NOTA 682
1 augustus 1972
Instil:uut voor Cultuurtechniek en Waterhuishouding
Wageningen
CHLORIDEGEHALTEN VAN HET BOEZEMWATER
IN WEST-NEDERLAND
C.G. Toussaint, ing.
discussie van
de conclusies
nog niet is aiigesloten.
Nota's van hei: Instituut zijn in principe interne
communicatiemid-delen, dus geiïti officiële publikaties.
Hun inhoud varieert sterk en kan zowel betrekking hebben op een
eenvoudige weorgave van cijferreeksen, als op een concluderende
onderzoeksresultaten. In de meeste gevallen zullen
echter van voorlopige aard zijn omdat het onderzoek
Bepaalde nota'
in aanmerking
s komen niet voor verspreiding buiten het Instituut
I N H O U D
Biz.
1. INLEIDING 1
2. GEBIEDSBESCHRIJVING 2
3. PROBLEEMSTELLING ' 2
3.1. Verzilting oppervlaktewater 2
3.2. Ontwikkelingen binnen het onderzoeksgebied 5
3.3. Economische belangen 5
3.4. Doel van het onderzoek 6
4. ONDERZOEK 7
4.1. Detailgebiedjes 7
4.2. Monsterplaatsen 7
4.3. Bemonsteringsperiode en frequentie monstername 13
5. VERWERKING RESULTATEN 14
5.1. Berekeningen 14
5.2. Tabellen 16
5.3. Figuren 16
6. BESPREKING RESULTATEN 18
6.1. De concentratie en het verloop van het chloride-ion 18
6.2. Correlaties tussen de Cl-gehalten 28
6.3. Invloed van interne- en externe zoutbronnen 33
6.4. Invloed van de Rijn op het chloridegehalte in het
boezemwater 35
6.5. De invloed van de hoeveelheid neerslag op het
Cl-gehalte 36
6.6. Frequentie van boezemverversing en/of doorspoeling 38
7. GEVOLGEN VAN VERZILTING VOOR LAND- EN TUINBOUW 46
8. MAATREGELEN TER BEPERKING VAN DE VERZILTING 47
9. SAMENVATTING EN CONCLUSIES 48
10. LITERATUUR 52
11. BIJLAGEN 55
1. INLEIDING
In het kader van het onderzoek naar de verontreiniging van het
oppervlaktewater wordt de laatste jaren steeds meer aandacht besteed
aan de verzilting van het polder- en boezemwater in West-Nederland.
Dit is op zich geen vreemde zaak, omdat de verzilting, zoals uit
on-derzoek is gebleken, voor een belangrijk deel bijdraagt tot de
toene-mende kwaliteitsvermindering. Gezien de ontwikkelingen, als toename
van de bevolking, voortschrijdende industrialisatie en uitbreiding
van tuinbouw, speciaal glastuinbouw, zal steeds meer aandacht moeten
worden besteed aan het behoud van een goede kwaliteit van het
opper-vlaktewater. Grote hoeveelheden water zullen derhalve beschikbaar
moeten zijn voor de doorspoeling en het op peil houden van de boezem.
Ten aanzien van de watervoorziening zijn de mogelijkheden tot inlaten
zeer beperkt. Het gebied is vrijwel volledig afhankelijk van de bij
Gouda ingelaten hoeveelheid Rijnwater. De kwaliteit van dit water is
dus in hoge mate bepalend voor de kwaliteit van het boezemwater, en
vormt bovendien een belangrijke bepalende factor ten aanzien van de
hoeveelheid in te laten water. Recente onderzoekingen hebben
aange-toond, dat het oppervlaktewater in West-Nederland in toenemende mate
verzilt als gevolg van de bijdrage door interne en externe
zoutbron-nen (VAN DEN BERG, 1967 en 1968; COUWENHOVEN, 1969; TOUSSAINT, 1970
en 1972; RIJKSWATERSTAAT, 1970).
De mate van verzilting is afhankelijk van de concentratie van het
water aan chloride-ionen en het beloop hiervan in een bepaalde
perio-de. Dit is vooral van betekenis voor de in het gebied voorkomende
glastuinbouw. Uit onderzoek is gebleken, dat aan de concentratie van
het chloride-ion limieten moeten worden gesteld om schadelijke
gevol-gen te voorkomen. Proeven met onder glas geteelde tuinbouwgewassen
hebben aangetoond, dat de produktiviteit sterk daalt als het
Cl-gehal-te van het beregeningswaCl-gehal-ter stijgt boven de 200 mg per liCl-gehal-ter. Voor de
groente- en bloementeelt als geheel wordt deze grens als toelaatbaar
beschouwd. Bij zoutgevoelige gewassen zoals komkommer, boon en vele
in pot geteelde sierteeltgewassen zoals Azalea, Calceolaria, Ericaceën,
Primula, heesters en coniferen treden dan reeds opbrengstredukties op
(ARNOLD BIK, 1969; BIERHUIZEN en PLOEGMAN, 1967 en 1970; VAN DEN ENDE
en SONNEVELD, 1967, 1969 en 1971; PLOEGMAN, 1969; TOUSSAINT, 1970).
Hiervoor zou een grens van 150 mg per liter moeten worden aangehouden.
Voor de in de vollegrond geteelde gewassen liggen de limieten hoger.
In droge perioden echter kan voor bepaalde groente-, bloemisterij- en
boomkwekerij gewassen niet meer dan 300 mg chloriden per liter worden
getolereerd. Het streven van de waterschappen is er op gericht om het
Cl-gehalte van het boezemwater, speciaal in tuinbouwgebieden, zo laag
mogelijk te houden. Vooral in droge perioden levert dit, in verband
met de in die periode beperkte doorspoelingsmogelijkheden, grote
pro-blemen op. Er bestaat steeds meer behoefte aan kennis omtrent de
groot-te van en de variaties in het Cl-gehalgroot-te van het boezemwagroot-ter en de
bij-drage van de diverse zoutbronnen hieraan. Deze nota heeft dan ook tot
doel om aan de hand van bestaande gegevens een inzicht te krijgen in dit
probleem.
2. GEBIEDSBESCHRIJVING
Het in dit onderzoek beschouwde gebied, aangeduid als'West-Nederland',
wordt begrensd door de Noordzee, het Noordzeekanaal, de Nieuwe Waterweg
en de lijn Gouda-Amsterdam en beslaat de Hoogheemraadschappen van
Rijn-land, Delfland en Schieland (fig. la). Over de bodemkundige gesteldheid,
waterhuishouding, oppervlakten en grondgebruik kan worden verwezen naar
publikaties van COUWENHOVEN en TOUSSAINT (1969, 1970, 1972), waarin meer
literatuur dienaangaande wordt verstrekt.
3. PROBLEEMSTELLING
3.1. V e r z i l t i n g o p p e r v l a k t e w a t e r
Als gevolg van interne- en externe zoutbronnen zijn de problemen ten
aanzien van de verzilting en de bestrijding hiervan in de laatste jaren
sterk toegenomen.
