Mohnish Suri Nottingham Clinical Genetics Service, Nottingham University Hospitals NHS Trust, Nottingham, UK

Kate Tatton-Brown Division of Genetics and Epidemiology, Institute of Cancer Research, London and South West Thames Regional Genetics Service, St. George's University Hospitals NHS Foundation Trust, London, UK Jair Tenorio Institute of Medical and Molecular Genetics (INGEMM), Hospital Universitario La Paz, IdiPAZ, Universidad Autónoma de Madrid, and CIBERER, Centro de Investigación Biomédica en Red de Enfermedades Raras, ISCIII, Madrid, Spain Rajesh Thakker Academic Endocrine Unit, Radcliffe Department of Medicine, University of Oxford, Oxford, UK

Zeynep Tümer Kennedy Center, Department of Clinical Genetics, Copenhagen University Hospital, Rigshospitalet, Glostrup, Denmark Rita Valdez Genetics Unit, Hospital Militar Central "Cirujano Mayor Dr. Cosme Argerich,", Buenos Aires, Argentina Rieneke Vorstenbosch Severinus, Veldhoven, the Netherlands Margreet Walinga Vanboeijen, Assen, the Netherlands Irene de Vries Autism Team Northern-Netherlands, Jonx Department of (Youth) Mental Health and Autism, Lentis Psychiatric Institute, Groningen, the Netherlands

Tara Wenger Division of Craniofacial Medicine, Seattle Children’s Hospital, Seattle, USA

Jolanta Wierzba Departments of Pediatrics, Hematology, Oncology and Department of General Nursery Medical University of Gdansk, Gdansk, Poland

Martin Zenker Institute of Human Genetics, University Hospital Magdeburg, Magdeburg, Germany

Marcella Zollino Department of Laboratory Medicine, Institute of Medical Genetics, Catholic University, Rome, Italy

(16)
(17)

294

Dankwoord

Allereerst gaat mijn dank uit naar alle deelnemers en hun ouders en verzorgers aan dit onderzoek. Het was voor mij een zeer bijzondere ervaring om een inkijk te krijgen in jullie (gezins-)leven. Ik heb veel waardering voor de inzet, betrokkenheid en bevlogenheid waarmee de kwaliteit van leven van deze kwetsbare personen wordt geborgd en waar mogelijk versterkt. Dank voor het delen van jullie kennis, kunde en persoonlijke verhalen.

Geachte professor Hennekam, beste Raoul. Wat ben ik dankbaar dat onze wegen elkaar hebben gekruist. Tijdens onze eerste kennismaking maakte je direct het belang duidelijk van de koppeling tussen medische wetenschappen en gedragswetenschappen. Ik heb kennis mogen maken met de fascinerende wereld van genetisch onderzoek en de kansen die hier mogelijk liggen voor het bestuderen en beschrijven van gedragsfenotypes. Je weet op een unieke, zeer toegankelijke manier complexe materie begrijpelijk te maken. Onze vakgebieden hebben elkaar nog veel te brengen! Tijdens het onderzoek was je altijd beschikbaar. Je druk bezette agenda (o.a. de vele reizen naar het buitenland) weerhielden je er niet van om op elk willekeurig tijdstip van de dag te reageren op mijn vragen. Je gedrevenheid en energie haalden vaak wat extra's in mij naar boven. Je feedback op de artikelen was altijd heel duidelijk. Je beheerst de kunst om eenvoudige taal te gebruiken wanneer de inhoud complex is. Ook had je oog voor mijn leven buiten het promotieonderzoek. Je adviseerde mij om te genieten van vakanties (je wilde 3 weken niets van mij horen of zien) en benadrukte het belang van een goede balans tussen werk en privé. Ook het behalen van iedere mijlpaal moet worden gevierd; "dat verdient een glaasje!" en "dit wordt mooi!" waren woorden die je meegaf als we weer een succesje hadden behaald. Dankjewel voor deze zeer leerzame periode, waarin je steeds het nut van ons onderzoek voor de praktijk voor ogen hield.

Geachte copromotores dr. van Balkom en dr. Piening, beste Inge en Sigrid. Jullie vormden voor mij een erg fijn begeleidingsteam (samen met Raoul). Ik ben erachter gekomen hoeveel informatie en vragen in een uur kunnen worden gestopt: heel veel!

