• No results found

De relatie tussen de sociaaleconomische status en cognitieve ontwikkelingsuitkomsten van kinderen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De relatie tussen de sociaaleconomische status en cognitieve ontwikkelingsuitkomsten van kinderen"

Copied!
22
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Relatie tussen de Sociaaleconomische Status en Cognitieve Ontwikkelingsuitkomsten van Kinderen

P. J. A. Broersen

Universiteit van Amsterdam Module: Bachelorscriptie Studentnummer: 10331158 Datum: 26-01-2015

Scriptiebegeleider: P. Hoffenaar Aantal woorden: 4614

(2)

Inhoudsopgave

Abstract ... 3

Sociaal Economische Status en Cognitieve Ontwikkelingsuitkomsten van Kinderen ... 4

Opleidingsniveau Ouders en Cognitieve Ontwikkelingsuitkomsten Kinderen ... 8

Inkomen Ouders en Cognitieve Ontwikkelingsuitkomsten Kinderen ... 10

SES Ouders en Cognitieve Ontwikkelingsuitkomsten Kinderen ... 13

Conclusies en Discussie ... 15

(3)

Abstract

Door de economische crisis zijn er meer gezinnen bijgekomen met een lage

sociaaleconomische status (SES). In deze literatuurstudie is het effect van de SES van ouders op de cognitieve ontwikkelingsuitkomsten van kinderen onderzocht. Voor het

opleidingsniveau, het inkomen en de SES van ouders is bekeken via welk mechanisme het effect verloopt. Het effect blijkt via drie mechanismen te verlopen: het Family Investment Model, het Family Stress Model en de intuïtie van ouders. Een lage SES blijkt een negatief effect te hebben op de cognitieve ontwikkelingsuitkomsten van kinderen, een hoge SES heeft een positief effect. Hogere cognitieve ontwikkelingsuitkomsten leiden tot hoger opgeleide mensen. Aanbevolen wordt om de invoering van het basisinkomen te overwegen ter bevordering van de kenniseconomie.

Keywords: sociaaleconomische status, cognitieve ontwikkeling, Family Investment Model, Family Stress Model

(4)

Sociaal Economische Status en Cognitieve Ontwikkelingsuitkomsten van Kinderen Wereldwijd is de economie al jaren in crisis (Wei & Chen, 2014). Als gevolg van deze economische crisis zijn er volgens de CBS-gegevens van 2013 in zes jaar tijd meer dan 100.000 kinderen in gezinnen met een laag inkomen bij gekomen (SCP/CBS, 2013;

SCP/CBS, 2007). Volgens de CBS-gegevens (2013) leeft tegenwoordig bijna één op de acht kinderen in Nederland in armoede. Inkomen maakt, samen met het opleidingniveau en de beroepsstatus van ouders, onderdeel uit van de sociaaleconomische status (SES) (Van der Waerden, Hoefnagels, Hosman, & Jansen, 2014).

De SES is de positie die mensen hebben op de maatschappelijke ladder vanuit een sociaal en economisch perspectief. Afhankelijk van de hoogte van het inkomen, het genoten opleidingsniveau en de huidige beroepsstatus nemen mensen een hogere of lagere positie in op de maatschappelijke ladder (Verweij, 2014). Deze drie componenten van de SES hangen samen doordat het opleidingsniveau van invloed is op de beroepsstatus van mensen en het daaraan gebonden inkomen (Van der Waerden et al., 2014). Mensen die over een hoger inkomen, een hoger opleidingsniveau en een hogere beroepsstatus beschikken, staan hoger op de maatschappelijke ladder dan mensen die hier in mindere mate over beschikken.

Er bestaan veel onderzoeken waaruit blijkt dat de SES sterk gerelateerd is aan het gedrag en psychologische welzijn van kinderen en adolescenten (Letourneau, Duffett-Leger, Levac, Watson, & Young-Morris, 2011; Miller & Taylor, 2012; Asscher &

Paulussen-Hoogeboom, 2005). Een lage SES heeft negatieve gevolgen voor de ontwikkeling en het welbevinden van kinderen en adolescenten (Letourneau et al., 2011). Miller et al. (2012) geven aan dat een lagere SES gerelateerd is aan depressieve klachten van jongeren.

Onderzoek van Asscher et al. (2005) toont aan dat een laag gezinsinkomen samenhangt met probleemgedrag van kinderen. Verwacht mag worden dat door de crisis het aantal gezinnen met een lage SES is toegenomen wat vervolgens weer een negatieve invloed heeft op het

(5)

gedrag van kinderen en adolescenten. Dit roept de vraag op wat het effect van de crisis is op kinderen.

In tegenstelling tot de relatie tussen de SES en gedrag van kinderen, is er minder bekend over de relatie tussen de SES en cognitieve ontwikkelingsuitkomsten van kinderen (Letourneau et al., 2011). In de hedendaagse samenleving is kennis meer van belang dan vroeger (Kessels, 2004), met als gevolg dat er meer aandacht is voor de cognitieve ontwikkelingsuitkomsten van kinderen. De aandacht voor de relatie tussen cognitieve

ontwikkelingsuitkomsten en de SES is toegenomen en de vraag is hoe deze twee factoren aan elkaar gerelateerd zijn (Melby, Conger, Fang, Wickrama, & Conger, 2008).

