• No results found

De relatie tussen flexibiliteit en repressieve controle vanuit de groepsleiding in relatie tot veiligheidsbeleving van jongeren in gesloten instellingen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De relatie tussen flexibiliteit en repressieve controle vanuit de groepsleiding in relatie tot veiligheidsbeleving van jongeren in gesloten instellingen"

Copied!
31
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De relatie tussen flexibiliteit en repressieve controle vanuit de

groepsleiding in relatie tot veiligheidsbeleving van jongeren in

gesloten instellingen

The relation between flexibility and repressive control from groupworkers in relation to safetyfeelings from youth in residential youth care

Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek

Masterscriptie Orthopedagogiek Pedagogische Wetenschappen en Onderwijsstudies, Universiteit van Amsterdam E. Bout 10416099 Eerste begeleider: A. Bindels, MSc. Tweede begeleider: Dr. J. Asscher Amsterdam, februari 2013

(2)

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave ... 1 Samenvatting ... 2 Abstract ... 3 Inleiding ... 4 Methode ... 10 Procedure en respondenten ... 10 Instrumenten ... 11 Analyses... 12 Resultaten ... 14 Beschrijvende data ... 14

Hiërarchische multipele regressieanalyse ... 14

Discussie ... 17

Literatuurlijst ... 23

Bijlage 1 Gebruikte vragen PGCI ... 29

(3)

Samenvatting

In dit onderzoek is gemeten in hoeverre de combinatie tussen flexibiliteit en repressieve controle vanuit de groepsleiders de veiligheidsbeleving van jongeren binnen gesloten instellingen verklaart. De PGCI vragenlijst werd ingevuld door 285 jongeren (197 jongens en 88 meisjes). Het bleek dat flexibiliteit (B = .46) en repressieve controle (B = -.28) samen voor 39% veiligheidsbeleving verklaren. Zowel flexibiliteit als repressieve controle verklaren een uniek deel van de verklaring voor veiligheidsbeleving. Dit sluit aan bij de theorie van Kok (1992) over een veilig behandelklimaat. Er is geen sprake van een interactie-effect tussen flexibiliteit en repressieve controle op veiligheid. Dit onderzoek geeft onder andere inzicht aan groepsleiders over de houding die nodig is voor een veilig gevoel bij jongeren binnen de instelling.

(4)

Abstract

This study examined the influence of the combination of flexibility and repressive control on safetyfeelings from youth in residential youth care. A total of 285 youth (197 male and 88 girls) completed the PGCI questionnaires. It was found that the combination of flexibility (B = .46) and repressive control (B = -.28) explain safety feelings for 39%. Both flexibility and repressive controle are responsible for a unique part of the explanation of safetyfeelings. These results are in agreement with the theory from Kok (1992) about a safe treatment climate. The results of this study teach

groupworkers about the attitude which is necessary for safetyfeelings from youth in their residential youthcare.

(5)

Inleiding

Elk kind heeft veiligheid nodig om zich op een gezonde manier te kunnen ontwikkelen (Noltemeyer, Bush, Patton, & Bergen, 2012; Sato, Uono, Matsuura, & Toichi, 2009). Er zijn situaties waarin deze veiligheid ontbreekt doordat de jongere zichzelf of anderen vanwege zijn of haar gedrag in gevaar brengt. Forensische hulpverlening, die tak van de geestelijke gezondheidszorg waar recht en psychiatrie elkaar raken, kan nodig zijn om deze jongeren verder te helpen (Duits, 2011). Een deel van de jongeren die met deze forensische zorg in aanraking komt, verblijft in gesloten instellingen zoals een Justitiële Jeugdinrichting (JJI) of JeugdzorgPlus-instelling. Deze jongeren hebben vaak te maken met psychiatrische problematiek, een instabiele thuissituatie, een onveilige gehechtheid en een moeilijk eigen temperament, waardoor ze vaak al veel hulpverlening gehad hebben en geen reguliere ontwikkeling hebben doorlopen (Doreleijers & Fokkens, 2010; Sato et al.,2009; Vreugdenhil, Doreleijers, Vermeiren, Wouters, & Van den Brink, 2003; Zegers, Schuengel, Van IJzendoorn, & Janssens, 2008). Juist voor deze jongeren is het bieden van veiligheid zo belangrijk om zo een goed behandelcontact en vertrouwen tussen jongere en hulpverlener te creëren en zodoende de kans op het slagen van de behandeling te vergroten (Swart, 2011; Zegers et al., 2008).

Onder de algemene doelen van het verblijf in gesloten instelling valt het (verder) opvoeden van de jongeren en hen te beschermen (tegen zichzelf of hun omgeving), zodat zij zich op een zo gezond mogelijke manier kunnen ontwikkelen en zij uiteindelijk terug kunnen naar hun ouders, open woonvorm of hun eigen woning (Bartels, 2011; Boendermaker & Kamphaus, 2011; Weijers, 2011). Om aan deze doelen te voldoen zijn een aantal voorwaarden nodig, waarvan veiligheid een van de belangrijkste is (Van der Helm, Boekee,

(6)

Stams, & Van der Laan, 2011). Veiligheid is een cruciaal onderdeel binnen diverse ontwikkelingstheorieën en wordt gezien als een belangrijke voorwaarde voor een goede ontwikkeling van kinderen en jongeren (Bowlby, 1984; Maslow, 1943; Noltemeyer et al., 2012). Veiligheid om je als jongere voldoende te kunnen ontwikkelen, heeft zowel een fysieke als een emotionele kant (Shaffer, 2005; Wolzak, 2009). Waar fysieke veiligheid gaat over het letterlijk veilig zijn, niet aangevallen worden en voldoende levensmiddelen krijgen om in leven te kunnen blijven, gaat emotionele veiligheid om de beleving van de situatie door een persoon. Wanneer iemand zich emotioneel veilig voelt, vertrouwt diegene de omgeving en mensen die zorg dragen voor hem (Sonsbeek, Lelieveld, Nieuwland, & Sloothaak, 2011).

