• No results found

De rol van de Iraanse geestelijkheid in de coup van augustus 1953 tegen Mohammad Mossadeq

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De rol van de Iraanse geestelijkheid in de coup van augustus 1953 tegen Mohammad Mossadeq"

Copied!
61
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De rol van de Iraanse

geestelijkheid in de coup van

augustus 1953 tegen

Mohammad Mossadeq

Matin Abbasi 10399852

Scriptiebegeleider: dr. Rimko van der Maar

(2)
(3)

Inhoudsopgave

Hoofdstuk blz.

Inleiding 5

1) Verschillende visies 7

 Darioush Bayandor 7

 Homa Katouzian & Mark Gasiorowski 8

 Ervand Abrahamian 9

 Fariborz Mokhtari 11

2) Achtergrond informatie 13

 De Constitutionele Revolutie 1905 – 1911 13

 De periode van Reza Sjah Pahlavi 1925 – 1941 14

 Een turbulente periode breekt aan 15

 Mohammad Reza Pahlavi 16

 Ali Razmara 17

 Seyed Muhammad-Hussein Boroujerdi 19

 Mohammad Mossadeq 20

 Conclusie 21

3) De rol van de geestelijkheid in de Iraanse geschiedenis van de twintigste eeuw 22  De betekenis van de geestelijkheid voor de Constitutionele Revolutie in Iran 22  De relatie tussen Reza Khan en de geestelijkheid in drie fasen 24  De relatie tussen Reza Khan en de geestelijkheid tussen 1921 – 1925 24

 Reza Khan wordt als premier aangesteld 25

 De relatie tussen Reza Khan en de geestelijkheid na zijn kroning tot sjah in 1925

tot 1927 26

 De relatie tussen Reza Sjah en de geestelijkheid tussen 1927 en 1941 28  De rol van de geestelijkheid in de Iraanse politiek 1941 – 1953 29

 De conservatieven in Qom 30

 Pragmatische geestelijken: ayatollah Kashani 31

 Conclusie 34

4) De coup van augustus 1953 35

 De CIA en SIS plannen 35

 Het 6-punten plan 38

 Binnenlandse groeperingen die bij de coup betrokken waren 41

 De aanloop naar de mislukte coup 42

 Toch een succes 45

(4)

5) De rol van de geestelijkheid in de coup van 19 augustus 1953 47

 De goede relatie tussen de geestelijkheid en de sjah 47

 De rol van ayatollah Boroujerdi 49

 De druppel om in actie te komen 51

 Conclusie 53

Conclusie 55

(5)
(6)

Inleiding

Op 19 augustus 2013 was het precies 60 jaar geleden dat de Iraanse premier Mohammad Mossadeq door middel van een coup uit zijn ambt werd gezet om door Fazollah Zahedi opgevolgd te worden. Deze coup is voor verschillende auteurs onderwerp van discussie geweest. Tot de dag van vandaag debatteren verschillende historici nog steeds over vele vraagstukken die betrekking op dit onderwerp hebben. Dit debat is geïntensiveerd door het vrijgeven van enkele Central Intelligence Agency (CIA) documenten in augustus 2013.1 Door het vrijgeven van deze documenten erkende de CIA voor het

eerst officieel haar rol bij deze coup. Het vrijgeven van de documenten is niet alleen in

wetenschappelijke kringen goed ontvangen. Ook verschillende media pikten dit bericht op. Zo bracht de Amsterdamse krant Het Parool op dezelfde dag het volgende nieuwsbericht uit: "CIA erkent officieel rol staatsgreep Iran 1953".2 Het was echter zowel binnen wetenschappelijke als

niet-wetenschappelijke kringen lang duidelijk dat de CIA in deze coup een rol had gespeeld. De

documenten die in augustus 2013 zijn vrijgegeven laten wel zien hoe de CIA te werk is gegaan en hoe zij de coup hebben geprobeerd te bewerkstelligen.

De coup wordt door veel historici expliciet als een CIA-coup neergezet. De gebeurtenissen van 19 augustus 1953 worden vooral op het conto van de CIA en de Britse buitenlandse

veiligheidsdienst (Secret Intelligence Service, SIS) geschreven. Hierdoor wordt vergeten dat er in Iran binnenlandse groeperingen actief waren die wellicht ook een rol van betekenis hebben gespeeld. De CIA en de SIS waren zeker wel betrokken bij de coup, maar zij konden hun plannen zonder de steun van binnenlandse groeperingen niet uitvoeren. Washington en Londen waren door de politiek van Mossadeq bang geworden voor een communistisch en nationalistisch Iran. Deze angst had veel invloed op de betrekkingen tussen Iran en deze twee mogendheden. Daarom werd in Washington begin 1953 besloten om een coup, geleid door de CIA en de SIS, uit te voeren. Hun plannen voor de coup stelden zij in de beginmaanden van 1953 op.

De coup van 1953 was niet uitsluitend een zaak van de CIA/SIS. Ook in Iran kwamen verschillende groeperingen tegen Mossadeq in opstand. Met de economie van het land ging het slecht. Mossadeq kwam constant in aanvaring met de monarch van Iran, de sjah. Ook zijn

toenadering tot de communistische Tudeh partij (voor meer informatie over Tudeh, zie pagina 15) baarde veel mensen zorgen. Daarom is het belangrijk om ook aandacht te besteden aan de groeperingen binnen Iran die tegen Mossadeq in opstand kwamen. Een van de interessantste groeperingen die naar voren komt is de geestelijkheid. Welke rol speelde de geestelijkheid bij de coup van 1953 tegen Mohammad Mossadeq? In dit onderzoek zal deze vraag centraal staan. De geestelijkheid, al eeuwenlang een belangrijke groepering binnen Iran, heeft naar mijn mening bij onderzoeken naar de coup tot nu toe te weinig aandacht gekregen. De onderzoeken die wel aandacht aan de geestelijkheid hebben besteed hebben dat niet goed gedaan. Daarom is het belangrijk dat de rol van de geestelijkheid bij de coup van 1953 goed wordt onderzocht.

Om de vraag goed te kunnen beantwoorden zal hier eerst gekeken worden wat anderen auteurs over dit onderwerp hebben geschreven. Daarna zal in het eerste hoofdstuk

1 National Security Archive, http://www2.gwu.edu/~nsarchiv/NSAEBB/NSAEBB435/ geraadpleegd op 28-02-2014.

2 Het Parool, http://www.parool.nl/parool/nl/225/BUITENLAND/article/detail/3494911/2013/08/19/CIA-erkent-officieel-rol-staatsgreep-Iran-1953.dhtml geraadpleegd op 17-01-2014.

(7)

achtergrondinformatie over dit onderwerp worden gegeven. Dit hoofdstuk begint bij de

Constitutionele Revolutie tussen 1905 – 1911 en gaat door tot 1951, het jaar dat Mossadeq aan de macht kwam. Daar zullen verschillende belangrijke personen die in de Iraanse politiek een rol van betekenis hebben gespeeld worden behandeld.

In het volgende hoofdstuk wordt de rol en invloed van de geestelijkheid op de Iraanse samenleving en politiek onderzocht. De sji'itische geestelijkheid heeft vanaf de Safaviden-dynastie (1400 - 1625) een zeer belangrijke rol gespeeld in de Iraanse politiek en samenleving. Zoals bekend is de invloed van geestelijken in Iran nog steeds zeer groot.3 Om de rol van de geestelijkheid tijdens de

coup te kunnen begrijpen is het goed om hun rol in de Iraanse geschiedenis en dan voornamelijk in de twintigste eeuw uit een te zetten.

Uiteraard zal ook de aanloop en het verloop van de coup gedetailleerd worden beschreven. De CIA en de SIS hadden enkele maanden voor de coup al een plan opgesteld en dit plan

gedetailleerd uitgestippeld. De acties tot 16 augustus waren door de Amerikaanse en Britse veiligheidsdiensten helemaal uitgedacht. Maar ook binnenlandse groeperingen begonnen zich tijdens Mossadeqs premierschap steeds meer tegen zijn beleid en manier van politiek voeren te verzetten. Een gedeelte van de Iraanse bevolking was bang geworden dat hij te afhankelijkheid zou worden van de communistische Tudeh partij. De geestelijken vreesden dat hij Iran in een seculiere staat vergelijkbaar met het Turkije van Atatürk zou veranderen. Daarom kwamen zij ook voor 16 augustus in actie en brachten veel mensen op de been om Mossadeqs politiek te dwarsbomen.

In het laatste gedeelte van dit onderzoek zal er dieper op de geestelijkheid en hun rol bij de coup worden ingegaan. Laten zien wordt wat de rol van de geestelijkheid tijdens die coup was. Verschillende invloedrijke geestelijken zullen opnieuw besproken worden, waarbij nu ook specifiek wordt ingegaan op hun rol bij de coup. In de conclusie wordt een antwoord op de hoofdvraag geformuleerd.

1) Verschillende visies

3 De huidige geestelijke leider van Iran is een geestelijke: ayatollah Khamenei. Ook de Iraanse president is een geestelijke en andere geestelijken hebben belangrijke functies binnen de Iraanse politiek.

(8)

De coup van 1953 is door de jaren heen vele malen door vele auteurs onderzocht en besproken. De eerste werken verschenen aan het eind van de jaren 1970 en begin van de jaren 1980 en waren vooral memoires van verschillende betrokkenen. Deze memoires zijn echter gekleurd en zetten de betrokkene meer op de voorgrond dan hij daadwerkelijk was. Tot aan de jaren 2000 zijn er geen grote werken over dit onderwerp verschenen. De werken die vanaf de jaren 2000 zijn verschenen zullen in dit hoofdstuk behandeld worden. Deze artikelen en boeken laten vanuit hun eigen invalshoek hun licht schijnen op dit onderwerp.4

Darioush Bayandor

Een recent onderzoek van een Iraans auteur is het onderzoek van Darioush Bayandor. Bayandor is een historicus die 2010 een boek over dit onderwerp heeft geschreven.5 Het boek van Bayandor is

sinds zijn verschijnen onderwerp van discussie geweest. Bayandor beargumenteert in zijn boek dat bij de coup van 1953 de binnenlandse factoren veel belangrijker zijn geweest dan de buitenlandse invloeden. Hij kijkt naar de invloed van zowel de communistische Tudeh partij als de rol van belangrijke geestelijken, waarbij hij zich vooral focust op de persoon ayatollah Boroujerdi.

