• No results found

Marginalisatie van een subcultuur : de neergang van de fietskoeriercultuur in een gentrificerende stad

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Marginalisatie van een subcultuur : de neergang van de fietskoeriercultuur in een gentrificerende stad"

Copied!
72
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Marginalisatie van een subcultuur

De neergang van de fietskoeriercultuur in een gentrificerende stad

afbeelding 1

Docent: Dr. Wouter van Gent Scribent: Lennaert Klein Adres: Kinkerstraat 96-1 1053 EB Amsterdam Telefoonnummer: 06 33678805

Studentnummer: 10106634 Bachelorscriptie Sociale Geografie: 734301380Y

(2)

Inhoudsopgave...2

Samenvatting ...4

1. Inleiding ...5

1.2 onderzoeksvraag ...9

1.3 Structuur van deze scriptie ...10

2. Theoretisch Kader ...11

2.1 Cultuur ...11

2.1.1 Nederland ...12

2.1.2 Amsterdam en de nieuwe middenklasse ...12

2.2 Subcultuur ...15

2.2.1 Opkomst subculturen ...17

2.2.2 Voorbeelden van subculturen ...18

2.2.3 Subculturen in Amsterdam ...19

2.3 Subcultuur van fietskoeriers ...20

2.3.1 Fietskoeriercultuur bedreigd ...21

2.3.2 Mogelijke gevolgen ...22

3. Data & Methode ...26

onderzoeksmodel ...27

De casus ...28

3.2 Deelvragen ...29

3.3 Operationalisering van de kernbegrippen...30

3.3.1 onderscheidend vermogen ...30

3.3.2 eigen identiteit ...30

3.3.3 Autonomie ...31

3.3.4 Toewijding ...32

(3)

3.4.1 Methode van dataverzameling...33

3.4.2 Methode van analyse...34

4. Resultaten ...35

4.1 Fietskoeriercultuur in Amsterdam ...35

4.2 Consistent onderscheidend ...36

4.2.1 Houding...36

4..2 De fiets, de kleding en de tas ...37

4.3 Identiteit...40

4.3.1 Identiteit fietskoeriers...40

4.4. Autonoom ...43

4.4.1 Culturele participatie & professionalisering ...43

4.4.2 Culturele activiteiten en autonomie...45

4.5 Toewijding ...46

4.5.1 Leeftijd...47

4.5.2 Fietsen als werk...46

4.6 Nieuwe middenklasse consumptie en fietskoeriercultuur...50

4.6.1 Professionalisering, economische neergang en marginalisatie.50 4.6.2 Culturele consumptiepraktijken van de middenklasse ...50

4.6.3 Marginalisering van subculturen ...52

4.6.4 Houding en gedrag tegenover incorporatie...53

4.7 Onderscheidend vermogen van eigen identiteit...55

5. Conclusie ...55 6. Aanbevelingen...58 7. Bronnen ...59 8. Bijlage...64 8.1 Interviewlijst ...64 8.2 coderingslijst Atlas. Ti ...64

8.3 Tabel Operationalisering, interviewvragen ...66

(4)

8.5 Tabel Quotes fietskoeriers...71

Samenvatting

Voor deze scriptie is onderzoek gedaan naar de invloed van de groeiende aanwezigheid van de nieuwe middenklasse in Amsterdam op de aanwezigheid van subculturen. Hiervoor is een case study gedaan naar de fietskoeriercultuur in Amsterdam en hoe deze verandert als gevolg van de groei van deze nieuwe middenklasse. Dit is gedaan met behulp van de vier criteria van de

labeling theory van Becker en de criteria van het CCCS (Centre for Contemporary Cultural

Studies) en de criteria van Irwin’s theorie over subculturen. Op basis van deze criteria blijkt dat een nieuwe middenklasse een marginaliserende werking kan hebben op de aanwezigheid van subculturen. Dit lijkt ook het geval te zijn bij de fietskoeriercultuur in Amsterdam, zij het dat dit niet de enige oorzaak van marginalisatie is.

(5)

1. Inleiding

In deze inleiding wordt ingegaan op de nieuwe middenklasse in Amsterdam en de invloed van die nieuwe middenklasse op de subculturen in de stad. Op grond van deze informatie is de hoofdvraag geformuleerd, gevolgd door de deelvragen. Tot slot wordt de structuur van deze scriptie beschreven.

1.1 De nieuwe middenklasse en de invloed op subculturen in Amsterdam

In Amsterdam is in sociaal-economisch opzicht sprake van een groeiende middenklasse. Op het gebied van sociaal-economische aspecten valt deze middenklasse onder de zogeheten middeninkomensgroepen. Daardoor wordt de middelste 50% tot 60% van de inkomensverdeling vaak tot de middenklasse gerekend (De Beer, 2008). Kijkend naar het beroepsniveau wordt van de middenklasse gesproken als sprake is van een afgeronde havo-, vwo-, mbo-opleiding. Hoger opgeleiden worden gezien als de hogere klasse (De Beer, 2008). Mede door de verregaande professionalisering binnen de dienstensector kan inmiddels ook gesproken worden van een new middle class. Juist deze professionalisering karakteriseert deze nieuwe middenklasse (Van der Land, 2004). Tevens onderscheidt deze nieuwe middenklasse zich voornamelijk op het gebied van leeftijd, lifestyle en consumptiegedrag (Oosterman, 1993;

(6)

Mommaas, et. al, 2000). Op deze nieuwe middenklasse wordt in het theoretisch kader van deze scriptie verder ingegaan.

Amsterdam kende vanaf de jaren 60 van de vorige eeuw een periode van afnemende belangstelling bij de middenklasse voor het wonen in de stad (Van der Land, 2004). Door de toenemende welvaart, ten gevolge van de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog en de achteruitgang van de leefbaarheid van de stad, verkozen steeds meer mensen met voldoende kapitaal de aangewezen groeikernen en westelijke tuinsteden als geschikt leefmilieu boven dat van de stad. Amsterdam kreeg als gevolg hiervan te maken met toenemende leegstand. Veel buurten waren in slechte staat en voldeden niet meer aan de eisen van die tijd (Cammen, & De Klerk, 2003).

Het overheidsplan Tweede Nota Ruimtelijke Ordening werd in 1966 in gang gezet. Deze nota richtte zich op gebundelde deconcentratie. Ze wees groeikernen aan waar de bevolking, de babyboomers, gehuisvest kon worden. Dit overheidsbeleid werd in de Derde Nota tussen 1973 en 1983 uitgebreid door het autogebruik en de mobiliteit van en naar deze groeikernen te stimuleren. Deze uitbreiding van het beleid was noodzakelijk om onder andere de in Amsterdam werkende middenklasse te stimuleren om zich in deze groeikernen te vestigen (Cammen & De Klerk, 2003). Hierdoor kan gesproken worden van stimulatie van suburbanisatie.

Door deze nota’s en de mindere kwaliteit van woningen in de jaren 70 en 80 in Amsterdam bleef de minder kapitaalkrachtige bevolking, de lagere klasse, achter in de volksbuurten van de Amsterdamse binnenstad. Door het wegtrekken van de middenklasse naar de groeikernen ontstond leegstand in Amsterdam. Dit vormde een voedingsbodem voor verdergaande achteruitgang van de leefbaarheid van de stad en in de jaren 70 de opkomst van een actieve krakersbeweging die veel alternatieve culturen herbergde.

De woningprijzen in de stad waren laag en de overheid probeerde de leefbaarheid voor de midden- en hogere inkomens in de stad te verbeteren. In 1978 zette de Amsterdamse

(7)

wethouder Volkshuisvesting Jan Schaeffer (PvdA) een opknap- en nieuwbouwbeleid in werking. Dit deed hij onder het beroemd geworden motto: “ In geouwehoer kun je niet wonen” (Bakker et. al, 2010).

Door te investeren in panden, openbare ruimte en voorzieningen werd dit beleid ten uitvoer gebracht. Ook werd er met de 4de Nota Extra (Vinex) uit 1994 ingezet op het beperken van de mobiliteitsbehoefte (Cammen & De Klerk, 2003). Mede dankzij dit beleid werd rond eind jaren 80 en begin jaren 90 het wonen in de stad aantrekkelijker voor de middenklasse: er was sprake van re-urbanisatie (Ley, 1997). Deze nieuwe generatie middenklassers wordt de nieuwe middenklasse genoemd (Brooks, 2010).

De mobiliteitsbehoefte werd beperkt door de gemiddelde reistijd tussen woon-werkverkeer te verlagen en het vergroten van de mogelijkheden tot consumeren van goederen en diensten. De stad bood in toenemende mate ruimte en mogelijkheid voor activiteiten waar groeikernen tot dusverre onvoldoende aan konden voldoen (Hansen et. al., 2010).

Door deze re-urbanisatie van de middenklasse kwamen de ruimtes die tot dan toe werden bewoond door de minder kapitaalkrachtige klasse, onder druk te staan. Tal van subculturen waren in de jaren van suburbanisatie tot uiting gekomen in Amsterdam. Zij konden daarbij beschikken over centrale stedelijke ruimtes, zoals het destijds gekraakte pand “Groote Keijser” aan de Keizersgracht en de Graansilo’s op een schiereiland in het IJ (Seelen, 1996).

Doordat de overheid probeerde de vestiging van de midden- en hogere inkomensklassen in de stad te stimuleren, werden de lagere inkomensklassen en groepen die alternatieve culturen aanhingen verdrongen uit deze ruimtes (Gelder, 2005; Thornton, 2013). Deze verdringing houdt in dat de sociale samenstelling van stadsbuurten verandert doordat zij in trek raken bij een meer kapitaalkrachtige middenklasse. Dit proces wordt ook wel “gentrification” genoemd (Davidson & Lees, 2010). Gentrification kan leiden tot de verdringing van de oorspronkelijke, doorgaans minder kapitaalkrachtige, bewoners uit een buurt (Zukin, 1989; Watt, 2008).

