• No results found

De Papiamentstalige SCIL : een pilotstudie naar de convergente validiteit, betrouwbaarheid en het afnamegemak

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De Papiamentstalige SCIL : een pilotstudie naar de convergente validiteit, betrouwbaarheid en het afnamegemak"

Copied!
23
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Papiamentstalige SCIL

Een pilotstudie naar de convergente validiteit, betrouwbaarheid en het

afnamegemak

Masterthesis Forensische Orthopedagogiek

Universiteit van Amsterdam

Esmee Aalders

11280913

(2)

De Papiamentstalige SCIL

Een pilotstudie naar de convergente validiteit, betrouwbaarheid en het

afnamegemak

Esmee Aalders Universiteit van Amsterdam

Abstract

A lack of psychometric instruments in Papiamentu on the former Dutch Antillean islands Curacao and Bonaire causes difficulties in diagnosing people with intellectual disability and therefore the recognition of the problems these people face. Because of this, a Dutch

instrument, the screener for intelligence and intellectual disability (SCIL) was translated into Papiamentu. The current pilot study assessed the convergent validity of the translated version of the SCIL with respect to IQ-scores and clinical judgments on the level of social adaptation by behavioral scientists treating the participants. Correlation analyses showed strong

associations between the SCIL scores and IQ-scores and clinical judgments . Cronbach’s alfa was .80, which is considered a good internal consistency. Participants and researchers evaluated the translated SCIL as clear, easy to use and quick in assessment.

Recommendations regarding further research and large scale validation are provided. To conclude, the SCIL is a promising psychometric measure with wide possibilities for application in Curacao.

Samenvatting

Een gebrek aan Papiamentstalige meetinstrumenten leidt op de voormalig Nederlands Antilliaanse eilanden Curaçao en Bonaire tot problematiek in de diagnostiek en daarmee herkenning en erkenning van mensen met een Licht Verstandelijke Beperking (LVB). Om die reden is de Nederlandstalige Screener voor Intelligentie en Licht verstandelijke beperking (SCIL) vertaald naar het Papiaments. In de huidige pilotstudie is de convergente validiteit van dit meetinstrument onderzocht in vergelijking met bekende IQ-scores en inschattingen van gedragsdeskundigen over het niveau van sociaal aanpassingsvermogen (i.e., zelfredzaamheid) van participanten. Hieruit bleek een sterke correlatie tussen IQ-scores en de scores op de SCIL en een sterke relatie tussen het klinisch oordeel van deskundigen en de score op de SCIL. Met een Cronbach’s alfa van .80 bleek de SCIL daarnaast een goede interne consistentie te hebben. Uit interviews met participanten en onderzoekers bleek de afname snel, duidelijk en eenvoudig. Aanbevelingen voor grootschalig valideringsonderzoek worden gedaan. Geconcludeerd kan worden dat de SCIL een veelbelovend instrument is met brede toepassingsmogelijkheden in de Curaçaose context.

Masterthesis voor Forensische Orthopedagogiek Begeleid door: Geert Jan Stams

(3)

De Papiamentstalige SCIL

Op het voormalig Nederlands Antilliaanse eiland Curaçao leven, naar schatting, 24.300 mensen met een licht tot mild verstandelijke beperking. Hiervan zijn er 7780 jonger dan 24 jaar oud (Griffith-Lendering, et al., 2017). Door slechte herkenbaarheid van deze groep en pas recentelijke erkenning van het begrip Licht verstandelijke beperking op het eiland is deze groep onderbelicht in zowel de wetenschappelijke literatuur als in de hulpverlening (Kaal, 2010). Vanwege het gebrek aan een gevalideerd Papiamentstalig meetinstrument worden veel problemen, waar mensen met een licht verstandelijke beperking tegenaanlopen, niet

opgemerkt. De huidige studie onderzoekt, om die reden, een naar het Papiaments vertaald meetinstrument voor intelligentie en licht verstandelijke beperking. Doel van deze studie is zicht te krijgen op de convergente validiteit en de betrouwbaarheid van dit instrument voor de Curaçaose populatie, het testen van de vertaling van het instrument en het afnamegemak van dit instrument in het Papiaments.

Een licht verstandelijke beperking manifesteert zich binnen drie aspecten van het functioneren; het intellectueel functioneren, de sociale adaptatie en een praktisch domein, dat zelfverzorging en zelfmanagement omvat (Kaal, Nijman, & Moonen, 2015b). Het

intellectueel functioneren wordt veelal vastgesteld middels intelligentietesten en het resultaat wordt uitgedrukt als een getal, het intelligentiequotiënt (IQ) dat de verhouding tussen de intellectuele vermogens en de leeftijd representeert. Intelligentie is een begrip dat vele definities kent, waarvan de meest gebruikte is opgesteld door Wechsler (1939), die intelligentie beschrijft als het vermogen van een individu om doelbewust te handelen, rationeel te denken en effectief te kunnen omgaan met zijn omgeving. Het gemiddelde intelligentiequotiënt is vastgesteld op 100 met een gemiddelde afwijking van 15 punten. Het gemiddelde intelligentiequotiënt ligt dus tussen 85 en 115.

(4)

Binnen de, in Nederland geldende, definitie van Licht Verstandelijke Beperking (LVB) wordt een IQ-score van 84 of lager als kenmerk van een licht verstandelijke beperking gezien. Daarnaast hebben mensen met een LVB vaak een disharmonisch intelligentieprofiel, een significant verschil in functioneren op verschillende dimensies van het IQ. Met name het werkgeheugen blijkt zwak te zijn bij mensen met een LVB, wat tot moeilijkheden leidt bij het gelijktijdig opslaan en verwerken van binnenkomende informatie (Van der Molen, 2009).