Inge, ik heb veel van je geleerd van onze samenwerking tijdens dit onderzoek. Je expertise, bevlogenheid en passie voor personen met zeldzame syndromen is groot. De gesprekken die wij voerden over wat onze bevindingen nu betekenen waren bijzonder. Je hebt mijn denken gescherpt en de manier waarop we kijken naar gedrag verrijkt. “Kill your darlings” kwam vaak terug, en terecht. Je hebt

(18)

295

menig tekst flink geredigeerd door in drie woorden te zeggen waar ik er tien voor nodig had. Je talent voor taal is wonderbaarlijk en daar hebben we dankbaar veel gebruik van kunnen maken tijdens de diverse onderzoeken.

Sigrid, dank voor je onuitputtelijke bron van gedegen feedback en de peptalks op de juiste momenten. Jouw input heeft deze thesis gevormd tot een degelijk geheel. “Denk aan de opbouw, bedenk bij elke zin of deze van waarde is”. Je hield mij constant voor ogen waartoe een artikel moet leiden, je hamerde op het goed neerzetten van de klinische relevantie van de bevindingen. Dank ook voor je scherpe blik als ik weer eens zwoegde op een methodologische horde, vaak verdwenen deze als sneeuw voor de zon. Ik ben in de afgelopen jaren meer en meer gaan geloven in het credo ‘voorraad is alles’. Jouw thermoskannen koffie, eierkoeken en heerlijke baksels hebben de lange autoritten en pittige onderzoeksdagen extra aangenaam gemaakt.

Tijdens onze vele, lange autoritten ben ik door jullie ingevoerd in de materie van ‘Gardener’s World’. Dat was vaak een fijn en welkom onderwerp na de intensieve onderzoeksdagen!

Annemiek, paranimf, zeer kundige collega en vaste buddy tijdens de onderzoeksdagen. Als ik even tijd nodig had om te schakelen (lees: prikkels verwerken!), was jij er om het stokje even over te nemen. Ogenschijnlijk onverstoorbaar ging jij door met waar wij voor kwamen, of er nu een varken in onze tassen snuffelde of een papegaai steeds ‘hallo!’ kraste. “Never a dull moment” tijdens onze lange autoritten en onderzoeksdagen. De autoritten werden ook altijd optimaal benut, direct analyseerde je wat we hadden gezien, koppelde je het aan gelezen artikelen en had je allerlei hypotheses paraat. ’s Ochtends vroeg op pad, ’s avonds pas weer laat terug. Je leek onuitputtelijk. Dank voor al de gezelligheid, inhoudelijke input en al die uren en dagen die je bereid was samen op pad te gaan.

Beste Sylvia, een groot deel van jouw promotietraject liep gelijktijdig met dat van mij. We hebben veel kennis en kunde samen mogen opdoen en delen. De familiedagen en (inter)nationale congressen leverden veel mooie momenten op waarin de verhalen van personen met een beperking en hun families centraal stonden en wij hier onderdeel van mochten uitmaken. Samen met hen ontdekten wij de kracht van het bundelen van onze werkvelden en expertise. Interdisciplinair samenwerken, werkt. We hebben het zelf mogen ervaren, dankjewel daarvoor.

Dear members of the committee, Prof. dr. C. Oliver, Prof. dr. C.M.A. van Ravenswaaij-Arts, Prof. dr. A.A.J. van der Putten, Prof. dr. R.J.L. Lindauer, Prof. dr. D.L. Willems and Dr. A.M. van Eeghen, thank you for your willingness to review

(19)

296

my PhD thesis on its content and scientific merits. It really is a honor for me to have you in the PhD defence committee with such different disciplines reflecting the value of interdisciplinary collaboration. Dear Chris, a special thank-you to you for travelling to Amsterdam and attending the defence ceremony. I feel honored.

Het Autisme Team Noord-Nederland, Jonx en heeft mij de afgelopen jaren een plek geboden om mij te kunnen ontwikkelen als professional en persoon. Dank aan al mijn collega’s van ATN Groningen. Speciale dank gaat uit naar mijn collega’s van het kind- en jeugdteam. Dank voor jullie steunende woorden, het luisterende oor voor de verhalen die ik meebracht en de kans om onderzoek met praktijk te verbinden. Ik hoop dat het onderzoek bijdraagt aan onze manier van kijken, denken en handelen in ons bijzondere werk en dat het ten goede komt aan de kwaliteit van leven van de kinderen, jongeren en volwassenen die een intensief traject van zorg met ons aan durven gaan.