Bij de verzilting kan men onderscheid maken tussen de interne- en
2
W E S T - N E D E R L A N D overzie hts k a a r t
f i g 1a
• waarnemingsstation neerslag
d l gemaal
«,X.< sluis
— s t r o o m r i c h t i n g w a t e r
Katwijk
10 km
Den Haag
Parksluizen
fig. 1 b
WEST-NEDERLAND
• o; o v e r z i c h t s k a a r t m o n s t e r p l a a t s e n
C L - g e h a l t e
f\ gebied binnen h o o g h e e m r a a d s c h a p
grenzen h o o g h e e m r a a d s c h a p
-~eJ- boezemkanalen
«.O.Xsluizen
12 km
externe verzilting. De interne verzilting wordt in hoofdzaak
veroor-zaakt door het hoge zoutgehalte van het grondwater, dat door de polders
(kwelwater) en de industrie (opgepompt koelwater) wordt geloosd met
het gevolg, dat op diverse plaatsen zout op de boezem wordt gebracht.
Bij de externe verzilting dringt zout via verbindingen met het
buiten-water het gebied binnen, zoals door schut- en inlaatsluizen en
inlaat-gemalen. Zo worden onder andere door de Rijn grote hoeveelheden zouten
aangevoerd, welke via de Lek in de Hollandse IJssel stromen en bij
Gouda worden ingelaten. Het gevolg van dit alles is, dat het Cl-gehalte
in het oppervlaktewater en het beloop hiervan wordt beïnvloed.
3.2. O n t w i k k e l i n g e n b i n n e n h e t o n d e r
-z o e k s g e b i e d
Behalve de industrie heeft ook de tuinbouw, speciaal die onder
glas, zich de laatste jaren sterk uitgebreid. Door de intensivering
en de technische ontwikkeling, waaronder automatisering van de
be-drijven, worden praktisch het gehele jaar door gewassen geteeld met
veelal uitzonderlijk hoge produkties per ha. Hierdoor is de
waterbe-hoefte, die vrijwel geheel wordt gedekt door beregening met
oppervlak-tewater, aanzienlijk toegenomen. Deze beregening heeft in alle
tuin-bouwgebieden ten doel het groeiproces te bevorderen en overtollige
kunstmest uit te spoelen, terwijl met name in het Westland het in
stand houden van een - vlak dunne - zoetwaterlaag van groot belang is.
Verder kan worden geconstateerd dat in het kader van de
vrijetijdsbe-steding de ontwikkeling van recreatieve projecten toeneemt, waarvoor
eveneens grote hoeveelheden water van goede kwaliteit beschikbaar
moeten zijn. De consequentie van deze genoemde ontwikkelingen is wel,
dat aan de kwaliteit van het oppervlaktewater hogere eisen moeten
wor-den gesteld, terwijl de waterbehoefte nog steeds toeneemt.
3.3. E c o n o m i s c h e b e l a n g e n
In West-Nederland is ondermeer de tuinbouw, speciaal onder glas,
van groot economisch belang. De bruto produktiewaarde bedroeg in 1970
ruim 1,4 miljard gulden, waarvan ruim 1 miljard gulden of 71 %
afkom-stig is van de tuinbouw onder glas (VAN SOEST, 1971). Uit proeven is
gebleken, dat verhoging van het Cl-gehalte in het beregeningswater tot
boven een voor elk gewas kritische waarde schadelijke invloed heeft op
de produktiviteit (zie inleiding pag. 1). Indien de gestelde limieten
worden overschreden kan de schade tot miljoenen guldens oplopen, wat
zou kunnen leiden tot een economische teruggang in het betreffende
ge-bied.
3.4. D o e l v a n h e t o n d e r z o e k
Het probleem van de verzilting is reeds lange tijd onderwerp van
studie. Het onderzoek heeft zich tot voor kort vooral gericht op de
ver-zilting van het open water en de bestrijding hiervan. In het algemeen
hadden vele onderzoekingen tot doel een globaal overzicht te krijgen van
de jaarlijkse verziltingstoestand, waarbij veelal werd uitgegaan van een
momentopname. Dit heeft op zich waardevolle gegevens opgeleverd, echter
over het verloop van het chloridegehalte in een bepaalde periode was men
vrijwel niet geïnformeerd. Voor reeds verricht onderzoek kan hierbij
worden verwezen naar publikaties van onder andere NED. VERENIGING TEGEN
WATER-, BODEM- EN LUCHTVERONTREINIGING, 1942; DE GRUTTER en MOLT, 1950;
COMMISSIE ONDERZOEK LANDBOUWHUISHOUDING NEDERLAND 1952-1957; SNIJDERS,
1958; VAN DER BURGH, 1959/1960 en RIJKSWATERSTAAT, 1970.
Met behulp van de beschikbare Cl-gehalten van een groot aantal
mon-sters van het boezemwater van West-Nederland, welke door de
Hoogheemraad-schappen reeds jaren worden verzameld, was het mogelijk om het verloop
van de chlorideconcentraties voor elke gewenste periode na te gaan.
De gegevens zullen in deze nota worden gerangschikt in tabellen en
figuren. Voorts zullen boezembalansen van de deelgebieden worden
opge-steld om een inzicht te krijgen van de gebruikte hoeveelheid
doorspoel-water en met welke frequentie de boezem wordt ververst.
Het doel van d i t onderzoek is na te gaan hoe de concentratie van
de chloride-ionen in de boezemwateren verloopt en welke waarde als
toe-laatbare grens moet worden aangehouden. Bij dit laatste dient opgemerkt
te worden dat de te noemen grenzen afhankelijk zijn van de aard van de
produktie in het betreffende gebied.
4 . ONDERZOEK
4.1. D e t a i l g e b i e d j e s
In verband met de uitgebreidheid van het onderzoeksgebied en de
talrijke hierin voorkomende waterlopen zijn de Hoogheemraadschappen
Rijnland, Delfland en Schieland verdeeld in respectievelijk 6, 4 en
2 detailgebiedjes (fig. lb). Bij de keuze van de afzonderlijke
ge-biedjes is rekening gehouden met het gemiddelde stromingsbeeld van
het oppervlaktewater en andere interne omstandigheden als grondgebruik
en eventuele aanwezige verziltingsbronnen. Binnen elk gebiedje komen
belangrijke boezemwateren voor, die in hoofdzaak dienen voor de
aan-en afvoer van water.
4.2. M o n s t e r p l a a t s e n
Door de technische diensten van de Hoogheemraadschappen worden op
regelmatige tijden en op vele plaatsen in de boezem watermonsters
ge-nomen die op chloridegehalte worden geanalyseerd. De keuze van de
monsterplaatsen is geheel een beleid van de genoemde diensten. De
lig-ging van de plaatsen is gegeven in fig. lb; de nummering komt overeen
met die van de Hoogheemraadschappen. Voor de omschrijving van de
mon-sterplaatsen kan worden verwezen naar tabel 1. De gegevens zijn
afkom-stig van de monsterplaatsenkaarten van de technische diensten Rijnland,
Delfland en Schieland.