(8)

Om te kijken in hoeverre de nieuwe middenklasse daadwerkelijk andere groepen in de stad op cultureel gebied verdringt, is het noodzakelijk om deze nieuwe middenklassen van de andere groepen te onderscheiden. Echter, de in het verleden gestigmatiseerde middenklasse kan tegenwoordig niet meer zo gemakkelijk worden onderscheiden als voorheen. Het consumptiegedrag van de nieuwe middenklasse is moeilijk te onderscheiden van het consumptiegedrag dat voortkomt uit subculturen (Eijck & Michael, 2013; Eijck & Lievens, 2008). In dit onderzoek is gekozen om te kijken naar de consumptie van cultuurgerelateerde goederen en diensten binnen de samenleving en de nieuwe middenklasse. Op basis hiervan zal worden geprobeerd de groepen van elkaar te onderscheiden om zodoende te kunnen kijken of sprake is van culturele verdringing. Een probleem hierbij is dat ‘middenklasse’ een sociaal-economische typering is, terwijl ze in deze scriptie vergeleken wordt met groepen in de samenleving die zich verbinden met subculturen van wie de typering van culturele aard is. Om deze reden is getracht de ‘middenklasse’ tevens een culturele typering toe te kennen. Hiervoor is gekozen voor de nieuwe middenklasse, aangezien de stedelijke leefstijl en het consumptiegedrag van deze klasse ook een sterke culturele lading heeft.

De Franse socioloog Bourdieu, ontwikkelde in de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw verscheidene theorieën met betrekking tot cultuur. Cultureel kapitaal speelt in zijn theorieën een belangrijke rol. Deze vorm van kapitaal komt naar voren door de normen en waarden die iemand hanteert en iemands culturele identiteit tonen (Jensen, 2006; Sullivan, 2002). Culturele identiteit is het tot uiting komen van iemands cultureel kapitaal door middel van het consumeren van goederen en diensten en de uitgedragen normen en waarden (Peeters, 2010). Halverwege de jaren 90 introduceert Thornton de term ’subcultureel kapitaal’ als een vorm van kapitaal die alleen tot een subcultuur behoort en waarmee onderscheid kan worden gemaakt tussen de dominante groep en subculturen.

Om te onderzoeken of sprake is van een subcultuur of niet, zal dus onderzocht moeten worden in hoeverre de culturele identiteit van de nieuwe middenklasse in Amsterdam overeenkomt met, of afwijkt van de subcultuur.

(9)

Omdat de nieuwe middenklasse wordt gekarakteriseerd door de consumptie van culturele goederen en diensten die niet per se tot één klasse behoren, dient de vraag zich aan of nog wel gesproken kan worden van een subcultuur. Immers, ook de nieuwe middenklasse consumeert cultuurgerelateerde goederen en diensten die toebehoren aan deze subcultuur.

Voor dit onderzoek is gekeken in hoeverre de nieuwe middenklasse de stad is gaan domineren op cultureel gebied en wat de invloed daarvan is op de aanwezigheid van de subcultuur van fietskoeriers.

Deze subcultuur is verbonden aan het beroep van fietskoerier, dat bestaat uit het per fiets bezorgen van post en pakketjes in de stad (Fincham, 2007). De cultuur van fietskoeriers is interessant, omdat deze cultuur onderhevig lijkt te zijn aan verandering door de groeiende aanwezigheid van een nieuwe middenklasse. Doordat deze middenklasse de goederen en diensten behorende bij subculturen, waaronder die van de fietskoeriers, in toenemende mate lijkt te consumeren, is het mogelijk dat de nieuwe middenklasse van invloed is op de subcultuur van de fietskoeriers.

(10)

1.2 Onderzoeksvraag

Om dit te onderzoeken is de volgende hoofdvraag geformuleerd:

In hoeverre is de fietskoeriercultuur van fietskoeriers in Amsterdam nog te bestempelen als alternatief, gelet op de groeiende aanwezigheid van een nieuwe middenklasse in Amsterdam?

Om antwoord te kunnen geven op deze vraag zijn de volgende deelvragen geformuleerd:

· Hebben fietskoeriers een eigen identiteit die consistent onderscheidend is van de nieuwe middenklasse?

· In hoeverre zijn fietskoeriers toegewijd aan de subcultuur van fietskoeriers?

· Staat de cultuur van fietskoeriers los van de cultuur van de nieuwe middenklasse en is deze als autonoom te zien?

. Op wat voor manier wordt de cultuur van fietskoeriers in Amsterdam beïnvloed door de consumptiepraktijken van de groeiende nieuwe middenklasse aldaar?

(11)

In hoofdstuk 1 wordt deze scriptie ingeleid. Na de inleiding komt in hoofdstuk 2 het theoretisch kader aan bod. Dit bestaat uit de paragrafen cultuur, subculturen en subcultuur van fietskoeriers. Ieder van deze paragrafen is opgedeeld in meerdere subparagrafen. Hierna volgt hoofdstuk 3 waarin de uitvoering van het onderzoek wordt toegelicht en de belangrijkste begrippen worden geoperationaliseerd. In hoofdstuk 4 zijn de resultaten van het onderzoek uitgewerkt. Hierin vormen de vier criteria voor subculturen volgens Becker’s labeling theory de rode draad. Hoofdstuk 5 vormt de conclusie van het onderzoek, hoofdstuk 6 de aanbevelingen voor eventueel verder onderzoek.

2. Theoretisch kader

2.1 Cultuur

Cultuur is een breed begrip en kent meerdere omschrijvingen. Doorgaans wordt dit begrip gebruikt om te spreken van een groep mensen die gelijk gestemd zijn op het gebied van kennis, ervaringen, overtuigingen, houding, waarden en hiërarchie (Lizardo, 2011;). Cultuur kan verder worden omschreven als overeenkomstige normen en waarden die een groep collectief nastreeft en uitdraagt (Gottdiener, 1995). Een dergelijke, door een cultuur verbonden groep, was oorspronkelijk ook plaatsgebonden. Tegenwoordig zijn culturen door toenemende globalisering steeds minder plaatsgebonden (Sparke, 2012).

Culturen zijn te onderscheiden op basis van verschillen in normen en waarden die worden uitgedragen door verschillende groepen in de samenleving. Door een verschil in kennis, overtuigingen, houdingen, ervaringen en waarden kunnen mensen zichzelf, maar ook anderen, zien als behorende tot een bepaalde groep (Becker, 1966; Van der Land, 2004). Bourdieu noemde dit het cultureel kapitaal. Op basis van dit kapitaal kunnen culturen van elkaar worden onderscheiden. Door te kijken naar de normen en waarden die iemand hanteert en uitdraagt,

(12)

kan worden vastgesteld tot welke groep iemand behoort (Bottero, 2004; Eijck & Lievens 2008; Eijck & Michael, 2013).

Hieronder wordt de Nederlandse cultuur omschreven, gevolgd door de cultuur in Amsterdam. Daarna wordt ingegaan op subculturen en hun opkomst, en worden voorbeelden gegeven. Vervolgens wordt gekeken naar subculturen in Amsterdam, waarna tot slot de subcultuur van fietskoeriers nader wordt toegelicht.

2.1.1 Nederland

Hoe de Nederlandse cultuur wordt omschreven is afhankelijk van waarnaar gekeken wordt. In principe zijn alle door Nederlanders collectief uitgedragen houdingen, normen en waarden onderdeel van de Nederlandse cultuur. De pijlers van de Nederlandse cultuur richten zich op tolerantie, spaarzaamheid en handel. Deze eigenschappen van de Nederlander zijn voortgekomen uit de geschiedenis van het land, waarin een dergelijke cultuur veel voordelen bood (Romein & Romein-Verschoor, 1971; Romein & Romein- Verschoor, 1949). Zo is Nederland als klein land met een hoge bevolkingsdichtheid in het westen van Europa aangewezen op handel met andere landen om te kunnen voorzien in de eigen behoeftes. Hierbij is een tolerante houding van groot belang (Fischoff, 1944). Een tolerante houding tegenover deze handelspartners komt hierbij goed van pas. Zo is ook de spaarzaamheid, volgens Weber (1904) voortgekomen uit de protestantse ethiek, een groot voordeel geweest voor de ontwikkeling van Nederland. Door deze spaarzaamheid waren handelaren in staat te investeren en zo veel kapitaal te accumuleren.

2.1.2 Amsterdam en de nieuwe middenklasse

Bovengenoemde algemene kenmerken van de Nederlandse cultuur zijn ook zichtbaar in Amsterdam. De Amsterdamse cultuur was en is nog steeds voor een belangrijk deel gericht op handel en wordt gekenmerkt door tolerantie. Vooral de tolerantie ten opzichte van minderheden is van grote invloed geweest op de ontwikkeling en het karakter van de stad. De Spaanse overheersing van grote delen van Europa in de late 16de en 17de eeuw zorgde voor een

(13)

toestroom van joodse vluchtelingen uit bijvoorbeeld Portugal en de Zuidelijke Nederlanden. De geografische ligging van Amsterdam (grote rivieren, de Zuiderzee) en de toestroom van joodse, veelal kapitaalkrachtige, vluchtelingen zorgde voor een enorme ontwikkeling van de handel en cultuur. De Gouden Eeuw, grofweg de 17de eeuw, kende een ongekende welvaart. Amsterdam stond bekend als het economische, culturele en filosofische centrum van de wereld. De vrijheid van meningsuiting en de tolerantie ten opzichte van de diverse religies waren hierbij van groot invloed. Grote filosofen als Spinoza en Descartes brachten tijd in Amsterdam door en ontwikkelden hun theorieën en ideeën (Romein & Verschoor, 1971; Mak, 2012). Het aura van tolerante stad heeft altijd stand gehouden. In hoofdstuk 2.2.3. Subculturen in Amsterdam, wordt nader ingegaan op de periode na de Tweede Wereldoorlog. Anno 2014 wordt Amsterdam steeds meer getekend door de groeiende aanwezigheid van één van de twee groepen die in deze scriptie centraal staan: de nieuwe middenklasse.

