• No results found

Aan het eind van 1952 kwamen de Amerikaanse en de Britse veiligheidsdiensten overeen om een eind te maken aan het premierschap van Mossadeq. Christopher Montague Woodhouse van de SIS en Sam Falle van het Britse departement van Buitenlandse Zaken hadden daarvoor geprobeerd om de CIA en de bewindslieden in Washington te overtuigen om een coup tegen Mossadeq te

organiseren.153De CIA was er al toen van overtuigd dat Mossadeq de ontstane oliecrisis niet

vakkundig had opgelost en daarom voor grote onrust in het land had gezorgd. Gebeurtenissen in Tsjecho-Slowakije en Korea hadden Washington doen vrezen naar dezelfde ontwikkelingen in Iran. De communistische Tudeh partij werd door de alliantie met Mossadeq inderdaad steeds sterker en Washington was bang dat het communisme Iran net als Korea zou kunnen verscheuren.

De uiteindelijke beslissing viel in maart 1953: de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken John Fuster Dulles vroeg aan de CIA om definitief een coup tegen Mossadeq voor te bereiden.154 Tegen

hun Britse collega's in Londen werd wel duidelijk gemaakt dat de oude lucratieve oliedeal van de AIOC na de coup niet geheel hersteld konden worden. Deze tegenslag nam de Britse regering voor

153 Mark Gasiorowski, 'The 1953 Coup d'État Against Mosaddeq' in: Mark J. Gasiorowski & Malcolm Byrne (eds.) Mohammad Mossadeq and the 1953 Coup in Iran (2004) 227.

lief, omdat ze al zeer verheugd was met de deelname van de CIA. Het plan, waar ook de SIS aan meewerkte, werd op 10 juni van dat jaar voltooid. De Amerikaanse ambassadeur in Teheran, Henderson, presenteerde het plan op 19 juni aan de minister van Buitenlandse Zaken.155 In dit

hoofdstuk zal deze coup centraal staan. Het verloop van de coup wordt onderzocht en beschreven waarbij ook belangrijke personen die bij de coup betrokken waren (zowel Iraniërs als niet-Iraniërs) aan bod komen.

De CIA en SIS plannen

De SIS had al eerder geprobeerd om de regering van Mossadeq omver te werpen. In oktober 1952 had de SIS in samenwerking met generaal Fazollah Zahedi een mislukte poging ondernomen. Dit zorgde ervoor dat veel collaborateurs van Zahedi werden opgepakt en Mossadeq de diplomatieke banden met Groot-Brittannië verbrak. Deze voor de SIS dramatische ontwikkelingen zorgden ervoor dat zij zich tot de CIA gingen richten en hun hulp inschakelden.156

De CIA medewerkers waren op het eerste gezicht verbaasd over het voorstel van hun Britse collega's. Ook enkele bewindslieden in Washington reageerden niet meteen enthousiast, maar ze zeiden toe de ideeën te bestuderen. Allen Dulles en Frank Wisner kwamen uiteindelijk met de SIS overeen om een deal te maken.157 Zij waren ervan overtuigd dat de minister van Buitenlandse Zaken

Dulles en de net gekozen president Dwight Eisenhower met de plannen in zouden stemmen. Woodhouse en Falle hadden bij hun eerste gesprekken al enkele namen naar voren gebracht die Mossadeq zouden konden vervangen: Zahedi bleek zowel onder de SIS als de CIA de favoriet te zijn.158 In die gesprekken kwam ook de naam Kermit Roosevelt naar voren. Roosevelt was het hoofd

van de geheime operaties van de CIA in het Midden-Oosten. Roosevelt vond de plannen interessant en hij gaf zelfs aan dat hij al een tijdje met dezelfde ideeën rondliep.159