Tabel 1. Omschrijving van de monsterplaatsen in het boezemwater
Nummer R IJ N L A N D
1 NOORDER BUITEN SPAARNE bij Rijnlands gemaal te Spaarndam
2 JAN GIJZENVAART van de brug in de Delftlaan te Haarlem
3 NOORDER BUITEN SPAARNE, tegenover Spaarnehovenstraat te Haarlem
4 NOORDER BUITEN SPAARNE, tegenover Droste te Haarlem
5 NIEUWE GRACHT vanaf Manegebrug bij de Kinderhuisvest te Haarlem
6 BROUWERSVAART bij viaduct spoorlijn Haarlem - Leiden
7 DELFT vanaf brug nabij Zweminrichting Stoops Bad
8 HOUTVAART Lorentzkade bij Bestevaerstraat te Haarlem
9 TREKVAART van Haarlem naar Leiden vanaf voetbrug + 780 m ten
zuiden van Zandvoortselaan te Haarlem
10 MOOIE NEL lagedijk bij jachthaven
Vervolg tabel 1.
Nummer R IJ N L A N D
12 RINGVAART HAARLEMMERMEERPOLDER bij brug Ringvaartweg -
Schip-holweg te Heemstede
13 ZOMERVAART Prins Bernhardlaan bij kruising Zomervaart te Haarlem
14 FUIKVAART vanaf brug in rijwielpad over Fuikvaart
15 RINGVAART HAARLEMMERMEERPOLDER bij brug in de weg Heemstede
-Aalsmeer nabij het oude gemaal
'De Cruquius'
16 TREKVAART van Haarlem naar Leiden brug Manpad (+ 850 m ten
zuiden van Leiduin)
17 TREKVAART VAN Haarlem naar Leiden vanaf brug in Margrietenlaan
te Hillegom
18 TREKVAART van Haarlem naar Leiden vanaf Trekvaartbrug te Halfweg
tegenover Delftweg
19 RINGVAART HAARLEMMERMEERPOLDER vanaf brug bij Bennebroek
20 RINGVAART HAARLEMMERMEERPOLDER vanaf brug ten Noorden
Beton-fabriek 'Ringvaart, Hillegom
21 RINGVAART HAARLEMMERMEERPOLDER achter Rijnlands gemaal te Halfweg
22 RINGVAART HAARLEMMERMEERPOLDER voor het gemaal de Lijnden
23 RINGVAART HAARLEMMERMEERPOLDER uitmonding Nieuwe Meer in de
Ringvaart
24 NIEUWE MEER aan het einde van het geleidewerk van de schutsluis,
die toegang geeft tot de Schinkel
25 NIEUWE MEER bij gemaal Buitendijkse Buitenveldersepolder
26 RINGVAART HAARLEMMERMEERPOLDER lozing Z.I. Schiphol (café No. 270
tegenover botenwerf)
27 RINGVAART HAARLEMMERMEERPOLDER vanaf de brug in de prov. weg
Heemstede-Aalsmeer
28 MACHINEVAART bij veiling bloemenlust te Aalsmeer (Oost)
29 RINGVAARTOOSTEINDERPOELPOLDER Schinkelsluisje, einde
Oosteinder-weg te Aalsmeer
29a RINGVAART OOSTEINDERPOELPOLDER Mr. Takkade bij Zweminrichting
' 't Oosterbad' te Aalsmeer
30 MOLENVAART bij de spoorbrug bij het veilinggebouw te Aalsmeer
31a WESTEINDERPLASSEN bij de watertoren van Aalsmeer (oostzijde)
31c WESTEINDERPLASSEN Herenweg +_ 500 m ten noordoosten van
Scheeps-en ArkScheeps-enbouw 'Zorn'
32 RINGVAART HAARLEMMERMEERPOLDER bij de brug te Oude Wetering op
het terrein van het Rijnlands
Observatorium
33 TREKVAART van Haarlem naar Leiden vanaf de Mallegatsbrug bij
uitmonding Schippersvaart te Noordwijkerhout
34 TREKVAART van Haarlem naar Leiden vanaf de Piet Gijzenbrug in
de 's-Gravendamsche weg te Noordwijkerhout
35 TREKVAART van Haarlem naar Leiden vanaf Noordwijkerhoekbrug
36 MAANDAGSE WATERING vanaf Hogenwegbrug nabij uitmonding
Woens-dagse Watering te Noordwijk
37 KATWIJKS KANAAL bij Rijnlands gemaal te Katwijk
38 KATWIJKS KANAAL vanaf landhoofd van de voormalige Roversbrug
(eind Noordwijkerweg) te Katwijk
39 RIJN vanaf de Roskambrug in Katwijk a/d Rijn
'
:
t
f.
11
52
53
54
55
56
62
63
64
65
66
67
68
69
70
71
72
73
74
Vervolg tabel 1
Nummer R IJ N L A N D
41 RIJN bij uitmonding van de Groote Watering te Valkenburg
• 42a GROOTE- OF VALKENBURGSE WATERING nabij tankgracht van het
vliegveld Valkenburg
42b GROOTE- OF VALKENBURGSE WATERING in de tankgracht van
vlieg-veld Valkenburg nabij de
Groote Watering
43 GROOTE- OF VALKENBURGSE WATERING bij inmalingsinstallatie
van L.D.M, in de
toevoer-watering naar die
installa-tie
44 RIJN bij uitmonding Wassenaarse Watering te Valkenburg
45 RIJN bij de oude brug Haagsche Schouw
46 RIJN achter café 'De groote vink' te Voorschoten
47 RIJN vanaf de Rijnzichtbrug, bij spoorlijn Leiden-Utrecht
48 OEGSTGEESTERKANAAL bij het verlengde van de Kanaalstraat te
Rijnsburg
49 OEGSTGEESTERKANAAL bij de uitmonding van de Zandsloot te
Oegstgeest
50 OEGSTGEESTERKANAAL vanaf Oegstgeesterbrug bij het 'groene
kerkj e'
51 OEGSTGEESTERKANAAL vanaf de Leebrug in de Abspoelweg te
Oegstgeest
POELMEER ter hoogte van het Leidse hek (Tol) te Oegstgeest
SPOORSLOOT BIJ SIKKENS LAKFABRIEKEN ZIJSLOOT DINSDAGSCHE
WATERING nabij de lozing van Sikkens
RINGVAART HAARLEMMERMEERPOLDER bij brug rijksweg 4
RINGVAART
HAARLEMMERMEERPJOLDER
nabij het gemaal de
Leegh-water
SASSENHEIMERVAART bij brug in rijksweg 4
WARMONDER LEEDE ter plaatse van jachthaven 't Fort te
Warmond
ZIJL tegenover boerderij 'De Eenzaamheid' (Zweiland)
ZIJL bij de Driegatenbrug over de Dwarswatering
ZIJL tegenover de Touwfabrieken te Leiderdorp
TREKVAART van Haariem naar Leiden tegenover uitmonding
Poel-watering bij houtzaagmolen Mulder, Leiden
STINKSL00T vanaf de spoorbrug nabij de lozing van Z.I. Leiden
TREKVAART van Haarlem naar Leiden vanaf brug in Maresingel te
Leiden
NIEUWE RIJN bij Aalmarkt tegenover Waaggebouw te Leiden
RIJN vanaf Blauwpoortsbrug te Leiden
