• No results found

Eeuwige rivalen of oude vrienden? De ontwikkelingen van het krachtveld tussen Iran en Saoedi-Arabië tussen 1918 en 1939 door de ogen van Nederlandse gezanten en consuls in de regio

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Eeuwige rivalen of oude vrienden? De ontwikkelingen van het krachtveld tussen Iran en Saoedi-Arabië tussen 1918 en 1939 door de ogen van Nederlandse gezanten en consuls in de regio"

Copied!
91
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Universiteit van Amsterdam

Faculteit der Geesteswetenschappen

MA Geschiedenis van de Internationale Betrekkingen

Eeuwige rivalen of oude vrienden?

De ontwikkelingen van het krachtveld tussen Iran en Saoedi-Arabië tussen 1918

en 1939 door de ogen van Nederlandse gezanten en consuls in de regio

Auteur: Scriptiebegeleider:

Jorn den Brave Dr. J.C. van Zanten

12758833

Tweede lezer: Dr. S.F. Kruizinga

(2)
(3)

Abstract

Today’s relationship between Saudi Arabia and Iran is characterised by a continuous tension between the countries, which manifests itself in proxy wars in the area with the support of either Saudi Arabia or Iran. During the interwar period, 1918-1939, their relationship was different. This thesis examines the force field between the two Islamic superpowers in the Middle East. This work attempts to give an analysis based on the views of the Dutch envoys, as the Dutch had different views on developments than major powers in the Middle East, such as Great-Britain or France.

The Middle East as we know it today is formed in the period 1918-1939. The first chapter outlines the formation and geopolitics of the Middle East in general. Moreover, it will give the Dutch view of the Middle East. The second chapter outlines the historical context of Iran and Saudi Arabia. The last chapter describes the specific developments and observations between 1918 and 1939 and the developments of the tensions between Saudi-Arabia and Iran in the period of 1918 and 1939, through the eyes of Dutch envoys.

In the conclusion, we will answer the main question ‘how did the force field between Iran and Saudi Arabia develop through the eyes of Dutch envoys and consuls between 1918 and 1939’, and describe whether the developments of that time can be seen back in the present conflict between the two countries.

(4)

Inhoudsopgave

Inleiding ... 5

Verantwoording bronnen ... 9

Hoofdstuk 1: Het moderne Midden-Oosten ... 11

1.1 Inleiding ... 11

1.2 Het ontstaan van het ‘moderne’ Midden-Oosten ... 12

1.3 De Nederlandse blik op het Midden-Oosten ... 15

1.4 De geopolitiek in het Midden-Oosten ... 19

1.5 Conclusie ... 23

Hoofdstuk 2: Een historische schets van Iran en Saoedi-Arabië ... 26

2.1 Inleiding ... 26

2.2 De Islamitische Republiek Iran ... 29

2.3 Het Koninkrijk Saoedi-Arabië ... 36

2.4 Conclusie ... 43

Hoofdstuk 3: Iran en Saudi-Arabië tijdens het interbellum ... 46

3.1 Inleiding ... 46

3.2 Het Midden-Oosten voorafgaand aan het interbellum ... 48

3.3 1918-1939: ontwikkelingen en observaties ... 57

3.4 Conclusie ... 76

Conclusie ... 78

Bibliografie ... 83

Bijlage ... 91

(5)

Inleiding

De kroonprins van Saoedi-Arabië, Mohammed bin Salman al Saoed, noemde de hoogste leider van Iran, ayatollah Khamenei, in een vraaggesprek met de New York Times in 2017 ‘de nieuwe Hitler van het Midden-Oosten’.1 Naast deze beschuldiging namen de afgelopen decennia de

verwijten van beiden over en weer toe. De spanning tussen de twee landen bereikte een nieuw hoogtepunt in september 2019 toen Saoedische olie-installaties werden aangevallen. Iran werd van de aanval beschuldigd maar bekende dit nooit.2 Deze aanval was een enkel incident in de

lange lijst met verwijten, aanvallen en sancties van beide landen richting elkaar.

Deze rivaliteit en het krachtveld tussen de twee grootmachten uit het Midden-Oosten is volgens Gregg Zoroya, journalist van USA Today gebaseerd op een eeuwenoude strijd tussen het sjiisme en soennisme.3 De opvatting van Zoroya is een breed gedragen opvatting maar dekt

niet de volledige oorzaak van de rivaliteit. De religieuze strijd tussen sjiisme en het soennisme is maar een onderdeel van het krachtveld tussen de twee landen. De rivaliteit en het krachtveld tussen Iran en Saoedi-Arabië kan namelijk het beste uitgelegd worden aan de hand van drie oorzaken. Zo verwoordt Luk Sanders, onderzoeker aan het Studiecentrum voor Veiligheid en Defensie van het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie, dat de culturele verschillen, de religieuze verschillen en de geopolitieke machtsstrijd in het Midden-Oosten de drie ‘hoofdoorzaken’ van het hedendaagse conflict zijn.4 Volgens Sanders zijn deze verschillen op

religieus en cultureel gebied tussen Iran en Saoedi-Arabië de laatste decennia pas merkbaar. Tot de Iraanse Revolutie in 1979 waren Iran en Saoedi-Arabië beide tot op zekere hoogte bondgenoten van elkaar en van het Westen, en leefden in relatieve vrede met elkaar.5

De complexe verhouding tussen de twee landen is volgens de Amerikaanse historicus Ryan Gingeras, in overeenstemming met Sanders, geen eeuwenoude strijd maar ontstaan aan het begin van de twintigste eeuw. Gingeras stelt in zijn publicatie Fall of the Sultanate: The

1 Thomas L. Friedman, “Saudi Arabia’s Arab Spring, at Last, The crown prince has big plans for his society”,

New York Times (23 november 2017)

https://www.nytimes.com/2017/11/23/opinion/saudi-prince-mbs-arab-spring.html (laatst geraadpleegd op 11 augustus 2020).

2 Z.n., “Saudi oil attack: All the latest updates”, Al Jazeera (30 september 2019)

https://www.aljazeera.com/news/2019/09/saudi-oil-attacks-latest-updates-190916102800973.html (laatst geraadpleegd op 11 augustus 2020).

3 Gregg Zoroya, “Ancient Islamic Sunni-Shiite schism inflames a modern world”, USA Today (5 januari 2016)

http://www.usatoday.com/story/news/world/2016/01/04/ancient-islamic-sunni-shiite-schism-enflames-modern-world/78256008/ (laatst geraadpleegd op 11 augustus 2020).

4 Luk Sanders, Saoedi-Arabië en Iran, Historiek van een koude oorlog (Brussel: Koninklijk Hoger Instituut voor

Defensie, 2019), 5-7; David Criekemans, “De strijd tussen Saoedi-Arabië en Iran verklaard”, Clingendael

Instituut (30 januari 2016)

https://spectator.clingendael.org/nl/publicatie/de-strijd-tussen-saoedi-arabie-en-iran-verklaard (laatst geraadpleegd op 11 augustus 2020).

(6)

Great War and the End of the Ottoman Empire 1908–1922 uit 2016 dat het ‘moderne’ Midden-Oosten, inclusief Iran en Saoedi-Arabië, gevormd werd vanaf het begin van de Eerste Wereldoorlog tot aan het begin van de Tweede Wereldoorlog, door de steeds grotere belangen van West-Europese mogendheden en de Sovjet-Unie.6 Het hedendaagse ingewikkelde

krachtveld en de moeizame relatie tussen de twee islamitische grootmachten is volgens de Amerikaanse geografe Karen Culcasi deels het gevolg van westerse imperialisme vanaf het begin van de twintigste eeuw. Culcasi stelt dat er door het uit een vallen van het Ottomaanse Rijk na de Eerste Wereldoorlog een territoriaal vacuüm ontstond, waar verscheidene westerse landen in konden springen met als doel de olie veilig te stellen en de strategische ligging van de landen te bemachtigen. Hierdoor werd volgens haar het ‘moderne’ Midden-Oosten gevormd.7 Het was volgens Culcasi tijdens de Eerste Wereldoorlog dat veel van de staten die

vandaag de dag als de kern van het Midden-Oosten worden beschouwd, hun geografische vorm begonnen aan te nemen.8

Niet alle West-Europese mogendheden hadden aan het begin van de twintigste eeuw directe interesse in het Midden-Oosten vanwege olie en de strategische ligging. Zo betogen de Nederlandse historici C. Smit, Herman Obdeijn, René Bakker en Duco Hellema dat Nederland vanwege beperkte (militaire) middelen een buitenlands beleid, dat gebaseerd was op afzijdigheid van de conflicten in de Arabische wereld, de meest realistische koers was. Deze positie van Nederland gaf de mogelijkheid om met een neutrale en zelfstandige blik de ontwikkelingen van Saoedi-Arabië en Iran in het begin van de twintigste eeuw te beschouwen.9

In deze scriptie wordt de ontwikkeling van het krachtveld tussen Iran en Saoedi-Arabië aan het begin van de twintigste eeuw onderzocht aan de hand van verslagen, nota’s, observaties en brieven van Nederlandse gezanten in regio. Het onderzoek beoogt om de diplomatieke tendensen in het Midden-Oosten in de periode 1918-1938 in kaart te brengen. Dit dient als uitgangspunt voor het doel van de scriptie om te onderzoeken hoe het krachtveld tussen Iran en Saoedi-Arabië zich ontwikkelde. Voor dit onderzoek worden primaire bronnen zoals verslagen en observaties van Nederlandse gezanten en consuls van de gezantschappen in Constantinopel,

6 Ryan Gingeras, Fall of the Sultanate: The Great War and the End of the Ottoman Empire 1908–1922 (Oxford:

Oxford University Press, 2016), 2-8.

