• No results found

Grondtemperaturen te Groningen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Grondtemperaturen te Groningen"

Copied!
79
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

RIJKSLANDBOUWPROEFSTATION EN BODEMKUNDIG INSTITUUT TE GRONINGEN

GRONDTEMPERATUREN TE GRONINGEN

I. VOORWOORD EN ALGEMEENE GEGEVENS

DOOB

O. DE VRIES EN C. W. G. HETTERSCHIJ (Ingezonden 5 Mei 1941)

In het jaar 1904 werd op het nieuw in gebruik genomen terrein van het Rijkslandbouwproefstation te Groningen, op initiatief van den toenmaligen Directeur Dr. B. SJOLLEMA, door den Landbouwkundige Ir. D. S. HTJIZINGA

een proefvak aangelegd, waarop naast elkaar bijeengebracht waren de vijf voornaamste grondsoorten uit het Noorden des lands, n.l. zware klei, zavel-, broek-, dal- en heidezandgrond. De bedoeling was o.a. om het gedrag van verschillende gewassen op deze vijf grondsoorten te vergelijken onder bekende, nauwkeurig waargenomen en voor de vijf grondsoorten gelijke klimaats- en weersomstandigheden. Daartoe worden sinds 1 Augustus 1906 tot heden, met een onderbreking van 1 Januari tot 1 Mei 1929, dagelijks in deze verschillende grondsoorten, behalve op den broekgrond, temperatuurwaarnemingen verricht.

De waarnemingen over den groei der gewassen, en de eenvoudige bemestings-proeven, die daarbij gedaan werden, zijn deels van orienteerenden aard geweest, en deels in den loop der jaren samenvattend bewerkt en gepubliceerd1).

De jarenlang voortgezette temperatuurwaarnemingen zijn ook op zich zelf de aandacht waard, mede omdat op dit punt nog zoo betrekkelijk weinig bij Nederlandsche grondsoorten bekend is. Beknopte overzichten over de in de jaren 1912 tot 1924 verrichte waarnemingen werden door Prof. Ir. J . ^ T Ü D I G

gepubliceerd in het toenmalige tijdschrift Oultura, later overgegaan in het Landbouwkundig Tijdschrift; Dr. C. BRAAK, Directeur der Derde Afdeeling van het Koninklijk Nederlandsen Meteorologisch Instituut te de Bilt publi-ceerde een bewerking van het cijfermateriaal uit de jaren-1914 tot 1928 in

1) B . SJOLKEMA en J . C. B E B T J I J T E B D E W I L D . Vergelijkende cultuurproef m e t

eenige havervariëteiten op verschillende grondsoorten, onderzoek naar h e t gewicht en de verhouding v a n de gewichten der onderscheidene plantendeelen en n a a r de stikstof-opname in verschillende groeiperioden. Verslagen van Landbouwkundige Onderzoehingen

der Bijkslandbouwproefstations, I V , 1908, blz. 5.

J . G. MASCHHATJPT. D e invloed van grondsoort en bemesting op h e t gehalte onzer landbouwgewassen a a n stikstof en aschbestanddeelen. Verslagen van Landbouwkundige

Onderzoekingen der Bijkslandbouwproefstations, X X I I , 1918, blz. 25; X X I I I , 1919, blz. 40;

XXV, 1921, blz. 115; X X V I I , 1922, blz. 114; X X V I I I , 1923, blz. 119. Zie verder Verslag XVII der Technische Tarwe Oommissie (1941), b l z . î ç i .

(2)

N°. 33 v a n de Mededeelingen en Verhandelingen v a n het Koninklijk Neder -landsch Meteorologisch I n s t i t u u t . Sindsdien waren de cijfers niet meer voor dieper gaande studies gebruikt en was er zelfs in 1929 over gedacht, deze serie waarnemingen t e beëindigen, op welk voornemen echter na enkele m a a n d e n werd teruggekomen. I n 1931 werd over de wenschelijkheid v a n voortzetting der waarnemingen overleg gepleegd m e t het Koninklijk Nederlandsen Meteo-rologisch I n s t i t u u t ; als gevolg daarvan werden de thermometers op miswijzing gecontroleerd, de opstelling voor zoover noodig gewijzigd en de waar-nemingen onder controle v a n het K.N.M.I. gesteld, waaraan daartoe de waarnemingscijfers geregeld werden opgezonden. Dit alles m e t de bedoeling om door een samenvattende bestudeering van het cijfermateriaal, waarmee h e t K . N . M . I . wederom bereid was zich t e belasten, wat dieper in de verschijnselen door t e dringen en de waarnemingen beter t o t h u n recht t e doen komen. De samenvattende bewerking over de jaren 1932—1937 door Dr. C. BEAAK, die door het K.N.M.I. voor publicatie beschikbaar werd gesteld en hierachter is afgedrukt, leverde interessante en waardevolle gegevens over de gemiddelde cijfers voor de vier grondsoorten, m a a r toonde tevens d a t de verschillen tusschen deze vier grondsoorten, die toch typisch in eigenschappen uiteen-loopen, op deze wijze niet voldoende aan den dag treden. Tot ons genoegen vonden wij den Hoofddirecteur van het K.N.M.I. bereid ook eene verder gaande bewerking te entameeren, waarbij perioden v a n bijzondere weers-omstandigheden — extreme warmte en koude, extreme droogte en regenval e.d. — in h e t oog werden gevat om de karakteristieke verschillen tusschen de vier grondsoorten op die wijze na t e gaan. Deze omvangrijke en bewerkelijke studie werd onder leiding gesteld v a n D r . S. W . V I S S E R . Scheen het aanvankelijk d a t h e t verzamelde materiaal niet toereikend zou zijn voor s a m e n v a t t e n d e beschouwingen — zoowel doordat het a a n t a l jaren m e t de nieuwe, verbeterde opstelling nog w a t k o r t was, als vooral ook doordat de opzet van het begin af zoo was geweest d a t op Zaterdagmiddagen en Zondagen geen waarnemingen werden gedaan, waardoor de meestal korte perioden m e t typisch afwijkend of typisch sterk veranderend weer v a a k op hinderlijke wijze werden onder-broken — zoo gelukte het na voortgezet overleg en besprekingen Dr. VISSEE, toch zijn studie's zeer uitvoerig t e documenteeren. Zijne resultaten en be-schouwingen zijn eveneens door het K.N.M.I. voor publicatie beschikbaar gesteld en als mededeeling I I I hierachter afgedrukt; een woord v a n weige-meenden d a n k moge hier uitgebracht worden, zoowel aan den Hoofddirecteur v a n het K.N.M.I. voor de groote betoonde medewerking en belangstelling, als aan de Heeren Dr. C. BEAAK, Dr. S. W. V I S S E S en hunne medewerkers voor h u n n e interessante beschouwingen en den omvangrijken arbeid, die aan deze samenvattingen verbonden was.

(3)

Tot goed begrip van zaken laten wij thans voorafgaan eene beschrijving van de proef vakken, waarbij de waarnemingen werden gedaan, en van de eigenschappen van de vier grondsoorten —• klei, zavel, dalgrond en zandgrond—-waarover de vergelijking ging.

Beschrijving van het proefvak

Het proefvak is verdeeld in vijf strooken van 2 meter breedte en 23 meter lengte; deze strooken zijn onderverdeeld in verschillende vakken.

Vóór het invullen van den grond werd het terrein tot op 175 cm diepte uitgegraven. In deze kuil werd ongeveer een halve meter zand gestort; op dit zand werden cement-monierplaten, dik 4 cm en hoog 120 cm, geplaatst als buitenwand en als scheiding tusschen de vakken. Om verzakken tegen te gaan werden deze platen op smalle plankjes geplaatst. Vervolgens werden in deze vakken de vijf grondsoorten aangebracht.

De kleigrond, afkomstig uit Toornwerd, gemeente Middelstum, werd in 7 lagen met een totale dikte van 1,25 meter afgegraven en in dezelfde ligging als op het veld in het vak ingevuld. Daarbij werd de grond niet met water aangeplempt, opdat zij niet te vast zou worden, doch bij lagen van 4 cm in de vakken gebracht en vastgetreden, waarbij telkens de vorige laag vooraf werd bevochtigd om goede aansluiting te krijgen.

De zavelgrond, een goede bouwgrond uit Eenrum, werd ter diepte van 1,25 meter in 7 lagen afgegraven en laagsgewijze in de vakken gevuld. De 5 onderste lagen zijn hierbij sterk samengeperst.

De dalgrond is een combinatie van bonkaarde uit een hoogveenterrem. te Weerdingermond (gemeente Emmen) en zand uit de Punt (gemeente Vries, Dr.). De grond is in het vak op de voor dalgrond gebruikelijke werkwijze aangemaakt. Hiertoe is eerst een laag zand ter dikte van 30 cm op de reeds aanwezige zandlaag van een halven meter gestort en stevig vastgetreden; vervolgens een laag bonkaarde van 85 cm, die eveneens stevig werd vast-getreden. Deze is daarna afgedekt met een laagje zand van 5 cm en nadat de grond voldoende was ingeklonken nogmaals met 5 cm zand overdekt. Door de grondbewerking ontstond een bouwvoor met een humusgehalte van 6 % .

De heidezandgrond afkomstig van een onontgonnen heide te Tinaarlo in Drente is in de typische lagen, heideplag, loodzand, donkerbruin tot zwart zand, lichtbruin-, geel- en witzand uitgegraven en in het vak ingevuld zooals bij heideontginning gebruikelijk was, dus in andere volgorde dan op het heideveld. Van onderen af werden achtereenvolgens gestort: witzand, geelzand, loodzand, bruinzand, omgekeerde heideplag, zwart zand. Het bruine en gele zand werden door opstuwen van water van uit de drainbuis en aanpersen tot vrij vaste lagen.