Veiligheid binnen de gesloten jeugdzorg is echter niet vanzelfsprekend. Het verblijf binnen de gesloten jeugdzorg gaat regelmatig gepaard met relatief veel agressie en incidenten (Van der Helm, Stams, Van Genabeek, & Van der Laan, 2012; Van der Laan, Maaskant, Stams, Fukkink, & Van der Voort, 2007; Van Wissen, 2011). Dit kan bovendien versterkt worden door de groepsdynamiek. Binnen de gesloten instelling wonen jongeren op groepen en waar een groep mensen bij elkaar is, ontstaat groepsdynamica (Everink, 2011; Van Reijen & Haans, 2008). Jongeren zitten in een ontwikkelingsfase waarin zij hun identiteit nog aan het ontwikkelen zijn en extra gevoelig zijn voor het kopiëren van het gedrag van hun omgeving, onder andere doordat hun vermogen tot zelfreflectie nog niet volledig ontwikkeld is (Van der Helm, Stams, Van der Stel, Van Langen, Van der Laan, 2012). Door deze groepsdynamiek kan negatief gedrag van elkaar gekopieerd worden, waardoor de veiligheid binnen een groep mogelijk nog verder afneemt. Echter, door de veel voorkomende psychiatrische problematiek en de wantrouwende houding onder de jongeren is structuur en veiligheid juist belangrijk om ervoor te zorgen dat ze minder stress ervaren, zich kunnen ontwikkelen en ze profijt hebben van de behandeling die geboden wordt (Bowlby, 1984; Noltemeyer et al., 2012; Sato et al., 2009; Van der Helm, Stams, Van Genabeek, et al., 2012; Vreugdenhil et al., 2003).

(7)

Centrale begrippen voor veiligheid binnen JJI’s en Jeugdzorginstellingen zijn flexibiliteit en controle. Om de veiligheid te garanderen op een groep, dient de groepsleiding volgens Van der Helm, Boekee, et al. (2011) de juiste combinatie van controle en flexibiliteit te hanteren. Een adequate manier van controle uitoefenen bestaat in dat geval uit het stellen van effectieve regels en als groepsleider voorspelbaar zijn. Flexibiliteit bestaat uit het bieden ondersteuning van de jongere en adequaat reageren op zijn of haar vragen en zorgt zo eveneens voor een veilige sfeer. Deze volgens Van der Helm, Boekee, et al. (2011) vereiste combinatie van flexibiliteit en controle, vertoont grote overeenkomsten met de theorie van Baumrind (1966) over opvoedstijlen. Baumrind geeft daarin aan dat twee componenten belangrijk zijn in de opvoeding, namelijk vrijheid (liefde, responsiviteit, de ruimte om eigen keuzes te maken) en controle (kaders en regels die gegeven worden waar het kind zich aan heeft te houden). Deze twee componenten moeten met elkaar in balans zijn om het kind te laten opgroeien tot een autonoom, zelfstandig volwassene.

Uit onderzoek van Sonsbeek et al. (2011) bleek dan ook dat zo’n 20 procent van de jongeren zich niet veilig voelt binnen gesloten instellingen. Uit onderzoek van Van Wissen (2011) bleek dat de door jongeren ervaren veiligheid deels verklaard wordt door de ondersteuning, waaronder ook de flexibiliteit gerekend wordt, vanuit de groepsleiding. Tegelijkertijd stelt Van Wissen (2011) dat er meer factoren moeten zijn die bijdragen aan veiligheidsgevoelens aangezien er ook jongeren waren die zich wel veilig voelden, zonder ondersteuning te ervaren van groepsleiding. Controle van de groepsleiding, wat door Van Wissen (2011) niet in de analyses werd meegenomen, lijkt op basis van het aangehaalde artikel van Van der Helm, Boekee, et al. (2011) een belangrijke aanvulling te kunnen zijn in de verklaring van de veiligheid van jongeren. Juist die combinatie tussen flexibiliteit enerzijds en controle anderzijds zou een rol kunnen spelen in de veiligheidsbeleving van jongeren.

(8)

Van der Helm, Boekee, et al. (2011) stellen echter ook dat het hanteren van de juiste balans tussen controle en flexibiliteit in de praktijk een van de moeilijkste opgaven voor groepswerkers is. De balans tussen, of de juiste combinatie van, flexibiliteit en controle raakt namelijk vaak verstoord op het moment dat de groepswerker zichzelf niet veilig voelt en juist dat komt in de residentiële jeugdzorg erg vaak voor. In het onderzoek van Van der Helm, Boekee, et al. (2011) bleek namelijk dat 97 procent van de groepswerkers in de JJI in zekere mate problemen had met het eigen gevoel van veiligheid op de werkplek. Het gevolg is dat groepsleiders vaak op een extreme manier de controle gaan uitoefenen, ook wel repressie genoemd, dat ten koste gaat van de flexibiliteit. Een andere reactie is dat groepsleiders zich juist terugtrekken, alles ‘door de vingers zien’ en zodoende doorslaan in flexibiliteit ten koste van controle. De eerste reactie vertoont daarmee grote gelijkenis met de ‘fight’ reactie op onveilige situaties, zoals ook omschreven door Gray (2003), de tweede met een ‘flight’ reactie. Beide reacties, die dus vaak voortkomen uit het gevoel van veiligheid van de groepsleiders, zetten volgens Van der Helm, Boekee, et al. (2011) dus ook het belangrijke aspect veiligheid van de jongeren onder druk, doordat de groepsleiders hierdoor niet op een adequate manier de juiste combinatie van controle en flexibiliteit handhaven.

Uit voorgaande blijkt dat veiligheid een belangrijke factor is voor een positieve verdere ontwikkeling van jongeren die binnen een gesloten instelling leven. Deze veiligheid lijkt vergroot te kunnen worden door een adequate houding vanuit de groepsleiding, die bestaat uit een goede combinatie tussen controle en flexibiliteit. Het blijkt echter dat het zeer regelmatig voorkomt dat groepsleiders doorschieten naar repressieve controle (Van der Helm, Boekee, et al., 2011). Hoewel er dus wel onderzoek is gedaan naar de relatie tussen veiligheidsbeleving en flexibiliteit, is dit nog niet gedaan met de component controle en wel specifiek repressieve controle, erbij. In het huidige onderzoek zal daarom onderzocht worden hoe flexibiliteit en repressieve controle samenhangen met de veiligheidsbeleving van

(9)

jongeren. Van der Helm, Beld en Stams (2013) geven aan dat deze vorm van controle verwijst naar het geven van straf aan jongeren die ongewenst gedrag laten zien. Hoewel straf een negatief effect kan hebben, doordat het alleen maar aangeeft welk gedrag niet toegestaan is, kan het ook een positief effect hebben. Het is dan echter wel van belang op welke manier een straf wordt toegepast. In geval van repressieve controle is er ogenschijnlijke veiligheid, maar in werkelijkheid zijn er echter veel regels, worden buiten proportionele straffen gegeven wanneer de regels zijn vastgelegd en worden de regels vaak op ongestructureerde manier toegepast door de groepsleiding (Van der Helm, Klapwijk, Stams, & Van der Laan, 2009; Van der Helm, Van Tol, & Stams, 2013). Daarbij is het de vraag in hoeverre repressieve controle en flexibiliteit elkaar beïnvloeden, dus versterken of afremmen, als het gaat om hun invloed op de veiligheidsbeleving van jongeren. Een dergelijk mogelijk interactie-effect is voor zover bekend nog niet expliciet beschreven in de wetenschappelijke literatuur. Door de specifieke bijdragen van repressieve controle en flexibiliteit te onderzoeken in relatie tot veiligheid, kan ook duidelijk worden wat het belang van de houding van groepswerkers is in de veiligheidsbeleving van jongeren.

