• No results found

Let’s talk about … : de rol van religie in de vorming van de seksuele opvoeding

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Let’s talk about … : de rol van religie in de vorming van de seksuele opvoeding"

Copied!
84
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Let’s talk about …

De rol van religie in de vorming van de seksuele opvoeding Bachelorscriptie Algemene Sociale Wetenschappen

Universiteit van Amsterdam Noor van Apeldoorn,10594450 Begeleidster: Sara Geven Tweede lezer: Dorine Greshof

(2)

2 Voorwoord

Deze scriptie is geschreven ter afronding van de bachelor Algemene Sociale Wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam. Ik wil graag een aantal mensen bedanken die mij hebben geholpen bij het schrijven hiervan. Op de eerste plaats wil ik mijn respondenten bedanken die open stonden om hun ervaringen en opvattingen over dit onderwerp te delen. Het waren bijzondere en leerzame ontmoetingen. Ook zou ik mijn begeleidster Sara Geven willen bedanken voor haar nuttige feedback en bemoedigende woorden waar nodig. Daarnaast wil ik mijn tweede lezer Dorine Greshof bedanken voor het actief meedenken. Ten slotte wil ik Enrico Trentin en Naomi Wichman bedanken voor alle liefde en ondersteuning die ik van jullie heb mogen ontvangen in de afgelopen maanden.

Noor van Apeldoorn, Amsterdam, juni 2017

(3)

3 Samenvatting

In dit kwalitatieve onderzoek is gekeken naar de rol van religie in de seksueel opvoeding van kinderen en adolescenten. Er is ingezoomd op de twee grootste religies in Nederland: de islam en het christendom. Er zijn hiervoor interviews afgenomen bij zes islamitische moeders en zeven christelijke moeders. Uit de resultaten blijkt dat seksuele onderwerpen minder werden besproken door islamitische moeders dan door christelijke moeders. De helft van zowel de islamitische als de christelijke moeders vonden dat seks iets is voor binnen het huwelijk. Een deel van de moeders keurde masturbatie af, één moeder stond dit ook niet toe voor haar kinderen. Meerdere keren kwam naar voren dat verschillende mensen hetzelfde geloof anders interpreteerden. Het uitvoeren van rituelen ging niet per definitie samen met een strenger geloof in God. In de seksuele opvoeding kwam een beperkt aantal onderwerpen naar voren. De seksuele opvoeding gebeurde vooral impliciet. Het leren over respect kwam veelvuldig terug bij christelijke moeders. Concluderend kan er gesteld worden dat de rol van religie per individu op een andere manier een rol speelt bij de seksuele opvoeding. De respondenten beleven en interpreteren hun religie namelijk elk op hun eigen manier, waardoor verschillende aspecten van hun religie naar voren kunnen komen in de seksuele opvoeding. Daarnaast is gebleken dat respondenten ook verschillende, in hun optiek religieuze, opvattingen over dezelfde seksuele onderwerpen kunnen overdragen aan hun kinderen.

Trefwoorden: seksualiteit, opvoeding, islam, christendom, schaamte, openheid, bijbel, koran, interpretatie

(4)

4 Inhoudsopgave 1. Inleiding p. 5 2. Theoretisch Kader 2.1 Seksuele opvoeding p. 6

2.2 Aspecten van de seksuele opvoeding p. 9

2.3 Religiositeit p. 11

2.4 Seksuele scripts p. 11

2.5 Christelijke en islamitische opvoeding in Nederland p. 12 2.6 Seksualiteit en seksuele opvoeding in de Islam en het Christendom p. 14 2.6.1 Seksualiteit en seksuele opvoeding christendom p. 14

2.6.2 Seksualiteit en seksuele opvoeding islam p. 16

2.7 Voorgaand onderzoek p. 17

3. Probleemstelling

3.1 Doelstelling p. 18

3.2 Vraagstelling p. 19

3.3 Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie p. 20 4. Methode 4.1 Onderzoeksstrategie p. 21 4.2 Onderzoeksdesign en methoden. p. 22 4.3 Onderzoekspopulatie en sampling p. 22 4.4 Operationalisering p. 23 4.5 Ethische verantwoording p. 24 5. Resultaten 5.1 Onderzoeksproces p. 25 5.2 Introductie respondenten p. 25 5.3 Seksualiteit p. 26

5.4 Seksuele opvoeding moeder p. 29

5.5 Aspecten seksuele opvoeding p. 31

5.5.1 Normen en waarden p. 31

5.5.2 Seksuele voorlichting p. 33

5.5.3 Ruimte geven p. 34

5.5.4Vaardigheden p. 36

(5)

5

5.7 De inspiratiebronnen p. 37

5.8 De rol van religie p. 41

6. Conclusie 6.1 Beantwoording onderzoeksvraag p. 43 6.2 Discussie p. 47 6.3 Evaluatie p. 49 7. Literatuurlijst p. 50 8. Bijlagen 8.1 Operationaliseringstabel p. 54 8.2 Semigestructureerde vragenlijst p. 56 8.3 Codeerschema p. 59

8.4 Overzicht van de respondenten p. 62

8.5 Gecodeerd interview p. 63

(6)

6 1. Inleiding

De seksuele ‘carrière’ van jongeren blijkt sterk beïnvloed te worden door religie (de Graaf, Meijer, Poelman & Vanwesenbeeck, 2005). Religie heeft onder anderen invloed op het gebruik van anticonceptiemiddelen, het al of niet uiten van de seksuele geaardheid en de openheid over seksualiteit met ouders (de Graaf et al., 2005). Ouders hebben veel invloed op de seksuele identiteitsvorming van het kind. Tot dusver is veel onderzoek gedaan naar de mogelijke barrières voor ouders en kinderen bij het bespreken van seksuele onderwerpen. Er is sterk bewijs voor een relatie tussen relatieve openheid van ouders over seksuele

onderwerpen en een grotere mate van vertrouwen, competentie en seksuele veiligheid van jongeren (Stone et al., 2013). Om die reden is het van belang om in kaart te brengen welke factoren ouders in staat stellen, of juist belemmeren, om op een open manier te communiceren over seksuele onderwerpen. Religie blijkt middels de ouderlijke opvoedingswaarde en

gedragingen, een belangrijke factor te zijn in de manier waarop de seksuele opvoeding wordt ingevuld door ouders. Elke religie schrijft namelijk expliciete regels voor het alledaags handelen voor, en ook voor de opvoedingswijze (D’Antonio & Cavanaugh, 1983). Dit onderzoek gaat over de rol van religie in de seksuele opvoeding. In dit onderzoek zal ingezoomt worden op de manier waarop christelijke en islamitische ouders vorm geven aan seksuele opvoeding. Er is gekozen om op deze twee groepen te richten omdat dit de twee grootste religies zijn in Nederland (Schmeetz & Riele, 2009).

In de literatuur is hier nog weinig over bekend. Er zijn nauwelijks onderzoeken uitgevoerd naar de rol van religie in de seksuele opvoeding van kinderen, terwijl religie vaak geassocieerd wordt met het hebben van conservatieve seksuele opvattingen, en conservatieve opvattingen mogelijk weer invloed hebben op de overdracht van seksuele normen en waarden (Regnerus, 2005). Regnerus (2005) heeft onderzoek gedaan naar de relatie tussen religie en patronen van ouder-kind communicatie over seksuele onderwerpen, maar dit is slechts gericht op het christelijke geloof. Met huidig onderzoek wordt gepoogd dit gat in de literatuur

enigszins te verkleinen.

(7)

7 2. Theoretisch Kader

Het onderwerp kan vanuit verschillende wetenschappelijke disciplines benaderd worden. In dit hoofdstuk worden de centrale concepten en theorieën over het onderwerp besproken. Het begint met een toelichting van wat seksualiteit en seksuele opvoeding inhoudt en wat de (mogelijke) kenmerken zijn van seksuele opvoeding. Dit stuk heeft een seksuologische en pedagogische achtergrond. Vervolgens zal een algemeen beeld van een christelijke en islamitische opvoeding en (seksuele) opvoeding in het Christendom en Islam geschetst worden. In dit deel worden de theologische en pedagogische invalshoeken geïntegreerd. Daarna zal er worden ingegaan op verschillende sociologische-psychologische theoretische modellen van het seksuele socialisatieproces dat plaatsvindt tussen ouder en kind. Ten slotte zal besproken worden wat er uit voorgaand onderzoek naar dit onderwerp is gebleken. Theorieën uit de verschillende disciplines zullen in het theoretisch kader aan bod komen. De diversiteit aan theorieën over dit onderwerp laat zien dat er niets slechts één discipline bestaat die het onderwerp kan omvatten en waar vanuit antwoord gegeven kan worden op de

onderzoeksvraag.

2.1 Seksuele opvoeding

Om de rol van religie in de seksuele opvoeding te kunnen onderzoeken en begrijpen, is het op de eerste plaats belangrijk het begrip seksualiteit te bespreken. Seksualiteit staat

namelijk centraal in de seksuele opvoeding. Wat houdt seksualiteit eigenlijk in? De Wereldgezondheidsorganisatie (Rutgers kenniscentrum, 2016) geeft de volgende definitie: ‘‘Seksualiteit is een centraal aspect van het leven van de mens. Het omvat seks,

genderidentiteit en genderrollen, seksuele oriëntatie, erotiek, plezier, intimiteit en voortplanting. Seksualiteit wordt ervaren en vormgegeven in gedachten, fantasieën,

verlangens, overtuigingen, attitudes, waarden, gedrag, handelingen, rollen en relaties.’’. Het is een begrip dat snel aan volwassenheid gekoppeld wordt. De twee begrippen kinderen en seksualiteit worden dan ook doorgaans apart behandeld en afzonderlijk onderzocht. Echter start de seksuele ontwikkeling al vanaf de geboorte (Rademakers, Laan, & Straver, 2000). Het ondersteunen en begeleiden in de seksuele ontwikkeling van een kind wordt ook wel de seksuele opvoeding genoemd.