Problemen binnen het sociale aanpassingsvermogen zijn zichtbaar op het gebied van taal en geletterdheid en in de sociale en praktische vaardigheden. Beperkte cognitieve capaciteiten en omgevingsinvloeden leiden tot verstoringen in de verwerking van sociale informatie. Dit resulteert in problemen met sociale adaptatie op verschillende gebieden; het waarnemen van sociale informatie, genereren van adequate reacties en interpretatie van gedrag (Kaal, 2010; Van Nieuwenhuijzen et al., 2006). Ondanks dat de DSM-V strikte richtlijnen biedt voor de diagnostiek van een Licht Verstandelijke Beperking is het ten behoeve van het bieden van adequate hulp aan mensen met een LVB in sommige gevallen beter om niet vast te houden aan de formele DSM-V classificatiecriteria, maar dient de

definitie van een Licht Verstandelijke Beperking ruimer genomen te worden. Functioneren op het niveau van een LVB kan op enig moment ontstaan door iemands levensgeschiedenis of ingrijpende gebeurtenissen, of het kan zijn dat dergelijke condities de valide en betrouwbare meting van intelligentie bemoeilijken (Koster, Stams, & Kaldenbach, in press). Deze mensen worden sociaal kwetsbaar genoemd, met beperkte cognitieve vermogens (Moonen, 2015) en hebben een aangepaste benadering nodig.

Functioneren op het niveau van een LVB gaat relatief vaak gepaard met problemen ten aanzien van de geestelijke gezondheid, grotere ondersteuningsbehoeften uit de omgeving en specifieke behoeften in communicatie (Van Schrojenstein, Lantman-de Valk, & Noonan; Walsh, 2008). Hoewel een licht verstandelijke beperking niet per definitie tot delinquent

(5)

gedrag leidt, wordt de kans op de delinquentie bij mensen met een LVB groter geschat als gevolg van het vaker voorkomen (hogere prevalentie) van criminogene factoren, zoals impulsiviteit, vroegtijdig schoolverlaten en grote beïnvloedbaarheid (Kaal, 2010).

Het huidige strafrechtssysteem leidt op verschillende momenten tot moeilijkheden voor de groep mensen functionerend op het niveau van een LVB. Allereerst in de rechtsgang, waar zij vaak geen begrip hebben van het ten laste gelegde en het verloop van het proces. Later in detentie, waar problemen met sociale informatieverwerking naar voren komen en er een gebrek is aan passende hulpverlening door het niet herkennen van de verstandelijk beperking door medewerkers en behandelaars (Kaal, 2010). Afhankelijk van de definitie functioneert naar schatting 11 tot 40% van de gevangenispopulatie op het niveau van een verstandelijke beperking (Chaplin et al., 2017; Kaal, 2010). Van de verdachten op Curaçao wordt 15,1% gediagnosticeerd als zwak begaafd. Het is echter niet duidelijk of er bij deze groep ook sprake is van problemen met het aanpassingsvermogen, een belangrijk aspect van LVB. Onderscholing en schooluitval vormen namelijk een groot probleem op Curaçao (Curacao Chronicle, 2014)

Voor het vaststellen van een Licht Verstandelijke Beperking moeten tests worden afgenomen voor IQ en sociaal aanpassingsvermogen. Dit is een tijdrovende procedure, die alleen door een psycholoog uitgevoerd kan worden, waardoor dit vaak uitgesteld wordt of geheel achterwege blijft. Toch is een tijdige herkenning van functioneren op het niveau van LVB van groot belang. Doordat mensen die functioneren op het niveau van een LVB moeite hebben met sociale adaptatie, is de kans dat misverstanden ontstaan tussen hen en

hulpverleners, leerkrachten en politie groot. Door moeilijkheden met het begrip van taal hebben mensen die functioneren op het niveau van een LVB gauw de neiging in te stemmen en zijn zij gevoelig voor suggestieve vragen (Kaal & Vrij, 2017). De neiging tot instemmen en sociaal wenselijk antwoorden maakt dat het in het juridisch kader van groot belang is

(6)

taalgebruik aan te passen aan het niveau van functioneren van de persoon. Daarnaast sluit het aanbieden van hulpverlening voor mensen met gemiddelde cognitieve en sociale vermogens niet aan op de behoeften van mensen die functioneren op het niveau van een LVB.

Om het proces van diagnostiek in de dagelijkse praktijk te vereenvoudigen, zijn er verschillende screeningsinstrumenten ontwikkeld om een inschatting te maken van het bestaan van een Licht Verstandelijke Beperking. Gebaseerd op verschillende voorgaande onderzoeken is in Nederland de Screener Intelligentie en Licht verstandelijk beperking (SCIL; Kaal, Nijman, & Moonen, 2015a) ontwikkeld. Dit instrument richt zich minder op het meten van het intelligentiequotiënt, maar meer op beperkingen in het adaptieve gedrag. De

verschillende items vragen naar praktische dagelijkse vaardigheden die een indruk geven van het niveau van iemands functioneren binnen de maatschappij. Instrumenten ontwikkeld uit eerder onderzoek zijn in de Nederlandse context vaak niet bruikbaar. Internationaal gezien wordt de grens voor een licht verstandelijke beperking over het algemeen op een

intelligentiequotiënt van 70 of 75 punten gelegd, terwijl in Nederland bij een IQ-score van 84 of lager al gesproken wordt over een mogelijke verstandelijke beperking.