De nieuwe middenklasse wordt omschreven als een groep hoog opgeleide burgers, werkzaam in de nieuwe dienstensector als professionals en managers in de zakelijke dienstverlening, het bankwezen en de georganiseerde cultuur (Van der Land, 2004). De nieuwe middenklasse wordt vaak aangeduid met YUP: Young Urban Professionals, of YUPP: Young Urban Professional Parents.

De nieuwe middenklasse is mobiel, heeft een kosmopolitische leefstijl en consumeert een grote diversiteit van goederen en diensten die het stedelijke leven te bieden heeft (Van Eijck, 1999; Boterman et al., 2010). Doordat men gemiddeld steeds langer in de stad woont, creëert men een leefstijl die nauw verbonden is met het stedelijk leven en gekenmerkt wordt door een verscheidenheid aan stijlen. Zodoende maakt men zich door consumptie van goederen en diensten zich een culturele identiteit eigen. Dit wordt ook wel urban habitus genoemd (Musterd 2012; Boterman, 2012; Zukin, 1987). Deze nieuwe middenklasse wordt gezien als een koopkrachtige groep die in het bezit is van het nodige culturele en economische kapitaal (Van der Land, 2004). Door dit kapitaal is deze groep belangrijk en van grote invloed op het culturele klimaat in de stad (Zukin, 2004).

(14)

De nieuwe middenklasse wordt door de overheid gezien als een belangrijke groep in de samenleving met een positieve invloed op sociale en economische structuren voor de stad. De aanwezigheid van een nieuwe middenklasse kan bijvoorbeeld als aantrekkingskracht werken voor hoogwaardige kennisintensieve bedrijvigheid (Scott, 1988). Om deze reden is het aantrekken van deze groep, door het creëren van de juiste leefomgeving en van voorzieningen, werk en faciliteiten voor deze groep, een belangrijk doel van de stedelijke overheid (Cammen, & De Klerk, 2003).

Door deze re-urbanisatie van een kapitaalkrachtige middenklasse heeft deze groep in toenemende mate invloed op de stad. Doordat de nieuwe middenklasse doorgaans kapitaalkrachtig is, is deze groep ook beter dan minder kapitaalkrachtige groepen in staat zich te organiseren voor collectieve belangen. Dit heeft tot gevolg dat deze groep zeer goed in staat is om hun gedeelde belangen na te streven en worden de voorzieningen zoals horecagelegenheden, woningen, werkplekken en culturele activiteiten in Amsterdam meer gericht op deze groep (Shaw, 2007; Brooks, 2010).

(15)

2.2 Subcultuur

In deze paragraaf worden de verschillende theorieën op het gebied van subculturen belicht en wordt gekeken naar de kenmerken waarmee deze subculturen van de dominante cultuur zijn te onderscheiden.

Tönnies (1887) relateert als eerste in zijn werk Gesellschaft und Gemeinschaft het ontstaan van een Gesellschaft (samenleving) aan het stedelijke leven en een meer tolerante houding van het individu tegenover een verscheidenheid van groepen. Gesellschaft duidt op de ontwikkeling van gecentraliseerde, publieke, regelgevende organen met meer economische bindingen, terwijl

Gemeinschaft (gemeenschap) duidt op een maatschappij met minder vaste bindingen tussen

mensen, op een meer gevoelsmatige basis (Peeters, 2011). Zo biedt de stad als Gesellschaft de mogelijkheid voor het individu om zich los van de dominante cultuur te ontwikkelen en een plek te vinden binnen subculturen, die kunnen bestaan binnen die dominante cultuur (Kidder, 2009).

(16)

Pas decennia na het werk van Tönnies werd ingegaan op hoe deze verhouding tussen Gesellschaft en Gemeinschaft zijn mogelijke uitwerking heeft op het sociale leven. In de jaren 50 zijn sociologen van The Chicago School of Sociology zich gaan verdiepen in subculturen en ontwikkelden zij de Subcultural Theory (Subculture-list, 2014). Volgens deze theorie verwijst een subcultuur naar de cultuur van een sociale groep binnen de samenleving waarvan de normen, waarden en manier van leven verschillen van de overheersende, dominante cultuur (Becker, 1966; Cohen, 1955). Omdat deze groep afwijkt van de dominante groep, ontwikkelt deze binnen de samenleving een eigen identiteit, door de aanname van andere ideeën en gebruiken.

De Amerikaanse historicus Theodore Roszak deed in de jaren 70 van de vorige eeuw onderzoek naar alternatieve leefstijlen. Hij onderscheidde ‘tegenculturen’ en ‘subculturen’ (Peeters, 2011; Hall & Jefferson, 1993). Leden van een tegencultuur zetten zich bewust af tegen de dominante cultuur. Dit in tegenstelling tot een subcultuur die wel afwijkt van de dominante cultuur maar zich er nadrukkelijk niet tegen afzet (Peeters, 2011).

Het Centre for Contemporary Culture Studies (CCCS) ontwikkelde een nieuwe definitie van subculturen. Bij deze definitie wordt alleen gekeken naar de levensstijl en identiteitsontwikkeling van jongeren (Peeters, 2011; Bennett, 1999). Volgens het CCCS kunnen subculturen worden onderscheiden van de dominante cultuur door te kijken naar vrijetijdsbesteding, symbolen en de mate van sociale organisatie en interacties (Subculture-list 2014).

John Keith Irwin, socioloog en criminoloog, stelt dat een subcultuur niet per definitie verbonden is met een leefstijl of een sociale groep in de samenleving. Volgens Irwin zijn subculturen uitdrukkingen van culturele identiteit, die zich uit in sociale praktijken en consumptiepatronen (Peeters, 2011; Irwin, 1975; Bennett, 1999).

Subcultuur wordt door Becker (1966) gedefinieerd als een cultuur die zich wel verzet tegen de dominante cultuur, maar zich er niet van distantieert en er in zekere zin ook deel van uitmaakt. Men hoeft dus ook niet buiten de gebaande paden, normen en waarden van de dominante

(17)

cultuur te treden om de eigen subculturele normen en waarden na te kunnen streven. Becker stelt verder in zijn labeling theory dat onderzocht kan worden of sprake is van een subcultuur door te kijken naar onderscheidend vermogen, toewijding, eigen identiteit en autonomie

(Becker, 1966).

Om vast te kunnen stellen of iemand behoort tot een subcultuur moet worden vastgesteld of diegene in het bezit is van subcultureel kapitaal. Subculturen onderscheiden zich van de dominante groep door het uitdragen van een specifiek cultureel kapitaal dat de dominante groep niet bezit (Eijck & Lievens, 2008). Door het bezitten van dit kapitaal worden andere goederen en diensten geconsumeerd, andere normen en waarden nageleefd waarmee een culturele identiteit tot uiting komt (Bottero, 2004).

Met behulp van de definities van The Chigaco School of Sociology, Roszak, het CCCS en Irwin kunnen de vier criteria van de labeling theory van Becker aangewend worden om de invloed van de nieuwe middenklassen op subculturen te onderzoeken en zodoende antwoord te zien te verkrijgen op de hoofdvraag van dit onderzoek.

2.2.1 Opkomst van subculturen

De jaren na de Tweede Wereldoorlog gingen in westerse landen gepaard met groeiende welvaart en een toenemende suburbanisatie. De welvaart die, zij het langzaam, opbloeide na de Tweede Wereldoorlog, creëerde kansen voor de jeugd. Onder jongeren heerste het idee van mogelijkheden en uniciteit. Beperkingen en ideeën van de generaties vóór hen, zoals gebrek aan geld en consumptiemogelijkheden, zuinig moeten leven en hard werken, deden er voor hen niet meer toe. Het idee van ongekende mogelijkheden groeide onder de jeugd. Alternatieve denkbeelden over hoe het leven en de maatschappij vorm te geven kwamen tot uiting in tal van subculturen (Kennedy, 2006; Mak, 1992; Hebdige, 1999).

De wederopbouw had ingrijpende consequenties voor de samenleving. De welvaart en het gemiddelde opleidingsniveau nam toe (Brooks, 2010). De burger kon zichzelf in toenemende mate, los van zijn sociaal culturele achtergrond en doordat men gemiddeld over meer

(18)

economisch en cultureel kapitaal beschikte, naar eigen inzicht en voorkeur een levenswijze aanmeten (Van Eijck, 1999). In lijn met het mechanisme van sociale imitatie en onderscheiding ging men steeds meer lijken op de bourgeoisie, beginnend met opleidingsniveau en gevolgd door consumptiepraktijken en manier van leven. Hierbij verdwenen oude culturele normen en waarden echter niet, maar nam men elementen van de eigen sociaal-culturele achtergrond mee (Mommaas, et. al., 2000; Brooks, 2010; Cohen, 1980). Op deze manier vormden zich subculturen van waaruit met andere normen en waarden werd gekeken naar de samenleving dan gebruikelijk bij de dominante groep (Mak, 1992; Hebdige, 1999).

Vooral de stad vervulde in deze processen een belangrijke rol. In eerste instantie als plaats waar men opleidingen ging volgen, maar in tweede instantie ook als centrum voor consumentie. De stad bood de consumptiepraktijken en voorzieningen om uiting te geven aan een eigen uniciteit en tegelijkertijd aansluiting te vinden bij een groep met overeenkomstige culturele normen en waarden (Becker, 1966; Fischer, 1995).