Het begrip seksuele opvoeding is breder dan het geven van informatie over seksualiteit. Het omvat alle boodschappen over seksualiteit en relaties die mee worden gegeven aan een, zowel verbaal als non-verbaal (Van der Doef, 2007). Volgens Stone et al., (2013) vallen onder seksuele opvoeding ook seksuele socialisatie processen waarbij niet

(8)

8 alleen attitudes, maar ook kennis en waarden over seksualiteit worden overgedragen en

verworven (Stone et al., 2013). Dit zijn complexe processen die plaatsvinden gedurende de gehele levensduur. Stone et al (2013) schreef over deze processen het volgende: ‘they involve the assimilation of contributions from different sources that are delivered in multiple forms- verbal and nonverbal, direct and indirect, intentional and unintentional’.

Peers, school, media en ouders hebben het meeste invloed op de seksuele ontwikkeling van een kind of adolescent. Ouders zijn aangewezen tot de belangrijkste seksuele onderwijzers van hun kinderen. Zij bezetten een prominente en unieke rol in het begeleiden en helpen van hun kind(eren) om gezonde seksuele volwassene te worden (Miller et al., 1998). Lee et al., (2005) stellen dat de ouders het belangrijkste referentiekader bieden aan hun kinderen. Ouders zijn in het algemeen een soort uitgangspunt waaraan een kind kan afmeten wat goed of slecht is, zo ook over seksuele onderwerpen. Kinderen identificeren zich in het algemeen met hun ouders, en nemen zij voor een deel de normen en waarden en

verwachtingen van hen over. Het gedrag van de ouders vormt de basis voor belangrijke beslissingen die kinderen en jongeren (eventueel op latere leeftijd) maken op seksueel gebied (Longmore, Manning & Giordano, 2001).

Volgens Boogaard (2010) staan twee aspecten centraal in de seksuele opvoeding. Enerzijds de ruimte die kinderen zouden moeten krijgen om hun eigen lichaam, en de

gevoelens die daarbij horen, te ontdekken. Anderzijds de aandacht van ouders aan veiligheid, morele ontwikkeling, en het aanleren van waarden en normen die passen bij de samenleving waarin de kinderen opgroeien. Het laatstgenoemde kan ervoor zorgen dat een kind voldoende handvatten heeft bij het actief worden op seksueel gebied, en bij de vorming van opvattingen over seksuele onderwerpen (Boogaard, 2010).

De rol van ouders als onderwijzer start vaak op de dag dat het kind geboren is. Dit gebeurt door middel van impliciete (imitatie en observatie) en expliciete assumpties over genderverhoudingen en rollen. In sommige gezinnen worden onderwerpen gerelateerd aan seksualiteit vermeden. Echter, leren kinderen ook opvattingen, attitudes en kennis over seksualiteit door non-verbale of indirecte communicatie van hun ouders. Dit worden de ‘silent lessons of sex’ genoemd (Darling & Hicks, 1983; Moore & Davidson, 1999).

De seksuele opvoeding die ouders zelf als kind hebben gehad is ook van invloed op de manier waarop zij hun kinderen op seksueel gebied opvoeden. Ouders van deze tijd zijn opgegroeid in een tijd waarin op seksualiteit meer een taboe heerste (Vermeire, 2005). Ouders die tevreden zijn over de eigen genoten seksuele opvoeding zullen hun kinderen op ongeveer dezelfde manier willen opvoeden op seksueel gebied. Daarentegen zullen ouders die niet

(9)

9 tevreden zijn over hun eigen genoten seksuele opvoeding, hun kinderen op een andere wijze willen opvoeden op seksueel gebied. Echter vormt dit voor deze groep een uitdaging, omdat ze geen goed voorbeeld hebben gehad (Raffaelli, Bogenschneider & Flood, 1998; Vermeire, 2005).

Tot dusver is er gesproken over de rol van ouders in de seksuele opvoeding. Maar nemen vaders en moeders in het algemeen dezelfde rol aan in de seksuele opvoeding? Uit verschillende onderzoeken naar de ouder-kind communicatie blijkt dat dit niet het geval is. Moeders praten vaker over seksualiteit praten dan vaders (DiIorio et al., 1999; Downie & Coates, 1999; Du Bois-Reymond & Ravesloot, 1996; Klaï, 2005). Dit geldt ook voor

Marokkaanse en Turkse gezinnen in Nederland (Van Keulen & Van Beurden, 2002). Volgens Kirkman, Rosenthal en Feldman ligt deze mindere mate van betrokkenheid bij de seksuele opvoeding aan dat vaders moeite kunnen hebben met het rijmen van hun traditionele rol als man en het praten over intieme onderwerpen met hun kinderen. Walsh, Parker en Cushing (2009) gaven een andere verklaring. Zij stelden dat vaders in het algemeen een meer beperkte gehechtheid hebben met hun kinderen dan moeders. Hierdoor is het wellicht makkelijker voor de moeder om over seksualiteit te praten met hun kinderen. Daarnaast zullen kinderen eerder vragen stellen over de, soms ongemakkelijke, onderwerpen gerelateerd aan seksualiteit aan hun moeder vanwege een betere gehechtheid. Nu kort is toegelicht wat seksualiteit en seksuele opvoeding inhoudt, zal in het volgende stuk dieper in worden gegaan op seksuele opvoeding. Dit zal aan de hand van vier aspecten van seksuele opvoeding besproken worden.

2.2 Aspecten van de seksuele opvoeding

Vermeire (2005) maakt in haar kwalitatieve onderzoek naar de ondersteuningsbehoeften van ouders bij de seksuele vorming van kinderen onderscheid tussen drie opvoedingsdoelen: normen en waarden, vaardigheden en informatie (Vermeire, 2005). Ook Zwiep (2010) maakt in haar onderzoeken naar de seksuele opvoeding van kinderen en jongeren in Nederland gebruik van deze drie aspecten van seksuele opvoeding. Zij voegt er het aspect het geven van ruimte om te ontwikkelen op seksueel gebied aan toe. Zij noemt de deelaspecten als volgt: het overdragen van kennis, het overdragen van normen en waarden, het geven van ruimte om te ontwikkelen en het aanleren van vaardigheden. Deze deelaspecten worden als volgt

toegelicht.

Het overdragen van kennis wordt ook wel seksuele voorlichting genoemd. Bij het overdragen van kennis wordt er informatie gegeven aan een kind of jongere over seksuele onderwerpen. Dit kan informatie zijn over voortplanting, seksuele voorkeuren, en nog vele

(10)

10 andere onderwerpen. Het tweede aspect is het overdragen van normen en waarden. Normen en waarden van ouders kunnen onbewust en bewust doorgegeven worden aan hun kinderen. Dit aspect kan tot uiting komen in het maken van afspraken over seksualiteit. Normen en waarden hebben in grote mate invloed op de invulling van de seksuele opvoeding. Het geven van ruimte om zich te ontwikkelen is het derde aspect van de seksuele opvoeding. Kinderen en jongeren ontwikkelen zich en leren door te proberen en te experimenteren. Dit kan

gebeuren met leeftijdsgenoten of alleen. Om te experimenteren is er ruimte nodig van ouders (Zwiep, 2010). Het laatste aspect is het aanleren van vaardigheden. Het gaat hierbij om vaardigheden die kinderen en jongeren nodig hebben voor een veilige en gezonde

seksualiteitsbeleving (Van der Doef, 1994: 38). Hierin staat centraal dat ouders het kind leren praten over seksualiteit, en dat ze reageren op vragen van het kind over seksualiteit. Tevens gaat dit aspect over het aanleren van andere vaardigheden zoals: voor zichzelf opkomen, rekening houden met anderen, en hulp en steun zoeken. Deze laatst genoemde vaardigheden kunnen een houvast zijn bij het maken van beslissingen op seksueel gebied( Zwiep, 2010).

In deze deelaspecten van de seksuele opvoeding staat de seksuele ouder-kind communicatie centraal. Volgens Lee, Marjanovic en Wijsen (2005) zijn er in de seksuele ouder-kind communicatie twee kernelementen te onderscheiden: ‘wat’ ouders en kinderen communiceren (de inhoud) en ‘hoe’ ze dat vervolgens doen (het proces). Onder het

kernelement inhoud vallen de onderwerpen die aan bod komen in de seksuele opvoeding en de achterliggende normen en waarden van de ouders. Uit een representatieve enquête onder 5000 Nederlanders (De Graaf et al., 2005) blijkt dat verscheidenen onderwerpen aan bod kunnen komen bij ouder-kind gesprekken over seksualiteit. De onderwerpen die het meest aan bod komen zijn: zwangerschap, geboorte, HIV/AID, voortplanting, menstruatie, geboorte en seksuele waarden/normen. De onderwerpen die het minst besproken worden zijn: natte dromen, erectie, abortus en masturbatie (De Graaf et al., 2005). Ouders maken het liefst de, voor hen, minst confronterende en intieme onderwerpen bespreekbaar. Zo leggen zij vaak de nadruk op de biologie van seks en minder op de besluitvorming van seks en andere sociaal-emotionele aspecten zoals weerbaarheid, lust en verlangen (Rosenthal et al., 1998).

De normen en waarden van de ouders spelen een grote rol in welke onderwerpen wel of niet besproken worden, en hoe ze besproken worden. Hoe seksuele onderwerpen besproken worden valt onder het tweede kernelement, het proces. Dit gaat over de manier waarop inhoud wordt overgedragen. Hieronder vallen meerdere aspecten: de timing, de communicatiestijl, de mate van explicitering, de materialen die gebruikt worden en de frequentie van communiceren over seksuele onderwerpen (Lee et al., 2005).