Het boek van Bayandor is door andere historici veel bekritiseerd.6 Zijn werk wordt door

sommigen, zoals Homa Katouzian (die ook aan bod zal komen), als politiek gekleurd gezien. Bayandor heeft inderdaad tot aan de revolutie van 1979 als diplomaat onder het regime van de sjah gewerkt. Grootste kritiekpunt op Bayandor is dat hij de coup van 1953 niet als een coup maar als een volksopstand ziet. Bij die volksopstand zou de rol van de CIA en de SIS erg klein zijn geweest. Mossadeq had volgens Bayandor in Iran veel vijanden gemaakt en die hadden gezamenlijk een opstand tegen hem in werking gezet. De geestelijken en andere prominente politici zouden niet door de invloed en het geld van de CIA in opstand zijn gekomen, maar doordat zij Mossadeq als een gevaar voor Iran zagen. Het leger stond voor deze opstand nog steeds achter de sjah en zou tot een zekere hoogte orde blijven handhaven. Bayandor ziet wel een rol weggelegd voor de CIA: doordat hun poging tot een coup op 16 augustus 1953 was mislukt zijn er enkele ontwikkelingen op gang gezet die uiteindelijk tot de volksopstand hebben geleid.7

Bayandor acht de rol van de geestelijkheid zeer belangrijk. Geestelijken hadden volgens Bayandor niet als doelstelling om de regering van Mossadeq te laten vallen, maar zij hebben wel bepaalde vonken laten ontstaan die de opstand hebben ingeleid. Geestelijken hadden volgens Bayandor al decennia een groot invloed op de Iraanse samenleving, politiek en de economie. De geestelijken werden na de gebeurtenissen in februari 1953 bezorgd over de toekomst van Iran (voor meer informatie over februari 1953, zie pagina 41). Toen werden veel tegenstanders van Mossadeq opgepakt en opgesloten. De sjah stond op het punt om Iran te verlaten om waarschijnlijk niet meer terug te komen. De geestelijken vonden dit een slechte ontwikkelingen: de verwijdering van de sjah zagen zij als een begin van het secularisme met veel overeenkomsten met het Turks model van

4 In dit hoofdstuk wordt er aandacht besteed aan vijf auteurs. Uiteraard zijn er ook andere auteurs die aandacht aan dit onderwerp hebben geschonken. Enkele voorbeelden daarvan zijn Stephen Kinzer, Fakhreddin Azimi en Malcolm Byrne. Ik ga deze auteurs niet in dit stuk behandelen omdat hun standpunten grotendeels overeenkomen met de auteurs die ik wel ga behandelen. In deze scriptie zullen deze auteurs uiteraard wel gebruikt worden.

5 Darioush Bayandor, Iran and the CIA: The Fall of Mosaddeq Revisited (Londen 2010).

6 Het tijdschrift Iranian Studies heeft in 2012 hun 45e volume, aflevering 5 gedeeltelijk aan deze discussie

gewijd.

(9)

Atatürk. De alliantie tussen Mossadeq en Tudeh was ook een doorn in het oog van belangrijke geestelijken. Deze belangrijke geestelijken, Kashani, Behbahani en Boroujerdi vroegen de sjah daarom om in februari in Iran te blijven. Deze ayatollahs kwamen ook op 16 augustus in actie. Na het vertrek van de sjah kwam het einde van de monarchie steeds dichterbij, maar de geestelijken staken daar een stokje voor. Behbahani zou volgens Bayandor een grote menigte die tegen Mossadeq ging protesteren op de been hebben gebracht. Op de achtergrond speelde Boroujerdi een grote rol omdat hij liever de sjah dan Mossadeq aan de macht zag.8

Homa Katouzian & Mark Gasiorowski

Homa Katouzian is een van de historici die kritiek heeft op het onderzoek van Bayandor. Volgens Katouzian was de coup van 1953 een coup waarbij zowel binnenlandse als buitenlandse krachten een rol van betekenis speelden. Katouzian beargumenteert dat de coup door de CIA en de SIS bedacht en op gang gezet was, maar zonder de hulp van binnenlandse tegenstanders van Mossadeq was de coup niet uitvoerbaar geweest.9 De CIA documenten verschaffen een te eenzijdig beeld en maken volgens

Katouzian de rol van de CIA en de SIS te groot. Maar auteurs als Bayandor schieten weer te veel de andere kant op en overdrijven de rol van de Iraanse groeperingen. Een auteur die dezelfde mening als Katouzian is toegedaan is Mark Gasiorowski. Gasiorowski beargumenteert dat de binnenlandse tegenstanders van Mossadeq deels door de CIA zijn gefinancierd. De demonstraties op 19 augustus die de ondergang van Mossadeq zouden betekenen waren volgens hem deels door CIA agenten op been gezet.10 Ook geestelijken zoals Behbahani zouden volgens Gasiorowski door de CIA omgekocht

zijn om tegen Mossadeq te gaan demonstreren. Hij heeft op de volgende manier op het boek van Bayandor gereageerd: "My own reading of the historical evidence available today is that domestic

actors — probably including Ayatollah Behbehani and perhaps other clerics — certainly were involved in Mosaddeq’s overthrow, but that foreign actors—especially the CIA and its coup team in Tehran — played a more important role."11 Dus de combinatie van binnenlandse en buitenlandse

krachten is ook voor Gasiorowski een belangrijk punt. Maar de rol van de CIA en de SIS was groter dan Bayandor doet voorkomen.

Niet alleen de sjah wilde Mossadeq weg hebben, maar ook veel (gepensioneerde) legerofficieren, grootgrondbezitters, conservatieve politici en religieuze leiders wilden een eind maken aan het regime van Mossadeq. De legerofficieren kwamen tegen Mossadeq in opstand omdat zij van oudsher bondgenoot van de sjah waren. Grootgrondbezitters waren het links beleid en zijn geflirt met de Tudeh zat en waren bang voor een socialistisch Iran. De conservatieve politici voerden oppositie tegen Mossadeq omdat hij voor hen te radicaal was en te snel grote veranderingen wilde aanbrengen in zowel de Iraanse samenleving als de politiek. Net als Bayandor beargumenteert Katouzian dat de geestelijken in opstand kwamen omdat zij bang waren dat Mossadeq Iran in een seculier republiek zou veranderen. Maar Katouzian denkt dat de binnenlandse krachten, dus ook de

8 Bayandor, Iran and the CIA 78.

9 Homa Katouzian, 'Mosaddeq's Government in Iranian History: Arbitrary Rule, Democracy, and the 1953 Coup' in: Mark J. Gasiorowski & Malcolm Byrne (eds.) Mohammad Mossadeq and the 1953 Coup in Iran (2004) 5. 10 Mark Gasiorowski & Malcolm Byrne eds. (2004), Mohammad Mossadeq and the 1953 Coup in Iran (New York).

11 Mark Gasiorowski, 'The Causes of Iran's 1953 Coup: A Critique of Darioush Bayandor's Iran and the CIA'

(10)

geestelijken, door de Amerikaanse en Britse regeringen zijn aangemoedigd om tegen Mossadeq op te staan.12

Katouzian probeert dus een middenweg te bewandelen, waarbij hij probeert om de

verschillende groeperingen die bij de coup betrokken waren gelijkmatig te behandelen. De coup van 1953 was volgens Katouzian de eerste politieke coup die door een buitenlandse regering op gang was gezet. De uitkomst van de coup zorgde er daarom voor dat de Amerikaanse regering een groot invloed kreeg in de Iraanse politiek. De verschillende binnenlandse groeperingen die direct en indirect bij de coup betrokken waren vormden door hun bijdrage aan de coup de sociale basis van de nieuwe regering. Maar dit zou niet zo lang stand houden: volgens Katouzian had de sjah geleerd van zijn fouten en begon hij na de coup een offensieve politiek te voeren. Hij schakelde veel van zijn politieke tegenstanders uit en verloor zo zijn sociale basis. De regeringen na Mossadeq zouden alleen regeren door dwang en door de hulp van buitenlandse machten. Katouzian benadrukt dat de

regeringen als instrumenten van het Amerikaans imperialisme werden gezien en de Amerikaanse regering was volgens de tegenstanders van de sjah bezig met het vernietigen van de Iraanse economie, samenleving en cultuur. Katouzian verschilt dus sterk van Bayandor, omdat Katouzian de regeringen na Mossadeq als wankel en repressief ziet. Bayandor ziet de coup als een volksopstand en hij is niet van mening dat de regeringen na Mossadeq geen sociale basis hadden. De steun van de bevolking voor de sjah was volgens Bayandor groter dan Katouzian verondersteld.

Ervand Abrahamian

Een derde belangrijke auteur die anders naar dit onderwerp kijkt is Ervand Abrahamian. Abrahamian heeft recentelijk, in juni 2013, een boek over de coup uitgegeven.13 Volgens Abrahamian missen de

eerdere werken twee belangrijke punten die hij in zijn boek naar voren wil brengen. Ten eerste denkt hij dat de oliecrisis en de problemen rond de nationalisering van de olie-industrie niet door

Mossadeq opgelost konden worden. Volgens Abrahamian werd Mossadeq tijdens de

onderhandelingen met de Britten in een onmogelijke positie geplaatst. De Britse en Amerikaanse regeringen boden Mossadeq geen goede deal aan en daardoor kon Mossadeq onmogelijk met hun voorwaarden akkoord gaan. Abrahamian is naar eigen zeggen de onderhandelingen nauwkeuriger gaan onderzoeken en concludeert daaruit dat de Britse regering onbuigzaam was en absoluut geen goede deal met de Iraanse regering wilde sluiten. Iran mocht geen controle hebben over haar eigen olie-industrie.14

Volgens Abrahamian had de Britse regering zich in een moeilijke situatie gewerkt. Zij kon namelijk niet tegen de nationalisering van de Iraanse olie-industrie zijn. In het openbaar

verwelkomende zij de nationalisering, maar tijdens de onderhandelingen wilde de Britse regering alle controle uit de handen van de Iraanse regering nemen. De Britse onderhandelaars wilden dat de macht terug ging naar de Anglo-Iranian Oil Company en zij werden daarbij gesteund door de

Amerikaanse regering. Maar volgens Abrahamian betekent nationalisering simpelweg controle hebben. Dus de Britse regering kon niet tegelijkertijd voor nationalisering en tegen controle zijn. Volgens internationale wetgeving mag ieder land zijn eigen industrieën nationaliseren. De Britse regering had kort voor de onderhandelingen enkele eigen industrieën genationaliseerd en kon zich 12 Katouzian, 'Mosaddeq's Government' 6.