De vraagstelling binnen dit onderzoek luidt dan ook: “In hoeverre hangt de veiligheid die jongeren ervaren binnen de gesloten jeugdzorg samen met de mate waarin de groepsleiding repressieve controle en flexibiliteit hanteert? De hypothese is dat juist de combinatie van flexibiliteit en repressieve controle in grotere mate verklarend is voor de veiligheidsbeleving van jongeren, dan wanneer er alleen gekeken wordt naar de relatie tussen veiligheidsbeleving en flexibiliteit of repressieve controle. Dit betekent dat van zowel flexibiliteit als van repressieve controle verwacht wordt dat zij de veiligheidsbeleving van een jongere in zekere mate verklaren en dat de mate van verklaring toeneemt als beide constructen, in plaats van één van de twee, in ogenschouw genomen worden in relatie tot de veiligheidsbeleving. Anderzijds zou het mogelijk kunnen zijn dat de combinatie van

(10)

flexibiliteit en repressieve controle daarbovenop een extra versterkend (of juist verzwakkend) effect op de mate van verklaring van veiligheidsbeleving heeft. Met andere woorden: er zou sprake kunnen zijn van een interactie-effect. Hierover worden in de literatuur geen expliciete uitspraken gedaan en wordt daarom geen hypothese opgesteld. Het interactie-effect tussen flexibiliteit en repressieve controle op de veiligheidsbeleving van jongeren zal zodoende op exploratieve basis onderzocht worden.

Inzicht in de mogelijke invloed van flexibiliteit en repressieve controle van de groepsleiding op de veiligheidsbeleving van de jongeren biedt mogelijk handvatten voor het dagelijks handelen van de groepsleiding in de gesloten jeugdzorg. Dit kan direct of indirect bijdragen aan een grotere slagingskans van de behandeling of het verblijf binnen de gesloten instelling. Inzicht in de rol van de groepsleider in termen van flexibiliteit en controle bij vrijheidsbeleving van jongeren kan zo een rol spelen in het verkleinen van de kans op recidive en zo de kans vergroten dat jongeren hun leven opnieuw op kunnen bouwen in de maatschappij, op een veilige manier voor henzelf en de omgeving.

(11)

Methode

Procedure en respondenten

Om een antwoord te krijgen op de vraag in hoeverre jongeren meer veiligheid ervaren op het moment dat zij meer regie vanuit de groepsleiding ervaren, wordt er gebruik gemaakt van bestaande Leefklimaatdata (Leefklimaatonderzoek, 2011). Binnen het Leefklimaatonderzoek zijn vragenlijsten en interviews afgenomen bij 285 jongeren tussen de 14 en 18 jaar (M=16, SD=1,1) die in een JJI, een JeugdzorgPlus-instelling of een open Jeugdzorginstelling verblijven. Deze 26 instellingen zijn gelijkmatig verdeeld over heel Nederland. 67 van de geïnterviewde jongeren zijn in een JJI geplaatst, 147 in een JeugdzorgPlus-instelling en 71 in een open jeugdzorginstelling. Aan het huidige onderzoek hebben 197 jongens meegewerkt en 88 meisjes. 225 van deze jongeren zijn in Nederland geboren. De gegevens van al deze jongeren zullen gebruikt worden in de analyses om de vraag te beantwoorden.

Aan de jongeren binnen de instellingen is via de groepsleiding gevraagd of zij mee willen werken aan het Leefklimaatonderzoek. Na instemming zijn zij geïnterviewd en hebben zij een aantal vragenlijsten ingevuld. Binnen het huidige onderzoek wordt alleen gebruik gemaakt van de vragenlijsten die de eerste keer dat de jongeren meedoen aan het onderzoek, afgenomen zijn. Als dank voor deelname hebben alle jongeren een attentie ontvangen. Jongeren hebben op elk moment de mogelijkheid gehad om na toezegging weer uit het onderzoek te stappen.

(12)

Instrumenten

Met behulp van items uit het Prison Group Climate Instrument (PGCI; Van der Helm, Stams, & Van der Laan, 2011) worden de concepten veiligheid, repressieve controle en flexibiliteit gemeten. De interne consistentie (Cronbach’s alpha) van de vier schalen die het leefklimaat bepalen in de PGCI, blijkt in het onderzoek van Van der Helm, Stams, et al. (2011) goed te zijn (Ondersteuning, α =.90; Groei, α =.88; Sfeer α =.76, en Repressie α =.76). De PGCI bestaat uit 50 items waarvan er 36 horen bij een van de vier schalen van het Leefklimaatonderzoek (Van Scheppingen & Van der Helm, 2012). Voor het huidige onderzoek wordt de schaal Repressie, als uiterste variant van controle, gebruikt en zijn er op grond van inhoudelijke analyse van de concepten Flexibiliteit en Veiligheid en de beschrijving van deze begrippen, 11 vragen geselecteerd uit de bestaande schalen die de constructen veiligheid en flexibiliteit weergeven (Van Scheppingen & Van der Helm, 2012). Zie bijlage 1 voor de geselecteerde vragen. De schaal Repressie bestaat uit 9 vragen, de schaal Flexibiliteit uit 5 vragen en de schaal Veiligheid uit 6 vragen. Een voorbeeldvraag van de geconstrueerde schaal Veiligheid (α =.78) is ‘ik voel mij prettig op de afdeling’. De tweede schaal is Repressieve Controle (α =.76), een voorbeeldvraag hiervan is ‘de groepsleiding krijgt altijd zijn zin’. De derde schaal is Flexibiliteit (α =.74), die gemeten wordt met vragen zoals ‘ik krijg de ruimte van de groepsleiding’.

De jongeren geven door middel van een vijfpuntsschaal (helemaal niet van toepassing, een beetje niet van toepassing, er tussen in, een beetje wel van toepassing, helemaal wel van toepassing) aan in hoeverre een stelling van toepassing is op henzelf, de groep of de groepsleiding (Brinkman, 2006).

(13)

Analyses

Met behulp van SPSS 21 (IBM Corporation, 2012) zijn de analyses uitgevoerd. De voor dit onderzoek samengestelde subschalen Veiligheid en Flexibiliteit, zijn geen getoetste PGCI schalen. Daarom is eerst de betrouwbaarheid en de interne validiteit van deze constructen onderzocht. De betrouwbaarheid (Veiligheid: α = .78; Flexibiliteit α = .77 is met de Cronbachs’ alpha gemeten, de interne validiteit (Veiligheid: α = .74; Flexibiliteit: α = .78) met een confirmatieve factoranalyse. Er is voldoende betrouwbaarheid en validiteit gevonden.