Een van de buitenlandse actoren die vanaf de tekentafel tot het eind van de coup een grote rol van betekenis had was de Amerikaan Donald Newton Wilber.160 Wilber was zowel architect als

archeoloog. Vanaf de jaren 1930 had hij meerdere malen in verschillende landen in het Midden- Oosten gewerkt. Tijdens de Tweede Wereldoorlog diende hij in Iran als een agent voor de Office of

Strategic Services (OSS), de voorloper van de CIA. Na de oorlog haalde hij een doctoraat aan de

Princeton Universiteit en bleef hij parttime voor de CIA werken.161 Hij zou een plan schetsen waarin

aan de ene kant de Britse premier Winston Churchill, de Britse minister van Buitenlandse Zaken Anthony Eden, de Amerikaanse president Eisenhower en de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Dulles als buitenlandse krachten meededen en aan de andere kant de Iraanse sjah

Mohammad Reza Pahlavi als binnenlandse kracht participeerde. De operatie ging TPAJAX (vaak afgekort tot AJAX) heten.162

155 Mokhtari, 'Iran's 1953 Coup Revisited’ 476.

156 Donald N. Wilber, Overtrow of Premier Mosaddeq of Iran: November 1952 - August 1953. Central Intelligence Agency. March 1954. Dit document is vlak na de coup door een van de CIA organisatoren van de coup geschreven. Het is een voor intern gebruik geschreven en nooit bedoeld om voor het publiek te publiceren.

157 Allen Dulles was toen de beoogde opvolger van de toenmalige CIA directeur en broer van John Fuster Dulles en Frank Wisner het hoofd van de geheime missies van de CIA.

158 Bayandor, Iran and the CIA 82.

159 C. M. Woodhouse, Something Ventured (Londen 1982) 117 - 120. 160 Bayandor, Iran and the CIA 8.

161 Gasiorowski, 'The 1953 Coup d'État' 233. 162 Mokhtari, 'Iran's 1953 Coup Revisited' 476.

Vanaf maart 1953 was de CIA serieus met de operatie bezig. De situatie werd enkele weken bestudeerd en op 16 juli werd een eerste rapport opgesteld. Daarin werd geconcludeerd dat een coup uitvoerbaar was en dat Zahedi de beste kandidaat was om Mossadeq op te volgen. Zahedi werd door de CIA als moedig, gerespecteerd en pro-Amerikaans gezien. Bovendien was Zahedi de enige belangrijke politicus die zich openlijk als de nieuwe premier profileerde.163 Wilber en Norman

Darbyshire, een agent van de SIS, ontmoetten elkaar in mei in Cyprus om de gezamenlijke plannen met elkaar door te spreken. Darbyshire diende al enkele jaren voor de SIS in Iran. Hij leidde de operaties en het hoofdkantoor van de SIS in Iran. Dit kantoor moest hij echter na de verbreking van diplomatieke banden tussen Iran en Groot-Brittannië vanuit Nicosia runnen.164 Beide mannen waren

dus goed bekend met de politieke situatie in Iran.

Wilber en Darbyshire werkten van 13 tot 30 mei aan hun plannen. Daarbij legden zij constant contact met het hoofdkantoor van de CIA in Langley en hun kantoor in Teheran. De CIA was ook duidelijk de leidende partij tijdens deze besprekingen. De SIS agenten waren vooral volgers en stelden zich voor en tijdens de operatie ook op die manier op. Wilber en Darbyshire zochten in het begin vooral naar geschikte kandidaten die Mossadeq zouden kunnen opvolgen en ook zij kwamen unaniem bij Zahedi uit.165 Zij keken ook naar andere personen die zij bij de coup konden betrekken,

zoals de sjah. Tegelijkertijd werd er neerbuigend over hem gedacht: hij zou zwak en incompetent zijn. Hij kon echter niet zomaar aan de kant worden geschoven en daarom werd hij meegenomen in de plannen.166 De zoektocht bleef doorgaan. De SIS had drie Iraniërs in dienst die deze operatie op