13 Ervand Abrahamian, The Coup: 1953, The CIA, and the Roots of Modern U.S. -Iranian Relations (New York 2013).

(11)

daarom niet in het openbaar tegen de Iraanse olienationalisering uitspreken. Maar de controle over de Iraanse olie-industrie mocht voor geen prijs worden weggegeven. Aan de andere kant kon Mossadeq de olie-industrie absoluut niet opgeven en bleef in de onderhandelingen tegenstribbelen. Daardoor is er volgens Abrahamian bij veel onderzoekers het idee ontstaan dat deze houding van Mossadeq destructief heeft gewerkt en de crisis heeft verergerd. De verergering van de crisis lag volgens Abrahamian echter aan de houding van de Britse en Amerikaanse regeringen, omdat zij de controle over de Iraanse olie-industrie niet kwijt wilden raken.15

Ten tweede denkt Abrahamian dat de coup van 1953 niet in de context van de Koude Oorlog geplaatst moet worden. De coup was geen ongelukkige gebeurtenis die onvermijdelijk was omdat in die periode west en oost recht tegenover elkaar stonden. De coup zou zijn uitgevoerd omdat de Britse en vooral de Amerikaanse regering bang waren voor de steeds groeiende macht van de communistische Tudeh partij en daardoor wel moest ingrijpen. Volgens Abrahamian moet er echter niet naar het communisme worden gekeken. Het communisme werd al excuus gebruikt om premier Mossadeq af te zetten. De Amerikaanse regering zag het nationalisme als een grotere bedreiging. Er werd gedacht dat de ideeën van een olienationalisering zouden kunnen verspreiden naar andere grote olieproducerende landen, zowel in het Midden-Oosten als daarbuiten (bijvoorbeeld Venezuela en Indonesië). Amerikaanse bedrijven hadden volgens Abrahamian bij de Amerikaanse regering aangedrongen om de olienationalisering niet door te laten gaan, omdat dit in het nadeel van deze bedrijven zou werken. Het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Amerikaanse onderhandelaar George McGhee hadden de Amerikaanse bedrijven daarom verzekerd dat de Iraanse olie-industrie niet genationaliseerd zou worden. De nationalisering van de olie-industrie in de periode 1951 - 1953 zorgde voor een grote crisis voor de Amerikaanse overheid. De economische belangen van Amerika mochten echter absoluut niet geschaad worden en de enige oplossing voor dit probleem was de verwijdering van Mossadeq.16

Dus ook zonder de invloed van de Tudeh zou volgens Abrahamian de coup uitgevoerd worden. Het is zeer makkelijk om de Koude Oorlog en het communisme als reden voor de coup te zien, maar daar moet volgens Abrahamian dus voorbij worden gekeken. Mossadeq zou zelf hebben aangegeven dat de Tudeh geen grote invloed had op de Iraanse regering en Abrahamian

beargumenteert dat er zelfs enkele CIA documenten zijn die deze bewering bevestigen. Andere auteurs, zoals Bayandor en Mokhtari denken daar echter anders over want zij zien de invloed van

Tudeh wel als een belangrijk punt voor de CIA om de coup op gang te brengen. In mijn eigen

onderzoek gaan we zien dat de invloed van de Tudeh inderdaad groter was dan Abrahamian beweert.

Verder vindt Abrahamian dat de invloed van binnenlandse groeperingen zeer gering was. Hij geeft wel toe dat er enkele Iraanse actoren hebben deelgenomen aan de coup, maar volgens hem bestond 90 procent van de uitvoerders uit buitenlandse actoren.17 De enige binnenlandse groepering

die hij belangrijk genoeg acht is het leger. De werkelijke coup zou door 40 Iraanse legerofficieren uitgevoerd zijn. De officieren stonden onder leiding van kolonel Akhavi en hij had weer nauwe contacten met de CIA en de SIS. Zonder hun hulp was de coup niet gelukt.18

Fariborz Mokhtari

15 Abrahamian, The Coup 131 - 137. 16 Ibidem 200 - 203.

17 Ook Stephen Kinzer denkt dat de coup vooral door buitenlandse actoren is uitgevoerd. 18 Abrahamian, The Coup 151.

(12)

Fariborz Mokhtari is een van de auteurs die wel probeert de binnenlandse (f)actoren meer naar voren te brengen. Volgens Mokhtari hebben veel onderzoeken nog te weinig aandacht besteed aan de binnenlandse bewegingen die een rol hebben gespeeld bij de coup. Mokhtari vraagt zich af hoe de mislukte coup van 16 augustus uiteindelijk op 19 augustus toch nog succesvol kon zijn. Om deze vraag te kunnen beantwoorden kijkt Mokhtari naar groeperingen die in Iran een belangrijke rol hebben gespeeld in de Iraanse politiek. In een van zijn artikelen besteedt Mokhtari vooral aandacht aan de communistische Tudeh partij, maar hij behandelt ook andere bondgenoten van Mossadeq, zoals Kashani.19

Volgens Mokhtari was de rol van de CIA en de SIS zeker wel aanwezig, maar deze was niet zo belangrijk als de voormalige CIA agenten en een auteur als Abrahamian beweren. De CIA en de SIS hadden inderdaad de plannen voor de coup opgezet en geprobeerd uit te voeren, maar op 16 augustus waren die plannen compleet mislukt. De ontwikkelingen en de protesten die na 16 augustus op gang waren gezet kunnen voor een klein deel door de CIA en de SIS op beïnvloed zijn, maar volgens Mokhtari hadden Iraanse politieke krachten ook voor de coup tegen Mossadeq zonder de hulp van buitenlandse veiligheidsdiensten ook grote getale mensen op de been gebracht.

Mossadeq had in een korte tijd veel belangrijke en machtige bondgenoten verloren: Kashani en een belangrijk pro-Mossadeq parlementslid genaamd Baqaii hadden zich openlijk tegen hem gekeerd. De Iraanse bevolking was steeds meer en meer bang geworden voor de groeiende macht van de Tudeh partij. Deze partij begon zich steeds meer de kant van Moskou op te bewegen en steeds openlijker voor een republiek te propaganderen. Verder had Mossadeq in een korte tijd veel macht naar zich toegetrokken en dictatoriale neigingen vertoond: hij had bijvoorbeeld eigenhandig het parlement naar huis gestuurd en volgens de Iraanse grondwet kon in die tijd alleen de sjah een dergelijke beslissing nemen.20

Mokhtari vindt net als Bayandor dat de term coup fout gebruikt wordt. Hij denkt dat de acties van de CIA en de SIS tot 16 augustus wel als een poging tot een coup kunnen worden gezien. Maar de protesten en demonstraties die na 16 augustus op gang zijn gezet passen meer in het plaatje van een volksopstand. Volgens Mokhtari zouden verschillende Iraanse advocaten,

journalisten, hoogleraren en andere prominenten Mossadeq uit patriottistische overwegingen weg willen hebben. Mokhtari denkt dat de Iraniërs (hij definieert niet wie hij met Iraniërs bedoelt) zichzelf en hun onafhankelijkheid niet zomaar voor enkele honderdduizenden dollars aan de CIA en de SIS hebben verkocht.21

Mokhtari heeft ook een verklaring voor het feit dat de CIA agenten zoals Kermit Roosevelt na de mislukte coup van 16 augustus toch in Iran bleven. Zij hadden toen namelijk te horen gekregen dat zij Iran zo snel mogelijk moesten verlaten. Echter bleven deze agenten in Iran en claimden na de coup van 19 augustus dat zij tussen 16 en 19 augustus toch ervoor hadden gezorgd dat de coup een succes was geworden. Maar volgens Mokhtari bleven de agenten in Iran achter omdat de machtige

Tudeh partij na 16 augustus overtuigd was van haar overwinning. De leiders van die partij hadden

gezien dat de sjah het land ontvlucht was en waren in de veronderstelling dat hij niet meer terug zou keren. Daarom trokken zij hun mensen van de straten van Teheran terug. Hierdoor ontstond er voor de CIA agenten toch nog ruimte om mensen op de been te kunnen brengen. Ook andere

19 Fariborz Mokhtari, 'Iran's 1953 Coup Revisited: Internal Dynamics versus External Intrigue', The Middle East

Journal 62 afl. 3 (2008) 457 - 488.

20 Ibidem 477. 21 Ibidem 484.

(13)

groeperingen konden zo in opstand komen en dus volgens Mokhtari (en Bayandor) een volksopstand op gang zetten en Mossadeq uit zijn ambt zetten.22

In dit onderzoek gaan we zien dat de invloed van de Tudeh inderdaad belangrijk was en gaan we ook zien dat de rol van de CIA en de SIS vooral tussen 16 en 19 augustus inderdaad overdreven is. Duidelijk wordt dat tussen 16 en 19 augustus een andere belangrijke groep, namelijk de geestelijken, ook een rol van betekenis heeft gespeeld. De ontwikkelingen van 19 augustus worden hier wel als een coup gezien, omdat de verschillende Iraanse groeperingen binnen een zeer korte tijd Mossadeq weg wilden hebben en op een apolitieke manier een nieuwe premier aan wilden stellen. De

ontwikkelingen voor 19 augustus waren al enkele maanden daarvoor op gang gezet. Dus de protesten en demonstraties na 16 augustus kwamen niet spontaan tot gang, maar waren al eerder bedacht en voorbereid.