(4)

-e S-e 'S CO s O) ' C o &3 v5> Lueh t capa -citei t ^ ° ° S > o > T 3 Ö O ö M à s a SP«'S œ > o i l • d

1

Œ'Q V f-1 „ > © \ 0 0 (H rÖ * O A O cö \OCD H " A ' GO

w a0

"

M TJi r- <N I—( i—i <N •<# OS i o i-T TJT i-H f—( l > GO I > <N <N CO <M co 00 CD »O O T H •<* »O « O ) « CD Ï O CD

1 1 •>*

CO 1 1 CM O CO [ 1 ® CNI 0 5 r > r-H <M •<* i-T i-T o " <M O CO CO I > ^ H - # * * l O Ï O l O CS • * t - e q c o " 0 0 M C S M H O CR t > I Q - ^ T H ï > FH I—i C - CO CD I > ( > J > o o o o ^H (N CO Ö O u M O » CD O O l > r H i—1 • * 0 0 0 0 CD ( N CO i—i r—H i—( i-H W T j l >-H •<# t > <N <N (N i o cq <rq cq e i n l O l£5 l£J i - ï Tjf l O CD CD CD fff <M" <N" • * « 0 o C i t - C D " I-IH H TJ4 0 0 <M CO C D l O i—1 i—i 0 0 r H O Ô O s OS CD r H O CO T J ^ C O o " o o " <M l > I > O O CO I M W I M ( N CD l O C<f CD CO I C l O CD 0 0 i—l I > l O H H ( N ( M H O I > N CO ï > l O I > ï > t > -# cq os r^ P H O l O w l O CD CD * • * 1 > I > " ï >

a 5 =

o o o o i—< <N CO i-H ( M •n Ö o JH°

1

1 > CO CD H H H 0 0 3 W i o c o " ^ W l M H CD CD CD ( M i O CD o > CO t > 1 > 0 5 * 0 0 O H I O fiq"r-H r H O C O T U o T CD i - f r H l O CO r H r H ^ H CD^ N C D l O - ^ CO CO r H | > 0 0 cq c i co" CO ( N r H

1 1 1

O N ^ i > T|T o " i O ( M * • * e-i ^ •*# < o « CD CD CÓ" l O r H O i _ 0 0 t > i o " o o l > 0 0 ( N H O W l > l > <N* CD CO OS 0 0 t -T j î " c o c o "

s = =

o o o o 1-4 ( M CO

A 1 1

o o o i-H ( M ' S Ö o ^ ^ ^ ^ « s? o d 1 e o V " 1 0 0 O o o o " 1

>o «o »o eq <M" IM" r H < N ® 00 (M"CNT f—( j—i i-H CO < N O O " H O «

1 1 i

N H b ^ c o " f f f M r H O C<f T)H" O" CO O <M i > oT<?i CD CD I> Î O O H o ^ co CO o o (M O <N CD ffi TJH* i ß l O l > O I >

a : =

o O O Tfl H ( N N

X

1 1

o o o r-H ( M ö — • œ ä S • 8 | ä

(5)

Door inklinking is de grondoppervlakte, die bij de invulling gelijk met den bovenkant der cementplaten lag nogal gedaald, zoodat thans dë klei-, zavel-, dal- en heidezandgrond resp. 12,11, 38 en 12 cm beneden den bovenrand der platen ligt.

In nevenstaande tabel zijn eenige analysecijfers vermeld van een bemon-stering der vakken, die plaats had op 11 Mei 1938 na een droge periode.

Bij den klei- en zavelgrond is er weinig verschil tussehen de physische grootheden der drie onderzochte lagen. Bij den heidezandgrond zijn de ver-schillen grooter en in nog sterkere mate is dit bij den dalgrond het geval. Het vochtgehalte is bij dezen grond in verhouding tot het grondgehalte het grootst, wat op het verloop van de bodemtemperaturen van invloed moet zijn. De lagen 10—20 en 20—30 cm hebben door de wijze, waarop deze gronden bij de ontginning worden opgebouwd, een zeer uitzonderlijke samenstelling. Het humusgehalte is bijzonder hoog; hierdoor wordt het gehalte aan grond laag, terwijl het vochtgehalte sterk stijgt. Hiermede gaat een groote soortelijke warmte gepaard, wat zijn invloed zal doen gelden op het verloop van de bodemtemperaturen, die zich door een in afwijking van de andere gronden optredende traagheid zullen onderscheiden. In het bijzonder zal dit bij de temperaturen op 20 cm het geval zijn.

Over de geheele lengte van elk perceel is een drainbuis gelegd op een diepte van ongeveer 120 cm onder den bovenkant der cementen wandplaten. De uiteinden dezer drainbuizen zijn verbonden met ijzeren buizen, welke uit-monden in betonnen standpijpen waarin het uitvloeiende drainwater zich verzamelt, terwijl in tijden van droogte opstuwing in de drains plaats kan hebben.

Opstelling der thermometers

Aan de westzijde van elk vak werden kleine vakken van 2 bij 2 meter afgeschoten, die gebruikt worden voor de waarnemingen over de bodem-temperaturen aan het oppervlak en op verschillende diepte, en wel in on-bebouwden toestand. Hiertoe zijn op elk vak 3 thermometers geplaatst n.l. één met den kwikbol even onder het grondoppervlak, een met den bol op 10 cm diepte en één op 20 cm diepte. Bovendien bevinden zich op het kleivak nog 3 thermometers met den bol op 50, 75 resp. 100 cm diepte. De waarnemingen worden verricht om 8%, 13% e n 1? uur zonnetijd. Bovendien ligt op het klei-en zandvak klei-en sedert 29 Januari 1932 ook op de beide andere vakkklei-en eklei-en xylol-minimum thermometer van PtrESS, die 's morgens om 8 % uur wordt afgelezen.

(6)

De „oppervlakte"-thermometers zijn zoo geplaatst, dat de kwikbol geheel in den grond staat en niet direct door de zon kan worden beschenen, dus even onder de oppervlakte en bedekt met grond. De andere thermometers zijn boven den grond omringd door een koperen huls, die met een flens op den grond staat. Uit de huls is een strook uitgespaard ter grootte van de ther-mometerschaal. Beneden de flens en hieraan bevestigd bevindt zich een glazen buis die met eenige tusscheruimte den thermometer in den grond omhult. De ruimte tussohen het onderste gedeelte van de glazen buis en den thermo-meter (dus bij den kwikbol) werd met aarde aangevuld.

(7)

GRONDTEMPERATUREN TE GRONINGEN

I I . GEMIDDELDE CIJFERS VOOR VIER GRONDSOORTEN OP VERSCHILLENDE DIEPTE

DOOR

Dr. C. BRAAK

1. Inleiding

In de Mededeelingen en Verhandelingen van het Koninklijk Nederlandsen Meteorologisch Instituut N°. 33 zijn de uitkomsten vermeld van een gedeelte der waarnemingen, die in de jaren 1914—1928 aan het Rijkslandbouwproef-station te Groningen zijn verricht. Het toen voor bewerking gebruikte materiaal was onvolledig; daarom werd in 1931 gaarne het voorstel van den tegenwoor-digen Hoofddirecteur van het Rijkslandbouwproefstation, Prof. Dr. O. DE

VRIES, aanvaard, om de waarnemingen voort te zetten, mits het Instituut

zorg droeg voor een goede opstelling van de instrumenten. Sindsdien zijn met het gedeeltelijk vernieuwde instrumentarium waarnemingen verricht van Maart 1932 af. In overleg met Prof. DE VRIES is door het Instituut de bewerking

dezer nieuwe reeks ter hand genomen; zij omvat de waarnemingen tot het «inde van 1937.

2. Uitkomsten

In de volgende tabellen is de dalgrond door „veen" en de zwarte heide-grond door „zand" aangegeven.

Er is een hiaat in de waarnemingen gedurende Augustus, September en October 1934 voor klei en zavel op 10 cm en voor veen en zand op 20 cm diepte, en gedurende November 1934 voor zavel op 10 cm. De gemiddelde temperatuur is met behulp van de waarnemingen der niet onderbroken reeksen der andere grondsoorten voor deze onderbrekingen gecorrigeerd. /Bij de maxima en minima is ter wille van de vergelijkbaarheid met de hiaten rekening gehouden door ook uit de volledige reeksen de betreffende maanden weg te laten; de aldus verkregen getallen zijn tusschen haakjes geplaatst.

Ter vergelijking zijn hieronder de 24-uur-gëmiddelden van de lucht-temperatuur in de meteorologische hut opgenomen, ontleend aan de waar-nemingen van het meteorologische station op het terrein van het Natuurkundig Laboratorium te Groningen. J a n . 1,8 Febr. 3,1 Maart 4,6 April 7,7 Mei 11,8 J u n i 15,3 J u l i 17,1 Aug. 17,1 Sept. 14,4 Oct. 10,0 Nov. 5,2 Dee. 2,6 J a a r 9,2

(8)

03 o3 -S

6

ë,

«3

s.

£

s

3

ft <D • OQ ft S

1

1} S) ta «Si CS ^ IC OS CD O) M H H l—I r-i r-H « h O O H ! M ( M ( M <M i ß 00 (M CO 00 o t -CS ©q O O CD GO 00 " # "<# OS l > l > co" i o ••# ©q" I—1 ©q (M (M CD^ i-H ^H OS os" i c -#" ©qT H W N C Ü i—I CO GO i—i 00 CO f-H i—< H (M (M N CO CD i ß O CO OS £ " I > r-^QO I ß I ß oo © q " o " o •—f 1—1 I—1 O C O M O CO l > i ß IC •H^ OS CD CO I-H co ©q" (N t - ©q i c »c Oppervlakt e 8,3 0 13,3 0 17, — Gemiddel d . . . I > TT* O O o o d n d r-H r - i n H CO »O CD I C © i ©q c^ ©q" o I > OO^IC i e " iß" >ß" *C CO CS O Tfi © O H O 00 <N OS CO CO CD CD >C , — j , — f , — | « — | o es oo^ eq ï > os o CS SO <N © 1©

i> o" i-Ï oT

©q .-H Cs - * IC 00 00 t

-i—1 -i—1 i-H r—1

CO i—i O i ß i—f r f l I ß CO CD ir- TjH ©q^ CD" GO" CT 00 CO " * IC " * <N CC^CS CO ©q"©q"©q ©q" C i M M ^ 10 c m . . 8,3 0 13,3 0 17, — Gemiddel d . . . CO l > r-H Ir-CS OS O OS i-H os os os os •M (M (M (M 00 CS O OS IC I C C C iß" O O O O i e ©q oo ©q • ^ i ß i ß i ß

i—i i-H i-H i—(

CD • * O CO t ^ CO" c T CO CD i e ©q < * t - ^ o o " o s co* i-H r-H r-H v H IC co o co I ß CD t - CO p-H i-H i—1 r-H CD i e ©q •"* •—i ©q co ©q o ^ c o ©q co I > i > oo" I > co oo - ^ os co co ••# co >C IC l > CD ©q" ©q" ©i" ©q" T ^ TJI I C ^ * ©q" ©q" ©q" ©q 2 0 c m . . 8,3 0 13,3 0 17, — Gemiddel d . . . CO^ UÎ - ^ IC os os os os o O 00 CS • * Tt< co co W r-H On r-H l > l > I > I > ( M r-H r-H i-H co co ©q co i ß I C i ß i ß r-H i-H l-H J—i • ^ ^ co ^ h r-^ t-^ i > t>T