ground level konden gaan leiden, de drie Rashidian broers.167 De gebroeders Rashidian werkten sinds

de Tweede Wereldoorlog voor de SIS en hadden al een groot netwerk van contacten en agenten opgebouwd waarvan een groot gedeelte uit politici, leden van het Koninklijke hof, militairen,

zakenmannen, krantenuitgevers, geestelijken en zelfs grote criminelen bestond. Na de nationalisering van de olie-industrie in april 1951 was het hoofddoel van de groep om de regering van Mossadeq te destabiliseren. Door hun contacten konden de Rashidians anti-Mossadeq artikelen in kranten plaatsen, organiseerden ze anti-Mossadeq demonstraties en probeerden zij invloedrijke personen tegen Mossadeq in opstand te laten komen. Zij werden door de SIS voor deze acties rijkelijk

gesteund. Zij kregen maandelijks 10.000 pond voor hun inspanningen (10.000 pond was voor Iran in die tijd een behoorlijk hoeveelheid geld).168 De Rashidians legden in juli 1952 contact met Zahedi en

betrokken hem later bij de plannen voor de coup. Tijdens de arrestaties in oktober 1952 werden zij ook opgepakt. Na hun arrestatie was hun rol echter niet uitgespeeld. De SIS bleef gebruik maken van het netwerk van de Rashidians om Mossadeq en zijn ministers te dwarsbomen.169

Ook de CIA had een netwerk in Iran opgebouwd. Dit netwerk was ontstaan tijdens de anti- sovjetoperaties die vanaf de jaren 1940 in Iran op gang waren gezet. Een van die operaties was operatie TPBEDAMN.170 TPBEDAMN was tot stand gekomen om tegenwicht te bieden aan de

uitbreidende Russische macht in Iran tijdens de Tweede Wereldoorlog. Moskou probeerde via de

Tudeh partij haar invloed in Iran te vergroten. Zoals al aangegeven had deze partij een behoorlijk

163 Abrahamian, The Coup 155.

164 Wilber, Overthrow 3 - 5, E5; Donald N. Wilber, Adventures in the Middle East: Excursions and Incursions (Princeton 1986) 5 - 7.

165 Wilber, Overthrow 5 - 10, A1.

166 Gasiorowski, 'The 1953 Coup d'État' 235. 167 Bayandor, Iran and the CIA 67.

168 Wilber, Overthrow 7; Woodhouse, Something Ventured 111 - 118. 169 Gasiorowski, 'The 1953 Coup d'État' 235.

grote aanhang. Daardoor kon zij regelmatig grote demonstraties en bijeenkomsten organiseren.171

Tijdens operatie TPBEDAMN probeerden Wilber en andere CIA agenten via allerlei wegen de Tudeh negatief neer te zetten. Zij schreven krantenartikelen en boeken, maakten folders en lieten deze door Iraniërs die voor TPBEDAMN werkten naar het Perzisch vertalen. Deze werden vervolgens onder Iraanse kranten en andere media met foute of misleidende bronvermelding verspreid. Door deze propaganda werden de Sovjet-Unie en de Tudeh als anti-Iraans of niet-islamitisch neergezet. Ook beschreven ze de slechte leefomstandigheden in de Sovjet-Unie en de plannen van Moskou om van Iran een communistische samenleving te maken.172 De CIA steunde en financierde enkele

anticommunistische organisaties: de National Socialist Workers Party (Socialist-e Melli-e Kargaran-e