Melby et al. (2008) geven aan dat opleidingsniveau, inkomen en beroepsstatus effect hebben op de cognitieve ontwikkelingsuitkomsten van kinderen. Ook geven zij aan dat de effecten via verschillende mechanismen van invloed zijn op de cognitieve

ontwikkelingsuitkomsten. De hoogte van het inkomen is bijvoorbeeld van invloed op de mate van investeren van ouders, en dit is weer van invloed op de cognitieve

ontwikkelingsuitkomsten van kinderen (Melby et al., 2008). Gezinnen met een laag inkomen missen de financiële mogelijkheden en de tijd om een kind naar bijles te sturen of om een boek voor te lezen wat tot mindere cognitieve ontwikkelingsuitkomsten van het kind kan leiden (Melby et al., 2008). De relatie tussen inkomen en cognitieve ontwikkelingsuitkomsten loopt hier via de hoeveelheid investeringen van ouders in de opvoeding en ontwikkeling van het kind.

Niet alle onderzoeken hebben naar de afzonderlijke componenten van de SES gedifferentieerd. In deze onderzoeken wordt de SES als een resultaat gezien van de drie componenten tezamen en wordt de relatie onderzocht tussen de SES en de cognitieve ontwikkelingsuitkomsten van kinderen (Hackman & Farah, 2008).

(6)

Al deze bevindingen hebben aanleiding gegeven tot de vraag wat de relatie is tussen de SES en de cognitieve ontwikkelingsuitkomsten van kinderen. In dit literatuuronderzoek staat deze vraag centraal en wordt een antwoord gezocht op deze hoofdvraag aan de hand van de volgende drie deelvragen:

1. Wat is het effect van het opleidingsniveau van ouders op de cognitieve

ontwikkelingsuitkomsten van kinderen? Welke mechanismen liggen aan deze relatie ten grondslag?

2. Wat is het effect van het inkomen van ouders op de cognitieve

ontwikkelingsuitkomsten van kinderen? Welke mechanismen liggen aan deze relatie ten grondslag?

3. Wat is het effect van de SES van ouders, zonder dat er gedifferentieerd wordt naar opleidingsniveau en inkomen, op de cognitieve ontwikkelingsuitkomsten van kinderen? Welke mechanismen liggen aan deze relatie ten grondslag?

Onder cognitieve ontwikkelingsuitkomsten in dit literatuuronderzoek worden alle vaardigheden verstaan die in het onderwijs door kinderen worden opgedaan, zoals lezen en de cognitieve ontwikkeling. Ook worden de schoolprestaties meegenomen en het schoolsucces van kinderen, bijvoorbeeld het niveau – bijvoorbeeld een HAVO of Master diploma – dat kinderen uiteindelijk behalen in het onderwijs.

Kennis over de relatie tussen de SES en cognitieve ontwikkelingsuitkomsten van kinderen is om verschillende redenen van belang. Indien blijkt dat de SES negatief van invloed is op de cognitieve ontwikkelingsuitkomsten van kinderen, dan kan dit als sterk argument dienen voor de invoering van het basisinkomen. Als alle mensen een

onvoorwaardelijk basisinkomen krijgen waarmee zij kunnen voorzien in alle basisbehoeften, zoals eten en onderdak, dan blijven ouders boven de armoedegrens (Onvoorwaardelijk

(7)

Basisinkomen, n.d.). Ouders krijgen op deze manier meer keuzevrijheid, omdat zij inkomen ontvangen zonder daarvoor te hoeven werken. De cognitieve ontwikkelingsuitkomsten van kinderen kunnen dan niet meer negatief beïnvloed worden door een laag inkomen, omdat dat lage inkomen niet meer bestaat. Voor de economie en technologie zal een dergelijke situatie ook bevorderlijk zijn, omdat hogere cognitieve ontwikkelingsuitkomsten tot hoger opgeleide mensen leidt. Door een lage SES als risicofactor voor cognitieve ontwikkelingsuitkomsten te erkennen kunnen scholen en zorgverleners preventief optreden.

Zoals eerder aangehaald is, is uit onderzoek veel bekend over de relatie tussen de SES en gedrag van adolescenten (Letourneau et al., 2011; Miller et al., 2012; Asscher et al., 2008). Echter, over de relatie tussen de SES en cognitieve ontwikkelingsuitkomsten van kinderen is minder bekend (Letourneau et al., 2011). Deze literatuurstudie heeft tot doel het

kennisdomein van deze relatie te vergroten. Door effecten op een rij te zetten, wordt de relatie tussen de SES en cognitieve ontwikkelingsuitkomsten van kinderen duidelijker.

In de eerste en tweede deelvraag wordt er gekeken naar het effect van de afzonderlijke componenten op de cognitieve ontwikkelingsuitkomsten van kinderen. Tevens wordt gekeken naar de mechanismen die aan deze relatie ten grondslag liggen. Het effect van de

beroepsstatus op de cognitieve ontwikkelingsuitkomsten van kinderen wordt niet beschreven in dit onderzoek, omdat er geen of gedateerd onderzoek over bestaat. Er bestaan bronnen die geschreven zijn vóór 2004. Deze bronnen zijn niet recent genoeg om als waardevolle bron opgenomen te kunnen worden in dit literatuuronderzoek. Vanwege missende en gedateerde bronnen kunnen er geen conclusies getrokken worden over de relatie tussen de beroepsstatus en de cognitieve ontwikkelingsuitkomsten en daarom is de beroepsstatus niet opgenomen als deelvraag. De derde deelvraag betreft het effect van de SES op de cognitieve

(8)

is hier gekeken naar onderzoeken waarbij het opleidingsniveau, het inkomen en de beroepsstatus van ouders als één geheel, de SES, is genomen.