©q i-H i-H i-H

1> t > L-" t - " t - I > CD ! > ^ ^ i1' T H o o OS o ,-i _H O r~< OS 00 00 00 CO CO CO CO 00 CO t - 00 CO CO CO CO 00 CO 00 oo ©q'" ©q" ©q"" ©q" ©q^ i-H rt r-H CO CO CO CO 5 0 c m . . 8,3 0 13,3 0 17, — Gemiddel d . . . I > 00 t > t > os os es os • ^ •*# TH T F i ß i C i ß i ß ^f< T J I ' ^ ' " ^ 0Ó" OO*" OO" GO ©q ©q ©q ©q i ß i ß i ß i c i ß i ß i C I C

i-H i—i i-H r-1

o x r t -co CO CO CO CO CO CO CO CO CD CO CO ,—4 r-H r-i r—1 r > oo t - Jr-co CO CO CO

i—1 i—( r-H I—i

r-i ©q ©q ©q o o o o CD CD CD CD CO CO CD CO r-H ©q ©q ©q TH ^ ^ ^ CO CO CD CO CO CO co *o ©q ©q ©q ©q " ^ Tfl *rj< ^ 7 5 c m . . 8,3 0 13,3 0 17, — Gemiddel d . . . q o o o o" o" o" o"

l—f r-H r-H r-H I ß I ß IC IC co CO CO CO IC IC TJH IC cs os o; cs 00 00 GO 00 ©q ©q ©q ©i i ß CD CD CO I C »C l O I C i—i r-H (-H i—f CO CO CO CO c o CO CD CD CO CO CO CD iß" Iß" iß" iß"

O O O O CO CO CO CO r-H i—f r-H i—( 1> ï > I > l > CS CS CS o co CO CO CD CD CD CO CD I ß CO CD CD TP XP T ^ TK CO CO CO ^ - * V T)ï >üï i—( r-H i-H 7—1 lO lO lO »o 10 0 c m . 8,3 0 13,3 0 1 7 — Gemiddel d . . . e

1

g e ü •'S*

1

g rS ^S 'S • g Cb i ß lß^CD co" co" •*" ©q co c o co ©q co CD l > co 9, 3 11, 4 9, 1 r > co es co co •*# Tt< i > co os t > »c r-H ©q ©q ^ O ^H co co co" ©q co co TH »o t e I C co co ©q co co CO r-H "TH »C CO r-H ©q c o c o o o ©q o o O OS CD ©q ©q ©q *<# 00^ ©q co os" co" os O co t - TH O r-H r—i Tfl - * oo co OO"CD" CD CD CS co" t > co" Oppervlakt e 8,3 0 13,3 0 17, — 21, 9 25. 3 26, 6 CO 00 00 i ß IC IC r-H I ß IC CS es os CO I C CS cq co co oo ©q co 1> o ~ * r-H ©q ©q TH IC 00 o " Tjï" IC ©q ©q ©i 21, 6 25, 1 26, 6 00 00 1r-e s CO • * r-H ©q ©q CD GO O i ß OS i-i r-H r-H ©q i ß I C IC o ©q"co 00 f-t I > CC- GO 00 co I-H ©q ie" co" co co co co 10 c m . 8,3 0 13,3 0 17, — • ^ TJH CS i-T ©q©q" ©q ©q ©q CD i C I ß i ß i ß i ß © O W c o o T o T os o -^ ©q co co O I ß r-H 00 00 OS • ^ 00 OS d o N ©q ©q ©q ©q^cq i > r^" ©q" ©q" ©q ©q ©q • ^ - ^ r-H 0 3 0 H r-H ©q ©q CO r-H 00 I ß t~- l > i—i r—J r—i ^H CO CO o " o " i-T • ^ 1> co co co I > I ß co i e i e »c" »c" l > GO 00 i c " i ßf t» c " 2 0 c m . 8,3 0 13,3 0 17, -OS CS -OS

r—i r-i r-i

00 t - CO IC IC i ß ©q^©q - H os os os •«# ©q r-i co co co t I > c -r-H i-H -r-H n o © cTcT oo" r—i i—t r-i

co ©q ©q CS os os

i—1 r—i r—i

co ©q I-H t » i > i > CS 00 t > co co co i—I r-H l—i 00 CO CD GÓ*,00"oo" t i > r -i ß -i ß -i ß

555

« H H 5 0 c m . 8,3 0 13,3 0 17, —

(9)

00 OS C i i > oo" t> 00 00 00^ ÇQ CD cD CO CO <M O o " O O © O S Th Th CO co CO CD t > t > I> CO CO lO t > I > l > os es es co co co » 0 0 00 Th t - IC • O N « ,-H O r-H o o o I I I I I I I l > Th r-H Th CO N o " O o " 00 00 00 o o " o " i e i o i o c q " c i " o q " CO l > CO Cl" N ! N --H N N Th" Th" Th co co co co co" co lO IC lO 1 1 1 • « H U 5 O rt O 1 1 1 1 O ! T H T h H ( M ( M © N Cq CO CO CO 0 0 o o T h I C l O CO CO t > co co co X 0 0 0 0 t t > t -co - ^ CO l > 00 t -CO t - " l C Cq O C ^ b - r-H -& CO l > I > t - t - 0 0 cc oo"oo" M CO c o o o o " l O lO ift co co co Th Th IC O co"cq" O "O w O N G-T Th Cq CO r ^ c î c q " o o q i c ^ i c •<* OS OS CS (©CO CO lO O 00 Th" co" i o H M N ^ " io" c o GO CO O Th" i e co*1 X 00 00 ïo" i e o " CO C i Oi ï o i o i o *1 CO )> t > IC i e i o IC IC IC CO CD CO*" CS cq © • * co co" c ^ r *i-> c » ^ çç> ß f—I i—I r-H i—( i—i

co <?q co •^r co" co" o o r - c o Th >o" co" IC IC IC IC IC i e " Th CO IC »O I C l O »O » O I O Th T*H Th C O H O Cq Th r h M N h >—i c o CO 0 0 0 0 c o i—t C q CO CO C l N <M Cl C l C i C l CS 1 — 1 !—f l—i ^ l O i O A— CO T h T h cq" cq"cq"

I—j i—i i—i CS CS 0 0 I > t > t > I C I C I C co co co w f w f w f 7 5 c m . 8,3 0 13,3 0 1 7 — r-H r-H r-H r-H l—i r - ( co co co l > i > l > I C iO i e " CS CS CS CS CS CS w f i c >c 10 0 c m . 8,3 0 13,3 0 17, — 'S* 'S 8 e e S

1

'S 05 CO O GO > H a >o co 00 cc" c o " i o l O T h CO H H O co » o s co" o " o " 1 1 1 0 0 Cq CO CO N N 1 1 1 Oppervlakt e 8,3 0 13,3 0 17 — ••* ra o r > i o os co ÏO o O O i - ï TH < N < N o " o o " 1 1 1 Th co - ^ o o o 1 1 1 10 c m . 8,3 0 13,3 0 17, — oo c T c T - # O œ i - ^ < N • * r - i ( M ^ o" o o" • ^ I C - ^ o o o 2 0 c m . 8,3 0 13,3 0 17, — CO I C I C CO"GO"GC r-H i—i r-H ie" i e i e " cq" cq" cq" co co co l > t ^ l > r-H l—i 1—I 5 0 c m . 8,3 0 13,3 0 17 — O c q C l oo" oo" co"

r-H ©q N i c " i c " i c "

i—i i—( i—i co" co co" cq" cq" cq" N N N CO CO CC 7 5 c m . 8,3 0 13,3 0 17 — 0 0 CS CS l > 1 > 1 > ^ ^i ^l

ie" i& io"

co" cc" co"

co CO CO co" co" co"

N W N O O 1 co co I oo"co" r > s o IC CS O i—I c o I C oo" i > Tjî o " oo" I> c o N CM c q i—i i—! N CO CS TT l > <N O G> G©" 00 GO" CS* IC" i-H O " O " r-T !-K - ^ IC IC OS O ' i-H i-H O t - CO O IC IC 00 I-H CO IC oo" t > oq" o " GO" I > co cq <M N I-H I-H CO CS o 00 00 I> oo" i > ^ T c T i > co" CO <N Cq i—i i—i r-1 i-t L - I C - ^ I C - ^ l > 1 > CO CS f-H 0 0 c o Th o i e " -^" cq" CO C l Cq r-H rH r-H o s i e i e c q o s -TH CD »o »o cq co co co" o " o f t > co" co"

c s c s i e c q cq c o oo" CD" co" i e i e " i e " • ^ c q co o co cc oo i > co" co" CD" t - " > S p o O O IC o ^ I - H Cq IC ï > O W r—i e s i C i > •<* r - o s , o es rfH i—i o i-T co i c t > • * CO l O © OS - ^ r-H O C l CO 1 1 1 •-H i > o •»* i > c q c o " o " c q " c o » c i > i T h CO CO CC »O CO o " CO »O ï > c f o " i-H co cs cq r-H T* oo co" oo" o " cq" co" co" r-H r-H r-H r-H

r-H CO r-H O CO Cq co" co" -^î i c " io" »o"

TfJ CO C0 »O r-H I > CC" CO" - ^ T H T ^ CO O CD r-H 1C OS 0 0 - H " cs" o " o " o " o " r-H r-H r-H r-H r-H C I O O C I r-H o I C CO" I > L - " t - " t > Th Th Cl OO co t -o " cq" c-o c-o" - ^ ^ cq r-H ce co co cq co o " o " r-T cq" co i i O ^ T h ' * t > CS o O " H O O " H « 1 1 1 CD GO 0 0 0 0 r-i T h I C r-H O o " C l " c o " 1 1 1 Oppervlakt e . . 10 c m .. . . 2 0 „ ... . 5 0 „ ... . 7 5 10 0 „ ... .