Om te zien of de veiligheid die jongeren ervaren binnen de gesloten jeugdzorg samenhangt met de mate waarin de groepsleiding repressieve controle en flexibiliteit hanteert, zijn er verschillende Multipele Hiërarchische Regressie Analyses (MRA) uitgevoerd. Door middel van deze analyses kon per variabele nagegaan worden wat de proportie verklaarde variantie was van de afhankelijke variabele en in hoeverre de totale proportie verklaarde variantie toe zou nemen als er onafhankelijke variabelen aan de vergelijking zou worden toegevoegd (Bijleveld & Commandeur, 2009; De Vocht, 2008). Voordat de MRA’s uitgevoerd werden, werden de onafhankelijke variabelen Flexibiliteit en Repressieve Controle gestandaardiseerd door middel van het berekenen van de Z-scores, zodat de interactie tussen deze variabelen berekend kon worden en daar een nieuwe variabele van gemaakt kon worden (De Vocht, 2008). In alle multipele regressie analyses was Veiligheid de afhankelijke variabele en werden stapsgewijs Flexibiliteit, Repressieve Controle en de interactie tussen beide variabelen als onafhankelijke variabelen toegevoegd. De Enter-methode werd gebruikt voor het uitvoeren van de hiërarchische multipele regressie analyse (De Vocht, 2008).

In de eerste MRA werd als eerste stap Flexibiliteit als onafhankelijke variabele meegenomen. Vervolgens (tweede stap) werd ook Repressieve Controle als onafhankelijke variabele toegevoegd en in de derde stap de Interactie tussen Flexibiliteit en Repressieve Controle. In de tweede MRA werd de volgorde in toegevoegde onafhankelijke variabelen,

(14)

met betrekking tot Repressieve Controle (stap 1) en Flexibiliteit (stap 2) omgedraaid. Hierdoor kon in de eerste MRA nagegaan worden wat de toegevoegde waarde (unieke proportie verklaarde variantie van Veiligheid) van Repressieve Controle was (∆R2

van stap 2),

gecontroleerd voor Flexibiliteit en of het toevoegen van de interactievariabele een significante verbetering oplevert voor de totale proportie verklaarde variantie. In de tweede MRA kon op dezelfde wijze nagegaan worden wat de unieke proportie verklaarde variantie van Flexibiliteit op Veiligheid was.

De assumpties aangaande de residuen, zoals onafhankelijkheid (Durbin-Watson = 2.10), homogeniteit en normaalverdeling (P-P plot liet geen afwijkingen zien), zijn tenslotte getoetst. Hieruit bleek dat de analyses betrouwbaar beschouwd kunnen worden.

(15)

Resultaten

Beschrijvende data

Allereerst zijn de data op een aantal punten gecontroleerd om de assumpties van de normaalverdeling van de scores te toetsen. Hieruit bleek dat de data voldoen aan de assumpties van een normaalverdeling. Alleen de interactievariabele had een wat hogere welving maar omdat er een steekproef wordt gebruikt die een N heeft die de 300 benadert, zal ook deze variabele meegenomen worden (Bijleveld & Commandeur, 2009). Twaalf van de 285 deelnemers hadden missende waarden op een van de schalen en zijn daarom uit de analyses weggelaten. De uiteindelijke onderzoeksgroep bestond daarom uit 273 jongeren. In Tabel 1 zijn de gemiddelden en standaarddeviaties weergegeven van de niet-gestandaardiseerde variabelen, evenals de correlaties tussen de variabelen. Uit de correlaties valt op te maken dat de variabelen niet volledig correleren en dus voldoende onafhankelijk van elkaar zijn (De Vocht, 2008).

Tabel 1. Correlaties tussen Variabelen (N=279)

Min Max M SD Veiligheid Flexibiliteit Repressieve Controle Veiligheid 1 5 3.06 .91 - . Flexibiliteit 1 5 3.32 .88 .57** - Repressieve Controle 2 5 3.30 .68 -.46 ** -.38** - **ρ<0.01 (twee-zijdig significant)

Hiërarchische multipele regressieanalyse

Uit de hiërarchische multipele regressieanalyse kwam naar voren dat zowel Flexibiliteit en Repressieve Controle significant samenhangen met Veiligheid. De Interactievariabele bleek echter niet significant samen te hangen met Veiligheid (p = .91). Het blijkt dus dat de interactie van Flexibiliteit en Repressieve Controle niet samenhangt met de veiligheidsbeleving van jongeren waarmee de tweede hypothese verworpen is.

(16)

MRA 1. Toen Flexibiliteit als eerste stap werd toegevoegd aan het regressiemodel, bleek dit

significant bij te dragen aan de verklaring van Veiligheid: ∆F(1, 271) = 128,87, p = .00 en voor 32% een verklaring gaf van de variantie van Veiligheid. Toen Repressieve Controle daaraan werd toegevoegd (stap 2), bleek, zoals verwacht, dit ook een significante bijdrage te leveren aan de verklaring voor Veiligheid: ∆F(1, 270) = 28,40, ∆p = .00 en gaf voor 7% een verklaring van de variantie van Veiligheid. Het toevoegen van de interactievariabele (stap 3) bleek geen significante verbetering in de verklaring van Veiligheid op te leveren. De totale verklaarde variantie van Veiligheid door Flexibiliteit en Repressieve Controle tezamen (F(2,272) = 85.15, p = .00) was 39 %.

MRA 2. Vervolgens is de tweede MRA uitgevoerd waarin eerst Repressieve Controle (F(1,

271) = 70.30, R2 = .21, p = .00) als onafhankelijke variabele is toegevoegd en daarna Flexibiliteit, ∆F(1, 270) = 79.61, p = .00. Daaruit bleek dat Flexibiliteit voor 18% een unieke verklaring bood van de variantie van Veiligheid, gecontroleerd voor Repressieve Controle.

Door gebruik te maken van de proporties uniek verklaarde variantie werd eveneens de ‘gemeenschappelijk verklaarde variantie’ berekend: Gemeenschappelijk verklaarde variantie = Totaal verklaarde variantie (R2 = .39) – uniek verklaarde variantie Flexibiliteit (∆ R2 = .18)

– uniek verklaarde variantie Repressieve Controle (∆ R2 = .07) = .14. De gestandaardiseerde

regressie-coëfficiënten, wanneer gecontroleerd werd voor de andere variabele (stap 2 in beide MRA’s) zijn, net als de (unieke) proporties verklaarde variantie, weergegeven in tabel 2.