Opleidingsniveau Ouders en Cognitieve Ontwikkelingsuitkomsten Kinderen In het onderzoek van Doyle, McEntee en McNamara (2012) worden leraren gevraagd kinderen te beoordelen op de mate van schoolrijpheid. Kinderen met lager opgeleide ouders worden door leraren beoordeeld als beschikkend over minder basale rekenvaardigheden dan kinderen met hoger opgeleide ouders. Dit onderzoek geeft geen inzicht over welk

mechanisme aan deze relatie ten grondslag ligt, maar in de literatuur komen grofweg drie onderliggende mechanismen naar voren wat betreft de relatie tussen de SES en cognitieve ontwikkelingsuitkomsten van kinderen. Het eerste mechanisme heeft betrekking op het Family Investment Model, waarbij het gaat om de hoeveelheid tijd en geld die ouders investeren in hun kinderen. Het tweede mechanisme heeft betrekking op het Family Stress Model, waarbij het gaat om de gevolgen van stress van ouders en kinderen. Het derde mechanisme betreft de intuïtie van ouders, waarbij het gaat om de valentie en de mate van intuïtief handelen in de opvoeding. In dit gedeelte wordt aan de hand van deze drie

mechanismen gekeken hoe het opleidingsniveau van ouders gerelateerd is aan de cognitieve ontwikkelingsuitkomsten van kinderen.

Ten eerste wordt er naar het mechanisme investeren gekeken. Uit het onderzoek van Doyle et al. (2012) blijkt dat er een relatie bestaat tussen de opleiding van ouders en de schoolrijpheid van kinderen. Zij geven als mogelijke verklaring voor deze relatie dat het opleidingsniveau van ouders van invloed is op de mate waarin de thuisomgeving stimulerend is – zoals het stimuleren van de taalontwikkeling – en het type werk van de ouders. Zij hebben gevonden dat ouders die hoger opgeleid zijn meer tijd in hun kind investeren, hogere

(9)

stellen, meer geletterde activiteiten ondernemen en een positieve opvoedstijl hanteren. Des te hoger de opleiding van de ouders, des te meer stimulerende activiteiten ouders ondernemen voor hun kinderen, waardoor de kinderen meer klaar bleken te zijn om naar school te gaan dan kinderen die minder gestimuleerd waren (Doyle et al., 2012).

Een ander onderzoek over de invloed van het opleidingsniveau van ouders, met betrekking op het mechanisme investeren, is van Melby et al. (2008). Zij geven aan dat het ondersteunende ouderschap – zoals betrokken zijn bij het leven van het kind – beïnvloed wordt door het aantal jaren scholing van de ouders. Het ondersteunende ouderschap bleek vervolgens weer gerelateerd aan het opleidingsniveau van kinderen en ook aan de mate van betrokkenheid van het kind op de eigen scholing (Melby et al., 2008). Hoe hoger het ondersteunend ouderschap, hoe hoger het opleidingsniveau van kinderen en hoe meer betrokkenheid bij de eigen scholing.

Een laatste onderzoek over investeringen van ouders is het onderzoek van Sohr-Preston et al. (2013). Zij tonen aan dat een hoger opleidingsniveau van ouders samenhangt met de hoeveelheid investeringen van ouders in de leerprocessen van hun kinderen, zoals het gebruiken van een meer interactieve communicatiestijl met hun kinderen. Ouders met een hoger opleidingsniveau lieten een hogere mate van investeringen zien in de leerprocessen en dit leidde tot betere cognitieve ontwikkeling en taalontwikkeling van hun kinderen (Sohr-Preston et al., 2013).

Een tweede mechanisme waarnaar gekeken wordt, met betrekking tot de relatie tussen het opleidingsniveau van ouders en de cognitieve ontwikkelingsuitkomsten van kinderen, is de mate van stress bij kinderen. Wickrama (2009) heeft de relatie tussen het opleidingsniveau van ouders en het opvoedingsklimaat onderzocht en concludeert dat ouders met een hoger opleidingsniveau over positievere opvoedingsvaardigheden – zoals een autoritatieve

(10)

te bieden. Dit bevordert op zijn beurt weer een gezonde geestelijke ontwikkeling van

kinderen. Volgens Duncan, Magnuson en Votruba-Drzal (2014) zorgt stress bij kinderen voor een verminderde cognitieve ontwikkeling, waarbij de kinderen minder vaardig worden in zelfregulatie en het plannen en het uitvoeren van complexe taken. Ook de academische

prestaties van kinderen worden minder wanneer kinderen stress ervaren (Duncan et al., 2014). Uit deze onderzoeken is af te leiden dat een hoger opleidingsniveau bescherming biedt tegen stress en tevens de cognitieve ontwikkelingsuitkomsten van kinderen bevordert.

