H E T W A A R B O R G E N V A N
P A T I Ë N T E N R E C H T E N I N D E T E N T I E
D E W E T B O P Z T E G E N O V E R D E W V G G Z
Naam: Janine Leng Doeswijk
E-mail: janinedoeswijk@gmail.com
Studentnummer: 10502254 Mastertrack: Gezondheidsrecht Begeleider: Hannah van Kolfschooten Inleverdatum: 13 juli 2020
1
VOORWOORD
Voor u ligt mijn master scriptie ter afronding van de master Gezondheidsrecht aan de Universiteit van Amsterdam. Het afstuderen is een leerzaam proces geweest waarbij ik kennis en vaardigheden heb kunnen toepassen die ik tijdens mijn studie heb opgedaan Het schrijven van mijn scriptie en daarmee afronding van mijn studie was niet mogelijk geweest zonder de steun van mijn vrienden, familie en begeleidster. Allereerst wil ik dan ook Hannah van Kolfschooten bedanken voor haar begeleiding tijdens deze ontzettend rare tijd. Ondanks de beperkingen die de uitbraak van Covid-19 met zich mee bracht heeft ze mij op de beste manier proberen te begeleiden. Daarnaast wil ik graag mijn werk (het Avl) en familie bedanken voor de ondersteuning en het geduld. Tenslotte wil ik mijn vriend, Thom Coenraats, in het bijzonder bedanken voor de steun tijdens alle fases van mijn studie. Hierna kunnen we uitkijken naar de komst van onze dochter in oktober.
Ik wens u veel plezier met het lezen van deze scriptie, Janine Doeswijk
2
ABSTRACT
De aanleiding voor dit onderzoek is de grote kritiek vanuit het veld op de invoering van deze nieuwe psychiatrie wet: de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) met ingang
van 1 januari 2020.1 De Wvggz moet de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische
ziekenhuizen (Wet Bopz) vervangen. Van een ‘dwangperspectief’ in de Wet Bopz gaat de
wetgever naar een ‘behandelperspectief’.2 Uit de literatuur blijkt dat de positie van de patiënt
alleen maar onzekerder wordt.3 Dit is met name interessant in de situaties waarin de patiënt
reeds is beperkt in zijn rechten, zoals bij patiënten in detentie het geval is.4 Juist bij deze groep
is, in vergelijking met de samenleving, frequenter sprake van een psychiatrische stoornis.5 De
onderzoeksvraag luidt: “Zijn de patiëntenrechten van gedetineerden bij een dwangbehandeling
beter gewaarborgd onder de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) dan onder de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz)?” Opsommend zijn de
knelpunten de strikte toepassing van de Wet Bopz.6 Door zolang mogelijk te wachten met
ingrijpen zijn alleen zware maatregelen voor handen. Ten tweede het ontbreken aan deskundigheid zorgt voor niet voldoende waarborg van onder andere het recht op informatie en het toestemmingsvereiste. Het laatste en grootste knelpunt is de doelmatigheid van de inbreuk. Door niet toe te zien op behandelen maar op louter afwenden van gevaar om de strafrechtelijke maatregel uit te zitten wordt het doel van de inbreuk niet gerechtvaardigd. De drie genoemde knelpunten en hieruit voortkomende problematiek onder de Wet Bopz zorgen voor de conclusie dat de rechtspositie van de gedetineerde patiënt op sommige punten vooruit is gegaan. De problemen zijn bekend bij de wetgever en zijn met de invoering van de Wvggz geprobeerd op te lossen. Niet alle problemen kunnen door middel van de wet worden opgelost. De overheid en samenleving kunnen op bepaalde punten helpen om de situatie in detentie te verbeteren. Ter bevordering van de waarborg van de patiëntenrechten. Onduidelijk is nog of de rechtspositie
van de patiënt daadwerkelijk verbeterd dit moet uit de praktijk blijken.7
1 E.H. Hulst, TGMA 2020/1 2 E.H. Hulst, TGMA 2020/1
3 I. Kruit, Sancties 2012, afl. 2, p. 9–16 4 I. Kruit, Sancties 2012 afl. 2, p. 9–16 5 A. Lehtmets En J. Pont 2014
6 Hoge Raad 21 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1724 7 Kamerstukken II 2009/10, 32398, 4, onder A2
3 IN HO UDSOPGAV E Voorwoord ... 1 Abstract... 2 Inhoudsopgave ... 3 1: Inleiding ... 5 1.1 Aanleiding... 5 1.2 Probleemstelling ... 6 1.3 Afbakening ... 7 1.4 Onderzoeksmethoden... 8 1.5 Opzet ... 9
2: Juridisch kader patiëntenrechten in het algemeen en in detentie ... 10
2.1 Inleiding ... 10 2.2 Patiëntenrechten: algemeen ... 11 2.2.1. Zelfbeschikking ... 11 2.2.2. Afbakening patiëntenrechten ... 12 2.2.3. Nationale patiëntenrechten ... 13 2.3.4 Internationale patiëntenrechten ... 16 2.4 Patiëntenrechten: in detentie ... 17 2.4.1. Nationale wetgeving ... 17 2.4.2. Internationale wetgeving... 18 2.4.3. Problematiek ... 19 2.5 Tussenconclusie ... 20
3: Juridisch kader patiëntenrechten in detentie bij dwangbehandeling ... 21
3.1 Inleiding ... 21
3.3 De Wet Bopz ... 23
3.3.1 Procedure Wet Bopz... 23
3.3.2. Problemen in detentie ... 24