(17)

Tabel 2. Proporties Gemeenschappelijke en Unieke Verklaarde Variantie en regressiegewichten R2 ∆ R2 Beta Flexibiliteit .32* .18* .46* Repressieve Controle .20* .07* -.28* Interactie .00 .00

Totale proportie verklaarde variantie .39* .39*

*ρ<.001

Concluderend kan gesteld worden dat de variabelen flexibiliteit en repressieve controle beiden een proportie unieke verklaarde variantie voor hun rekening nemen en de variabelen daarom tezamen een grotere verklaring bieden voor veiligheid (39%) dan wanneer er slechts naar een van de twee variabelen gekeken wordt in relatie tot Veiligheid. Hiermee is de eerste hypothese bevestigd. Er is echter geen sprake van een interactie-effect: door de interactievariabele toe te voegen nam de totale verklaarde variantie niet nog verder toe, dan op basis van de gemeenschappelijke en unieke verklaarde proporties variantie berekend kan worden. Wanneer gekeken wordt naar het regressiegewicht dat de variabelen hebben, blijkt dat een hogere mate van Flexibiliteit positief samenhangt met een hogere mate van Veiligheid, wat betekent dat er sprake is van een positief verband. Repressieve controle moet echter afnemen om veiligheidsbeleving toe te laten nemen en dus is dit aandeel negatief. Daarbij blijkt dat de invloed van Flexibiliteit sterker is op Veiligheid dan de invloed van Repressieve Controle op Veiligheid, aangezien zowel het regressiegewicht als de (unieke) proportie verklaarde variantie van Flexibiliteit groter zijn dan die van Repressieve Controle.

(18)

Discussie

In dit onderzoek is onderzocht in hoeverre de mate waarin de groepsleiding flexibiliteit en repressieve controle hanteert de veiligheid die jongeren binnen gesloten instellingen ervaren verklaart. In overeenstemming met de hypothese bleek uit huidig onderzoek dat de combinatie van flexibiliteit en repressieve controle in grotere mate verklarend is voor de veiligheidsbeleving van jongeren, dan wanneer er alleen gekeken wordt naar de relatie tussen veiligheidsbeleving en flexibiliteit of repressieve controle. Dit geeft aan dat ze beide van belang lijken te zijn voor de veiligheidsbeleving van de jongeren. De samenhang tussen flexibiliteit en veiligheid was in huidig onderzoek, in overeenstemming met voorgaand onderzoek, positief. Die van repressieve controle juist negatief.

Daarnaast is op exploratieve basis onderzocht of er daarbij ook sprake is van een interactie-effect tussen flexibiliteit en repressieve controle en de relatie met veiligheid van jongeren. Er bleek geen sprake van een interactie-effect. Dit betekent dat zowel flexibiliteit als repressieve controle samenhangen met veiligheidsbeleving en het niet lijkt te zijn dat wanneer een groepsleider meer repressieve controle uitoefent, de sterkte of richting van de relatie tussen de flexibiliteit die de groepsleider hanteert en de veiligheidsbeleving van jongeren verandert, of andersom.

De toegevoegde waarde van dit onderzoek is dat voor het eerst het effect van de combinatie tussen flexibiliteit en repressieve controle op veiligheid is gemeten. In overeenstemming met de verwachtingen blijkt dat veiligheid optimaal is wanneer er zo min mogelijk repressie aanwezig is en zoveel mogelijk flexibiliteit. Flexibiliteit hangt positief samen met veiligheid en repressieve controle negatief. Het blijkt ook uit het huidige onderzoek dat flexibiliteit en repressieve controle tegelijkertijd voor kunnen komen, aangezien ze niet volledig correleren. Deze resultaten lijken er dus op te wijzen dat wanneer flexibiliteit voldoende aanwezig is maar repressie ook teveel aanwezig is, er alsnog niet

(19)

voldoende veiligheid geboden wordt. Een aanvullende, verdiepende verklaring hiervoor wordt door Kok (1992) geboden. Hij geeft aan dat er een gestructureerd leefklimaat geboden moet worden, als basis voor een veilig behandelklimaat. Kenmerken voor een gestructureerd leefklimaat zijn volgens hem vertrouwen, veiligheid en begrenzing. Deze komen overeen met de kenmerken die Van der Helm (2011) noemt als kenmerken van een veilig, open leefklimaat. Hier blijkt dat als de houding van groepsleiders bestaat uit zowel het bieden van flexibiliteit als het hanteren van repressie, er ambivalentie vanuit de groepsleiders ontstaat en er geen sprake meer is van structuur wat zorgt voor een onveilig behandelklimaat. Uit deze theorie blijkt dan ook dat flexibiliteit en repressieve controle elkaar niet versterkten of afremmen, wat hun aandeel in de verklaring voor veiligheid betreft. Het gaat er dus om dat beide variabelen zich beide op de juiste manier verhouden ten opzichte van veiligheid, wat inhoudt dat repressieve controle afwezig is en flexibiliteit aanwezig.

Uit de analyses kwam ook naar voren dat repressieve controle en flexibiliteit de veiligheid van jongeren voor een deel gemeenschappelijk verklaren. Met andere woorden: beiden verklaren een deel van de ervaren veiligheid van jongeren dat ook door het andere construct verklaard wordt. Dit zou deels verklaard kunnen worden door het feit dat beide schalen vragen bevatten die gaan over ‘regelgeving’. Dit is mogelijk de verklaring voor het feit dat er een gemeenschappelijke verklaring is. Regelgeving heeft echter een verschillende betekenis binnen beide constructen. Regelgeving binnen het construct ‘repressieve controle’ wijst op het handhaven van regels om een bepaalde macht uit te oefenen (Van der Helm et al., 2013). Regelgeving binnen het construct ‘flexibiliteit’ wijst op het bieden van structuur en zingeving. Hoewel het blijkt dat er enige overlap is tussen beide constructen, vullen ze elkaar met name aan in de verklaring voor veiligheid doordat ze vooral aparte onderwerpen meten, zoals dat ook blijkt uit eerder onderzoek (Van der Helm, Stams, et al., 2011).

(20)

Dit onderzoek heeft ook enkele tekortkomingen. De eerste is dat er alleen naar samenhang tussen flexibiliteit en repressieve controle enerzijds en veiligheidsbeleving anderzijds is gekeken. Dit betekent dat niet met zekerheid gesteld kan worden dat de veiligheidsbeleving voortkomt uit de handelingswijze van de groepsleiders, maar dat er ook van een verband in de tegenovergestelde richting sprake zou kunnen zijn: de mate waarin een jongere zich voelt zou dan de mate van flexibiliteit en repressieve controle van de groepsleiders ‘veroorzaken’. Op grond van in de inleiding beschreven literatuur zijn er geen aanwijzingen voor deze richting van het verband, maar om dit uit te sluiten zou vervolgonderzoek gebruik moeten maken van longitudinale data, om zodoende de oorzakelijke verbanden te kunnen onderzoeken (Singer & Willett, 2003).

