• No results found

De rol van de geestelijkheid in de coup van 19 augustus

De drie dagen tussen 16 en 19 augustus zijn cruciaal voor dit onderzoek. De coup die door de CIA en de SIS voor 16 augustus uitgestippeld was ging zoals al uitgelegd niet geheel volgens plan. De

farmans die door kolonel Nasiri naar Mossadeq waren gebracht werden door Mossadeq genegeerd

en kolonel Nasiri werd op hetzelfde moment door Mossadeq gearresteerd.229 Daarna verklaarde hij

op de nationale radio dat hij een coup tegen zijn regering had voorkomen. Veel aanhangers van de sjah werden opgepakt en vastgezet. Ook moesten alle CIA agenten Iran zo snel mogelijk verlaten.230

Toch werd Mossadeq op 19 augustus door middel van een tweede coup uit zijn ambt gezet en door Fazollah Zahedi opgevolgd. Wie of wat heeft in die drie dagen ervoor gezorgd dat de coup toch nog een succes is geworden? In dit laatste hoofdstuk komt deze vraag aan de orde. Aan het eind van dit hoofdstuk gaat duidelijk worden dat een van groeperingen die in die drie dagen een rol heeft gespeeld de Iraanse geestelijkheid was. De geestelijkheid werd aangevoerd door de religieuze leider van deze groep, ayatollah Boroujerdi.

De goede relatie tussen de geestelijkheid en de sjah

De politieke crises van 1953 hadden ervoor gezorgd dat veel Iraniërs hoopten dat de sjah en

Mossadeq een oplossing voor hun problemen zouden kunnen vinden. De economie van het land lag zwaar onder druk. Het conflict tussen de sjah en Mossadeq zorgde ervoor dat er geen constructieve en structurele oplossingen voor de vele problemen in het land opgesteld konden worden. Daardoor was de drang naar verzoening voor de Iraanse bevolking erg groot.231 Maar ook de geestelijkheid

wilde dit conflict snel opgelost zien. Zij steunden in dit conflict echter wel de monarchie en daarvoor hadden zij zo hun eigen redenen.232 De ontwikkelingen in het Ottomaanse Rijk en de hervormingen

van Atatürk hadden de geestelijken in Iran zeer angstig gemaakt. Ook de coup van 1952 in Egypte en de aanwijzingen dat de coupplegers dezelfde weg als Atatürk wilden bewandelen kwamen bij de

229 Kinzer, All the Shah's Men’ 15.

230 Mokhtari, 'Iran’s 1953 Coup Revisited’483. 231 Bayandor, Iran and the CIA 147.

geestelijkheid in Iran erg hard aan. Religie werd in belangrijke moslimlanden steeds verder naar de achtergrond gedreven.233

De Iraanse geestelijkheid en de monarchie hebben vanaf de zestiende eeuw een goede relatie met elkaar gehad.234 De monarch werd vaak als de beschermer van de sji'itische Islam gezien.

In de periode van het premierschap van Mossadeq was de relatie tussen de sjah en de geestelijkheid ook hecht te noemen. De toenadering van Mossadeq tot de Tudeh partij was voor de geestelijken verontrustend. De angst voor het communisme nam met de dag toe: de demonstratie van 21 juli 1953, waarbij de leden van de Tudeh in de grote meerderheid waren, had ook de geestelijken de schrik aangejaagd.235 De Tudeh werd door de geestelijken als de lange arm van de Komintern

gezien.236 Ook de steun van de partij aan de separatistische groeperingen in bijvoorbeeld de provincie

Azerbeidzjaan waren de geestelijken en dan vooral de nationalistische geestelijken als Kashani niet vergeten.237

Voor de geestelijken betekende de monarchie continuïteit, stabiliteit en traditie. De sjah werd als de tegenpool van een seculier republiek gezien en atheïsme werd gelijkgesteld aan het communisme van de Tudeh. Mossadeq weigerde om de communistische Tudeh partij aan de kant te schuiven, omdat hij voor een grote mate van vrijheid van meningsuiting was en zich bovendien goed besefte dat hij de steun van de Tudeh hard nodig had.238 In het midden van 1953 had het grootste

gedeelte van de geestelijken zich daarom tegen Mossadeq gekeerd. Naast de bekendere Boroujerdi, Behbahani en Kashani waren ook minder bekende geestelijken als ayatollah Mohsen Hakim

Tabatababei en ayatollah Kazem Shahrestani begonnen Mossadeq te bekritiseren.239 Mossadeq had

vooral onder de middenklasse, de politiek bewuste jeugd en intellectuelen een grote aanhang. Mossadeq probeerde zijn macht te consolideren door enkele van zijn vertrouwelingen op belangrijke plekken in de politiek, het leger en de politie te plaatsen.240 Zo hoopte hij zijn tegenstanders onder

bedwang te kunnen houden.