Een laatste mechanisme betreft het intuïtief handelen van ouders. Het longitudinaal onderzoek van Dubow, Boxer en Huesmann (2009) gaat in op de relatie tussen het

opleidingsniveau van ouders en het succes van kinderen in het onderwijs en hun

beroepsleven. Uit het onderzoek kwam naar voren dat ouders met een hoger opleidingsniveau een rolmodel vormen voor hun kinderen qua schoolprestaties en dat deze ouders intuïtief, oftewel niet bewust, meer positieve verwachtingen van de schoolprestaties van hun kinderen hebben (Dubow et al., 2009). Het zijn van een rolmodel en het hebben van positieve

verwachtingen ten aanzien van de schoolprestaties leiden tot kinderen die succesvoller zijn in het onderwijs en het beroepsleven (Dubow et al., 2009).

Inkomen Ouders en Cognitieve Ontwikkelingsuitkomsten Kinderen De relatie tussen het inkomen van ouders en de cognitieve ontwikkelingsuitkomsten is in verschillende onderzoeken via twee mechanismen onderzocht. Duncan et al. (2014)

concluderen dat kinderen uit gezinnen met een laag inkomen zeker succesvol kunnen zijn in het onderwijs. Uit zijn onderzoek bleek dat de kinderen betere schoolprestaties leveren en zij meer jaren onderwijs genieten wanneer het lage inkomen van deze gezinnen verhoogd wordt (Duncan et al., 2014). Echter, uit hun onderzoek bleek dit ook de andere kant op te werken. Als het gezinsinkomen daalt, dan leidt dit tot slechtere schoolprestaties van kinderen en tot

(11)

minder jaren onderwijs. De relatie tussen het inkomen van ouders en de cognitieve

ontwikkelingsuitkomsten van de kinderen is gebaseerd op het Family Investment Model en het Family Stress Model. Aan de hand van het onderzoek van Duncan et al. (2014) worden deze twee mechanismen besproken.

Het eerste mechanisme, het Family Investment Model, gaat over het gebrek aan tijd en geld als gevolg van een laag inkomen. Duncan et al. (2014) geven aan dat kinderen uit lage inkomensgezinnen op de basisschool al met een achterstand beginnen ten opzichte van

kinderen uit gezinnen met een hoog inkomen. De kinderen uit gezinnen met een laag inkomen kunnen minder goed rekenen en lezen. Een verklaring voor de achterstand van de kinderen is volgens Duncan et al. (2014) dat ouders door een laag gezinsinkomen minder tijd en geld in hun kind kunnen investeren. Ouders hebben het geld niet om hun kind bijvoorbeeld bij een kinderdagverblijf onder te brengen waar de kinderen rijke leerervaringen opdoen – zoals het opdoen van woordenschat en sociale vaardigheden – of zij kunnen hun kinderen niet helpen bij het huiswerk omdat zij ’s avonds moeten werken. Melby et al. (2008) gaan ook in op het Family Investment Model, waarbij er vanuit wordt gegaan dat de SES, waaronder het inkomen valt, bepaalt hoeveel ouders in hun kinderen investeren. Gezinnen met een laag inkomen missen de financiële mogelijkheden om een kind naar bijles te sturen of een boek voor te lezen, wat tot mindere schoolprestaties van het kind kan leiden (Melby et al., 2008). De mate van investeren van ouders is dus afhankelijk van het inkomen van de ouders en de cognitieve ontwikkelingsuitkomsten van kinderen worden weer beïnvloed door investeringen van de ouders in hun kinderen.

Een belangrijke nuancering is terug te vinden in het onderzoek van Sohr-Preston et al. (2013). Dit onderzoek toont aan dat een laag inkomen geen obstakel hoeft te vormen wanneer ouders een hoge prioriteit geven aan schoolprestaties en hun kinderen stimuleren om door te

(12)

studeren. Een laag inkomen hoeft dus niet altijd te leiden tot verminderde cognitieve ontwikkelingsuitkomsten van kinderen (Sohr-Preston et al., 2013)

Het tweede mechanisme met betrekking tot stress wordt ook besproken in het onderzoek waar het gaat over stress van ouders als gevolg van een laag inkomen. Duncan et al. (2014) concluderen dat ouders met lage inkomens meer stress ervaren dan ouders met hoge inkomens. Ouders met lage inkomens ervaren meer stress omdat zij bij de dagelijkse

bezigheden worden geconfronteerd met het hebben van te weinig geld. Zij hebben

bijvoorbeeld veel openstaande rekeningen die zij moeten betalen en tijdens het boodschappen doen moeten ze altijd op de prijs letten (Duncan et al., 2014). Stress van ouders zorgt er op zijn beurt weer voor dat de opvoedstijl negatief beïnvloed wordt, ouders straffen bijvoorbeeld meer, zijn inconsistent en weinig responsief naar de kinderen toe (Duncan et al., 2014). Ook Wickrama, Noh en Elder (2009) leggen deze verbanden. Zij geven aan dat tegenslagen in het inkomen kunnen leiden tot psychopathologie en stress bij ouders. Dit zorgt weer voor een negatieve opvoedstijl en het slecht begeleiden van de kinderen. Een negatieve opvoedstijl kan weer leiden tot psychologische stress bij de kinderen wat op zijn beurt de cognitieve

ontwikkeling van kinderen kan beschadigen (Wickrama et al., 2009; Duncan et al., 2014). Dit onderzoek gaat ook in op stress bij kinderen, veroorzaakt door factoren in de omgeving waarin de kinderen leven. Duncan et al. (2014) geven aan dat niet alleen stress van ouders uiteindelijk tot stress bij kinderen kan leiden. Kinderen uit gezinnen met lage inkomens wonen vaker in drukke en criminele wijken met slechte behuizing. Op de scholen in deze wijken zitten te veel kinderen, de scholen hebben een gebrek aan goede belichting en

ventilatie en thuis ademen de kinderen vaak de rook van hun ouders in (Duncan et al., 2014; Santiago, Wadsworth, & Stump, 2011). De kenmerken van de omgeving, die het gevolg zijn van een laag inkomen van de ouders, leiden tot psychologische en emotionele stress bij