De SCIL is een instrument, bestaande uit 14 items, dat met 85% zekerheid een inschatting geeft over het bestaan van een licht verstandelijke beperking. Afname van dit instrument kost 20 tot 30 minuten en hoeft niet noodzakelijkerwijs door een

gedragswetenschapper te geschieden (Nijman, Kaal, van Scheppingen, & Moonen, 2016). Twee versies van deze test zijn ontwikkeld; een voor de groep mensen van 18 jaar en ouder en een voor de groep 14 tot 17-jarigen. In de studie naar de validiteit van de SCIL is het instrument bij participanten van 18 jaar en ouder afgenomen naast de WAIS III (Wechsler, 2005) en bij participanten tussen 14 en 17 jaar naast de WISC. Hieruit bleek dat de SCIL een waardevol screeningsinstrument kan zijn voor mensen bij wie een vermoeden van een

(7)

De eerste vier items van de SCIL betreffen het niveau van onderwijs dat iemand bereikt heeft. Daarnaast wordt er gevraagd naar schoolse vaardigheden, zoals rekensommen en lees- en schrijfvaardigheden. Omdat mensen die functioneren op het niveau van een licht

verstandelijke beperking moeite hebben met het gebruik en begrip van taal, is ook dit een aspect dat bevraagd wordt door de SCIL. Dit wordt gedaan door te vragen naar de betekenis van een spreekwoord en de bekendheid met een klok en kalender.

Hoewel Nederlands veel gesproken wordt op de voormalig Antilliaanse eilanden, is het voor de meeste bewoners van de eilanden niet de moedertaal. De meeste mensen spreken Papiamentu en sinds de officiële erkenning van de taal in 2007 op Curaçao en Bonaire, wordt ook het onderwijs op publieke scholen in het Papiaments aangeboden (Hagers, 2007). Dit maakt dat het noodzakelijk is om psychometrische instrumenten te vertalen naar het

Papiaments. Hierbij gaat het niet enkel om een letterlijke vertaling, maar ook om een vertaling van culturele concepten. In de huidige situatie zijn er slechts twee meetinstrumenten voor psychodiagnostiek vertaald en gevalideerd volgens vastgestelde richtlijnen van Beaten, Bombardier, Guillemin en Bosi Ferraz (2000). Het gebrek aan voldoende vertaalde en gevalideerde instrumenten vormt een probleem voor de testdiagnostiek en het

wetenschappelijk onderzoek.

Ook op Curaçao wordt voor de Nederlandse benadering gekozen ten aanzien van IQ-scores en criteria voor een LVB, waarbij een IQ-score van 84 of lager gezien wordt als een van de aspecten van een licht verstandelijke beperking. Om die reden zou de SCIL ook op dit eiland een waardevol instrument kunnen zijn voor de screening van mensen met een

vermoedelijke verstandelijke beperking. Tot nu toe is er, zoals genoemd, geen gevalideerd meetinstrument voor deze groep in het Papiaments.

Doel van de huidige studie is de Nederlandstalige SCIL middels gestelde richtlijnen te vertalen naar het Papiaments en de convergente validiteit te bepalen. Zoals de Nederlandse

(8)

versie van de SCIL is vergeleken met de de WAIS III en de WISC voor het vaststellen van de validiteit, zullen de resultaten van de Papiamentstalige SCIL worden vergeleken met

resultaten op de Groninger Intelligentie Test 2 (GIT 2; Barelds, 2004). Dit is het enige instrument om intelligentie vast te stellen, dat vertaald is volgens de richtlijnen van Beaten et al, (2000). Het volgen van deze richtlijnen leidt niet alleen tot een letterlijke vertaling van de test, maar ook tot een conceptuele vertaling, waarbij rekening gehouden wordt met culturele verschillen (van der Vorst, Vinkers, Matroos, Heijtel, & Hoek, 2016).

Zoals genoemd, is een gebrek aan cognitieve vaardigheden niet de enige factor die bepalend is voor het functioneren op licht verstandelijk beperkt niveau. Iemands vermogen tot sociale adaptatie geldt ook als criterium voor het functioneren op het niveau van een LVB. Om die reden zal ook, voor de participanten van wie de data beschikbaar zijn, het klinisch oordeel van de behandelend deskundige over de mate van sociale adaptatie, bevraagd als zelfredzaamheid, van de participant worden vergeleken met de score op de SCIL.

Methode Participanten

In de huidige studie is de SCIL 18+ afgenomen bij 19 mannelijke participanten, verblijvend in het Centrum voor Detentie en Correctie Curaçao. Alle participanten waren tussen de 17 en 24 jaar oud, met een gemiddelde van 20,6 jaar. Daarnaast is de SCIL voor 14 tot 17-jarigen afgenomen onder vijf mannelijke bewoners van het LVB-huis van de SGR en onder acht cliënten van de Ambulante Justitiële Jeugdzorg Curaçao (AJJC). Deze groep had een gemiddelde leeftijd van 16,1 jaar. Alle participanten waren zelf op Curaçao geboren en opgegroeid en hadden tenminste één ouder, die ook geboren en opgegroeid was op het eiland.

(9)

Procedure

De ouders van de jongeren in de groep 14 tot 17-jarigen zijn over het onderzoek geïnformeerd middels een informatiebrief en een passieve informed consent. Tenzij bezwaar gemaakt was tegen deelname van de jongere, deed de jongere mee aan het onderzoek. Alle participanten zijn middels een informed consent geïnformeerd over de inhoud van het

onderzoek. De SCIL is afgenomen in een rustige, afgesloten kamer en iedere onderbreking is gedocumenteerd. De test is afgenomen door een vloeiend Papiamentssprekende psycholoog, onder observatie van een pedagoog.