(11)

11 2.3 Religiositeit

Omdat de rol van religie in de seksuele opvoeding onderzocht zal worden, wordt nu ingegaan op religiositeit. Religiositeit is een veel besproken en bediscussieerd begrip in de

wetenschappelijke literatuur. In dit onderzoek wordt de volgende definitie van Stolz

aangehouden voor religiositeit: ‘individuele voorkeuren, emoties, overtuigingen en daden die zich richten op een bestaande (of zelfgemaakte) religie’ (Stolz, 2009). Hij stelt dat religiositeit meerdere dimensies heeft. De cognitieve dimensie betreft de religieuze overtuiging, veelal de religieuze traditie waarin iemand is opgegroeid. De gedragsmatige dimensie gaat over het volgen van persoonlijke of gezamenlijke rituelen. Persoonlijke rituelen zijn bidden, bijbel lezen of het volgen van religieuze programma’s. Een voorbeeld van een gezamenlijk ritueel is de frequentie van kerk of moskee bezoek. De affectieve dimensie heeft betrekking op de intuïtieve en gevoelsmatige betekenis van het geloof. Hierbij gaat het om de emotie of

gemoedstoestand richting God. Ten slotte omvat de motivationele dimensie de relevantie van het geloof voor het persoonlijke leven. In dit onderzoek zullen de dimensies van Stolz

gebruikt worden bij het bevragen van de religiositeit.

2.4 Seksuele scripts

Om de relatie tussen religie en seksuele opvoeding te kunnen begrijpen, moet eerst de relatie tussen religie en seksualiteit toegelicht worden. In het algemeen leven religieuze instituties informele scripts over wanneer seksueel activiteit wel en niet passend of geschikt is. Tussen getrouwde stellen wordt seksueel activiteit in het algemeen geaccepteerd, en vaak zelfs gestimuleerd om de intimiteit en kwaliteit binnen een huwelijk te vergroten. Ongetrouwde individuen worden daarentegen subtiel, of openlijk ontmoedigd om seksueel actief te zijn (Merton, 1968). Om bij een groep te horen die een normatief referentiekader biedt, hoeft echter niet te betekenen dat individuen het referentiekader ook daadwerkelijk zullen aanhangen (Merton, 1968). Men maakt gebruik van verschillende referentiekaders in hun leven (MacFarland, Uecker & Regnerus, 2011). Deze referentiekaders kunnen van religieuze aard zijn. Vervolgens is het de vraag of ouders deze referentiekaders doorgeven aan hun kinderen.

2.5 Christelijke en islamitische opvoeding in Nederland

In dit hoofdstuk zullen de algemene waardes en opvattingen van eerst de christelijke, en vervolgens de islamitische opvoeding in Nederland besproken worden. Hierbij is het van

(12)

12 belang te realiseren dat er binnen het christendom en de islam een grote diversiteit aan

groepen en opvattingen bestaan.

Anno 2008 rekent 58 procent van de volwassen bevolking in Nederland zich tot een kerkgenootschap. Katholieken vormen het grootste kerkgenootschap: 30 procent van de volwassen bevolking zegt tot het katholieken kerkgenootschap te behoren. Ongeveer 10 procent ziet zich als Nederlands hervormd, 4 procent gereformeerd en 5 procent rekent zich tot de Protestantse Kerk in Nederland. De Protestantse Kerk bestaat sinds 2004 uit de Nederlandse Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken in Nederland en de Evangelisch-Lutherse Kerk (CBS, 2009). Het is belangrijk het onderscheid tussen een religieuze traditie en religiositeit te benadrukken omdat religieuze tradities en religiositeit een verschillende rol kunnen spelen in het vormen van attitudes, overtuigingen en gedrag (Stefurak, Taylor & Megta ,2010). Evangelische protestanten neigen bijvoorbeeld naar meer conservatieve attitudes jegens onderwerpen van moraliteit, gevolgd door katholieke, en liberale

protestanten. Onder onderwerpen van moraliteit vallen abortus en sexualiteit in dit geval (Burdette, Hill, & Moulton, 2005). Het Christendom heeft in het algemeen een conservatieve invloed op de opvoeding. Kerkleiders en christelijk (geïnspireerde) opvoedkundigen leggen traditioneel gezien de focus op gezin, familie en op traditionele opvattingen over de man-vrouw verhouding. (Felling et al, 1991).

Naast verschillende groepen binnen christelijke Nederlanders hebben moslims in Nederland hebben verschillende etniciteiten en volgen verschillende stromingen binnen de islam. Marokkaanse moslims vormen sinds 2010 de grootste groep binnen de islamieten in Nederland, met zo'n 355.883 personen, gevolgd door de Turkse moslims met bijna 325.000 personen. De islam bestaat uit twee hoofdstromingen. Deze twee hoofdstromingen zijn ook in Nederland aanwezig. Het gaat hier om het soennisme en sjiisme. De grote meerderheid van de islamieten in Nederland behoort tot de soennitische stroming (Schmeetz & Riele, 2009). De Marokkaanse Nederlanders zijn een redelijk homogene groep. Volgens Gerard Wiegers, hoogleraar Religiewetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam, zijn zij over het algemeen malikitische soennieten. Onder Turkse Nederlanders bestaat meer diversiteit. Binnen de Turkse gemeenschap bevinden zich veelal alevieten. Dat is een stroming die volgens Wiegers meer tegen de sjiitische stroming aan zit. Alevieten bidden over het

algemeen niet vijf keer per dag en kennen geen moskeeën. Ook vasten zij minder lang tijdens de ramadan dan andere moslims (NOS, 2016).

In het algemeen worden islamitische Nederlandse kinderen autoritair

(13)

13 (toegestaan) en ‘haram’ (verboden) zijn hierin centrale concepten. Tevens is bij de meeste islamitische culturen in Nederland ‘aql’ een belangrijke waarde in de opvoeding (Pels & De Haan, 2003). ‘Aql’ houdt volgens Demant (2005) het volgende in: ‘‘dit verwijst naar het vermogen om alle gevolgen van je eigen daden te overwegen, en je als een verantwoordelijk persoon te gedragen; om sociale wijsheid te tonen. Het is het tegenovergestelde van

impulsief, ondoordacht, en sociaal onverantwoord gedrag’’. De opvoedingsdoelen die hierbij aansluiten zijn beleefdheid, hulpvaardigheid, gastvrijheid, netheid en vaardigheid in de omgang (Demant, 2005). Het concept ‘aql’ is verbonden met het concept ‘hayaa’. Dit kan vertaald worden als schaamte of bescheidenheid. Dit staat voor respect, ingetogenheid, en het behouden van afstand tot de andere sekse en ouderen. Zo geldt er in het algemeen binnen islamitische culturen dat kinderen niet in discussie horen te gaan met hun ouders of andere ouderen (Demant, 2005). Belangrijk is om hier te onderstrepen dat er variatie bestaat bij verschillende islamitische gezinnen en individuen in Nederland in het belang dat gehecht wordt, en op wat voor manier er belang gehecht wordt, aan concepten zoals halal, haram, aql en hayaa.

Deze hierboven besproken opvoedingswaarden kunnen in conflict zijn met

opvoedingswaarden uit andere referentiekaders. Opvoeders in migrantengezinnen kunnen dan ook geconfronteerd worden met andere referentiekaders waarin andere idealen leven.

Enerzijds kunnen kinderen ondersteund worden door hun ouders in het ontwikkelen van een meervoudige identiteit. Dit kan gebeuren aan de hand van een ‘duale’ socialisatie. Hierin gaat het vasthouden van bepaalde culturele of religieuze normen en waarden en tradities samen met aanpassing (Denby & Alfod, 1996; LaFramboise, Coleman & Gerton, 1993). Anderzijds kan er ook ‘racial socialization’ plaatsvinden (Coard et al., 2004). Hierbij wordt nadruk gelegd op culturele overdracht (Hughes & Chen, 1999). Naast duale en raciale socialisatie kunnen kinderen ook gestimuleerd worden door hun ouders om zich volledig aan te passen aan de lokale cultuur. Op basis van de reeds besproken theorie kan gesteld worden dat islamitische ouders de seksuele opvoeding van hun kinderen op de eerste plaats kunnen baseren op het referentiekader waarin de islamitische idealen leven. Op de tweede plaats kunnen islamitische ouders de seksuele opvoeding baseren op hun eigen referentiekader en andere referentiekaders die zich bevinden in Nederland wat betreft seksuele idealen. Ten slotte zouden islamitische ouders de seksuele opvoeding kunnen baseren op niet-religieuze referentiekaders.

Mede op basis van de bovengenoemde religieuze begrippen, concepten en opvoedingswaarden kan in dit onderzoek worden gekeken naar de rol van religie in de

(14)

14 vorming van seksuele voorlichting. In de volgende paragraaf wordt er gekeken naar de

algemene seksuele opvoeding in de islam en het christendom.