2) Achtergrond informatie

Om de coup van 1953 beter te kunnen begrijpen is het goed om in het eerste deel van dit eerste hoofdstuk de politieke situatie van Iran in de twintigste eeuw tot aan het premierschap van Mossadeq in 1951 te bespreken. Deze informatie kan in het vervolg als achtergrondinformatie

(14)

worden gebruikt. In het tweede gedeelte van dit hoofdstuk zullen vier personen die een rol hebben gespeeld in de Iraanse politiek kort beschreven worden.23 Ook is deze informatie nuttig om de coup

van 1953 beter te begrijpen.

De Constitutionele Revolutie 1905 - 1911

Iran was tot aan de Islamitische Revolutie van 1979 een constitutionele monarchie met de sjah als de koning aan de macht. De Iraanse monarchie was tot aan deze revolutie ongeveer 2500 jaar oud. Om het onderwerp van dit onderzoek beter te begrijpen is het van belang om de politieke geschiedenis van Iran van het begin van de twintigste eeuw kort uiteen te zetten. Een goed beginpunt is de Constitutionele Revolutie tussen 1905 - 1911. Tijdens die revolutie veranderde Iran van een absolute monarchie in een constitutionele monarchie met nog steeds de sjah als de machtigste persoon.

De Iraanse middenklassen en intellectuelen waren aan het begin van de twintigste eeuw tot de conclusie gekomen dat de heersende Qajar-dynastie moreel en financieel gezien failliet was. Daardoor bonden zijn hun krachten samen om uiteindelijk de Constitutionele Revolutie op gang te kunnen zetten.24 De middenklasse was traditioneel tegen de monarchie en vanaf 1905 begon de

middenklasse zich steeds verder van de monarchie te vervreemden.25 De Iraanse intellectuelen

hadden vooral constitutionele, seculiere en nationalistische ideeën. Ook zij konden de politiek van de Qajar sjahs niet meer accepteren. Doordat deze twee groepen en zoals later zal blijken ook de geestelijkheid hun krachten gingen bundelen konden zij effectief tegen de centrale overheid optreden.26 Het Qajar bestuur was inderdaad erg zwak en daardoor kon de revolutie ondanks grote

ontevredenheid van de centrale overheid doorgedrukt worden.

In 1905 had Iran met een grote economische crisis te maken. De inflatie was de lucht ingeschoten: de prijs van suiker steeg in minder dan drie maanden met 33 procent en in steden als Tabriz, Teheran en Mashhad steeg de prijs van brood zelfs met 90 procent.27 De centrale regering

kwam hierdoor in grote problemen en moest allerlei impopulaire maatregelen nemen om de steeds toenemende kosten te dekken. Hierdoor braken vanaf augustus 1906 drie protesten uit die

hardhandig door de veiligheidstroepen van de sjah werden neergeslagen.28 Dit gewelddadig

optreden had een averechts effect. De demonstranten kwamen steeds verder van de sjah af te staan. Zij begonnen steeds harder om bestuurlijke hervormingen te vragen. Op 5 augustus 1906 maakte de sjah bekend dat hij ingestemd had met de vorming van een gekozen parlement met een grondwet. Iran was doormiddel van vreedzaam verlopen protesten van een absolute monarchie in een constitutionele monarchie veranderd.29

Het tot stand brengen van een parlement met een grondwet bleek lastiger dan vooraf gedacht werd. Het duurde tot oktober 1907 voordat het parlement voor het eerste bij elkaar kon

23 Omdat Kashani in het volgende hoofdstuk uitgebreid aan bod komt zal hij in dit hoofdstuk niet beschreven worden.

24 In het tweede hoofdstuk gaan we zien dat de geestelijkheid ook een rol van betekenis speelde voor en tijdens deze revolutie. De ayatollahs Tabatabaei en Behbahani zouden de laatste zet voor de revolutie hebben gegeven.

25 De middenklasse bestond vooral uit kooplieden van de Bazaar. Deze kooplieden hadden weer goede banden met de geestelijkheid.

26 Ervand Abrahamian, 'The Causes of the Constitutional Revolution in Iran' International Journal of Middle

East Studies 10 afl. 3 (1979) 403.

27 Ibidem 404.

28 Abrahamian, 'The Causes of the Constitutional Revolution in Iran'405. 29 Ibidem 407.

(15)

komen. Tot die tijd probeerden allerlei verschillende groeperingen hun invloed uit te oefenen bij de totstandkoming van het parlement en de grondwet. Deze ontwikkelingen zorgden er ook voor dat er politieke partijen ontstonden. Ook de geestelijkheid probeerde via politieke partijen haar macht binnen de constitutie te vergroten.30 In oktober 1907 was de grondwet af en kwam het parlement

voor het eerst bij elkaar. De revolutionairen hadden tot grote ergernis van de sjah diens macht ingeperkt en het parlement een behoorlijk grote macht gegeven. Zo mocht vanaf toen het parlement de ministers en de premier aanstellen en regelde het parlement het militair budget en had het parlement het laatste woord over wetten, besluiten, verdragen, monopolies en andere politieke zaken.31 De sjah wilde aanvankelijk niet met deze besluiten akkoord gaan en deze opstelling zorgde

dat de monarchisten en de revolutionairen in 1909 een korte machtsstrijd met elkaar uitvoerden. Deze strijd werd uiteindelijk door de revolutionairen gewonnen. In 1911 was de revolutie tot een eind gekomen, maar de strijd tussen de Qajar sjah en het parlement bleef tot aan de troonbestijging van Reza Khan in 1925 voortduren.

De periode van Reza Sjah Pahlavi 1925 - 1941

De ontevredenheid tegenover het Qajar bestuur zou na de Constitutionele Revolutie niet verdwijnen. Het land stond onder grote invloed van buitenlandse machten en de impopulariteit van de corrupte Qajar bestuurders bleef met de dag toenemen.32 In 1921 werd het duidelijk dat invloedrijke personen

een coup tegen de toenmalige regering aan het voorbereiden waren. Een van de die personen was de journalist Seyed Zia Tabatabaei. Op 21 februari 1921 trok hij samen met 2000 soldaten van de Kozakkenbrigade van Reza Khan richting Teheran en zette de premier af om daarna zelf premier van Iran te worden. Reza Khan werd snel daarna de Minister van Oorlog en de baas van de Iraanse gendarmerie. Reza Khan kwam snel in conflict met Tabatabaei en stuurde hem drie maanden na de coup weg. Daarna werd Ahmad Qavam als premier aangesteld.33

Na pas twee jaar minister te zijn geweest werd Reza Khan in november 1923 zelf als premier aangesteld. Hij had in een chaotische politieke landschap zichzelf als een sterke persoonlijkheid naar voren geschoven. Zij militaire en politieke contacten zorgden ervoor dat hij in november 1923 zijn grootste rivaal, Ahmad Qavam, kon verslaan en tot 1925 premier van Iran kon blijven. In december van hetzelfde jaar besteeg hij de troon om de nieuwe sjah van Iran te worden.34 In het begin van zijn

regeerperiode begreep Reza Sjah dat hij niet zomaar veel macht naar zich toe kon trekken. Om zijn macht te consolideren had hij de hulp van bijvoorbeeld de geestelijken hard nodig. Maar na enkele jaren begon de nieuwe sjah steeds verder een autoritaire politiek te voeren. Hij begon de macht van het parlement steeds verder in te perken en zorgde tot aan zijn afzetten in 1941 dat hij op ongeveer alle vlakken van de politiek alleenheerser was. Deze manier van politiek voeren zorgde ervoor dat hij alle sociale basis voor zijn regeringen na verloop van tijd verloor.35 Na zijn aftreden in 1941 kwamen

hier kleine veranderingen in en kon het parlement een grotere rol van betekenis spelen.

30 We gaan in het tweede hoofdstuk zien dat de geestelijkheid tijdens de revolutie met elkaar in conflict kwam en zich daardoor minder met politiek ging bezighouden.

31 Abrahamian, 'The Causes of the Constitutional Revolution in Iran' 409.

32 In het tweede hoofdstuk wordt duidelijk welke beslissingen de Qajar sjah zo impopulair hadden gemaakt. 33 Homa Katouzian, 'State and Society under Reza Khan' in: Touraj Atabaki & Erik J. Zürcher (eds.) Men of

Order: Authoritarian Modernization Under Atatürk and Reza Shah (2004) 17.

34 Katouzian, 'State and Society under Reza Khan' 25. 35 Ibidem 29.

(16)

De Iraanse politiek stond in die periode onder grote invloed van buitenlandse machten. In 1941 werd Iran door de geallieerde troepen bezet: Groot-Brittannië en de Sovjet-Unie. Deze twee landen zouden in de periode na de Tweede Wereldoorlog een grote rol blijven spelen in de politiek van Iran.36 De grootgrondbezitters, geestelijken en de kroon zouden onder invloed staan van

Groot-Brittannië en de Sovjet-Unie probeerde door middel van de Tudeh partij meer invloed in Iran te krijgen.37

De rivaliteit tussen deze twee machten gaat terug tot de gehele negentiende eeuw. Vanaf toen probeerden het Britse en het Russische Rijk invloed uit te oefenen op Iran (toen Perzië genaamd). De Britten probeerden vooral de lucratieve oliehandel in handen te krijgen. In het jaar 1901 kreeg een Britse ondernemer, William Knox D'Arcy, een zestigjarig contract om olie uit de zuidelijke Iraanse provincies te winnen. De Russen hadden zich na de Bolsjewistische Revolutie van 1917 uit Iran teruggetrokken, waardoor de Britten zich vrijer door Iran konden bewegen. In het jaar 1932 haalde Reza Sjah de woede van de Britten op zijn hals door het zestigjarige contract te

annuleren. Onder grote druk van Britse diplomatie tekende Reza Sjah in 1933 een nieuw oliecontract die vooral in het voordeel van de Britten was. Dit eenzijdige voordeel zorgde ervoor dat er vanaf toen prominenten binnen de Iraanse politiek opstonden die zich tegen de Brits invloed gingen verzetten. Mossadeq is daar het bekendste voorbeeld van.

