• No results found

De rol van emotioneel redeneren bij het in stand houden van smetvreesklachten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De rol van emotioneel redeneren bij het in stand houden van smetvreesklachten"

Copied!
35
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Rol van Emotioneel Redeneren bij het In Stand Houden van

Smetvreesklachten

Lisanne Timmermans

Bachelorproject Klinische Psychologie, UvA Studentnummer: 10738010

Begeleider: dr. J. R. L. Verwoerd Datum: 2 juni 2017

Aantal woorden: 5416 (exclusief tabellen/grafiek) Aantal woorden abstract: 163

(2)

Pagina 2 van 35 Abstract

In dit onderzoek werd de rol van emotioneel redeneren bij mensen met smetvreesklachten onderzocht. Emotioneel redeneren staat bekend als het overschatten van gevaar voor jezelf en omgeving op basis van emoties. Dit werd onderzocht bij 383 gezonde mensen die, op basis van hun score op de Padua Inventory, werden verdeeld in een hoog-scorende smetvreesgroep (PI >13, n = 96) en een laag-scorende smetvreesgroep (PI <5, n = 108). Deelnemers kregen 16 scenario’s voorgelegd met telkens een andere toegevoegde emotionele respons: geen emotie, walging, angst of verdriet. Gevraagd werd om de scenario’s in te schatten op mogelijk gevaar, ziekteverwekking en besmetting. De belangrijkste verwachting was dat walging en angst leidden tot emotioneel redeneren bij mensen met smetvreesklachten. Uit de resultaten bleek dat de hoog-scorende smetvreesgroep de scenario’s met toegevoegde walging en angst niet hoger beoordeelde dan scenario’s zonder emotie. In tegenstelling tot eerder onderzoek werd in dit onderzoek geen bewijs gevonden voor emotioneel redeneren op basis van walging en angst bij mensen met smetvreesklachten.

(3)

Pagina 3 van 35 Inhoudsopgave Inleiding 4 Methoden 10 Deelnemers 10 Materialen 10

Online Ranking Taak 10 Padua Inventory 11 Digust Propensity and Sensitivity Scale 12 Procedure 12

Resultaten 13

Literatuurlijst 25

(4)

Pagina 4 van 35 Inleiding

Een obsessieve-compulsieve stoornis (hierna OCS) is een stoornis die veel voorkomt. OCS heeft een lifetime prevalentie van 2.3% (Ruscio, Stein, Chiu, & Kessler, 2010). Volgens de DSM-5 valt deze stoornis onder het cluster “Obsessieve-compulsieve en verwante

stoornissen” en bestaat uit obsessies en compulsies. Obsessies zijn recidiverende gedachten die men probeert te onderdrukken door middel van repetitieve gedragingen, ook wel

compulsies genoemd (American Psychiatric Association, 2014). Er zijn verschillende typen obsessies. Eén daarvan is angst voor besmetting, ook wel smetvrees genoemd. Besmetting wordt gezien als een intens gevoel van vies worden door het direct of indirect in contact komen met objecten, personen of bepaalde plaatsen. Dit gevoel gaat veelal gepaard met negatieve emoties, zoals angst en walging. Mensen die last hebben van deze obsessies zijn ervan overtuigd, dat deze “vieze” objecten, personen of plaatsen schade kunnen aanrichten aan hun gezondheid. Enkele vaak voorkomende compulsies bij dit soort obsessies zijn overmatig schoonmaken en het tonen van vermijdingsgedrag (Rachman, 2004). Deze obsessies en compulsies worden gezien als een smetvrees gerelateerde vorm van OCS.

Volgens Ruscio et al. (2010) hebben 25.7% van de mensen met lifetime OCS last van deze smetvrees gerelateerde vorm. De compulsies en gedragingen dienen vooral als

bescherming voor henzelf om niet besmet te raken. Rachman (2004) geeft aan dat smetvrees, na exposurebehandeling, niet helemaal verdwenen is. De angst is vaak tijdelijk verminderd, maar keert geregeld terug. Deze behandeling is dus maar deels effectief. Dit zou kunnen komen, doordat angst niet de enige component is van smetvrees gerelateerde OCS. OCS valt in de DSM-5 namelijk niet meer onder de angststoornissen, wat aangeeft dat angst niet de hoofdmoot is.

Rachman (2004) stelt dat mensen met OCS een hogere walgingssensitiviteit hebben. Walgingssensitiviteit geeft aan in hoeverre iemand walging ervaart bij bepaalde stimuli en

(5)

Pagina 5 van 35 hoe onplezierig dit wordt ervaren (Woody & Tolin, 2002; Van Overveld, De Jong, Peters, Cavanagh, & Davey, 2006). Hoe hoger deze walgingssensitiviteit, hoe intenser iemand van iets walgt. Daarnaast kan er onderscheid gemaakt worden in walgingsgeneigdheid.Dit geeft aan hoe snel mensen walging ervaren. Hoe hoger deze walgingsgeneigdheid, hoe eerder iemand van iets walgt. Dit zijn beide aspecten van walgingsgevoeligheid. Walging is een basisemotie en Darwin definieerde deze als een weerzinwekkend gevoel in relatie tot smaak, geur, gevoel en aangezicht (Olatunji, & Sawchuk, 2005). Iedereen ervaart, in zekere zin, walging. Evolutionair gezien is dit een mechanisme om jezelf te beschermen tegen mogelijk schadelijke objecten. Dit wordt ook wel het disease-avoidance model genoemd. Volgens dit model beschermt walging iemand tegen besmetting door vermijdingsreacties en -gedrag te gaan vertonen (Oaten, Stevenson, & Case, 2009). Het gaat hier om lichamelijke en

psychologische bescherming. Het ervaren van walging activeert de processen behorend bij het disease-avoidance model en zorgt voor een gevoel van distress (Davey, 2011). Pathologische walging, aanwezig bij mensen met OCS, is echter dermate hoog, dat het leidt tot een

excessieve mate van distress en vermijdingreacties (Teachman, 2006). Melli, Chiorri, Carraresi, Stopani, en Bulli (2015) geven aan, dat walgingsgevoeligheid bijdraagt aan smetvrees gerelateerde OCS en dat een hoge mate hiervan zorgt voor sterker

vermijdingsgedrag van het besmettingsobject en een hogere inschatting van mogelijke schade. Verschillende onderzoeken hebben empirisch aangetoond dat walging betrokken is bij de smetvrees gerelateerde vorm van OCS. Uit onderzoek van Olatunji, Ebesutani, en Kim (2016) bleek, dat walgingsgevoeligheid voor mensen met smetvrees gerelateerde OCS sterker was dan de walgingsgevoeligheid voor mensen met een andere vorm van OCS als er werd gecontroleerd voor angstgevoeligheid. Aan hun onderzoek namen 626 studenten deel die een walgingsgevoeligheids-, angstgevoeligheids- en smetvreesvragenlijst invulden. Uit de

(6)

Pagina 6 van 35 smetvrees gerelateerde OCS dan met andere vormen van OCS. Olatunji, Sawchuk, Lohr, en De Jong (2004) hebben gekeken naar de verschillende domeinen die walging kunnen opwekken, waaronder dieren, lichaamsafval, voedsel, hygiëne, seks en de dood. Uit de resultaten van hun onderzoek bleek dat alle walgingsdomeinen positief correleren met

smetvrees. Dit geeft aan, dat de emotie walging, in het algemeen, verbonden is aan smetvrees. Deacon en Olatunji (2007) lieten zien, dat walgingssensitiviteit geassocieerd is met angstig en vermijdend gedrag richting smetvreesstimuli. In hun onderzoek namen 56 studenten deel, die verdeeld werden in een hoog-scorende- en een laag-scorende smetvreesgroep. De deelnemers vulden een walgingssensitiviteitsvragenlijst en een smetvreesvragenlijst in. Ook kregen zij een gedragsvermijdingstaak, waarbij zij werden blootgesteld aan bepaalde stimuli en zij gevraagd werden om handelingen uit te voeren. Uit de resultaten bleek dat, ongeacht de groep, walgingssensitiviteit geassocieerd was met angstig en vermijdend gedrag. McKay (2006) vergeleek walgingsreacties tussen een smetvreesgroep en een OCS groep bij

blootstelling aan walgingsstimuli gedurende 5 sessies. De vermindering in walgingsreacties over de sessies verliep in de smetvreesgroep langzamer dan in de OCS groep. Ook werd er gekeken naar angstreacties. Angstreacties namen in beide groepen even snel af. Hieruit kan geconcludeerd worden, dat walging langer actief blijft dan angst en dan vooral bij mensen met smetvrees. Dit zou er voor kunnen zorgen, dat mensen, ook na behandeling, langer

blijven hangen in vermijdingsgedrag. Athey, Elias, Crosby, Jenike, Pope, Hudson, en Brennan (2015) onderzochten of een afname van walgingsgeneigdheid ook zorgt voor een verbetering in smetvreessymptomen. De 134 participanten met OCS kregen een behandeling. Uit de resultaten bleek dat, door de behandeling, de walgingsgeneigdheid verbeterde en, parallel daaraan, ook de smetvreessymptomen. Dit suggereert, dat walging een in stand houdende rol lijkt te spelen bij mensen met smetvreesklachten.

