• No results found

Miocene Mollusca uit Liessel

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Miocene Mollusca uit Liessel"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

AFZETTINGEN WTKG 22(2),2001 30

Miocene Mollusca

uit Liessel

Noud Peters*

Vooral uit dePlioceneen Miocene

lagen

van de

zand-winningsput zijn jarenlang

doordiverse verzamelaars fos-sielen verzameld: in het

mariene,

naar alle

waarschijn-lijkheid

Laat-Miocene materiaal betrof het

daarbij

naast

walvisresten, werveltjes

en

kaakjes

vanbeenvissenen tan-denvanhaaienenroggenvooral (Kik veelrestenvan mol-lusken. Deze

nogniet eerder beschreven molluskenfauna vormthet

onderwerp

vandeze

bijdrage.

De

glauconietzanden

waaruit de fossielen

afkomstig zijn,

zijn

op de locatie

Hoogdonk

totopeen

diepte

van

tenmin-ste35 meter doorcirculerendzuur

grondwater ontkalkt,

zodat demollusken uit het bovenste deelvan het

traject

waarin

gebaggerd

werdmetnamesteenkemenen nega-tief-afdrukken

zijn.

Alleen als de

bagger zijn

maximale

diepte

tot rond 40meterbenaderde of bereikte kwamen ookkalkhoudendefossiele

schelpen

naarboven. Hetmerendeelvande hierbeschrevenfossielen is verza-meld door deauteur en doorTheo Lammers te Val-kenswaardenzal

tezijnertijd

in de collectievanhet Natuur-historischMuseum de Peel in Asten wordenopgenomen. Eenklein aantal bevindt zich inde

verzameling

vanHans

Wijnstekers (Coll. HW)

teVeen.

Tabel 1

geeft

eenoverzichtvandesoorten

Bivalvia,

Gas-tropoda

en

Scaphopoda,

dietotdusver in het fossiele ma-teriaal

zijn aangetroffen (pag. 32).

Voor het

opstellen

van de

lijst

is

gebruik gemaakt

van

afbeeldingen

en

beschrijvingen

van Miocene mollusken uit

Winterswijk (A.W.

Janssen,

1984)

en vande

Toelich-ting bij

de

Geologische

Kaartvan

Nederland,

Blad Venlo West

(52W)

vande RGD

(v.d. Toom, 1976).

Daarnaast is de collectie Miocene mollusken in Naturalis

geraadpleegd

enis

gebruik gemaakt

vande

hulpvaardigheid

en

deskun-digheid

vanBert

Sliggers (destijds RGD),

Frank

Wesse-lingh (NNM),

Anton JanseenPeter

Moerdijk

vande werk-groep

Geologie

vanhet Kon. Zeeuws

Genootschap.

In de

soortenlijst

is tevensaangegeven of hetom

schel-pen

(of fragmenten daarvan)

gaat,dan welomsteenkemen of

negatief-afdrukken

vanMollusca.

Bij

de vele steenkemenvan Bivalviadie

gevonden zijn,

bevinden zich relatiefvaak doublet-steenkemen

bijvoor-beeldvan derelatief groteen veelvoorkomende

Glycy-meris

obovata,

Arctica islandicaenGlossus lunulatus

(afb.

1).

Ineenenkel

geval

werd zelfseenversteende

sipho

van de boormossel

Panopea

meynardi aangetroffen.

Dat be-tekent dateen

dergelijk

dier

vrijwel

in

levenspositie

gefos-siliseerd moet

zijn

endaterook

weinig

secundaire

ver-plaatsing

heeft

plaatsgevonden.

In het

schelpmateriaal

komende al

genoemde

soorten

Gly-cymeris obovata,

Arctica islandicaenGlossus lunulatus eveneens

frequent

voor,daarnaastvooral dekleine

Cyclo-cardia cf. scalaris

(waarschijnlijk

demeest

aangetroffen

schelp,

afb.

2)

enverschillendeA.smrfe-soorten, waaron-der veel

exemplaren

van devoorhetLaat-Mioceen ka-rakteristieke

Astarte fusca (afb. 3).

Ook desoorten Venus multilamella

(afb. 4)

en Pseudamussiumclavatum wor-den als

typerend

voorLaat-Mioceenbeschouwd.

Daaren-tegen

was

Pholadomya

cf.

alpina

wel

bekend, zij

het zeld-zaam, uit deMidden-Miocene

laag

van Miste

(Janssen

1984),

maar is desoortvoorzover bekend in Nederland niet eerder

aangetroffen

in hetLaat-Mioceen.Enkelevan de Bivalvia in de

lijst (Glycymeris obovata, Pholadomya

alpina

en Venusmultilamella

)

maarookdiverse

Gastro-poda (Conus-

soorten,

Semicassis-soorten) wijzen

boven-dien

op

‘warmwater-omstandigheden’

(B. Sliggers,

mon-delinge mededeling).

Demollusken-faunavanLiessel in

zijn geheel

kan

volgens

de

biozonering,

zoals die door

Sliggers

e.a.