Om de rol van de geestelijkheid bij de coup te kunnen onderzoeken en te kunnen begrijpen is het belangrijk om deze bovengenoemde ontwikkelingen steeds in het achterhoofd te houden. Geestelijken waren ongerust toen op 16 augustus vernomen werd dat de sjah Iran onverwacht had verlaten. Er gingen toen zelfs geruchten rond dat Mossadeq de coup verzonnen had om de sjah uit het land te krijgen en zo een einde aan de monarchie te maken.241 Ook de propaganda die door de

CIA was opgezet had effect gehad. Mossadeq was als antireligieus en communistisch neergezet en daardoor wilden veel mensen, waaronder de geestelijken, Mossadeq zo snel mogelijk weg hebben.242

Zoals al in het vorige hoofdstuk beschreven had Mossadeq door zijn dictatoriale neigingen zowel binnen als buiten de politiek veel vijanden gemaakt. De Tudeh en enkele radicale aanhangers

233 Bayandor, Iran and the CIA 147.

234 De slechte relatie tussen Reza Sjah en de geestelijkheid is daarin een uitzondering (zie hoofdstuk twee).

235 Mokhtari, 'Iran’s 1953 Coup Revisited' 479.

236 De Komintern was de internationale samenwerking tussen verschillende communistische partijen. Deze samenwerking stond onder toezicht van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie.

237 Bayandor, Iran and the CIA 149. 238 Kinzer, All the Shah's Men 207.

239 Ardeshir Zahedi, Ardeshir Zahedi's Memoirs (Maryland 2006) 265 & 273. Ondanks dat de grote

meerderheid van de geestelijken pro sjah was kozen enkele geestelijken de kant van Mossadeq. De bekendste daarvan waren Haj Agha Reza Zanjani en seyed Mahmoud Taleqhani: Bayandor, Iran and the CIA 149.; Katouzian, 'Mosaddeq's Government’ 14.

240 Bayandor, Iran and the CIA 149. 241 Ibidem.

van Mossadeq hadden verder ervoor gezorgd dat ook de gewone Iraniër voor Mossadeq en zijn bondgenoten bang was geworden. Na 16 augustus gingen aanhangers van Mossadeq de straat op en wierpen het beeld van Reza Sjah omver.243 Door deze actie en andere antimonarchie verrichtingen

werd de steun aan Mossadeq steeds kleiner. Daardoor kregen de aanhanger van de sjah meer ruimte om de straat op te kunnen gaan. Op 18 en 19 augustus gingen veel mensen de straat op om het aftreden van Mossadeq te eisen. Deze mensen bestonden vooral mannen uit de onderklasse. Deze mannen kwamen uit het zuidelijk deel van Teheran en stonden onder grote invloed van de

geestelijkheid. Het zuidelijk deel van Teheran is het arme deel van de stad. Zoals vaker met arme gebieden waren veel mensen hier sterk religieus en was de invloed van de geestelijkheid in die gebieden zeer groot. Voordat zij demonstreerden waren de protesten tegen Mossadeq niet heel groot geweest. Tot 18 augustus had hij een behoorlijk grote controle over de straten van Teheran. Maar de onderklasse uit het zuiden van Teheran heeft ervoor gezorgd dat andere anti-Mossadeq demonstranten ook hun stem lieten horen. Daaronder waren ook de demonstranten die door de CIA en de SIS op de been waren gebracht. De geestelijken die ervoor hadden gezorgd dat de onderklasse ging demonstreren waren Kashani en Behbahani.244 Kashani had als prominent geestelijke en

politicus een grote invloed op de onderklasse in Teheran. Hij kon door zijn achtergrond veel aanhang op de been brengen.245 Kashani wilde na zijn mislukte alliantie met Mossadeq hem zeer graag weg

hebben. Behbahani was de belangrijkste geestelijke van Teheran. Ook hij kon door zijn invloed en reputatie veel mensen op de been brengen.246 Het is dus zeer aannemelijk om deze twee geestelijken