RAPENBURG ter hoogte van de Langebrug te Leiden
OUDE RIJN vanaf Schrijversbrug bij de Zijlpoort te Leiden
NIEUWE RIJN vanaf de brug bij de Zijlsingel te Leiden
RIJN- SCHIEKANAAL tegenover huize 'Allemansgeest' te
Voorschoten
75 RIJN- SCHIEKANAAL vanaf de brug in het jaagpad over de
Bakkersloot
76 RIJN- SCHIEKANAAL ter hoogte van Z.I. Leidschendam
77 RIJN- SCHIEKANAAL bij sluis te Leidschendam recht tegenover
slagerij
Vervolg tabel 1
Nummer R IJ N L A N D
78 STOMPWIJKSE VAART vanaf Kniplaanbrug te Stompwijk
79 MEER- OF BUURWATERING ter hoogte van de warenhuizen in de
Drooggemaakte Geer- en Kleine
Blankaard-polder
80- ELLEBOOGSE WATERING vanaf de brug over de Noordase Vliet nabij
cafë van Wed. Oltshoorn
81 NOORD AA vanaf de Geerbrug in de Zuidbuurt te Zoeterwoude
82 NIEUWE VAART vanaf de brug over de Jan Koenensloot te Stompwijk
83 VROUWEVAART ter hoogte van het klooster te Zoeterwoude
84 WEIPOORTSE VLIET VANAF de Lagerbergerbrug in de Broekweg
85 OUDE RIJN vanaf de Leiderdorpse brug
86 OUDE RIJN tegenover de uitmonding van de Does
87 DOES vanaf brug in de Hoofdstraat te Leiderdorp
88 DWARSWATERING vanaf de Munnikkenbrug in de Hoogmadese weg
89 VOORBOEZEM BENT- EN DELFPOLDER vanaf de Bentbrug over de
Hoge-veense vaart in rijksweg 11
(Rijndijk)
92 OUDE RIJN vanaf de brug in Koudekerk a/d Rijn
93 OOSTVAART vanaf Oostvaartbrug in rijksweg 11 te Hazerswoude
Rijndijk
95 OUDE RIJN nabij hoeve de Bonte Paal
96 OUDE RIJN 100 m ten oosten van 's Molenaarsbrug te Alphen a/d
Rijn
97 OUDE RIJN vanaf ophaalbrug in Alphen a/d Rijn (dorpskern)
98 OUDE RIJN bij kruising Rijn - Gouwe - Aarkanaal te Alphen a/d
Rijn
99 OUDE RIJN tegenover opslagterrein van de Rijkswaterstaat, ter
hoogte van Goudse Rijpad
100 OUDE RIJN vanaf ophaalbrug Zwammerdam
101 OUDE RIJN 20 m ten oosten van de Reeuwijkse sluis in rijksweg 11
te Bodegraven
102 RIJPWETERINGSE VAART bij Koppoel jachtwerf C. Jonkman te
Rijpwetering
103' DOES dorpskern Hoogmade tegenover R.K. Lagere School
104 WIJDE AA bij Zwetsloot vanaf brug Ofwegen in de Ofwegener watering
105 WIJDE AA bij gemaal polder Oudendijk
106 BRAASSEMMERMEER bij zweminrichting de 'Brasem'
107 BRAASSEMMERMEER bij dorpskern Rijnsaterwoude (havenmonding)
108 OUDE WETERING bij pontveer
109 DRECHT vanaf brug W. v.d. Veldeweg te Leimuiden
110 DRECHT bij peilschaal Tolhuissluis
111 LEIDSE VAART vanaf de brug in de Herenweg te Rijnsaterwoude
113 HEIMANSWETERING 100 m ten noorden van 's Molenaarsbrug te
Alphen a/d Rijn
113a HEIMANSWETERING vanaf provinciale brug te Woubrugge
114 GOUWE vanaf hefbrug te Boskoop
115 GOUWE vanaf hefbrug te Waddinxveen
116 GOUWE achter Rijnlands gemaal te Gouda
117 HILLEGOMMERBEEK haven te Hillegom
118 LISSERBEEK vanaf brug in de weg van Lisse naar Hillegom tegenover
Grullemans
Vervolg tabel 1.
Nummer
R IJ N L A N D
119 HAVEN TE LISSE bij de bloembollenveiling
120 HET MALLEGAT vanaf Engelenburg in de weg Leiden - Haarlem
tussen Sassenheim en Lisse
121 SASSENHEIMERVAART vanaf brug in de Beukenlaan te Sassenheim
122 TEILINGERVAART vanaf brug in de weg Leiden - Haarlem te
Sassenheim
123 RIJNSBURGER VLIET vanaf brug ter hoogte van de Brouwerstraat
te Rijnsburg
124 TREKVAART VAN HALFWEG NAAR AMSTERDAM voor gemaal
Spiering-horner-binnenpolder
125 GR00TE BRAAK langs Spaarndammerdijk
126 BENNEBROEKERVAART vanaf brug in de weg Haarlem - Leiden
127 RINGVAART HAARLEMMERMEERPOLDER tegenover zweminrichtinR
'De blauwe beugel'
129 RINGVAART HAARLEMMERMEERPOLDER tegenover 'Hanepoel' (Kaagweg)
10
11
12
15
18
19
20
21
23
25
27
28
30
31
32
36
43
44
46
47
48
49
50
51
52
56
60
61
63
65
67
69
71
LAAKKANAAL
LAAKHAVEN
HAAGSE VLIET
LEIDSE VLIET
DE STRIJP
DE STRIJP
L00SDUINSE VAART
L00SDUINSE VAART
NIEUWE VAART
LANGE WATERING
DE STRIJP
BOSSLOOT
NAALDWIJKSE VAART
NIEUWE WATER
NIEUWE WATER
MONSTERSE VAART
ORANJEKANAAL
ZWETHKANAAL
DE ZWETH
NOORD-HOORNSE WATERING
KERSTANJE WATERING
DELFTSE VLIET
DELFTSE VLIET
NOORDEINDE
TWEE MOLENTJESVAART
RIJN- SCHIEKANAAL
HOORNSE VAART
HET LOOK
MONSTERSE WATERING
BREE-LEE
NIEUWE WATER
OOST-G AAG
DE GAAG
D E L F L A N D
ter hoogte van
Hilversumsestraat
brug bij slachthuis
de wiekstraat
het gemaal
de N.A.M.-brug
de Sammersbrug
veiling Loosduinen
de Booma watering
de Gantel
de brug in Kwintsheul
de brug Zwaansheul
het slachthuis
de brug Lierweg
noorden Waalbrug
zuiden Waalbrug
de veiling Monster
de Oranjesluis
de brug in R.W. 20
de brug Dorpskade
de brug Sion
de spoorbrug
de Kalkovens
de Lepelbrug
het vijzelgemaaltje
het keersluisje
de Koepoortbrug
de brug in Den Hoorn
de brug Rijstuinheul
de brug Hoge Heul
de Politiepost der Rijkspolitie
de Nol
de Middelwatering
de Zouteveense brug
Vervolg tabel 1
Nummer
73
74
79/80
83
85
91
92
93
94
95
97
98
99
100
101
102
103
106
107
209
212
214
225
252
280
VLAARDINGER VAART
ZUID-GAAG
NOORD-, MIDDELVLIET
ZUIDBUURT
BOONERVLIET
POLDERVAART
SCHIEDAMSE SCHIE
SCHIEDAMSE SCHIE
COOLHAVEN
Delfhavense Schie
DE SCHIE
DE SCHIE
DE SCHIE
PIJNACKERSE VAART
PIJNACKERSE VAART
BERKELSE ZWETH