De tweede beperking is de manier waarop controle is gemeten. Er is gebruik gemaakt van de data die beschikbaar zijn binnen het Leefklimaatonderzoek en daarbij gezocht naar de beste maat voor controle, wat repressieve controle bleek te zijn. Repressieve controle is echter de uiterste, negatieve variant van controle. Repressieve controle dekt hiermee dus maar een klein deel van het volledige begrip controle. Controle kan immers ook gaan over de nadruk die gelegd wordt op het bieden van structuur en consequent hanteren van eerlijke regels. Om te weten wat het effect is van de combinatie tussen flexibiliteit en een mildere variant van controle op veiligheid, is het goed om vervolgonderzoek te doen. Tegelijkertijd is de combinatie die in dit onderzoek is meegenomen wel een veelvoorkomende combinatie onder groepsleiders en geeft het inzicht in het effect van deze dubbele houding op veiligheid (Van der Helm, Boekee, et al., 2011).

Een derde tekortkoming in het huidige onderzoek is de mate waarin veiligheidsbeleving is verklaard. Hoewel bijna 39% van de ervaren veiligheid door jongeren verklaard kan worden door flexibiliteit en repressieve controle, zijn er meer factoren die veiligheidsbeleving verklaren. Een van de factoren die een mogelijke verklaring biedt voor

(21)

veiligheid, is groepsdynamiek. Wanneer er veel negatief gedrag is op de groep, kunnen jongeren dit van elkaar kopiëren (Van der Helm, Stams, Van der Stel, et al., 2012). Wanneer mensen negatief gaan denken, zullen ze reacties van anderen ook sneller als negatief ervaren waardoor het groepsklimaat in een negatieve cirkel terechtkomt (Crick & Dodge, 1994), wat mogelijk zorgt voor een onveilig groepsklimaat. Daarbij kunnen incidenten en aanwezige agressie ook een negatief effect hebben op het groepsklimaat.

Een meer indirecte verklaring voor de veiligheidsbeleving van jongeren is het werkklimaat. Een mogelijke verklaring voor het feit dat groepsleiders doorslaan in repressie, een houding die relatief veel voorkomt binnen gesloten jeugdzorg, is namelijk een werkklimaat dat niet voldoende functioneert (Van der Helm, Boekee, et al., 2011). Het is verstandig om specifieker onderzoek te doen naar de relatie tussen werkklimaat en veiligheidsbeleving van jongeren. Ook Crew, Liebling en Hulley (2011) geven een verklaring voor het feit dat groepsleiders een bepaalde houding aan kunnen nemen die negatief doorwerkt op het leefklimaat van de jongeren. Zij zeggen namelijk dat het gedrag van een groepsleider beïnvloed wordt door professionaliteit, ervaring en competenties.

Omdat er nog veel gaten zijn in de kennis over factoren die veiligheidsbeleving beïnvloeden, is het goed om vervolgonderzoek te doen. Allereerst zou het goed zijn om een uitgebreider onderzoek naar verklaringen voor veiligheidsbeleving, gebruik makend van longitudinaal onderzoek. Het is aan te raden om daarin naast flexibiliteit en repressieve controle, ook groepsdynamiek en werkklimaat mee te nemen zodat duidelijk kan worden of deze constructen invloed hebben op de verklaring voor veiligheidsbeleving en hoe groot hun invloed is. Ten tweede is het goed om onderzoek te doen naar de achterliggende redenen van groepsleiders om een bepaalde houding aan te nemen en wat het effect hiervan is op de veiligheidsbeleving van jongeren. Daarin kan mogelijk ook gekeken worden wat de invloed van de interactie tussen diverse houdingen, competenties en ervaring op veiligheidsbeleving

(22)

is. Op grond daarvan kan mogelijk specifieker gereflecteerd op het functioneren van de groepsleiders en eventuele vervolgcursussen ontwikkeld en aangeboden worden.

Een volgende beperking van dit onderzoek is de manier waarop flexibiliteit en repressieve controle in kaart is gebracht. Er is alleen gekeken naar kwantitatieve data, die bestond uit door jongeren ingevulde vragenlijsten. Om nog een beter beeld te krijgen van de mate waarin flexibiliteit en repressieve controle in de beleving van jongeren aanwezig zijn, is het goed om interviews te analyseren of om als onderzoeker observaties te doen op een groep in een gesloten instelling. Op deze manier kan specifieker in kaart worden gebracht hoe de jongeren begrippen als flexibiliteit en repressie zien, wanneer zij vinden dat groepsleiding te streng is en er kan geobserveerd worden wat de groepsleider zegt, doet en hoe deze reageert op bepaalde situaties op de groep. Daarnaast is het goed om niet alleen bij jongeren na te gaan hoe zij flexibiliteit, repressieve controle en veiligheid ervaren, maar ook in hoeverre de groepsleiders en directieleden deze aspecten ervaren en of zij denken dat deze aspecten aanwezig zijn bij de jongeren. Op die manier kan er meer objectief gekeken worden naar de aanwezigheid van flexibiliteit, repressieve controle en veiligheid, aangezien er vanuit meerdere disciplines naar gekeken is. Tegelijkertijd is het wel een sterk punt dat in dit onderzoek gevraagd is aan de jongeren zelf naar hun veiligheidsbeleving, aangezien zij het best zelf aan kunnen geven in hoeverre zij zich veilig voelen. Bovendien zijn er gegevens meegenomen van 273 jongeren uit instellingen uit heel Nederland, wat de resultaten van dit onderzoek sterk maakt.

Een praktische aanbeveling die op grond van dit onderzoek gedaan kan worden, is om de eigen manier van werken als team van groepsleiders te evalueren. Het is dus belangrijk om als team in te zien dat zowel flexibiliteit als repressieve controle een aandeel lijken te hebben in veiligheidsbeleving van jongeren. Als gevolg daarvan lijkt het goed om elkaar aan te moedigen in het hebben van een flexibele houding, waarbinnen de jongere inspraak heeft en

(23)

beperken van repressieve controle, waarbinnen het negatieve gedrag van de jongere benadrukt wordt. Deze houdingen zullen zich weerspiegelen in het groepsgedrag wat de veiligheid binnen de groep ten goede zal komen (Van der Helm & Schaftenaar, 2013).

Het uiteindelijke doel van dit onderzoek was om te zien in hoeverre de combinatie van repressieve controle en flexibiliteit samenhangen met de veiligheidsbeleving van jongeren. In de complexe realiteit van het leven binnen een residentiele instelling waar allerlei negatieve factoren aanwezig zijn, lijkt de groepsleiding een belangrijke positieve rol te kunnen hebben, alleen al door te letten op de mate waarin hij in zijn houding repressieve controle en flexibiliteit hanteert. Juist de complexe realiteit maakt het echter ook aanbevelingswaardig om vervolgonderzoek uit te voeren waarin de veelheid aan mogelijke verklarende factoren van de veiligheidsbeleving van jongeren, waaronder tenminste de flexibiliteit en repressieve controle van groepsleiders, middels een longitudinaal onderzoeksdesign.