(10)

i'

1-5 ß > O iz; O O + 3 ft m «5 's

1

1-5 'S < 4 ^ H 3 CO CS i-H CM CO CS i—f 1 I e a. S t a Kb OS TlH CM ( M " * O r-H ( M •-H so c i c i (N Cï Oi Pî T# «J ^ î IQ i ß 00 O 00 ci" c i o o N C O H O l o d o o c o t - f-H i—< CO os" e© HÎ CO rt<Mcq (M CO Cl TH CO o co • * o f eq cq eq cq O l O H 1C CS i ß CO CM CS (M O O C l l > I H es 00 co o O 1—1 1—ï 1—[ CO CS i ß co CO E- 1> OS ^H •>#" c i C i O I > £*• «O i-H C l r-H ^ O O I . CO CO I CC CO l > * -^ , CD * a ft s ft CD o o co o co co O D H H O ( N CO CO i O e i e i eq" e i c s o 00 CO C M H i C O ? FH f-H O I C OS i—( 0 0 CO" CO*" 1 > I ß 0 0 OS CO 0 0 co" O i-T es" > H ( M ( M rt • * F-H r - T l r-H CM c q CM O N 0 0 ( M I C CS OS GO • ^ CM CO i-H i-T i o i o «# r > - ^ co co c o " o T o T o o " O H TH I O co i ß i ß -»# O OS os CO cri e i e i e i 0 0 CO CO *-s r-H ( M CN OCt O O I • co co I 0 0 CO I > i—f i-H 'CD a s § a r-H O CS O - t f 0 0 C 0 0 0 0 5 t - 0 0 GO 0 0 e i e i e i e i H l 0 0 O ï t -i ß " -i ß " -i ß -i ß CO I C 0 0 c o os" o " o " o " O T* © r-H TjT i e co" ie" os co co co co" co" os co"

i-H r—t r-H f—(

<N O O l > I> es' o co" H H N T H Cq O CS t ^ i ß i > i > co CM " * CS OO i-H CO CO CM CO Cs i ß ïr-co" i>" oo i > co ^ ^ ^ co i ß oo i o c i c i e i e i (M • * i o ^ CM eq CM cNi O O I • co co I C© CO 1 > i-H i-H a. | S o JE cq O

1

1

r e ; CO " £ e ^ s e e T3

1

i ß « 0 0 0 0 0 CS i ß cq co co »O CO co t P l > co" 1 0 t - T f l os i-T es 1—1 H i O h - ƒ 00 "'t" CO CD^OS o cTio" ( M ( M CM o cq co »o iß" e i eq co co c-T e i iß" eq co co M » 0 co t - CO CM CO CO CO r-H O e i co es eq co eq - ^ CO CO "# o i o " eq t » co CS i o o i—1 (-H O l > P H I > cT r-" o eq co r- co i> O O I co co 1 0 0 CO I > CD ^ + i u CO ft ft CO CO CO H L ^ C O CM CM CN cs r-H ea i o co" co" T £ - ^ CS CS O CS l—t CO CO i-H e i T £ • * " CO " * CM r-H CM CM e q r-H i > o c o V CM CM CM co^co_co_ i-T c-T co CM CM CM O I ß CO CM CM CM CS CM - H ^ i ß " r-H e i H ( M M CO t - OS O CO CO cs c s eq CO 0 0 CS O^ l> co^ co co" co" H M T P CD CO CO O O I CO CO I 00 CO t -s ü o l—t CO CO c ^ CM CM CM CO CO > t O i ß " i ß " O CM CO OS OS CS I O <M 1 > eico"co" o o o oo" cs" o " i-H r-H CM 1 > o I >f t CS r—1 <M r-H e q e - i O ^ 0 5 TU r-H e i ^ H " CM CM CM CO t - CS CS r-H CM r-H CM CM CO t - CM i ß I > Cs" O O F H O H CM" i ß CO o o CO I > I > ^h i > o i ß io"co" 0 0 OS OS i ß i ß i ß O O ! co co i oo co r -r-H i—I s o I M Ö s ••s-%> o •Sä IS" 'S e .e s co jf •a • e s e e s " e •^ s ^ 5 ^ co co i ß eq co 1 1 1 t - o co e i F-Ï e-i 1 1 1 CO CO Tj< O " H Ö " 1 C O ( M O co" co co" O os co !-H CO" CM" O CM CO ie" co" co"

!-t •<# r-H i o " r - " c o " O TH i ß CO TH co r-H i-H f-H •<* 0 0 i ß o o " o os1 O 00 00 - H T C O iß" CM CO - ^ ^ H r-H O 1 O CO CO o i o " o 1 1 1 CO O 0 0 co CM eq 1 1 1 o o i co co 1 00 CO ï >

1

1

ft ft o t - 0 3 <M r - l O - H 1 ! 1 i o eq cOft o o " o " 1 1 1 i ß 00 00 o CO CO T$f i > t-T C0 CO CO es" e i e i r-H i—t ï > I > i-H co" o co" W " ^ CO^ ^ r co" co" CO - * CM CO CS CM t> o s " o COft 00 o co" iß" co"

T*< O CM O r-H r-H oo CM eq o o o 1 1 1 CS I ß t -o -o -o i 1 1 O O 1 co co I 00 co l > r-H i—i a o o • ^ CM CO o o o 1 1 1 - # I Q l ß ^ o " o o " l > O OS^ e i co' e i CO OS CM i ß c o " l > " •H^CM I ß o e i e i r-H CO O ^ i ß " c o " C O C O N - # Iß" co" i ß O i ß r-H CO CO CO OS co r-" oo cs" Oi H O CO iß" iß" o e-i co O r-H O o o " o r-H CM CM o o o O O 1 co co ] oo co t -r-H i—i s o o <M s

1

o 41, 4 30, 4 25, 6 I ß CO O O cs os" f—( iß iß O T ^ e i --H ^ o o ïo" O iß" iß" eq ^H r-H co iß" i-ï1 CO CM CM r-H CO l > o T o TJT CO CO CM Ti< Tf< CO ^ H O »O • ^ CO CM CM I ß t -r-H OS - # TH eq CM co I> o co co" e i CO CM CM 0 0 c o o C M " I ß TH CM r-H r-H i ß i ß CO OO r-H CS r-H F-H i-H I Q 0 0 e i t> co" i-H CS t - ï > © • • M • • s

1 a a

ftü ^ o o O i-H CM s

1

ri "S 00 . o CO CO CO OS * # CM 1 1 1 CO CO CD CS -'s* c i 1 1 1 r-H I O C O CO O r-T l > i ß 0 0 o eiei F H COK " ^ c i 00 co cs o ^ e i c o co r-H r-H r-H CÄCM OO CO CO co H H H CS O 0 0 CS O CS r-H CO 00 •<# co" i ß co" CO l > O o " -H e i • ^ CO CM eq o o 1 1 OS OS 0 0 iß" e i o 1 1 1 r-H t - cq co eq r-H 1 1 1 CD ' * M • - • s

1 a =

ft°

£<©© O —i (M (10) A 598

(11)

< © ( M i — i O CO ft i ß CM c f TH CM" CM" O O O ^ H O l O CO l > C D ft C ï Ci- ft OO ft CM T H CO 0 0 1 > ^ r -1 > CO CO r H O T © i H ^ f M * CM CO CO <M <M <M ( M <M ( M <N f-H l > CS • — i i — i CD CD l O »O OO CO" r - T ^ H r - H O O O I I I I I I w o « o " co" o I—I I I I O T N ft 0 0 C O O N O *•# T H CO - * *

i—T c<T i—T i-T i—" <M" CM" CM" co co" co" co"

l C •># CO 0 0 O O t > T F CD c o t > " c o " i o c o c o " « o1 i o " l O ft O CO 0 0 CD U3 - ^ CO " * N f r î c i O O O H H H I I I I I oo M< o O Ö Ï C 3 (O O W o s d > o CD ft CD C- CO lO i o >—* - ^ f c o c o c o co" i^T •<# TJT - ^ i£ \£ i£ co" cd' co" <D"

lO rf< lO O 00 t> OO O O l H © ft ft ft ft ft ft

0 0 O C 0 T f l O O Q O O O ft O i — ' O i—i i—( i—( T ) I ^ «

O ^ T H - * " <-* o " 0 0 CM T H <M"O"CM" cc t> o I O co •—ti—i co i o c o i > c o ao" CM" ft o " C O H H O " O " O " O " O " C i CO CO c o " C© T H " CO C l O 0 0 CO 0 0 CM" T J Ï oo" CM" CM" CM" 0 0 <M l O ( M ! > l O O E - O CO CO I C T(H" - O " l > C O " 1 > t - " CM CO •<* O " CM CO" 0Q

| > •—i •«# •—i O T j t C Û t ^ i—ii—( CO CM 0 0 - * CO O O C M ft CO C© O © CO o " - * CM" ï > CO C ï oo" CM" CM" co co co CM" CM CM" »O CM CM 0 0 L - * * ^

9

< O t > CM O CD ft ft 0 0 C O G 0 C M C 5 C D " O ' I H © l > I > o o " ^ i—t CM CM >—l H H H T I © ft # i> co co ft co r

-•<* CO" CM" ft CO I>" O*" r^ r*

CM CO CO i—l CM (M ( M C M C M

lO CM lO i—i 00 CO C O T H C O Tl** co co" cc io co" io" io" lO

00 lO c-C ^ c-C M " ^

I

a, 'S s p 1-5 t-5 CO ^ CO t- O ^ - ^ ^ C O 00 CO CM ft i> i-T (M" O " I> I> OO" t-^

: ^ C M C D C 0 •—!©"<# i—t Cl CO '.gl ft H O ftr-i«

CMTtfr-" ~ CMTtfr-" ^ T £ I > CMTtfr-" C O C O CMTtfr-" C O CMTtfr-" C O CMTtfr-" I O I O * C è i—tr-< I-H I - H I — i i — ( i—r i—( i—r Ö

T* co •*# co" c o <«#

0 0 C 0 f - i T f t O c 0 - < * C 0 . C 0 l > O 0 0 « ( M t - H Qft C C H t ó ï > l O C O ! - ! • < * • ' # T f t C O f t g 0 0 CM O | H b O l O ft © 0 0 I c O l O C O l O

i—( ï—I CM i—t i—I i—f i—( i

o lO no r — I CM (O 00 to 00 CO IC lO M< CO M< Mi oo i-H O CO o <M CM (M 0 0 0 0 f t O CO CM T h O C O C M ^ ^ i - f C O T t H C M C M c M „., 1—C t—I i-H i — I i — l i — I i—I .—I i—I JK H i O f t ftCMI> I C 0 0 CM 0 0 " ^ H C l " CD o " O " c o " u 0 ft O r - t CM „ i-H ft ^ - t T f l CO CM 4 * ~H •—( t - CO 0 0 ^ CO CO i—< o oo" CO lO "^T t-^ T f M H

t

CO T H CO CM oo" TfT o " »M CO 0 0 CO_CO <M CM CO CO CO ft O * 0 0 1 > l > I > C-" CO I f l ft CO i - t o o © © - ^ T H " - H " CO" O " I Q TfT O " o " o " O O ' N H CM" I > CO CO ft CM CM"IO co" 0 0 0 0 CM T(H" TjT l O 00 t> co CM" oo co" r - t 0 0 O O r H C O CM C M o o i—t r - ft r - •-# o o c o O f t "3 0 0 I > © ft-^ft T f t T j t O Cö O f t C O CM CO ft l O © C O ft CM" ft ^ H « 0 0 CM" o " o " CO ft i ß CO CM - ^ Ï O ^ c o c o - ^ c o 0 0 CO i—t C O f t f t CD CD I > ^ H O O I O O O r H rt . I I ^ t t f ^ c M T H C O C O c O f M -<# i ß l O "-O H P ï N W i H ( M N cM C M " C M " < M " C M ft oo o ftcoc»-ooft C O 0 0 l > I O C O C O X O l O " ^ ftCMft ftCO-^ CO 0 0 l > <M"r-î^ o " o o " o " o O M i l l l> eo O I I d c6 CO CM CD * o - ^ O O f t ^ . c o c o c o c o O " C M " I - H ^ I - H I - T I - T * ^ C M " C M " C M " C M " O c M " * C M C M T H - ^ T H T H I > O O " I > c o " c o " c o " i ^ l O l O 0 0 CO l > 0 0 CO ï > O O j oo"co"i> r—t O I—f ï > "<# - ^ co" CM" CM" O " O " O I I I I I I Q 0 C O I > o o c o t - c o c o i >

a

On ft o 1 s T3 TS o A l 0 ^ T3 's ft ft o 3 ! JS • > ft ft o CO CD l O 0 0 l > c o "