7 Karen Culcasi, “Mapping the Middle East from Within: (Counter-)Cartographies of an Imperialist

Construction, Antipode, Vol. 44, no. 4 (september 2012), 1105.

8 Culcasi, “Mapping the Middle East”, 1105.

9 H. Obdeijn & R. Bakker, Van buren tot huisgenoten, Nederland en de wereld van de islam, in Tweehonderd

jaar Ministerie van Buitenlandse Zaken, ed. R.E. Ditzhuyzen, A.E. Kersten, A.L.M. van Zeeland & A.C. van der

Zwan (Den Haag: Sdu Uitgevers, 1998), 197; Duco Hellema, Nederland in de wereld: De buitenlandse politiek

van Nederland (Houten/Antwerpen: Unieboek/Het Spectrum, 2014), 65; C. Smit, Diplomatieke geschiedenis van Nederland: inzonderheid sedert de vestiging van het Koninkrijk (Den Haag: Martinus Nijhof, 1950), 270.

(7)

Djeddah en Teheran, over de ontwikkeling van het krachtveld tussen Saoedi-Arabië en Iran tussen 1918 en 1939, geanalyseerd.10 Deze periode markeert het einde van de Eerste

Wereldoorlog tot de Tweede Wereldoorlog, het interbellum, toen de aandacht van de West-Europese mogendheden van het Midden-Oosten naar Europa verplaatsen.11

Het merendeel van de bestaande literatuur onderschrijft de bevindingen van Culcasi en Gingeras dat het ontstaan van het ‘moderne’ Midden-Oosten beïnvloed is door westerse inmenging. Zo ook de historici William L. Cleveland en Martin Bunton. Zij beschrijven in hun publicatie A History of the Modern Middle East uit 2016 het ontstaan van het Midden-Oosten vooral aan de hand van Westers imperialisme en de impact van het buitenlandse beleid van de Verenigde Staten in de twintigste eeuw.12 Onderzoek naar de regio met Engelse en Franse

bronnen uit de twintigste eeuw heeft er toe geleid dat er een overzichtelijke en uitgebreide historiografie tot stand is gekomen over de invloed van westers imperialisme op de ontwikkelingen in Iran en Saoedi-Arabië. Een diachroon onderzoek met bronnen van Nederlandse gezanten uit de regio naar de ontwikkeling van het krachtveld tussen Iran en Saoedi-Arabië tijdens het interbellum werpt een ander licht op de ontwikkelingen in de regio. Nederland was nooit een imperialistische macht in het Midden-Oosten, terwijl Nederland door middel van gezanten en consuls wel aanwezig was in het Midden-Oosten. Een onderzoek aan de hand van observaties, nota’s, brieven en afschriften van Nederlandse gezanten en consuls destijds draagt om deze reden bij aan de omvangrijke historiografie over de ontwikkeling van het Midden-Oosten.

Om mijn onderzoeksterrein af te bakenen en een bijdrage te leveren aan de toename van kennis op het gebied heb ik mijn hoofdvraag als volgt geformuleerd: ‘Hoe ontwikkelde het krachtveld tussen Iran en Saoedi-Arabië zich door de ogen van Nederlandse gezanten en consuls tussen 1918 en 1939?’ Het is wetenschappelijk interessant dit vanuit het perspectief van Nederlandse gezanten en consuls te onderzoeken omdat Nederland, als ‘klein en neutraal’ land, andere belangen had en dus ook een andere blik op de ontwikkelingen had dan grote mogendheden in het Midden-Oosten. Daarnaast heeft deze scriptie tot doel om te onderzoeken

10 Pas in 1930 werd het Nederlandse consulaat in Djeddah verheven tot een gezantschap. De Nederlandse

vertegenwoordiging in Djeddah zal echter om verwarring te voorkomen louter aangeduid worden met ‘gezantschap’ in plaats van ‘consulaat’.

11 Z.n., “Conferentie van München, Derde Rijk tot 1939”, Duitsland Instituut (z.t)

https://duitslandinstituut.nl/naslagwerk/68/conferentie-van-munchen (laatst geraadpleegd op 11 augustus 2020); Er zal in deze scriptie louter Constantinopel als benaming voor het stad Istanboel gebruikt worden. Dit is om de reden gedaan dat in de bronnen en literatuur uit het begin van de twintigste eeuw meestal over Constantinopel gesproken wordt in plaats van Istanboel.

12 William L. Cleveland & Martin Bunton, A History of the Modern Middle East (Boulder: Westview Press,

(8)

in hoeverre de ontwikkelingen tussen 1918 en 1939 terug te zien zijn in de huidige situatie tussen beide landen. Tot slot heeft de hoofdvraag ook een wetenschappelijke relevantie omdat de Nederlandse kijk op de ontwikkelingen van Iran en Saoedi-Arabië tussen 1918 en 1939 verhelderend kan zijn voor de hedendaagse situatie tussen de twee landen. Dit is vooral interessant doordat met het beantwoorden van de hoofdvraag de ontwikkelingen van de landen diachroon worden weergeven tussen 1918 en 1939 vanuit het perspectief van een land dat geen directe belangen in het Midden-Oosten had.

Voor het beantwoorden van de hoofdvraag dienen drie onderwerpen behandeld te worden. Deze worden elk in een afzonderlijk hoofdstuk behandeld. Het eerste onderwerp gaat over het belang van de periode 1918-1939 voor mijn onderzoek; de Nederlandse kijk op de regio en de geopolitieke situatie in het Midden-Oosten. Ten tweede dient de historische context van Iran en Saoedi-Arabië te worden verduidelijkt en als laatste dienen de ontwikkelingen tussen 1918 en 1939 en de observaties van de Nederlandse gezanten en consuls hierover geschetst te worden. Na elke hoofdstuk wordt er meer ‘ingezoomd’ op Iran en Saoedi-Arabië. Te beginnen bij het ontstaan van het ‘moderne’ Midden-Oosten en eindigend met persoonlijke verslagen van Nederlandse vertegenwoordigers in beide landen.

In het eerste hoofdstuk wordt aan de hand van vooral secundaire literatuur het belang van periode 1918-1939, de Nederlandse kijk en geopolitieke situatie voor mijn onderzoek geformuleerd. Er wordt in het eerste hoofdstuk uitgelegd waarom juist in de periode 1918 tot 1939 de inzichten van de lokale Nederlandse gezanten en consuls van belang zijn voor het onderzoek naar de ontwikkeling van het krachtveld tussen Iran en Saoedi-Arabië. In dit hoofdstuk zal ook het gewicht van de Nederlandse neutraliteit en geopolitiek geconcretiseerd en uitgelegd worden.

Het doel van het tweede hoofdstuk is om de complexiteit van de twee islamitische grootmachten uit te leggen en te doorzien zodat verder in deze scriptie een goede uitleg van de ontwikkeling van het krachtveld tussen de twee landen mogelijk te maken is. Saoedi-Arabië en Iran zijn namelijk twee volstrekt verschillende landen met allebei een complexe geschiedenis. Het moet het duidelijk zijn hoe deze grote verschillen tussen beide landen zich ontwikkeld hebben en wat de verschillen typeren. Hiernaast is de opkomst en de achtergrond van de twee leiders van beide landen, Abdoel Aziz Saoed (hierna Ibn Saoed) in Saoedi-Arabië en Reza Khan (vanaf 1925 Reza sjah Pahlavi) in Iran, ook van belang om de ontwikkelingen in de regio te doorgronden. De beschrijving van de verschillen van de landen zal het gemakkelijker maken om later in het onderzoek de observaties van Nederlandse gezanten en consuls in de context te plaatsen. Dit hoofdstuk zal ook bijdragen aan het inzicht om een vergelijking te kunnen maken

(9)

met de huidige situatie tussen de twee landen. Een antwoord op de hoofdvraag zal pas kunnen plaatsvinden wanneer de historiografische context van de twee landen duidelijk is.

In het derde hoofdstuk zullen naast secundaire literatuur, archiefstukken geraadpleegd worden van Nederlandse gezanten in de regio destijds. Uit het raadplegen van de archieven van onder andere de gezantschappen in Constantinopel, Djeddah en Teheran blijkt dat er een beeld te schetsen is hoe de Nederlandse gezanten en consuls tegen de ontwikkelingen in het Midden-Oosten aankeken. Hieruit is op te maken wat zij rapporteerden aan de Nederlandse regering in Den Haag. In dit hoofdstuk wordt getracht om ook de diplomatieke tendensen in de regio in het begin van de twintigste eeuw te beschrijven. Er is gebruikt gemaakt van de risicoanalyses die de gezanten en consuls destijds maakten, welke aanbevelingen ze deden, welke argumenten ze meenamen in deze aanbevelingen en risicoanalyses, en op grond van welke overtuiging of aannames deze gedaan werden.

In de conclusie wordt de hoofdvraag ‘hoe ontwikkelde het krachtveld tussen Iran en Saoedi-Arabië zich door de ogen van de Nederlandse gezanten en consuls tussen 1918 en 1939?’ beantwoord. Bovendien wordt de balans opgemaakt in hoeverre de ontwikkelingen tussen 1918 en 1939, beschreven door de Nederlandse gezanten en consuls, in het huidige conflict terug te zien zijn.