BERKELSE ZWETH
MONSTERSE VAART
DE SCHIE
NOORDEINDSE VAART
NOORDEINDSE VAART
LEEWATER
KATWIJKSE VAART
BINNENBOEZEM
KARITAAT
D E L F L A N D
t e r h o o g t e van
De Vlaardinger schouw
het gemaal Dijkpolder
de sluis
de 2e klapbrug
Rijksweg 20
de Jacobusbrug
de Koopmansbeurs
de Rolbrug
de IJzerstraat
de Beukelsbrug
de Doenkade
het gemaal Akkerdijk
het Kruithuis
de Zwanenkampen
het gemaal Oude Polder
het schutsluisje
Rijksweg 13
de veiling Monster (Robbëbrug)
de gemeentehaven Delft
het gemaal Noordpolder
de veiling Rodenrijs
halverwege Leeweg
het voorhoekje
noorden van Nootdorp
R.W. 13
S C H I E L A N D
12
4 NOORDERKANAAL bij driesprong
5 ROTTE voor Bergse Verlaat
7 BOTERDORPSE VERLAAT achter sluisje
8 ROTTE voor Boterdorpse Verlaat
9 ROTTE voor pomstation 1
11 ROTTE voor pompstation 2
13 ROTTE voor pompstation 3
15 ROTTE voor gemaal Eendragtspolder
16 GEMAAL EENDRAGTSPOLDER (binnen)
17 ROTTEMEER voor pompstation 4
19 ROTTE voor Hennipsloot
20 HENNIPSLOOT
21 ROTTE voor pompstation 5
23 ROTTE voor gemaal Tweemanspolder
25 ROTTE voor bovengemaal
27 H0LV0ETERBRUG (Rotte)
30 RINGVAART bij Moerkapelle
31 RINGVAART bij Zevenhuizen
33 RINGVAART bij viaduct over de Gouwe
35 RINGVAART achter Snellesluis
37 GEMAAL ZUIDPL. POLDER Kortenoord (ringv.)
38 RINGVAART bij ophaalbrug Kerklaan N'kerk
39 RINGVAART Nieuwerkerk (Maalderij)
40 RINGVAART Nieuwerkerk (sluisje Bermweg)
43 PLAS VAN POOT
4.3. B e m o n s t e r i n g s p e r i o d e e n f r e q u e n t i e
m o n s t e r n a m e
Het onderzoek is gebaseerd op gegevens over het tijdperk 1954-1970.
Deze periode werd gekozen, omdat er vanaf 1954 meer gegevens dan
daar-voor ter beschikking waren met een toenemende frequentie van opnamen.
Aan de hand van de resultaten bleek echter, dat de omstandigheden vóór
1960, vooral in Delfland, duidelijk anders waren dan in de tijd daarna
en als zodanig invloed hebben gehad op de mate van verzilting van het
boezemwater. In dit verband kunnen onder andere worden genoemd: het op
verschillende plaatsen vanuit de Nieuwe Waterweg inlaten van water met
hoge Cl-gehalten en het nog op vele plaatsen lozen van
huishoudelijk-en industrieel afvalwater op de boezem. Sedert 1960 zijn de
omstandig-heden duidelijk veranderd. Zo betrekt Delfland praktisch al het
beno-digde water van Rijnland, dat bij Leidschendam wordt ingelaten, en niet
meer uit de Nieuwe Waterweg. Steeds meer afvalwater en/of koelwater
wordt via riolering naar zee afgevoerd, terwijl door het nemen van
maatregelen getracht wordt toestroming van zout lek- en schut-water te
beperken. Dit alles heeft ertoe geleid, dat er nu ten aanzien van
be-paalde berekeningen en conclusies is uitgegaan van de toestand na 1959.
Volledigheidshalve zijn echter, speciaal voor het verloop van de
Cl-gehalten, ook de gegevens van voor 1960 opgenomen.
De frequentie van monstername is in elk Hoogheemraadschap
verschil-lend. In Delfland is het boezemwater op de meeste plaatsen wekelijks
bemonsterd met uitzondering in Delfland-oost, waar eenmaal per 14
da-gen monsters zijn da-genomen. De frequentie van opname in Rijnland
vari-eert van plaats tot plaats en loopt uiteen van éénmaal per maand tot
enkele malen per week. De intensiteit van de bemonsteringen in Schieland
is in het algemeen gering. Tot 1961 is wekelijks bemonsterd, daarna
éénmaal per twee of drie maanden, in sommige jaren slechts eens per
halfjaar. Aan de resultaten van Schieland kan dan ook geen al te grote
waarde worden toegekend.
5. VERWERKING RESULTATEN
5.1. B e r e k e n i n g e n
Na inventarisatie zijn de basisgegevens (Cl-gehalten) van elke
monsterplaats afzonderlijk op ponskaarten overgebracht. Voor de
bewer-king zijn een aantal programma's geschreven. De uitvoering van de
in-ventarisatie en berekeningen vond plaats met behulp van een computer,
type IBM 1130. Het geheel is verzorgd door het Instituut voor Wiskunde,
Informatieverwerking en Statistiek (IWIS-TNO) en door de afdeling
Wiskunde van het Instituut voor Cultuurtechniek en Waterhuishouding te
Wageningen (VAN GILS, 1971/*72). Voor de volgende onderwerpen zijn
bere-keningen uitgevoerd.
5.1.1. Concentraties chloride-ion
Voor de afzonderlijke monsterplaatsen zijn per detailgebiedje de
ge-middelde Cl-gehalten berekend voor zomer- (april t/m september) en
win-terperioden (oktober t/m maart) terwijl bovendien de frequentie van
opna-me is veropna-meld. Bovendien zijn de in dezelfde perioden voorgekoopna-men
maximum-en minimumwaarde bepaald. De resultatmaximum-en zijn uitgedrukt in milligrammmaximum-en
chloride per liter (bijlagen 1 t/m 29).
5.1.2. Peilbeheersing en boezemverversing
Om een indruk te krijgen van de hoeveelheden water, welke zijn
ge-bruikt voor peilbeheersing en boezemverversing (doorspoeling) zijn voor
Rijnland en Delfland per zomer en per winter boezembalansen opgesteld.
De benodigde gegevens hiervoor zijn afkomstig van de desbetreffende
technische diensten (jaarverslagen RIJNLAND, DELFLAND 1960 t/m 1970).