(7)

Pagina 7 van 35 Nu bewijs is verzameld voor de rol van walging bij smetvrees, is het interessant om te weten wat voor rol dat precies is en waar het ervaren van walging bij smetvrees toe kan leiden. Volgens Teachman (2006) zijn pathologische walgingsreacties bij OCS gebaseerd op foutieve overtuigingen met betrekking tot objecten en de kans op besmetting. Vaak

overschatten mensen de kans op besmetting en de schade die zou worden aangericht

(Rachman, 2002, aangehaald in Ludvik, Bosschen & Neumann, 2015). Wanneer men walging ervaart, is dat in eerste instantie gebaseerd op overtuigingen over het object; dit is een

primaire appraisal (i.e. Dit object is vies). Overtuigingen en eigen interpretaties, over de consequenties van het in aanraking komen met het object en hoe daarmee om te gaan, worden secundaire appraisals genoemd (i.e. Doordat ik het vieze object heb aangeraakt, ben ik ook vies) (Teachman, 2006). Het blijkt, dat mensen met OCS een irrationeel begrip hebben over hoe besmetting wordt overgedragen. Dit wordt sympathetic magic genoemd (Teachman, 2006), waarbij gesteld wordt dat, wanneer men in aanraking komt met een object het effect van dat contact niet uitgewist kan worden. Dit wordt ook wel de law of contagion genoemd. Ook wordt gesteld, dat men het walgingsgevoel generaliseert naar andere objecten die lijken op het object van besmetting, ook wel de law of similarity. Het overschatten van de

belangrijkheid van walgelijke gedachten, het gevoel van controle moeten hebben over die walgelijke gedachten, het niet kunnen tolereren van walging en het overschatten van de kans op besmettingsgevaar maakt mensen kwetsbaar. Dit is de basis van irrationele, pathologische walging en heeft invloed op het functioneren van mensen. Cisler, Brady, Olatunji, en Lohr (2010) vonden een interactie tussen walgingsgeneigdheid en obsessieve overtuigingen, met betrekking tot het overschatten van gevaar. Ludvik et al. (2015) geven aan dat verschillende cognitieve processen geassocieerd zijn met walging en OCS. Voorbeelden van cognitieve processen zijn moreel redeneren (dat wil zeggen wat wel en wat niet kan in de maatschappij), het shiften van aandacht en perspectief inname. Cisler, Adams, Brady, Bridges, Lohr, en

(8)

Pagina 8 van 35 Olatunji (2011) toonden aan, dat walgingsgeneigdheid en het niet kunnen loskoppelen van aandacht van walgingscues een uniek proces van smetvrees is. Mensen zijn gefixeerd op het gevaarlijke, besmettelijke object. Cognitieve processen spelen een rol bij het in stand houden van smetvrees. Angst en walging worden vaak overschat en veiligheid wordt onderschat (Connolly, Lohr, Olatunji, Hahn, & Williams, 2009).

Het overschatten van gevaar voor jezelf en de omgeving, op basis van emoties, in dit geval angst en walging, staat bekend als emotioneel redeneren. Arntz, Rauner, en Van Den Hout (1995) deden onderzoek naar de rol van emotioneel redeneren bij mensen met

angststoornissen. Aan hun onderzoek namen 189 mensen met verschillende angststoornissen deel. De deelnemers kregen 16 situaties voorgelegd die verschillend waren in objectief gevaar, dat al dan niet aanwezig was en met of zonder toevoeging van angstrespons. Hen werd gevraagd te beoordelen hoe gevaarlijk zij deze situaties achtten. Uit de resultaten bleek, dat mensen met angststoornissen de situaties met hoog objectief gevaar en situaties met laag objectief gevaar met toevoeging van angstrespons hoger beoordeelden op gevaar dan mensen zonder angststoornissen. Hieruit kan geconcludeerd worden, dat mensen met angststoornissen emotioneel redeneren op basis van angstinformatie. Mensen met deze stoornis redeneren volgens het ex-consequentia principe. Dit houdt in, dat mensen met angststoornissen hun gevoelens gebruiken om hun gedachten te valideren en vervolgens in een vicieuze

cirkelredenering terecht komen. Dit fenomeen zou bij smetvrees ook een rol kunnen spelen. Verwoerd, De Jong, Wessel, en Van Hout (2013) deden onderzoek naar emotioneel redeneren op basis van walging bij mensen met smetvrees. Aan dit onderzoek namen 164 mensen deel die na het invullen van een smetvreesvragenlijst werden ingedeeld in een hoog-scorende- en een laag-scorende smetvreesgroep. De deelnemers kregen situaties voorgelegd die

verschillend waren in dreiging van besmetting en walgingsrespons, dat wil zeggen aanwezigheid of afwezigheid hiervan. Gevraagd werd om deze situaties te beoordelen op

(9)

Pagina 9 van 35 waargenomen gevaar, kans om ziek te worden en kans op besmetting. Uit de resultaten bleek, dat het toevoegen van een walgingsrespons aan situaties met een hoge en lage dreiging van besmetting leidde tot een overschatting van gevaar, ongeacht de groep. Het toevoegen van een walgingsrespons aan scenario’s met lage dreiging leidde tot een overschatting van de kans om ziek te worden. Deze vorm van redeneren is met name gevonden bij mensen in de hoog-scorende smetvreesgroep. Hieruit kan geconcludeerd worden, dat bij mensen met smetvrees emotioneel redeneren plaatsvindt op basis van walging.

Er is echter nog niet aangetoond of alleen angst en walging leiden tot irrationele gedachten. Dit roept de vraag op of de cognitieve verstoring, die optreedt bij personen met smetvrees, zich beperkt tot emoties die relevant zijn voor deze stoornis, zoals in onderzoek is aangetoond bij angst en walging. In het huidige onderzoek werd gekeken naar de rol van emotioneel redeneren bij mensen met smetvreesklachten. Dit werd gedaan op basis van de scenariomethode, zoals het onderzoek van Arntz et al. (1995). Aan de scenario’s werd de emotie walging, angst, verdriet of geen emotie (i.e., een neutrale afloop) toegevoegd. Er was voor walging en angst gekozen op basis van bevindingen van eerder onderzoek. De

scenario’s, waar verdriet of geen emotie aan toegevoegd zijn, dienen als referentiecategorie om in kaart te kunnen brengen of bij die scenario’s er ook sprake is van emotioneel redeneren. Verdriet is geen stoornis-specifieke emotie van OCS. Verwacht wordt dat (i) in de hoog-scorende smetvreesgroep emotioneel redeneren plaatsvindt op basis van walging en angst, uitgedrukt in het overschatten van gevaar, ziekteverwekking en besmetting; (ii) de scenario’s, waar walging en angst aan toegevoegd zijn, zullen, door de hoog-scorende smetvreesgroep, hoger beoordeeld worden op de kans op gevaar, ziekteverwekking en besmetting dan de scenario’s waar geen emotie aan toegevoegd is. Dit effect zal bij de laag-scorende

smetvreesgroep beperkt zijn; (iii) de scenario’s waar verdriet aan toegevoegd is, zullen voor beide groepen niet zorgen voor een hogere beoordeling op gevaar, ziekteverwekking en

(10)

Pagina 10 van 35 besmetting ten opzichte van scenario’s zonder emotie, aangezien verdriet een controle-emotie is. Vervolgens wordt in dit onderzoek gekeken of mensen met smetvreesklachten een hogere walgingssensitiviteit hebben, zoals in eerder onderzoek wordt gesteld. Op basis van eerder onderzoek wordt hierbij verwacht, dat de hoog-scorende smetvreesgroep hoger scoort op walgingssensitiviteit dan de laag-scorende smetvreesgroep.