(Sliggers, 1987)

is

voorgesteld,

gekarakteri-seerd worden als Mol F3. Dat wilzeggendat de

afzetting

in Liesseltecorreleren ismetde

jongere gedeelten

vande

Langenfelde-Stufe,

zoals die inNW-Duitslandwordt on-derscheiden cq. met het mediterrane Tortonien

(Zagwijn

en

Hager, 1987).

Ook

bepaalde

foraminiferen als

Pyrgo simplex,

dieop

bepaalde

diepten

in Liessel massaal

voorkomen, wijzen

opeenTortonien-ouderdomvan de

afzetting.

De

vindplaats Hoogdonk

in Liessel

(NB)

heeft de

afgelo-pen

jaren

een

groot

aantal fossielen

opgeleverd.

Vanaf de

jaren vijftig

is daardoorde kalkzandsteenfabriekvan de-zelfdenaamzand

opgebaggerd

uiteengrote

zandwinnings-put,

dienaasthet fabrieksterrein is

gelegen. Bij

de

zand-winning

werdtotvoor kort ‘onder water’

gebaggerd

tot

een

diepte

vanmaximaal 40meter. Omdat de locatie

ge-legen

is op dePeelhorst,

juist

aan de

borstzijde

van de

peelrandbreuk,

bevinden oude

afzettingen

zich hier rela-tief dicht onder de

oppervlakte.

In de slenk

liggen

de

over-eenkomstige lagen

veel

dieper.

De oude

afzettingen

waarvan hier

sprake

is betreffen in ieder

geval

drie

geologische perioden

met tussendie drie sedimentaire

pakketten grote

hiatenen wel van ‘boven naarbeneden’:

a Pleistocene

Maasafzettingen:

8-10meter

zand, grind

en

keien,

die in hetLaat-Cromerien,ongeveer 400.000

jaar geleden

door de

Veghel-Maas

hier

zijn

gedepo-neerd

(Veghel A).

b Pliocene

pre-Rijn-afzettingen:

aardendiktevande

laag

(lagen) zijn

tot nutoe niet

precies bekend,

maarhet gaat

vermoedelijk

om eenenkelemetersdik

pakket

van klei/leem

afgewisseld

met

zand; geschatte

ouderdom 2-3

miljoen jaar.

c Miocene mariene

afzettingen: glauconietzanden

uit de formatievan

Breda,

die zich onder detwee

bovenge-noemde

lagen

bevindenenvanaf 14-15meter

diepte

tot zekermeerdan 150 meter

diep

reiken.

(2)

AFZETTINGEN WTKG22 (2), 2001 31

De

afzetting

in Liessel heeft

waarschijnlijk

plaatsgevon-den in een

ondiepe betrekkelijk

warme zee,meerin het

bijzonder

ineen

kustnabij deltagebied.

Veelvande

tweekleppigen

enslakken uitde

soortenlijst

kunnen in

fijnzandig,

misschiendeels ook

slikkig

sublit-toraal

geleefd

hebben.

Voor

kustnabije delta-omstandigheden

in de Laat-Miocene situatie in Liessel

pleiten

diverse

aanwijzingen

zoals

bij-voorbeeld het gegevendaterin hetMiocene

groenzand

op

vrijwel

elke

diepte

ook

plantenresten zijn gevonden:

stukken

hout,

maarook zaden ofvruchtenvan

planten

die dooreenrivier inzee

zijn gedeponeerd.

Vaak worden zulke fossielerestenvanterrestrischeherkomstzelfs

aangetrof-fen, ingebed

inmarien

groenzand.

Een andere

mogelijke

indicatie voor de combinatie

on-diep

mariene

cq.littoraleenfluviatiele

afzetting

is hetzeer

frequent

voorkomenvan

Lingula dumortieri,

een inarti-culate

Brachiopode.

Dezesoortwordt wel als

euryhalien

beschouwd,

dwz. tolerantvoor

gereduceerd zoutgehalte

in het water. De moderne

Lingula’s

levenmetsucces in

fijn

zand in de littoralezoneof in brakwater

omstandig-heden,

waar veel andere mariene

organismen

niettegen bestand

zijn (Clarkson,

1998).

Literatuur

Clarkson,

E.,

1998. Invertebrate

palaeontology

and

evolution,

Blackwell Science Ltd. 4-th ed.

Janssen,

A.W., 1984. Mollusken uit het Mioceen van

Winterswijk-Miste,

KNNV 1984.

Sliggers,

B. en

Leeuwen,

R. van, 1987. Mollusc biozo-nation of the Miocene in the south-eastem Netherlands and correlationwith the foraminiferal

biostratigraphy.

Meded.

Werkgr.

Tert. Kwart. Geol. Vol. 24

(1-2),

pp. 41-57. Leiden.

Toom,

J.

v.d.,

1976.

Toelichting bij

de

Geologische

kaart vanNederland 1: 50.000. Blad Venlo West

(52W).

Geol.

Stichting,

Haarlem.

Zagwijn,

W.en

Hager, H.,

1987.Correlations of Continen-tal and marine

Neogene deposits

in the south-eastem Netherlands and theLower-Rhine district. Meded.

Werkgr.