Aan da hand van de ingelaten en geloosde hoeveelheden water kan de
ge-bruikte hoeveelheid verversings- en/of doorspoelwater worden berekend
volgens:
3
v - T + T (m en mm per gebied) waarbij
3
T + T - I - I ' - T + L ( R i j n l a n d ) (m en mm p e r g e b i e d )
v
p p
D
p r e> /
3
T + T - I - I + L ( D e l f l a n d ) (m en mm p e r g e b i e d )
De b e t e k e n i s van de gebruikte symbolen i s :
V = T + T = totale hoeveelheid water voor verversing en/of
doorspoe-ling + peilbeheersing
I = totaal ingelaten hoeveelheid water
I = ingelaten hoeveelheid water voor peilbeheersing
I ' = ingelaten hoeveelheid water voor peilbeheersing incl
P
het op Rijnland afgelaten water door het Grootwaterschap
Van Woerden
T . = totale hoeveelheid water, doorgevoerd naar Delfland
L = geloosde hoeveelheid water voor peilbeheersing
P
L = totaal geloosde hoeveelheid water
I = ingelaten hoeveelheid water voor verversing
L = geloosde hoeveelheid water voor verversing
Indien de inhoud van de boezem bekend is, kan de frequentie van
doorspoeling worden verkregen (zie tabel 7 en 8 (fig. 9 en 10).
5.1.3. Correlatie en regressie
Om het verband tussen de Cl-gehalten van het ingelaten Rijnwater
en dat van het boezemwater in 'West-Nederland' te kunnen nagaan is
voor een aantal combinaties (afzonderlijke monsterplaatsen en
detail-gebiedjes) de correlatie-coëfficiënt en regressielijn berekend
(fig. 5 t/m 7, bijlagen 44 t/m 54). Hiervoor zijn de volgende
verge-lijkingen opgesteld:
a. regressie van y op x waarin y = A + BX
waarin N = aantal paren x, y
R = correlatie-coëfficiënt
x gem. = gemiddelde van de x-waarden
y gem. = gemiddelde van de y-waarden
B = helling van de regressielijn
SB = spreiding van B
A = intercept
SA = spreiding van A
b. regressie van x op y waarin x = C + DY
waarin D = helling van de regressielijn
SD = spreiding van D
C = intercept
SC = spreiding van C
c. regressie van y | x waarin y « E + FX volgens tangens 2
$
methode
waarin F = helling van de regressielijn
SF • spreiding van F
E = intercept
SE • spreiding van E
Voor de regressieberekening in fig. 5 tot en met 7 is uitgegaan
van de vergelijking:
y = Ax + b
waarin A = helling van de regressielijn
b = intercept
5.1.4. Neerslag
Dank zij het uitgebreide net van regenwaarnemingsstations van het
K.N.M.I. kon de gemiddelde neerslaghoeveelheid per detailgebied en per
hoogheemraadschap nauwkeurig worden bepaald. In tabel 2 zijn de
waarne-mingen per zomer en per winter voor Rijnland, Delfland en Schieland
opgenomen van respectievelijk 16, 7 en 5 meetstations. De neerslag per
detailgebied is opgenomen in tabel 3 tot en met 5. Hiertoe zijn
gege-vens van enkele voor het gebiedje representatieve stations gebruikt.
5.2. T a b e l l e n
De resultaten van de berekeningen zijn voor de afzonderlijke
mon-sterplaatsen en detailgebiedjes per hoogheemraadschap weergegeven. De
bijlagen 1 tot en met 15 geven een overzicht van het gemiddelde-,
maximum- en minimum chloridegehalte van het boezemwater in mg per liter
per zomer- en per winterhalfjaar (1955/'70) met de frequentie van
opna-me (aantal bemonsteringen) in Rijnland; voor Delfland in bijlagen 16
tot en met 25 en voor Schieland in bijlagen 26/29. Tenslotte wordt per
zomer en per winter een gemiddeld Cl-gehalte van het deelgebied
(hoog-heemraadschap) gegeven. De resultaten per detailgebied zijn berekend
uit de gemiddelden over de monsterpunten.
5.3. F i g u r e n
Van een aantal markante monsterplaatsen in het gebied wordt het
c
u
Qie o
Ose
•o
o
X
. oo
CT"
CO Th 0 0CT"
co
PO "O O"m
o*
T * Th 00CT"
Th 0 0 COo
00co
Thco
co
o
<*>
'T*o
co
POCT"
POo
00co
P O P O P O P O P O C O C O P O Ca CT" -*H P- 0 0 t - s o »o r j pOin^oo^oe or- ^ON or -P O r O -P O C O C O C O -P O -P O -P O c OCO PO PO
ir» pg sO O
Th ra r- so
» m in * i^
m ui in ^
IA^ co t m
oo O"
Mpg o
Th Th m m m
I M Thm
^
Thm
r»
r jm
m
^*
m
0 0 Thm
r-sO
m
•rl I Mm
m
POm
vO <M i nro
co
ThPO m co
O O PO 0
so
f- CT" -<-i xO 00 PO CO CO CO CO PO m •** ra in co P O CO CO PO PO o o o i n v o r - c o,* ^ - * P 4 T f ^ H c o c s i ^ i n - r H co o ^ o oo c a oo 0 > co m m m m m m m m m i n ^ o m m m r— Th s o f - •<-« oo o o m m m co m NO 00 sO (M Th o m o CT" o \0 (M CO CT" Th f 0 0 Ï m Th Th m m m m m m c a o c a o - * H i n © ^ - i r a r a - * - i c o m c a CJ f - •*-< M CT" CT" i n m i n m ^ m i n i n i n i n s D i n s o m ^ " ' *N 00
m PO o >r - c a oor - r - oc a ^ H ^-" m o * û r a r o <M r a N O v o oo m vO c o Th r a co r - o c o r a m v o -*H N O o ( M Th M r - r-. oo Is- 00 oo coN N N N N
r a m ^ ^ o r - o r a T • * - t c o r a a o v O c a T h r a r - c o c o a o r - C T " o o * - < o o i n v o r a r a c a c a p o p o c o c a r a o ^ c o m pa m t f m m m m m m m r a o r a oo c o oo oo P O P O oo O " i r t r a •*-« co po r a r a P O c o c o M r a PO CO r a c o c o P O c o r a o oo CT* *£> c o P O c o O O »O O Nm
Th Tho
er-Th
m
^-<
i nr-o
m
o
ra
i n ^ H O" Th O Thm
o m N O CT* ^ v o ^ H m m m oo c o r a o > c a r a c o e r r - C M o Th c T f ^ t CT" \ 0 CO CT» vO m r - © r - CT- o r a m oo c o oo co o** m o o"* x o s O v O i n in i n m m i n s O' ^ ' ^ ü m i ni n m m r ^t o Th v o r r -oo N O o o > r a ^* r -P O CO -P O -P O -P O O 0 0 PO O CT" Th Th Tf s o oo i n PO i n i n PO CO CO CO PO PO co Th CT" \D CO O " •*-• ^ H 0 0 ^ i Th m CT" i n © m r - Th " ß Th CO CO CO co oo m c o N O CT" O CT" 0 0 * 4 c o r a r a CT" oo oo OOO*-»OOOOO-*-ICOOD T h r — T h T f s û v O o o m T h C O P O C O P O P O P O P O C O C O oo r a oo 0 0 CT" 0 0 CT" PO CO PO PO PO PO CO Th Th i n r a v o m s o r - m i n i n r - co oo CO CO PO PO PO PO CO i n CT" i n o i n r - Th oo s o Th P O P O P O CO PO P O N O oo r a r -r - -r^ -r a m CT" PO c o CO rO P Ora
O" CO O ThCT"
ra
Th Th %£> COm
Th ^-t i n PO CT" •*-< ^ H \0 r - ^-< r a T-< co _ _ CT"^H00mco^o^OvO"O m » o i n T h m m i n i n m m m i nm TH r-