Grote dank gaat ook uit naar de CdLS vereniging voor hun openheid en vertrouwen. Speciale dank aan Gerritjan, ik heb het als bijzonder ervaren om samen met de Duitse CdLS vereniging het CdLS Wereld Congres 2019 te hebben mogen organiseren. Wat een overweldigende en inspirerende ervaring!

Eveneens dank aan de MSS vereniging voor de bijzondere ontmoetingen en waardevolle weekenden in de Kindervallei bij Valkenburg. Speciale dank aan Henk-Willem, Liesbeth en Otto.

Dank aan alle ouders en kinderen die ik heb mogen leren kennen tijdens de familiedagen en waarvan ik veel, heel veel heb mogen leren.

Many thanks to all the SAC colleagues, for the fruitful discussions, the opportunity to learn from you as very experienced clinicians and researchers. Thank you for sharing the passion and pleasure in the work we do. Also thank you to all the colleagues with whom we collected data and wrote the manuscripts.

Lieve Ati-boys. Dank voor jullie geduld in het aanhoren van mijn verhalen. Hoe vaak ik heb gehoord: “Gooi er een kwartje in…”, als ik weer vol vuur en enthousiasme met nieuwe verhalen vanuit mijn onderzoek bij jullie kwam. Ik was niet altijd even beschikbaar, maar altijd bleef de deur open en gingen we op pad voor kopjes koffie, sportieve activiteiten, etentjes en goede borrels. Dit gaf mij de (soms broodnodige) afleiding en nieuwe energie die ik nodig had.

Lieve Rob, Paul en Lennart. Ik mag onze vriendschap wel als bijzonder bestempelen. Wat ben ik blij dat wij elkaar nog steeds blijven opzoeken. De Twentse nuchterheid en humor geeft op de juiste momenten lucht. Het wordt weer tijd voor een goede Maredsous Tripel!

(20)

297

Speciale dank wil ik uiten aan Kollin, goede vriend en paranimf. Dank voor het lezen van mijn stukken en het ordenen van mijn gedachtestroom. Je aandacht en interesse voor de mens achter zijn gedrag is groot. Dit is waardevol in wie je bent als persoon en als professional. Dank voor de fijne gesprekken en de soms heerlijk relativerende opmerkingen en simpele (maar goede) humor!

Lieve pap en mam, Linda en Monique. Dankjewel voor jullie steun en vertrouwen. Jullie hebben mij gevormd naar wie ik nu ben. Pap, je bent fier op recht doen aan de mensen om je heen en er zijn voor een ander. Dank voor al je hulp wanneer ik het met mijn twee linkerhanden niet kon. ‘Houden van’ toon jij in doen en er zijn, dankjewel. Mam, dankjewel voor het meegeven van de 3 P’s: “Praten, praten, praten.” Het luisteren naar een ander, het horen wat ze (eigenlijk) zeggen en zelf vertellen wat in je omgaat koester ik en hoop ik altijd na te blijven streven. Jullie hebben mij de basis gegeven om dit te kunnen doen.

Mijn allerliefste Judith en Elisabeth! Afgelopen jaren waren enerverend in allerlei opzichten. Het promotieonderzoek slokte veel van mijn tijd op. Maar Judith, jij maakte mij met regelmaat bewust dat ik mijn tijd ook anders in kon delen. Je trapte op mijn rem en stimuleerde mij om de leuke dingen te blijven doen. Onze tijd samen is erg belangrijk voor mij, jíj bent erg belangrijk voor mij. Je rust, nabijheid en relativeringsvermogen brachten mij weer het overzicht dat ik soms kwijt was. Jij hield mij een spiegel voor, waardoor ik in staat was goed na te blijven denken over wat prioriteit had. Soms was dit namelijk gewoon even lekker koffie drinken of eens lekker uiteten gaan... Dankjewel voor wie je bent. Je bent de liefste vrouw en beste moeder die ik ken.

Elisabeth, wat is het heerlijk om door jouw ogen te zien hoe je de wereld ontdekt. Je verrast, daagt uit en haalt het kind in mij naar boven. Jij bent het beste wat ons is overkomen.