•3

ftü ftoo O r t M CM 0 0 O C O " < N " O (8 ff) R " ftü ^ o o O i H CM

(12)

e8 03 1-5 > SP <! 3 ha 1-5 St 1-3 Q O C O O l 0 0 ( M l O l O OS t - CO CO o ? ^ i-T I-H oo «-? r-41 o OO OS CD CS* CM CO C» OS lO 00 00 I> O0 CS CS CS i - T c ^ r H r - M <M <>i c i CM c i CM CM <M « A l t o o s O H O S t - CO 0 0 0 0 t ^ CO CD T H * - H T l O CO i O »O 1 0 * 0 * 0 1 0 O C O C D ^ f l O i—I O T f l CO CO 0 0 CM ® ( N O O O J H H O OS O O O OO CS ^ •*£ i C OS CO CO ( M CÄ OS f - f ce wf ir-^os^ H l O N I O Û O T H CD CM l O os cs*co H V C O i-Teq "# CM CO CO (M (N W CM CM CM lO-*'* OS (M >—I CO CO O CO ï> CO lO COCO ÎOIC CD ^ • ^ W CM O^ 1> 00 rH 00 os" «-H es os o es 00 OS OS CO l> -H^ (N'THTJÎ' CM* <M CO O i-f (N i> cD CO i O ï > ^ OS 0 0 o P H CO CO 1 1 1 CO i—i CO 1 ( M I > CO « l > i O * O CM CM O CO CM** <—i i—1 i—(

<M i-H i-H 1 1 1 CD CM O O O O 1 1 O «O <N CM CM CM" O ^ C O CO l O I > t-"* CD l > OS es* c i e i i—t r—1 l O O CM O O O CD OS CD O © O 0 ( M N CO CO CO O 0 0 H CO CO C " CD CO <N «O i-H CM" <—( I - H (—i r H OS t -c o OS CO •HH CM CM O Os O s 0 0 CM 0 0 T H N O I—1 I—i I - H O CO" CD i—< c o c o • ^ Î T I T O CO CM CM ï > 0 0 l O OS l O CM 1 1 1 i r - 0 0 i O OS »O CM 1 1 1 co o »o ( M * H H 1 O CO Tjï" oo" oo es* C O C O t ^ O l > O i l O t - H I O T P C O 8 ( M 0 O « C 3 ) C C I « M M H | © O ^ H «5 H l O ï ^ ^ û N H ^ I O O H •Äi^coec « o ^ i H O i " t - ' c c o e o Ë ^ « ( N " ( A I O ® O ' H M " S ^ c o c o c o c o c o e o i o i c ooosco JM co co H ( M ( M N H ^ ( M H H H H r l C M C O C O H ( M C M < M C M C M r - H ^ H ^ ^ H . - i . — I ^ H ^ H - — ( C O C M C M , - ( P H n H S> <Ö ' — ' ^ l < u o ^ C D O i - H * Ç O T f l H O J H Tji TP TH H : ^ I > CO " ^ CM lO CM rH rH r - :gs N N œ (M O 1> Tfl t » CM » O C S ^ C O t ^ o O ^ s O Î O T J Î ' C O h H H O © o o c î o o t i > o s » C i - H i ^ c i 0 r - î ' c M c o ' S ^ I ^ I O W T C O C D T P I O ' C D C M O S1- * co c i co * ( N i M I M N H ( ^ ( N N H H H H o G q c O C O C M C M C M C M C M C M Q ^ ^ ~ * * - i > - i ^ ^ i - t i - t 0 ^ < M < N w nH rH rH g ,e .e I I S, g » | s - S S *5 s — § I O I O 0 0 C O I O W H T F C N O O i f l i O C O " — ( l > C M ^ c O ( M I > - H J < O S C M C O O O C D C D I > O C D g r H i C C » g j C 0 C 0 < D * * Os" »O c i c i lO OS* © " C© » O C O i > C O „ S 00** GO** CO O l O C O " CA O CM* , 5 c i •<# '•tf r-T CO TJ** r-T CO CO . co 00** CO I-H o o

î ù i H CM ( M ( M r - l r - H l M i - H i - H i — ( r - ( i — I 7 j CM CO CO CM CM CM H C M N o «—I i—I i—( i-H r H r H , - H F H r H . g ^ C M C M -iS •—» i—I i—» s ü il s ^ 5 CO CO CO CO l O r - i 0 0 0 0 OS CD CO OS 0 0 CO O O • — f ' — ' • — ' CO I D * * I > co oo >o »o CD CM l O 0 0 r - ! r f l CM CM CO c o • * • * * O N H N O O I • CO CO 1 oo co r > _w ""d 3rvl a idde l Oi S 0-1 <D O O 0 0 I C r H Ï O r H l O CD - ^ OO O ( M O CD O O OS i-H r H r H O CO CO CO « 3 l O TH r H OS O t > CM CM CO CM OS CM TH CM H ( N M ( M O O I • CO CO | oo co i > TS CD T 3 a 1 ü g o Ç H O T H C O O X O r H CM CO CM t - ï > CO 1 > CD l > 0 0 1 > -HK 0 0 l O OS c o c o - ^ CO CO Ttf l > l O CM CM CM CM CO -HW i ß >SH CM CM CM <M O O j • co co ! oo co r -T3 • ^ s 3 o g o <E M O •s> ' M g e g ' S " 8 <4> co oo CO <N CO CO 0 5 0 0 CO O CD r H <M —1 «O 0 5 • * i - H 0 0 <N t O C35 OO O CD 0 0 O O CO CO 00 co M c3 ft ft u o o r-i o I > t ~ 1 1 1 ^ l O CD r H 0 0 T ^ CM O O T)< OS CO i - H CS TH CM CM « 5 •* CO œ O © O J CO CD c o • * CD O CO 0 «

a

o CD O CO CO CD »o CD 1 1 1 ^ TH CM 1 > l O i - H o ^* CO •^ o 0 0 I O o co 0 0

a

o CM i-H 0 0 o i - H 1 ^ • » « l O 1 ^ I C o co co 0 0 oo 1—1 l O 1 ^ co l O t ^ >c 1 1 r -•s> w •w s e g Ci) •w i s •tri C i T j i CD CD 0 0 r H 0 0 0 0 CM CD CM CM r H r H ! 1 co co co o 1 1 o co • * ( M ! 1 o o co co M

3

rH 0 * Pk o os 0 0 " O •-H o co l—t 1 os <M 1 1 1 i - H 0 0 • * t -t - o o r H x # CO CO c o • * œ o o CM CO co CM ^-i co r H O O 1 1 ! O l O CD r H O O 1 1 1 o o co co GO CO

s

1 1 r -1 > CM OS I > os os r H O 0 0 • ^ l O > c OO O CM O r-( r H r H O r H O O O 1 1 CM • * • * o o o o O 1 co co 1 oo co t -B CM - O ^ CO CD CO f M co CM O O i O CM CD OS c o CO r-i r—( i~-t CO CS O I > CD l O 0 0 I > *> fc a p ,u r H ^ O >-f CO 1—1 t> OS I Q CO l > CD s O CM 10 ^ CM xo I > rt o 1 C 5 0 0 O CM CO ^ i TP CM O O 1 ^ 0 0 1 1 • * OO m O 00 o o CD ! M r S 1> i ^ ft ft O CO r H 1 1 a : O o <-i CM

(13)

c3 <3 1-5 'S Ö» 'S §•

Î

8

I

<! H > o

3

1-5 S -S* [*< Ö 1-5 e S '1 g CO il* e 'S IS "8 CÎ3 i # i C CO o Tf< ^ ^ " ^ t - io to 00 o o o " o 1 1 1 1 Tfl iO *•# 'M i-H i-H i-T f-H

i-c CO O i > i o i ó " i o - ^ «o x - * o co co c o o o " O CD i-c CO e<rI-H H O ,—1 i—1 (—1 r—1 11, 9 12, 1 11, 5 11, 1 o T o s C5 00 OS O 00 T* i o co" i o »o CD CD CO^CO o t - co O H o " o " i-T 1 1 I I t - C D l O O O O O H 1 1 1 1 00 CO iO o> i-H r-T i—1 i-M

1 1 1 ! e 'S •Si rfS

1

s co |s> 'to "e

1

e S 13 'S E Ü5 " * OS 0> O os o o " c o " a r 1 1 1 1 »o On o i o irf" IC * 0 *C 1 I I 1 c o " c o « c o " 1 1 1 1 i r j i M O ® O ' O H O 1 1 1 1 CO *<# r - l > CO CO*" G^f C^T O J O O C O Co" I > CD" ÏO CD O <M ÖS I > 00 1> CO O I O M M co" co" (N e i CO CD <N <N o " o " O O 1 1 1 1 Cï " ^ TJ< OS lO IC IC >o 1 1 1 1 ï o c q c M H i > i © © r > l l I I CD CO * 0 CO^ 1 1 1 1 .s > § ä W N > N •>* co" co" co

i—c i—i i—i i—i M M CO IC IC lO co" o £ co" co r—I r H (—< i—C M M O c< co"oc 1 1 l > 1 1 CO^CO^O l > I I 1 1

3

lts" I-H" 00 1 CD CD (M o " o o c o ^ c o ^ t ^ i o ^ c o " 1 * cc cc 1 — o " o lO l > I > THCo"e<f 1 1 1 co •<* c i o c o " c 1 1 1 r—H 1 00 o l—i 1 cc oc 1 • > * er 1

c-7

i r " c

7

1 " o

7

co 1—1 1 o u o T H Ï O " * co" co" co"

i—1 i—Î l—l i—H

1 1 1 1 'cc > cc c a > N

(14)

De dagen, waarop de grondtemperatuurwaarnemingen onvolledig waren (o.a. Zaterdag), zijn voor de luchttemperatuur in de meteorologische hut volledig meegeteld, de Zon- en feestdagen, waarop geen grondtemperatuur is afgelezen, zijn niet meegerekend.

3. Onderlinge verschillen

Het blijkt, dat veen in den zomer op 20 cm diepte een lagere temperatuur heeft dan klei, hoewel het aan de oppervlakte warmer is.

De temperatuur aan de oppervlakte is in den koudsten tijd van het jaar voor alle grondsoorten vrijwel gelijk, op 20 cm diepte de gemiddelde tempe-ratuur eveneens, (veen heeft in December—Februari aan de oppervlakte een iets lagere, op 20 cm een iets hoogere temperatuur dan de andere) maar de minder goede warmtegeleiding van het veen uit zich in minder lage minima op deze diepte.