Verantwoording bronnen

Mijn belangrijkste bronnen zijn afkomstig uit het archief van de gezantschappen in Constantinopel, Djeddah en Teheran. Alle gezanten en consuls in de Levant waren voor de Eerste Wereldoorlog ondergeschikt aan de gezant die destijds was gevestigd in Constantinopel. Het gezantschap in Constantinopel was een belangrijke post voor Nederland omdat vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw het panislamisme zich sterk ontwikkelde in het Ottomaanse Rijk wat directe gevolgen zou kunnen hebben voor de Islamitische bevolking in Nederlands-Indië.13 Meer dan drie eeuwen was het gezantschap in Constantinopel de

voornaamste diplomatieke post in de Levant geweest. Daar kwam verandering in toen het duidelijk werd dat door de machtsovername van Atatürk in het Ottomaanse Rijk het nieuwe Turkije geen overheersende rol meer zou spelen in het Midden-Oosten.14 Saoedi-Arabië was de

enige Arabische staat die na 1918 zelfstandigheid verwierf en daarom werd in 1930 het

13 De Groot, Het Midden-Oosten, 123.

(10)

consulaat in Djeddah verheven tot gezantschap.15 Bovendien is er ook nog een archief van de

Nederlandse vertegenwoordiging in Teheran tussen 1903 en 1945. Tot 1925 werd de post van buitengewoon gezant voor de Nederlandse regering in Teheran enkele jaren waargenomen door vooral Russen en Italianen. Omdat de buitenlandse gezanten hun verslag uitbrachten aan de Nederlandse gezant op het gezantschap te Constantinopel en de Nederlandse gezant dit weer doorstuurde naar de Nederlandse regering, is er wel bronmateriaal van de periode voor 1925 uit Teheran. Dit wijst erop dat de Nederlandse belangen in Iran in die periode niet erg hoog werden geacht. Deze betrekkingen veranderden na de komst van een Nederlandse vertegenwoordiger in de regio en in 1930. Hierdoor kwamen er meer bronnen beschikbaar.16

15 Obdeijn & Bakker, in Ditzhuyzen, Tweehonderd jaar, 192, 194, 196-197.

16 Nationaal Archief, Den Haag, Nederlands Consulaat Teheran / Gezantschap in Iran (Teheran), nummer

(11)

Hoofdstuk 1: Het moderne Midden-Oosten

1.1 Inleiding

Het begin van de twintigste eeuw is van cruciaal belang geweest bij de ontwikkeling van Iran en Saoedi-Arabië. Beide landen hadden olie in de grond waardoor er niet alleen interesse was van landen zoals Groot-Brittannië, Frankrijk, de Sovjet-Unie en Duitsland maar ook van oliebedrijven zoals British Petroleum, Aramco en Royal Dutch Shell, die groot geworden zijn in deze periode.17 Nederland had in het begin van de twintigste eeuw vrijwel geen directe

belangen in het Midden-Oosten. Dit had onder andere als reden dat Nederland zijn neutraliteit in Europa wilde waarborgen waarbij de belangen in Nederlands-Indië belangrijker waren dan de ontwikkelingen in het Midden-Oosten.

De invloed op het politieke wereldtoneel van de kleine mogendheden, zeker die van ex-neutralen van de Eerste Wereldoorlog als Nederland, was beperkt.18 Dat wierp voor een land

als Nederland, gezien zijn ligging, zijn koloniale belangen en zijn functie in de sectoren van de wereldhandel onzekerheid met zich mee. Dat Nederland met een ongewijzigde handhaving van de oude neutraliteitspolitiek niet meer meekwam stond haast niet ter discussie.19 Het was mede

om deze reden dat de buitenlandse politiek van Nederland onder de Minister van Buitenlandse Zaken, Herman van Karnebeek, tussen 1918-1927 het etiket kreeg van ‘zelfstandigheidspolitiek’. Het uitgangspunt van deze zelfstandigheidspolitiek was volgens Hellema dat Nederland ondanks het lidmaatschap van de Volkenbond zo veel mogelijk onafhankelijkheid en ongebonden diende te blijven.20 Het hield in dat Nederland zich liever

niet op sleeptouw liet nemen, hoe en door wie dan ook.21

De neutraliteitspolitiek tijdens de Eerste Wereldoorlog had niet ongunstig voor Nederland uitgepakt en het was na de oorlog de bedoeling om deze neutraliteit te blijven waarborgen. Dit was dan ook een van de belangrijkste pijlers van de buitenlandse politiek van Nederland destijds. De gebeurtenissen voorafgaand, tijdens en na de Eerste Wereldoorlog hadden volgens Hellema in het algemeen duidelijk gemaakt dat het lot van Nederland in zowel politiek als economisch opzicht, sterk afhankelijk was geworden van het gedrag van andere

17 In 1988 werd de naam Aramco, een acroniem voor Arabian American Oil Company, veranderd naar Saudi

Aramco.

18 J. Woltering, Documenten betreffende de buitenlandse politiek van Nederland 1945, Periode A

1919-1930, deel I 1 juli 1919-1 juli 1920 (Den Haag: Martinus Nijhoff, 1976), X.

19 Woltering, Periode A 1919-1930, deel I 1 juli 1919-1 juli 1920, X.

20 Van Sas, De kracht van Nederland, 14; Hellema, Nederland in de wereld, 78-79. 21 Woltering, Periode A 1919-1930, deel I 1 juli 1919-1 juli 1920, X.

(12)

mogendheden.22 De gezanten in het Midden-Oosten hadden onder andere als taak om dit gedrag

van andere mogendheden te observeren en hier verslag over uit te brengen zodat de Nederlandse regering zijn buitenlandse beleid hierop kon baseren. Nederland wilde op basis van deze observaties kunnen inspelen op de politieke ontwikkelingen met het streven om hun eigen neutraliteit in Europa te waarborgen.

In dit hoofdstuk zal verder ingegaan worden waarom juist de periode 1918 tot 1939, de kijk van Nederlandse gezanten in de regio en de neutraliteit en de geopolitiek van belang zijn in een onderzoek naar de ontwikkeling van het krachtveld tussen Iran en Saoedi-Arabië.

1.2 Het ontstaan van het ‘moderne’ Midden-Oosten

Het ooit gevreesde Ottomaanse Rijk, dat zich strekte van het huidige Oostenrijk tot de grenzen van Iran, was aan het eind van de twintigste eeuw, gezien zijn interne kwetsbaarheid, het doelwit van de imperialistische ambities van de Europese koloniale machten. Het Ottomaanse Rijk werd eind negentiende eeuw van vele kanten onder druk gezet. Door druk aan de buitenlandse grenzen en interne problemen kreeg aan het eind van de negentiende en begin twintigste eeuw het Ottomaanse Rijk niet voor niets de bijnaam ‘the sick man of Europe’.23 De

Britten consolideerden hun positie in het oostelijke Middellandse Zeegebied en het Midden-Oosten, de Fransen en later de Italianen vestigden koloniën in Noord-Afrika en de Russen breidden hun invloedssfeer in het Zwarte-Zeegebied en de Kaukasus uit.24 De belangen van de

Europese grootmachten in het Midden-Oosten waren volgens de Amerikaanse journalisten Karl E. Meyer en Shareen Blair Brysac vooral gericht op de olie en de strategische ligging.25

Het Midden-Oosten is volgens Meyer en Brysac, los van de olie, altijd al een regio geweest waar veel om te doen is. 26 Het gebied was van zo’n strategisch belang dat Julius Cesar,

Alexander de Grote, Napoleon Bonaparte en Adolf Hitler alle vier streefden naar overheersing van het Midden-Oosten.27 Vanaf de twintigste eeuw gingen West-Europese grootmachten zoals

22 Hellema, Nederland in de wereld, 78.

23 Eugene Rogan, The Fall of the Ottomans: The Great War in the Middle East (New York: Basis Books, 2015),

Preface.

24 Rogan, Fall of the Ottomans, Preface.

25 Karl E. Meyer & Shareen Blair Brysac, Kingmakers, The invention of the Modern Middle East (New York:

W.W. Norton & Company, 2008), 17.

26 Meyer & Brysac, Kingmakers, 17; Iran werd tot 1935 Perzië genoemd tot Reza sjah Pahlavi wilde dat het land

bij de naam verder ging en niet als de streek ‘Perzië’ in Iran. Het land heeft op geen enkel moment in de wereldgeschiedenis officieel Perzië geheten. In deze scriptie zal er louter Iran als benaming voor het land gebruikt worden.

(13)

Frankrijk, Duitsland en Groot-Brittannië maar ook de Sovjet-Unie zich met de regio bemoeien. Toen er in het begin van de twintigste eeuw olie werd gevonden in de Golfregio nam de interesse naar de regio toe. Al vanaf het begin van de twintigste eeuw had bijvoorbeeld Groot-Brittannië de olie in Iran veilig gesteld en in 1908 werd de The Anglo-Persian Oil Company opgericht.28

In overeenstemming met Gingeras en Culcasi, creëerde volgens de Britse historicus Mark Mazower territoriaal gezien de val van het Ottomaanse Rijk het ‘moderne’ Midden-Oosten.29 In de historiografie lijkt deze bewering van onder andere Mazower, Gingeras en

Culcasi breed geaccepteerd; geen enkele auteur ontkent de inmenging van westerse landen in het Midden-Oosten tijdens de vorming van het huidige Iran en Saoedi-Arabië.30 De

Amerikaanse historicus Nikkie R. Keddie stelt dat door deze inmenging het Midden-Oosten nu veel meer is dan een geografische uitdrukking. Het is volgens haar een territoriaal gebied waarvan de inwoners reageren op zeer verschillende loyaliteiten en waarden. Door de westerse inmenging werd volgens haar het lot van de Arabische bevolking bepaald door deze westerse mogendheden.31

Hoewel het Ottomaanse Rijk in de negentiende eeuw verzwakte en delen van het grondgebied verloor, werden Groot-Brittannië en Frankrijk pas tijdens en na de Eerste Wereldoorlog de dominante machten in het Midden-Oosten. Vanaf 1923 had Groot-Brittannië officieel de controle over de nieuwe ‘gemandateerde’ staten Irak, Palestina en Transjordanië (hoewel de laatste twee, aanvankelijk één entiteit waren); en Frankrijk had de zeggenschap over Syrië, waaronder Libanon. Na de val van het Ottomaanse Rijk in 1919 maakte Groot-Brittannië van Egypte een nominaal onafhankelijk gebied, Frankrijk handhaafde de controle over Algerije en Marokko, en Italië bezette Libië. De enige gebieden van het voormalige Ottomaanse Rijk die niet onder de controle van de Europese mogendheden vielen na de Eerste Wereldoorlog waren het huidige Turkije en het grootste gedeelte van het huidige Saoedi-Arabië. Iran is formeel nooit ‘bezet’ geweest door een Westerse mogendheid. Ondanks dat Turkije, Saoedi-Arabië en Iran niet via een mandaatsysteem onder de Britten of de Fransen vielen waren de twee West-Europese mogendheden nog steeds erg invloedrijk. Vooral Iran kon zich aan het

28 Mark Mazower, “End of the Ottoman Empire: How the decision to enter the first world war led tot political

collapse, bloodshed and the birth of the modern Middle East”, Financial Times (13 februari 2015) https://www.ft.com/content/af218024-b2bf-11e4-a058-00144feab7de (laatst geraadpleegd op 11 augustus 2020).