(13)

kinderen en, zoals eerder genoemd, stress vergroot bij kinderen de kans op een beschadigde cognitieve ontwikkeling en verminderde academische prestaties (Duncan et al., 2014).

SES Ouders en Cognitieve Ontwikkelingsuitkomsten Kinderen Er bestaat veel onderzoek waarbij er gekeken wordt naar de relatie tussen de SES en

cognitieve ontwikkelingsuitkomsten van kinderen. In veel onderzoek wordt ingegaan op deze relatie maar er wordt niet verder gedifferentieerd naar de afzonderlijke componenten waaruit de SES bestaat. In deze alinea worden de onderzoeken besproken waarin de relatie wordt onderzocht tussen de SES – bestaande uit de drie componenten opleidingsniveau, inkomen en beroepsstatus – en de cognitieve ontwikkelingsuitkomsten van kinderen aan de hand van het Family Stress Model en de intuïtie van ouders.

Het onderzoek van Hackman et al. (2008) gaat in op de relatie tussen de SES en de ontwikkeling van de hersenen met als mechanisme het Family Stress Model. Voor deze relatie worden verschillende verklaringen gegeven. Een eerste verklaring is dat kinderen uit de hoge SES naar scholen gaan met hogere kwaliteit en kwantiteit dan kinderen uit de lage SES. Een andere verklaring is dat een lage SES tot stress kan leiden bij kinderen en, zoals al eerder genoemd, blijkt stress te zorgen voor een verminderde cognitieve ontwikkeling (Duncan et al., 2014). Kinderen uit de lage SES zitten doorgaans op scholen met verminderde kwaliteit en kwantiteit en ervaren meer stress. Dit is van invloed is op de cognitieve ontwikkeling en op de taalontwikkeling van kinderen (Hackman et al., 2008).

Het onderzoek van Korat, Klein en Segal-Drori (2007) heeft betrekking op de intuïtie van ouders en gaat in op de relatie tussen de SES en de ontwikkeling van geletterdheid bij kinderen. In het onderzoek zijn 47 kinderen en hun moeders met een lage SES vergeleken met 47 kinderen en hun moeders met een hoge SES. De moeders werden geobserveerd tijdens het voorlezen aan hun kinderen. Uit de bevindingen van Korat et al. (2007) kwam naar voren dat

(14)

moeders uit de hoge SES meer interactief waren tijdens het voorlezen, waarbij de

bijvoorbeeld een relatie legden tussen de tekst en de illustratie en uitleg gaven over woorden. Meer interactiviteit zorgde er voor dat de kinderen betere vaardigheden van geletterdheid ontwikkelden. Deze kinderen hadden onder andere een beter fonologisch bewustzijn en zij waren beter in woordherkenning. Ouders uit de hogere SES bleken dus intuïtief meer interactief te zijn tijdens het voorlezen.

Ten slotte heeft het onderzoek van Robins, Ghosh, Rosales en Treiman (2014) ook betrekking op de intuïtie van ouders. Zij hebben ook onderzoek gedaan naar de relatie tussen de SES en de mate van geletterdheid van kinderen. Hiertoe zijn bij gezinnen informele gesprekken over letters geobserveerd en vervolgens is er gekeken of en hoe de SES van invloed is op de informele gesprekken over letters (Robins et al., 2014). De onderzoekers richtten zich op de gesprekken over letters omdat eerder onderzoek aangetoond heeft dat het onder de aandacht brengen van letters bij kinderen een positieve invloed heeft op hun geletterdheid. Ook is uit eerder onderzoek gebleken dat kinderen uit een lagere SES minder blijken te weten over letters en hoe deze gecombineerd kunnen worden tot woorden dan kinderen uit een hogere SES wanneer zij starten op school (Arnold & Doctoroff, 2003). Dit verschil tussen kinderen met een lage en hoge SES blijkt met de jaren alleen maar groter te worden (Arnold et al., 2003). Ouders uit de hogere SES bleken intuïtief meer vragen te stellen en verder te gaan dan de basiskennis over letters van bijvoorbeeld het alfabet (Robins et al., 2014). Geconstateerd werd dat er wel degelijk een verschil bestond in het soort gesprekken tussen ouders met een lage of een hoge SES. De daadwerkelijke invloed van de gesprekken over letters op de geletterde ontwikkeling van de kinderen is onvoldoende onderzocht (Robins et al. 2014). Aangezien uit eerder onderzoek blijkt dat het onder aandacht brengen van letters positief is voor de geletterdheid van kinderen lijkt het erop dat, gezien het feit dat ouders met

(15)

een hoge SES meer verdieping brachten in de gesprekken, dit een positieve invloed had op de geletterde ontwikkeling van de kinderen (Arnold et al., 2003; Robins et al., 2014).