Een turbulente periode breekt aan

Tussen 1941 en de opkomst van Mossadeq in 1951 is er in Iran op politiek gebied veel gebeurd. In 1941 kwam er een aan de machtsperiode van Reza Sjah Pahlavi. Zijn regeerperiode van zestien jaar had veel teweeg gebracht: Reza Sjah was in Iran een behoorlijke extreme vorm van modernisering gestart. Hij had vele hervormingen en innovaties doorgevoerd, maar zijn dictatoriale politiek had ook veel schade aan het land toegebracht.38 Zo onderdrukte hij zijn tegenstanders en legde hij teveel de

nadruk op de urbanisatie van zijn land. Daardoor verwaarloosde hij de regionale stammen en culturen en joeg deze zo tegen zich in het harnas. Zijn seculiere politiek zorgde ervoor dat een zeer belangrijke groepering in Iran stelselmatig tegen hem in verzet ging: de geestelijken. Deze groep was daarom zeer verheugd toen in 1941 Reza Sjah door de geallieerden afgezet werd. Maar ook andere groeperingen en partijen konden na zijn afzetten vrijer bewegen en meer op de voorgrond opereren. Iran begon vanaf die periode met een periode van 'democratisering', die tot het afzetten van

Mossadeq in augustus 1953 zou duren.39

Al moet er bij dit proces van democratisering wel veel kanttekeningen worden geplaatst. De Iraanse politiek was in die periode duidelijk oligarchisch opgebouwd: de macht was in handen van 36 Mokhtari, 'Iran's 1953 Coup Revisited’ 460 - 461.

37 De Tudeh partij zou voor en tijdens de coup van 1953 een belangrijke rol in de Iraanse politiek spelen. Het is voor dit stuk daarom belangrijk om de achtergrond van de partij uiteen te zetten. De partij is in het jaar 1941 opgericht. Dat is het jaar dat Reza Sjah werd afgezet en er meer democratische bewegingen in Iran op gang kwamen. Toen de partij in oktober 1941 werd opgericht waren het niet alleen communisten die zich bij partij aansloten: ook sociaaldemocraten en links georiënteerde intellectuelen sloten zich aan bij de partij. Interessant om te vermelden is dat de partij niet graag communistisch genoemd wilde worden. Doordat de leden

verschillende achtergronden hadden en het communisme in Iran ondanks de verworven vrijheden nog steeds zeer impopulair was bij de regerende elite hadden de leiders besloten om zich niet als communistisch te profileren. Dit wekte wel ongenoegen bij de fanatieke communisten, maar zorgde niet voor problemen binnen de partij.

38 Bayandor, Iran and the CIA 11.

(17)

enkele groeperingen die in heel Iran een minderheid vormden. Na de Constitutionele Revolutie had Iran wel een parlement gekregen, maar de werkelijke macht lag bij de moskee, de kroon, een kleine groep grootgrondbezitters en het leger. Vooral de grootgrondbezitters bezaten op het platteland (het land was dus nog nauwelijks geürbaniseerd) veel macht.40 Zij konden samen met de plaatselijke

geestelijken het verloop van de parlementsverkiezingen naar hun hand zetten. De monarchie kon doormiddel van militairen weer invloed uitoefenen op deze verkiezingen. Een parlementaire

democratie zoals we dat in West-Europa kennen was dus absoluut niet van toepassing op de Iraanse politiek van tijdens en net na de Tweede Wereldoorlog.

Zodra de parlementsleden in het parlement werden gekozen zochten ze andere

parlementsleden op die ongeveer dezelfde achtergrond hadden en zo vormden ze verschillende fracties.41 Iran had na de Constitutionele Revolutie wel politieke partijen gekend, maar deze konden

nog geen vuist maken in de Iraanse politiek. Verder werd de premier door de sjah benoemd nadat deze door het parlement naar voren was geschoven.

Tussen 1941 en 1953 volgden in Iran kabinetten elkaar in rap tempo op. Sommige regeringen hielden het niet langer dan enkele maanden vol. Ook werden in die periode veel prominente Iraniërs door religieuze extremisten vermoord. In februari 1949 probeerde een extremistische moslim Mohammad Reza Sjah te vermoorden. Deze aanslag mislukte, maar zorgde er wel voor dat hij bij het volk populairder werd.42 De sjah zette deze situatie om in zijn voordeel. Zo vergrootte hij na de

aanslag zijn politieke macht: hij mocht het parlement naar huis sturen en de helft van de senaatzetels werden door hem persoonlijk benoemd. Verzet tegen zijn machtsuitbreiding kwam echter redelijk snel op gang. Mossadeq begon zich te uit te spreken tegen dit besluit van de sjah. Tijdens zijn twee regeerperioden zou hij zich blijven inzetten om de macht van de sjah in te perken.

Mohammad Reza Pahlavi

In de aanloop naar de coup was de monarch van Iran Mohammad Reza Sjah Pahlavi.43 Zijn vader,

Reza Sjah, had zijn opvolger in 1941 met grote problemen opgezadeld. Reza Sjah had dus veel Iraanse prominenten tegen zich in het harnas gejaagd.44 Onder die prominenten waren veel conservatieven,

geestelijken, maar ook liberale intellectuelen. In 1941 was het leger de enige bondgenoot van de sjah.

De kroning van Mohammad Reza in september 1941 was controversieel. De Britten zaten eigenlijk met hem in de maag, omdat hij eerder met de asmogendheden had gesympathiseerd.45 De

sjah was zich bewust van deze ontevredenheid en daarom probeerde hij zich voor zijn kroning te verzoenen met de geallieerden.46 In de volgende twaalf jaren was de sjah niet de autoriteit die hij

graag wilde zijn. Hij moest veel moeite doen om in de ontstane chaos overeind te blijven en kreeg met een groot aantal tegenslagen te maken.

40 Mohammad G. Majd, 'Land Reform Policies in Iran', American Agricultural Economics Association 69 afl. 4 (1987) 843 - 848.

41 Bayandor, Iran and the CIA 11 - 12. 42 Hambly, 'The Pahlavi Autocracy' 251. 43 Sjah is het Perzisch woord voor koning

44 In hoofdstuk twee zal Reza Sjah, en dan vooral zijn relatie met de geestelijkheid, uitvoeriger worden besproken.

45 Bayandor, Iran and the CIA 17.

(18)

De vriendschap met de Britten was voor de sjah belangrijk. Hij koos er daarom voor om vriendschappelijke banden met de zogenaamde anglofielen te onderhouden, terwijl van sommige op dat moment duidelijk was dat zij Britse geheim agenten waren.47 Maar de sjah wilde niet te

afhankelijk worden van de Britse regering en daarom zocht hij in zijn eigen omgeving, zowel op politiek als op andere niet politieke gebieden, naar bondgenoten die aan hem trouw zwoeren. Zoals later bekend zal worden bood hij twee keer de premierschap aan Mossadeq, die bekend stond om zijn anti-Britse opvattingen. Ondanks zijn zoektocht naar bondgenoten bleef de sjah kwetsbaar als er politici met sterke persoonlijkheden opstonden.

Mohammad Reza probeerde met het doel om tegenwicht te bieden aan de steeds machtiger wordende Britten Washington in de Iraanse politiek te betrekken. Net na de Tweede Wereldoorlog waren ook de Russen prominent in Iran aanwezig. Tegelijkertijd probeerde de sjah zo veel mogelijk macht naar zich toe te trekken. Defensie en buitenlandse zaken waren gebieden waar hij

alleenheerser was.48 Aan het begin van zijn regeerperiode probeerde hij ondanks dat hij zijn macht

nog niet verstevigd had via allerlei omwegen zijn macht te vergroten. Zo stuurde hij persoonlijk afgevaardigden naar de Britse en Amerikaanse ambassades om zo hopelijk informatie uit het ambassadepersoneel te kunnen krijgen.49 Verder onderhield hij een netwerk van contacten met

verschillende parlementsleden, oud-politici, stamhoofden uit verschillende provincies en zelfs traditionele en conservatieve geestelijken. De vele crises en politieke verschuivingen in die tien jaar laten echter zien dat zijn verschillende pogingen om zijn macht te versterken niet veel uithaalden. Ondanks zijn grote inspanningen werd hij ondergesneeuwd als er een charismatische leider als Mossadeq aan de macht kwam.50

Ali Razmara

Een politicus die in het begin van de jaren 1950 een centrale rol speelde in de Iraanse politiek was Ali Razmara. Razmara werd door zijn tegenstanders als pro-Brits gezien en werd door hen aangewezen als de belangrijkste man die een impopulair oliedeal met de Britten door het parlement moest drukken.51

Iran had in het begin van de jaren 1950 naast alle politieke problemen met een economische recessie te maken. De regering Truman probeerde Iran wel te ondersteunen, maar deze

ondersteuning had geen tot weinig effect. Ook de Britse regering kwam met enkele voorstellen, maar voor hen was de doorvoering van de olieovereenkomst het belangrijkst.52 De effecten van deze

olieovereenkomst zouden inderdaad goed uitpakken voor de Iraanse economie, maar in de

overeenkomst hadden de Britten privileges waar de Iraniërs ook aanspraak op wilden maken.53 Ook

47 Bayandor, Iran and the CIA 17 & 184.

48 Omdat het leger achter hem stond kon hij op die gebieden inderdaad zijn eigen wil goed doordrukken. 49 Enkele van die personen waren: Hossein Fardoust, Ernest Perron, Hossein Ala, Ahmad Houman en Bahram Shahrokh. Bayandor, Iran and the CIA 185.

50 Bayandor, Iran and the CIA 17.

51 Eerdere onderhandelingen die onder druk van de nationalisten werden uitgevoerd hadden als doel de olie-inkomsten beter tussen Iran de Groot-Brittannië te verdelen. Maar een nieuw overeenkomst, die onder premier Sa'ed onderhandeld was bevoordeelde de Britten op bijna alle vlakken. Razmara zou dus door de sjah ingesteld zijn om deze overeenkomst door het parlement te kunnen krijgen. Mokhtari, 'Iran's 1953 Coup' 465 - 467.