2.2.2 Voorbeelden van subculturen

Voorbeelden van een aantal grote subculturen die na de Tweede Wereldoorlog zijn ontstaan zijn Hippies, Gothics, Punkers en Skinheads (subculture-list, 2014). Bij deze subculturen blijkt dat men zich wel wil afzetten tegen de dominante cultuur door andere normen en waarden na te streven en uit te dragen, zoals bijvoorbeeld een leefstijl gekenmerkt door uiterlijkheden en muziek, maar dat ze zich niet volledig afzetten tegen de dominante cultuur, zoals bij een tegencultuur het geval is.

Door het proces van globalisering zijn veel subculturen tegenwoordig meer gespreid en niet meer gebonden aan de plek waar ze ontstaan zijn. Zo kent Nederland tegenwoordig subculturen die elders zijn ontstaan. Een voorbeeld hiervan is de subcultuur die hoort bij de muziekstroom Dubstep (Peeters, 2011; Sparke, 2012). De oorsprong van deze subcultuur ligt in Londen aan het begin van dit millennium. Door internet is deze muziek en de bijkomende culturele kenmerken verspreid.

Hetzelfde had kunnen gebeuren met de subcultuur van Gabbers in Nederland in de jaren 90, indien internet dan al een grotere plaats in het leven had ingenomen en meer invloed had kunnen uitoefenen. Een ander voorbeeld van een Nederlandse subcultuur is de

(19)

krakersbeweging. Deze subcultuur kwam op in de jaren 60 toen buurten van steden door suburbanisatie leeg stroomden en verpauperden. Als reactie op de toenemende leegstand en de afnemende kwaliteit van leven in de stad kwam de subcultuur van krakers op. Deze groep hanteerde andere normen en waarden dan de dominante groep, wat het duidelijkst naar voren komt in het zogenoemde ’kraken’ en toe-eigenen van lege woningen. Uiterlijk voorkomen en muzieksmaak weken daarnaast duidelijk af van de dominante groep, wat de identiteit van subcultuur versterkte (Hofland, et. al., 1981). Bij de krakerscultuur kan zelfs gesproken worden van een bepaalde mate van tegencultuur, zoals door Theodore Roszak beschreven. Hierbij verzet de subcultuur zich tegen de normen en waarden van de dominante cultuur. Dit komt in de krakerscultuur bijvoorbeeld tot uiting in het kraken van woningen zonder daarvoor te betalen.

2.2.3 Subculturen in Amsterdam

In Nederland zijn na de Tweede Wereldoorlog ook subculturen onder de jeugd ontstaan. Ten gevolge van de welvaartsexplosie tijdens de wederopbouw was er voor het eerst sprake van een generatie die in het bezit kwam van eigen kapitaal en zichzelf door middel van consumptie een eigen identiteit kon aanmeten. Daarmee zette zij zich af tegen de oudere generaties en vormden zo de opkomst van subculturen (Mak, 1992).

In Amsterdam had men bijvoorbeeld eind jaren 50 de Nozems (Kennedy, 2006). Deze jeugdcultuur was weer onder te verdelen in aparte groepen, zoals de Dijkers rondom de Nieuwendijk en de Pleiners rond het Leidseplein. Ging het in eerste instantie veelal om jongeren die zich afzetten tegen de dominante cultuur van hun ouders, in daaropvolgende jaren werd dit al snel serieuzer. Halverwege de jaren 60 ontstonden de bewegingen die we kennen als de Provo’s en de krakers. Deze meer georganiseerde groepen richtten zich op de jongerenculturen, om invloed te kunnen uitoefenen op maatschappelijke problemen zoals leegstand en woonkwaliteit van de stad (Kennedy, 2006).

(20)

2.3 Subcultuur van fietskoeriers

De subcultuur van fietskoeriers kent zijn oorsprong eind jaren ‘ 80 begin jaren 90 in New York. Daar beginnen kleine koeriersdiensten gebruik te maken van de fiets om brieven en kleine pakketten te bezorgen als reactie op de hevige congestie in de stad (Kidder, 2009).

Fietskoeriers zijn koeriers die hun fiets gebruiken om belangrijke post of pakketten van bedrijven binnen de stad zo snel mogelijk op te halen en te bezorgen op het juiste adres. In de literatuur wordt dit beroep omschreven als één waar een sterke lifestyle aan is verbonden (Fincham, 2007). Het werk wordt door velen als een ‘way of life’ omschreven. Zo wordt het fietskoerierschap naast het werk uitgedragen en ziet men zichzelf als anders dan de rest en gelijk aan de medefietskoeriers. Buiten het werk om worden door fietskoeriers activiteiten, zoals straatraces, of “alleycats”, georganiseerd. (Kidder, 2009). De eigen en afwijkende

(21)

identiteit die is verbonden aan de subcultuur van fietskoeriers wordt gezien als de voornaamste reden waarom gesproken kan worden van een subcultuur (Fincham, 2007; Irwin, 1975).

Deze eigen en afwijkende identiteit is inherent aan het fietsen en het overtreden van verkeersregels, wat maakt dat ze door de dominante groep in de samenleving worden gezien als ‘anders’ en zich daar, naast hun beroep, ook naar gaan gedragen. Tijdens het fietskoerieren

is de stad een podium en de fietskoerier speelt daarin een unieke, vrije rol (Vernooij, 2012).

Hiermee onderscheiden de fietskoeriers zich ten opzichte van de dominante cultuur (Kidder, 2009; Becker, 1966; Pelzer, 2012). In de literatuur wordt het werk als fietskoerier omschreven als iets dat méér inhoudt dan werk alleen. Dat maakt dat dit werk als identiteit gezien kan worden, waarmee fietskoeriers zich als één groep identificeren en waarmee zij zich verbonden voelen (Fincham, 2007).

De subcultuur van de fietskoeriers in Amsterdam is overgenomen van de fietskoeriers in New York. In 1997 werden in Amsterdam de Europese Kampioenschappen voor fietskoeriers georganiseerd. Deze kampioenschappen werden, en worden, nog steeds georganiseerd door fietskoeriers en zijn bedoeld voor fietskoeriers uit de hele wereld. Deze organisatie van aan de cultuur gerelateerde activiteiten bevestigt dat sprake is van een subcultuur (Becker, 1966). Onder andere door deze wereldkampioenschappen (CMWC: Cycle Messenger World Championship) kent de subcultuur een mondiaal karakter en herbergt deze cultuur een georganiseerde groep van actieve fietskoeriers die de normen en waarden van de cultuur levend houden (Messengers.org, 2014; Dutch Messengers Assosiation, 2014).

De voornaamste fietswedstrijden die worden gehouden onder fietskoeriers zijn “Allycats” (straatraces) en hebben als doel de beste fietskoerier te vinden. De wedstrijden vinden doorgaans plaats in de stad, het natuurlijk speelterrein van de koeriers, maar tevens worden er ieder jaar 24-uurs races gehouden waaraan fietskoeriers uit verschillende steden in Nederland meedoen en van stad naar stad racen (Dutch Messengers Association, 2014).

(22)

Door de groeiende aanwezigheid van een nieuwe middenklasse in Amsterdam en de daarop aangepaste voorzieningen en culturele consumptiemogelijkheden, richt Amsterdam zich steeds meer op deze nieuwe groep. Het aanbod aan voorzieningen en consumptiemogelijkheden is daardoor gegroeid. Het gevolg is dat steeds meer mensen zich zijn gaan identificeren met wat de stad te bieden heeft (Musterd, 2012; Warde, 1991). Steeds meer groepen uit de samenleving hebben zich een stedelijke leefstijl eigen gemaakt als cultureel en symbolisch goed. Deze stedelijke leefstijl karakteriseert zich door een diversiteit aan consumptiepraktijken die ten gevolge van individualisering door iedereen met een stedelijke leefstijl worden gehanteerd (Van der Land, 2004).

Door de brede consumptiepatronen van de nieuwe middenklasse lijkt in Amsterdam een trend zichtbaar waarbij de karakteristieke eigenschappen, behorende bij de fietskoeriercultuur, worden geïncorporeerd door deze nieuwe middenklasse. Consumptiepatronen en uitingen van de eigen culturele identiteit van de fietskoeriers lijken door de mainstreamcultuur van de nieuwe middenklasse te worden overgenomen. Sociale praktijken en consumptiepatronen van de nieuwe Amsterdamse middenklasse kennen veel overeenkomsten met de sociale praktijken en consumptiepatronen behorende bij de subcultuur van fietskoeriers. Dit komt hoofdzakelijk door het veelvuldige gebruik van de fiets in Amsterdam door zowel de middenklasse als door fietskoeriers (Pelzer, 2012; Irwin, 1975; Eijck & Lievens, 2008).

2.3.2 Mogelijke gevolgen

Door het economische en culturele kapitaal van de nieuwe middenklasse heeft deze groep een groeiende invloed op culturele consumptiemogelijkheden in de stad en kunnen voorzieningen voor andere groepen in de verdringing raken. Er ontstaat minder ruimte voor de aanwezigheid van minder sterk georganiseerde minderheidsgroepen en ruimte voor subculturen. De groeiende aanwezigheid van een nieuwe middenklasse kan het consumeren en uitdragen van goederen en diensten, gerelateerd aan een subcultuur in een stad, verdringen (Eijck & Michael, 2013; Eijk, 2011; Kurutz, 2013).

Het idee is dat de nieuwe middenklasse wel goederen en diensten van subculturen consumeert, maar zich deze niet volledig eigen maakt door het ontbreken van het specifieke culturele

(23)

kapitaal. Dit specifieke culturele kapitaal is door Sarah Thorton gedefinieerd als subcultureel kapitaal. Dit subcultureel kapitaal staat voor de normen, waarden en de geconsumeerde goederen en diensten die iemand hanteert en die iemands culturele identiteit tonen (Jensen, 2006). Om te kijken of een groep tot een subcultuur kan worden gerekend of als onderdeel van de dominante cultuur moet worden gezien, kan dus worden gekeken naar in hoeverre deze groep beschikt over subcultureel dan wel cultureel kapitaal.