Instrumenten

Screener voor intelligentie en licht verstandelijke beperking (SCIL)

De SCIL is vertaald volgens de richtlijnen opgesteld door Beaten, et al, (2000). De Nederlandse versie van de SCIL is door twee personen, met zowel Nederlands als Papiaments als moedertaal, vertaald naar het Papiaments. Hierbij is één van hen een geïnformeerde vertaler, wat inhoudt dat zij op de hoogte is van de geteste concepten. De ander is niet op de hoogte van de te meten concepten. De tweede fase van het vertaalproces is de synthese van de twee vertalingen naar één gezamenlijke vertaling, waarbij er overeenstemming is tussen beide vertalers. Ieder punt van discussie hierbij en de gevonden oplossing wordt gedocumenteerd. De derde fase is het proces van terugvertalen. In deze fase vertalen twee nieuwe vertalers, met beide zowel het Nederlands als Papiamentu als moedertaal, de eerste Papiamentse versie van het instrument terug naar het Nederlands. Beide vertalers zijn hierbij niet geïnformeerd over het concept dat de SCIL beoogt te meten, daarnaast hebben zij geen achtergrond in of ervaring met psychologische testen. De vierde stap in het vertaalproces betreft de integratie van alle verschillende vertaalde versies naar een samengestelde vertaling. Dit gebeurt door een comité bestaande uit de vertalers, professionals in psychische hulpverlening en

(10)

ontwikkelaars van de originele tekst. Hierbij dient rekening te worden gehouden met vier verschillende aspecten van equivalentie tussen de originele tekst en de vertaling, zowel taalkundig als cultureel.

Het eerste aspect van equivalentie is semantisch; betekenen de items hetzelfde en zijn er geen dubbele betekenissen in de vertaling? Het tweede aspect betreft de idiomatische vertaling; zijn voor idiomen in de oorspronkelijke taal goede alternatieven gevonden in de vertaling? Het eerste culturele aspect is ervaringsgericht; vragen die betrekking hebben op dagelijkse ervaringen moeten zodanig vertaald worden, dat het ook binnen de cultuur waarnaar het vertaald is dagelijkse ervaringen zijn. Anders moeten deze situaties in de vertaling vervangen worden door situaties die binnen de betreffende cultuur wel tot de dagelijkse ervaringen behoren. Het tweede culturele aspect is conceptueel; de conceptuele betekenis van woorden is cultureel afhankelijk, het comité dient consensus te bereiken over de juiste vertaling hier. Richtlijn hiervoor is dat de vraag duidelijk moet zijn voor een 12-jarige.

De vijfde en laatste stap in de vertaling is een pretest, wat een van de doelen van de huidige studie is. In deze fase van vertalen dient het vertaalde instrument afgenomen te

worden bij 30 tot 40 participanten binnen de doelgroep. Dit instrument, bestaande uit 14 items heeft een minimale totaalscore van 0 tot maximaal 28 punten. Voor mensen van 18 jaar en ouder geldt dat een score van lager dan 19 indicatie geeft voor functioneren op het niveau van een Licht Verstandelijke Beperking. Voor 14 en 15 jarigen is dit het geval bij een score van 16 of lager en voor 16 en 17 jarigen bij een score van 18 of lager (Kaal, Nijman & Moonen, 2015a).

Groninger Intelligentie Test 2 (GIT 2)

De GIT 2 bestaat uit 10 verschillende subtesten, die ieder een ander aspect van intelligentie meten. Met een woordenlijst wordt het verbaal begrip gemeten, het ruimtelijk inzicht met legkaarten, vaaropdrachten worden afgenomen voor logisch redeneren met

(11)

getallen en voor het logisch redeneren met figuren worden sorteertaken afgenomen. Het figuur ontdekken meet de waarnemingsintelligentie, het cijferen de rekenvaardigheid, de draaikaarten het ruimtelijk voorstellingsvermogen en de matrijzen het logisch redeneren met verbaal materiaal. Twee subtests betreffen de associatiesnelheid en de verbale vloeiendheid; woord opnoemen I en II. De scores op deze subtests leiden opgeteld tot een IQ-score. Een hogere score representeert een hoger niveau van cognitief functioneren.

Omdat in best practise voor forensisch psychologisch onderzoek wordt geadviseerd de verkorte versie van de GIT 2 te gebruiken, die uit zeven van de tien subschalen bestaat, is ervoor gekozen om alleen de verkorte versie te laten vertalen en te gebruiken. Hierin ontbreken de subschalen Vaaropdrachten, Sorteertaken en de Draaikaarten. Uit de

validatiestudie van de Papiamentstalige GIT 2, uitgevoerd in het centrum voor detentie op Bonaire, bleek dat de interne consistentie voldoende is. Wel wordt in deze studie nadrukkelijk aangegeven dat onderzoek onder een grotere steekproef noodzakelijk is voor het

perfectioneren van de test (van der Vorst et al., 2016).

Daarnaast zijn opvallendheden tijdens de afname van SCIL gerapporteerd door de observerend orthopedagoog om inzicht te krijgen in het afnamegemak van de SCIL.

Daarnaast zijn er evaluatiegesprekken gevoerd met de onderzoekers die de Papiamentstalige SCIL hebben afgenomen.

Analyse

Om vast te stellen of de SCIL een goede inschatting geeft van het intellectueel functioneren van de participant zullen de resultaten van de SCIL vergeleken worden met beschikbare IQ-scores uit de bestaande dossiers van de participanten. Dit zal worden gedaan met een Pearson correlatietoets (Field, 2009). Daarnaast zal de interne consistentie van de vertaling van de SCIL bepaald worden aan de hand van een Cronbach’s alpha analyse. Van enkele participanten waren geen IQ-scores bekend, in deze gevallen is het klinisch oordeel

(12)

gebruikt van de diagnosticus of behandelaar over het al dan niet functioneren op het niveau van een LVB. Daarnaast is van een aantal participanten de mate van sociale adaptatie, naar het klinisch oordeel van deskundige, bekend.