2.6 Seksualiteit en seksuele opvoeding in de Islam en Christendom

Zoals reeds is gesteld wordt de familie gezien als de het belangrijkste mechanisme in de overdracht van seksuele waarden (Mannheim, 1951; Coleman, 1961; Kandel & Lesser, 1972). Religie blijkt invloed te hebben op de ouderlijke opvoedingswaarde en gedragingen. Elke religie schrijft namelijk expliciete regels voor het alledaags handelen voor, en ook voor de opvoedingswijze (D’Antonio & Cavanaugh, 1983). In hoeverre de ouders deze seksuele religieuze waardes, en hun eigen (religieuze) waardes overdragen aan hun kinderen kan weer invloed hebben op de seksuele ontwikkeling van het kind (Roos & de Graaf, 2014). Maar wat zijn deze voornaamste opvattingen en normen en waarden over seksualiteit binnen de islam en het christendom? En wat zijn de expliciete regels voor het alledaags handelen rondom seksualiteit? Dit zijn cruciale onderwerpen om meer inzicht te kunnen krijgen in de rol van religie in de seksuele opvoeding van kinderen en adolescenten. Bepaalde normen en waarden en (ongeschreven) regels over seksualiteit binnen in de islam en christendom zouden namelijk eventueel een rol kunnen spelen bij de waarden en regels die ouders willen overdragen of aanleren aan hun kinderen. Wel is het belangrijk om te realiseren dat dit binnen het

christendom en de islam zou kunnen verschillen omdat religieuze groepen geen homogene groepen, maar heterogene categorieën (Brubakker, 2012). In de volgende paragraaf zullen de hierboven genoemde vragen besproken worden.

2.6.1 Seksualiteit en seksuele opvoeding christendom

‘Laten wij mensen maken die ons evenbeeld zijn, die op ons lijken; zij moeten heerschappij voeren over de vissen van de zee en de vogels van de hemel, over het vee, over de hele aarde en over alles wat daarop rondkruipt.’ God schiep de mens als zijn evenbeeld, als evenbeeld van God schiep hij hem, mannelijk en vrouwelijk schiep hij de mensen. Hij zegende hen en zei tegen hen: ‘Wees vruchtbaar en word talrijk, bevolk de aarde en breng haar onder je gezag: heers over de vissen van de zee, over de vogels van de hemel en over alle dieren die op de aarde rondkruipen.’

(Genesis 1: 26 -28)

(15)

15 Hedendaagse seksuele opvattingen binnen het christendom worden doorgaans gebaseerd op Bijbelse teksten. In dit hoofdstuk zullen de algemeen geldende opvattingen over seksualiteit in het christendom besproken worden. Hierbij worden af en toe verschillende passages uit de bijbel aangehaald. Echter vallen onder seksualiteit veel onderwerpen. Niet alle seksuele onderwerpen zullen in deze paragraaf aan bod komen.

Uit de volgende woorden van de bovenstaande passage zou geïnterpreteerd kunnen worden dat God seks aanmoedigt: “wees vruchtbaar en wordt talrijk”. Hierbij wordt seks gekoppeld aan een verbond tussen twee mensen, oftewel het huwelijk. In de Genesis 2: 24 wordt dit onderstreept: “zo komt het dat een man zich losmaakt van zijn vader en moeder en zich hecht aan zijn vrouw, met wie hij één van lichaam wordt”. In de bijbel wordt maagdelijkheid voor het huwelijk voor zowel mannen als vrouwen gestimuleerd. Deze opvatting is terug te zien in de volgende passages uit de bijbel:

‘Maar om te voorkomen dat jullie verkeerde dingen gaan doen, is het toch beter om te trouwen. Iedere man moet zijn eigen vrouw hebben en iedere vrouw haar eigen man’ (Korintiërs 7:2).

‘Maar jullie mogen absoluut niet met allerlei vrouwen of mannen naar bed gaan, of allerlei andere verkeerde dingen op het gebied van seks doen. Wees ook niet langer hebzuchtig’ (Efeziërs 5:3).

Binnen het christendom is veel discussie over het doel van seks en de ruimte voor genot tijdens seks. Volgens Hofstede (1998) wordt in het christendom, in tegenstelling tot binnen de Islam, seks voor het beleven van seksueel plezier in het algemeen afgewezen. Echter is uit de volgende passage te interpreteren dat er wel genot tijdens de geslachtsgemeenschap mag plaatsvinden:

“Verheug u met de vrouw van uw jeugd (...) Laten haar borsten u te allen tijde vreugdedronken maken. Moogt gij over haar liefde voortdurend in extase zijn” (Spreuken 5:18, 19).

Ook is uit het Bijbelboek Hooglied af te leiden dat je mag genieten van seks. Hooglied is een ode aan de liefde en aan de seksualiteit van twee mensen. In dit Bijbelboek wordt seksualiteit benaderd als een relatief breed begrip. Zo heeft niet alleen geslachtsgemeenschap een rol in de

(16)

16 relatie, maar ook lichamelijkheid, intimiteit en geslachtelijkheid. De volgende passages

illustreren dit:

‘Als een appelboom tussen de bomen van het bos, zo is mijn lief tussen de jongens. Ik verlang in zijn schaduw te zitten, met mijn tong wil ik zijn zoete vruchten proeven.’

(Hooglied 2:3)

‘mijn lief is mij een bundel mirre, hij slaapt tussen mijn borsten. Mijn lief is mij een

hennatrosin de wijngaarden van Engedi (…) Wat ben je mooi, mijn lief, wat ben je bekoorlijk’. (Hooglied 1:13)

Concluderend kan gesteld worden dat er verschillende interpretaties bestaan van bijbelse teksten over seksualiteit. Binnen het christendom is dan ook niet altijd overeenstemming over wat de algemene opvattingen over seksualiteit zijn (Schmeetz & Riele, 2009). Een onderwerp waar tot dusver geen overeenstemming bestaan is anticonceptie. Hier zijn geen Bijbelse teksten over te vinden. De katholieke kerk keurt dit echter wel af. Katholieken in Nederland lijken zich van het pauselijke verbod op anticonceptie alleen niet zoveel aan te trekken. Het percentage katholieken dat de pil gebruikt in Nederland is immers even hoog als het

percentage niet kerkelijke pilgebruiksters (Schmeetz & Riele, 2009).

2.6.2 Seksualiteit en seksuele opvoeding Islam

Ook de Koran en andere heilige islamitische teksten bieden richtlijnen over wat acceptabel en onacceptabel is voor moslims op het gebied van seksualiteit. De enige vorm van seksuele relatie die toegestaan is in de Islam is tussen echtgenoot en echtgenote. Dit wordt duidelijk uit de volgende passages:

‘Op een goede manier met je seksualiteit omgaan binnen het huwelijk is een gebod en behoort impliciet tot de islamitische eredienst, uiteraard binnen de grenzen van het huwelijk.

Geslachtsverkeer wordt door de koran van harte aanbevolen binnen de grenzen van het huwelijk: Alle seksualiteit die buiten het huwelijk plaatsvindt wordt gezien als ontucht, ‘inaa’, een hoofdzonde’ (Soera 2:223)’.

‘En laten zij die geen middelen tot huwelijk vinden zich kuis onthouden totdat God hen reikt maakt van Zijn genade” ( koranvers 24:33, Kramers 1992: 289)’.

Uit de hierboven genoemde soera 2:223 wordt duidelijk dat seksualiteit buiten het huwelijk verboden is voor moslims. Dit houdt in dat de meeste moslims voorechtelijke seks,

(17)

17 buitenechtelijke seks, homoseksualiteit en andere seksuele omgangsvormen als verboden zien (Vennix en Vanwesenbeeck 2005: 29). Seks voor het huwelijk kan leiden tot schending van de eer van de familie, terwijl in het algemeen, het behouden van de eer van de familie juist belangrijk is (Heemelaar, 2000). Naast geslachtsgemeenschap buiten het huwelijk geldt er ook een verbod van gemeenschap tijdens de menstruatie van de vrouw. Dit is af te leiden uit aayah (vers) 222 in de Koran:

“het is iets schadelijks, blijft dus gedurende de menstruatie van de vrouwen weg en gaat niet tot haar in, voordat zij hersteld is. Maar wanneer zij zich hebben gereinigd, gaat tot haar in, zoals Allah het u heeft bevolen”

Hoewel seksualiteit in het algemeen een vrij belangrijke plek inneemt binnen de Islam, wordt er niet altijd openlijk over gesproken (Lee et al., 2005). Over seksualiteit wordt binnen veel islamitische gezinnen doorgaans gezwegen (van Gelder en Lamur, 1993). De eerder genoemde bescheidenheid (hayaa) is ook terug te zien in de attitudes die moslims in het algemeen over seksuele onderwerpen hebben. Het gebruik van pornografische boeken, films en video’s gaat niet samen met de principes van bescheidenheid, net zoals het staren naar iemand met een tegenovergestelde sekse (D’Oyen, 1996).

2.7 Voorgaand onderzoek

Er is dusver weinig wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de rol van religie in de seksuele opvoeding. De onderzoeken die reeds zijn uitgevoerd richtten zich voor het grootste gedeelte op de bevolking van Amerika, en op het christendom (Regnerus, 2005). In de artikelen van DiIorio et al., (2003) en Walsh et al., (1999) wordt gesteld dat religie over het algemeen duidelijke richtlijnen geeft over seksualiteit, zoals de seksuele vrijheid en timing van de eerste keer geslachtsgemeenschap. Zij stellen dat deze sterke moraal ervoor zorgt dat ouders

regelmatig met hun kinderen over seksualiteit praten om de regels duidelijk te maken en ervoor te zorgen dat jongeren deze ook naleven (DiIorio et al., 2003; Walsh et al., 1999). Uit het mixed-methods onderzoek van Regnerus (2005) naar de seksuele communicatie tussen christelijke ouders en kinderen in Amerika, blijkt dat christelijke ouders minder geneigd zijn om met hun kinderen over de beleving van seks en het gebruik van voorbehoedsmiddelen te praten dan niet-christelijke ouders. Zij ervaren meer moeilijkheden met de communicatie over seksuele onderwerpen dan niet christelijke ouders. Indien ze over seksuele onderwerpen

(18)

18 communiceren, pogen christelijke ouders voornamelijk seksuele waarden over te brengen (Regnerus, 2005).