Dat de verschillen in de warmtegeleiding zich niet duidelijker in de tempera-turen van de tabellen I—IV afspiegelen, is wel toe te schrijven aan de inhomo-geniteit van den grond.De grondlaag tusschen 0 en 10 cm schijnt niet dezelfde eigenschappen te bezitten als die tusschen 10 en 20 cm, zooals b.v. blijkt, wanneer men de jaarlijksche temperatuurschommeling (verschil tusschen de warmste en de koudste maand) op verschillende diepte beschouwt.

Jaarlijksche temperatuurschommeling 10 cm 20 „ Oppervlakte—10 cm . . . . 10 cm—20 cm Klei 21°,4 17 ,4 16 ,0 4 ,0 1 A Zavel 21,8 18,0 16,3 3,8 1,7 Veen 22,2 18,6 15,4 3,6 3,2 Zand 22,2 17,9 15,9 4,3 2,0

Terwijl b.v. veen tusschen 10 en 20 cm diepte de sterkste vermindering van de jaarlijksche schommeling vertoont, is de vermindering tusschen 0 en 10 cm geringer dan bij de andere grondsoorten.

Men kan ook als volgt het verschil in geleidingsvermogen doen uitkomen. In de maanden April tot Juni neemt de temperatuur het snelst toe en zal in den grond 'de temperatuurverandering sterker achterblijven, naarmate het geleidingsvermogen geringer is. Evenzoo in de maanden September tot November met de sterkste temperatuurafname. Bepaalt men nu het tempera-tuursverschil tusschen 10 en 20 cm voor April tot Juni en September tot November, dan vindt men de onderstaande cijfers.

(15)

Temperatuurverschil 10 cm—20 cm I I . September t o t November Klei 0°,93 0 ,00 0 ,93 Zavel 1,23 0,27 0,96 Veen 2,13 — 0,33 2,46 Zand 1,70 0,40 1,30

De onderste cijfers geven den gezamenlijken invloed aan van de vertraging in de beide tijdvakken op het temperatuursverscb.il tussehen 10 en 20 cm.

4. Verschillen tussehen lucht- en grondtemperatuur

De volgende getallen geven bet verschil aan tussehen de jaargemiddelden van de grondtemperatuur in de tabellen I—IV en de 24-uurgemiddelden van de luchttemperatuur, die in het betreffende tijdvak is waargenomen in de meteorologische hut van het waamemingsstation op het terrein van het Natuurkundig Laboratorium te Groningen (zie 2).

Verschillen grondtemperatuur-—luchttemperatuur 10 cm 20 , 50 „ 75 „ 100 , Klei 0°,8 0 ,5 0 ,3 0 ,5 0 ,8 Zavel 1,1 0,6 Veen 1,0 0,4 Zand 1,3 0,4

5. Minimumtemperatuur op den grond '

De minimumtemperaturen van tabel V geven onderling weinig markante. verschillen te zien. Over het algemeen wordt op het zand het minimum het laagst gevonden.

Er is nog nagegaan, hoeveel het temperatuurminimum op den grond ver-schilt van dat, waargenomen in de meteorologische hut bij het Natuurkundig Laboratorium. Hierbij is in aanmerking te nemen, dat de beide reeksen van waarnemingen in verschillende deelen der stad zijn verricht.

Voor de temperatuur op den grond is het gemiddelde genomen van de waarnemingen op de 4 grondsoorten. De minima in de meteorologische hut zijn die uit hetzelfde tijdvak, met weglating van de dagen, waarop bij de andere

(16)

waarnemingen hiaten voorkwamen. De volgende tabel bevat de uitkomsten, namelijk het bedrag, dat de minimumtemperatuur in de hut hooger is dan op den grond.

Verschil minimumtemperatuur in de hut — minimumtemperatuur op den grond

Gem. d a g e -Üjksch mi-nimum . . Gem. maan-delijksch en j aarlij k s e h minimum . Absoluut mi-n i m u m . . J a n . 1°,4 1 ,0 1 ,3 Pebr. 1,6 1,5 2,3 Mrt. 1,9 1,7 1,5 April 2,1 2,7 2,5 Mei 2,3 2,7 3,1 J u n i 2,1 3,4 3,4 Juli 1,8 2,5 2,5 Aug. 1,6 2,9 3,6 Sept. 2,1 3,2 3,4 Oct. 2,0 2,3 3,0 Nov. 1,6 1,6 1,7 Dec. 1,4 1,4 1,9 J a a r 1,8 1,3 1,4

Over het algemeen zijn de verschillen het grootst in den zomer, hetgeen een gevolg kan zijn van de geringere windsnelheid, waardoor 's nachts de afgekoelde lucht meer vlak bij den grond blijft hangen.

(17)

GRONDTEMPERATUREN TE GRONINGEN

I I I . TEMPERATUURVERLOOP B I J VIER GRONDSOORTEN ONDER BIJZONDERE WEERSOMSTANDIGHEDEN

DOOK

Dr. S. W. VISSER INHOUD

Blz.

Hoofdstuk 1. Inleiding 835 Hoofdstuk 2. Temperaturen beneden 0°. Bevroren grond en sneeuw . . 835

2 A . IJs in den grond 836 I. Januari 1933 836 II. December 1933 837 I I I . December 1938 838

IV. De strenge winter van 1939/1940 . 839

2 B. Samenvatting 840

a. Volgorde van het verschijnen en het verdwijnen van het ijs 840

b. Duur van het ijs 841

c. Eigenschappen van de verschillende grondsoorten . . . 843

2 C. Grond- en Luchttemperatuur. Sneeuw 845

2 D . Physische verklaring. 847

Hoofdstuk 3. Regen en Droogte 852

3 A. Geïsoleerde regenbuien '. 852

3 B. Natte en droge tijdvakken 853 3 C Duur van regen en droogte , 859

3 D . Eigenschappen van de verschillende grondsoorten. . . . . 868

3 E. Physische verklaring 870

Hoofdstuk 4. Hooge temperaturen. Bewolking 871

4 A. Hooge temperatuur 871

a. Invloed van de luchttemperatuur 872

(18)

Biz.

4 B . Bewolking 877 4 C. Samenvatting 879

Hoofstuk o. Jaarlijksche en dagelijksche gang 880

5 A. Jaarlijksche gang 880 5 B . Dagelijksche gang 886 5 C. Physische verklaring 890

Hoofdstuk 6. Temperatuurwaarnemingen in klei tot 1 m diepte . . . 890

6 A. Dagelijksche en jaarlijksche gang 890 6 B . N a t t e en droge tijdperken 893

(19)

H O O F D S T U K I Inleiding

Bij het onderzoek van de waarnemingen is gebleken, dat hun waarde sterk verminderd wordt door het ontbreken van volledige waarnemingen op Zaterdag en Zondag. De Zaterdagen hadden in het onderzoek betrokken kunnen worden, maar dan hadden wij ons moeten beperken tot de ochtend-temperaturen alleen, die geen zuiver beeld geven van de temperatuur over den geheelen dag. Daardoor treden telkens hiaten op, die al te vaak interes-sante waarnemingsreeksen ontijdig afbreken. In het algemeen kunnen dan ook alleen globale conclusies getrokken worden.

In het bijzonder werd een onderzoek ingesteld naar de volgende weers-omstandigheden :

Temperatuur beneden 0°. Bevroren grond en sneeuw. Regen en droogte.

Hooge temperaturen. Bewolking.

H O O F D S T U K 2

Temperaturen beneden 0°. Bevroren grond en sneeuw

Het bleek niet loonend te zijn, korte tijdvakken van omstreeks één week met ijs en sneeuw te onderzoeken, omdat hierbij de wekelijksche hiaten al te sterk storen. Alleen langdurige tijdvakken leveren resultaten op, die be-trouwbaar genoeg zijn.

Er werden vier belangrijke tijdvakken met vorst onderzocht.

I. Januari—Februari 1933 — II. December 1933—Januari 1934 —

III. December 1938—Januari 1939 — IV. December 1939—Febrauri 1940

Voor alle 4 grondsoorten werd het gemiddelde van de driemaaldaagsche waarnemingen bepaald en hieruit het „algemeen gemiddelde", het gemiddelde van alle grondsoorten, voor 0, 10 en 20 cm.

Voorts werden in het onderzoek betrokken: de gemiddelde dagtemperatuur van de lucht, de neerslag en de toestand van den grond, zoo noodig ontleend aan de waarnemingen van het meteorologisch station.

De vier vorstperioden zijn als volgt te karakteriseeren:

I. Januari 1933. In het algemeen toenemende vorst met minimum-temperatuur tegen het einde. Weinig sneeuw. In 12 voorafgaande dagen 10 mm regen.

(20)

II. December 1933. Drie ijsperioden achter elkaar, dan dooi en enkele tijdvakken van lichte vorst. Zoo goed als geen sneeuw, waarschijnlijk ijzel1). In 10 voorafgaande dagen 7 mm regen.

III. December 1938. Zeer strenge vorstinval. Laagste temperatuur aan het begin. Zeer veel sneeuw. In 10 voorafgaande dagen 0 mm neerslag.

IV. December 1939—Februari 1940. Zeer strenge en langdurige winter met een aantal tijdvakken van hevige koude. Er valt vooral in het begin veel sneeuw, die vrijwel onafgebroken zeer lang blijft liggen. In 11 vooraf-gaande dagen 22 mm regen.

2 A. IJ s in den grond I. Januari 1933

De vorst begint op 13 Januari en eindigt op den 30en. Laagste lucht-temperatuur — 8,1° op 26 Januari; laagste grondlucht-temperatuur op 0 cm op 27 Januari: algemeen gemiddelde — 4,7°; in veen — 5,1°. Er valt alleen sneeuw van 21—25 Januari (2,2 mm waterhoogte).

Het ijs dringt tegen het einde op zijn diepst door en overschrijdt in de klei waarschijnlijk de 30 cm (27—30 Januari).

Niveau van 20 cm. Het ijs bereikt het niveau van 20 cm het eerst in

zavel (21 Januari? hiaat), dan in klei (22 Januari?) en in zand (25 Januari); in veen dringt de vorst tot deze diepte niet door.

Het ijs verdwijnt in klei, zand en zavel waarschijnlijk op 4 Februari.

Niveau van 10 cm. Op het niveau van 10 cm daalt de temperatuur beneden

nul in zavel en zand op 17 Januari, in klei en veen waarschijnlijk reeds op de 16en (?).

Het ijs verdwijnt op deze diepte in de volgorde zavel (31 Januari), zand 1 Februari, klei 2 Februari, veen (4 Februari?).

Niveau van 0 cm. Op 0 cm verschijnt en verdwijnt het ijs op dezelfde

dagen voor alle grondsoorten (resp. 13 Januari? en 31 Januari).