Methoden Deelnemers

Aan het onderzoek namen 383 mensen deel (gemiddelde leeftijd = 23.35, SD = 9.81). Deze mensen werden geworven via de testweken van de Universiteit van Amsterdam, waar vooral eerstejaars psychologiestudenten aan meededen. Ook werd het onderzoek via

Facebook verspreid. Psychologiestudenten kregen voor hun deelname 0.25 participatiepunt. De deelnemers werden, op basis van hun score op de Padua Inventory, ingedeeld in een groep van mensen die hoog scoren op smetvreesklachten (PI >13; n = 96) en een groep van mensen die laag scoren op smetvreesklachten (PI < 5; n = 108). De indeling van de groepen is

gebaseerd op de studie van Van Oppen, Hoekstra, en Emmelkamp (1995), die een score van boven de 13 als klinische cutoff vaststelden. Het percentage vrouwen in het onderzoek was 67.9%. Het onderzoek heeft goedkeuring gekregen van de Commissie Ethiek.

Materialen

Online Ranking Taak

Deze vragenlijst werd online afgenomen via het programma Qualtrics. De vragenlijst bestaat uit 16 verschillende scenario’s1, waarvan er 4 eindigen op de emotie walging, 4 op de emotie angst, 4 op de emotie verdriet en 4 neutraal (zonder toegevoegde emotie). Om de

(11)

Pagina 11 van 35 vragenlijst te balanceren, werden er twee versies aangeboden. De emoties walging en neutraal werden gecounterbalanced evenals de emoties angst en verdriet. Dit betekent dat niet steeds dezelfde scenario’s aan dezelfde emotie werden gekoppeld en dat op deze manier rekening gehouden kon worden met de mogelijkheid dat de inhoud van deze scenario’s de scores zou beïnvloeden. Aan de deelnemers werd gevraagd zich in te leven en de scenario’s te

beoordelen op hoe gevaarlijk zij deze situatie achten, hoe groot zij de kans achten om ziek te worden en hoe besmettelijk de situatie is. Ter verduidelijking: gevaar werd omschreven, als hoe dreigend iemand de situatie vindt, besmetting als de kans om bevuild of besmet te raken, ziekteverwekkend als de kans om ziek te worden. Dit werd beoordeeld op een schaal van nul (niet) tot 100 (heel erg). Verschil in scores tussen scenario’s met een toegevoegde emotie en scenario’s zonder een toegevoegde emotie levert een index op die de mate van emotioneel redeneren uitdrukt. Een voorbeeldscenario is:

“Je komt een bekende tegen op straat die je al een tijdje niet hebt gezien. Vanaf

een afstand zie je diegene hoesten en op haar hoofd krabben. Als jullie elkaar naderen, geeft ze je een hand en omhelst ze je. Je voelt walging opkomen.”

Padua Inventory

Om te meten of iemand last heeft van smetvrees werd er gebruik gemaakt van een subschaal van de Padua Inventory (PI) (Van Oppen et al., 1995). Deze subschaal is vertaald naar het Nederlands en bestaat uit 10 items die gescoord kunnen worden op een vijfpunts Likert-schaal, variërend van nul (helemaal niet van toepassing) tot vier (zeer vaak van toepassing). Een voorbeeldstelling is: “Ik heb het gevoel dat ik vieze handen krijg als ik met geld in aanraking kom.”. De maximale score van deze subschaal is gelijk aan 40 en de

minimumscore is gelijk aan nul, waarbij een score van 40 betekent dat iemand hoog scoort op smetvrees.

(12)

Pagina 12 van 35 Digust Propensity and Sensitivity Scale

Om de walgingsgevoeligheid te meten werd er gebruik gemaakt van de Nederlandse vertaling van de Disgust Propensity and Sensitivity Scale (DPSS) (Van Overveld et al., 2006). Met de subschaal Disgust Sensitivity werd gemeten in welke mate iemand walging ervaart en hoe negatief dit wordt ervaren. Deze subschaal bestaat uit acht items, die gescoord kunnen worden op een vijfpunts Likert-schaal, variërend van één (nooit) tot vijf (altijd). Een

voorbeeldstelling is: “Het beangstigt me wanneer ik mij misselijk voel.”. De maximale score van deze subschaal is 40 punten, hetgeen wijst op een sterke walgingsgevoeligheid. Een minimumscore van 8 geeft aan dat iemand niet walgingsgevoelig is.

Procedure

Voorafgaand aan het online afgenomen onderzoek, werden de deelnemers

geïnformeerd over de inhoud van het onderzoek en de vrijblijvendheid van deelname. Dit werd gedaan middels een informed consent. Allereerst werd de deelnemers gevraagd om de situaties uit de online rating taak te beoordelen. Deze situaties werden in random volgorde aangeboden. Daarna werd de deelnemers gevraagd om de subschalen van de Padua Inventory en de DPSS in te vullen. Na voltooiing van het onderzoek, kregen de studenten 0.25

participatiepunten toegekend. Het gehele onderzoek duurde ongeveer 15 minuten. Achteraf werden de deelnemers, na het achterlaten van hun emailadres, geïnformeerd over de resultaten en de bedoeling van het onderzoek middels een debriefing.

(13)

Pagina 13 van 35 Resultaten

Van de 383 deelnemers rapporteerden 11 mensen dat zij het onderzoek niet serieus hebben ingevuld. De gegevens van deze mensen zijn dan ook niet meegenomen in de

dataverwerking en de analyses. Verder bleek dat 38 mensen het onderzoek in minder dan vijf minuten te hebben ingevuld. De geraamde tijd voor het invullen van het onderzoek was echter 15 minuten. Ook deze gegevens zijn niet meegenomen in de dataverwerking en de analyses. Van de overgebleven 334 zijn, aan de hand van hun scores op de PI, twee groepen gevormd. De gemiddelde PI score voor de hoog-scorende groep (n = 96) was 18.04 (SD = 5.11). Voor de laag-scorende groep (n = 108) gold M = 1.69, SD = 1.30.

Allereerst werd er een standaardisatiecheck uitgevoerd voor sekse om te controleren of de verhouding man/vrouw gelijk was verdeeld over de condities. Om dit te controleren is er een Chi-kwadraat test uitgevoerd. Er is voldaan aan de assumptie van een minimale waarde van vijf per cel, wat betekent dat de toets geïnterpreteerd kan worden. Uit de Chi-kwadraat toets bleek dat er geen significant verschil was gevonden in de verhouding man/vrouw tussen de condities, 𝑋2(1) = 3.93, p = 0.052. Dit betekent, dat de verhouding man/vrouw in de hoog-scorende smetvreesgroep niet significant verschilt van de verhouding man/vrouw in de laag-scorende smetvreesgroep. Ook werd er een standaardisatiecheck uitgevoerd voor leeftijd. Hiermee werd gekeken of er een verschil in gemiddelde leeftijd was tussen de deelnemers in de verschillende condities. Hiervoor werd een independent sample t-test gebruikt. Er is niet voldaan aan de assumptie homogeniteit. De Levene’s t-test is

geschonden, F(202) = 4.95, p = 0.027. Om die reden is de gecorrigeerde versie van de t-test gebruikt. Uit de t-test kwam naar voren dat er geen significant verschil was in leeftijd tussen de hoog-scorende smetvreesgroep (M = 23.73, SD = 11.14) en de laag-scorende

smetvreesgroep (M = 22.56, SD = 8.12). Dit verschil, -1.16, BCa 95% CI [-3.89; 1.56], was niet significant, t(171.93) = -0.84, p = 0.40.

(14)

Pagina 14 van 35 Bij het checken van de assumpties bleek dat de assumpties homoscedasticiteit en normaliteit geschonden waren. Om hiervoor te corrigeren is er een transformatie op de data uitgevoerd middels de squareroot methode. Na deze transformatie bleek het schenden van de assumptie niet in alle gevallen opgelost. Door de grote groepsgrootte is het schenden van de assumptie niet problematisch en daarom is besloten om door te gaan met de analyses (Field, 2013).