52 Foreign Relations of the United States (FRUS) Europe Vol. III (Washington 1950) 988 & 1030.

53 Zo mochten de Iraniërs de financiële verslagen niet inzien, mochten er zeer weinig Iraniërs een

(19)

de sjah wilde dat de olieovereenkomst met Groot-Brittannië zo snel mogelijk geratificeerd zou worden. Hij bedacht in 1949 een economisch vooruitgangsplan, het zogenaamde zeven jaar

programma, en wilde dit plan zo snel mogelijk kunnen uitvoeren. Ook wilde hij Iran op militair gebied laten ontwikkelen. Daar had hij geld voor nodig en dat geld kon via de overeenkomst met de Britten worden verdiend54.

De ministers van Buitenlandse Zaken van Groot-Brittannië en de Verenigde Staten, Ernest Bevin en Dean Acheston, bespraken de situatie tijdens een meeting in Londen in mei 1950. Beide partijen waren voorstander van een premier met een sterk persoonlijkheid, maar geen van beiden bracht expliciet Razmara naar voren.55 Maar in Iraanse kringen werd de naam Razmara nadrukkelijk

genoemd. Ook het ambassadepersoneel in Teheran lobbyde voor Razmara. Mede daardoor benoemde de sjah eind mei 1950 Razmara tot premier.

Vlak na zijn aanstelling probeerde premier Razmara de olieovereenkomst door het

parlement te duwen. Dat lukte uiteindelijk niet.56 De oppositie noemde hem een landverrader. Aan

het eind van dat jaar was het beeld dat Washington over Razmara had gekanteld. Hij werd niet meer als een premier met een sterke persoonlijkheid gezien. Ook de Amerikaanse ambassade was

teleurgesteld in hem.

Uiteindelijk kwam er een abrupt einde aan de politieke carrière van Razmara. Op 7 maart 1951 werd hij door een lid van de Fadayan-e Islam doodgeschoten.57 Kashani (meer over hem later in

hoofdstuk drie) en enkele andere oppositieleden verdedigden in het openbaar de aanvaller en zagen zijn moordenaar als een held en patriot.58 Het parlement zorgde er zelfs voor dat de aanslagpleger

amnestie zou krijgen, terwijl de Fadayan-e Islam nog steeds een gevaarlijke groep was. De groep zou politici blijven intimideren en bedreigen, ook de populaire Mossadeq.59 Kort na zijn aanstelling als

premier zou hij meerdere berichten van de groep hebben gekregen waarin zij de invoering van een sharia wetgeving eisten. Mossadeq ging daar als seculier niet op in en daardoor (en andere nog te benoemen redenen) kwam hij op de dodenlijst van de groep te staan. Door allerlei

veiligheidsmaatregelen lukte het de Fadayan-e Islam niet om Mossadeq te vermoorden. Andere politieke verwanten hadden minder geluk: zo werd een goede vriend van Mossadeq en zijn minister van Buitenlandse Zaken Hossein Fatemi door een lid van de groep neergeschoten. Hij overleefde de aanslag ternauwernood.

De moord op Razmara kwam in Londen en Washington hard aan. De regeringen wisten niet zo goed met de situatie om te gaan. Ze hadden voor zijn aanstelling een premier met een sterke persoonlijkheid geëist. Nu deze vermoord was vroegen zij de sjah een vertrouweling naar voren te brengen. Deze vertrouweling zou Hossein Ala worden. De olieovereenkomst die Razmara met de Britten had afgesloten ging onder zijn premierschap gewoon door, maar dat weerhield veel

veel parlementsleden wilden dat vijftig procent van de olieopbrengsten aan Iran toegekend zou worden.

54 Enkele parlementsleden er daar anders over en wilden dat Iran zelf over de eigen olie-industrie zou kunnen besluiten. Door deze houding bleef vanaf Londen, maar ook Washington, gevraagd worden naar een premier met een sterke persoonlijkheid en een sterk overtuigingskracht. FRUS, Near East Vol. V 537.

55 FRUS, Europe Vol. III 1030. 56 Mokhtari, 'Iran's 1953 Coup' 467.

57 De Fadayan-e Islam was een terroristische islamitische organisatie die vanaf het einde van de Tweede Wereldoorlog tot 1955 verschillende prominente Iraniërs heeft vermoord. Deze groep stond onder leiding van de geestelijke Seyed Navab Safavi.

58 Sohrab Behdad, 'Utopia of Assassins: Navvab Safavi and the Fada'ian-e Eslam in Prerevolutionary Iran' in: Ramin Jahanbegloo (ed.) Iran: Between Tradition and Modernity (2004) 78.

59 Ebrahim Norouzi & Arash Norouzi, 'Iran's Decade of Assassination',

(20)

nationalisten er niet van om Ala openlijk te bekritiseren.60 Ala zou het maar van begin maart tot eind

april 1951 volhouden. Vanaf toen kwam er een begin aan het Mossadeq era. Seyed Mohammad-Hussein Boroujerdi

In Iran heeft één ayatollah op de achtergrond zijn stempel duidelijk op de Iraanse politieke besluitvorming gedrukt en heeft ook een rol gespeeld in de coup van 1953: ayatollah Seyed

Mohammad-Hussein Boroujerdi (1875 - 1961) en daarom zal hij in dit stuk herhaaldelijk terugkomen en besproken worden. Boroujerdi was een Marja, een religieus autoriteit en hij was vanaf 1947 de leider van de sji'itische gemeenschap in de wereld. Boroujerdi werd door zijn aanhangers als zeer deskundig gezien, maar ook zijn rechtvaardig- en vroomheid werden veelvuldig geprijsd. Boroujerdi kwam uit de provinciestad Boroujerd en had door zijn achtergrond veel aanhangers en invloed in veel niet-stedelijke gebieden. Maar ook in de hoofdstad Teheran was hij geliefd, tot aan de monarch toe. Toen Boroujerdi in het jaar 1944 naar Teheran moest voor een prostaatoperatie kwam de jonge sjah hem persoonlijk een bezoek brengen.61 Toen in 1949 de sjah na de aanslag op zijn leven in het

ziekenhuis lag bracht Boroujerdi een uitzonderlijk bericht naar buiten waarin hij steun aan de sjah betuigde en hem veel beterschap wenste.62

Boroujerdi was vooral actief in de religieuze stad Qom.63 Boroujerdi beval zijn studenten om

zich niet met politieke vraagstukken bezig te houden.64 De acties van Fadayan-e Islam en zijn

aanhangers veroordeelde hij en deze veroordeling zou ervoor zorgen dat Boroujerdi en Khomeini in conflict met elkaar kwamen. Boroujerdi zag Khomeini als een mentor voor de leden van de

Fadayan-e Islam Fadayan-en kFadayan-eurdFadayan-e dat onmiddFadayan-ellijk af. Om dFadayan-ezFadayan-elfdFadayan-e rFadayan-edFadayan-enFadayan-en was dFadayan-e rFadayan-elatiFadayan-e tussFadayan-en Kashani Fadayan-en

Boroujerdi op zijn zachts gezegd niet ideaal. Ondanks deze wat onverschillige relatie wordt

verondersteld dat Boroujerdi op de achtergrond de beschermheer van Kashani is geweest. Zo zou hij gevraagd zijn om te onderhandelen over de opheffing van de verbanning van Kashani in 1949. Ook zou hij Kashani financieel ondersteund hebben.65 Echter zou hun invloed en hun kijk op de Iraanse

politiek hun gehele leven recht tegenover elkaar staan.

Kashani was lange tijd bondgenoot van Mossadeq, maar na verloop van tijd werden zij politieke rivalen. Door zijn rivaliteit met Mossadeq koos Kashani politiek gezien vaak de kant van de monarchie. Boroujerdi had echter andere motieven om de kant van de sjah te kiezen: hij zag de monarchie als de tegenpool van het seculier republicanisme en het nog meer verafschuwde atheïstisch communisme. Boroujerdi probeerde zich echter politiek afzijdig te houden. Mossadeq hield hij uiteraard wel scherp in de gaten, maar zolang Mossadeq niet aan de fundamenten van Iraanse staatinrichting zou zitten vond Boroujerdi het niet nodig om op de voorgrond te treden. 1953 werd het jaar waarin Mossadeq het politieke bestel van Iran fundamenteel wilde veranderen en daardoor ging de rol van Boroujerdi in die periode in de Iraanse politiek groeien. Het

bondgenootschap tussen Kashani en Boroujerdi werd door de crises in dat jaar sterker en meer openbaar. Kashani bleef de spreekbuis van de bondgenootschap blijven en Boroujerdi hield op de

60 Bayandor, Iran and the CIA 26. 61 Ibidem 78.

62 Shahrough Akhavi, 'The Rol of the Clergy in Iranian Politics, 1949 - 1954' in: James Bill and William Roger Louis (eds.) Musaddiq, Iranian Nationalism and Oil (1988) 93.

63 Voor meer informatie over de stad Qom, zie noot 135.

64 Akhavi, 'The Rol of the Clergy in Iranian Politics' 93. Een van zijn studenten van Ruhollah Khomeini, de latere leider van de Islamitische Revolutie van 1979.

(21)

achtergrond de touwtjes stevig in handen. Ook in het Iraans parlement werden de namen Kashani en Boroujerdi steeds vaker gezamenlijk genoemd. Een Iraans parlementslid noemde in begin 1953 tijdens een debat over de bevoegdheden van de sjah Kashani, Boroujerdi en de monarchie de steunpilaren van de stabiliteit in Iran. 66

Boroujerdi steunde in 1951 de plannen van Mossadeq om de Iraanse olie-industrie te nationaliseren. Hij drong bij de sjah aan om Mossadeq bij zijn plannen te ondersteunen en zo de nationale eenheid te bewaren.67 Zoals bekend was deze steun niet onvoorwaardelijk: al in 1952

hadden Mossadeq en Boroujerdi conflicten met elkaar waarin Boroujerdi zelfs dreigde met emigratie naar Najaf. Maar tijdens de februari crisis in 1953 moest Boroujerdi naar zijn mening wel ingrijpen.68

Hij had discreet ervoor gezorgd dat de sjah Iran toch niet ging verlaten, maar Boroujerdi probeerde toch altijd op de achtergrond op te treden en wilde zich naar de buitenwereld neutraal opstellen. Daardoor nodigde hij de sjah en Mossadeq uit om hun disputen bij te leggen.69 Mossadeq begreep

dat hij de steun van de leider van de sji'itische gemeenschap hard nodig had. Daarom schreef hij voor dat beledigen van ayatollah Boroujerdi tijdens zijn premierschap strafbaar was.70 Toch zou de steun

van de geestelijken voor Mossadeq na verloop van tijd langzaam afnemen en zouden zij tijdens de coup een rol van betekenis spelen.