Naast de bovengenoemde onderzoek naar de rol van het christendom in de seksuele opvoeding zijn er reeds enkele onderzoeken verricht naar de rol van de islam in de seksuele opvoeding. Zo blijkt uit onderzoek van de Graaf, Kruijer, Van Acker en Meijer (2012) dat jongeren in Nederland van Marokkaanse, Turkse en Surinaamse afkomst relatief weinig met hun ouders praten over seksualiteit. Dit is lijn met onderzoek van Lee en Mouthaan (2007) naar seksuele opvoeding van Marokkaanse kinderen. Hieruit is gebleken dat Marokkaanse moeders veelal zwijgen over seksuele onderwerpen. Uit onderzoek van Lee en Mouthaan (2007) bleek dat Marokkaanse ouders zich veelal richten op biologische aspecten van seksualiteit. Seks voor het huwelijk wordt vaak niet toegestaan, dus zwijgen ouders zo lang mogelijk over seksualiteit om jongeren niet op ideeën te brengen. Want volgens deze logica is praten over seksualiteit aanzetten tot seksueel gedrag. Uit het onderzoek van Lee en

Mouthaan is gebleken dat Marokkaanse moeders vooral de gevaren benadrukken van seks in de seksuele opvoeding van hun kinderen (Lee en Mouthaan, 2007). Echter ligt de nadruk in de bovengenoemde onderzoeken op etniciteit in plaats van religie. Er zijn dan ook tot dusver geen onderzoeken uitgevoerd waarbij de rol van de islam en christendom in de seksuele opvoeding naast elkaar gezet worden. Vanwege de verschillende uitkomsten van de

bovengenoemde onderzoeken, en vanwege het feit dat er slechts bepaalde groepen binnen het christendom en islam onderzocht zijn, kunnen er geen duidelijke verwachtingen gesteld worden over de rol van de islam en christendom in de seksuele opvoeding van kinderen en adolescenten.

Probleemstelling 3.1 doelstelling

Volgens van Ginneken, Ohlrichs & van Dam (2004) vinden ouders seksuele opvoeding een lastig aspect van de opvoeding. Dit kan namelijk zelden op een neutrale, waardevrije, puur biologische manier gegeven worden. Gesprekken over seksuele onderwerpen raken

persoonlijke denkbeelden opvattingen, waarden en normen. Sommige kinderen en jongeren krijgen van hun ouders nauwelijks of geen adequate seksuele opvoeding omdat dit binnen hun religie niet gangbaar is. Daarnaast worden ouders geconfronteerd met de kennis die hun kinderen door middel van andere informatiebronnen vergaren, zoals het internet, media,

(19)

19 school of peers. Hierbij is de informatie niet altijd betrouwbaar. Om bovengenoemde redenen hebben ouders behoefte aan meer informatie over de invloed van religie op seksualiteit (van Ginneken, Ohlrichs & van Dam, 2004). Dit is van belang omdat de mate en vorm van seksuele ouder-kind communicatie, en seksuele voorlichting van invloed is op de (latere) seksbeleving en fysieke gezondheid van een kind of adolescent (Graaf et al., 2005). Daarnaast is de rol van de islam en het christendom in de vorming van seksuele opvoeding tot dusver onderbelicht in wetenschappelijk onderzoek.

Het doel van dit onderzoek is het in kaart brengen van de rol van de islam en het christendom in de seksuele opvoeding van kinderen en adolescenten. De rol van religie in seksuele opvoeding wordt onderzocht aan de hand van interviews met religieuze moeders. In de interviews wordt gefocust op de rol van de individuele beleving van religiositeit. Er zullen dan ook geen bevindingen of uitspraken gedaan worden over de Islam of het christendom in het algemeen. Er zal niet gepoogd worden om de mogelijke gevonden overeenkomsten en verschillen tussen de groepen te generaliseren. Ook omdat er rekening gehouden moeten worden met de verschillende stromingen en nuances die bestaan binnen het christendom en de islam. De mogelijke overeenkomsten en verschillen tussen deze groepen zullen dan ook niet representatief zijn voor de gehele groep. De focus in dit onderzoek ligt op wat voor manier de individuele beleving van religiositeit van moeders vorm of betekenis geeft aan de seksuele opvoeding van hun kinderen.

3.2 Vraagstelling

Om de rol van religie in de seksuele opvoeding in kaart te brengen is de volgende hoofdvraag opgesteld: Wat is de rol van religie in de seksuele opvoeding van kinderen en

adolescenten. Er is gekozen om geen kinderen en adolescenten te interviewen omdat het onderzoek zich richt op de rol van religie in de seksuele opvoeding. Het moment dat ook de kinderen en adolescenten bij het onderzoek betrokken worden, verliest het wellicht de focus. De hoofdvraag zal aan de hand van vier deelvragen beantwoord worden.

De eerste deelvraag luidt: Wat zijn de opvattingen over seksualiteit van de moeder? Aan de hand van deze vraag kan achterhaald worden wat de opvattingen van de moeder zijn over seksuele onderwerpen.

De tweede deelvraag luidt: Hoe geven de christelijke en islamitische moeders vorm aan de vier hoofdaspecten van seksuele opvoeding? In meerdere onderzoeken (Zwiep, 2010 & Van der Doef, 1994) wordt seksuele opvoeding opgedeeld in vier aspecten:

(20)

20 aanleren van vaardigheden. Deze vier aspecten zullen in deze deelvraag de leidraad zijn voor het operationaliseren van het begrip seksuele opvoeding. Er zal eveneens besproken worden wat de eventuele link met religie hierbij is.

De derde deelvraag luidt: Wat is de inhoud van de seksuele moeder-kind communicatie en hoe ziet dit proces eruit bij islamitische en christelijke moeders?

Volgens Lee, Marjanovic, en Wijsen (2005) zijn er in de ouder-kind communicatie twee kernelementen te onderscheiden: ‘wat’ ouders en kinderen communiceren (de inhoud) en ‘hoe’ ze dat vervolgens doen (het proces). Aan de hand van deze kernelementen zal de seksuele opvoeding verder besproken worden. Tevens zal hier besproken worden wat de eventuele link is met religie.

De vierde deelvraag luidt: In hoeverre ervaren islamitische en christelijke moeders dat seksuele onderwerpen bespreekbaar zijn?

Bij deze deelvraag zal voorin in worden gegaan op de rol van religie in de beleving bespreekbaarheid van seksualiteit.

3.3 Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie

Zoals hierboven reeds is gesteld blijkt er een grote vraag uit de praktijk te zijn naar hoe opvoeders invulling zouden moeten geven aan de seksuele opvoeding van kinderen en adolescenten. Deze vraag wordt gesteld vanuit zowel ouders, kinderopvang als leerkrachten (Zwiep, 2010; De Graaf, 2013). Om de seksuele ontwikkeling van jonge kinderen en adolescenten beter te kunnen ondersteunen, is het van belang om in kaart te brengen hoe opvoeders vorm geven aan seksuele opvoeding en welke gevoeligheden er omtrent dit onderwerp bestaan (van Ginneken, Ohlrichs & van Dam, 2004). Bij het vormgeven van de seksuele opvoeding spelen verschillende factoren een rol. Religie blijkt hierbij een cruciale rol te spelen. Wat deze rol precies inhoudt, is onduidelijk (Diiorio, Pluhar & Belcher 2009 ; Stone et al., 2013). Wel wordt er gesteld door Ohlrichs en van der Vlugt (2013): “religie en cultuur zijn van grote invloed op denkbeelden, opvattingen, waarden en normen over seksualiteit en kleuren de ervaringen en beleving” (p.7). Wat precies de rol van religie is in de opvattingen en waarden en normen over seksualiteit inhoudt, zal nader onderzocht worden in dit

onderzoek.

Kennis over de rol van religie in de seksuele opvoeding kan op educatief punt van belang zijn. Uit onderzoek van Ohlrichs en van der Vlugt (2013) blijkt dat docenten in Nederland bij het geven van seksuele voorlichting op scholen tegen diversiteit in kennis over seksualiteit van hun leerlingen aanlopen. Sommige jongeren krijgen van hun ouders of

(21)

21 verzorgers nauwelijks of geen gepaste seksuele opvoeding omdat dit binnen hun religie of cultuur niet altijd gebruikelijk is. Zo wordt in het rapport gesteld dat seksualiteit in

islamitische gezinnen in Nederland geen onderwerp van gesprek is (Ohlrichs & van der Vlugt, 2013). Tevens blijkt uit dit rapport dat docenten en voorlichters behoefte hebben aan kennis over de invloed van cultuur en religie op seksualiteit, zodat ze hier eventueel rekening mee kunnen houden. Daarnaast kunnen ook ouders geconfronteerd worden met de kennis of normen die hun kinderen door middel van andere informatiebronnen vergaren, die hun eigen religieuze opvattingen tegenspreken.

Tenslotte gaat wetenschappelijk onderzoek naar seksuele opvoeding voornamelijk over de gevolgen van de seksuele opvoeding op het kind of over de seksuele opvoeding vanuit het perspectief van het kind en is de rol van religie in de seksuele opvoeding reeds onderbelicht in het wetenschappelijke jargon (Vermeer, 2011; Regnerus, 2005).

Het blijkt dus van belang om de rol van religie in de seksuele opvoeding nader te onderzoeken. Voorlichters, docenten en ouders kunnen van meer informatie voorzien worden over de invloed van religie op seksualiteit (van Ginneken et al., 2004). Meer informatie over de rol van religie in seksualiteit kan zorgen voor betere seksuele voorlichting en daarmee wellicht voor minder risicovol seksueel gedrag van adolescenten (Schouten et al., 2007; Ohlrichs & van Dam, 2004).