Vervolgens werden er een aantal manipulatiechecks uitgevoerd om te controleren of de afhankelijke variabelen gevaar, ziekteverwekking en besmetting, goed

geoperationaliseerd waren. Voor deze afhankelijke variabelen zijn drie indepentent sample t-tests uitgevoerd om te kijken of mensen in de hoog-scorende smetvreesgroep de scenario’s daadwerkelijk hoger beoordelen op deze afhankelijke variabelen dan de laag-scorende smetvreesgroep, ongeacht de toegevoegde emotie.

Om te controleren of gevaar goed is geoperationaliseerd, is er gekeken of de scenario’s in het algemeen hoger worden beoordeeld door de hoog-scorende smetvreesgroep in vergelijking met de laag-scorende smetvreesgroep. Uit de t-test kwam naar voren, dat er een significant verschil was in de beoordeling op gevaar tussen de hoog-scorende

smetvreesgroep (M = 3.24, SD = 1.74) en de laag-scorende smetvreesgroep (M = 1.89, SD = 1.24). Dit verschil (1.35, BCa 95% CI [-1.77; -0.93]) was significant, t(169.300) = -6.31, p < 0.001. Dit betekent, dat de mensen in de hoog-scorende smetvreesgroep de scenario’s, in het algemeen, hoger beoordelen op gevaar dan de mensen in de laag-scorende smetvreesgroep en dus is gevaar goed geoperationaliseerd.

Om te controleren of ziekteverwekking goed is geoperationaliseerd, is er gekeken of de scenario’s in het algemeen hoger worden beoordeeld door de hoog-scorende

smetvreesgroep in vergelijking met de laag-scorende smetvreesgroep. Uit de t-test bleek dat er een significant verschil was tussen de hoog-scorende- (M = 5.04, SD = 1.65) en laag-scorende

(15)

Pagina 15 van 35 smetvreesgroep (M = 3.23, SD = 1.49) op de beoordeling op hoe ziekteverwekkend het

scenario werd ingeschat. Dit verschil (1.80, BCa 95% CI [-2.24; -1.37]) was significant, t(202) = -8.20, p < 0.001. Dit betekent, dat de mensen in de hoog-scorende smetvreesgroep de scenario’s, in het algemeen, hoger beoordelen op hoe ziekteverwekkend iets is dan de mensen in de laag-scorende smetvreesgroep.

Om te controleren of besmetting goed is geoperationaliseerd, is er gekeken of de scenario’s in het algemeen hoger werden beoordeeld op hoe besmettelijk deze situaties werden geacht door de hoog-scorende smetvreesgroep dan de laag-scorende smetvreesgroep. Uit de t-test bleek dat er een significant verschil was tussen de hoog-scorende- (M = 5.29, SD = 1.71) en de laag-scorende smetvreesgroep (M = 3.54, SD = 1.64). Dit verschil, 1.74, BCa 95% CI [-2.21; -1.28], was significant, t(202) = -7.43, p < 0.001. Dit betekent, dat de mensen in de hoog-scorende smetvreesgroep de scenario’s, in het algemeen, hoger beoordelen op hoe besmettelijk iets is dan de mensen in de laag-scorende smetvreesgroep.

Voor de hoofdanalyses werd drie keer een Mixed ANOVA uitgevoerd, met gevaar, ziekteverwekking en besmetting als afhankelijke variabelen, de hoog-scorende- en de laag-scorende smetvreesgroep als tussengroepsvariabele en de verschillende emoties als within-subject factor. Doordat er twee versies van het onderzoek werden aangeboden, zijn deze als covariaat meegenomen om zuiver te kunnen analyseren en ruis weg te nemen. Ook deze analyses zijn uitgevoerd met de squareroot getransformeerde data. Voor de begrijpelijkheid zijn in de tabellen de ruwe scores weergegeven. De beoogde hoofdeffecten zijn, dat scenario’s met emotie (walging en angst) hogere scores zullen opleveren dan scenario’s zonder emotie en dat de hoog-scorende smetvreesgroep hoger scoort dan de laag-scorende smetvreesgroep. Het verwachte interactie-effect is dat scenario’s met walging en angst bij de hoog-scorende smetvreesgroep tot hogere scores zullen leiden.

(16)

Pagina 16 van 35 Gevaar

In tabel 1 zijn de gemiddelde scores voor beide groepen weergegeven. Mauchly’s test liet zien dat de sphericiteit geschonden was, W(5) = 0.92, p = 0.007. Dit werd

gecorrigeerd middels de Huynh-Feldt correctie. Uit de ANOVA kwam geen significant interactie-effect naar voren voor groep en de toegevoegde emoties op het beoordelen van gevaar, F(2.94, 590.50) = 0.27, p = 0.84,

= 0.001. Wat wel significant naar voren kwam, was een hoofdeffect voor emotie op het beoordelen van gevaar, F(2.94, 590.5) = 5.79, p = 0.001,

= 0.03. Dit betekent, dat de beoordeling van de scenario’s op gevaar afhangt van het type emotie dat eraan gekoppeld is. Dit effect gold enkel voor de scenario’s waar walging aan toegevoegd is ten opzichte van de scenario’s waar verdriet aan toegevoegd is. De scenario’s met walging werden, gemiddeld, significant hoger beoordeeld op gevaar dan de scenario’s met verdriet (M-diff = 0.20, p = 0.039). Ook werd er een significant hoofdeffect gevonden

voor groep, F(1, 201) = 41.09, p < 0.001,

= 0.17. De hoog-scorende groep beoordeelde de scenario’s hoger op gevaar dan de laag-scorende groep.

Tabel 1

Gemiddelden (SD) voor het inschatten van gevaar op basis van scenario’s met verschillende toegevoegde emotionele responsen voor de hoog-scorende- en laag-scorende smetvreesgroep.

PI groep Toegevoegde Emotionele Respons

Neutraal Walging Angst Verdriet

Laag 5.70 (7.00) 6.03 (6.96) 5.31 (6.95) 4.98 (6.39)

(17)

Pagina 17 van 35 Kans om ziek te worden

Een overzicht van de gemiddelde scores per groep en toegevoegde emotie is te zien in tabel 2. Aan de assumptie sphericiteit was volgens Mauchly’s test voldaan, W(5) = 0.95, p = 0.08. Uit de ANOVA bleek er geen interactie-effect voor groep x emotie F(3, 603) = 1.20, p = 0.31,

= 0.01. Wel was er een significant hoofdeffect te zien voor emotie. Dit betekent, dat bij het inschatten van hoe ziekteverwekkend een scenario is, het type toegevoegde emotie leidt tot een andere score. Dit gold voor het toevoegen van de emotie angst ten opzichte van geen emotie (M-diff = 5.12, p < 0.001), walging (M-diff = 0.33, p = 0.002) en verdriet (M-diff = 0.31, p = 0.017). De scenario’s, waar angst aan toegevoegd was, werden hoger beoordeeld op ziekteverwekking dan scenario’s met toevoeging van de andere emoties. Ook werd er een hoofdeffect gevonden voor groep, F(1, 202) = 66.78, p < 0.001,

= 0.25. De hoog-scorende smetvreesgroep beoordeelde de scenario’s hoger op hoe ziekteverwekkend deze werden

geacht dan de laag-scorende smetvreesgroep.

Tabel 2

Gemiddelden (SD) voor het inschatten van kans op ziekteverwekking op basis van scenario’s met verschillende toegevoegde emotionele responsen voor de hoog-scorende- en

laag-scorende smetvreesgroep.