Mohammad Mossadeq

Uiteraard is het belangrijk om ook kort stil te staan bij de persoon Mossadeq. Mossadeq is in het jaar 1882 in Teheran in een rijk en aristocratisch familie geboren. Hij studeerde rechten en

overheidsfinanciën in Neuchâtel en Parijs. In het jaar 1914 haalde hij zijn PhD aan de Universiteit van Neuchâtel. Hij speelde een kleine rol in de Constitutionele Revolutie van 1905. Na het behalen van zijn doctoraat begon hij les te geven aan de Universiteit van Teheran. Hij gaf les in de disciplines rechten en politicologie. Zijn lange politieke carrière begon in 1917, toen werd hij onderminister van Financiën. In 1920 werd hij gouverneur van de provincie Fars, gevolgd door een ministerschap van Financiën in 1921. Eén jaar later werd hij gouverneur van de provincie Azerbeidzjaan om vervolgens in 1923 minister van Buitenlandse Zaken te worden. Tussen 1924 en 1928 was hij lid van het

parlement, maar vanaf 1928 tot 1940 hield hij zich niet met politieke zaken bezig. Zijn slechte relatie met Reza Sjah was de reden dat hij uit de politiek verbannen werd. Dieptepunt was echter tussen 1940 en 1941, toen hij om dezelfde reden huisarrest kreeg. Na zijn vrijlating was hij tussen 1943 tot 1945 weer lid van het parlement en hij bleef tot zijn premierschap in 1951 campagne voeren tegen de aanwezigheid van de Britten in de Iraanse politiek en economie.71

Mossadeq had in de jaren 1920 een goede relatie met Reza Khan, de latere monarch Reza Sjah Pahlavi. Zijn relatie met hem verslechterde doordat hij Reza Khan afraadde om de nieuwe sjah van Iran te worden. Hij beargumenteerde dat het volk Reza Khan liever als een sterke premier dan een monarch zou willen zien. Reza Khan werd uiteindelijk wel tot monarch van het land gekroond en

66 Bayandor, Iran and the CIA 80. 67 FRUS, Iran Vol. X 186.

68 In februari 1953 werden enkele anti-Mossadeq prominenten zoals generaal Fazollah Zahedi gearresteerd. Ook stond de sjah op het punt om op 'vakantie' naar Europa te gaan. Verondersteld werd dat hij niet meer terug zou keren en Iran een republiek zou worden. Voor meer informatie zie pagina 41.

69 Akhavi, 'The Rol of the Clergy' 106 - 107.

70 Artikel uit de Iraanse krant Ettelaat: Ali Gharib, 'Kashani va Mossadeq: Tavahomat va taqbelat (Kashani en Mossadeq: Overeenkomsten en interacties)' Ettelaat 3 maart 1953.

(22)

het advies van Mossadeq zorgde er dus voor dat hij een tijd van het politiek toneel verdween. Na de verovering van Iran door de geallieerde troepen kwam Mossadeq weer terug in de Iraanse politiek. Maar na 1945 zou hij aftreden als parlementslid omdat een campagne van hem tegen

verkiezingsfraude was mislukt. Hij werd in 1949 door oppositieleden in het parlement overgehaald om weer politiek actief te worden en zich in te zetten tegen de eerder genoemd olieovereenkomst tussen Iran en Groot-Brittannië. Hij verzette zich succesvol tegen deze deal en als parlementslid kwam hij zelfs met het idee om de olie-industrie te nationaliseren. In maart 1951 werd er uiteindelijk een wet aangenomen die de Iraanse olie-industrie moest gaan nationaliseren.72 Twee maanden later

werd hij door het parlement als premier van Iran gekozen en begon het eerste premierschap van dr. Mohammad Mossadeq.

Conclusie

In het eerste gedeelte van dit hoofdstuk is gekeken naar belangrijke politieke gebeurtenissen die in Iran in de twintigste eeuw hebben plaatsgevonden. Deze gebeurtenissen staan niet in direct verband met de coup van 1953, maar hun vermelding is belangrijk omdat zo de politieke context van dit onderzoek goed naar voren gebracht is. In het tweede gedeelte zijn enkele belangrijke personen die in de aanloop naar de coup van 1953 een belangrijke rol hebben gespeeld besproken. Deze personen zullen in dit onderzoek een centrale rol blijven spelen. In de volgende hoofdstukken zal dieper worden ingegaan op de relevante onderwerpen en zullen personen en gebeurtenissen gedetailleerder onderzocht worden.

3) De rol van de geestelijkheid in de

Iraanse geschiedenis van de twintigste

eeuw

In de moderne geschiedenis van Iran heeft de islamitische geestelijkheid op bijna alle facetten van de Iraanse samenleving, politiek, cultuur en economie een grote rol van betekenis gespeeld. Voor dit onderzoek is het van belang om de betekenis van de geestelijkheid voor de Iraanse politiek vanaf het begin van de twintigste eeuw tot aan de val van Mossadeq uiteen te zetten. Een belangrijke politieke gebeurtenissen die in het begin van de twintigste eeuw in Iran heeft plaatsgevonden is de

Constitutionele Revolutie (1905 - 1911). De geestelijkheid speelde tijdens deze een rol bij de

(23)

veranderingen die toen gaande waren. Twee belangrijke ayatollahs, ayatollah seyed Abdollah Behbahani en ayatollah seyed Mohammad Tabatabaei, hadden in 1905 een alliantie gesloten om de toenmalige eerste minister (Iran had toen nog geen premier) Ain ad-Dowleh af te zetten.73 Deze actie

wordt over het algemeen als het begin van de Constitutionele Revolutie gezien. Vóór deze revolutie hadden de geestelijkheid en de Perzische Qajar-dynastie vaak conflicten met elkaar. Na de tabak protesten aan het einde van de negentiende eeuw begon de geestelijkheid zich steeds vaker tegen de sjah uit te spreken. De belangrijke veranderingen die vanaf 1905 werden ingezet worden door vele auteurs toegeschreven aan de inmenging van belangrijke geestelijken als Behbahani en

Tabatabaei.74 Ook na de Constitutionele Revolutie bleef de geestelijkheid een rol spelen in de Iraanse

politiek. In dit hoofdstuk gaat daarom gekeken worden wat de invloed was van de geestelijkheid op de Iraanse politiek tussen 1905 en 1953. Belangrijke geestelijken als Behbahani, Boroujerdi en Kashani zullen hier uitgebreid behandeld worden. In dit hoofdstuk zal duidelijk worden dat de invloed van de geestelijkheid op de Iraanse politiek in die periode groot is geweest en tot de dag van vandaag is die invloed grotendeels in stand gebleven en misschien zelfs nog sterker geworden. De betekenis van de geestelijkheid voor de Constitutionele Revolutie in Iran

Behbahani en Tabatabaei waren de eerste belangrijke geestelijken die zich openlijk voor het constitutioneel politiek systeem uitspraken. Hun kennis over dit systeem was echter niet erg hoog. Het systeem werd door seculiere Iraniërs, die het systeem in Europese staten aan het werk hadden gezien, in Iran geïntroduceerd. Tabatabaei omarmde deze ideeën en gaf aan dat hij ze toe wilde passen op het toenmalig politiek systeem van Iran.75 Daarbij moet wel worden vermeld dat

Tabatabaei en andere geestelijken een grondwet wilden realiseren waar de sji'itische wetten en normen en waarden in verwerkt zouden worden. Deze vorm noemden zij de edalat khane, het Huis van de Gerechtigheid. Zij hadden als doel de religie en de staat te beschermen en te versterken, de welvaart voor de bevolking te verbeteren en het leven en eer van de moslims hoog te houden.76 De

seculiere Iraniërs spraken echter van een mashruteh grondwet. Deze term werd meer met een seculiere republiek geassocieerd, en daarmee kon de geestelijkheid absoluut niet akkoord gaan.77

Ondanks deze onenigheid sloten andere geestelijken zich bij de revolutie aan.78 De redenen

die zij voor hun steun opgaven kwamen grotendeels overeen met de redenen van Tabatabaei en Behbahani. Maar onder de geestelijken ontstond er desondanks snel conflict over de uitvoering van de revolutie. Een van de leidende geestelijken van Teheran, ayatollah sjeikh Fazollah Nouri, steunde aanvankelijk de plannen, maar trok zich daarna terug omdat hij vond dat de sharia-wetgeving niet genoeg terugkwam in de nieuwe beoogde grondwet. Ondanks dat er enkele religieuze aspecten aan de grondwet toegevoegd waren bleef Nouri zich tegen de revolutie verzetten en trok zich als protest

73 De eerste minister was vergelijkbaar met een premier, maar voor de Constitutionele Revolutie had Iran geen parlement en geen constitutie. Ann K. S. Lambton, "The Persian Ulama and the Constitutional Reform," in: Ann K. S. Lambton (ed.) Qajar Persia (1970) 280.

74 Algar, 'Religious Forces in Twentieth-Century Iran' 732 - 733.

75 Nikki R. Keddie, 'Iranian Politics 1900 - 1905: Background to Revolution' Middle Eastern Studies 5 afl. 1 ( 1969) 22 - 24.

76 Ahmad Kasravi, History of the Iranian Constitutional Revolution (Costa Mesa 2008) 617. 77 Algar, 'Religious forces in Twentieth-Century Iran' 733.

78 Enkele voorbeelden zijn de belangrijkste geestelijken van de heilige sji'itische stad Najaf: ayatollah sjeikh Abdollah Mazandarani, ayatollah Mohammad Kazem Khorasani en ayatollah haji Mirza Hussein Khalili Tehrani. Algar, 'Religious forces in Twentieth-Century Iran' 733.