Iran) en de Toilers Party, een socialistische partij die ondanks haar linkse gedachtegoed

anticommunistisch was. Maar de CIA steunde ook andere meer agressievere partijen en personen. Zo werd de beroemde crimineel Shaban 'de hersenloze' Jafari door de CIA betaald om Tudeh leden op te zoeken en aan te vallen. Zelfs geestelijken werden door de CIA betaald om zich anti Tudeh en antisovjet op te stellen.173 De CIA had dus al enkele jaren voor de coup van 1953 een belangrijke

operatie in Iran lopen.174

De CIA had ook Iraanse agenten in dienst. Rond het einde van het jaar 1950 kwamen twee Iraniërs, Ali Jalali en Faroogh Kayvani, zich bij de Amerikaanse ambassade in Teheran melden. Zij boden hun diensten aan de CIA aan om zo tegen de steeds groeiende communistische macht in Iran te vechten. Zij wilden daarmee bovendien de monarchie tegen vijandelijke machten beschermen. Het hoofd van het CIA kantoor in Teheran, Roger Goiran, stelde vast dat deze twee mannen een behoorlijk groot netwerk hadden en het werk van veiligheidsdiensten onder de knie hadden.175

Goiran was ervan overtuigd dat Jalali en Kayvani hun ervaringen of bij de Britse of Duitse

veiligheidsdiensten hadden opgedaan.176 Zij mochten naar de Verenigde Staten afreizen waar ze door

Roosevelt voor de operaties in Iran geschikt werden geacht. Zij gingen snel daarna voor de CIA in Iran aan de slag. Zij organiseerden al snel een demonstratie waarbij de Tudeh negatief werd neergezet.177

De CIA was tevreden over de samenwerking en betrok ze daarna in operatie TPBEDAMN met de codenamen Nerren en Cilley. Al tijdens de ontmoeting tussen Wilber en Darbyshire in mei 1953 hadden Jalali en Kayvani een groep van honderd agenten onder zich werken en had TPBEDAMN een jaarlijks budget van tussen de 500.000 en 1.000.000 dollar. Dat was ongeveer één procent van het budget dat de CIA tot zijn beschikking had voor geheime operaties in de wereld.178

Het 6-punten plan

171 Mokhtari, ‘Iran’s 1953 Coup Revisited' 473. 172 Wilber, Overthrow 7 - 8; Adventures 191.

173 Jafari werd 'de hersenloze' genoemd omdat in februari 1953 met een Jeep door de hekken van Mossadeqs huis was gereden: Gasiorowski, 'The 1953 Coup d'État' 333.

174 Deze operaties werden in het geheim door de TPBEDAMN agenten uitgevoerd. Dus de uitgevers,

geestelijken, politici en andere betrokkenen wisten niet dat zij indirect aan een CIA operatie meededen, omdat zij niet wisten dat zij onderdeel waren van een propagandamachine. Uiteraard probeerden ook andere partijen, zoals de Britten en de Sovjets, via dezelfde wegen (dus via kranten, radio en andere media), de Iraanse politiek en samenleving te beïnvloeden. Gasiorowski 'The 1953 Coup d'État' 236.

175 Bayandor, Iran and the CIA 126.

176 Bayandor en Gasiorowski maken niet duidelijk hoe Goiran heeft kunnen bepalen dat Jalali en Kayvani hun kennis bij de Britse en Duitse veiligheidsdiensten hebben opgedaan.

177 Gasiorowski, 'The 1953 Coup d'État' 236.

178 Kermit Roosevelt, Countercoup: The Struggle for the Control of Iran (New York 1979) 78 - 81, 91 - 94, 98. Dit boek is de memoires van Kermit Roosevelt; Wilber, Overthrow 7 - 8; John Lewis Gaddis, Strategies for