PI groep Toegevoegde Emotionele Respons

Neutraal Walging Angst Verdriet

Laag 11.39 (10.93) 12.88 (13.16) 15.24 (12.93) 13.66 (12.58)

(18)

Pagina 18 van 35 Kans op besmetting

De gemiddelde scores zijn weergegeven in tabel 3. Uit Mauchly’s test bleek dat aan de assumptie sphericiteit is voldaan, W(5) = 0.95, p – 0.074. Uit de ANOVA kwam een

significant interactie-effect naar voren tussen groep en emotie, F(3, 603) = 2.75, p = 0.042,

= 0.014. In figuur 1 is deze interactie weergegeven. Om specifiek te kijken waar de

significante verschillen zich bevinden, is er een paired samples t-test uitgevoerd. Hierin is per groep bekeken of de paren neutraal met walging, neutraal met angst en neutraal met verdriet significant waren. Uit de t-test bleek dat er voor de laag-scorende smetvreesgroep significante verschillen waren binnen de paren. De scenario’s, waar walging aan toegevoegd was, werden hoger beoordeeld op besmetting dan de scenario’s waar geen emotie aan toegevoegd was. Dit verschil was significant, t(107) = -2.36, p = 0.02. De scenario’s waar angst aan toegevoegd was, werden gemiddeld hoger beoordeeld op besmetting dan de scenario’s, waar geen emotie aan toegevoegd was. Dit verschil was significant t(107) = -4.85, p < 0.001. De scenario’s, waar verdriet aan toegevoegd was, werden gemiddeld hoger beoordeeld op besmetting dan de scenario’s zonder emotie. Dit verschil was significant, t(107) = -3.14, p = 0.002. Voor de hoog-scorende smetvreesgroep werden geen significante verschillen gevonden binnen de paren. Dit betekent, dat het gevonden interactie-effecttussen groep en toegevoegde emotie op hoe besmettelijk de scenario’s werden geacht, vooral te wijten was aan de laag-scorende smetvreesgroep.

(19)

Pagina 19 van 35 Figuur 1. De Squareroot getransformeerde gemiddelden voor de beoordeling van de scenario’s met toegevoegde emoties op de kans om besmet te raken voor de hoog-scorende- en laag-scorende smetvreesgroep.

Tabel 3

Gemiddelden (SD) voor het inschatten van kans om besmet te raken op basis van scenario’s met verschillende toegevoegde emotionele responsen voor de hoog-scorende- en laag-scorende smetvreesgroep.

PI groep Toegevoegde Emotionele Respons

Neutraal Walging Angst Verdriet

Laag 13.68 (13.90) 16.58 (15.47) 17.09 (14.93) 16.78 (15.00)

(20)

Pagina 20 van 35 Ook werd er een hoofdeffect gevonden voor de invloed van emotie op het beoordelen van de scenario’s op de kans om besmet te raken F(3, 603) = 51.79, p < 0.001.

= 0.21. Dit

betekent, dat de hoogte van het beoordelen van scenario’s op besmettelijkheid afhangt van de toegevoegde emotie. Dit effect bleek alleen te gelden voor de emoties walging, angst en verdriet ten opzichte van geen emotie (diff = 0.34, p = 0.004; diff = 0.32, p = 0.005; M-diff = 0.32, p = 0.004). Ook werd er een hoofdeffect gevonden voor groep, F(1, 201) = 54.99, p < 0.001,

= 0.22. De hoog-scorende groep beoordeelde de scenario’s hoger op de kans om besmet te raken dan de laag-scorende groep.

Walgingssensitiviteit

Als laatste is in dit onderzoek gekeken naar het verschil tussen de twee groepen op walgingssensitiviteit. Dit is gedaan met een independent samples t-test. Uit de Levene’s test bleek dat er voldaan was aan de assumptie voor gelijke varianties, F(202) = 1.69, p = 0.195. Uit de t-test bleek dat de hoog-scorende smetvreesgroep hoger scoorde op

walgingssensitiviteit (M = 19.49, SD = 4.91) dan de laag-scorende smetvreesgroep (M = 13.30, SD = 4.29). Dit verschil, 6.19, BCa 95% CI [7.46; 4.92], was significant, t(202) = -9.62, p < 0.001. Dit betekent, dat mensen in de hoog-scorende smetvreesgroep een hogere mate van walgingssensitiviteit rapporteerden dan mensen in de laag-scorende smetvreesgroep.

(21)

Pagina 21 van 35 Discussie

In dit onderzoek werd gekeken naar de rol van emotioneel redeneren bij mensen met smetvreesklachten, geselecteerd uit een gezonde populatie. Ook werd onderzocht of mensen met smetvreesklachten een hogere walgingssensitiviteit hebben. De bevindingen van het onderzoek zijn als volgt, (i) mensen met smetvreesklachten beoordelen alle scenario’s in het algemeen hoger dan mensen zonder smetvreesklachten; (ii) bij het inschatten van gevaar werden de scenario’s met toegevoegde walging hoger beoordeeld dan scenario’s met

toegevoegd verdriet, ongeacht de groep. Dit werd niet gevonden in vergelijking met neutrale scenario’s, wat niet in lijn was met de verwachting dat walging en angst zouden leiden tot emotioneel redeneren bij de hoog-scorende groep; (iii) het toevoegen van angst aan scenario’s leidde, ongeacht de groep, tot een overschatting van kans om ziek te worden in vergelijking tot het toevoegen van geen emotie, walging en verdriet. Dit was niet in lijn met de

verwachting, aangezien er geen onderscheid gemaakt kan worden in emotioneel redeneren tussen de groepen; (iv) de kans op besmetting werd door de laag-scorende groep, bij

toevoeging van de emoties walging, angst en verdriet hoger ingeschat dan zonder toevoeging emotie. Dit was niet gevonden bij de hoog-scorende groep. Dit is niet in lijn met de

verwachting, aangezien er bij de hoog-scorende smetvreesgroep geen sprake is van emotioneel redeneren; (v) mensen met smetvreesklachten lieten een hogere

walgingssensitiviteit zien dan mensen zonder smetvreesklachten. Dit was in lijn met de verwachting en betekent dat mensen met smetvrees, walging sterker en onplezieriger ervaren.

De resultaten (i-iv) betekenen, dat er geen bewijs is gevonden voor emotioneel redeneren op basis van angst en walging bij mensen met smetvreesklachten. In deze studie komt naar voren dat juist mensen zonder smetvreesklachten beïnvloed worden door bepaalde emoties en mensen met smetvreesklachten niet. In tegenstelling tot eerder onderzoek, zijn de hypotheses niet bevestigd. In eerder onderzoek kwam naar voren, dat bij mensen met

(22)

Pagina 22 van 35 angststoornissen en OCS, angst en walging een rol spelen bij het overschatten van gevaar, ziekteverwekking en besmetting (Antz et al., 1995; Verwoerd et al., 2013). Volgens de theorie redeneren mensen met deze stoornissen op basis van angst en walging en gebruiken zij deze emoties om hun gevoelens te valideren. Hierbij wordt de kans op gevaar voor henzelf en de omgeving overschat en veiligheid onderschat. Uit dit onderzoek is dat echter niet gebleken. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat mensen met smetvreesklachten de scenario’s over het algemeen al gevaarlijk, ziekteverwekkend en besmettelijk vonden en dat de toevoeging van emoties daar geen verdere invloed op had. Het lezen van de scenario’s zou voor zoveel distress kunnen zorgen dat het toevoegen van emoties er niet meer toe doet. Voor mensen zonder smetvrees zou een toevoeging van emotie een signalerende werking kunnen hebben. Dit, om te waarschuwen voor mogelijk gevaar voor henzelf en omgeving. Hierdoor zou de inhoud van de scenario’s kunnen worden versterkt en vooral hoger worden beoordeeld op besmettelijkheid. Dit sluit aan bij het disease-aviodance model, waarin vooral het ervaren van walging dient als een beschermingsmechanisme om niet besmet te raken (Oaten et al., 2009).

De bevinding dat mensen met smetvrees een hogere walgingssensitiviteit hebben sluit wel aan bij eerder onderzoek (Rachman, 2004). Hoe sterker de walgingssensitiviteit, hoe intenser iemand van iets walgt en hoe negatiever deze wordt ervaren. Mensen met

smetvreesklachten ervaren walging op een sterkere en negatievere manier dan mensen zonder smetvreesklachten, wat de kernsymptomen inclusief het vermijdingsgedrag in stand kan houden.