Conclusies en Discussie

Uit de besproken onderzoeken komt naar voren dat de SES en de cognitieve

ontwikkelingsuitkomsten van kinderen onderling gerelateerd zijn. Een lage SES heeft een negatieve invloed op cognitieve ontwikkelingsuitkomsten van kinderen zoals schoolprestaties. Een hoge SES heeft een positieve invloed op bijvoorbeeld de geletterde ontwikkeling. Uit de literatuur blijkt dat de SES voornamelijk via drie mechanismen van invloed is op de

cognitieve ontwikkelingsuitkomsten van kinderen. Hierbij gaat het om de volgende mechanismen: het Family Investment Model, het Family Stress Model en de intuïtie van ouders. De SES bestaat uit drie componenten: opleidingsniveau, inkomen en beroepsstatus van ouders. Er is literatuuronderzoek gedaan naar zowel de invloed van de SES als naar de invloed van de afzonderlijke componenten van de SES op de cognitieve

ontwikkelingsuitkomsten van kinderen.

Het opleidingsniveau en het inkomen – en niet de SES – van ouders blijkt via het Family Investment Model gerelateerd te zijn aan de cognitieve ontwikkelingsuitkomsten. Ouders met een hoog opleidingsniveau en een hoog inkomen blijken meer tijd en geld in hun kinderen te investeren dan ouders met een laag opleidingsniveau en een laag inkomen. Ouders zouden bijvoorbeeld meer tijd hebben om te praten, geletterde activiteiten te ondernemen en te investeren in de leerprocessen van de kinderen. Ouders met minder tijd zouden hun kind op deze gebieden minder kunnen stimuleren om tot betere cognitieve ontwikkelingsuitkomsten te komen. Ouders met minder geld kunnen hun kind bijvoorbeeld niet naar bijles sturen. Ouders met meer geld hebben dergelijke mogelijkheden wel. Meer investeringen van ouders leidt bij kinderen tot meer schoolrijpheid, hogere mate van betrokkenheid bij de eigen scholing, hoger

(16)

opleidingsniveau, betere cognitieve ontwikkeling, betere taalontwikkeling en dus betere cognitieve ontwikkelingsuitkomsten. Daarentegen blijkt dat een laag inkomen geen obstakel hoeft te vormen als ouders een hoge prioriteit geven aan de schoolprestaties en doorstuderen van hun kinderen. Een laag inkomen hoeft dus niet altijd negatief te zijn.

Via het Family Stress model blijken het opleidingniveau, het inkomen en de SES gerelateerd te zijn aan de cognitieve ontwikkelingsuitkomsten. Ouders met een hoger opleidingsniveau beschikken over meer positieve opvoedingsvaardigheden en meer

informatie waarmee zij hun kinderen een meer stressvrije omgeving te kunnen bieden. Ouders met een hoog opleidingsniveau lijken een protectieve factor te vormen voor stress van

kinderen. Aan de andere kant blijken ouders met een laag inkomen juist een risicofactor te vormen voor stress bij kinderen. Ouders ervaren meer stress door de dagelijkse confrontatie met geld. Stress bij ouders leidt tot een negatieve opvoedstijl en dit verhoogt vervolgens de kans op stress bij kinderen. Verder is de lage SES van invloed op stress bij kinderen door slechte scholing. Stress bij kinderen kan zorgen voor een verminderde cognitieve

ontwikkeling en minder goede academische prestaties.

Het laatste mechanisme, de intuïtie van ouders, blijkt via het opleidingsniveau en de SES – en niet via het inkomen van ouders – gerelateerd te zijn aan de cognitieve

ontwikkelingsuitkomsten. Ouders met een hoog opleidingsniveau blijken een rolmodel te vormen voor schoolprestaties en positievere verwachtingen te hebben van de schoolprestaties van hun kinderen. Dit leidt ertoe dat kinderen succesvoller zijn in het onderwijs en in het latere beroepsleven. Ouders met een hoge SES blijken intuïtief positiever te handelen tijdens geletterde activiteiten met hun kinderen. De ouders zijn vanuit zichzelf interactiever wanneer ze voorlezen, stellen meer vragen en gaan verder dan alleen de basiskennis over het lezen. Dit zorgt bij de kinderen voor een beter ontwikkeld fonologisch bewustzijn, een betere

(17)

woordherkenning en meer kennis over lettercombinaties. Kinderen uit de lage SES hebben dit niet en blijken een minder geletterde ontwikkeling te hebben.

Uit de literatuur komt niet duidelijk naar voren welk van de drie mechanismen, die ten grondslag liggen aan de relatie tussen de SES en de cognitieve ontwikkelingsuitkomsten van kinderen, het sterkst is. Wel kan geconcludeerd worden dat het Family Investment Model en de intuïtie van ouders meer duidelijk maakt op welke wijze de SES de cognitieve

ontwikkeling van kinderen stimuleert. Het Family Stress model maakt duidelijk dat stress zoveel mogelijk gereduceerd moet worden om negatieve invloed op de cognitieve

ontwikkeling te voorkomen. Met het oog op interventies ter bevordering van de cognitieve ontwikkeling van kinderen gaat het er aan de ene kant om dat interventies het investeren en de intuïtie van ouders juist moeten bevorderen en aan de andere kant moeten interventies de stress van ouders en kinderen juist reduceren.