De resultaten van de SCIL en het klinisch oordeel van de deskundige zijn met elkaar vergeleken middels een onafhankelijke T-toets (Field, 2009). Omdat er een positieve

correlatie verwacht wordt tussen de scores op de SCIL, de andere testen en het klinisch oordeel, zal er eenzijdig worden getoetst.

Vanwege het beperkte aantal participanten wordt er niet voldaan aan de assumpties van de Pearson correlatietest en de T-toets, om die reden wordt de houdbaarheid van de resultaten van de Pearson correlatietesten en de T-toets gecontroleerd met behulp van non-parametrische toetsen, respectievelijk Spearman’s rank-order Correlation en de Mann-Whitney test (Field, 2009).

Resultaten

In de ontwikkeling van de SCIL is onderscheid gemaakt tussen twee groepen; 18+ en 14 tot 17-jarigen. De testen zijn vrijwel hetzelfde, alleen wordt er in het scoren van de versie voor 14 tot 17-jarigen rekening mee gehouden dat het nog niet afgerond hebben van een opleiding gebruikelijk is voor deze leeftijdscategorie. Vanwege het kleine aantal participanten is er in de analyse van de resultaten voor gekozen geen onderscheid te maken tussen de twee leeftijdscategorieën.

De gemiddelde scores van de participanten op de verschillende testen is weergegeven in Tabel 2.

(13)

Tabel 2.

Gemiddelde IQ- en SCIL-scores

Test Aantal participanten Score

SCIL 39 13.1

GIT 2, WISCIII, Raven 18 78.9

Uit de Pearson correlatietesten bleek een significante hoge correlatie tussen de scores op de SCIL en IQ-scores (r(16) = .80, p < .01). Hieruit blijkt dat naarmate het IQ van de

participanten hoger was, zij ook significant hoger scoorden op de SCIL, zie Tabel 3.

Tabel 3.

Pearsons correlatie tussen de scores op de SCIL en IQ-scores.

Score op de SCIL IQ-score

Score op de SCIL 1 .80**

** significant met een alfa van 0.01

In verband met het kleine aantal participanten wordt niet voldaan aan de assumpties die gelden voor het uitvoeren van een Pearson correlatietest. Om die reden is ook Spearman’s rho berekend. Ook hieruit bleek een significante correlatie tussen IQ-score en score op de SCIL (rs(16) = 0.78, p < 0.01) met een significantie level met alfa van 0.01.

Om de relatie tussen het klinisch oordeel van deskundigen over het al dan niet functioneren op LVB-niveau en de score op de SCIL te analyseren, is een onafhankelijke t-toets gedaan. Voor 15 participanten was een klinisch oordeel bekend, waarbij 10 participanten zouden functioneren op het niveau van een licht verstandelijke beperking en vijf niet, aldus de diagnostici en behandelaren. Hieruit bleek dat participanten die volgens klinisch oordeel

(14)

functioneren op het niveau van een LVB lager scoorden op de SCIL (M = 7.40, SD = 1.24) dan participanten die niet functioneren op het niveau van een LVB (M = 17.60, SD = 2.62). Er wordt uitgegaan van gelijkheid van variantie (F = 0.80, p = 0.39) en daarmee verschillen de scores op de SCIL significant, die volgens klinisch oordeel wel of niet op LVB-niveau functioneren (t(13) = 4.05, p = 0.01). De effectgrootte voor deze analyse (d = 4.98) overschrijdt Cohen’s (1988) norm voor een groot effect.

Het betrouwbaarheidsinterval van 95% ligt hierbij tussen 4.75 en 15.65. De Mann-Whitney-toets die is uitgevoerd, toont aan dat ondanks de kleine steekproef, de significatie ook standhoudt in een non-parametrische test met p = 0.004.

De relatie tussen het klinisch oordeel van de deskundigen over de mate van

zelfredzaamheid en de score op de SCIL is geanalyseerd middels een onafhankelijke t-toets. Voor negen participanten was het klinisch oordeel bekend. Er werd geen significant verschil gevonden op de SCIL tussen mensen die wel voldoende zelfredzaam werden geacht (M = 16.75, SD = 3.20) en mensen die niet voldoende zelfredzaam werden geacht (M = 12.40, SD = 2.32). Er is uitgegaan van gelijkheid van variatie (F = 0.33, p = 0.58) en daarmee werd het verschil in scores op de SCIL niet significant verschillend bevonden tussen participanten die wel of niet voldoende zelfredzaam werden geacht (t(7) = -1.31, p = 0.15). Ondanks dat het niet significant is, is er wel een verschil zichtbaar in resultaten op de SCIL tussen

participanten die wel zelfredzaam werden geacht en zij die dat niet werden. De participanten die niet als voldoende zelfredzaam werden beoordeeld door deskundigen scoorden lager op de SCIL. Dit is in lijn met de verwachting. De effectgrootte bleek bijzonder groot (Cohen, 1988), met Cohen’s d = 1.55. Om voldoende statische power te verkrijgen, van .80 op een

significantieniveau van p < .05, zou een steekproefgrootte van ten minste 12 participanten nodig zijn.

(15)

De interne consistentie van de SCIL is berekend met behulp van Cronbach’s alfa. Deze bleek goed te zijn volgens de normen van Kline (1999), met een score van 0.831. Het verwijderen van items zou niet leiden tot een substantieel hogere Cronbach’s alfa.