(24)

Literatuurlijst

Bartels, J. A. C. (2011). Jeugdstrafrecht. In N. Duits & J. A. C. Bartels (reds.),

Jeugdpsychiatrie en recht: Wetgeving, zorgveld en praktijk (pp. 173-197). Assen,

Nederland: Van Gorcum.

Baumrind, D. (1966). Effects of autoritative parental control on child behavior.

ChildDevelopment, 37, 887-907. Verkregen van

http://persweb.wabash.edu/facstaff/hortonr/articles%20for%20class/baumrind.pdf Bijleveld, C. C. J. H., & Commandeur, J. J. F. (2009). Multivariate analyse: Een inleiding

voor criminologen en andere sociale wetenschappers. Den Haag, Nederland: Boom

Juridische uitgevers.

Boendermaker, L., & Kamphaus, L. P. (2011). Instellingen voor JeugdzorgPlus. In N. Duits & J. A. C. Bartels (reds.), Jeugdpsychiatrie en recht: Wetgeving, zorgveld en praktijk (pp. 318-323). Assen, Nederland: Van Gorcum.

Bowlby, J. (1984). Attachment and loss: Vol. 1. Attachment. (2nd ed.). London, England: Penguin.

Brinkman, J. (2006). Cijfers spreken: Statistiek en methodologie voor het hoger onderwijs. Groningen, Nederland: Noordhoff Wolters.

Crew, B., Liebling, A., & Hulley, S. (2011). Staff culture, use of authority and

prisoner quality of life in public and private sector prisons. Journal of Criminology,

44, 94-115. doi: 10.117/0004865810392681

Crick, N. R., & Dodge, K. A. (1994). A review and reformulation of social information- processing mechanisms in children’s social adjustment. Psychological Bulletin,

115(1), 74-101. doi: 10.1037/0033-2909.115.1.74

Doreleijers, T., & Fokkens, W. J. (2010). Minderjarigen en jongvolwassenen: Pleidooi voor

(25)

een evidence based strafrecht. Rechtstreeks, 2, 9-47. Verkregen van

http://www.recht.nl/nieuws/strafrecht/archief/42709/minderjarigen-en-jongvolwassenen-naar-een-evidence-based-strafrecht.

Duits, N. (2011). Forensisch psychiatrische zorg en consultatie. In N. Duits & J. A. C. Bartels (reds.), Jeugdpsychiatrie en recht: Wetgeving, zorgveld en praktijk (pp. 383-387). Assen, Nederland: Van Gorcum.

Everink, E. L. B. (2011). Justitiële jeugdinrichtingen. In N. Duits & J. A. C. Bartels (reds.),

Jeugdpsychiatrie en recht: Wetgeving, zorgveld en praktijk (pp. 216-223). Assen,

Nederland: Van Gorcum.

Gray, J. (2003). The Neuropsychology of Anxiety: An Enquiry into the Functions of the

Septo-Hippocampal System. NY, New York: Oxford University Press.

Helm, G.H.P. (2011). First do no harm. (Dissertatie Vrije Universiteit Amsterdam). Verkregen van

http://dare.ubvu.vu.nl/bitstream/handle/1871/19953/dissertation.pdf?sequence=1 Helm, P., van der, Beld, M., & Stams, G. J. (in voorbereiding). Dat zal ze leren!: De

hardnekkige mythe dat straffen helpt bij opvoeding in de gesloten jeugdzorg.

Gekregen van P. van der Helm op 16 december 2013.

Helm, P., van der, Boekee, I., Stams, G. J., & Laan, P., van der (2011). Fear is the key:

Keeping balance between flexibility and control in a Dutch youth prison. Journal of

Children’s Service. 6, 248-263. doi: 10.1108/17466661111190947

Helm, G. H. P. van der, Klapwijk, M., Stams, G. J. J. M., & Laan, P. H., van der

(2009). ‘What works’ for juvenile prisoners: The role of group climate in a youth prison. Journal of Children’s Services, 4, 36-48. doi: 10.1108/17466660200900011

(26)

Helm, P. van der, & Schaftenaar, P. (in voorbereiding). Eigen schuld, dikke bult…?: Helpt beheersmatig werken en straf bij behandeling in de klinische psychiatrische zorg?

Gekregen van P. van der Helm op 8 januari 2014.

Helm, P. van der, Stams, G. J. J. M., Genabeek, M. van, & Laan, P. H., van der (2012). Group climate, personality and self-reported aggression in incarcerated male youth. Journal

of Forensic Psychiatry and Psychology, 23, 23-39. doi:

10.1080/14789949.2011.633615

Helm, P. van der, Stams, G. J. J. M., & Laan, P. H. van der (2011). Measuring Group

Climate in Prison. The Prison Journal, 91, 158-176. doi: 10.1177/0032885511403595 Helm, P. van der, Stams, G. J. J. M., Stel, J. C. van der, Langen, M. A. M. van, & Laan, P. H.

van der (2012). Group climate and empathy in sample of incarcerated boys.

International Journal of Offender Therapy and Comparative Criminology, 56,

1149-1160. doi : 10.1177/0306624X11421649

Helm, G. H. P., van der, Tol, N., van, & Stams, G. J. J. (2013). De invloed van het

orthopedagogisch klimaat in de residentiële justitiële jeugdzorg: Recidivevermindering door opvoeding, behandeling en scholing. Verkregen van

http://www.hsleiden.nl/aems/lectoraatResidentieleJeugdzorg/Leefklimaat.pdf IBM Corp. (2012). IBM SPSS Statistics for Windows, Version 21.0. Armonk, NY:

IBM Corp.