4. Methode

4.1 Onderzoeksstrategie

De gekozen onderzoeksstrategie is kwalitatief. Dit onderzoek is van kwalitatieve aard omdat de theorie uiteindelijk gevormd wordt op basis van individuele gesprekken met islamitische en christelijke moeders. De informatie uit de interviews zal vertaald worden op een

beschrijvende manier in plaats van in cijfers en grafische resultaten, wat het geval is bij kwantitatief onderzoek (Bryman, 2008). Een kwalitatieve benadering maakt het mogelijk om een brede range van ouderlijke ideeën en perspectieven op het onderwerp te onderzoeken. Bij vragenlijsten zou er wellicht te weinig informatie omhoog komen. Daarnaast beleeft een ieder religie op zijn of haar manier, en geeft iedereen hier op een unieke manier vorm aan. Dit is slechts kwalitatief te onderzoeken. Indien er kwantitatief onderzoek naar dit onderwerp gedaan zou worden zou de heterogeniteit van de respondenten verloren gaan.

Het streven van dit onderzoek is niet om algemene uitspraken te doen over een grote groep mensen – dus om een onderzoek te verrichten met hoge generaliseerbaarheid, zie bijvoorbeeld Pelham en Blanton (2007, p. 63, 64). Het streven van dit onderzoek is om de

(22)

22 beleving van religiositeit en de rol hiervan in de seksuele opvoeding van de deelnemers aan dit onderzoek in detail te kunnen beschrijven en (proberen te) begrijpen. Om deze reden past het meer bij de aard van dit onderzoek dat de omvang van de steekproef gering is (Smith & Osborn, 2003, p. 54). De epistemologie bij dit onderzoek is interpretivistisch. De nadruk zal namelijk gelegd worden op de beleving van de respondenten en hun subjectieve ervaringen waarbij getracht wordt om meerdere waarheden die naast elkaar kunnen bestaan te

vergelijken.

4.2 Onderzoeksdesign en methoden.

In dit onderzoek is gekozen voor een cross-sectioneel design. De data zal verzameld worden aan de hand van diepte interviews. Op basis van de interviews kan niet verwacht worden dat er algemene uitspraken gedaan kunnen worden over mogelijke verschillen tussen de groepen. Wel zouden de interviews meer inzicht kunnen geven in de manier waarop de twee groepen invulling geven aan de seksuele opvoeding van hun kinderen, en de rol van religie hierin. De diepte-interviews zullen gehouden worden aan de hand van een topiclijst. Hierin staan de centrale thema’s vermeld. Er is gekozen voor een semigestructureerd interview omdat er hierin voldoende flexibiliteit en vrijheid in het interview proces is om door te vragen op bepaalde thema’s, en omdat hierbij de respondenten ruimte hebben om zelf onderwerpen, die van nut zijn voor het onderzoek, aan te snijden. Het gaat in dit onderzoek om persoonlijke verhalen, waardoor een focusgroep minder geschikt is.

4.3 Onderzoekspopulatie en sampling

In dit onderzoek is gebruikt gemaakt van purposive sampling, wat inhoudt dat de respondenten aan bepaalde criteria moeten voldoen. De criteria zijn dat de respondenten kind(eren) moet hebben tussen de 15 en 20 jaar en dat de respondenten zichzelf als religieus (christelijk of islamitisch) ziet. De keuze voor deze specifieke leeftijd van de kinderen kan gerechtvaardigd worden omdat er wellicht bepaalde seksuele onderwerpen nog niet aan bod komen bij jongere kinderen. Om een volledig beeld te krijgen van de seksuele communicatie is gekozen voor ouders van kinderen vanaf 15 jaar waardoor in het algemeen al meerdere onderwerpen besproken zijn, en de seksuele opvoeding reeds redelijk vorm heeft

aangenomen. Er is gekozen voor het interviewen van moeders omdat uit onderzoek is gebleken dat vooral moeders de rol op zich nemen van de seksuele opvoeder (DiIorio et al., 1999; Downie & Coates, 1999; Du Bois-Reymond & Ravesloot, 1996; Klaï, 2005).

(23)

23 Bij de purposive sampling zal gebruik worden gemaakt van een gatekeeper voor het werven van de islamitische respondenten. De christelijke respondenten zullen via via geworven worden. Bij het werven van de respondenten zal gepoogd worden rekening te houden met een redelijke representatie van verschillende christelijke en islamitische religieuze groepen, en met een redelijke diversiteit aan etniciteit bij de islamitische

respondenten. De etniciteit van een respondent kan namelijk een rol spelen in de vorming van de seksuele opvoeding.

4.4 Operationalisering

De hoofdconcepten, dimensies en indicatoren zijn gebaseerd op het theoretisch kader en de hoofd-en deelvragen van dit onderzoek. Om de rol van religie in de seksuele opvoeding te onderzoeken worden er drie concepten geoperationaliseerd: de religiositeit van ouders, seksuele opvoeding en seksuele communicatie.

Religiositeit wordt in dit onderzoek gedefinieerd als ‘individuele voorkeuren, emoties, overtuigingen en daden die zich richten op een bestaande (of zelfgemaakte) religie’ (Stolz, 2009). Het concept religiositeit heeft in dit onderzoek betrekking op de religiositeit van de moeders die geïnterviewd zullen worden. Het in kaart brengen van de religiositeit kan bijdragen aan het begrijpen en analyseren van de rol van religie in de seksuele opvoeding. In dit onderzoek zullen vier dimensies van religiositeit onderscheiden worden. Deze luiden als volgt: de cognitieve, gedragsmatige, affectieve en de motivationele dimensie van religiositeit. De cognitieve dimensie betreft de religieuze overtuiging – in het algemeen passend binnen de religieuze traditie waarin iemand is opgegroeid. De gedragsmatige dimensie gaat over het volgen van persoonlijke of gezamenlijke rituelen zoals bidden of de frequentie van, in dit onderzoek, kerk-of moskee bezoek. De affectieve dimensie heeft betrekking op de intuïtieve en gevoelsmatige betekenis van het geloof; hieronder vallen ook de mystieke en spirituele kwaliteiten. Ten slotte omvat de motivationele dimensie de relevantie van het geloof voor het persoonlijke leven. Tijdens de interviews zal de invulling van deze verschillende dimensies door de respondenten bestudeerd worden.

Op de tweede plaats zal seksuele opvoeding geoperationaliseerd worden. In dit onderzoek wordt de definitie van Zwiep aangehouden: ‘seksuele opvoeding is het kind begeleiden bij zijn seksuele ontwikkeling. Dat betekent dat je het kind houvast biedt en ondersteunt bij de vaardigheden die het moet opdoen voor een optimale seksuele ontwikkeling. Seksuele opvoeding is bieden wat het kind nodig heeft om zich te kunnen ontwikkelen’ (Zwiep 2010: 63). Seksuele opvoeding kan volgens Zwiep onderverdeeld

(24)

24 worden in vier deelaspecten: het overdragen van kennis, het overdragen van normen en

waarden, het geven van ruimte om zich te ontwikkelen en het aanleren van vaardigheden. Deze aspecten zijn uitgebreider besproken in het theoretisch kader.

Ten slotte zal seksuele communicatie geoperationaliseerd worden. Volgens Lee, Marjanovic, en Wijsen (2005) zijn er in de seksuele ouder-kind communicatie over

seksualiteit twee kernelementen te onderscheiden: ‘wat’ ouders en kinderen communiceren (de inhoud) en ‘hoe’ ze dat vervolgens doen (het proces). Onder het kernelement “inhoud” vallen de onderwerpen die aan bod komen in de seksuele opvoeding door de ouders en de achterliggende normen en waarden van de ouders. Bij de onderwerpen die wel of niet aan bod komen in de ouder-kind seksuele communicatie zal vervolgens worden ingegaan waarom er wel of niet over bepaalde onderwerpen gepraat wordt en wat de achterliggende redenen hiervoor zijn. Dit kernelement inhoud overlapt voor een deel de deelaspecten van Zwiep. Echter kan het van toegevoegde waarde zijn om in kaart te brengen wat de specifieke seksuele onderwerpen zijn die besproken worden. Dit zal niet uitgebreid aan bod komen bij het

bespreken van de deelaspecten van Zwiep. Proces, het tweede kernelement van de ouder-kind communicatie, gaat over de manier waarop de inhoud wordt overgedragen. Hieronder vallen meerdere aspecten: de timing, de communicatiestijl, de mate van explicitering en de

frequentie van communiceren over seksuele onderwerpen. Deze aspecten zijn reeds in het theoretisch kader besproken.

4.5 Ethische verantwoording

In dit onderzoek zal er rekening mee worden gehouden dat seksualiteit voor velen een gevoelig onderwerp is. Ook zal er rekening mee worden gehouden dat praten over de manier waarop ouders kinderen opvoeden vaak een gevoelig onderwerp is. Gezien deze

gevoeligheden zullen een aantal overwegingen meegenomen worden. Tijdens de interviews mag er op geen enkel moment een waardeoordeel van de onderzoeker naar voren komen. Het is van cruciaal belang dat de respondenten het gevoel hebben dat hun meningen en normen en waarden volledig gerespecteerd worden. Ook omdat de respondenten zich vrij moeten voelen om voor hun waarden uit te kunnen komen. Tijdens de interviews zal de onderzoeker zijn of haar opvattingen over een “goede” seksuele opvoeding achterwege laten. Opvattingen van de onderzoeker zijn niet relevant voor het onderzoek en het uiten van deze opvattingen kunnen schadelijk zijn voor de betrokken respondenten. Daarnaast is het goed om bewust te zijn van de mogelijke consequenties van het afnemen van de interviews. Mijn verwachting is dat opvoeders die niet bewust zijn van de manier waarop ze vorm geven aan de seksuele

(25)

25 opvoeding van hun kinderen, na het interview hier bewuster van zullen worden. Indien dit het geval is, zou dit onderzoek invloed kunnen uitoefenen op bepaalde ouders. Dit vraagt dus om zorgvuldigheid van mij als onderzoeker. Bovendien is het belangrijk om stil te staan bij het feit dat ikzelf katholiek ben. Dit zou, eventueel, mijn objectiviteit kunnen beïnvloeden. Om deze invloed zo minimaal mogelijk te houden, is het van belang dat ik mij regelmatig afvraag hoe het gesteld is met de objectiviteit. Ten slotte is het van belang dat ik als onderzoeker de anonimiteit van mijn respondenten zal waarborgen. Om deze anonimiteit te versterken zal ik bij het bespreken van de onderzoeksresultaten gebruik maken van pseudoniemen.