Uit de observatie van de orthopedagoog en de evaluerende gesprekken met de onderzoekers bleek dat de afname van de SCIL gemiddeld 15 minuten duurde en in afname eenvoudig was. Wel bleken er enkele onduidelijkheden in de vertaling te bestaan en werden er verschillen gesignaleerd in spelling van woorden tussen jongere en oudere participanten.

Discussie

De resultaten van de huidige pilotstudie zijn veelbelovend voor de ontwikkeling van gevalideerde Papiamentstalige versie van de SCIL. Uit de hoge correlatie tussen IQ-scores van de participanten en de scores op de SCIL blijkt de convergente validiteit van de SCIL. Beide instrumenten meten aan elkaar gerelateerde concepten. Het doel van de SCIL om een indruk te geven van iemands cognitieve capaciteiten wordt hiermee volbracht (Nijman, et al., 2016). Van de participanten van wie geen IQ-scores bekend waren, is aan de behandelend deskundige gevraagd een klinisch oordeel te geven over het al dan niet functioneren op het niveau van een licht verstandelijke beperking. Dit oordeel is vergeleken met de scores op de SCIL van de participanten. Hieruit bleek een significant verschil in scores op de SCIL tussen participanten die door de deskundige geschat werden als functioneren op het niveau van een licht verstandelijke beperking en zij die op een gemiddeld niveau van functioneren werden geschat. Zij die, volgens deskundigen, functioneren op het niveau van een licht verstandelijke beperking scoorden significant lager op de SCIL. De bedoeling van het afnemen van de SCIL, het screenen op functioneren op het niveau van licht verstandelijke beperking, lijkt hiermee te slagen.

(16)

Ook is aan diagnostisch en behandelend deskundigen gevraagd wat hun indruk in van de zelfredzaamheid van de participanten. Hiermee werd getracht een indruk te krijgen van het sociaal adaptief vermogen. Dit oordeel van de deskundigen is vergeleken met de de scores op de SCIL van de participanten. Er bleek geen significant verschil in SCIL-scores tussen participanten bij wie de zelfredzaamheid goed werd ingeschat en participanten bij wie de zelfredzaamheid onvoldoende werd geschat door de behandeld deskundige. Er was echter wel een verschil zichtbaar in de gemiddelde scores tussen de twee groepen in de verwachte

richting. De participanten die als onvoldoende zelfredzaam ingeschat werden, scoorden lager op de SCIL dan participanten die wel als voldoende zelfredzaam ingeschat werden. Het uitblijven van een significant resultaat kan worden toegeschreven aan een gebrek aan statische power, aangezien het verschil tussen de twee groepen anderhalve standaarddeviatie groot was.

Daarnaast is het doel van de SCIL een indruk te geven van intelligentie en te screenen op een licht verstandelijke beperking. Zelfredzaamheid en sociaal adaptief vermogen zijn hierin wellicht minder vertegenwoordigd dan aspecten van intelligentie.

In het Nederlands bleek de SCIL een hoge interne consistentie te hebben en daarmee betrouwbaar te zijn. De vertaling van het Nederlands naar het Papiaments heeft geen invloed gehad op deze betrouwbaarheid (Nijman et al., 2016). De Cronbach’s alfa bleek ook in de Papiamentstalige versie hoog, waardoor de Papiamentstalige SCIL beoordeeld kan worden als een betrouwbaar meetinstrument. Alle items dragen bij aan het meten van hetzelfde concept en het verwijderen van een van de items zou op geen manier leiden tot een hogere interne consistentie. De samenstelling van de items binnen de test is consistent in het geven van een inschatting van de intelligentie en het screenen op een licht verstandelijke beperking.

Beperkingen

Er is behoefte aan gevalideerd Papiamentstalig testmateriaal om diagnostiek op de voormalig Nederlands Antilliaanse eilanden te vergemakkelijken (van der Vorst et al., 2016). De huidige

(17)

studie was een pilotonderzoek naar de naar de validiteit en betrouwbaarheid van de in het Papiaments vertaalde versie van de Screener voor Intelligentie en Licht Verstandelijke Beperking (Nijman et al., 2016). Pilotstudies hebben niet als primair doel hypotheses te toetsen, maar dienen ter voorbereiding op een studie op grotere schaal. Pilotstudies hebben daardoor vaak niet voldoende power (Leon, Davis, & Kraemer, 2011). Het doel van de huidige studie was het verkennen van de mogelijkheden voor een grootschalig

valideringsonderzoek naar de Papiamentstalige SCIL voor de Curaçaose en Bonairiaanse populatie.

Een andere beperking die zich voordoet als gevolg van de kleine steekproefgrootte is het feit dat het niet mogelijk is confirmatieve factoranalyses uit te voeren om de interne structuur van het instrument te valideren binnen en tussen groepen. Dit zou dan ook een aanbeveling zijn voor vervolgonderzoek. Het uitvoeren van confirmatieve factoranalyses in een grotere steekproef om zo de interne structuur van de SCIL te onderzoeken, met aandacht voor meetinvariantie, dat wil zeggen, een bepaling of de factorstructuur van de SCIL in verschillende groepen die met elkaar vergeleken worden in onderzoek of de klinische praktijk gelijk is.

Daarnaast was er weinig informatie bekend over het sociaal functioneren van de participanten. Het vermogen tot sociale adaptatie vormt een belangrijk aspect van het functioneren op het niveau van een licht verstandelijke beperking en is daarom een van de aspecten waar de SCIL op zou moeten screenen (Nijman et al., 2016). Of de SCIL dit afdoende doet, kon niet goed worden onderzocht door het gebrek aan gegevens over het sociaal adaptatievermogen van de participanten en de kleine steekproefgrootte van de participanten van wie wel iets bekend was over het sociaal en zelfstandig functioneren.