Wilber en Darbyshire hadden tijdens hun bijeenkomsten een 6-puntenplan opgesteld.179 Als eerste

zou het CIA kantoor in Teheran beginnen met het uitgeven van propaganda met als doel het destabiliseren van het Mossadeq regime. De frequentie van de uitgaven zou net voor de coup vermeerderen om zo het anti-Mossadeq gevoel op een 'kookpunt' te brengen. Voor deze eerste stap werd 150.000 dollar uitgetrokken. Mossadeq zou als pro Tudeh en anti-islamitische worden

neergezet. Hij zou de moraal in het leger verzwakken en zijn politiek zou een economische ondergang betekenen. Verder zou hij volgens de propaganda separatistische groeperingen steunen om zo een invasie van de Sovjet-Unie te bewerkstelligen. Hij zou een ongezonde drang naar macht hebben en zou daardoor zijn politieke tegenstanders, maar ook zijn eigen aanhangers manipuleren.180 In dit plan

werden ook enkele geestelijken betrokken, omdat zij zo de anti-islamitische karakter van Mossadeq konden blootleggen. Deze geestelijken zouden door de gebroeders Rashidian benaderd worden. Deze geestelijken zouden dan speeches houden waarbij ze Mossadeq zouden bestrijden en de sjah gingen prijzen. De namen van deze geestelijken zijn in de CIA documenten weggelaten, maar naar de namen kan geraden worden. Gasiorowski denkt dat de belangrijke geestelijken Behbahani,

Boroujerdi, Kashani of Falsafi worden bedoeld. Al geeft hij hierbij wel direct aan dat hij denkt dat deze geestelijken geen tot weinig rol hebben gespeeld in de coup.181 In het volgende hoofdstuk gaan

we zien dat de beweringen van Gasiorowski gedeeltelijk onjuist zijn: geestelijken als Kashani en Boroujerdi hebben wel een rol gespeeld in de coup van 1953. In de plannen wordt ook naar Navab Safavi van de Fadayan-e Islam verwezen. Zij zouden aanhangers van Mossadeq openlijk bedreigen en zoals bekend moesten dreigingen van Safavi erg serieus worden genomen.182

Als tweede punt zou Zahedi een netwerk van legerofficieren verzamelen om het militaire gedeelte van de coup voor zich te nemen. De CIA en de SIS zouden hem daarbij met 60.000 dollar steunen. Zahedi kon al snel gebruik maken van deze 60.000 dollar. De CIA gooide daar nog eens 75.000 dollar bovenop. Hij moest in het uiteindelijke plan een militaire raad opstellen die geleid zou worden door een officier die aanvaardbaar was voor de CIA en de SIS. Zahedi zou ook

verantwoordelijk worden voor de arrestatie van Mossadeq en zijn belangrijkste aanhangers als ook meer dan honderd hoge leden van de Tudeh partij. Hij had verder als taak om de controle over de hoofdstad Teheran en belangrijke militaire en overheidsgebouwen te verkrijgen en te behouden. Ook het radio-, telefoon- en telegramverkeer zou volgens het plan snel onder zijn bevel moeten komen. Zahedi moest daarna het hoofd van deze media aanstellen. Ook deze moest uiteraard weer door de Amerikaanse en Britse inlichtingendiensten worden goedgekeurd.183

Als derde zouden ambassadeur Henderson en een Amerikaans delegatie proberen de sjah te overtuigen om aan de coup mee te doen en Zahedi daarna als premier te benoemen. Het overtuigen van de sjah verliep echter niet heel soepel. Hij had in de operatie een zeer kleine rol. Hij werd als zwak en incapabel gezien, aangezien hij het niet aandurfde om Mossadeq uit zijn ambt te zetten, toen hij toenadering tot de Tudeh had gezocht, de olie-industrie had genationaliseerd en enkele uitspraken tegen de monarchie had gedaan. De sjah moest op de een of andere manier overtuigd worden om farmans -bevelen van de sjah die onmiddellijk uitgevoerd moesten worden- uit te

179 Het plan werd uiteindelijk door enkele CIA en SIS leidinggevenden in Langley beoordeeld en op 17 juni 1953 goedgekeurd.