(24)

naar Shahabad Al Azim terug.79 Vanaf daar bleef hij tegen de vorming van de constitutie strijden. Hij

vond dat de grondwet grotendeels uit Europa naar Iran was geïmporteerd en daarom niet geschikt was om met de islam gecombineerd te worden. Hij pleitte daarom voor een mashru'a, een

constitutie gebaseerd op de sharia. Nouri stond niet alleen in zijn kritiek; andere belangrijke geestelijken sloten zich bij hem aan.80

Vanaf 1909 begonnen de geestelijken met hun verschillende meningen over de revolutie meer naar elkaar toe te trekken. Nouri was in juli 1909 door revolutionaire strijders geëxecuteerd en een jaar later werd Behbahani door seculiere extremisten vermoord. Deze gebeurtenissen zorgden ervoor dat de voor- en tegenstanders van de revolutie naar elkaar toetrokken.81 De eenheid tussen

de geestelijkheid werd door de Russische invasie van 1911 verder versterkt.82 Hierdoor zou de

geestelijkheid zich na de Constitutionele Revolutie weinig met de politiek bezighouden. Het uiteindelijke resultaat van de ontwikkelingen na 1905 was het opwekken van veel wantrouwen van de geestelijkheid tegenover de Constitutionele Revolutie. Over het algemeen wordt gedacht dat veel geestelijken tot aan de Islamitische Revolutie van 1979 weinig met politiek te maken hadden, met enkele uitzonderingen zoals Kashani daargelaten.83 Maar in dit hoofdstuk en de

komende hoofdstukken gaan we zien dat de geestelijkheid op de achtergrond wel degelijk een grote rol van betekenis speelde in de Iraanse politiek. Veel auteurs onderschatten de rol van de

geestelijkheid doordat belangrijke geestelijken, zoals Boroujerdi, in het openbaar het bedrijven van politiek door de geestelijkheid hebben afgekeurd.84

De relatie tussen Reza Khan en de geestelijkheid in drie fasen

Tot 1921 was de rol van de geestelijkheid in de Iraanse politiek inderdaad nog erg klein. Met de opkomst van Reza Khan, de vader van Mohammad Reza Sjah, kwam hier verandering in. Tussen 1921 en 1941 was de geestelijkheid bij verschillende politieke omwentelingen betrokken of ging de groep zich juist tegen bepaalde veranderingen verzetten. De relatie tussen Reza Khan en de geestelijkheid kan verduidelijkt worden als de periode tussen 1921 en 1941 in drie delen wordt opgesplitst: in de periode tussen 1921 en 1925 probeerde Reza Khan aan de macht te komen en kwam hij uiteindelijk ook aan de macht. De politieke macht van de geestelijkheid zou in deze periode sterk toenemen. Dit kwam doordat Reza Khan als een beginnend politicus afhankelijk was van een invloedrijke groepering zoals de geestelijkheid. Reza Khan verzekerde de geestelijkheid dat hij ze in de politieke

79 Algar, 'Religious forces in Twentieth-Century Iran' 733.

80 Een van die belangrijkste was ayatollah seyed Mohammad Kazem Yazdi. Hij zou zich samen met Nouri, de Arabische sji'ieten en de Ottomaanse regering tegen de grondwet van Tabatabaei en Behbahani verzetten. Abdul-Hadi Hairi, ' Why Did the ʿUlamā Participate in the Persian Constitutional Revolution of 1905-1909?' Die

Welt des Islams 17 afl. 1/4 (1976) 144.

81 Algar, 'Religious forces in Twentieth-Century Iran' 735.

82 Tijdens de Constitutionele Revolutie was de monarch, Mohammad Ali Sjah naar Rusland gevlucht. Zijn 11 jarige zoon, Ahmad Sjah, was toen op de troon gezet. Hij probeerde in 1911 met Russisch hulp zijn troon terug te krijgen, maar deze poging mislukte. Maar Rusland had ook andere redenen om Iran binnen te vallen. Belangrijkste daarvan was benoeming van een Amerikaans bankier, Morgan Shuster. Deze bankier moest de financiën op orde brengen. Om dit voor elkaar te krijgen voerde Shuster enkele radicale maatregelen in: hij wilde het systeem van belastingvrijstellingen en de gunstige overeenkomsten voor de Britten en Russen in Perzië aanpakken. Hierdoor zouden deze landen veel inkomsten mislopen. De Russische en Britse regering begonnen daarom de verwijdering van deze bankier te eisen en toen dit niet werd ingewilligd viel het Russisch leger het land binnen. Ibidem.; Kinzer, All the Shah's Men’ 37.

83 Algar, 'Religious forces in Twentieth-Century Iran' 736.

(25)

besluitvorming zou gaan betrekken en beloofde ze ook om van Iran geen republiek te maken. De ideeën van Reza Khan om Iran een stevigere eenheid te maken sprak de geestelijkheid aan omdat zij zo naar eigen zeggen de onafhankelijkheid van het land en de islam konden beschermen tegen buitenlandse krachten. 85 De volgende periode die dan onderzocht gaat worden is de periode tussen

1925 en 1927. In 1925 werd Reza Khan tot Reza Sjah gekroond en begon de Pahlavi dynastie.86 Hij

was toen nog niet machtig genoeg om alle macht naar zich toe te trekken. Daardoor waren er geen conflicten met de geestelijkheid. De derde periode die aan bod zal komen zal de periode tussen 1927 en 1941 zijn.87 In die periode werd Reza Sjah machtiger en kon zo meer als een absolute vorst

regeren.

De relatie tussen Reza Khan en de geestelijkheid tussen 1921 - 1925

De alliantie tussen Reza Khan en de geestelijkheid begon in 1921 toen Reza Khan in februari van dat jaar naar Teheran trok en een succesvolle coup tegen de toenmalige premier pleegde.88 Hij pleegde

de coup samen met de gerespecteerde journalist Seyed Zia Tabatabaei. Na de coup werd Tabatabaei premier en Reza Khan minister van Oorlog en opperbevelhebber van het leger. Het was echter Reza Khans ultieme doel om Tabatabaei als premier af te zetten en zelf diens plek over te nemen.89 Voor

een dergelijk actie had hij wel de hulp van de geestelijkheid nodig. Hij begon daarom Tabatabaei openlijk te bekritiseren en zette hem als een marionet van de Engelse regering en als een vriend van niet-moslims neer. Zo zou de krant van Tabatabaei banden hebben met Armeense Iraniërs, die voornamelijk christen waren. Tabatabaei werd kortom als een vijand van de Iraanse staat neergezet.90 Deze campagne wierp zijn vruchten: kooplieden uit de bazaar en de geestelijkheid

begonnen zich achter Reza Khan te scharen. Zij kwamen na de coup in een moskee in Teheran samen om de situatie van Tabatabaei te bespreken. Tijdens die bijeenkomst vielen enkele belangrijke geestelijken, waaronder Aqha Seyed Yaqub Shirazi (een belangrijke geestelijke van Teheran) Tabatabaei hard aan. Hierdoor werd de band tussen Reza Khan en de geestelijkheid nog verder versterkt. Geestelijken zagen hem voortaan als een onafhankelijke en patriottistische man.91 De steun

van de geestelijkheid bleek van cruciaal belang, want Tabatabaei werd in mei van hetzelfde jaar nog als premier afgezet.92 Ook de puinhoop en de corruptie die de Qajar sjahs hadden achtergelaten had

85 Mohammad H. Faghfoory, 'The Ulama-State Relations in Iran: 1921-1941' International Journal of Middle

East Studies 19 afl. 4 (1987) 414.

86 Reza Sjah was zich ervan bewust dat zijn positie als monarch aangetast kon worden door een machtige geestelijkheid. Maar tussen 1925 en 1927 was zijn positie nog niet sterk genoeg om de geestelijkheid aan de kant te schuiven. Daarom eerde hij regelmatig religieuze islamitische dagen, bracht hij vaak een bezoek aan heilige sji'itische plaatsen, verzekerde de geestelijkheid dat hij een vroom moslim was en hij zorgde ervoor dat geestelijken geen militaire dienst hoefden te vervullen. Ibidem.

87 De alliantie tussen de sjah en de geestelijkheid zou in die periode grote deuken oplopen. Vanaf 1927 begon hij met hervormingen die ervoor zorgden dat de geestelijkheid als politiek actor steeds verder naar de achtergrond verdween. De geestelijkheid werd door de sjah als achterlijk en conservatief gezien en daarom werd het verzet vanuit hun kant door zijn regering hard neergeslagen. Ibidem.

88 Faghfoory, 'The Ulama-State Relations in Iran' 415. 89 Ibidem.

90 Abdullah Mostowfi, The administrative and social history of the Qajar period: (the story of my life) (Costa Mesa 1997) 362.

91 Faghfoory, 'The Ulama-State Relations in Iran' 415.

92 Volgens Faghfoory had de geestelijkheid ook haar eigen redenen om Reza Khan te steunen: Reza Khan had een groot invloed op het leger en kon als commandant rust en veiligheid brengen na een periode van grote onlusten. Mohammad H. Faghfoory, 'The Impact of Modernization on the Ulama in Iran, 1925-1941' Iranian

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Waar dus op allerlei wijze de mensch zoekende is naar rust en vertrouwen en op dien weg aan alle kanten zijn Geloof terugvindt, naast zijn blijvende bewustheid van de Rede, ben ik

We beoordelen de eerste norm als voldaan: in de gesprekken is aangegeven dat alle relevante organisaties (VluchtelingenWerk, de afdeling inkomen, Werkkracht en werkgevers) door

De gemeenten Peel en Maas en Wijk bij Duurstede volgen een stap voor stap strategie, waarbij vanuit de overgang van de begeleiding van de AWBZ naar de Wmo samen met maat-

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Om te bepalen of de werkelijke situatie overeenkomt met de registratie zijn de antwoorden van de geïnterviewde bewoners (of door de observaties van de interviewer in het geval

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

In de enquête is aan de scholen waarbij doordecentralisatie van financiële middelen voor nieuwbouw heeft plaatsgevonden (in ons onderzoek 34 PO scholen en 32 VO.. scholen) de

Naast het bestaande pedagogisch spreekuur van Kind en Gezin en het huidige aanbod van de opvoedingswinkel zouden medewerkers van het spel- en ontmoetingsinitiatief (en/of