Een kanttekening bij dit literatuuronderzoek is dat er niet duidelijk naar voren komt of het geraadpleegde onderzoek zich richt op de genetische factoren of omgevingsfactoren van de SES. Er is bijvoorbeeld bekend dat het intelligentieniveau deels genetisch gevormd is. Ouders die een hoger opleidingsniveau hebben kunnen tevens ook een hoger

intelligentieniveau hebben. Ligt niet juist dit hogere intelligentieniveau van ouders eraan ten grondslag dat kinderen genetisch een hoger intelligentieniveau hebben of komt het echt door het opleidingsniveau van de ouders? In dit literatuuronderzoek is puur gekeken naar de omgevingsfactoren en niet naar genetische factoren. In een vervolgonderzoek kan het interessant zijn om ook naar de genetische factoren te kijken. Zodoende wordt de

onderzoeksvraag breder getrokken en op deze manier kan er een completer beeld worden gevormd van het samenspel tussen nature en nurture oftewel genetica en omgevingsfactoren.

Er bestaat nog een andere kanttekening bij dit literatuuronderzoek. De SES bestaat uit objectieve gegevens, maar uit verschillende onderzoeken komt naar voren dat juist de

(18)

subjectieve beleving van mensen meer zou bepalen over hun sociale status dan de objectieve gegevens (Singh-Manoux, Adler, & Marmot, 2003; Rutter, 2012). Dit zou betekenen dat het meer impact heeft op de cognitieve ontwikkelingsuitkomsten van kinderen als mensen het gevoel hebben in een lage SES te zitten, dan wanneer zij objectief daadwerkelijk in een lage SES zitten. Als mensen zich bijvoorbeeld objectief in een hoge SES bevinden, maar zij het gevoel hebben dat zij in een lage SES zitten dan weegt de subjectieve beleving zwaarder. Interessant is voor vervolgonderzoek om erachter te komen of de subjectieve beleving van mensen daadwerkelijk zwaarder weegt dan de objectieve gegevens.

Door dit literatuuronderzoek wordt duidelijk dat er weinig tot geen onderzoek gedaan is naar de relatie tussen beroepsstatus van ouders en de cognitieve ontwikkelingsuitkomsten van kinderen. In vervolgonderzoek zou ervoor gekozen kunnen worden om deze relatie tussen de beroepsstatus van ouders en de cognitieve ontwikkelingsuitkomsten van kinderen nader te onderzoeken zodat de invloed van de beroepsstatus duidelijk wordt.

In de inleiding werd het basisinkomen genoemd en de getrokken conclusies vormen een sterk argument voor de invoering van het basisinkomen. Een lage SES – en dan vooral een laag inkomen en een laag opleidingsniveau – blijkt een negatieve invloed te hebben op de cognitieve ontwikkelingsuitkomsten van kinderen. Door een lage SES ervaren kinderen bijvoorbeeld stress, zijn zij minder rijp om naar school te gaan en hebben zij een verminderde taalontwikkeling. Door het invoeren van een basisinkomen kan deze negatieve invloed, van het inkomen, voorkomen worden. Kinderen zullen dan niet meer in een lage SES leven waardoor kinderen in een meer stressvrijere omgeving leven wat op zijn beurt zorgt voor een meer positieve cognitieve ontwikkeling en betere academische prestaties. Doordat kinderen op deze manier betere cognitieve ontwikkelingsuitkomsten krijgen zal dit leiden tot meer hoger opgeleide mensen. Dit is een interessante uitkomst omdat, zoals in de inleiding genoemd is, kennis in de huidige maatschappij zeer belangrijk is.

(19)

Concluderend kan gezegd worden dat de SES zeker van invloed is op de cognitieve ontwikkelingsuitkomsten van kinderen. Wanneer een meer welvarende en voorspoedige maatschappij in economische en technologische zin gewenst is zullen mensen met een lage SES uit deze positie geholpen moeten worden.

(20)

Literatuurlijst

Arnold, D. H., & Doctoroff, G. L. (2003).The early education of socioeconomically disadvantaged children. Annual Review of Psychology, 54, 517–545.

doi:10.1146/annurev.psych.54.111301.145442

Asscher, J. J., & Paulussen-Hoogeboom, M. C. (2005). De invloed van protectieve en risicofactoren op de ontwikkeling en opvoeding van jonge kinderen. Kind en

Adolescent, 26, 16–24. doi:10.1007/BF03060934

Doyle, O., McEntee, L., & McNamara, K. A. (2012). Skills, capabilities and inequalities at school entry in a disadvantaged community. European Journal of Psychological

Education, 27, 133–154. doi:10.1007/s10212-011-0072-7

Dubow, E. F., Boxer, P., & Huesmann, L. R. (2009). Long-term effects of parents’ education on children’s educational and occupational success: Mediation by family interactions, child aggression, and teenage aspirations. Wayne State University Press, 55,

224–249. doi:10.1353/mpq.0.0030

Duncan, G. J., Magnuson, K., & Votruba-Drzal, E. (2014). Boosting family income to promote child development. The Future of Children, 24, 99–120. Retrieved from http://www.jstor.org/stable/pdfplus/23723385.pdf?acceptTC=true&jpdConfirm=true Hackman, D. A., & Farah, M. J. (2008). Socioeconomic status and the developing brain. Trends in Cognitive Sciences, 13, 65–73. doi:10.1016/j.tics.2008.11.003