Er zijn echter wel enkele methodische en inhoudelijke beperkingen aan dit onderzoek. Ten eerste is het onderzoek voornamelijk afgenomen bij psychologiestudenten van de

Universiteit van Amsterdam. Er is geen gebruik gemaakt van een klinische populatie die gediagnosticeerd is met OCS en smetvrees. Dat zou ervoor gezorgd kunnen hebben, dat er

(23)

Pagina 23 van 35 geen effecten zijn gevonden van emotioneel redeneren bij mensen met smetvreesklachten. Door ditzelfde onderzoek af te nemen bij een klinische populatie en een controlegroep, kunnen mogelijk sterkere effecten van emotioneel redeneren gevonden worden, omdat een onderliggende verstoring in de informatieverwerking zoals emotioneel redeneren,

voornamelijk bij een klinische populatie voorkomt. Ook zou een klinische controlegroep meegenomen kunnen worden om zo zuivere conclusies te kunnen trekken over emotioneel redeneren en te bekijken of dit specifiek bij bepaalde stoornissen een rol speelt. Ten tweede, de twee versies waren niet goed gecounterbalanced. Uit de analyse bleek, dat de versie invloed had op de beoordeling van de scenario’s op gevaar, ziekteverwekking, en besmetting. Dit betekent dat de inhoud van scenario’s met toegevoegde emotie niet goed gekozen zijn. Het kan zijn dat sommige scenario’s met een bepaalde toegevoegde emotie een hoger dreigingsniveau hadden dan andere scenario’s. In vervolgonderzoek kan dit gecorrigeerd worden door de scenario’s minder dreigend te maken, door te letten op aspecten als

hoogtevrees en sociale fobie. Het kan zijn dat mensen die hier last van hebben, de scenario’s extra hoog beoordelen. Door hiervoor te controleren kan er duidelijk gekeken worden naar de impact van toevoeging van bepaalde emoties. Ook kunnen er vier uitgebreidere versies gemaakt worden door meer scenario’s toe te voegen en deze, met alle emoties, aan te bieden. Dit geeft een completer beeld en zorgt ervoor, dat er geanalyseerd kan worden welke emotie welke invloed heeft op emotioneel redeneren.

Op basis van dit onderzoek kan er niet direct geconcludeerd worden dat emotioneel redeneren geen rol speelt bij mensen met smetvrees. Het is belangrijk om meer onderzoek te doen naar dit fenomeen. Mocht er uit vervolgonderzoek naar voren komen, dat emotioneel redeneren wel een rol speelt bij smetvrees, dan kan er gekeken worden naar mogelijke behandelingen om deze redeneerfout te verminderen. Lommen, Engelhard, Van den Hout, en Arntz (2013) ontwikkelden een online-training om emotioneel redeneren te verminderen bij

(24)

Pagina 24 van 35 mensen met angst voor spinnen. In deze training werd geleerd, dat alleen objectieve

informatie van invloed is op de mogelijke uitkomst van een situatie, ongeacht de subjectieve ervaring. Het bleek dat, na de training, emotioneel redeneren verminderd was en dat dit zorgde voor minder extreme overtuigingen met betrekking tot gevaar. Wellicht dat eenzelfde type training ook emotioneel redeneren bij mensen met smetvrees kan verminderen.

In tegenstelling tot eerder onderzoek is er in het huidige onderzoek geen bewijs gevonden voor emotioneel redeneren, op basis van walging en angst, bij mensen met smetvreesklachten. Mogelijk geeft replicatie van dit onderzoek bij een klinische populatie meer inzicht in emotioneel redeneren en de specificiteit hiervan.

(25)

Pagina 25 van 35 Literatuurlijst

American Psychiatric Association (2014). Obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen. Vertaald door Hengeveld, M., W., Beknopt overzicht van de criteria van DSM-5 (pp. 229-230). Amsterdam: Boom Uitgevers.

Arntz, A., Rauner, M., & van den Hout, M. (1995). "If i feel anxious, there must be danger": ex-consequentia reasoning in inferring danger in anxiety disorders. Behaviour Research and Therapy, 33, 917-925.

Athey, A. J., Elias, J. A., Crosby, J. M., Jenike, M. A., Pope Jr., H. G., Hudson, J. I., Brennan, B. P. (2015). Reduced disgust propensity is associated with improvement in

contamination/washing symptoms in obsessive-compulsive disorder. Journal of Obsessive-Compulsive and Related Disorders, 4, 20-24.

Cisler, J. M., Adams, T. G., Brady, R. E., Bridges, A. J. Lohr, J. M., Olatunji, B. O. (2011). Unique affective and cognitive processes in contamination appraisals: implications for contamination fear. Journal of Anxiety Disorders, 25, 28-35.

Cisler, J. M., Brady, R. E., Olatunji, B. O., & Lohr, J. M. (2010). Disgust and obsessive beliefs in contamination-related OCD. Cognitive Therapy and Research, 34. 439-448.48.

Connolly K. M., Lohr, J. M., Olatunji, B. O., Hahn, K. S., Williams, N. L. (2009).

Information processing in contamination fear: a covariation bias examination of fear and disgust. Journal of Anxiety Disorders, 23, 60-68.

Davey, G. C. L. (2011). Disgust: the disease-avoidance emotion and its dysfunction. Philosophical Transactions of the Royal Society, 366, 3453-3465.

Deacon, B., Olatunji, B. O. (2007). Specificity of disgust sensitivity in the prediction of behavioral avoidance in contamination fear. Behaviour Research and Therapy, 45, 2110-2120.

(26)

Pagina 26 van 35 Field, A. (2013). Discovering Statistics Using IBM SPSS Statistics. (4th edition). Sage

Publications Ltd.

Lommen, M, J., Engelhard, I, M., van de Hout, M. A., Artz, A. (2013). Reducing emotional reasoning: An experimental manipulation in individuals with fear of spiders.

Cognition & Emotion, 27, 1504-1512.

Ludvik, D., Boschen, M. J., Neumann, D. L. (2015). Effective Behavioural stategies for reducing disgust in contamination-related OCD: a review. Clinical Psychology Review, 42, 116-129.

McKay, D. (2006). Treating disgust reactions in contamination-based obsessive-compulsive disorder. Journal of Behavior Therapy and Experimental Psychiatry, 37, 53-59. Melli, G., Chiorri, C. C., Carraresi, C., Stopani, E., Bulli, F. (2015). The two dimensions of

contamination fear in obsessive-compulsive disorder: harm avoidance and disgust avoidance. Journal of Obsessive-Compulsive and Related Disorders, 6, 124-131. Melli, G., Moulding, R., Poli, A. (2016). Is it more disgusting if I think about it? Examining

the interaction of obsessive beliefs and disgust propensity in clinical obsessive-compulsive disorder. Journal of Obsessive-Compulsive and Related Disorders,11, 74-81.

Oaten, M., Stevenson, R. J., & Case, T. I. (2009). Disgust as a disease-avoidance mechanism. Psychological Bulletin, 135, 303-321.

Olantunji B. O., Ebesutani, C., Kim. E. H. (2016). Does measure matter? On the association between disgust and OCD symptoms. Journal of Anxiety Disorders, 44, 63-72. Olatunji, B. O., Sawchuk, C. N., Lohr, J. M., De Jong, P. J. (2004). Disgust domains in the

prediction of contamination fear. Behaviour Research and Therapy, 42, 93-104. Olatunji, B. O., Sawchuk, C. N. (2005). Disgust: characteristic features, social manifestations,

(27)

Pagina 27 van 35 Rachman, S. (2004). Fear of contamination. Behaviour Research and Therapy, 42,

1227-1255.

Ruscio, A. M., Stein, D. J., Chiu., W. T., & Kessler, R. C. (2010). The epidemiology of obsessive-compulsive disorder in the National Comorbidity Survey Replication. Molecular psychiatry, 15, 53-63.

Stein, D., J. (2002). Obsessive-compulsive disorder. The Lancet, 3, 397-405.

Teachman, B. A. (2006). Pathological disgust: in the thoughts, not the eye, of the beholder. Anxiety, Stress, and Coping, 19, 335-351.

Van Oppen, P., Hoekstra, R. J., & Emmelkamp. P. M. (1995). The structure of obsessive-compulsive symptoms. TBehaviour Research and Therapy, 33, 15-23.

Van Overveld, W. J. M., De Jong, P. D., Peters, M. L., Cavanagh. K., & Davey, G. C. L. (2006). Disgust propensity and disgust sensitivity: Separate constructs that are differentially related to specific fears. Personality and Individual Differences, 41, 1241-1252.