29 Mazower, “End of the Ottoman Empire”.

30 Ervand Abrahamian, A History of Modern Iran, Revised and Updated (Cambridge: Cambridge University

Press, 2008), 35-65; Madawi Al-Rasheed, A History of Saudi Arabia (Cambridge: Cambridge University Press, 2002), 39-69; Cleveland & Bunton, Modern Middle East, 122-159.

31 Nikki R. Keddie, “Is There a Middle East?”, International Journal of Middle East Studies, Vol. 4, no. 3 (juli

(14)

begin van de twintigste eeuw lastig ontdoen van Britse en Russische inmenging. Vergelijkbaar met de Conferentie van Berlijn in 1884, waarbij Europese mogendheden het Afrikaanse continent in koloniale gebieden verdeelden, was het tijdens de periode van de Eerste Wereldoorlog dat de Europese mogendheden de grenspolitiek van het Midden-Oosten geografische vorm gaven.32 Volgens de Amerikaanse historicus Eugene Rogan hadden de

Ottomanen niets in te brengen tijdens de Vredesconferentie van Parijs na de Eerste Wereldoorlog in 1919. Al vanaf het begin van de oorlog hadden de Britten, Fransen en Russen volgens hem onderhandeld over de verdeling van het Ottomaanse territorium wanneer de oorlog afgelopen zou zijn.33

Het Midden-Oosten is volgens, Gingeras, Culcasi, Mazower en Rogan dus een twintigeeuwse, ‘westers-imperialistische’ constructie.34 Het Koninkrijk Saoedi-Arabië is

voornamelijk ontstaan als gevolg van veroveringen vanaf de twintigste eeuw van Arabische stammen van het huis al-Saoed en Iran kan bogen op een eeuwenoude geschiedenis van het Perzische Rijk. Volgens Culcasi bestaan Europese koloniale kaarten van het Midden-Oosten uit de twintigste eeuw, ondanks dat Iran en Saoedi-Arabië geen koloniale geschiedenis hebben, toch vooral uit de gebieden die vandaag de dag als het huidige Saoedi-Arabië en Iran gezien worden. Dit heeft volgens haar als reden dat het Midden-Oosten in de twintigste eeuw alleen geografisch vormgegeven werd met betrekking tot olie.35

De stelling dat het Midden-Oosten een twintigeeuwse, westers-imperialistische constructie is, bevestigt de bewering van Meyer en Brysac, die stelden dat de belangen van Europese mogendheden in het Midden-Oosten vooral gericht waren op olie.36 Het verband van

het Midden-Oosten en olie is misschien niet verwonderlijk. Het is wel verwonderlijk dat in het begin van de twintigste eeuw er een gemeenschappelijke perceptie was ontstaan onder de West-Europese mogendheden dat het Midden-Oosten ‘vol zat’ met olie.37 Deze perceptie duidt er op

dat de economische belangen bij de oliewinning zo groot waren in de twintigste eeuw dat Europese mogendheden het idee legitimeren dat het Midden-Oosten inderdaad werd bepaald door de geografie van olie. Het is onder andere deze visie van het Westen op het Midden-Oosten die de regio en ook Iran en Saoedi-Arabië gevormd hebben. Door de olie in de grond en de

32 Culcasi, “Mapping the Middle East”, 1099, 1102, 1105. 33 Rogan, Fall of the Ottomans, 390.

34 Ibidem; Gingeras, Fall of the Sultanate, 2-8; Culcasi, “Mapping the Middle East”, 1103. 35 Culcasi, “Mapping the Middle East”, 1113-1114.

36 Meyer & Brysac, Kingmakers, 17.

(15)

geografische ligging waren de twee landen onderhevig aan de invloeden en belangen die speelden bij grotere mogendheden destijds, zoals Groot-Brittannië en de Sovjet-Unie.

1.3 De Nederlandse blik op het Midden-Oosten

Nederland had aan het begin van de twintigste eeuw volgens de Nederlandse historicus, Alexander H. de Groot, andere belangen in het Midden-Oosten dan Groot-Brittannië, de Sovjet-Unie, Frankrijk en de Verenigde Staten. Nederland hoefde haar invloed in de regio niet voor olie of een strategische ligging uit te breiden.38 Zo stelde de Nederlandse buitengewoon gezant

en gevolmachtigd minister tussen 1921 en 1931 op het gezantschap in Constantinopel, W.B.R. Welderen Rengers, die tevens vanaf 1927 dezelfde functie vervulde op het gezantschap te Teheran, in 1927 dat “wij [Nederland] ons niet moeten vergelijken met inrichtingen en doelen der groote Mogendheden zoals Rusland en Engeland in den Moslimse Wereld”.39 Obdeijn en

Bakker betogen in Tweehonderd jaar Ministerie van Buitenlandse Zaken uit 1998 dat de directe Nederlandse overheidsbelangen in Saoedi-Arabië en Iran dan ook gering waren. Het Nederlandse buitenlandse beleid bleef voor de Tweede Wereldoorlog volgens hen gericht op het handhaven en beschermen van handelsbelangen. De Nederlandse historicus E.H. Kossmann stelt in De kracht van Nederland: Internationale positie en buitenlands beleid in historisch perspectief uit 1991, samengesteld door de Nederlandse historicus Niek van Sas, dat Nederland uit was op economische expansie in de twintigste eeuw. Nederland verschilde hierin van Groot-Brittannië en Frankrijk, die wel uit waren op fysieke macht in het Midden-Oosten en de wereld. Hierdoor konden Nederlandse bedrijven, gezanten en andere vertegenwoordigers volgens Kossmann gemakkelijker hun gang gaan in het buitenland.40

Volgens de Nederlandse economische en sociaal historicus Theo van Tijn waren – net zoals Kossmann beweerde – economische factoren bepalend voor de Nederlandse expansie over de wereld.41 Of Nederland een imperialistische mogendheid was aan het eind van

negentiende en begin twintigste eeuw, is volgens Hellema nog steeds omstreden.42 De historici

I. Schöffer en H.L. Wesseling ontdekten dat er geen sprake was van daadwerkelijk Nederlands

38 Alexander H. de Groot, Het Midden-Oosten en Nederland in historisch perspectief (Muiderberg: Coutinho,

1989), 123; Obdeijn & Bakker, in Ditzhuyzen, Tweehonderd jaar, 192, 194, 196-197.

39 Nationaal Archief, Den Haag, Gezantschap, Consulaat, Consulaat-generaal te Constantinopel / Istanboel

(Turkije), nummer toegang 2.05.94, inventarisnummer 630.

40 E.H. Kossmann, De deugden van een kleine staat, in De kracht van Nederland: Internationale positie en

buitenlands beleid in historisch perspectief, ed. N.C.F. van Sas (Haarlem: H.J.W. Becht, 1991), 39.

41 M. Kuitenbrouwer, Het imperialisme van een kleine mogendheid: de overzeese expansie van Nederland

1870-1914, in Van Sas, De kracht van Nederland, 43.

(16)

imperialisme in de twintigste eeuw. Zij beschrijven in Nederland in de wereld: De buitenlandse politiek van Nederland uit 2014, samengesteld door Hellema, dat de aandacht van Nederland namelijk was gefocust op Nederlands-Indië. Nederland gedroeg zich destijds volgens de twee historici in alle opzichten anders dan andere, grotere, koloniale mogendheden. Volgens de twee historici trad Nederland defensief op aan het begin van de twintigste eeuw. In Nederlands-Indië was er volgens hen sprake van noodzakelijk geworden afronding en stabilisering van een veel ouder koloniseringsproces, en niet van nieuwe imperialistische impulsen. Er heerste in de Nederlandse samenleving volgens hen ook geen interne politiek-economische druk tot expansie.43 De Nederlandse historicus Maarten Kuitenbrouwer had echter een andere kijk op

de ontwikkelingen in Nederlands-Indië. Hij beschreef dat er wel degelijk sprake was van een offensieve imperialistische mogendheid.44

Een zekerheid was wel dat de neutraliteit in Europa destijds, naast de handelsbelangen, een van de belangrijkste drijfveren was voor buitenlandse diplomatie van Nederland.45

Nederland probeerde zich hierdoor niet te mengen in de strijd om en in het Midden-Oosten. De neutraliteit was volgens Amerikaanse politicoloog Robert L. Rothstein een gevaarlijk doel voor een kleine mogendheid te midden van grotere en machtigere Europese mogendheden.46 Van

Sas beschrijft in zijn publicatie dat Nederland worstelde als klein land om een positie op het internationale toneel te krijgen. Nederland zat in het begin van de twintigste eeuw volgens hem ingeklemd tussen Groot-Brittannië, Duitsland en Frankrijk. Nederland observeerde en paste zich volgens hem aan, aan andere landen om in rustig vaarwater te blijven 47

Nederland was een ‘neutrale’ ‘buitenstaander’ in het Midden-Oosten en kon hierdoor observerend te werk gaan. De observaties die de Nederlandse gezanten in het Midden-Oosten deden tussen 1918 en 1939 waren gericht op het behoud van de neutraliteit en de handelsbelangen van Nederland en Nederlands-Indië. Mede om deze reden had Nederland gezantschappen en consulaten in het Midden-Oosten. De taak van het Nederlandse vertegenwoordigers in Djeddah omvatten vrijwel alleen het beschermen van moslim pelgrims uit Nederlands-Indië naar Mekka en Medina en het houden van een uit politiek oogpunt noodzakelijk toezicht op de ontwikkelingen rondom deze bedevaart.48 De observaties en

43 Hellema, Nederland in de wereld, 59-60. 44 Ibidem, 60.

45 Kuitenbrouwer, in Van Sas, De kracht van Nederland, 43.

46 Robert O. Keohane, “Lilliputians’ Dilemmas: Small States in International Politics”, International

Organization, Vol. 23, no. 2 (lente 1969), 300.