Korat, O., Klein, P., & Segal-Drori, O. (2007). Maternal mediation in book reading, home literacy environment, and children’s emergent literacy: A comparison between two social groups. Reading and Writing, 20, 361–398. doi:10.1007/s11145-006-9034-x Kessels, J. W. M. (2004). The knowledge revolution and the knowledge economy: The challenge for HRD’. In Woodall, J., Lee, M., & Stewart, J. (Eds.), New Frontiers in

(21)

Letourneau, N. L., Duffett-Leger, L., Levac, L., Watson, B., & Young-Morris, C. (2011). Socioeconomic status and child development: A meta-analysis. Journal of Emotional

and Behavioral Disorders, 21, 211–224. doi:10.1177/1063426611421007 Melby, J. N., Conger R. D., Fang, S., Wickrama, K. A. S., & Conger, K. J. (2008).

Adolescent family experiences and educational attainment during early adulthood.

Developmental Psychology, 44, 1519–1536. doi:10.1037/a0013352

Miller, B., & Taylor, J. (2012). Racial and socioeconomic status differences in depressive symptoms among black and white youth: An examination of the mediating effects of family structure, stress and support. Journal of Youth and Adolescence, 41, 426–437. doi:10.1007/s10964-011-9672-4

Onvoorwaardelijk Basisinkomen (n.d.). Retrieved from http://basisinkomen.nu/obi/informatie/ Robins, S., Ghosh, D., Rosales, N., & Treiman, R. (2014). Letter knowledge in parent-child conversations: Differences between families differing in socio-economic status.

Frontiers in Psychology, 5, 1–11. doi:10.3389/fpsyg.2014.00632

Rutter, M. (2012). Achievements and challenges in the biology of environmental effects.

PNAS, 109, 17149–17153. doi:10.1073/pnas.1121258109

Santiago, C. D., Wadsworth, M. E., & Stump, J. (2011). Socioeconomic status, neighborhood disadvantage, and poverty-related stress: Prospective effects on psychological

syndromes among diverse low-income families. Journal of Economic Psychology, 32, 218–230. doi:10.1016/j.joep.2009.10.008

SCP/CBS (2007). Armoedemonitor 2007. Den Haag: SCP en CBS. SCP/CBS (2013). Armoedesignalement 2013. Den Haag: SCP en CBS.

Singh-Manoux, A., Adler, N. E., & Marmot, M. G. (2003). Subjective social status: Its determinants and its association with measures of ill-health in the whitehall II study.

(22)

Sohr-Preston, S., Martin, M. J., Scaramella, L. V., Neppl, T. K., Ontai, L., & Conger, R. (2013). Parental socioeconomic status, communication, and children’s vocabulary development: A third-generation test of the family investment model. Child

Development, 84, 1046–1062. doi:10.1111/cdev.12023

Van der Waerden, A. E. B., Hoefnagels, C., Hosman, C. M. H., & Jansen, M. W. J. (2014). Defining subgroups of low socioeconomic status women at risk for depressive symptoms: The importance of perceived stress and cumulative risks. International

Journal of Social Psychiatry, 60, 772–782. doi:10.1177/0020764014522751

Verweij, A. (2014). Wat is sociaaleconomische status? Retrieved from

http://www.nationaalkompas.nl/bevolking/segv/wat-is-sociaaleconomische-status/ Wei, H., & Chen, J. (2014). The relationships between family financial stress, mental health problems, child rearing practice, and school involvement among Taiwanese parents with school-aged children. Journal of Child and Family

Studies, 23, 1145–1154. doi:10.1007/s10826-013-9772-8

Wickrama, K. A. S., Noh, S., & Elder, G. H. (2009). An investigation of family SES-based inequalities in depressive symptoms from early adolescence to emerging adulthood.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Tabel 3.4 laat zien dat de verschillen in prijsniveau tussen agrarisch bestemde landbouw- gronden buiten VINEX-gemeenten en landbouwgronden binnen VINEX-gemeenten enorm zijn.. Het

Mail, calendar, dashboard… Voor de tabbladen met de social media en pagina’s die ik no- dig heb voor onze nieuwsberichten, gebruik ik Chrome. Het voordeel van IE is dat je gewoon

In the active blowout zone comparison, the pH rose in 2018 compared to 2017, the N values of vegetation did decrease in 2018, except for the accumulation zone and the C/N ratios

28 Bovendien kunnen kunstenaars bang zijn dat zij verantwoordelijk worden gehouden door een merkhouder voor het ongepast gebruik van cultureel erfgoed dat geregistreerd is

Hoe verhoudt de superheldin in de animatiefilm Wonder Woman zich tot de narratieve modellen van Joseph Campbell en Maureen Murdock die betrekking hebben op de reis van de held

The current institutions give big parties the initiative over all issues and force small parties to compete among themselves to enter the coalition at all, whereas Ministry Voting

Wij klagen burgemeester Van Thijn, zijn wethouders, zijn commissarissen en andere functionarissen van de politie, zijn voorgangers en alle andere politiek

Further increasing the oxygen concentration further increases conversion rate of formic-acid but also decreases the hydrogen yield significantly because formic acid oxidation