Voor het uitvoeren van een pilotstudie naar een vertaald instrument schrijven Beaten, et al. (2000) bepaalde inclusiecriteria voor. Deze zijn in de huidige studie nageleefd. Als

(18)

inclusiecriteria was gesteld dat de participant zelf op Curaçao geboren en opgegroeid moesten zijn en ten minste één ouder dienden te hebben die ook op Curaçao geboren was. Hierdoor konden enkele participanten niet geïncludeerd worden in de huidige studie. Deze

inclusiecriteria zijn gesteld met als doel enkel participanten te onderzoeken van Curaçaose origine, die zijn opgevoed met Papiaments als eerste taal. Dit criterium discrimineerde echter niet goed op de moedertaal, doordat enkele participanten die uit de steekproef verwijderd zijn wel Papiaments beheersten als moedertaal en enkele participanten die wel geïncludeerd konden worden, zijn opgevoed in een andere taal dan het Papiaments, maar het Papiaments wel vloeiend spraken. Voor vervolgonderzoek is het dus aan te bevelen om dit

inclusiecriterium te wijzigen naar de Papiaments als moedertaal, ongeacht de afkomst of geboorteplaats van de ouders. Door de grote diversiteit op het eiland, een kwart van de mensen is niet op Curaçao geboren (Oostindie, 2011), zal dit ook leiden tot een grotere steekproef, doordat minder participanten geëxcludeerd zullen hoeven te worden.

Aanbevelingen

De huidige pilotstudie is gedaan in voorbereiding op de grootschalige valideringsstudie van de Papiamentstalige SCIL. Een aantal gebreken zijn ontdekt in de vertaling van de SCIL, zoals het doel was van de huidige pilot. In voorbereiding op de grotere valideringsstudie zouden deze punten opnieuw moeten worden bekeken met vertalers, ontwikkelaars van de Nederlandse test en professionals in de geestelijke gezondheidszorg.

Er bestond een verschil is lees- en schrijfvaardigheden in het Papiaments tussen de oudere participanten en de relatief jongere participanten. Dit zou veroorzaakt kunnen worden door de invoering van het Papiaments als officiële taal in het onderwijs sinds 2008. Hiermee moet rekening gehouden worden in het uitvoeren van onderzoek met als doel validering en implementatie van de SCIL als screeningsinstrument op Curaçao. Personen die het

(19)

officiële spellingsregels. Hoe hiermee omgegaan dient te worden in de beoordeling van de antwoorden in het instrument moet worden vastgesteld. In de huidige pilot is ervoor gekozen om zowel de Nederlandse spelling als de Papiamentse spelling goed te rekenen. Hier is voor gekozen omdat correcte spelling in één van de twee talen wijst op taaleducatie. Een gemaakte combinatie van beide talen is fout gerekend, omdat hieruit niet opgemaakt kan worden of en welke taaleducatie een persoon genoten heeft. In de grootschaliger validatiestudie zal met behulp van factoranalyses kunnen worden onderzocht of er inderdaad een verschil is in de Papiamentse lees- en spellingsvaardigheden.

De huidige pilotstudie onderzocht de convergente validiteit van de Papiamentstalige SCIL en bekeek het afnamegemak van dit meetinstrument in de Curaçaose setting. De resultaten zijn veelbelovend. De SCIL lijkt een goede indicatie van intelligentie en het al dan niet functioneren op het niveau van een licht verstandelijke beperking te geven. De korte afnametijd van de test wordt door onderzoekers als prettig ervaren en de afname wordt als eenvoudig ervaren. Met enige aanbevelingen voor grootschalige validering van de SCIL, kan het instrument in de toekomst worden geïmplementeerd als valide en betrouwbare vragenlijst in diverse contexten, als screener voor licht verstandelijke beperking met oog op een eerlijke rechtsgang, als indicatie voor het onderwijsniveau of als indicatie voor verder diagnostisch onderzoek.

(20)

Woord van dank

Met het afronden van deze masterthesis komt niet alleen een einde aan het masterprogramma Forensische Orthopedagogiek, maar ook aan mijn tijd op Curaçao. Mijn tijd daar heeft me meer gebracht dan ik had kunnen verwachten en had mogen hopen. Het heeft me gevormd als onderzoeker en als jongvolwassene. De deuren die alle professionals en alle instellingen voor mij geopend hebben, maakten dit onderzoek mogelijk. Mijn dank gaat daarom uit naar Stichting AJJC, de SGR-groep en SDKK Bon Futuro. Tot slot wil ik mijn bijzondere dank uitspreken aan Merel Griffith en Micha van de Vorst voor de fantastische begeleiding bij het onderzoek.

(21)

Referenties

Barelds, D. P. H. (2004). Groninger Intelligentie Test 2 (GIT-2): handleiding. Amsterdam: Harcourt Publishers.

Beaton, D.E., Bombardier, C., Guillemin, F., & Bosi Ferraz, M. (2000). Guidelines for the process of cross-cultural adaptation of self-report measures. Spine 25(24), 3186-3191. DOI: 10.1097/00007632-200012150-00014

Chaplin, E., McCarthy, J., Underwoord, L., Forrester, A., Hayward, H., Sabet, J., Mills, R., Young, S., Asherson, P. & Murphy, D. (2017). Characteristics of prisoners with intellectual disabilities. Journal of Intellectual Disability Research 61(12), 1185-1195. Cohen, J. (1988). Statistical power analysis for the behavioural sciences (2nd ed.). New

York: Academic Press.

Curaçao Chronicle (2014). Minister of Education: “Nine thousand school dropouts in Curaçao”. Geraadpleegd via www.curacaochronicle.com op 12 december 2017. Field, A. (2009). Discovering statistics using SPSS (3rd ed.). London, England: SAGE

Publications Ltd.