als het beginpunt van het einde van Mossadeq op 19 augustus te zien.247 Ook documenten die door

de Amerikaanse ambassade in Teheran zijn opgesteld laten zien dat de onderklasse tegen Mossadeq aan het demonstreren was: "They seemed to come from all classes of people including workers,

clerks, shopkeepers, students, etcetera."248 Volgens Bayandor zijn er verder geen enkele aanwijzingen

dat deze twee geestelijken door de CIA of de SIS zijn overtuigd of omgekocht om deze demonstraties te organiseren. Dat was ook niet nodig, omdat zij zelf grote problemen hadden met de politiek van Mossadeq en hem zo snel mogelijk weg wilden hebben.249

Wat auteurs als Kinzer en Abrahamian onderschatten is dat de geestelijkheid door middel van hun netwerk via moskeeën in een korte tijd veel mensen op de been kon brengen.250 Dit konden

zij zonder tussenkomst van andere groeperingen doen en de buitenlandse krachten speelden daarin al helemaal geen rol van betekenis.251 Deze macht was niets nieuws: in het tweede hoofdstuk is al

uitgelegd dat de geestelijkheid al enkele decennia grote invloed had op de Iraanse politiek. De Britse regering heeft uiteraard wel invloed gehad op de Iraanse samenleving, maar niet iedere belangrijke politieke gebeurtenis kan op hun conto worden geschreven. De rol van de geestelijkheid bleef in de twintigste eeuw alsmaar groeien met als dieptepunt de Islamitische Revolutie van 1979 en de daaruit volgende Islamitische Republiek Iran.

243 Ibidem.

244 Bayandor, Iran and the CIA 150. 245 Kinzer, All the Shah's Men 79.

246 Abrahamian geeft in zijn boek The Coup aan dat de Britse ambassade in Teheran geloofde dat Behbahani een rol speelde in de coup van 1953: Abrahamian, The Coup’ 154.

247 Bayandor, Iran and the CIA 150. 248 FRUS, Iran Vol. X 758.

249 Bayandor, Iran and the CIA 150. .

250 In het boek van Kinzer komen de namen Boroujerdi en Behbahani niet één keer voor. Abrahamian is nog steeds van mening dat ayatollah Boroujerdi tegen de inmenging van geestelijken in politieke zaken was. Abrahamian, The Coup 55.

De rol van ayatollah Boroujerdi

Boroujerdi had de geestelijken in Teheran die zich tegen Mossadeq hadden gekeerd vanaf het begin gesteund. Ondanks dat Boroujerdi bij de conservatieve geestelijken in Qom hoorde en meerdere keren openlijk had benadrukt dat de politieke wereld door de geestelijkheid vermeden moest worden, zorgde hij dat hij op de achtergrond via andere geestelijken invloed kon uitoefenen op de Iraanse politiek. Enkele gebeurtenissen hadden ervoor gezorgd dat Boroujerdi als Marja niet stil kon blijven zitten. De crisis van februari 1953 is al beschreven: Boroujerdi zorgde dat Behbahani de sjah ging overtuigen om Iran niet te verlaten, want Boroujerdi was bang dat na zijn verlaten hij niet meer terug zou keren en daarmee een einde aan de monarchie zou komen. Boroujerdi was in de maanden voor deze crisis er steeds meer van overtuigd geraakt dat Mossadeq een onbekwaam premier was en de islamitische normen en waarden niet goed genoeg verdedigde.252 Hij vond dat Mossadeq zich

negatief tegenover de Islam opstelde en volgens Boroujerdi mocht een premier van Iran zich nooit onverschillig tegenover de Islam opstellen; de Islam moest juist gepromoot en verdedigd worden. Wat Boroujerdi het meeste zorg baarde was de alliantie tussen Mossadeq en de Tudeh en het feit dat leden en aanhangers van deze partij zo op de voorgrond in de Iraanse politiek aanwezig waren. Boroujerdi kon daarom niets anders doen zich in te laten voor politiek en de aanval op deze partij te openen.