47 Van Sas, De kracht van Nederland, 10-13.

48 Nationaal Archief, Den Haag, Nederlands Consulaat (1873-1930) en Gezantschap (1930-1950) te Djeddah

(17)

informatie van de consul of gezant in Djeddah waren van uiterst belang voor de Nederlandse regering in Den Haag. Zo stelde de Indonesiëdeskundige en oud minister van Onderwijs, Bep Schrieke in een brief aan de Nederlandse regering in 1917 dat “in dezen belangrijke tijd voor de toekomst van onze Koloniën het nodig is, dat wij [Nederland] volkomen op de hoogte zijn van wat in de Moslimse wereld aan het groeien is en dat wij kennis dragen van alle maatregelen, die andere mogendheden ten aanzien van den Islam in het algemeen en van hun moslimse onderdanen in het bijzonder treffen”.49 Ook A. van de Sande Bakhuyzen, consul in algemene

dienst en later burgemeester van Leiden stelde in 1925 in een rapport over zijn rondreis door Iran datzelfde jaar dat het “essentieel” was dat er een gezant benoemt diende te worden in Teheran, wilde Nederland haar ondernemingen en positie een kans geven”.50 Volgens Schrieke

waren er drie maatregelen nodig om “dit doel volledig te bereiken”.51 Ten eerste waren er

“lokale waarnemingen nodig”; ten tweede moest “van schrede tot schrede de crisis gevolg worden, die het Mohammedanisme nu doormaakt” en ten derde moest er nagegaan worden “in hoeverre de afkondiging van den heiligen oorlog door den Sultan invloed gehad heeft op de loyaliteit der onderdanen en welke maatregelen de Engels regering daartegenover gesteld heeft”.52 De taken van alle Nederlandse consuls en gezanten in het Midden-Oosten waren

redelijk vergelijkbaar met die van de gezantschappen in Constantinopel, Djeddah en Teheran, namelijk observeren en informeren.

De Nederlandse regering wilde volgens Obdeijn en Bakker via de gezantschappen een oogje in het zeil houden in het Midden-Oosten.53 Het Midden-Oosten was in de twintigste eeuw

namelijk een belangrijk strijdtoneel tussen Frankrijk, Groot-Brittannië, het Ottomaanse Rijk, het Duitse Rijk en de Sovjet-Unie. De Nederlandse observaties en handelingen waren vooral gebaseerd op reacties op handelingen van andere grootmachten en de vertegenwoordigers daarvan. De Nederlandse regering moest reageren en vertrouwen op wat de Nederlandse vertegenwoordigers in het Midden-Oosten rapporteerden over de ontwikkeling van het krachtveld tussen Iran en Saoedi-Arabië en hoe de andere Europese mogendheden daar op reageerden om zo de neutraliteit en de handelsbelangen veilig te stellen.

Door deze observerende en neutrale koers van Nederland, kregen de Nederlandse gezanten en vertegenwoordigers volgens De Groot meer vrijheden dan andere belanghebbende

49 NL-HaNA, Consulaat Djeddah, 2.05.53, inv.nr. 69.

50 NL-HaNA, Gezantschap Iran (Perzië), 2.05.230, inv. nr. 52. 51 NL-HaNA, Consulaat Djeddah, 2.05.53, inv.nr. 69.

52 Ibidem.

(18)

partijen zoals Groot-Brittannië en Frankrijk.54 De sultan van het Ottomaanse Rijk had volgens

de Nederlandse gezant te Constantinopel en tevens geaccrediteerd in Sofia, Bulgarije, tussen 1909 en 1920, P.J.F.M. Van der Does de Willebois, minder te vrezen voor de Nederlandse gezanten dan Britse, Franse, Duitse of Russische gezanten.55 Smit stelt dat Nederland een meer

‘observerende’ koers moest hanteren omdat Nederland als zwakkere staat in Europa, dat haar koloniaal gebied niet uit eigen kracht kon verdedigen, buiten de ‘grote politiek’ moest blijven.56

De Nederlandse historici W. Klinkert en G. Teitler stellen, in oversteenstemming met Smit en De Groot, dat Nederland diplomatiek aanwezig was in het Midden-Oosten om zo de politieke handelingen van andere grote Europese mogendheden te observeren. Op deze manier kon Nederland inspelen op de handelingen van onder andere Frankrijk en Groot-Brittannië en zo de neutraliteit waarborgen.57

Volgens de Nederlandse hoogleraar mensenrechten Peter Baehr is de Nederlandse blik op situaties of ontwikkeling een waardevol middel voor analyses of onderzoek. Baehr stelt dat kleine staten zoals Nederland aan hun kleinheid niet per se een nuttig analytisch hulpmiddel zijn bij het analyseren van het buitenlands beleid van andere staten.58 Er bestaat nog wel debat

over of Nederland destijds wel een ‘kleine staat’ was. Het land had in de loop van de negentiende en twintigste eeuw namelijk een vrij groot Bruto Binnenlands Product, een grote bevolkingsomvang en een hoge bevolkingsdichtheid. Bovendien was Nederland in de negentiende en een deel van de twintigste eeuw in het bezit van het op twee na grootste koloniale rijk, namelijk Nederlands-Indië.59 Ondanks dat Nederland op koloniaal gebied kon

concurreren met de Britten had Nederland destijds in het Midden-Oosten andere belangen, en dus een andere kijk op de ontwikkelingen in het Midden-Oosten dan bijvoorbeeld Groot-Brittannië. Mede om deze reden is de Nederlandse blik waardevol. Volgens de Amerikaanse politicoloog Robert Keohane zijn kleine staten, staten waarvan de leiders van mening zijn dat de staat nooit een aanzienlijke invloed zal hebben, en dus meer vrijheid van opereren heeft, op het internationale systeem. Leiders van grotere mogendheden zouden volgens Keohane van mening zijn dat grote mogendheden alleen, beslissende invloed op het internationale systeem

54 De Groot, Het Midden-Oosten, 128-132.

55 NL-HaNA, Consulaat Constantinopel / Istanboel, 2.05.94, inv.nr. 644. 56 Smit, Diplomatieke geschiedenis, 270.

57 W. Klinkert en G. Teitler, Nederland van neutraliteit naar bondgenootschap: Het veiligheids- en

defensiebeleid in de twintigste eeuw, in De Nederlandse buitenlandse politiek in de twintigste eeuw, ed. Duco

Hellema, Bob de Graaff en Bert van der Zwan (Amsterdam: Boom, 2003), 9.

58 Peter R. Baehr, “Small States: A Tool for Analysis”, World Politics, Vol. 27, no. 3 (april 1975), 456-466. 59 R. van Dijk, S. Kruizinga, V. Kuitenbrouwer & R. van der Maar, Shaping the International Relations of the

(19)

konden uitoefenen.60 Dit zou betekenen dat Nederland gemakkelijker op het internationale

toneel kon opereren dan andere West-Europese mogendheden aangezien leiders van grotere mogendheden minder rekening hielden met hoe een kleine staten zoals Nederland opereerde. Nederland was door deze ‘vrijheid’, en doordat Nederland niet uit was op fysieke macht in het Midden-Oosten, een mogendheid die de ontwikkelingen tussen en van Iran en Saoedi-Arabië tussen 1918 en 1939 goed kon observeren en specifieke internationale kwesties, zoals de oliepolitiek of de Britse en Franse invloeden in het Midden-Oosten, kon bespreken met andere diplomaten. De Nederlandse beleidsmakers waren er destijds al te zeer van overtuigd dat zij inwoners waren van een klein land en dat dit beleidsimplicaties met zich mee bracht, zo stelt de Nederlandse historicus Samuël Kruizinga.61 Deze overtuiging heeft vast en zeker invloed

gehad op het zelfbeeld en de handelswijze van Nederlandse diplomaten destijds in het Midden-Oosten.