De voorzieningen in Amsterdam richten zich steeds meer op de culturele consumptiepraktijken van de nieuwe middenklasse. Dit kan leiden tot marginalisatie van subculturen. Het is daardoor van belang te kijken of er nog wel gesproken kan worden van een subcultuur van fietskoeriers nu deze subcultuur mogelijk steeds minder te onderscheiden is van die nieuwe middenklasse. Onderzocht moet worden of de nieuwe middenklasse de subculturele kenmerken van de fietskoeriercultuur dusdanig zal inlijven dat deze subculturele kenmerken als onderdeel van de dominante (mainstream) cultuur kan gaan worden gezien.

Het kan ook zijn dat de nieuwe middenklasse het subcultureel kapitaal van de subcultuur niet kan overnemen, omdat het geen onderdeel is van de culturele identiteit van de middenklasse. In dat geval zal de fietskoeriercultuur een subcultuur blijven.

Doordat deze nieuwe middenklasse ook op cultureel vlak een dominante rol vervult in de stad, kunnen subculturen mogelijk minder tot uiting komen. Doordat de nieuwe middenklasse zich een stedelijke leefstijl eigen heeft gemaakt zijn ook de goederen en diensten, normen en waarden die deze groep zich eigen heeft gemaakt en consumeert, divers. De nieuwe middenklasse incorporeert door deze diversiteit aan culturele consumptiepraktijken in de stad subculturen tot diens eigen culturele norm (Hebdige, 1999). Hierdoor kunnen subculturen minder onderscheidend raken van de dominante cultuur van de nieuwe middenklasse, met als gevolg marginalisatie. Dit kan voor groepen die zich minder of niet identificeren met de culturele consumptievoorzieningen van de nieuwe middenklasse maar meer of juist met subculturele consumptievoorzieningen, betekenen dat deze worden verdrongen en zich minder

(24)

verbonden gaan voelen met de stad. Hierdoor kan Amsterdam verworden tot een door nieuwe middenklasse gedomineerd milieu.

Doordat de nieuwe middenklasse zich sociale praktijken en consumptiepatronen eigen maakt die voorheen tot de uiting van subculturen werden gerekend, zullen zij die voorheen dergelijke sociale praktijken en consumptiepatronen vanuit een subculturele identiteit consumeerden, op zoek moeten naar andere manieren om zich te onderscheiden van de dominante cultuur van de nieuwe middenklasse (Irwin, 1975; Shaw, 2007; Pelzer, 2012; Jensen, 2006).

Een voorbeeld van een dergelijke ontwikkeling is de discussie die zo nu en dan oplaait in Amsterdam omtrent het gebruik en eventueel verbieden van de ‘fixie’ in de stad. Fixed gear

fietsen, ook wel ‘fixie’ of in het Nederlands ‘doortrapper’ genoemd, zijn de laatste jaren sterk in

populariteit gestegen. Fixie’s zijn van oorsprong baanfietsen die in de jaren 90 door fietskoeriers ook buiten de baan werden geïntroduceerd. Het zijn fietsen waar zo min mogelijk op en aan zit, zodat er ook zo min mogelijk aan kapot kan gaan. Een racefietsframe en wielen, geen versnellingen en geen remmen (Vernooij, 2012).

Het groeiende gebruik van fixie’s onder de nieuwe middenklasse kan mogelijk invloed hebben op de rol en positie van de cultuur van fietskoeriers in Amsterdam. De reden is dat de fiets en het gebruik daarvan voorheen alleen met de fietskoerier geïdentificeerd werd. Nu echter lijkt deze fiets zich ook onder de nieuwe middenklasse te ontwikkelen als een consumptiegoed waarmee een culturele identiteit kan worden geuit. Dit heeft mogelijkerwijs een marginaliserende werking op de subcultuur van fietskoeriers omdat hun culturele identiteit minder onderscheidend raakt. Door het toegenomen gebruik van de fixie door de nieuwe middenklasse vinden er meer ongelukken met deze fietsen plaats omdat ze moeilijk te hanteren zijn en de nodige vaardigheden vereisen. Zo zitten er bijvoorbeeld geen remmen op dit type fiets. Om deze reden is de discussie opgelaaid over de vraag of dergelijke fietsen verboden zouden moeten worden. Het verbieden van deze fixie’s zou een marginaliserende werking kunnen hebben op de aanwezigheid van de subcultuur van fietskoeriers in Amsterdam. De politie sprak over kamikaze-fietsen die van de straat zouden moeten worden verwijderd (Nederlands Juridisch Dagblad, 2010).

(25)

Een ander voorbeeld van mogelijke marginalisatie van de subcultuur van fietskoeriers, ten gevolge van een groeiende nieuwe middenklasse in Amsterdam, is de discussie over het uit veiligheidsoverwegingen verbieden van racefietsen op fietspaden. Omdat de fiets een veel gebruikt vervoermiddel is in Amsterdam zijn de fietspaden vaak vol. Door de bovenmodale koopkracht van de nieuwe middenklasse is deze groep belangrijk voor het culturele klimaat in de stad (van der Land, 2004; Zukin, 2004). De discussie of de racefiets wel of niet op het fietspad mag of dat ze zich aan een maximum snelheid moeten houden, blijft voortduren omdat de nieuwe middenklasse zich in deze discussie mengt.

Aldus lijkt Amsterdam zich te ontwikkelen tot een stad met een eenzijdig leefmilieu dat voornamelijk gericht is op voorzieningen en consumptiepraktijken van de nieuwe middenklasse. Een dergelijke eenzijdigheid maakt een stad kwetsbaar. Dat deze nieuwe middenklasse wellicht nu kapitaalkrachtig is, betekent nog niet dat dit over enkele decennia nog zo is en of dit kapitaal van de nieuwe middenklassen tegen die tijd nog wel het belang van de stad dient. Daarnaast, diversiteit van groepen in een stad zorgt voor vitaliteit. Marginalisatie van subculturen kan zodoende een negatief effect hebben op de vitaliteit en de ontwikkeling van Amsterdam en kan een monocultuur in de hand werken (Florida, 2002; Shaw, 2007; van der Land, 2004; Draaisma, 2014).

(26)

3. Data & Methode

De in het vorige hoofdstuk behandelde theorie is gebruikt om het onderzoek uit te voeren, zoals in dit hoofdstuk uiteen zal worden gezet.

Om vast te kunnen stellen hoe subculturen zijn te onderscheiden van de dominante cultuur, is gekeken naar het culturele kapitaal van een groep en naar de vraag of dit culturele kapitaal te onderscheiden is van de dominante groep. Daarvoor is onderzoek verricht naar de subcultuur van fietskoeriers in Amsterdam en is onderzocht of het cultureel kapitaal van subcultureel kapitaal te onderscheiden is. Daarbij is gebruik gemaakt van Becker’s labeling theory en de daarbij horende vier criteria voor de identificatie van subculturen.

Deze vier criteria zijn: onderscheidend vermogen, eigen identiteit, toewijding en autonomiteit (Becker, 1966). Tevens is gekeken naar de kenmerken waar volgens het CCCS aan moet worden voldaan wil een groep in de samenleving kunnen worden beschouwd als een subcultuur. Dit zijn

(27)

vrijetijdsbesteding, symbolen en mate van sociale organisatie en interacties (Subculture-list 2014).

De dominante groep in Amsterdam wordt vertegenwoordigd door de nieuwe middenklasse. Deze groep is een kapitaalkrachtige en groeiende groep in Amsterdam en heeft in toenemende mate invloed op de culturele consumptiemogelijkheden in de stad. Door het consumeren en reproduceren van een divers scala aan goederen en diensten in de stad maakt deze dominante groep een groot onderdeel uit van de Amsterdamse cultuur.

De nieuwe middenklasse creëert door deze consumptie een eigen identiteit die tot uiting komt en wordt gereproduceerd door sociale praktijken en consumptiepatronen (Irwin, 1975).

Voor het onderzoek is het volgende onderzoeksmodel opgezet. Zie afbeelding 1.

(28)

Als onafhankelijke variabele is de groeiende aanwezigheid van een nieuwe stedelijke middenklasse bovenaan in het schema weergegeven. Deze onafhankelijke variabele heeft vermoedelijk invloed op de aanwezigheid van subculturen in de stad. Die invloed vloeit voort uit het consumeren van goederen en diensten door deze nieuwe middenklasse, gerelateerd aan subculturen. De afhankelijke variabele,onderin het model weergegeven, is de aanwezigheid van de subcultuur van fietskoeriers in de stad (Bryman, 2008).

3.1 De casus

Voor dit onderzoek is gekozen voor de subcultuur van fietskoeriers in Amsterdam. Er is gekozen voor deze cultuur omdat deze onderhevig lijkt aan verandering door de groeiende aanwezigheid van de nieuwe middenklasse. Doordat de nieuwe middenklasse, door het consumeren van aan deze subcultuur gerelateerde goederen, ook de culturele identiteit van fietskoeriers in toenemende mate lijkt uit te dragen, lijkt de mate waarin de cultuur van fietskoeriers als subcultuur kan worden gezien te worden gemarginaliseerd.

De laatste jaren is de fiets in Amsterdam een consumptiegoed geworden waarmee iemand zijn identiteit accentueert. Op deze manier is de fiets, voorheen een simpel vervoermiddel, een mode-item geworden. Een statement waarmee je een eigen identiteit kracht bij zet (Woudenberg, 2014). Zo zijn de fixed gear fietsen, ook wel "fixie"” fietsen genoemd, voorheen alleen door fietskoeriers gebruikt, de laatste jaren sterk in populariteit gestegen. Ook andere uitingen van de culturele identiteit, zoals de tassen en de kleding van fietskoeriers, worden de laatste jaren in toenemende mate door de nieuwe middenklasse te worden geconsumeerd (Woudenberg, 2014; Tweewieler.nl/home/markscijfers, 2014)

(29)

3.2 Deelvragen

1] Kan bij fietskoeriers in Amsterdam nog worden gesproken van een subcultuur? Dit is onderzocht aan de hand van de volgende vragen:

· Hebben fietskoeriers een eigen identiteit die consistent onderscheidend is van de nieuwe middenklasse?