5. Resultaten

5.1 Onderzoeksproces

In totaal hebben 13 respondenten deelgenomen aan dit onderzoek. Voor de moeders gold dat er redelijk snel enige patronen zichtbaar waren in de gegeven antwoorden. Hierdoor was er redelijk snel sprake van enige theoretische saturatie en volstonden 13 interviews voor een goede weergave van het beeld dat de islamitische en christelijke moeders hebben geschetst. Echter is het belangrijk om te realiseren dat de beleving van religiositeit voor ieder individu anders is, en dat de uitvoering van de seksuele opvoeding van elk individu ook anders was. Ook omdat dit al snel duidelijk werd, had het geen toegevoegde waarde om meer dan 13 interviews af te nemen. Naast bepaalde patronen die zichtbaar werden, verschilde de inhoud van de interviews dus erg van elkaar. De respondenten zijn allen moeder met een of meerdere kinderen tussen de 15 en 25 jaar oud. Zes respondenten zijn moslim, en zeven christelijk. De islamitische respondenten zijn geworven aan de hand van een gatekeeper, een Turkse vriendin die zich in een netwerk van islamitische moeders bevond. Daarnaast zijn de islamitische respondenten geworden aan de hand van het netwerk van de onderzoeker. Het merendeel van de christelijke respondenten zijn aan de hand van het netwerk van de onderzoeker gevonden. Twee christelijke respondenten zijn gevonden aan de hand van de facebookpagina ‘christelijk opvoeden’. De respondenten waren allen onbekend voor de onderzoeker. Elf interviews vonden plaats bij de respondent thuis. Een interview vond plaats in een café. Een ander interview werd bij een kennis van de geïnterviewde afgenomen. Dit was vanwege

geheimhouding voor de man van de respondent. De interviews duurden tussen de 35 minuten en 1,5 uur. Gemiddeld duurde een interview 53 minuten. Elk interview is opgenomen. Hier werd geen bezwaar tegen gemaakt door de respondenten.

(26)

26

5.2 Introductie respondenten

De respondenten vallen in de leeftijdscategorie 48-58 jaar. Alle respondenten voelen zich christen of moslim. Zij wonen verspreid over Nederland. Drie respondenten zijn woonachtig in de zogeheten Bible Belt. Twee respondenten wonen in Amsterdam, waarvan een in oost en een in de Bijlmermeer. Een uitgebreider overzicht van de respondenten is weergegeven in bijlage 8.4. Nadat alle interviews getranscribeerd waren, is aan de hand van grounded theory een codeerschema opgesteld. Deze manier van data-analyse wordt gekenmerkt door een iteratief proces. Dit betekent dat gedurende het onderzoek constant heen en weer gegaan wordt tussen de data, concepten, categorieën en theorieën (Bryman, 2012, p. 387). Coderen is een belangrijk onderdeel van deze ‘grounded theory’ (Bryman, 2012, p. 568). De transcripten zijn gecodeerd aan de hand van drie type codes: ‘open’, ‘axiaal’ en ‘selectief’. Een overzicht van alle open, axiale en selectieve codes is terug te vinden in de bijlage (zie bijlage 8.3). Tevens is in deze bijlage een voorbeeld te vinden van een gecodeerd transcript (zie bijlage 8.4). Het grotendeel van de codes zijn opgesteld aan de hand van de theoretische concepten uit het theoretisch kader. Er zijn ook paar nieuwe dimensies en concepten naar voren

gekomen aan de hand van de interviews. In de volgende paragrafen worden de resultaten uit de interviews uiteen gezet. In de resultaten zal alleen de specifieke christelijke stroming genoemd worden wanneer de moeder zichzelf meer schaart onder deze stroming dan onder het christendom. Een paar moeders gaven namelijk nadrukkelijk aan dat ze zichzelf meer als christen zien in plaats van bijvoorbeeld katholiek. Bij het bespreken van de islamitische moeders zal, wanneer van toegevoegde waarde, de islamitische stroming genoemd worden.

5.3 Seksualiteit

In deze paragraaf zal besproken worden hoe de moeders tegen seksualiteit aankijken.

Vervolgens zal besproken worden wat volgens de respondenten de algemene opvattingen zijn binnen de islam en het christendom over seksualiteit.

De respondenten gaven uiteenlopende definities van seksualiteit. Opvallend was dat vijf van de zes islamitische moeders alleen geslachtsgemeenschap noemden. Als volgt luidt de definitie van seksualiteit van Naima, een islamitische moeder: “Weet ik veel, seksualiteit, dan denk ik aan seks”. Dit in tegenstelling tot de christelijke moeders. Zij gaven allen in hun definitie aan dat seksualiteit voor hen persoonlijk meer omvat dan geslachtsgemeenschap. Het volgende citaat van de christelijke moeder Betty illustreert dit.

(27)

27 “Seksualiteit is iets moois, het zit in ieder mens. Het is een woord zonder negatieve klank, iets dat God ons heeft meegegeven, waar je van mag genieten. Het heeft niet alleen met seks te maken, het is een hele natuur die je hebt gekregen van God”.

Volgens Betty zijn alle mensen namelijk “gemaakt door God”. Ze zegt ook het volgende: “je hebt je lichaam van God gekregen”. Naast dat God mensen heeft geschapen, heeft God volgens Betty ook “seksualiteit geschapen in ons”.

Over seksualiteit zijn volgens de respondenten duidelijk regels opgesteld binnen de islam en christendom. Opvallend was dat de islamitische respondenten meer spraken over islamitische regels en rituelen rondom seksualiteit dan de christelijke respondenten. De belangrijkste, meest terugkerende, en algemeen geldende regel over seksualiteit binnen de islam en het christendom is dat seks buiten het huwelijk niet is toegestaan. Dit werd door iedere moeder nadrukkelijk genoemd. Echter noemden twee sjiitische islamitische moeders - Nafees en Mahnaz - een alternatief verbond. Als je dit verbond aangaat kan je wel

geslachtsgemeenschap hebben zonder officieel getrouwd te zijn. Zij waren niet zeker of dit verbond alleen gold voor sjiieten, of ook voor soennieten. Dit verbond wordt een Nikah al-mut'ah of een sighe genoemd. Deze sighe kan op elk moment opgezegd worden. Dit verbond werd niet door andere moeders genoemd.

Andere islamitische regels over seksualiteit die genoemd werden luidden als volgt: anale en orale seks en geslachtsgemeenschap tijdens de ongesteldheid van de vrouw zijn absoluut haram (verboden). Volgens Samira is dit vanwege het belang van reinheid in de islam: “ Als je bidt ben je een met God, en dan moet je rein zijn. Daarom mag je ook niet bidden als je ongesteld bent”. Daarnaast noemden drie moeders; Samira, Mahnaz en Nafees, het belang van ritueel wassen na de geslachtsgemeenschap en ongesteldheid. Dit wassen gebeurt op een specifieke manier waarbij een vers geciteerd wordt. Mahnaz licht het ritueel wassen als volgt toe: “.Het is ritueel wassen, doel van dit is rein worden. Je wast je lichaam met water. Janaba, de grote onreinheden worden verwijderd, gaan weg dan. Na

ongesteldheid en seks”. Dit ritueel wassen wordt ook wel de grote wassing, oftewel de ghoesl genoemd. Opvallend was dat een islamitische moeder, Nafees, afweek van de rest van de islamitische moeders wat betreft de islamitische regels over anale en orale seks. Zij stelde dat anale en orale seks niet verboden is in de islam. De christelijke moeders noemden geen rituelen rondom seksualiteit. Regels over anale, orale seks en geslachtsgemeenschap tijdens ongesteldheid kwamen ook niet ter sprake.

(28)

28 Pornografie was een onderwerp waar daarentegen wel overeenstemming over was. Alle moeders gaven aan dat pornografie verboden is binnen de islam en christendom. Er mag niet naar andere vrouwen of mannen gekeken worden dan de echtgenoot of echtgenote. De respondenten gaven aan dat dit duidelijk genoemd wordt in de koran en bijbel. De

reformatorische moeder Liesbeth illustreerde dit als volgt:

“Het is strijdig met het zevende gebod: gij zult niet echtbreken. Bloot hoort dan ook alleen binnen het huwelijk. In de bijbel staat: wie een vrouw aanziet om haar te begeren, heeft overspel gedaan. Dan ben je eigenlijk al schuldig in dat gebod”.

Drie van de zes islamitische respondenten gaven aan dat seks nog vaak wordt afgedaan binnen de islam als iets vies, iets waar je niet van mag genieten. Nafees en Nesrin noemden dat het voor veel moslims normaal is om het licht uit doen tijdens seksuele activiteiten.

Door alle respondenten werd genoemd dat homoseksualiteit niet geaccepteerd wordt binnen de islam en het christendom. De respondenten gaven hierbij aan dat het om de

daadwerkelijke daad van seksueel activiteit tussen twee personen van hetzelfde geslacht. Dat is verboden. Dit werd als volgt geïllustreerd:

Nafees: “als iemand zegt : ik ben homo, en verder doe ik er niks mee dan is diegene in de ogen van de islam niet een homo denk ik. Het gaat om seksueel contact. Dat is niet toegestaan. En dat geef ik mij aan mijn kinderen”.