Woody, S. R., & Tolin, D. F. (2002). The relationship between disgust sensitivity and avoidant behavior: Studies of clinical and nonclinical samples. Journal of Anxiety Disorders, 16, 543-559.

(28)

Pagina 28 van 35 Bijlage

De volgende 16 scenario’s zijn gebruikt in het onderzoek, waarbij A en B staan voor de verschillende versies.

1. A. Je bent tv aan het kijken in de woonkamer. Je huisgenoot loopt de woonkamer binnen met de mededeling dat hij net in de hondenpoep is gestapt voor jullie huis. Hij heeft geprobeerd de schoen schoon te maken in de vijver. Toch loopt hij met dezelfde schoenen door de gang van jullie huis alvorens hij de schoen uittrekt in zijn kamer. Je denkt: ‘hij zal zijn schoen vast goed schoongemaakt hebben.’

B. Je bent tv aan het kijken in de woonkamer. Je huisgenoot loopt de woonkamer binnen met de mededeling dat hij net in de hondenpoep is gestapt voor jullie huis. Hij heeft geprobeerd de schoen schoon te maken in de vijver. Toch loopt hij met dezelfde schoenen door de gang van jullie huis alvorens hij de schoen uittrekt in zijn kamer. Je denkt: ‘hij zal zijn schoen vast goed schoongemaakt hebben.’ Je voelt walging

opkomen.

2. A. Je zit in een metro die duidelijk een dag niet schoongemaakt is. Het stinkt een beetje en er liggen allerlei verpakkingen op de grond. Je kijkt naar de stoel links van je om op te merken dat er, naast verpakkingen, een grote vlek op de stoel zit. Je vraagt je af wat voor vlek het is. Als je opstaat omdat je je halte hebt bereikt, zie je dezelfde vlek op de stoel waar jij zat. Je voelt walging opkomen.

B. Je zit in een metro die duidelijk een dag niet schoongemaakt is. Het stinkt een beetje en er liggen allerlei verpakkingen op de grond. Je kijkt naar de stoel links van je om op te merken dat er, naast verpakkingen, een grote vlek op de stoel zit. Je vraagt je af wat voor vlek het is. Als je opstaat omdat je je halte hebt bereikt, zie je dezelfde vlek op de stoel waar jij zat. Je stapt de metro uit.

(29)

Pagina 29 van 35 3. A. Je bent uiteten in een restaurant. Je gaat naar het toilet in het restaurant. Als je uit

het toilethokje komt, zie je de ober uit het toilethok naast je komen. Hij werpt een snelle blik in de spiegel, maar wast zijn handen niet. Hij loopt gelijk door naar de keuken. Tien minuten later, als je weer aan tafel zit, komt hij jouw eten serveren. Je voelt verdriet opkomen.

B. Je bent uiteten in een restaurant. Je gaat naar het toilet in het restaurant. Als je uit het toilethokje komt, zie je de ober uit het toilethok naast je komen. Hij werpt een snelle blik in de spiegel, maar wast zijn handen niet. Hij loopt gelijk door naar de keuken. Tien minuten later, als je weer aan tafel zit, komt hij jouw eten serveren. Je voelt angst opkomen.

4. A. Je gaat bij je ouders op bezoek. Nadat je hebt aangebeld, opent je moeder de deur. Als begroeting geef je haar drie zoenen. Na deze begroeting hoor je aan je moeder dat zij verkouden is. Je voelt je angstig worden.

B. Je gaat bij je ouders op bezoek. Nadat je hebt aangebeld, opent je moeder de deur. Als begroeting geef je haar drie zoenen. Na deze begroeting hoor je aan je moeder dat zij verkouden is. Je voelt je verdrietig worden.

5. A. Je bent in een flatgebouw. Je moet naar de 5e verdieping, maar de lift is kapot. Je neemt de trap. In het trappengat ligt allerlei rotzooi en afval en het stinkt een beetje, je ziet dat er lang niet is schoongemaakt. De trap is heel steil en de treden zijn ondiep, waardoor je voet er niet goed op past. Voor wat meer houvast moet je de wat kleverig aanvoelende trapleuning vasthouden. Je voelt walging opkomen.

B. Je bent in een flatgebouw. Je moet naar de 5e verdieping, maar de lift is kapot. Je neemt de trap. In het trappengat ligt allerlei rotzooi en afval en het stinkt een beetje, je ziet dat er lang niet is schoongemaakt. De trap is heel steil en de treden zijn ondiep,

(30)

Pagina 30 van 35 waardoor je voet er niet goed op past. Voor wat meer houvast moet je de wat kleverig aanvoelende trapleuning vasthouden. Je komt aan op de 5e verdieping.

6. A. Je komt een bekende tegen op straat die je al een tijdje niet hebt gezien. Vanaf een afstand zie je diegene op haar hoofd krabben en hoesten. Als jullie elkaar naderen, geeft ze je een hand en omhelst ze je. Je voelt walging opkomen.

B. Je komt een bekende tegen op straat die je al een tijdje niet hebt gezien. Vanaf een afstand zie je diegene op haar hoofd krabben en hoesten. Als jullie elkaar naderen, geeft ze je een hand en omhelst ze je.

7. A. Je komt een druk restaurant binnen en je krijgt een tafel toegewezen. Doordat het zo druk is, is de tafel nog niet helemaal goed schoongemaakt. De ober neemt de tafel nog even netjes af, maar de vaatdoek waarmee hij dat doet, ziet er smoezelig en veelgebruikt uit. Nadat hij de tafel heeft afgenomen, legt hij het vaatdoekje op het dienblad dat hij in zijn hand heeft. Van dit dienblad pakt hij ook de borden en begint jouw tafel op te dekken. Plots voel je een gevoel van walging opkomen.

B. Je komt een druk restaurant binnen en je krijgt een tafel toegewezen. Doordat het zo druk is, is de tafel nog niet helemaal goed schoongemaakt. De ober neemt de tafel nog even netjes af, maar de vaatdoek waarmee hij dat doet, ziet er smoezelig en veelgebruikt uit. Nadat hij de tafel heeft afgenomen, legt hij het vaatdoekje op het dienblad dat hij in zijn hand heeft. Van dit dienblad pakt hij ook de borden en begint jouw tafel op te dekken. Je geniet van een leuk avondje uiteten.

8. A. Je bent in de sportschool. Je wilt graag met de gewichten trainen. Wanneer je aankomt lopen, is iemand er net mee klaar, maar maakt de gewichten niet schoon. Er zitten nog zweetafdrukken op. Je wacht even en gaat daarna lekker sporten.

(31)

Pagina 31 van 35 aankomt lopen, is iemand er net mee klaar, maar maakt de gewichten niet schoon. Er zitten nog zweetafdrukken op. Je voelt walging opkomen.

9. A. Je bent bij iemand op visite en blijft eten. Zodra je de kamer binnenstapt, zie je in de verte een hele berg vieze afwas op het aanrecht staan. Voordat jullie kunnen beginnen met koken, moet eerst de afwas gedaan worden. Terwijl jullie aan het koken zijn, springt de kat op het aanrecht. Diegene duwt de kat van het aanrecht. Jullie kletsen en eten wat en na een paar uur ga je weer naar huis.

B. Je bent bij iemand op visite en blijft eten. Zodra je de kamer binnenstapt, zie je in de verte een hele berg vieze afwas op het aanrecht staan. Voordat jullie kunnen beginnen met koken, moet eerst de afwas gedaan worden. Terwijl jullie aan het koken zijn, springt de kat op het aanrecht. Diegene duwt de kat van het aanrecht. Je voelt walging opkomen.

10. A. Je bent op de verjaardag van je oma. Je ziet dat een andere gast moet hoesten waarbij hij zijn handen voor zijn mond houdt. Tien minuten later komt diegene zich voorstellen aan jou. Je stelt je voor aan diegene door zijn hand te schudden. Je voelt je verdrietig worden.

B. Je bent op de verjaardag van je oma. Je ziet dat een andere gast moet hoesten waarbij hij zijn handen voor zijn mond houdt. Tien minuten later komt diegene zich voorstellen aan jou. Je stelt je voor aan diegene door zijn hand te schudden. Je voelt je angstig worden.