· In hoeverre zijn fietskoeriers toegewijd aan de subcultuur van fietskoeriers?

· Staat de cultuur van fietskoeriers los van de cultuur van de nieuwe middenklasse en kan deze in die zin als autonoom worden beschouwd?

2] Op wat voor manier wordt de cultuur van fietskoeriers in Amsterdam beïnvloed door de consumptiepraktijken van de groeiende nieuwe middenklasse in Amsterdam?

Met deelvraag 1 is getracht een beeld te krijgen van de mate waarin de cultuur van fietskoeriers in Amsterdam kan worden gezien als een subcultuur en of er sprake is van een verandering. Met andere woorden: in hoeverre valt de eigen identiteit van fietskoeriers nog te zien als een onderdeel van een subcultuur.

(30)

Met deelvraag 2 is onderzocht of er kenmerken zijn die onderdeel zijn van de fietskoeriercultuur die worden geïncorporeerd door de dominante cultuur van de nieuwe middenklasse. Op deze manier is geprobeerd een beeld te krijgen van de manier waarop de nieuwe middenklasse in Amsterdam zich gedraagt en op wat voor manier dit invloed heeft op de subcultuur van fietskoeriers. Met andere woorden: heeft de diversiteit aan goederen en diensten die de nieuwe middenklasse consumeert en waarmee deze zijn culturele identiteit toont invloed op de mate waarin nog kan worden gesproken van een subcultuur van fietskoeriers?

3.3 Operationalisering van de kernbegrippen

De vier criteria die Becker geeft voor de labeling theory worden in dit onderzoek als leidraad gebruikt. Deze worden hier toegelicht er zal worden ingegaan op hoe deze criteria geoperationaliseerd zijn voor het onderzoek.

3.3.1 Onderscheidend vermogen

Het onderscheidende vermogen van hen die de subculturele normen en waarden van de fietskoeriercultuur naleven is onderzocht door te kijken naar hun houding jegens de dominante cultuur. Hiervoor is gekeken naar de smaak wat betreft kleding, muziek, culturele activiteiten en hun participatie daarin.

Dit is gedaan door tijdens de observaties en interviews die zijn afgenomen te letten op lichaamstaal en het gebruik van de classificaties ’wij’ en ’zij’. Dit kan duiden op het bewustzijn van een groep dat zij tot een andere groep behoren dan de dominante groep en de acceptatie

(31)

daarvan. Dit is volgens de labeling theory een belangrijk onderdeel van het al dan niet identificeren van een groep met een subcultuur (Becker, 1966; Cohen, 1955).

Wat betreft de smaak betreffende kleding, muziek en deelname aan culturele activiteiten is er bij observaties op gelet of sprake is van een afwijkende smaak, identiteit en uiting hiervan door symbolen, sociale interacties en consumptiepatronen zoals door het CCCS en Irwin subculturen omschreven (subculture-list, 2014; Irwin, 1975). Bij de interviews is gevraagd hoe fietskoeriers zichzelf zien wat betreft deelname aan culturele activiteiten en of deze toebehoren aan de dominante groep of tot een subcultuur. Tevens is gevraagd naar vrijetijdsbesteding, consumptiepatronen, sociale organisatie en interactie binnen de groep zoals door het CCCS en Irwin subculturen worden omschreven (subculture-list, 2014; Irwin, 1975).

3.3.2 Eigen Identiteit

Om de eigenheid van de culturele identiteit van fietskoeriers te kunnen onderscheiden van de dominante cultuur, is gekeken naar het begrip cultureel kapitaal. Onderzocht is in hoeverre de aan de subcultuur gerelateerde normen en waarden van de fietskoeriers onderdeel zijn van hun identiteit en op wat voor manier de subcultuur is te onderscheiden van de cultuur die wordt uitgedragen door de nieuwe middenklasse. Er is gezocht naar de onderscheidende eigenschappen van de identiteit van fietskoeriers, waarmee deze zich onderscheiden van de nieuwe middenklasse en dus hun eigen identiteit uiten. Deze eigenschappen kunnen worden gezien als onderdeel van de identiteit waarmee subcultureel kapitaal tot uiting komt omdat de nieuwe middenklasse zich deze niet eigen heeft gemaakt (Bennett, 1999; Van Eijck, 1999). Om subcultureel kapitaal, en hiermee een eigen identiteit behorende bij een subcultuur te onderscheiden, is gelet op vrijetijdsbesteding, consumptiepatronen, mate waarin de ondervraagden in bezit zijn van actuele kennis behorende bij cultuur gerelateerde activiteiten, goederen, diensten en symbolen die uiting geven aan de subculturele identiteit van fietskoeriers (subculture-list, 2014; Irwin, 1975; Hall, 1996).

(32)

Om de mate van autonomie van een subcultuur ten opzichte van de dominante cultuur te kunnen onderzoeken, heb ik mij toegelegd op het sociaal kapitaal binnen een groep die tot de subcultuur kan worden gerekend. Hiervoor is gekeken naar de sociale organisatie, interactie en het belang hiervan onder de fietskoeriers die zich verbonden voelen met de cultuur (subculture-list, 2014; Irwin, 1975; Becker, 1966). Het CCCS en Irwin geven aan dat dit een belangrijk onderdeel is, wil men kunnen spreken van een subcultuur.

Dit is gedaan door te kijken naar de volgende zaken: a) het al dan niet lid zijn van een organisatie of bedrijf, welke is gerelateerd aan de subcultuur van fietskoeriers; b) de bereidheid van hen die hier lid van zijn, of daar voor werken, zich in te zetten voor het behoud hiervan als uiting van de subcultuur; c) de frequentie van het contact binnen de groep, welke op basis van haar culturele identiteit tot de subcultuur kan worden gerekend en het belang van deze contacten. Deze punten zijn onderzocht door interviews af te nemen.

Bij het onderzoeken van de verbondenheid van de leden is tevens gebruik gemaakt van observaties en gekeken naar het al dan niet uitdragen van overeenkomstige culturele goederen en of symbolen (subculture-list, 2014, Irwin, 1975; Becker, 1966).

3.3.4 Toewijding

In hoeverre de subculturele normen en waarden afwijken van de dominante cultuur is in de tabel geplaatst onder cultureel kapitaal omdat de toewijding van iemand tot een cultuur een uiting is van diens identiteit en waarmee men zich identificeert. Dit is onderzocht door de houding en het gedrag van hen die door hun culturele identiteit tot de subcultuur kunnen worden gerekend te bestuderen, en te kijken of hun cultureel kapitaal daadwerkelijk anders is dan dat van de dominante cultuur. Dit is gedaan door het doen van observaties en interviews waarbij is gelet op:

- het subcultureel kapitaal

- het onderdeel voelen van (gebruik van wij en zij)

- deelname aan culturele activiteiten los van de nieuwe middenklasse - belang van de relaties

(33)

- actief in subculturele activiteiten

- al dan niet uitgedragen symbolen aanwezig waar de subcultuur mee geïdentificeerd kan worden.

- In de bijlage is een tabel met de operationalisering van deze begrippen

weergegeven met bijbehorende interviewvragen en observatiepunten (zie bijlage 8.3).

3.4 De uitvoering

Om antwoord te krijgen op de hoofdvraag van dit onderzoek is gekozen voor een kwalitatieve onderzoeksopzet. De subcultuur van fietskoeriers is hierbij de onderzoekseenheid en de groeiende aanwezigheid van de nieuwe middenklasse in Amsterdam de onafhankelijke variabele. Door de groeiende aanwezigheid van een nieuwe middenklasse in Amsterdam wordt er mogelijk invloed uitgeoefend op de aanwezigheid van de fietskoeriercultuur.

Verschillende fietskoerierbedrijven in Amsterdam zijn benaderd. Bij de drie koeriersbedrijven die meerdere koeriers in dienst hebben en een individuele fietskoerier zijn semigestructureerde diepte-interviews afgenomen met sleutelinformanten om een breder perspectief te verkrijgen op de cultuur.

De sleutelinformanten zijn fietskoeriers, werknemers van fietsspeciaalzaken, werknemers van winkels waar andere voor de fietskoerier cultuurdragende goederen worden verkocht en

(34)

fietskoeriers die al lang actief zijn in de cultuur gerelateerde activiteiten, hetzij door deelname aan deze activiteiten of de organisatie ervan. In totaal zijn tien interviews afgenomen. Tevens zijn lezingen bijgewoond met betrekking tot de fietscultuur in Amsterdam en de opkomst van de fiets als mode- en consumptiegoed. Verder zijn meerdere observaties gedaan op diverse locaties, teneinde een beeld te krijgen van de cultuur, de fietskoeriers, hun consumptiepatronen en gedragingen.

3.4.1 Methode van dataverzameling

Om in contact te komen met fietskoeriers zijn brieven achtergelaten op de kantoren van waaruit de fietskoeriers werken. Ook is op verschillende tijdstippen en verschillende dagen een bezoek gebracht aan deze kantoren om fietskoeriers te spreken die op dat moment aanwezig waren. Tevens zijn fietskoeriers benaderd door hen te mailen en door lid te worden van de Facebook pagina’s “the Dutch Messengers Association” en “Ministery of allycats”.

Door via de ene fietskoerier in contact te worden gebracht met een andere fietskoerier zijn de meeste fietskoeriers benaderd. Dit sneeuwbaleffect was effectief maar kan wel een eenzijdige beeldvorming tot gevolg hebben omdat de onderzoeker hierdoor mogelijk in één en dezelfde groep van fietskoeriers blijft rondvragen. Het bleek lastig om in contact te komen met een kleine harde kern van fietskoeriers. Door meerdere koeriers werd deze groep koeriers benoemd. Er is getracht deze groep te bereiken, maar dit leverde niet het gewenste resultaat op.