Kok, J. F. W. (1992). Opvoeden als beroep: Een inleiding voor groepsopvoeders en leraren. In G. P. H. van der Helm, N. van Tol, & G. J. J. M. Stams (reds.), De invloed

van het orthopedagogisch klimaat in de residentiële justitiële jeugdzorg: Recidivevermindering door opvoeding, behandeling en scholing. Op 19 december 2013 verkregen van

http://www.hsleiden.nl/aems/lectoraatResidentieleJeugdzorg/Leefklimaat.pdf

(27)

Laan, P. van der, Maaskant, G., Stams, G. J., Fukkink, R., & Voort, P., van der (2007). Veiligheid en continuïteit van zorg in justitiële jeugdinrichtingen: Een inventariserend literatuuronderzoek. Verkregen van

http://www.inspectiejeugdzorg.nl/documenten/Extern%20onderzoek%20naar%20veili gheid%20en%20continuteit%20van%20zorg%20in%20justitiele%20jeugdinrichtingen %202007.pdf

Leefklimaatonderzoek (2011). Leefklimaatonderzoek: Uitleg over het onderzoek. Verkregen van

https://elo.hsleiden.nl/webapps/portal/frameset.jsp?tab_tab_group_id=_2_1&url=%2F webapps%2Fblackboard%2Fexecute%2Flauncher%3Ftype%3DCourse%26id%3D_38 96_1%26url%3D

Noltemeyer, A., Bush, K., Patton, J., & Bergen, D. (2012). The relationship among deficiency needs and growth needs: An empirical investigation of Maslow’s theory. Children and

Youth Service Review, 34, 1862-1867. doi: 10.1016/j.childyouth.2012.05.021

Maslow, A. H. (1943). A theory of human motivation. Psychological Review, 50, 370-396. doi : 10.1037/h0054346

Reijen, J., van, & Haans, T. (2008). Groepsdynamica in gedragstherapeutische en

psychodynamische groepen: Werken met groepen. Houten, Nederland: Bohn Stafleu

van Loghum.

Sato, W., Uono, S., Matsuura, N., & Toichi, M. (2009). Misrecognition of facial expressions in delinquents. Child and Adolescent Psychiatry and Mental Health, 3, 627-636. doi: 10.1186/1753-2000-3-27

Scheppingen, L., van & Helm, P., van der (2012). Leefklimaatonderzoek: Beschrijving van de

vragenlijsten, jongeren. Amsterdam, Universiteit van Amsterdam.

Shaffer, D. R. (2005). Social and personality development. US, CA, Wadsworth.

(28)

Singer, J. D., & Willett, J. B. (2003). Applied longitudinal data analysis: Modeling change

and event occurrence. NY, New York: Oxford University Press.

Sonsbeek, A., van, Lelieveld, L., Nieuwland, N., en Sloothaak, T. (2011). Veiligheid in de

JeugdzorgPlus en JJI’s. (Bachelors thesis, Hogeschool Utrecht). Verkregen van

http://elo.hsleiden.nl/webapps/portal/frameset.jsp?tab_tab_group_id=_2_1&url=%2F webapps%2Fblackboard%2Fexecute%2Flauncher%3Ftype%3DCourse%26id%3D_38 96_1%26url%3D

Swart, J. de, (2011). Een literatuuronderzoek naar wenselijke kenmerken van

jeugdzorgwerkers in de residentiele jeugdzorg. Enschede, Nederland: Saxion,

Kenniscentrum Gezondheid, Welzijn & Technologie.

Vocht, A. de (2008). Basishandboek SPSS 16: Statistiek met SPSS 16. Utrecht, Bijleveld Press.

Vreugdenhil, C., Doreleijers, Th. A. H., Vermeiren, R., Wouters, L. F. J. M., & Brink, W., van den. (2003). Psychiatric disorders in a representative sample of incarcerated boys in the Netherlands. Journal of Child and Adolescent Psychiatry, 43, 97–104. doi:10.1097/00004583-200401000-00019

Weijers, I. (2011). Geschiedenis van het Jeugdstrafrecht. In I. Weijers & F. Imkamp (reds.),

Jeugdstrafrecht: In internationaal perspectief (pp. 13-30). Den Haag, Nederland:

Boom Juridische Uitgevers.

Wissen, M., van (2011). Veiligheid in Nederlandse Residentiële Jeugdzorg instellingen.

De invloed van ondersteuning van groepsleiders op de veiligheidsbeleving van jongeren. (Master’s thesis, Universiteit van Amsterdam). Verkregen van http://

elo.hsleiden.nl/webapps/portal/frameset.jsp?tab_tab_group_id=_2_1&url=%2Fwebap ps%2Fblackboard%2Fexecute%2Flauncher%3Ftype%3DCourse%26id%3D_3896_1 %26url%3D

(29)

Wolzak, A. (2009). Kindermishandeling: Signaleren en handelen. Basisinformatie voor

mensen die werken met kinderen. Verkregen van

http://www.nji.nl/nl/Publicaties/Kindermishandeling-signaleren-en-handelen Zegers, M. A. M., Schuengel, C., IJzendoorn, M. H., van, & Janssens, J. M. A. M. (2008).

Attachment and problem behavior of adolescents during residential treatment.

Attachment & Human Development, 10, 91-103. doi: 10.1080/1466730701868621

(30)

Bijlage 1

Gebruikte vragen PGCI

Veiligheid

5. Ik voel mij prettig op de afdeling 9. Ik vertrouw de groepsleiding 17. Op de groep vertrouwen we elkaar 25. Ik voel me hier altijd veilig

28. Je kan hier iedereen vertrouwen

42. De groep is de plaats waar ik mezelf kan zijn

Repressieve controle

4. Je moet altijd overal toestemming voor vragen

18. We lopen elkaar op de groep soms behoorlijk in de weg 26. De groepsleiding krijgt altijd zijn zin

33. Ik verdoe mijn tijd hier 36. Ik verveel mij soms enorm

40. Ze begrijpen me hier onvoldoende 45. Er is hier niks te doen

46. Soms is het vies en stinkt het

47. Ik word depressiev van deze omgeving

Flexibiliteit

3. Uitzonderingen op de regels zijn mogelijk. 7. Regels kan je ter discussie stellen.

29. Ik krijg de ruimte van de groepsleiding.

39. Er zijn altijd voldoende mensen om mij te helpen.

(31)

49. Ik kan me altijd ergens terugtrekken als ik dat wil

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

According to 1271: Tier 1 (Tl) cousists of conimon equity capihl plus noncun~ulative perpetual preferred stock plus minority interest in consolidated

1) De organisatie stelt effectieve compliancestandaarden en procedures op. Deze worden nageleefd door de medewerkers en agenten van het bedrijf die redelijkerwijs in staat zijn

Binnen verschillende winkelformules hebben promoties zonder ondersteuning zelfs geen effect op de verkopen en zouden derhalve beter niet ingezet kunnen worden. Promoties zonder

The increasing availability of human induced pluripotent stem cells (hiPSC) derived from healthy individuals and patients have accelerated advances in developing experimental in

Bouwmeester (2010) explains this by different advisory epistemologies of academic experts (trained policy analysts focusing on descriptive and causal analysis in line with

Het is dan ook voorbarig om de theorie bij te stellen, gezien de duidelijke aanwijzingen vanuit het dieronderzoek en bovendien eerdere onderzoeken in mensen die suggereren dat

Portfolios are first sorted into quintiles based on their 12 months lagged excess returns (excluding the most recent month), then they are sorted again into quintiles based on

Op basis van deze resultaten wordt niet geconcludeerd dat er helemaal geen verband is tussen religieuze saillantie en angstklachten, aangezien er wel een