Griffith-Lendering, M., Hellings, E., Siljee, D., Bos, S., Crestian, M., Eekhof. M., . . . Pestana, D. (2017) Factsheet LVB. Desaroyo di Hubentut. Geraadpleegd via: www.desaroyodihubentut.cw op 1 augustus 2017.

Hagers, S. (2007) Papiaments officieel erkend. Universiteit Leiden via www.nemokennislink.nl geraadpleegd op 12 december 2017.

Kaal H. (2010) Beperkt en Gevangen? De Haalbaarheid van Prevalentieonderzoek naar Verstandelijke Beperking in Detentie. WODC, Den Haag, Nederland.

Kaal, H.L., Nijman, H.L.I., en Moonen, X.M.H. (2015a) SCIL. Voor volwassenen (SCIL 18+)

(22)

Kaal H., Nijman H. & Moonen X. (2015b) Identifying offenders with an intellectual disability in detention in The Netherlands. Journal of Intellectual Disabilities and Offending

Behaviour 6, 94–101.

Kaal, H., & Vrij, P. (2017). Politiewerk met oog voor Licht Verstandelijke Beperking. Leiden: Hogeschool Leiden.

Kline, P. (1999). The handbook of psychological testing (2nd ed.). London: Routledge.

Kort, W., Schittekatte, M., Dekker, P.H., Verhaeghe, P. Compaan, E.L., Bosmans, M. & Vermeir, G. (2005). WISC-III NL Wechsler Intelligence Scale for Children. David

Wechsler. Derde editie NL. Handleiding en verantwoording. Amsterdam: Harcourt

Test Publishers, Amsterdam: NIP Dienstencentrum.

Koster, I., Stams, G.J. & Kaldenbach, Y. (in press). Een IQ-test op je slechtste moment… Is dat wel slim?

Leon, A.C., Davis, L.L., & Kraemer, H.C. (2011). The role and interpretation of pilot studies in clinical research. Journal of Psychiatric Research 45(5). DOI:

10.1016/j.jpsychires.2010.10.008

Molen, M.J. van der, Luit, J.E.H. van, Jongmans, M.J., Molen, M.W. van der. (2009). Memory profiles in children with mild intellectual disabilities: strengths and weaknesses. Research in developmental disabilities 30(6), 1237-1247. DOI: https://doi.org/10.1016/j.ridd.2009.04.005

Moonen, X. (2015) Is inclusie van mensen met een verstandelijke beperking

vanzelfsprekend? Inaugurele rede. Geraadpleegd via www.zuyd.nl op 20 november, 2017.

Nieuwenhuijzen, M. van, Bijman, E.R., Lamberix, I.C.W., Wijnroks, L., Orobio de Castro, B.,Vermeer, A., & Matthys, W. (2005). Do children do what they say?

(23)

Responses to hypothetical and real-life social problems in children with mild intellectual disabilities and behaviour problems. Journal of Intellectual Disability

Research, 49(6), 419-433.

Nijman, H., Kaal, H., van Scheppingen, L., & Moonen, X. (2016). Development and testing of a Screener for Intelligence and Learning Disabilities (SCIL). Journal of applied

research in intellectual disabilities. DOI:10.1111/jar.12310

Oostindie, G. (2011). Geschiedenis en betekenis van de Antilliaanse migratie. Demos 32(2). Raven, J., Raven, J.C., Court, J.H., (2003). Manual for Raven’s progressive matrices and

vocabulary scales. Harcourt Assessment, San Antonio, TX

Schrojenstein Lantman-de Valk, H. van, & Noonan Walsh P. (2008) Managing health problems in people with intellectual disabilities. BMJ 337, a2507.

Vorst, M. van der, Vinkers, D.J., Matroos, G.E., Heijtel, F. & Hoek, H.W. (2016) Validatie van testen voor intelligentie en beperkingen in het functioneren bij Papiamentstalige verdachten. Tijdschrift voor psychiatrie 58(11), 785-793.

Wechsler, D. (1939). The measurement of adult intelligence. Baltimore, MD, US: Williams & Wilkins Co. DOI: http://dx.doi.org/10.1037/10020-001

Wechsler, D. (2005). WAIS-III. Technische handleiding. Amsterdam: Harcourt Test Publishers.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

“Dat geldt zeker voor leerlingen met een licht verstandelijke beperking, omdat de buitenwereld online niet ziet dat zij een beperking hebben.. Een foto op Instagram van jezelf

In the case of practitioners connected to the smart cities discourse in the City of Amsterdam and who have been involved in projects related to transportation, what are

Dat sommige figuren op sleutelposities zich meer aangetrokken voelden tot de positie van de Guatemalteekse regering dan die van Carter werd behalve door het Koude

In multi-target tracking (MTT), the problem of assigning labels to tracks (track labelling) is vastly covered in liter- ature, but its exact mathematical formulation, in terms

De vierde hypothese: Er wordt een interactie effect verwacht tussen type crisis en type organisatie op de aanwezigheid van het blameframe, zodanig dat tijdens een crisis

Deze paragraaf presenteert een vijftal beleidsrichtingen, die als doel hebben om er voor te zorgen dat mensen met (een risico op) een LVB waar nodig, tijdige en passende

Met een grotere steekproef zouden de resultaten niet alleen beter te generaliseren zijn, ook zou er met meer zekerheid vastgesteld kunnen worden welke neuropsychologische profielen

er wordt gekozen voor een ander bestaand instrument dat ook als doel heeft om psychische problemen bij jeugdigen te signaleren, waar de psychometrische eigenschappen goed zijn