Duur. Het ijs blijft in klei, zavel en zand het laatst op 20 cm diepte,

op 10 cm in veen (zeer duidelijk).

Het aantal ijsdagen (de hiaten zoo goed mogelijk meegeteld) is op 20 cm in zavel 14, klei 13, zand 10, veen 0; op 10 cm in veen 19 dagen, klei 17, zand 15,

1) D e neerslag op 13 December afgetapt was voornamelijk regen. Deze viel op

bevroren grond en moet wel ijzel gevormd hebben. De toestand van den grond is echter door h e t Codecijfer 4 (bevroren en droog) aangegeven.

(21)

zavel 14; op 0 cm voor alle grondsoorten 17. In de atmosfeer is het aantal ijsdagen 17.1)

II. December 1933

De vorst begint op 3 December en eindigt op den 17en. Het vriest opnieuw op 25—27 en 29—30 December. Luchtminimum — 6,7° op 5 December en — 6,6° op 14 December; laagste grondtemperatuur op 0 cm: algemeen ge-middelde resp. —5,4° en —6,9°, in veen resp —6,6° en —8,1°. Er valt zoo goed als geen sneeuw: 0,6 mm op 12 December; 4,9 mm op 28 December, als de vorst vrijwel voorbij is.

Het ijs dringt bij den derden vorstin val het diepst door, waarschijnlijk op 15 December (hiaat op 16 en 17), in alle grondsoorten dieper dan 20 cm, in klei tot minstens 36 cm.

Niveau van 20 cm. Het 20 cm-niveau wordt bereikt in dezelfde volgorde

als in Januari 1933 : zavel (5 December), klei (6 December), zand (9 December ?), veen 15 December.

Het ijs verdwijnt in de volgorde: zand en veen (27 December?), klei (2 Januari?), zavel (3 Januari).

De temperatuurstijging op 11 en 12 December is op 12 en 13 December op 20 cm diepte merkbaar.

Niveau van 10 cm. Op 10 cm'diepte begint de vorst op 3 December (?)

in alle grondsoorten. In zavel stijgt op den dooidag van 7 December de tempe-ratuur bijna tot 0° en komt reeds op 20 December de tempetempe-ratuur waar-schijnlijk voorgoed boven nul. In zand treedt de dooi voor goed in op 29 December, in klei op 4 Januari, in veen pas na den 12den.

Niveau van 0 cm. De vorst vangt aan de oppervlakte algemeen aan op

3 December (?). De temperatuur stijgt in zavel boven 0° bij den do>oi op 7 December. Onder invloed van den dooi van 18 tot 24 December stijgt in alle grondsoorten behalve klei op den 19en de thermometer boven het vriespunt. •> In de klei en het zand komt de vorst nog terug van 25 December (?) tot 3 Januari, in de zavel op 20, 29 en 30 (?) December, in het veen van 25(?) tot 27 December.

Duur. Het ijs blijft in het zand het laatst op 0 cm diepte, in zavel op 20 cm,

in klei en vooral in veen op 10 cm. Het aantal ijsdagen bedraagt, de hiaten zoo goed mogelijk meegeteld:

x) Onder „ijsdag" verstaan wij in onze beschouwingen een dag, waarbij de

(22)

op 20 om in zavel 29, in klei 27, in zand 18, in veen 12; op 10 cm in veen 39, in klei 31, in zand 20, in zavel 16; op 0 cm in zand 28, in klei 28, in veen 17, in zavel 17.

Het aantal ijsdagen in de atmosfeer is 19. III. December 1938

De vorst begint op 16 December en eindigt op den 26en. Er is verder lichte vorst op den 29en en op 7 en 8 Januari. Laagste luchtminimum -—-13,0° op 20 December; laagste grondminimum op 0 cm op 20 December: algemeen gemiddelde — 10,1°; in veen — 10,6°. Er valt zeer veel sneeuw; 11,5 mm (water) van 22—28 December, 13,2 mm op 30 en 31 December; 16,5 mm op 4 en 5 Januari.

De inval van zeer strenge vorst op 16 December, doet den grond snel be-vriezen. In alle grondsoorten wordt het niveau van 20 cm overschreden. Het ijs bereikt op 22 December in de klei een diepte van 34 cm. Daarna vermindert de diepte geleidelijk.

Niveau van 20 cm. De 20 cm wordt in klei, zavel en zand vrijwel

gelijk-tijdig door het ijs bereikt (19 December), in het veen op 21 December. Het ijs verdwijnt op deze diepte in de volgorde: veen (31 December?), zand en klei 6 Januari, zavel 10 Januari.

Niveau van 10 cm. Het verschijnen van het ijs op 10 cm is niet te

consta-teeren (17 December ?). Aan het einde van de vorstperiode stijgt de temperatuur boven nul in de volgorde: zand 8 Januari (?), zavel en klei 9 Januari, veen 14 Januari(?).

Niveau van 0 cm. Op 0 cm treedt het ijs op op 16 December in alle

grond-soorten. Het verdwijnt in veen en zavel op 27 December, in klei en zand op 30 December. In zand daalt de temperatuur nog beneden nul op 4 Januari, in klei op den 5den, in zavel op 4 en 6 Januari. Of de lage luchttemperaturen van 6 en 7 Januari (resp. — 1,9° en — 1,1°) grondtemperaturen beneden nul geven, is door het hiaat van 7 en 8 Januari niet vast te stellen.

Duur. Het ijs blijft voor alle gronden het laatst op 10 cm diepte.

Het aantal ijsdagen, de hiaten zoo goed mogelijk meegeteld, bedraagt: op 20 cm . . . . in zavel 22, in klei en zand 18, in veen 11;

op 10 cm . . . . in veen 27, in klei en zavel 24, in zand 22. op 0 cm . . . . in zand 15, in klei 14, in veen en zavel 13.

(23)

IV. De strenge winter van 1939J1940

Het begint op 12 December te vriezen. Het dooit met Kerstmis (22—26 December) op 30 en 31 December, op 14 en 15 Januari en op 7 Februari. De dooi treedt pas voorgoed in op 21 Februari. In Maart vriest het nog op enkele dagen (2, 8 en 14). De sneeuwval bedraagt 11,9 mm water van 27 De-cember—1 Januari, 6,4 mm van 18—26 Januari en enkele mm in Februari.

De gemiddelde grondtemperatuur aan de oppervlakte daalt beneden 5° onder nul op 18 December (— 5,5°), 5 Januari (— 5,6°), 10—12 Januari

(resp. —7,0°, —7,4°, —6,8°), 17 Januari (—7,5°). De allerlaagste tempera-tuur komt in de klei voor (— 9,4° op 11 Januari).

De tijden met sterkste koude worden afgewisseld door tijdvakken met lichte vorst of dooi, die merkwaardigerwijze een groote voorkeur voor den Zondag vertoonen: de overdagtemperatuur van de lucht is op Zondag 24

De-cember + 4,6°, Zondag 31 DeDe-cember + 1,4°, Zondag 7 Januari —• 1,2°, Zondag 14 Januari + 2,4°. Het noodlottige gevolg is, dat juist de voortplanting van de dooiperioden in den grond niet is na te gaan door de wekelijksche hiaten. Van een permanente periode van 7 dagen is geen sprake; zoowel voor als na deze reeks is geen spoor van een wekelijksche periode aanwezig.

De vorst dringt belangrijk dieper in den grond door dan in de drie andere onderzochte tijdvakken. In de klei daalt op de diepte van 50 cm op 10 Januari de temperatuur onder het vriespunt, op 60 cm op 15 Januari, 70 cm op 5 Februari, 75 cm op 20 Februari. De dooi treedt op 75 cm in op 11 Maart, op 70 cm op den 13en, op 60 cm op den 14en, op 50 cm op den 19en. De grootste diepte, omstreeks 80 cm, wordt bereikt op 28 en 29 Februari. Op 100 cm is de laagste temperatuur 1,2°, op 75 cm —0,6°, beiden, op 28 en 29 Februari, op 50 cm — 1,4° op 14 en 15 Februari en van 26 Februari—1 Maart.

Niveau van 20 cm. De temperatuur daalt onder nul op 20 cm beneden

de oppervlakte in zand en zavel op 18 December (?), in klei op 19 December, in veen op den 21 en. Onder den invloed van den dooi met Kerstmis komt waarschijnlijk de temperatuur boven nul in klei en veen op 26 December( 1), • in zavel en zand echter niet. De thermometer daalt opnieuw beneden nul in klei op 3 Januari, in veen op den 4en.

De temperatuur stijgt op dit niveau pas weer boven het vriespunt in klei op 2 Maart ( ?), zavel 4 Maart( ?), zand 9 Maart( ?), veen 12 Maart. Nadien komen nog enkele ijsdagen voor: klei 6 en 8 Maart; zavel 5—9(?) Maart; zand en veen 14 en 15 Maart. Van omstreeks 26 Februari—9 Maart blijft de tempe-ratuur onafgebroken dicht bij 0°, om eerst daarna sterk te stijgen. Men krijgt den indruk, dat op deze diepte de groote ijskoek aanvangt, die slechts lang-zaam tot smelten wordt gebracht.

(24)

Niveau van 10 cm. Het ijs begint zich op 10 cm diepte te vormen tusschen

15 en 18 December, waarschijnlijk op den 17en. In klei,veen en zand verdwijnt het ijs op 27 Februari, in zavel waarschijnlijk reeds op den 26en. In Maart treedt op enkele dagen ijs op: in alle grondsoorten op den 8en, in het zand op den 14en, in veen op 14 en 15, in klei op 15 Maart.

Niveau van 0 cm. In de klei verschijnt aan de oppervlakte het ijs reeds

op 11 December, in de andere grondsoorten op den 12en. Het verdwijnt in zavel en veen op 23 Februari, in het zand op 25 Februari(?), in de klei op den 27en. De luchttemperatuur stijgt reeds op den 21en boven 0°, de laatste sneeuw smelt weg op den 23en. In Maart komen nog enkele losse ijsdagen voor: 8 Maart in klei, zavel en zand (veen wordt juist 0°), 14—15 Maart wederom in klei, zavel en zand, terwijl veen boven 0° blijft. De ijsdag van Zaterdag 2 Maart (—• 1,0°) is in de grondtemperatuur niet te volgen.

Duur. Het ijs blijft in de klei het laatst op 50 cm diepte, en ook in de

andere grondsoorten waarschijnlijk veel dieper dan 20 cm.

Het aantal ijsdagen, de hiaten zoo goed mogelijk meegeteld, bedraagt: op 75 cm in klei 13;

op 50 cm in klei 69;

op 20 cm in veen 84, in zavel 82, in zand 75, in klei 68 op 10 cm in zand 75, in klei 74, in veen 74, in zavel 71 op 0 cm in klei 77, in veen 73, in zavel 70, in zand 69 in de atmosfeer 61.