Mijn onderzoek startte met de ontmoeting met Floor en Elke (moeder van Floor). Graag sluit ik af met een gezegde dat ik leerde kennen via Elke, ik heb het omarmd en hoop dit altijd voor ogen te houden zowel in werk als privé:

(21)

298

About the Author

CURRICULUM VITAE

Paul Mulder was born in Hengelo, the Netherlands, on 20 April 1989. He graduated from secondary school in 2007 and started the Bachelor program on Pedagogical Sciences at the University of Groningen. During his study, Paul was health carer for two children with Autism Spectrum Disorder (ASD) and (severe) intellectual disability (ID). After receiving his Bachelor degree, Paul continued his study for a Master’s degree in Special Needs Education in 2010. He followed his internship as Educationalist at Autism Team Northern-Netherlands, Jonx department for (Youth) Mental Health and Autism, Lentis Psychiatric Institute, Groningen (supervised by Karin Zondervan). In the summer of 2012, Paul graduated for his Master’s degree.

In 2013, Paul started working at Autism Team Northern-Netherlands of Jonx as an Educationalist. His work focused on (very) young children and young adults with (suspicions of) ASD and other developmental disabilities such as sensory problems and severe (and multiple) ID.

In January 2014, Paul started his PhD trajectory with the working title: “Cognition, self-injury and autism in Cornelia de Lange Syndrome: their mutual relationships and correlation with genetic background”. This PhD-project was a close collaboration between Autism Team Northern-Netherlands of Jonx and the Amsterdam University Medical Center, location Academic Medical Center (AMC). Supervisors during this project were Professor dr. Raoul Hennekam (promotor, AMC), dr. Inge van Balkom (first co-promotor; ATN, Jonx) and dr. Sigrid Piening (second co-promotor; ATN, Jonx).

Currently, Paul works at ATN of Jonx as a clinician and his work continues to focus on diagnostics and treatment in individuals with genetic syndromes and developmental disabilities.

Paul is happily married to Judith and they are proud parents of Elisabeth (1 year), who is really an explorative and joyful girl!

(22)

299

PORTFOLIO

Name PhD student: P.A. Mulder

PhD period: November 2013 – April 2020 (0.2 fte)

Promotor: Prof. Dr. R.C.M. Hennekam

Co-promotores: I.D.C. van Balkom, MD, PhD; S. Piening, PhD

Department: Autism Team Northern-Netherlands of Jonx, department

for (Youth) Mental Health and Autism, Lentis Psychiatric Institute, Groningen; and Amsterdam University Medical Center, location Academic Medical Center.

Personal details

Surname: Mulder

First names: Paul Andreas

Date of birth: April 20th 1989

Place of birth: Hengelo

Nationality: Dutch

Current position

Educationalist, Autism Team Northern-Netherlands of Jonx, department for (Youth) Mental Health and Autism, Lentis Psychiatric Institute, Groningen.

Education

2010-2012: Master of Science Special Needs Education,

University of Groningen

Thesis: Early social and communication skills in children with an Autism Spectrum Disorder (supervised by dr. A.M.N. Huyghen and drs. M.E. Buruma).

2007-2011: Bachelor Pedagogical Sciences, University of Groningen.

2001-2007: Secondary education, de Grundel, Hengelo.

Work – clinical

2013 - present: Educationalist, Autism Team Northern-Netherlands of Jonx.

2016 - present: Triagist Youth Mental Health Care Emergency services

Groningen (‘Spoed voor Jeugd’ Groningen).

Work – teaching

2018 - present: Lecturer Module Autism, educational program

Mental Health Psychologist, Post MSc Psychology & Orthopedagogics, Groningen.

2015 - present: Lecturer Module Autism, educational program

Educationalist-Generalist, Post MSc Psychology & Orthopedagogics, Groningen

(23)

300

2014 - 2019 : Supervisor internship students Master of Science

Orthopedagogics at Autism Team Northern-Netherlands of Jonx.

2013 - present: Several lectures, workshops and (poster)presentations,

for example: Lecture Bachelor program of Psychology (University of Groningen), Poster presentations Dutch National Autism Conference (2016, 2017 & 2018) Presentations at Cornelia de Lange Syndrome World Conference (2015, 2017 & 2019).