Hester:“seksualiteit is echt voor man en vrouw geschapen. Dus homoseksualiteit wordt een aantal keer genoemd in de bijbel wel als gruwel in de ogen van God. Niet de geaardheid, maar de daad.”’

De respondenten gaven aan dat het religieuze huwelijk bedoeld is voor man en vrouw, en dat het om deze rede niet de bedoeling is dat twee mannen of twee vrouwen met elkaar seksuele activiteiten ondernemen. Zij kunnen niet in een gelovig huwelijk treden.

Opmerkelijk was dat twee christelijke respondenten stelden dat het niet aan hen was om over homoseksuelen te oordelen, dit was aan God zelf. Els lichtte dit als volgt toe:

“Ook heb ik aangegeven dat ik hoop dat ze zich niet laten verleiden tot het ingeven van homoseksuele handelingen of gedachten, maar mocht het wel zo zijn, dat ze ik ze niet minder lief zou hebben, want het oordeel is niet aan mij maar aan God”.

(29)

29 Ten slotte gaven alle christelijke respondenten aan dat er binnen het christendom duidelijke regels zijn opgesteld wat betreft anticonceptie, namelijk dat het niet de bedoeling is om de leiding te nemen in zoiets groots als de voortplanting. Dit moet overgelaten worden aan God. Desalniettemin werd gesteld door de christelijke respondenten dat dit niet door veel christenen in Nederland wordt nageleefd. De volgende twee quotes illustreren dit:

Mireille: “Er is een enorm verschil tussen de officiële standpunten van de katholieke kerk zoals die vanuit rome naar de bisdommen komen, en vanuit de bisdommen de parochies ingestuurd worden, en de praktijk van al die katholieken gezinnen”. Liesbeth: “De praktijk leert dat heel veel vrouwen wel aan de pil zijn [in de reformatorische gemeenschap]”.

Daarentegen waren de islamitische moeders minder uitgesproken over de algemeen geldende regels over voorbehoedsmiddelen binnen de islam. Samira zei over het gebruik van

voorbehoedsmiddelen door moslims in Nederland het volgende:

Samira:“ja dat wordt wel gebruikt. Dat mag ook. Maar als je de echte ‘harde’ islam leeft, dan mag het niet. Maar de echte islam wordt niet meer gevolgd. Iedereen gebruikt wat in Nederland. Maar binnen echte harde islam, is het kinderen maken, gewoon produceren”.

5.4 Seksuele opvoeding moeder

In deze paragraaf zal inzichtelijk gemaakt worden hoe de respondenten hun eigen seksuele opvoeding als kind ervaren hebben. Vervolgens zal er gekeken worden naar de relatie tussen de seksuele opvoeding van de respondenten zelf en de seksuele opvoeding die zij aan hun kinderen hebben gegeven.

Alle islamitische moeders behalve Nesrin gaven aan dat seksualiteit in hun opvoeding een taboe was. Nesrin gaf de volgende reden voor de relatieve openheid over seksuele

onderwerpen: “Ik had absoluut geen traditionele opvoeding, ouders. Wij waren niet net als mama en dochter, maar vriendinnen”. Naast Nesrin, werd er in het algemeen niet over seksuele onderwerpen gepraat. Ook bij de meeste christelijke respondenten werd er niet over seksualiteit gepraat in hun eigen opvoeding. Bij zes van de zeven christelijke moeders is de seksuele opvoeding in hun kindertijd besproken in het interview. Vijf van deze zes gaven aan

(30)

30 dat er niet over seksuele onderwerpen gepraat werd. Als er wel over een seksuele onderwerp gesproken werd bij de islamitische en christelijke moeders, ging dat gepaard met schaamte en ongemak van hun ouders kant. Mireille illustreert dit als volgt: “het voelde meer als een taboe omdat ik haar daar mee in verlegenheid bracht. Ik voelde haar ongemak”.

Waar wel duidelijk over gecommuniceerd werd bij de islamitische moeders thuis was het belang om maagd tot het huwelijk te blijven. Zij gaven aan dat maagd blijven tot het huwelijk voornamelijk voor vrouwen heel belangrijk is in de islam.Voor vijf van de zes islamitische moeders was het duidelijk dat hun ouders van hen verwachtten dat ze maagd zouden blijven tot het huwelijk. Deze verwachting ging bij Samira gepaard met angst. Dit was volgens haar een gevolg van het gebrek aan kennis over seksuele onderwerpen. Samira zei hierover:

“ Als je gevallen was, en je bloedde was ik al bang dat ik ontmaagd was. Die angst heb je, wordt meegegeven. Het is echt een angst! Hoe kon je je maagdelijkheid verliezen? Ik wist het allemaal niet! Toen ik de eerste keer ongesteld werd wist ik het ook niet, ik wist niet wat het was. Dat werd mij niet verteld. Ik had echt zoiets ik bloed dood!”.

Het gebrek aan kennis hierover veroorzaakte ook voor de christelijke moeder Els angst: “Ik was op mijn 13e voor het eerst ongesteld en ik dacht echt dat ik dood ging. Ik wist niet wat het was”. Vroeger werden bij Mireille thuis de informatieve aspecten van seksualiteit wel enigszins besproken. Alleen ging dit gepaard met ongemak en verlegenheid bij de moeder van Mireille. Zij gaf aan dat bepaalde opvattingen uit het katholicisme een rol speelde in de seksuele opvoeding die zij kreeg van haar ouders: “alleen zoenen voor het huwelijk, meer niet” bijvoorbeeld. Daarnaast dachten de ouders van Mireille dat seks voor het huwelijk de volgende consequentie kon hebben: “ze dachten leerstelling dat je gestraft zou worden in de hel”.

Opvallend was dat bij slechts één christelijke respondent de ouders vroeger expliciet genoemd hebben dat seks voor binnen het huwelijk bedoeld was. Daarentegen was het bij vier islamitische respondenten expliciet gezegd dat seks voor het huwelijk niet was toegestaan binnen de islam.

Vijf van de zeven christelijke moeders, en een van de zes islamitische moeders noemden nadrukkelijk dat zij hun kinderen op een andere manier wilden opvoeden op

(31)

31 openheid over seksuele onderwerpen bij de opvoeding van hun kinderen. Samira illustreert dit als volgt:

Samira: “Ik wilde het heel anders doen. Totaal anders! Zeker voorbereiden. Als ik wat makkelijker was opgevoed, had ik ook wat makkelijk gedacht. Het heeft een

tegenovergestelde invloed dus. Van het extreme [gesloten] naar het niet extreem [heel open]. Ik heb het anders gedaan dan bij mij is gedaan”.

Samira stelt dus dat zij heel vrij en open is geworden naar haar kinderen toe over seksualiteit, als consequentie van de extreme geslotenheid van haar ouders over seksualiteit. Samira is de enige respondent die met haar kinderen over de beleving en ervaring van seks praat. De rest van de respondenten gaven aan dat de beleving van seks niet besproken werd.

5.5 Seksuele opvoeding kind

In deze paragraaf zal worden ingegaan op hoe de respondent invulling geeft aan de seksuele opvoeding van haar kind(eren). Allereerst zullen de vier aspecten van de seksuele opvoeding uit het theoretisch kader apart besproken worden. Daarna zal toegelicht worden hoe de moeders communiceren over seksuele onderwerpen. Ten slotte zullen in de interviews genoemden religieuze factoren die een rol spelen bij de totstandkoming van de seksuele opvoeding beschreven worden.

5.5.1 Normen en waarden

De normen en waarden over seksuele onderwerpen die de respondenten poogden over te brengen aan hun kinderen liepen erg uiteen. Veel normen en waarden die aan de kinderen meegegeven werden zijn gestoeld op religieuze normen en waarden. Drie van de zes islamitische moeders en drie van de zeven christelijke moeders gaven aan dat ze hun kind(eren) hebben meegegeven te wachten met geslachtsgemeenschap tot het huwelijk. Liesbeth legde dit aan haar kinderen uit als volgt: “Geslachtsgemeenschap is tussen een man en een vrouw, binnen het huwelijk. Zo vraagt God het van ons, zo is het in de bijbel

uitgelegd”. Bepaalde moeders stellen hierover strakke regels, en andere moeders geven het mee als richtlijn. Opmerkelijk was dat een moeder, de islamitische moeder Nesrin, expliciet tegen het wachten met geslachtsgemeenschap tot het huwelijk was. Zij vond dat het beter was om ervaring op te doen op seksueel gebied voor het huwelijk. Zij besefte dat dit tegen de

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

We bring together insights from signaling theory and the employer image literature to argue that entrepreneurial job advertisements signal distinct, and often unobserved,

In the main part, the tutorial took a closer look at four different settings to discuss important aspects in the huge space of compositional verification: (1.) Maximal models for

More importantly Chapter 3 will also discuss new strategies of patent holders namely Non Practising Entities, patent thickets and misuse by originator companies in the

Hoe ouders denken over de relationele en seksuele opvoeding van hun kinderen, hoe de communicatie over seksualiteit tussen ouders en kinderen verloopt en welke opvoedingsdoelen

Encourage teacher and ECEC educators, teachers, ECEC professionals and school leaders - through both initial and continuous professional development - to themselves develop a

Vooral vaders tot 45 jaar zijn van mening dat ze meer tijd aan hun kind(eren) zouden moeten besteden (47% van hen is deze mening toegedaan, tegenover 35% bij de oudere

rollen van mannen en vrouwen – mannen zijn de baas in seksuele relaties en vrouwen gedragen zich als lustobjecten en (b) opvattingen over de vrijblijvendheid van seksuele

RQ: How did the quality newspapers in Norway and the UK (the Guardian, the Daily Telegraph, Aftenposten and Adresseavisen) portray the issue of climate change in the period around