Tijdens het afnemen van de interviews zijn bondige notities gemaakt die na afloop zijn uitgewerkt. Doordat veel interviews spontaan of buiten plaatsvonden was het opnemen van de interviews vaak lastig. Deze spontane, wat informele manier van interviewen zorgde wel voor een mate van openheid, waarin de koeriers gemakkelijk spraken over werk, de cultuur en de levensstijl eromheen.

3.4.2 Methode van analyse

De verzamelde data zijn geanalyseerd door deze te verwerken met het computer programma

(35)

analyses uitgevoerd om overeenkomsten en opvallende punten uit de interviews naar voren te halen. Tevens zijn de uitgeschreven interviews samengevat in tabellen om overeenkomsten en verschillen te kunnen constateren tussen de geïnterviewden (zie bijlage 8.4 en 8.5).

4. Resultaten

In dit hoofdstuk zijn de resultaten van het onderzoek te vinden. Op basis van de bevindingen uit het onderzoek is antwoord gegeven op de deelvragen van het onderzoek. Hierbij is de vraag in hoeverre de cultuur van fietskoeriers als subcultuur kan worden gezien onderzocht. Dit is gedaan aan de hand van de vier criteria waarmee de Labeling Theory onderscheid maakt tussen subcultuur en dominante cultuur. De uitkomsten van dit onderzoek zijn hieronder aan de hand van deze vier criteria uitgewerkt.

4.1 Fietskoeriercultuur in Amsterdam

De fietskoeriers deden hun intrede in Amsterdam in 1994 toen de eerste bezorgservices, in plaats van per bromfiets, hun services per fiets gingen uitvoeren. Er wordt tot op de dag van

(36)

vandaag onder fietskoeriers gediscussieerd over wie destijds de eerste was. Zo was er ”De Fietsdienst”, een sociaal project dat bedoeld was om langdurig werklozen te laten herintreden in de maatschappij en op de banenmarkt. Dit werden destijds nog Melkertbanen genoemd (Michael, koerier sinds 1994). Met behulp van bonnetjes werden de per fiets afgelegde kilometers bijgehouden en kreeg men een toeslag boven op de uitkering. “De Fietsdienst” bestaat, evenals de Melkertbanen, inmiddels niet meer, maar nog steeds zijn fietskoeriers actief die via deze weg hun carrière als koerier begonnen zijn. (Bas; Gerrit, koeriers sinds 1994). Anderzijds was er “Velo” (naar het Franse woord voor fiets), een particulier fietskoerierbedrijf dat aanvankelijk een eenmanszaak was, maar door de stijgende vraag vanaf 1995 snel groeide en er voor “Velo” meer fietskoeriers kwamen te werken. Ook “Velo” bestaat inmiddels niet meer, maar enkele fietskoeriers die destijds via “Velo” in het beroep zijn terechtgekomen werken thans nog als fietskoerier (Gerrit; Michael).

Rond 1999 kende het beroep fietskoerier in Amsterdam zijn hoogtijdagen (Danny, Kees, Gerrit). Vanaf het nieuwe millennium, schat Danny (18 jaar, fietskoerier en bedrijfsleider bij De Komeet), dat het beroep een jaarlijkse krimp van ongeveer tien procent kent (Danny). Doordat er minder aanbod van werk is zijn er minder fietskoeriers nodig om het werk te verrichten. Omdat er minder fietskoeriers zijn, worden minder cultuurgerelateerde activiteiten georganiseerd en zijn bij deze activiteiten minder cultuur uitdragende mensen aanwezig. Zo wordt het aantal deelnemers aan de wereldkampioenschappen in Amsterdam in 1997 door Gerrit en Kees (zij waren destijds actief in de organisatie van het CMWC) op 500 tot 700 geschat. In 2008, bij de wereldkampioenschappen in Eindhoven, was dat naar schatting tussen de 300 en 400 (Gerrit, Kees). Naast een economische verklaring (minder vraag naar hun diensten) voor de neergang van deze subcultuur lijkt er ook een sociaal cultureel aspect van invloed. Er worden namelijk minder aan de fietskoeriercultuur gerelateerde activiteiten ondernomen. Door deze aspecten kan er gesproken worden van een verdergaande marginalisatie van de fietskoeriercultuur.

(37)

Met de vraag in hoeverre de fietskoeriercultuur consistent onderscheidend is ten opzichte van de dominante cultuur, wordt gedoeld op de houding en het gedrag behorende bij de cultuur die afwijken van de culturele uitingen van de dominante groep. Hiervoor is gekeken naar het gebruik van de kwalificaties ’wij’ en ’zij’ tijdens de interviews, alsmede uiterlijke kenmerken van de fietskoeriers.

4.2.1 Houding

Om te onderzoeken of de subcultuur van fietskoeriers consistent onderscheidend is ten opzichte van de dominante cultuur, is in het bijzonder gekeken naar de houding tijdens de interviews en observaties met de fietskoeriers.

De houding van de fietskoeriers ten opzichte van deze nieuwe middenklasse is doorgaans heel tolerant. Onder de geïnterviewden werd weinig frictie waargenomen. Zo vroeg ik Kees in het interview of hij merkte dat er sprake was van frictie tussen de fietskoeriers en de “andere jongens” (zo omschreef hij eerder de niet-fietskoeriers die er wel uitzagen alsof ze koerier zijn) op deze snelle fietsen. “Nou, het zijn van een fietskoerier gaat juist om het niet botsen, maar

nee, soms fietsen ze niet zo goed maar dat kan je ze ook niet kwalijk nemen” (Kees, koerier

sinds 1996).

Soms wordt er wel een meer negatieve houding bemerkt. Vooral als wordt gesproken over hen die subculturele uitingen overnemen. Vaak betreft het dan jongeren.

“Soms zie je tegenwoordig van die jongens fietsen die zien er meer uit als fietskoerier dan de gemiddelde fietskoerier maar dat is er dan niet één, die worden door fietskoeriers ook wel fakengers genoemd” (Kees).

Dit is afgeleid van het Engelse fake (nep) en messenger (koerier). Hiermee wordt gedoeld op de nieuwe middenklasse die de culturele identiteit van de fietskoerier incorporeert maar zelf geen fietskoerier is. Het gaat hierbij dan voornamelijk om de fixierijders met waterdichte rugtassen die verder geen ervaring of relatie hebben met die fietskoeriercultuur. Het begrip fakengers toont wel enige wrijving en misschien zelfs afkeer tot de nieuwe middenklasse die de aan de subcultuur gerelateerde karakteristieken consumeren. Meerdere geïnterviewde fietskoeriers

(38)

hadden het met enige afkeer over “ga toch fietsen” als het ging over deze “jongens” met hun fixie’s.

“Sommige van die jongens zijn nog zo jong, die kunnen zo’n fiets zonder remmen gewoon nog

onvoldoende onder controle houden” (Gerrit).

4.2.2 De fiets, de kleding en de tas

Wat betreft het onderscheidend vermogen van de cultuur van fietskoeriers is het de moeite waard om te kijken naar het voorkomen. Meest opvallend is hierbij de fiets. De populariteit van de fixie en de racefiets onder de middenklasse lijkt een marginaliserende invloed te hebben op het onderscheidend vermogen van de subcultuur van fietskoeriers. Toch lijken de fietskoeriers zich hier niet druk om te maken. “Ja, ik blijf er meestal wel even achter fietsen omdat je nooit zo

goed weet wat ze gaan doen, en het ziet er natuurlijk ook gewoon mooi uit zo’n fixie langs de grachten” (Bas).

“Ik geef ze groot gelijk dat ze op die fixie’s rijden, ik bedoel het zijn fantastische fietsen. Gaan

bijna niet kapot en je gaat toch lekker snel” (Gerrit). Hier werd gedoeld op de jonge nieuwe

middenklasse. “Die jongens met een goede baan, mooie kleding en een dure fiets”. De fixie en/of de racefiets als subculturele onderscheiding ten opzichte van de dominante cultuur van de nieuwe middenklasse verdwijnt hierdoor. Dat de fietskoeriers zich hierdoor niet verdrongen voelen kan betekenen dat zij (de geïnterviewden) de subcultuur niet als een belangrijk onderdeel van hun identiteit zien.

Echter, er valt wat betreft de fiets en het onderscheidend vermogen van de subcultuur nog wel iets op. De fiets, als meest in het oog springend goed waarin de subcultuur van fietskoeriers tot uiting komt, moet bovenal goed zijn. “Het gaat erom dat die het doet” (Michael). “De fiets moet

het doen en er moet ook op gefietst worden” (Sanne). Dit staat veelal los van hoe de fiets eruit

ziet. Dit heeft als consequentie dat veel fietsen van fietskoeriers allesbehalve esthetisch hoogwaardig te noemen zijn. De keuze van het soort fiets voor de fietskoerier is volgens Michael als volgt: “ Ik als koerier kies eerder voor stevig en onopvallend, terwijl “zij” kiezen voor

duur en opvallend” (Michael).

(39)

Antwoord: “Tegen de eksters”

Vraag: wat bedoel je daarmee?

Antwoord: “Dat het een prima fiets is maar dat al die merkjes en dergelijke te veel aandacht

trekken”. “iedereen wil wel zo’n fiets. Daarom” (Frans). Hier wordt dus gezegd dat een

dergelijke goede fiets te mooi wordt bevonden en dus gestolen zal worden wanneer deze niet afgeplakt zou zijn. Hierin onderscheiden fietskoeriers zich dus van de nieuwe middenklasse en dragen ze een onderscheidende eigenschap als onderdeel van de subcultuur van fietskoeriers uit.