De keuze van Boroujerdi om de kant van de sjah te kiezen is opmerkelijk te noemen. Want ongeveer 25 jaar later kwamen dezelfde geestelijken onder leiding van Ruhollah Khomeini tegen de sjah in opstand. Khomeini was een leerling van Boroujerdi en had daardoor veel bewondering voor hem. Na de revolutie van 1979 werd de keuze van Boroujerdi om de kant van de sjah te kiezen door de nieuwe islamitische machthebbers als volgt beschreven: Boroujerdi had een grote afkeer tegen het communisme en was als het ware gedwongen om de kant van de sjah te kiezen. Er werd zelfs gesuggereerd dat de Tudeh knokploegen naar het huis van Boroujerdi had gestuurd om hem te intimideren.253 Of dit daadwerkelijk is gebeurd kan niet worden achterhaald, maar het is ook een

aanwijzing dat Boroujerdi in de periode voor de coup duidelijk de kant van de sjah had gekozen. Hierdoor is het belangrijk om de rol van Boroujerdi tijdens de coup van 1953 te blijven benadrukken.

Mossadeq was een slimme politicus en hij wist dat hij de gevestigde geestelijkheid in Qom niet tegen zich in het harnas moest jagen. Zijn respect en ontzag wilde hij via enkele handreikingen duidelijk maken: zo tekende hij in maart 1953 een wet waarin het beledigen van Boroujerdi strafbaar werd.254 Mossadeq was zich ervan bewust dat de geestelijkheid een grote aanhang had en daarom

beter te vriend gehouden kon worden. Ondanks deze kleine handreikingen ging Mossadeq verder met zijn seculiere politiek wat uiteindelijk resulteerde in een conflict met de geestelijkheid.

Na de crisis van februari 1953 was de geestelijkheid in Qom in grote staat van paraatheid. De fundamentele veranderingen en het geflirt met het republicanisme hadden veel geestelijken wakker gemaakt. Boroujerdi was via geestelijken als Behbahani goed op de hoogte wat er in de hoofdstad aan de hand was. Via diezelfde geestelijken kon hij zijn politieke agenda uitoefenen.255 Daarbij

252 Ayatollah Montazeri, een leidende figuur na de Islamitische Revolutie van 1979 geeft dat in zijn memoires aan: Democracy Network of Iran, Memoirs of Montazeri http://d-n-i.abdolian.com/archive/montazeri/ 161. Geraadpleegd op 03-02-2014.

253 Bayandor, Iran and the CIA 151.

254 Dit bericht heeft in de Iraanse krant Etela-at gestaan: Ali Gharib, 'Kashani and Mossadeq: Agreement and interactions' Asre-Nou 18 augustus 2007.

hebben de CIA en de SIS nauwelijks een rol gespeeld, omdat operatie AJAX pas in mei 1953 door Wilber en Darbyshire in elkaar werd gezet. De belangrijke geestelijken opereerden dus onafhankelijk en de buitenlandse veiligheidsdiensten konden nauwelijks invloed op hen hebben uitgeoefend.

De druppel om in actie te komen

De vlucht van de sjah op 16 augustus was voor de geestelijkheid de druppel om snel in actie te komen. De weg naar een republiek leek toen geopend en de geestelijkheid deed hetzelfde wat ze ongeveer 30 jaar geleden ook gedaan hadden toen Reza Khan na het verdrijven van Ahmad Sjah van Iran een republiek wilde maken. Ook toen konden zij grote getale mensen op de been brengen.256

Mede daardoor kon de monarchie blijven met Reza Khan als de nieuwe sjah. Deze historische gebeurtenissen waren ook bij de CIA en de SIS bekend. Zij begrepen dus dat de rol van de

geestelijkheid in de Iraanse politiek niet onderschat mocht worden. Er zijn echter geen bewijzen dat de geestelijkheid door deze buitenlandse veiligheidsdiensten aangespoord of omgekocht is om tegen Mossadeq in opstand te komen.257 Wel is duidelijk dat de CIA-agenten de hulp van Kashani en