1.4 De geopolitiek in het Midden-Oosten

De geopolitiek in het Midden-Oosten stelt meer voor dan alleen de harde grenzen tussen de landen. De geopolitiek in Midden-Oosten wordt ook deels bepaald door invloedsferen, religie, etniciteit en grenzen. Regimes en organisaties in het Midden-Oosten denken legitimiteit te ontlenen aan deze invloedsferen, religie, etniciteit en grenzen. Een dergelijke legitimiteit denken vandaag de dag bijvoorbeeld extremistische islamitische organisaties te ontlenen waardoor zij aanslagen plegen en geweld formuleren als een vergelding uit ‘naam van god’,

Iran werpt zich vandaag de dag op als patroon van de gehele sjiitische bevolking en Saoedi-Arabië van de soennitische bevolking in het Midden-Oosten. Zo wil het Iraanse en het Saoedische regime zijn invloedsfeer veiligstellen en vergroten. Hiermee proberen Iran en Saoedi-Arabië de geopolitieke positie van hun land in de regio ook te verzekeren.62 De term

geopolitiek is volgens de Engelse historicus Charles S. Maier bedacht om een wetenschappelijke status te geven aan de studie van geografische hulpmiddelen in dienst van een nationale macht.63 Hierdoor heeft de geopolitiek volgens hem de neiging om de verbinding

60 Keohane, “Lilliputians’”,296.

61 Samuël Kruizinga, “A small state? The size of the Netherlands as a focal point in foreign policy debates,

1900-1940”, Diplomacy and Statecraft, Vol. 27, no. 3 (juli 2016), 432.

62 Jorrit Steehouwer, “Statebuilding en zoektocht naar legitimiteit in het kalifaat”, International spectator, Vol.

69, no. 10 (2015), 1.

63 Charles S. Maier, Once Within Borders: Territories of Power, Wealth, and Belongings since 1500

(20)

met de geografie te verliezen en om slechts een manier van strategisch denken te impliceren die realistisch is over de berekening van de macht van een staat.64

De geopolitiek in het Midden-Oosten is, zoals er eerder gesteld is door Keddie, veel meer dan een paar landsgrenzen die getrokken zijn door westerse mogendheden en de Sovjet-Unie aan het begin van de twintigste eeuw.65 Voor sommige landen geven grenzen veiligheid

en zekerheid terwijl ze voor andere landen juiste obstakels en belemmeringen vormen. Ondanks dat de grenzen van Iran al vanaf ongeveer de zestiende eeuw vastliggen, verlangen en verwijzen vandaag de dag nog veel Iraniërs naar de grootsheid en de grenzen van het Perzische Rijk van 500 voor Christus, zo stelt de Iraanse geograaf M. Kamiar.66 De Vlaamse geopolitieke

wetenschapper, David Criekemans, stelt in het artikel De strijd tussen Saoedi-Arabië en Iran verklaard over de geopolitieke strijd in het Midden-Oosten dat de laatste jaren de geostrategische en de geopolitieke context in het Midden-Oosten grondig is gewijzigd.67

Saoedi-Arabië en Iran ‘vechten’ hun rivaliteit niet uit binnen hun eigen landgrenzen, maar door proxyoorlogen onder andere in Jemen, Syrië en Irak.68 Wanneer het aankomt op de legitimiteit

van staten vallen veel regimes uit het Midden-Oosten vandaag de dag terug op de grenzen die in het begin van de twintigste eeuw getrokken zijn.

Maier benadrukt in zijn publicatie Once Within Borders: Territories of Power, Wealth and Belongings since 1500 uit 2016 dat het grondgebied en de grenzen sociaalpolitieke uitvindingen zijn. Maier haalt de Engelse historicus Henry Sumner Maine uit de negentiende eeuw aan die stelt dat op het moment dat tribale gemeenschappen zich definitief vestigen op een stuk land, het stuk land de basis vormt van de gemeenschap en niet de tribale verwantschap.69 Grondgebied van een staat of natie wordt volgens Maier als een domein

beschouwd waarin de geografische ruimte wordt geordend door bepaalde regels of eigenschappen die eraan worden toegeschreven.70 Deze bewering gaat niet volledig op voor de

geschiedenis van Saoedi-Arabië en Iran. Saoedi-Arabië is ontstaan door middel van veroveringen en bondgenootschappen tussen tribale gemeenschappen op het Arabisch schiereiland. De historicus, Hans Kohn, beschreef in het Amerikaanse tijdschrift over

64 Maier, Borders, 236.

65 Keddie, “Is There a Middle East?”, 255.

66 M. Kamiar, “Country Name Calling: The Case of Iran vs. Persia”, Focus on Geography, Vol. 49, no. 4 (maart

2007), 3.

67 Criekemans, “De strijd tussen Saoedi-Arabië en Iran verklaard”.

68 Een proxyoorlog is een gewapend conflict tussen twee staten of niet-statelijke actoren die handelen op

instigatie of namens andere partijen die niet rechtstreeks betrokken zijn bij de vijandelijkheden.

69 Henry James Sumner Maine, Lectures on the Early History of Institutions (New York: Henry Holt, 1888), 72,

in Maier, Borders, 299.

(21)

internationale betrekkingen, Foreign Affairs, in 1934 al dat er pas vanaf 1932 in Saoedi-Arabië te spreken was van enige vorm van eenheid op het Arabische schiereiland.71 Vanaf het begin

van de twintigste eeuw zijn er de eerste tekenen van een centraal gezag in Iran.72 De tribale

verwantschappen voerden tot de twintigste eeuw dus wel degelijk de boventoon in beide landen. Arabieren waren van oorsprong nomadische Semitische inwoners die Arabisch spraken en vrijwel geen waarde hechtte aan grondgebied of grenzen. De geopolitieke verhoudingen werden in de regio tot de twintigste eeuw gekenmerkt door losse tribale gemeenschappen met hun eigen etniciteit.73

De geopolitieke verhoudingen veranderden met de komst van Europese mogendheden en de Sovjet-Unie in Midden-Oosten. Maier geeft aan dat de geografische reikwijdte en mogelijkheden van juridische autonomie voor tribale gemeenschappen aan het eind van de negentiende eeuw drastisch werd ingeperkt. Het leven met een grens of binnen een grens werd vanaf de twintigste eeuw volgens hem de norm in Europa. Of dit nou landgrenzen waren of grenzen van de stad of huishouden.74 Europese leiders uit de late negentiende en vroege

twintigste eeuw waren volgens Maier geobsedeerd door begrensde gebieden van Europese en overzeese rijken. In Europa was het volgens hem voor de meeste heersers vanaf de 1500 het geval dat omvang van het land status bepalend was. De onschendbaarheid van de grenzen was volgens Maier de hoogste prioriteit. Toen de Europeanen de wereld koloniseerden, namen ze deze gedachte mee, zo stelt Maier.75 De obsessie en het belang dat Europese leiders hechtten

aan grenzen, kan ook meegespeeld hebben bij het opstellen van bijvoorbeeld de Hoessein-McMahon-correspondentie tussen juli 1916 en februari 1916, het Sykes-Picotverdrag in mei 1916 en de Balfour-verklaring uit november 1917.76 Met onder andere deze verdragen en

briefwisselingen werden de territoria van verschillende stammen in het Midden-Oosten verdeeld omwille van de politieke macht van Europese heersers. Deze territoria werd volgens

71 Hans Kohn, “The Unification of Arabia”, Foreign Affairs, Vol. 13, no. 1 (oktober 1934), 92. 72 Abrahamian, History of Modern Iran, 60-62.

73 Kohn, “The Unification of Arabia”, 92-94. 74 Maier, Borders, 5-6, 295-296.

75 Ibidem, 11.

76 De Hoessein-McMahon correspondentie bestond een uit reeks brieven die in 1915-1916 werden uitgewisseld

tussen Ḥoessein ibn Ali, emir van Mekka, en Sir Henry McMahon, de Britse hoge commissaris in Egypte. In het algemeen was de correspondentie een ruil voor Britse steun aan een onafhankelijke Arabische staat in ruil voor Arabische hulp bij het verzet tegen het Ottomaanse Rijk. Het Sykes-Picotverdrag was geheime overeenkomst die tijdens de Eerste Wereldoorlog tussen Groot-Brittannië en Frankrijk werd gesloten met instemming van het keizerlijke Rusland, voor de ontmanteling van het Ottomaanse Rijk. Het akkoord leidde tot de opdeling van Ottomaanse gebieden in Syrië, Irak, Libanon en Palestina in verschillende mandaten van Frankrijk en Groot-Brittannië. De Balfour-verklaring was een verklaring voor Britse steun van de vestiging van een nationaal huis voor het Joodse volk in Palestina.

(22)

Maier bekrachtigd door grenzen.77 Maier gaat met zijn stelling in tegen de gangbare opvatting

dat de geopolitieke strijd tussen Saoedi-Arabië en Iran deels gebaseerd is op etniciteit. Territoriale grenzen zijn volgens hem van oudsher de basis van de rivaliteit tussen volkeren en zijn belangrijker dan de verschillende etniciteit tussen volkeren, bijvoorbeeld tussen Arabieren en Iraniërs. Grenzen definiëren de machtsbasis van een regime en niet de etniciteit.78

Volgens Banafsheh Keynoush, gespecialiseerd in Iran en Saoedi-Arabië, probeerden toen Reza Khan en Ibn Saoed die rond 1920 aan de macht kwamen, in respectievelijk het huidige Iran en Saoedi-Arabië, hun grondgebied te controleren dat al eeuwenlang beïnvloed werd door buitenlandse mogendheden. Hoe belangrijk andere historische ontwikkelingen zoals religie en cultuur volgens haar ook waren, deze hadden een nominale invloed op de beslissingen van de twee leiders. Volgens haar ging het om het behoud van grenzen en de evolutie van de staat, dat vanaf het begin van de twintigste eeuw onderhevig was aan buitenlandse interventies.79