De kleding die wordt gedragen door fietskoeriers is doorgaans een weloverwogen keuze. Functionaliteit voert de boventoon. De driekwart broeken komen daarbij vaak als beste keuze naar voren omdat de lange pijpen van normale broeken in of langs de ketting kunnen komen en daarbij alleen maar smerig worden of kapot gaan (Vernooij, 2012). De waterdichte schouder- of rugtassen, zijn om diezelfde reden vaak de keuze tijdens het koerieren. De brieven en pakketten in de tas zijn veilig en waterdicht opgeborgen en eenvoudig en snel te pakken als de koerier aankomt op de plaats van bestemming.

Tot slot zijn er nog de portofoons die de koeriers bij zich dragen om onderweg te kunnen communiceren met de dienstdoende planner, of met andere koeriers op de weg. Deze uiterlijke karakteristieken die gerelateerd zijn aan de subcultuur van fietskoeriers, zouden kunnen worden gezien als symbolen waarmee de subcultuur is te onderscheiden van de dominante cultuur. Echter, waar ze voorheen alleen werden gebruikt door fietskoeriers, vind je ze in toenemende mate terug bij de nieuwe middenklasse. Dit zich eigen maken van uiterlijke kenmerken behorende bij een subcultuur leidt net als bij het toenemende gebruik van fixie’s en racefietsen tot een marginalisatie van de subcultuur van fietskoeriers.

Uit de uitspraken hierboven blijkt dat de fietskoeriers zich als anders zien dan de dominante groep die de culturele consumptiepatronen van hun subcultuur overnemen. Het gebruik van wij/ik versus zij/ze toont aan dat fietskoeriers zich in hun houding wensen te onderscheiden van de nieuwe middenklasse.

(40)

De fietskoeriers relateren zich niet aan deze “andere jongens/ Fakengers”. Bij het doorvragen naar wie “zij” zijn wordt veelal wat wollig geantwoord met “die hipsters op hun mooie fietsen &

die fixierijders die niet eens weten waar een fixie voor bedoeld is”. Hiermee komt duidelijk naar

voren dat wordt gedoeld op de nieuwe middenklasse die consumptiepatronen, gerelateerd aan de subcultuur van fietskoeriers, incorporeert en onderdeel maken van hun eigen identiteit. Wanneer wordt doorgevraagd naar de betekenis van dit begrip komt weer een meer tolerante houding naar voren. Als wordt gevraagd naar de mening of houding van fietskoeriers ten opzichte van de nieuwe middenklasse, op wat voor manier dan ook, komt er meestal een antwoord in de trend van “Ik vind daar eigenlijk helemaal niks van” of “moet ik daar iets van

vinden dan, die jongens op die fietsen?”

Wat betreft de uiterlijke kenmerken zijn er duidelijke tekenen zichtbaar van het overnemen van de fietskoeriercultuur door de nieuwe middenklasse waardoor deze cultuur zich steeds minder weet te onderscheiden van de nieuwe middenklasse.

4.3 Identiteit

Om de mate waarin sprake is van een eigen identiteit, die afwijkt van de dominante groep, te onderzoeken is het belang rekening te houden met de karakteristieke eigenschappen van de cultuur. Hiervoor is gekeken naar de vrijetijdsbestedingen, de consumptiepatronen en eventuele symbolen die aan de subcultuur gerelateerd zijn. Via deze eigenschappen kan een identiteit, gerelateerd aan een subcultuur, worden onderscheiden van de dominante groep. Doordat de nieuwe middenklasse in toenemende mate cultuurgerelateerde consumptiepraktijken vertoont kunnen deze aan subculturele identiteit gerelateerde eigenschappen worden geïncorporeerd.

Hiervoor is gelet op het subcultureel kapitaal waarmee fietskoeriers zich mogelijk onderscheiden van de nieuwe middenklasse. Ook daar waar de nieuwe middenklasse de

(41)

subculturele identiteit incorporeert, is deze groep volgens de theorie niet in staat zich het subcultureel kapitaal eigen te maken (Jensen, 2006; Van Eijck & Van Oosterhout, 2005).

4.3.1 identiteit fietskoerier

De culturele identiteit van fietskoeriers concentreert zich rondom de fiets en de gevoelsmatige basis van het ervaren van individuele vrijheid die gepaard gaat met het werk op de fiets. Bovenal gaat het ten slotte om het gevoel van het fietsen en het idee van vrijheid dat daarbij hoort (Fincham, 2007; Michael). Hierin zijn de fietskoeriers het met elkaar eens. Het gevoel van vrijheid, het willen fietsen, het buiten willen zijn en geen kantoorbaan willen is een terugkerend punt onder de geïnterviewde fietskoeriers en de literatuur (Fincham, 2007). Dit is als onderdeel van hun identiteit te zien. Zoals Michael het in het interview verwoordde: “Ja, misschien is dat

wel het verschil tussen ons en die “hipsters” en die jonge jongens die dan een tijdje fietskoerier zijn. Die jonge mannen (hipsters) die je tegenwoordig wel ziet op die dure fietsen gaan meer vastigheid aan, ambiëren ook een goede baan en een huis met een vrouw en zo. Die types (hier

doelt hij op de jongere fietskoeriers) werken drie maanden veel als koerier en vertrekken

daarna voor drie maanden naar India of zo. Ja, dat heb ik wel veel zien gebeuren” (Michael).

Nog een sterk onderscheidend onderdeel van de identiteit van fietskoeriers is de verkeersdeelname. Deze wordt gekenmerkt door het overtreden van de verkeersregels. De ervaringen in het verkeer met fietskoeriers leiden ertoe dat ze in de literatuur ook wel als de anarchistische verkeersdeelnemers worden gekarakteriseerd (Pelzer, 2012). Zowel de literatuur als de interviews bevestigen dat dit wordt gezien als een onderdeel van de identiteit van fietskoeriers (Fincham, 2007). Zie Tabel 8.4.

De literatuur relateert deze manier van deelname aan het verkeer aan het ‘af willen zetten tegen de gevestigde orde’ (Fincham, 2007). Dit is in Nederland echter minder sterk aanwezig dan in andere landen (Pelzen, 2012). Dit komt omdat de fiets hier, veel meer dan elders, een geaccepteerd vervoermiddel is. Zodoende is de fiets, en het fietsen in Amsterdam, minder een middel om je te onderscheiden of je af te zetten tegen de dominante cultuur (Kuipers, 2012; Jordan, 2013).

(42)

4.3.2 Symbolen en vrijetijdsbesteding

Wat betreft symbolen zijn er geen onderscheidende kenmerken geconstateerd tijdens de interviews en observaties. Er zou gesproken kunnen worden over het hele voorkomen en de fiets van de fietskoerier als symbool van de cultuur. Dit kan niet worden onderbouwd en het lijkt er dan ook op dat dit voorkomen van fiets en fietskoerier niet bewust als symbool wordt uitgedragen maar meer om functionaliteit en praktisch gebruik te wordt verkozen (Michael, Kees, Corneel).

Wat betreft de vrijetijdsbesteding van de fietskoeriers zijn er de “allycats” waarin de subcultuur van fietskoeriers tot uiting komt en waarmee men zich onderscheidt van de nieuwe middenklasse. Deelname aan “allycats” is voor iedereen mogelijk. Het gebeurt echter weinig dat ook niet-fietskoeriers deelnemen aan deze wedstrijden. Er worden wel steeds vaker “allycats” georganiseerd door groepen die verder niet verbonden zijn met de subcultuur van fietskoeriers. Uit observaties en navragen bleek dat aan deze “allycats” tot zover bekend geen fietskoeriers deelnamen. Deze groepen die ook “allycats” organiseren kunnen worden gerekend tot de nieuwe middenklasse die consumptiepatronen gerelateerd aan de subcultuur van fietskoeriers incorporeert als onderdeel van hun eigen identiteit, maar zich niet het volledige subculturele kapitaal eigen hebben gemaakt. Dit komt onder andere naar voren in het wel consumeren van de uiterlijke kenmerken gerelateerd aan de subcultuur van fietskoeriers, maar het niet deelnemen aan dezelfde wedstrijden, de andere intentie waarmee een fixie/race-fiets als vervoer wordt gebruikt en het afwezig zijn van subcultuur gerelateerde kennis. De fixie/race-fiets is een mode item en de kennis met betrekking tot de fiets en de “allycats” blijft achter bij de kennis die fietskoeriers hier over hebben.

Naast de “allycats” lijken binnen de cultuur van fietskoeriers geen vrijetijdsbestedingen te zijn waarmee de cultuur zich weet te onderscheiden van de dominante groep.

Dat de geïnterviewde fietskoeriers niet het gevoel hebben dat sprake is van een marginalisatie van de subcultuur duidt er vermoedelijk op dat zij deze subcultuur niet als een belangrijk onderdeel van hun identiteit zien. Dit wordt bevestigd door meerdere geïnterviewde

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ook de rol van sociale problemen in de relatie tussen emotionele competentie en de ontwikkeling van psychische problemen (hoofdstuk 4) en de invloed van sociale vaardigheden op de

indien een harmonisatie zich immers slechts tot de accijnzen zou beperken, worden de landen die het zwaartepunt op de indirecte belastingen leggen, dubbel bevoorbeeld; de

Het bevat een brede waaier aan rechten die vaak al in andere mensenrechtenverdra- gen voorkwamen, maar die nu voor het eerst met een specifi eke focus op personen met een

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

We hebben de lijsttrekkers in de drie gemeenten gevraagd wat men in het algemeen van de aandacht van lokale en regionale media voor de verkiezingscampagne vond en vervolgens hoe

Kennis en cultuur Cliënten in een instelling, al dan niet met een specifieke en/of complexe zorg- vraag, krijgen niet altijd kwalitatief goede of juiste zorg en hun ontwikkeling

Sinds de Europese Unie en de Russische Federatie aan elkaar grenzen, zijn we behalve vrienden ook buren geworden.. De afgelopen jaren werden onze banden