Behbahani (en via hen ook Boroujerdi) nodig achtten om hun plan te laten slagen. Ook wilden de agenten Navab Safavi en zijn Fadayan-e Islam gebruiken om aanhangers van Mossadeq te

intimideren: "(Use) The terrorist group to threaten that they are ready to take direct action against

pro-Mossadeq deputies and members of Mossadeq's entourage and government." 258

Maar de ideeën van de CIA en de SIS om de geestelijkheid bij hun coup van 19 augustus te betrekken hadden weinig tot geen effect. In het CIA document van Wilber is te lezen dat de CIA een geestelijke uit Teheran (hoogstwaarschijnlijk Behbahani) bij de coup van 19 augustus wilde halen. Na de mislukte coup van 16 augustus had de CIA de hoop op de geestelijkheid gevestigd. Roosevelt en zijn agenten hoopten dat Boroujerdi na 16 augustus een fatwa zou uitvaardigen waarin hij zou oproepen tot een strijd tegen Mossadeq en de communisten: "In the field of political action, it was

planned to send the Tehran cleric (naam weggelaten) to Qum to try to persuade the supreme cleric, Ayatollah Borujerdi, to issue a fatwa (religious decree) calling for a holy war against Communism, and also to build up a great demonstration on Wednesday on the theme that is was time for loyal army officers and soldiers and the people to rally to the support of religion and the throne." 259

Boroujerdi vaardigde geen fatwa uit waardoor deze plannen mislukten. Dit geeft ook aan dat de geestelijkheid onafhankelijk opereerde en zelf tegen Mossadeq in opstand kwam.

De CIA agenten van operatie AJAX waren dus niet goed op de hoogte hoe de geestelijkheid in Qom op politieke situaties reageerde en daarop in kon spelen. Ayatollah Boroujerdi had al jaren een stevig greep op andere geestelijken in de rest van het land. Hij zorgde er wel voor dat hij voor de buitenwereld apolitiek en terughoudend overkwam. Boroujerdi was machtig en slim genoeg om zich niet door buitenlandse veiligheidsdiensten om te laten kopen. Boroujerdi zorgde ervoor dat hij in

256 Faghfoory, 'The Ulama-State Relations in Iran' 417. 257 Bayandor, Iran and the CIA 152.

258 Wilber, Overthrow B21. 259 Ibidem 57.

actie kwam wanneer hij dat nodig achtte. Daarbij zorgde hij dat hij via zijn netwerk van geestelijken zijn wil door kon drukken en zo tot aan zijn dood (1961) invloedrijk kon blijven.260

Het is moeilijk om te bewijzen dat de geestelijkheid na 16 augustus zelf massaal tegen Mossadeq in opstand kwam omdat daarover heel weinig gedocumenteerd is. Het is wel duidelijk dat de geestelijken het vertrek van de sjah betreurden. Ondanks dat de CIA niet altijd even goed op de hoogte was over de kracht van de geestelijkheid benoemt Wilber wel de sympathieën van veel geestelijken voor de sjah: "It is our belief that nearly all important religious leaders with large

followings are firmly opposed to Mossadeq(….)The pro-Zahedi capabilities in this field are very great."261 Voor de CIA was het dus duidelijk dat de geestelijken de coup van 19 augustus zouden

steunen.

Boroujerdi had weliswaar geen fatwa tegen Mossadeq uitgevaardigd, maar hij had zeer bondig zijn mening over de situatie gegeven en daardoor geestelijken en andere Iraniërs tegen Mossadeq gewaarschuwd. Boroujerdi zou de volgende woorden gezegd hebben: "Het land heeft de sjah nodig."262 Dit was geen fatwa of oproep tot een opstand tegen Mossadeq, maar het maakte wel

duidelijk dat Boroujerdi achter de sjah stond. Kashani en Behbahani hebben zeer zeker deze

uitspraak van Boroujerdi gebruikt om de mensen uit het zuiden van Teheran tegen Mossadeq op de been te krijgen. Behbahani moest bovendien vaak aan Boroujerdi in Qom rapporteren hoe de ontwikkelingen in de hoofdstad verliepen. Want de Marja kon het niet laten gebeuren dat

individuele geestelijken zomaar hun gang konden gaan.263 Daardoor zou hij in zijn aanzien aangetast

worden en zo misschien zijn autoriteit verliezen. Ook het CIA document van Wilber vermeldt de naam van Boroujerdi tijdens de gebeurtenissen voor en op 19 augustus. Volgens Wilber zou Boroujerdi in de ochtend van 19 augustus naar de stad Qazvin zijn afgereisd om pamfletten tegen Mossadeq uit te delen: "Even before the day had dawned (naam weggelaten) having been informed

that a pro-Shah statement by the ranking religious leader, Ayatollah Boroujerdi, might be

forthcoming during the day, had made definitive preparations to utilize any such statement. (Naam

weggelaten) and two of their most energetic sub-agents (namen weggelaten) were down at the