-THO" o
CT" in PO co T h O " ^ - i r - o r - C T - r a PO co co co PO PO fO PO PO OD r- CT" PO PO PO ra CT" PO m r- o in PO PO co co co CT" CT" ra o ^H co coor ar a ^H r ar ar -P OTj' r ar a c o c o p o c o c o p o c o c o r a c o c o c o oo 0 > vO o CO CO PO Th CT" r - Tt* s o m PO CO CO PO c o o*" r a r a " Û r -oo o \ 0 m c o P O Th cO P O P O e - r - m m r a o ^ H i n c o m m m m m i n m m m r a o T * ^ H o m m m T f m m r a oo o P O P O r a r a O D m i n i n m m co o "O r - Th r a co r a r a r a PO T t p j 0 0 CT" v O CT" CT" i - t r a P O o CT" o o c o c o P O P O r a r a * i CT" r a oo Th o r a CT" oo o ao c o Th CO CO CO CO T h o Th oo V U i n o o \ 0s r a r a m %D m m m •*•< Th r a o m r -o CT" -o s -o r a er-co CT" r - N D P O r a r a r a r a r a co Th m oo o N U oo c o r - m CO CO CO CO PO CT" 00 CT" Th CT* c o P O r a P O c o S U r a CT" CT" <*o r - CT" Th co co PO PO CO CO c o r - O" co m r a ^ H oo r a oo v o CO PO P O cO T< CT" i n co v o CT" r~ Th PO PO CO CO CO CO r r r a oo r -o •** ^ H m *-" co P O P O c o Th M ra o o Th -rh PO PO m PO PO c o m c o c o oo c o t -T« c o r a m m m - ^ r aCT" CT"
m m i r a r - •** 1 ^ H CO " H r - r - ooN N N
r - r a m 0 0 ^ H PO CO CO PO i n i n i n m NO o r o co c o co c o co \0 m m i n s o m r - CT" CT" r - CT" . « H 0 0 CO oo -*-! r a • n m PO CO CO t ) ai "O iibeloop van het chloridegehalte tijdens de gehele bemonsteringsperiode
weergegeven in bijlagen 31 tot en met 43. De gekozen monsterplaatsen
liggen veelal in of nabij belangrijke waterlopen en zijn als zodanig
min of meer representatief voor een bepaald stroomgebied (fig. lb).
Ter vergelijking wordt in bijlage 30 het verloop van de kwaliteit van
het Lekwater bij Vreeswijk en van het ingelaten water bij Gouda
gege-ven.
De correlaties tussen de Cl-gehalten van het ingelaten water bij
Gouda en bij Leidschendam en een aantal monsterplaatsen in de
betref-fende watertransportweg worden gegeven in bijlagen 44 tot en met 54.
De resultaten van de correlatie- en regressieberekening zijn bij de
figuren vermeld. Voor de betekenis van de symbolen kan worden
verwe-zen naar blz. 15 (par 5.1.3.).
6. BESPREKING RESULTATEN
6 . 1 . D e c o n c e n t r a t i e e n h e t c o n c e n t r a t i e
-v e r l o o p -v a n h e t c h l o r i d e-i o n
De resultaten van de bemonsteringen geven weer dat er zowel tussen
de monsterplaatsen als tussen de detailgebiedjes onderling duidelijke
verschillen in het gehalte aan de chloride in zomer- en winter halfjaren
voorkomen. In feite betekent dit, dat er binnen het gebied van
'West--Nederland', in de betreffende bemonsteringsperiode, de
verziltingstoe-stand van de boezemwateren duidelijke seizoensinvloeden tonen. Deze
situaties verschillen eveneens van jaar tot jaar. Om een duidelijk
over-zicht te krijgen van de resultaten per detailgebiedje zijn de
gemiddel-de Cl-gehalten voor gemiddel-de zomers met gemiddel-de betreffengemiddel-de neerslaghoeveelheid
opgenomen in tabel 3 tot en met 5, waarbij ter vergelijking de kwaliteit
van het ingelaten Rijnwater is vermeld.
Uit de cijfers blijkt, dat het chloridegehalte in de boezemwateren
van Rijnland(detailgebiedjes)in de gemiddelde zomer (1960 t/m 1969)
uiteen-loopt van ca. 160 mg tot 380 mg per liter; in Delfland van ca. 200 mg
tot 320 mg per liter en in het boezemwater van Schieland van 250 tot
275 mg per liter. Deze verschillen zijn in een aantal afzonderlijke
zomers aanzienlijk groter, omdat in bepaalde gebiedjes vooral in droge
zomers hoge gemiddelde waarden zijn gevonden, namelijk van 400 mg tot
500 mg chloride per liter (zie tabellen en figuren, blz. 20 t/m 25;
o.a. in 1964).
Als gevolg van een sterke verdunning zijn de verschillen in
Cl-gehalte 's winters geringer dan in de zomer, hoewel deze niet
bijzonder groot zijn. In het boezemwater van Rijnland lopen de
chloride-ion gehalten in een gemiddelde winter uiteen van ca.
140 mg tot 325 mg per liter; in Delfland van ca. 180 mg tot 300 mg
per liter en in Schieland van 205 mg tot 215 mg per liter (zie fig.
2 t/m 4 en bijlagen 1 t/m 29).
Uit de resultaten kan voorts worden geconstateerd, dat er op een
vrij groot aantal plaatsen in het boezemwater extreem hoge
Cl-gehal-ten zijn gevonden, welke zowel in zomer als winter regelmatig
voor-komen. Als gevolg van interne en externe verzilting zijn plaatselijk
in Rijnland, zoals in het noordelijk deel van de Haarlemmermeerpolder
(Ringvaart) en in het Spaarne, frequent waarden boven de 1000 mg en
zelfs boven de 2000 mg chloride per liter gevonden; in Delfland komt
dit onder andere voor in de Vliet nabij Delft en in de Schie. In
Schie-land zijn de maximum gehalten aanzienlijk lager (bijlagen 1 t/m 29).
Het verloop van het Cl-gehalte is voor het tijdvak 1960-1970 per
detailgebied weergegeven in fig. 2 tot en met 4, waarbij ook het
chloridegehalte van het ingelaten Rijnwater is opgenomen. Zoals uit
de figuren blijkt, is het verloop tussen de gebiedjes onderling zowel
in zomer als winter vrijwel hetzelfde, alleen de mate van verzilting,
zoals reeds is gezegd, verschilt in bepaalde gebiedjes aanzienlijk.
In Rijnland is het voornamelijk het verloop in gebied C en D en in
Delfland-het verloop in B en C, dat enigszins afwijkt. Over de
even-tuele oorzaken zal hierop verder in deze nota worden ingegaan.
Opvallend is, dat het verloop van de chloridegehalten in al het
boezemwater vrijwel identiek is aan dat van het Rijnwater. Dit
bete-kent dat de kwaliteit van het ingelaten water een duidelijke invloed
heeft, die vooral tot uiting komt door de demonstratie van het verloop
van de Cl-gehalten in de Watertransportweg Gouda-Leidschendam-Westland
via Gouwe en Oude Rijn (gebiedjes A, in Rijnland en Delfland) en die
van het Rijnwater (fig. 2 en 3 ) .