Tert. Kwart. Geol. Vol. 24

(1-2)

pp

59-78,

Leiden.

*lr. A.M.M.

Peters,

Markt

11,5492

AA

Sint-Oedenroode,

tel.0413-474532

Afb.

1 (linksboven) steenkern Glossus lunulatus

Afb.

2 (linksonder)

Cyclocardia

cf.scalaris Afb. 3 (rechtsboven)Astartefusca

(3)

32 AFZETTINGEN WTKG 22 (2), 2001

Bi val vla Steenkern Schelp Atdruk 1 ex. 2-10 ex. >lOex.

Glycymeris

obovata baldi •• • •

Arctica islandica •• • • Glossus lunulatus •• • •

Pholadomya

cf.

alpina

• • Thracia cf.

inflata

• • Thracia

pubescens

• •

Panopaea meynardi

• • Tellina

fallax

• • • Astarte

fusca

• • Astarte

obliquata

• •

Astarte

gracilis

convexior # •

Astartesp. • • Goodalliawaeli • •

Digitaria digitata

• • Venusmultilamella • •

Aequipecten

sp. • •

Aequipecten angelonii

• • • Pseudamussium clavatum • •

Cuspidaria

sp. • •

Limopsis

anomala • •

Bathyarca pectenculoides

• •

Cyclocardia

cf. scalaris • • Corbula

gibba

• • Lucinoma borealis • •

Ensishausmanni

(fragm.)

• •

Hiatellaarctica • •

Yoldia

glaberrima (fragm.)

• •

Ostrea sp.

(fragm.)

• •

Pteromeris corbis • •

Spisula

cf. subtruncata

(fragm.)

• •

Parvicardium aff. scabrum • •

Gastropoda

Semicassis

(

Galeadea

?)

bicoronata • • •

Semicassis cf.

miolaevigata

• •

Scaphella

bolli • • • Conus antediluvianus • • Conus sp. • •

Scaphander grateloupi

• • Hinia

prismatica

• • Gemmula sp. • • Turritella

subangulata

• • • Natica sp. • • «

Ficus conditus

(fragm.)

• •

Xenophora

sp. • • •

Scaphopoda

Dentalium badense •

type

fossielen

en

frequentie

(aantal

exemplaren gevonden)

Tabel I. MolluscainLiessel: soorten,

Bivalvla Steenkern Schelp Atdruk 1 ex. 2-10ex. >10ex.

Glycymeris

obovata baldi • • • •

Arctica islandlca • • • • Glossus lunulatus • • • •

Pholadomya

cf.

alpina

• • Thracia cf.

inflate

• • Thracia

pubescens

• •

Panopaea rmynardi

• • • Tellina

fallax

• • • Astarte

fusca

• • Astarte

obliquata

• •

Astarte

gracilis

convexior • •

Astarte sp. • • Goodallia waeli • •

Digitaria digitate

• • Venus multilamella • •

Aequipecten

sp. • •

Aequipecten angelonii

• • • Pseudamussiumclavatum • •

Cuspidaria

sp. • •

Limopsis

anomala • •

Bathyarca pectenculoides

• •

Cyclocardia

cf.scalaris • 6 Corbula

gibba

• • Lucinoma borealis • •

Ensishausmanni

(fragm.)

• •

Hiatella arctica • •

Yoldia

glaberrima (fragm.)

• •

Ostrea sp.

(fragm.)

• •

Pteromeris corbis • •

Spisula

cf. subtruncata

(fragm.)

• •

Parvicardium aff. scabrum • •

Gastropoda

Semicassis

(Galeadea ?)

bicoronata • • •

Semicassis cf.

miolaevigata

• •

Scaphella

bolli • • • Conus antedlluvianus • • Conus sp. • •

Scaphander grateloupi

• • Hinia

prismatica

• • Gemmulasp. • • Turritella

suhangulata

• • • Natica sp. • • •

Ficus conditus

(fragm.)

Xenophora

sp. • • •

Scaphopoda

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Leerlijn Toegankelijke Onafhankelijke cliëntondersteuning.. MAARTEN VAN DEN

Gezamenlijke scholings- en intervisie- bijeenkomsten voor alle Meedenkers, nog beter

Doordat de buitenste cellen beschermd zijn tegen schadelijke uv-straling, heeft de plant minder last van transpiratie in hete omstandigheden!. Er blijft dus genoeg vocht

Ongeslachtelijke voortplanting = voortplanting waarbij geen bevruchting plaats vindt; hierbij groeit een stukje van de volwassen plant uit tot een nieuwe plant.

Als je klaar bent met de 4 tekeningen, maak dan een foto van deze bladzijde en stuur die met je naam en klas naar je

Als je klaar bent met de 4 tekeningen, maak dan een foto van deze bladzijde en stuur die met je naam en klas naar je

Tek 1: Habitustekening van de Appel (Meerzadige schijnvrucht) Vermeldt onderdelen: Kroontje - vruchtsteel (zet erachter wat het vroeger aan bloem is geweest).. Tek

Ontwikkeling van zaad tot plant (Paardebloem) Hoe groeit een bloemkool.. Hoe