De grenzen van meerdere landen in het Midden-Oosten zijn in de twintigste eeuw dwars door gebieden getrokken waar verschillende bevolkingsgroepen met een verschillende etniciteit leefden. Men valt in het Midden-Oosten dan automatisch terug op de verdeling die er gemaakt is tijdens het interbellum.80 De geopolitiek in het Midden-Oosten werd hiernaast ook nog

beïnvloed door de invloedsferen en betwiste gebieden binnen de grenzen van een land. Zo richt Iran zich vandaag de dag bijvoorbeeld tot de sjiitische bevolking in Irak, en Saoedi-Arabië richt zich tot de soennitische Irakezen. Volgens Maier was de perceptie van diplomaten dat de basis van de legitimiteit van landen bij grenzen en niet bij invloedsferen of etniciteit lag.81 Wel zijn

invloedsferen en etniciteit belangrijke facetten van de geopolitiek van Iran en Saoedi-Arabië. Bovendien is de laatste tientallen jaren het geopolitieke evenwicht in het Midden-Oosten drastisch veranderd. Na de Iraanse Revolutie in 1979 werd het land religieus strikter en conservatiever. In tegenstelling tot Iran verjongde het Saoedische regime juist. De laatste jaren probeert Iran juist weer een regionale grootmacht te worden. Na de Amerikaanse inval in Irak in 2003 wist het Iraanse regime de sjiitische meerderheid in Irak aan zich te binden terwijl Saoedi-Arabië dit juist met de soenitische Iraakse bevolking probeerde te doen. Decennialang was er een soennitisch regime met Sadam Hoessein aan de macht geweest in Irak. Toen dit regime ten val werd gebracht door de Amerikanen, werd een bepaald machtsevenwicht in het

77 Maier, Borders, 1-2. 78 Ibidem, 11.

79 Banafsheh Keynoush, Saudi Arabia and Iran: friends or foes? (New York: Palgrave Macmillan, 2016), 4. 80 Maier, Borders, 291.

(23)

Midden-Oosten verstoord. Jaren later bracht de Arabische Lente in 2010 wederom de machtsbalans in de regio war. Ook toen probeerde zowel Saoedi-Arabië als Iran aan invloed te winnen in onder andere Bahrein, Jemen en Syrië. Volgens Sanders heeft Iran de laatste jaren aan invloed gewonnen en Saoedi-Arabië juist verloren. Als gevolg hiervan kenmerkt de huidige geopolitieke situatie zich door grimmiger en gewiekster optreden door Saoedi-Arabië in het Midden-Oosten.82

In het artikel Geopolitiek en Nationale veiligheiduit 2017 van het Clingendael Instituut wordt de vraag gesteld of deze ‘geopolitiek’ terug van weggeweest is in de hedendaagse wereld. Van geopolitieke verhouding op tribaal niveau in Saoedi-Arabië en Iran is vandaag de dag haast niet meer te spreken. Op het gebied van de geopolitiek van grenzen en invloedsferen wel. De auteurs van het artikel, Geopolitiek en Nationale veiligheid, Minke Meijnders en Kars de Bruijne, zijn dan ook van mening dat de geopolitiek verhouding terug van weggeweest zijn.83

Zij beschreven in hun artikel dat er vandaag de dag een ‘geopolitieke strijd’ aanwezig is in de wereld. Hiermee bedoelen zij een conflict dat wordt beheerst door een klassieke strijd waarbij het gaat om de beheersing van het land, de zee en het luchtruim ter afbakening van grenzen en invloedsferen.84 Het huidige conflict tussen Iran en Saoedi-Arabië wordt onder andere beheerst

door zo’n geopolitieke strijd. Zowel Iran als Saoedi-Arabië proberen vandaag de dag zowel het land, de zee als het luchtruim ter afbakening van hun grenzen en invloedsferen te beheersen. Dit was aan het begin van de twintigste eeuw niet het geval toen West-Europese landen geopolitieke macht in het Midden-Oosten probeerden te verwerven. De invloeden die de West-Europese landen destijds hadden op Iran en Saoedi-Arabië, hebben de twee islamitische landen deels gevormd.

1.5 Conclusie

Aan de hand van Gingeras en Culcasi kan gesteld worden dat de periode 1918 tot 1939 het ‘moderne’ Iran en Saoedi-Arabië heeft gevormd. In combinatie met het einde van de Eerste Wereldoorlog in 1918 en het begin van de Tweede Wereldoorlog in 1939, is het interbellum een wetenschappelijk relevante periode voor een onderzoek naar Iran en Saoedi-Arabië. In een

82 Sanders, Saoedi-Arabië en Iran, 6.

83 Minke Meijnders & Kars de Bruine, “Geopolitiek en Nationale veiligheid”, Clingendael Instituut (8 maart

2017) https://www.clingendael.org/nl/publicatie/geopolitiek-en-de-nationale-veiligheid (laatst geraadpleegd op 11 augustus 2020).

(24)

onderzoek naar de ontwikkeling van het krachtveld tussen Saoedi-Arabië en Iran is het inzicht in van deze periode dus onmisbaar.

Het is duidelijk dat Nederland andere belangen had dan andere West-Europese mogendheden waardoor het land meer observerend te werk kon gaan in het Midden-Oosten in plaats van het aangaan van directe confrontaties. Door de ontwikkelingen van het krachtveld tussen Iran en Saoedi-Arabië te onderzoeken aan de hand van verslagen, nota’s, observaties en brieven van Nederlandse gezanten in de regio, werden de ontwikkelingen van dit krachtveld anders gedocumenteerd dan wanneer dit door bijvoorbeeld Engelse of Fransen gezanten gedaan werd.

De geopolitiek, samen met de culturele en religieuze onenigheid, zijn de drie grootste oorzaken van het hedendaagse conflict tussen Iran en Saoedi-Arabië. Deze drie oorzaken typeren het hedendaagse krachtveld tussen Iran en Saoedi-Arabië. Naast het religieuze (soennisme versus sjiisme) en het culturele (Arabisch versus Perzisch) aspect van het conflict, is het geopolitieke aspect van belang wanneer er een vergelijking wordt gemaakt tussen de periode 1918 tot 1939 en het heden. Zowel aan het begin van de twintigste eeuw en vandaag de dag wordt de regio beheerst door een geopolitieke strijd. Aan het begin van de twintigste eeuw tussen West-Europese landen met als doel olie en strategische ligging en tegenwoordig tussen Iran en Saoedi-Arabië om politieke, economische, culturele en militaire macht, met beide het Midden-Oosten als strijdtoneel. Zoals Maier stelt, draait de geopolitiek voor het grootste deel om landsgrenzen die legitimiteit aan regimes geven. De grenzen zijn volgens hem bepalender dan de verschillende etniciteit tussen verschillende volkeren, maar de verschillende etniciteit van de Iraniërs en de Saoediërs mag niet over het hoofd gezien worden. Hiernaast is de geopolitiek van het Midden-Oosten voor een groot deel bepaald door de grenzen die getrokken zijn tijdens het interbellum door Frankrijk en Groot-Brittannië.

Ondanks dat Keynoush stelt dat religie en cultuur maar een nominale invloed hadden op de beslissingen van de twee leiders, waren dit wel niet te onderschatten factoren in het Midden-Oosten. Door religie en cultuur claimden beide landen invloedsferen waardoor hun machtsbasis vergrootte en hun geopolitieke macht ook toenam. Iran en Saoedi-Arabië wierpen zich in het Midden-Oosten op als beschermer van respectievelijk de sjiieten en de soennieten. Op deze rol van patroon baseren beide leiders vandaag de dag nog steeds deels hun legitimiteit. Geconcludeerd kan worden dat de ontwikkelingen tussen 1918 en 1939 van belang zijn voor mijn onderzoek omdat toen het huidige Saoedi-Arabië en Iran gevormd werd; de Nederlandse kijk op de situatie van belang is omdat deze anders was met als doel de eigen neutraliteit te waarborgen en tot nieuwe inzichten leidt; en de geopolitiek van beide landen is

(25)

interessant omdat andere mogendheden deze geopolitiek deels bepaald hebben en de geopolitiek een belangrijk aspect van de strijd tussen de landen is.

In het volgende hoofdstuk wordt beschreven hoe de complexiteit van de twee Islamitische grootmachten zich ontwikkelde en op welke vlakken de landen volstrekt verschillend zijn maar ook raakvlakken hebben. Dit inzicht zal dienen om een vergelijking tussen de twee landen mogelijk te maken en om de ontwikkeling van het krachtveld tussen 1918 en 1939 tussen de landen bloot te leggen.

(26)

Hoofdstuk 2: Een historische schets van Iran en Saoedi-Arabië

2.1 Inleiding

Ondanks dat Iran en Saoedi-Arabië twee volstrekt verschillende landen zijn, hebben beide landen vandaag de dag overeenstembare doelen. Beide streven namelijk na om de macht in de regio te hebben. Wie de geopolitieke positie van Iran en Saoedi-Arabië wil kennen, dient zich bewust te zijn van de geschiedenis van beide landen. De historisch context moet duidelijk zijn om de ontwikkeling van het krachtveld tussen de twee landen te kunnen onderzoeken. Veel van wat er vandaag de dag gebeurt, heeft zijn wortels in het verleden. Dit geldt in ieder geval voor het huidige politieke, culturele en religieuze klimaat in de twee landen en daarom is de geschiedenis van beide landen ook tekenend voor de voorhouding tussen Iran en Saoedi-Arabië.

De grootste verschillen tussen de landen bevinden zich op religieus en op cultureel gebied. Binnen de Islamitische wereld is het soennisme de stroming die is oververtegenwoordigd. 85 tot 90% van alle moslims ter wereld is soennitisch, hier tegenover staat de 10 tot 15% sjiitische moslims. Iran is het enige islamitische land waar de sjiieten in de meerderheid zijn. Iran is op religieus gebied dus een buitenbeentje in Islamitische wereld. Iran is hiernaast ook het enige land (met Israël en Turkije) in het Midden-Oosten dat het Arabisch niet als officiële landstaal heeft, in Iran spreekt een meerderheid namelijk Perzisch. Van de ongeveer 70 miljoen Iraniërs zijn er ongeveer 90% sjiitisch. Sinds de Islamitisch Revolutie in Iran in 1979 wordt het land bestuurd door de – in de ogen van het huidige Iraanse regime – oorspronkelijke, juiste en zuivere Islamitische richtlijnen. Ondanks dat Iran een premier heeft, ligt de hoogste en feitelijke macht bij de Iraanse grootayatholla.85 Hoewel het hedendaagse Iran

in theorie een democratie is, worden alle wetsvoorstellen uiteindelijke door de grootayatholla goed- of afgekeurd.