Voor een aantal markante plaatsen in het boezemwater van
West--Nederland zijn zogenaamde tijdsduurlijnen gemaakt, waarin alle
chlo-ridegehalten van de betreffende onderzoeksperiode zijn opgenomen
cc
G U Cd cd cd - C 4)o
N U<u
o .
bO cd r-H 10 4) 4>c
4» J3 rH 4) 4)>
o
-G
G
« I<u
• P l - l CD 0) bOI
V
•o
•HS
4) CS«
CCI E Hh
eu
- pcd
3
a
<u
M O) OPQ
( H 4> - P cd2
G
*-3 •H*
«4 EH+
£
•a
l - lG
«•» •H PS Ob •O 4> •H .O 4) «0M
•O 0) fH.o
t )bO
«
•Ö 0) • Hx>
4)
bO
,
U •Ö 4) •H r = > 4) Mm
•Öeu
•H A 4) 6 0<
•O 4) •H £> 4) 60S
\
U - P 4)E rH
O -HN
IHa
cd
g
g
1«
l U 4) 41 G 1 4) bO rH Ü 1 ( Heu
4) C 1 4J M 1 rH O 1 U 4) 4) C 1 41bO
1 r H O 1 Pi 41 4) G 1 4) bO 1 rH O 1 Ueu
eu
C ia>
b0
i rH O 1 f-, 41 4)G
1 4)bO
1 r H O CH 4> 4)G
£-. 4) O>
«Hcd
i 4) bO 1 r H U•
•P O i 4)ra
4) t-\« \
3 ?
bOcd Ë
r H g ta 4) r H • P \ r H bOcd g
-G
bOcd E
rH I
CO 4) rH •P \ r-i bOs:
b0
cd g
rH g
to 4) r H •P \•3 _f
J3bO
<ti g
rH E
10 4) rH • P \ r H bl) CO e 43 bOcd g
ri E
(0 4) r H • P \"3 1°
42
bO
cd g
rH g
10 4) r H •P \cd g
£
bO
cd g
r-t g
Wo
a>
10\
m
s
CU r H • p \•3 1°
£
1
i-H KNos O
rH CVJ OS 0 0 KS i-lm *
* CM O r H CSJ OJ O C— CVJ ON K \ KS 0 0 "-H OS OS f-H l-H r n OO * OS r A KS O O * SO CM OJ KS m CVJ rH KS *m so
CVJ * CM (SJ OJ SU OJ * KV * OS rH* so
K \ f-H 0J KS.m *
rH SO I A * 0 0 *-* 0 0 OJ KS. * O O SO m I-H m CM 0 Jt— so
o o
i n so
m i n
OS O s CVJ r H CVJ KS*
i n
f - H f - H OJ OJo
i n f - H f - l OJ i n OJ i nc—
c
-OJ OJ K \ i nc—
K"S OJ t*-\ i n i n OJ 0 0 r H 0 0 i n i n i no
c
-i n
o
0 0 0 0 rH 0 0 OJc—
i n
Os
os so
O K> OJ OJos t—
0 0 - Hm oj
so r—
O rH OJ OJ SO OJt - o
m oj
os t—
- H * O J O Jm m
SO OS m rH 0 0 0 0 r H v o m i>-\ f-H C— OS o l*> OJ o j s o OJ OJ OJ OJ * m OJ m * OJ * 0 0 i n o o m s o OO rH KS OJ ( A CMm c—
os i n
r - m
m OJ
i n o
0 0 0 0 CVJ * OJ rH 0 0 0 0o i n
0 0 OSm i n
OS OSm m oo i f os r— « H I m i n o
so oo o f l o o
N
« o
m
i
o j r H o j ç H o j m p ^ o j o j o j o s O f - H i n o o o s f - H r - H i n i n o j m * o o t — r - t s o c s j o j o j o j o j m o j r H c v j o j o j • H O f - H z i - i n a s r H s o j i - c M o c s j c j c j s c v j * o i n o s o J S - J - ^ - ^ - J * m m m . * : * s o H / s o c o t-H i n o o o o c o i n r n O S O O S * S O t — O O J I - H C S J f - H C S J f - H O J r - I r H C S J C M O J i n o o o j c — o j c — f - o s o j o t — O J O O O r H f H O J S O t — t -m j - * * * i n i n m * m M > O ( M V t— O s i n C— OJ i n r H K S f - H ^ - r ^ S O O f - H O O J C V J O J O J O J r H — I O J O J C M O S O J f - H O J O O J f - O s * - O Jo s r n * t— o c v j v o K s r - o s
m
*
*
-
*
* i n * m * m
c o O r n o s f - H C — r H o o * m
* o j f - H m o m s o o * o
r n * * * i n r r s c s j m * K - \
* O r n r - i O K > o o o o o s c s j
o
* i n t— m * so m s o o
* * • * * • * i n * m * *r H C — * o s c — m i n c v j * f
-P - r A O j O S O S O O r H f - H r H t — o j o J O j o j K s c s i o j o j m o j i * s . * s o * o s * o o a s * t— o j o j * o s * s o s o * a s c s j*
*
*
*
* m *
m
*
*
o s e — f s m o s i n o * c— o
-o s * i n s -o -o OJ r n c— -os -o-o
s o c v j s o o j i n O r H o s o j o
o j o o j * c v j i n s o o o o o
*
*
* i n * m m f - s i n K s .
S O 0 J O 0 J O s * l > - S r H 0 0 0 0a o * v o i n o r H O j s o s o s ô
r H C V J O S * 0 0 i n r H C — K - \ r no s o s a o OJ c v j v o t - - c o * OJ
m r n r n i n * i n i n m i n *
o i n i n i n i n i n o i n o i n
i n i - H o oo o s o i n s o s o *
o o o j f - H o o r n t n o s o j i n i n
f - H O J C M f - i r H m o j o j o j o j
K s . . - H O s o * t ' - a o s o s o K " s
s o o j * * o s O r - i m o j K s
o - H O J K s * i n s o t ~ o o a s
s o s o s o s o v o s o s o s o s o s o
o s o s o s o s o s o s o s o s O s a s
«
G»
OJm
m
OJso
%
t
-o
OJ SO I A*
*
f - H OJ*
m
*
C ^ C—m
OJ*
*
m
f
-OJ*
i n*
0 0so
r-\ 0J i n*
0 0 i n t - H rH SO*
0 0o
m
CVJ 0 0 KS f - i CTv. so
g \
eu o
bo so
Os
r H bOC
•H 10U
4)
eu
C
4)
o
r-i •M 4) p . G 4) G3H
10
U
eu
>
Ueu
>
u
o
o
>
3 Ueu
bO
U 4> j jcd
%
•O •rH 4) J= r-H 4) 4)>
eu
Ocd
•po
EHeu
EH>
EH20
m g / I
5 0 0 r
VERLOOP VAN HET Cl-GEHALTE IN HET BOEZEMWATER VAN RUNLAND fig.2
w i n t e r h a l f j a a r
400
300
200
-100
u
500
400
300
200
-A - B detailgebied
100
67 6 8 6 9
T 3 C cd