180 Wilber, Overthrow 8 -11, A1-A8, B2. 181 Gasiorowski, 'The 1953 Coup d'État' 333.

182Gasiorowski, 'The 1953 Coup d'État' 238.

vaardigen om Mossadeq als premier af te zetten.184 De vraag is waarom hij Mossadeq niet uit zijn

ambt wilde zetten. Hierdoor werd hij immers door zijn westerse bondgenoten als zwak en besluiteloos gezien. Bovendien was er in ook in Iran kritiek op hem, zowel door enerzijds zijn aanhangers als zijn tegenstanders. Het is denkbaar dat de sjah binnen de kaders van zijn

machtsautoriteit wilde handelen en niet als een despoot over wilde komen, maar zeker is dit niet.185

Zijn westerse bondgenoten zouden echter blijven doorgaan met druk uitoefenen om de farmans uit te schrijven.186

Vervolgens zouden de Rashidians proberen om genoeg parlementsleden te overtuigen (door middel van omkoping) om Mossadeq uit zijn ambt te stemmen. Deze vierde stap was sterk met de vijfde stap verbonden. Als vijfde stap zouden de Rashidians, Jalali, Kayvani, enkele niet bij naam genoemd geestelijken en belangrijke kooplieden op de dag van de coup grote demonstraties

organiseren waarbij de demonstranten naar het parlementsgebouw zouden trekken en Mossadeq als antireligieus zouden bestempelden. Zo zouden nog meer parlementsleden onder druk gezet worden om Mossadeq weg te stemmen. Zahedi's militair netwerk zou eventuele opstanden vanuit de hoek van Tudeh en Mossadeq neerslaan. De demonstraties zouden met enkele aanvallen op belangrijke religieuze leiders beginnen. Deze aanvallen zouden door agenten (hoogstwaarschijnlijk criminelen als Jafari) van de Rashidians uitgevoerd worden. Andere religieuze leiders zouden deze aanvallen dan weer aan de aanhangers van Mossadeq toeschrijven. Zij zouden hun aanhangers oproepen de straat op te gaan en publieke gebouwen te bezetten. De Rashidians, Jalali en Kayvani zouden zorgen dat veel mensen op deze demonstraties af zouden komen. Tegelijkertijd zouden de parlementsleden, die hun stem aan de Rashidians hadden verkocht, voor de verwijdering van Mossadeq en voor de aanstelling van Zahedi stemmen.187 Voor het omkopen van deze parlementsleden werd vanaf 20 mei

1953 11.000 dollar per week vrijgemaakt. Het gehele plan had een begroting van 412.500 dollar waar 285.000 door de Verenigde Staten en de rest door Groot-Brittannië werd betaald.188

184 Roosevelt, Countercoup 12 - 19; Wilber Overtrow 5.

185 Mokhtari, 'Iran's 1953 Coup Revisited' 477; Bayandor, Iran and the CIA 89.

186 Om de sjah te overtuigen om mee doen werd als eerste aan zijn tweelingzus gedacht, Ashraf Pahlavi. Op 16 juli 1953 had een medewerker van de SIS in Frankrijk een ontmoeting met haar. Hij vroeg haar of zij de sjah kon overtuigen om de CIA en de SIS te steunen bij hun verwijdering van Mossadeq. De prinses stemde met het plan in, maar zij was ervan overtuigd dat premier Mossadeq haar aanwezigheid in Iran niet op prijs zou stellen. De premier was inderdaad onaangenaam verrast door de aankomst van de prinses op 25 juli, maar ook Mohammad Reza Sjah was woest toen hij hoorde dat de prinses in Iran was aangekomen. Hij weigerde haar tot een paar uur voor haar vertrek (vier dagen na haar aankomst) te ontvangen. Deze plannen waren dus mislukt. Bayandor, Iran and the CIA 90.; Roosevelt, Countercoup 145 - 146; William Roger Louis, The End of British

Imperialism (London 2006) 783.; Wilber Overthrow 22 - 24.

Als tweede werd aan een Amerikaanse generaal gedacht: brigadegeneraal Norman Schwarzkopf, die tussen