De islamitische tegenhanger van het sjiitische Iran is Saoedi-Arabië met ongeveer 28 miljoen inwoners die vrijwel allemaal het wahhabisme aanhangen. De socioloog Rohan Davis stelt in zijn publicatie Western imaginings: the intellectual contest to define Wahhabism uit 2018 dat het wahhabisme in het westen conventioneel als uiterst conservatief, fundamentalistische en radicaal wordt gezien.86 Door de strengere leer van het wahhabisme is

de invloed van islam op het dagelijks leven in Saoedi-Arabië erg groot.

85 Vertaald betekent grootayatholla ‘teken van God’ en zijn het de kenners van de sjiitische islam. 86 Rohan Davis, Western imaginings: the intellectual contest to define Wahhabism (New York/Cairo: The

(27)

Beide landen proberen de laatste decennia een inhaalslag te maken ten opzichte van het Westen. Toen het Westen vanaf de 18e eeuw moderniseerde, bestonden beide landen vooral nog

uit grote kale vlaktes met hier en daar kleine tribale gemeenschappen. Modernisering in Iran en Saoedi-Arabië is ook nu nog vooral materieel van aard. Wel is te zien dat de laatste paar jaar in zowel Iran als in Saoedi-Arabië de modernisering gepaard gaat met een verandering van normen en waarden.87 Zo mogen vrouwen in Saoedi-Arabië sinds kort alleen naar het

buitenland reizen en zonder toestemming van een man een hotel boeken. Twee jaar geleden werd het ook toegestaan voor vrouwen om auto te rijden. De beperkingen voor vrouwen zijn in Iran een stuk minder vergaand dan in Saoedi-Arabië. In Iran is het bijvoorbeeld nooit verplicht geweest om als vrouw geheel bedekt te zijn door bijvoorbeeld een nikab of boerka wanneer je buitenshuis bent.

In Iran groeide de westerse culturele invloed in de late negentiende en twintigste eeuw op een aantal gebieden, waaronder het onderwijs en de herschepping van de positie van de vrouw.88 De Islamitische Revolutie van 1979 betekende een grote terugslag voor de Iraanse

vrouw en man, maar ook een stap vooruit. De samenleving werd religieuzer maar er groeide onder het bewind van Ayatollah Khomeini een ontwikkelde en moderne middenklasse. Vanaf toen konden naasten vrouwen en mannen uit de elite ook andere lagen van de bevolking naar school gaan. Maar ook in Iran zou je kunnen zeggen dat vrouwen worden onderdrukt. Volgens zowel de Iraanse als de Saoedische wet hebben vrouwen minder rechten dan mannen.89

In dit hoofdstuk wordt de complexe geschiedenis van Iran en Saoedi-Arabië kort geschetst. Eerst zal de geschiedenis van Iran en daarna de geschiedenis van Saoedi-Arabië behandeld worden. De historische schets van Iran wordt grotendeels gemaakt aan de hand van de publicatie A History of Modern Iran van de Iraanse historicus Ervand Abrahamian en de historische schets van Saoedi-Arabië wordt beschreven aan de hand van A History of Saudi-Arabia van de Saoedische sociaal antropoloog Madawi Al-Rasheed.

Er is gekozen voor de publicatie van Abrahamian omdat het een uitstekend analytisch overzicht biedt van de geschiedenis van Iran op basis van voornamelijk secundaire en enkele primaire bronnen. De rode draad van het boek is het verhaal van de staat- en natievorming van

87 Jeffery T. Kennedy & Ebrahim Moosa, Islam in the Modern World (Religions in the Modern World) (Londen:

Routledge, 2013), 257-259.

88 Nikki R. Keddie & Rudi Matthee, Iran and the Surrounding World: Interactions in Culture and Cultural

Politics (Seattle/Londen: University of Washington Press, 2002) 8-9.

89 Z.n., “Wat is er aan de hand in Iran”, Amnesty International (12 maart 2019)

https://www.amnesty.nl/actueel/iran-vrouwenrechten (laatst geraadpleegd op 11 augustus 2020); Z.n., “Saudi-Arabie”, Amnesty International (z.t.) https://www.amnesty.nl/landen/saudi-arabie (laatst geraadpleegd op 11 augustus 2020).

(28)

Iran. Abrahamian schets een goed, objectief en waardevol verslag van de Iraanse staat en maatschappij in de twintigste eeuw. Ondanks dat het een objectief wetenschappelijk boek is, kan er wel opgemerkt worden dat de publicatie lichtelijk beïnvloed is door zijn Iraanse afkomst. Abrahamian beschrijft de Iraanse geschiedenis met een lichte bezorgdheid over het lot van de Iraanse bevolking die de dupe is van de vele gebeurtenissen in het land.90

Ook de publicatie van Al-Rasheed is uiterst bruikbaar voor een schets van de historisch context van Saoedi-Arabië. Juist omdat Al-Rasheed een antropologische achtergrond heeft, dringt zij diep door in de Saoedische de samenleving en worden de interne factoren die daar op inwerken duidelijk beschreven. Haar, niet puur historische, achtergrond zorgt er echt wel voor dat de rode draad het verhaal van het ontstaan van de Saoedische samenleving is. Het boek biedt een zorgvuldige analyse van zowel de interne als externe uitdagingen waar Saoedi-Arabië mee te maken heeft gehad.

Net zoals Abrahamian is Al-Rasheed geen onbekende in de regio. Al-Rasheed staat er om bekend dat zij de lezer de best mogelijke interpretatie wil geven van de gebeurtenissen die de Saoedische recente geschiedenis hebben gevormd. Het boek moet niet gezien worden als een boek over de geschiedenis van Saoedi-Arabië waarin meerder historische en antropologische verschillende belicht worden.91 Zowel de publicatie van Abrahamian als

Al-Rasheed zijn uiterst geschikt om een korte, heldere, en wetenschappelijke historische schets van beide landen te geven.

In dit hoofdstuk zal geen terugblik gegeven worden naar de volledige geschiedenis van beide landen, hoe interessant deze ook is. Het doel is om een duidelijk beeld te schetsen waarom de landen zo complex zijn en welke ontwikkelingen vormend zijn geweest. Het is relevant om een overzicht te geven van de geschiedenis van de regio om de verslaglegging van de Nederlandse gezanten en consuls te duiden, waarbij gestreefd is om de grote lijnen van de geschiedenis en de verhoudingen tussen de twee landen te beschrijven. Vooral de ontwikkelingen en de geschiedenis van de drie hoofdoorzaken die kenmerkend zijn voor het krachtveld tussen de twee landen zullen behandeld worden. Dit zijn religie, cultuur en geopolitiek. In dit hoofdstuk wordt de historische context van Iran en Saoedi-Arabië geschetst.

90 Houri Berberian, “A History of Modern Iran (Book Review)”, History: Reviews of New Books, Vol. 37, no. 2

(januari 2008), 68-69; Behrooz Ghamari-Tabrizi, “A History of Modern Iran (Book Review)”, International

Journal of Middle East Studies, Vol. 42, no. 3 (2010), 529-531; John Limbert, “A History of Modern Iran (Book

Review)”, Middle East Journal, Vol. 63, no. 1 (2009), 144-145.

91 Fatma Al-Sayegh, “History of Saudi Arabia (Book review)”, Digest of Middle East Studies, Vol. 13, no. 1

(2004), 56-58; Joseph A. Kéchichian, “A History of Saudi Arabia (Book review)”, The Middle East Journal, Vol. 65, no. 1 (2011), 159-161; Carl L. Brown, “A History of Saudi-Arabia (Book review)”, Foreign Affairs, Vol. 82, no. 1 (januari 2003), 175.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Daarmee strekken die hande- lingen van de aannemer immers nog niet tot nako- ming van zijn tweede verbintenis tot (op)levering van het tot stand gebrachte werk: zij hebben enkel

Indien deze groepen representatief zijn, dan wordt vervolgens van de assumptie uitgegaan, dat de leerlingen vanuit hun positie als leerling een vrij betrouwbaar

Sprenger van Eijk, Handleiding tot de kennis van onze vaderlandsche spreekwoorden en spreekwoordelijke zegswijzen, bijzonder aan de scheepvaart en het scheepsleven, het dierenrijk

(dus: Jan zei, dat zijn broer ziek is geweest). Aldus werd het kaartbeeld vertroebeld en misschien gedeeltelijk onjuist. Het is inderdaad waarschijnlijk dat de tijd van het hulpww.

E.H.G. Wrangel, De betrekkingen tusschen Zweden en de Nederlanden op het gebied van letteren en wetenschap, voornamelijk gedurende de zeventiende eeuw.. logsvloten uit de Oostzee

3) Oorzakelijk verband tussen de schending van een resultaats- verbintenis met betrekking tot de medische behandeling en de lichamelijke schade. Bestaan van een oorzakelijk

Dat mag misschien hout snijden voor zelfstandig wonende psychiatrische patiënten, maar voor mensen met een zware psychiatrische diagnose die afhankelijk zijn van zorg en

Hierdoor is deze mogelijkheid waarschijnlijk alleen toepasbaar in die situaties waarbij de wijze waarop de verantwoordelijkheden worden gerealiseerd overduidelijk is of van