Award

2018: Poster prize 18th Dutch National Autism Conference, 2018

Courses and training

2017: BROK course

2016: ComFor-2 2015: Bayley-III

2014: Autism Spectrum Disorder and puberty

Administrative positions

Cornelia de Lange syndrome support group

2015 - present: Member of SAC Executive Board International Cornelia

de Lange syndrome Federation

2014 - present: Member Scientific Advisory Committee (SAC) of the

International Cornelia de Lange syndrome Federation

2014 - present: Advisor (Educationalist) of the National Cornelia de Lange

(24)

301

PUBLICATIONS

Krab L, Marcos-Alcalde I, Assaf M, Balasubramanian M, Bayer Andersen J, Bisgaard Pedersen AM, … Mulder PA, … et al. Delineation of phenotypes and genotypes related to cohesin structural protein RAD21. Accepted.

Mulder PA, van Balkom IDC, Landlust AM, Priolo M, Menke LA, Hernandez I, et al. Development and behavior in Marshall-Smith Syndrome and Malan Syndrome; Comparison of two Rare Syndromes. Submitted.

Mulder PA, Huisman SA, Landlust AM, Moss J, SMC1A Consortium, Piening S, Hennekam RC, van Balkom IDC. Development, behaviour and autism in Individuals with SMC1A Variants. J Child Psychol Psychiatry 2019; 60:305-313.

Priolo M, Schanze D, Tatton-Brown K, Mulder PA, Tenorio T, Kooblall K, et al. Further delineation of Malan syndrome. Hum Mutat 2018; 39:1226-1237.

Kline AD, Moss JF, Selicorni A, Bisgaard AM, Deardorff MA, Gillett PM, …, Mulder PA, … et al. Diagnosis and management of Cornelia de Lange Syndrome: first international consensus statement. Nat Rev Genet 2018; 19:649-666.

Huisman SA, Mulder PA, Kuijk J, Kerstholt M, van Eeghen A, Leenders A. et al. Self-injurious Behavior. Neurosci Biobehav Rev 2018; 84:483-491.

Huisman SA, Mulder PA, Redeker E, Bader I, Bisgaard AM, Brooks A. et al. Phenotypes and genotypes in individuals with SMC1A variants. Am J Med Genet A 2017; 9999:1–18.

Mulder PA, deQuay E. Floor, ernstig meervoudig beperkt mét eigen regie.

Tijdschrift voor Orthopedagogiek 2017.

Mulder PA, Huisman SA, Hennekam RC, Oliver C, van Balkom IDC, Piening S. Behaviour in Cornelia de Lange syndrome: A systematic review. Dev Med Child Neurol 2017; 59:361–366.

Mulder PA, Huyghen AMN, Buruma ME. Betekenisvol waarnemen.

(25)

Ik had je zo graag leren lopen, rennen, voetballen op het veld. Fietsen en alle zo gewone dingen, je over van alles en nog wat verteld. Ik had je zo graag leren zwemmen, of achterop mijn fiets naar school gebracht. Je zien zitten in de kring,

waar je kattenkwaad met vriendjes bedacht. Ik had je zo graag meegenomen,

overal naartoe, want je hoort er ook zo bij. Je de wereld laten zien, samen reizen. van vakantie met ons word je heel blij. Maar wat ik wil, doet niet ter zake,

jij bepaalt het tempo en je vertrouwen is intens. Genieten doe jij zeker, jij mist niets,

wat had ik graag.. Je bent het toch,

gewoon een gelukkig mens!

©Monique Kroezen,

Anders Kind (september 2018)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

367 [hier is Beth bezig mett de constructie uit te leggen hoe men niet alleen voor een model een eindige decompositiee in deelbomen moet verkrijgen, maar ook hoe dit uit te

Bethss boeken en een (onvolledige) overdrukkenverzameling zijn ook te vinden in de wiskunde- bibliotheekk van de Faculteit Wiskunde. Informatica, Natuurkunde en Sterrenkunde aan de

UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (http s ://dare.uva.nl) UvA-DARE (Digital Academic

It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly

Anotherr area was the use of his earlier developed non-standard valuations: inn combination with his so-called help (subordinate) tableaux and valuations it wass possible to

It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly

Compared to our standard model, the total integrated rate decreases by 12% as- suming that the accretor can only accept accreted material with mass transfer rates lower than its

There are 18 questions: about demographics (gender and age; two questions), research lo- cation (one question), diagnosis of PD/PR and the possible use of medication