11. A. Een vriend van je werkt bij een eetcafé in de keuken als afwasser. Op een dag dat hij niet hoeft te werken, neemt hij jou en nog twee vrienden mee om hier een hapje te gaan eten. Iedereen die in het eetcafé komt eten, krijgt als standaard-garnituur een

(32)

Pagina 32 van 35 schaaltje met stoofpeertjes. Je hebt eerder van je vriend die hier werkt gehoord dat de stoofpeertjes die niet worden opgegeten in de keuken teruggedaan worden in de bak waar de koks de stoofperen uithalen. Je gaat even naar de wc en wanneer je terugkomt, loop je langs de keuken. Je ziet dat de kok de stoofpeertjes uit de bak met eerder gebruikte stoofpeertjes haalt. Net als je zit komt de ober met stoofpeertjes aan. Je vriend verdeelt de stoofpeertjes over jullie borden. Je hebt honger dus eet de stoofpeer op.

B. Een vriend van je werkt bij een eetcafé in de keuken als afwasser. Op een dag dat hij niet hoeft te werken, neemt hij jou en nog twee vrienden mee om hier een hapje te gaan eten. Iedereen die in het eetcafé komt eten, krijgt als standaard-garnituur een schaaltje met stoofpeertjes. Je hebt eerder van je vriend die hier werkt gehoord dat de stoofpeertjes die niet worden opgegeten in de keuken teruggedaan worden in de bak waar de koks de stoofperen uithalen. Je gaat even naar de wc en wanneer je terugkomt, loop je langs de keuken. Je ziet dat de kok de stoofpeertjes uit de bak met eerder gebruikte stoofpeertjes haalt. Net als je zit komt de ober met stoofpeertjes aan. Je vriend verdeelt de stoofpeertjes over jullie borden. Je voelt walging opkomen.

12. A. Het was nog vroeg toen de wekker ging vanochtend, dus je kon moeilijk je bed uitkomen. Na een snelle douche en een kort ontbijt pak je gehaast je spullen en loop je naar buiten om toch op tijd bij je afspraak te komen. Je loopt door het gras naar je fiets. Bij de fiets kom je erachter dat je door de hondenpoep gelopen bent. Je voelt je angstig worden.

B. Het was nog vroeg toen de wekker ging vanochtend, dus je kon moeilijk je bed uitkomen. Na een snelle douche en een kort ontbijt pak je gehaast je spullen en loop je naar buiten om toch op tijd bij je afspraak te komen. Je loopt door het gras naar je

(33)

Pagina 33 van 35 fiets. Bij de fiets kom je erachter dat je door de hondenpoep gelopen bent. Je voelt je verdrietig worden.

13. A. Je bent een dagje uit. Je loopt in een vreemde stad en je kijkt je ogen uit naar de mooie gebouwen en leuke plekjes. Je moet nodig naar het toilet, dus je loopt het enige restaurant in. Gauw loop je het toilet in, maar een onfrisse geur komt gelijk je neus binnen. Als je het toilet uitkomt, valt het je op dat degene die uit het hokje naast jou komt, zijn handen niet wast, maar gelijk de deur opent naar buiten. Je realiseert je dat jij zo dezelfde klink moet aanraken om de deur te openen. Je voelt verdriet opkomen. B. Je bent een dagje uit. Je loopt in een vreemde stad en je kijkt je ogen uit naar de mooie gebouwen en leuke plekjes. Je moet nodig naar het toilet, dus je loopt het enige restaurant in. Gauw loop je het toilet in, maar een onfrisse geur komt gelijk je neus binnen. Als je het toilet uitkomt, valt het je op dat degene die uit het hokje naast jou komt, zijn handen niet wast, maar gelijk de deur opent naar buiten. Je realiseert je dat jij zo dezelfde klink moet aanraken om de deur te openen. Je voelt angst opkomen.

14. A. Je hebt de hele ochtend hard in de tuin gewerkt en je komt binnen om even je lunch te maken. Van het harde werken heb je al flinke dorst. Je neemt een slok melk uit het pak in de koelkast. Nadat je een slok hebt genomen, zie je op het pak dat de melk twee dagen over de datum is. Je merkt dat je angst op voelt komen.

B. Je hebt de hele ochtend hard in de tuin gewerkt en je komt binnen om even je lunch te maken. Van het harde werken heb je al flinke dorst. Je neemt een slok melk uit het pak in de koelkast. Nadat je een slok hebt genomen, zie je op het pak dat de melk twee dagen over de datum is. Je merkt dat je verdriet op voelt komen.

(34)

Pagina 34 van 35 15. A. Je zit in de wachtruimte bij de tandarts. Je hebt een nummertje moeten trekken en

wanneer jij aan de beurt bent, mag je zelf de kamer van de tandarts betreden. In de

wachtkamer zit nog één andere wachtende. Dit is een man in een T-shirt die bezweet oogt. Deze man is de hele tijd aan zijn linkerarm aan het krabben. Vervolgens komt het

nummertje van de man op het scherm voorbij. Hij loopt naar de deur van de tandarts en opent de deur. Dit doet hij door de deurklink met zijn rechterhand naar beneden te drukken. Dit is dezelfde deurklink die jij zo moet aanraken wanneer jij aan de beurt bent. Plotseling voel je je verdrietig.

B. Je zit in de wachtruimte bij de tandarts. Je hebt een nummertje moeten trekken en wanneer jij aan de beurt bent, mag je zelf de kamer van de tandarts betreden. In de wachtkamer zit er nog één andere wachtende. Dit is een man in een T-shirt die bezweet oogt. Deze man is de hele tijd aan zijn linkerarm aan het krabben. Vervolgens komt het nummertje van de man op het scherm voorbij. Hij loopt naar de deur van de tandarts en opent de deur. Dit doet hij door de deurklink met zijn rechterhand naar beneden te drukken. Dit is dezelfde deurklink die jij zo moet aanraken wanneer jij aan de beurt bent. Plotseling voel je je angstig.

16. A. Je bent op vakantie en hebt een huisje gehuurd. Je bent erg tevreden over het huis en je hebt geen klachten over eventuele viezigheid. Wanneer je de was wilt doen, valt er een sok uit de wasmand en die valt net achter de wasmachine, die in de hoek van de kamer staat. Je wilt vervolgens de wasmachine iets opzij schuiven om de sok te kunnen pakken. Wanneer je dit doet, zie je dat er achter de wasmachine in tijden niet is schoongemaakt. Je sok, die op de grond ligt, zit dan ook onder het stof. Terwijl je de sok opraapt, voel je angst opkomen.

B. Je bent op vakantie en hebt een huisje gehuurd. Je bent erg tevreden over het huis en je hebt geen klachten over eventuele viezigheid. Wanneer je de was wilt doen, valt er een

(35)

Pagina 35 van 35 sok uit de wasmand en die valt net achter de wasmachine, die in de hoek van de kamer staat. Je wilt vervolgens de wasmachine iets opzij schuiven om de sok te kunnen pakken. Wanneer je dit doet, zie je dat er achter de wasmachine in tijden niet is schoongemaakt. Je sok, die op de grond ligt, zit dan ook onder het stof. Terwijl je de sok opraapt, voel je verdriet opkomen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

A longitudinal cohort study with repeated measurements was conducted to expand our knowledge of work functioning among cancer patients who had returned to work after cancer

The next chapter will concentrate on a review of the literature relevant to: boxing in Northern Ireland; Conflict Transformation literature in Northern Ireland; Sport for

Indien de gedraging van de dochteronderneming of ketenpartner toegerekend kan worden aan de Nederlandse onderneming, dient het opzet nog vastgesteld te worden

In particular, the focus is on the perception and realisation of fricatives and non-r-coloured vowel- containing words, and how this has changed over the years due to factors such as

The UTP Directive raises funda- mental issues of competition law and market regulation, such as exploitative and exclusionary practices in the context of economic dependence,

Such energy flexible manufacturing systems can achieve different development levels of energy flexibility: energy demand flexibility, balanced energy self-sufficiency and real

The acquired images are streamed to the laptop during the flight and are iteratively processed to generate a building damage map of the area.. As shown in Figure 4 two different

The present study addresses the effects of transformational leadership, professional learning communities and teacher learning on changes in teaching practices towards a