2 B. Samenvatting a. Volgorde van verschijnen en verdwijnen van het ijs

In de volgende tabel is de volgorde van het verschijnen en het verdwijnen van het ijs in de vier grondsoorten aangegeven. Vierkante haken[] duiden op gelijktijdigheid. Op 10 cm diepte is door de hiaten meestal de begintijd van de vorst niet nauwkeurig vast te stellen. Op 0 cm begint waarschijnlijk in alle grondsoorten het ijs vrijwel gelijktijdig.

20 cm; verschijnen 20 cm; verdwijnen 10 cm; verdwijnen

I. II. I I I .

IV.

zavel klei zand (veen^ zavel klei zand veen [klei zand zavel] veen [zand zavel] klei veen

(veen) [zavel zand klei] [zand veen] klei zavel

veen [zand klei] zavel klei zavel zand veen

zavel zand klei veen zavel zand klei veen zand [zavel klei] veen zavel [zand klei veen]

(25)

In deze tabel is wel eenige regelmaat te herkennen. Zoo verschijnt op 20cm het ijs in den regel het eerst in de zavel en verdwijnt er hét laatst.Veen krijgt op dit niveau het ijs steeds in de laatste plaats. Op 10 cm komt bij het einde van de vorst veen meestal achteraan maar staat de zavel voorop. Wij kunnen de regelmatigheden beter doen uitkomen door uit te tellen, hoe vaak iedere grondsoort op de Ie, 2e, 3e en 4e plaats voorkomt. Bij gelijktijdigheid van twee grondsoorten worden beide op elk van de twee plaatsen voor % genomen, bij gelijktijdigheid van 3 ieder op 3 plaatsen voor 1/a. Dan verkrijgen wij voor

de 4 grondsoorten de volgende rangcijfers (maximum = 4).

20 Plaats : zavel klei zand veen cm; 1 25/„ V» 5/B 0 verschijnen 2 5/B »1* "U 0 Algemeen verloop:

zavel klei zand

3 V» 1 21/, 0 4. 0 0 0 4 veen 20 veen zand klei zavel veen cm; verdwijnen 1 2 »U -1/. V. iVi i lU o iv. 3 0 l5/« 1 ' / . V. zand klei 4 1 V» V» 2V, zavel 10 zavel zand klei veen zavel cm; 1 3 1 ü 0 verdwijnen 2 V. 21/» V, V, zand 3 V. V» 25/« •v» klei 0 0 V» V» 8V. veen

Zeer geprononceerd zijn de verschillen tusschen de vier grondsoorten bij het begin van de vorst op 20 cm diepte. Bij het wegsmelten van het ijs is de volgorde tegengesteld aan die bij het begin. Op 10 cm is bij het verdwijnen van het ijs de volgorde duidelijk vast te stellen. Hier staat de zavel op de eerste plaats; het veen komt hier geheel achteraan.

Wij merken nog op, dat in het algemeen in alle tijdvakken de volgorden van verschijnen en verdwijnen van het ijs in de 4 grondsoorten behoorlijk met het algemeen verloop overeenkomen. De eenige belangrijke afwijking treffen wij aan in den zeer strengen winter 1939/1940 bij het verdwijnen van het ijs op 20 cm diepte. De volgorde is hier vrijwel tegengesteld aan de algemeene. Wij komen hierop terug bij het bespreken van een physische verklaring.

b. Duur van het ijs

De volgende tabel geeft een overzicht van het aantal ijsdagen voor de 4 grondsoorten in de 4 onderzochte tijdvakken en hun totalen.

Het rangnummer voor den duur is afgeleid uit de rangnummers van de 4 tijdvakken, als boven uiteengezet. Deze volgorde komt op 20 en 10 cm geheel overeen met die voor het totale aantal ijsdagen. Op de 0 cm is de

(26)

overeen-I . I I . I I I . I V . I. I I . I I I . I V . I. I I . 111. IV. zavel zavel zavel veen veen veen veen zand [zand [zand zand klei 14 29 22 84 19 39 27 75 17 28 15 77 klei klei klei 20 cm 13 27 18 zavel 82 klei klei [klei [klei klei klei klei veen 10 cm 17 31 24 74 0 cm 17 281 14 73 zand zand zand zand zand zand zavel veen veen [veen [veen zavel 10 18 18 75 15 20 24] 74] 17 17 13 70 veen veen veen klei zavel zavel zand zavel zavel zavel zavel zand 0 12 11 68 14 16 22 71 171 171 13| 69 Totaal I zavel klei zand veen veen klei zand zavel klei zand veen zavel [V 147 126 121 101 159 146 132 125 136 129 120 117 Rangnummer voor 1 3 0 0 1 3 0 1 0 l3/ 4 l3/4 LU %

u

den duur 2 1 3 0 0 V, 3 0 Vi i3/* 3/4 is/4

v«.

3 0 0 4 0 V. ï 2 Vi V* I1/., 27« 4 . 0 1 0 3 0 0 1 3 74 1V4 I74 174 I n de atmosfeer: I 17; I I 19; I I I 12; I V 61. Totaal: 109.

stemming minder goed, maar wij merken op, dat de totale aantallen weinig uiteenloopen. De verschillen zijn gewoonlijk het gevolg van kortstondig opvriezen na het invallen van den dooi.

De duur van het ijs is op 0 en 10 cm het kortst voor zavel; voor het veen op 20 cm, terwijl in klei het ijs lang stand houdt (klei neemt, wat duur betreft, de tweede plaats in op 10 en 20 cm, de eerste op 0 cm). Het gedrag van het zand is weinig duidelijk. Op 0 en 20 cm duurt het ijs in zand langer dan in veen, op 10 cm daarentegen belangrijk korter.

Aan de oppervlakte is het aantal ijsdagen (gemiddeld 125) grooter dan het aantal ijsdagen in de atmosfeer (109). Omdat het ijs vrijwel gelijktijdig aanvangt, beteekent dit, dat het ijs uit den grond na het invallen van den dooi slechts langzaam wegsmelt. Bovendien vriest de grond weer gemakkelijk op. Op 10 cm is het verschil met den duur van de koude in de atmosfeer nog be-langrijk grooter geworden. Het gemiddelde aantal ijsdagen is 140.. Vooral in klei en veen blijft het ijs op deze diepte zeer lang zitten. Op 20 cm zijn de verschillen veel kleiner, omdat nu ook het langzaam doordringen van de vorst tot op dit niveau van beteekenis wordt (gemiddeld aantal ijsdagen 125).

Voor grootere diepten hebben wij alleen gegevens voor den winter 1939/1940 in de klei. Het aantal ijsdagen bedraagt dan in de atmosfeer 61, op 0 cm 77, op 10 cm 74, op 20 cm 68, op 50 cm 69, op 75 cm 13.

Ook nu kunnen wij opmerken, dat als regel de duur van het ijs in de ver-schillende gronden in alle tijdvakken met de totalen overeenstemt. Een

(27)

op-vallende afwijking vertoont weer het vierde tijdvak op 20 cm diepte, met name, wat veen en klei betreft. Op 10 cm is de volgorde in dit tijdvak van weinig belang, omdat de cijfers niet veel uiteenloopen (75, 74, 74, 71).

c. Eigenschappen van de verschillende grondsoorten

1. Klei is in de bovenste laag warmer dan het algemeen gemiddelde bij temperatuurdagling, maar kouder bij temperatuurstijging. Dit doet zich regel-matig, bijna zonder uitzonderingen, voor, ook na het intreden van den dooi.

Veen gedraagt zich in de bovenste laag tegengesteld aan klei; het is kouder

dan het algemeen gemiddelde bij temperatuurdaling, warmer bij temperatuur-stijging. Op 20 cm is het effect omgekeerd: veen is hier relatief warm, als het aan de oppervlakte koud is. Dit is vooral duidelijk na den definitieven inval van den dooi: veen blijft dan op dit niveau zeer sterk achter in temperatuur, tot meer dan 2° toe.

Zavel en zand gedragen zich in dit opzicht ook in groote trekken

tegen-gesteld; zavel gedraagt zich als klei, zand meer als veen.

2. Verschillen tusschen de grondsoorten openbaren zich, wanneer wij hun temperatuur-afwijkingen van het algemeen gemiddelde bepalen. Wij kunnen op deze wijze b.v. vaststellen, welke grondsoort op ieder niveau betrekkelijk het warmst of het koudst is. Hierbij doen wij goed ons te beperken tot goed sprekende temperatuur-verschillen.

De volgende tabel geeft aan, hoe vaak gedurende de 4 onderzochte tijd-vakken (het laatste in 3 maanden gesplitst) iedere grondsoort meer dan 0.3° warmer of kouder is dan het algemeene gemiddelde.

In de kolom n is het aantal waarnemingsdagen vermeld. Vetgedrukt zijn alle getallen, die ongeveer de helft van n te boven gaan.

Betrekkelijk hoogste temperatuur ( < 0,3° t. o. v. het algemeen gemiddelde)

I II III IV Deo. Jan. Febr. Som. . . 16 28 - 16 13 21 17 111 V. 0 0 2 1 0 0 0 3 Klei 10 20 cm 2 0 4 1 4 1 8 1 3 2 0 0 21 5 Zavel 0 10 3 0 9 6 3 2 3 3 8 4 1 2 27 17 20 0 2 0 0 0 0 2 Zand. 0 10 0 0 1 4 0 0 3 0 14 0 10 0 28 4 20 0 4 0 0 0 0 4 0 1 0 0 2 11 7 21 Veen 10 20 0 12 0 11 0 6 0 7 2 18 0 13 2 67

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

3468 – 1650 € (vlucht, bus, verblijf in halfpension, ingangen en begeleiding) De 500ste verjaardag van de dood van Rafaël, nodigt ons uit voor een reis naar Rome in de voetsporen

Voeg de sojascheuten en de cashewnoten toe en breng het gerecht verder op smaak met peper en currypoeder.. Garneer met

Onze koelverse maaltijden zijn niet alleen gevarieerd en gezond, maar ook zeer gemakkelijk op te warmen. Onderstaand vindt u

Het bestuderen va n de genderkloof in het praten over politiek vereist dan ook een in de tijd gedifferentieerde aanpak, waarbij het de verwachting is dat verschillen tussen

Het decreet betreff ende de bodemsanering en de bodem- bescherming (DBB).. Twee rechtsgronden

Ik heb geen voorkeur voor wanneer ik toch geen voorkeur meer kan hebben Dat wat zal zijn, wanneer het zijn zal, zal het zijn dat wat het is. ©

De Flora- en faunawet schrijft voor dat aannemers nadelige gevolgen voor planten en dieren moeten voorkomen, dus worden er alleen werkzaamheden uitgevoerd als is vastgesteld dat

SOS Lawn Repair van Barenbrug kiemt al bij 4 graden Celsius en is in een verpakking van 5 kg verkrijgbaar, wat handig is voor de hovenier.. Auteur: Karlijn