4
3.4.1 De procedure in de Wvggz ... 27
3.4.2 Kritiek op de Wvggz in detentie... 29
3.5 Tussenconclusie ... 32
4: Oplossen van struikelblokken ... 33
4.1 Inleiding ... 33
4.2 Lichte versus zware maatregelen ... 33
4.3 Het leveren van goede zorg ... 36
4.4 Doel van dwangbehandeling ... 37
4.5 tussenConclusie ... 40 5: Conclusie ... 41 Literatuurlijst ... 43 Literatuur... 43 Kamerstukken ... 46 Jurisprudentie ... 46
5
1: INLEIDING
1.1 AANLEIDING
In de gezondheidszorg staat de keuzevrijheid van de patiënt voorop. Ten alle tijden hoort sprake te zijn van goede zorg. Dit houdt onder andere in: het beginsel van zelfbeschikking, het recht
op informatie, het toestemmingvereiste en het indienen van een klacht.8 Het uitgangspunt is dat
de patiënt geen inbreuk op deze rechten hoeft te dulden, maar een uitgangspunt bestaat niet zonder uitzonderingen. Eind 2019 sprak de Trouw in een artikel over de nieuwe psychiatriewet: de Wet verplichte geestelijke gezondheidzorg (Wvggz). Deze wet zou voor “Big-Brother”
toestanden zou zorgen en de privacy van deze groep patiënten op grote schaal schenden.9 Als
verwachte knelpunten werden onder andere het meldpunt bij de gemeente genoemd en “eigen
huis als dwangbuis”, waarbij gestuurd wordt op meer ‘gedwongen’ ambulante zorg.10 De groep
patiënten die vallen onder de genoemde nieuwe wet moeten wel ernstige inbreuk op hun rechten dulden. Dit zijn patiënten met een psychiatrische stoornis die een dwangbehandeling ondergaan.
De aanleiding voor dit onderzoek is de grote kritiek vanuit het veld op de invoering van deze nieuwe psychiatrie wet: de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) met ingang
van 1 januari 2020.11 De Wvggz vervangt de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische
ziekenhuizen (Wet Bopz). Van een ‘dwangperspectief’ in de Wet Bopz gaat de wetgever naar
en ‘behandelperspectief’.12 Uit de literatuur blijkt dat de positie van de patiënt met betrekking
tot de patiëntenrechten alleen maar onzekerder wordt13. Problemen doen zich onder andere voor
door de grote tekorten in personeel en deskundigheid.14 Hierdoor komt het doel van de
behandeling, namelijk het behandelen, in het geding. Dit is met name interessant in de situaties
waarin de patiënt reeds is beperkt in zijn rechten, zoals bij patiënten in detentie het geval is.15
Juist bij deze groep is, in vergelijking met de samenleving, frequenter sprake van een
psychiatrische stoornis.16
8 Artikel 7:448 BW, artikel 7:450 BW, Hoofdstuk 2 Wkkgz 9 R. Oosterom, Trouw 2019
10 R. Oosterom, Trouw 2019 11 E.H. Hulst, TGMA 2020/1 12 E.H. Hulst, TGMA 2020/1
13 I. Kruit, Sancties 2012, afl. 2, p. 9–16
14 Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming 2007, p. 17 15 I. Kruit, Sancties 2012 afl. 2, p. 9–16
6
Uit een rapport van het Ministerie van Volksgezondheid (Ministerie VWS) blijkt dat de Wvggz
ook in detentie voor verbetering moet zorgen.17 In het derde evaluatierapport Wet Bopz kwam
naar voren dat in het algemeen kan worden aangenomen dat de zorg in detentie niet voor de
behandeling van psychiatrische patiënten is toegerust.18 Detentie is uitsluitend bedoeld voor de
tenuitvoerlegging van een strafrechtelijke maatregel en niet voor het bieden van geestelijke gezondheidszorg. De Wet Bopz wordt louter toegepast om het uitzitten van de strafrechtelijke
maatregel mogelijk te maken.19 Hieruit komt duidelijk naar voren dat de situatie in detentie
voor psychiatrische patiënten verbetert moet worden. Ter discussie staat of deze verbetering haalbaar is in een omgeving waar dwang en vrijheidsbenemende maatregelen de orde van de
dag zijn en gemakkelijk worden gerechtvaardigd.20
De Wvggz richt zich op verbetering van de positie van de patiënt in bijvoorbeeld de vorm van meer ambulante zorg, maar de vraag is of deze verbeteringen ook toepasbaar zijn in detentie. Het is van groot belang om de rechten van de patiënt te waarborgen, maar dit belang wordt vergroot in een situatie waar de ‘eigen keuze’ van de patiënt buitenspel is gezet. Dit onderzoek richt zich op het waarborgen van de patiëntenrechten bij patiënten die te maken hebben met (1) een vrijheidsbenemende maatregel, in de zin van opsluiting in detentie, uit het strafrecht en (2) een dwangbehandeling voor een psychiatrische stoornis. Gekeken wordt naar de situatie voor deze groep patiënten onder zowel de Bopz als de Wvggz en waar ruimte is voor verbetering.
1.2 PROBLEEMSTELLING
De recente ontwikkelingen op het gebied van verplichte geestelijke gezondheidszorg hebben geleid tot het opwekken van interesse in deze specifieke groep patiënten die te maken hebben met inbreuk op hun rechten. Onderzoek naar de patiëntenrechten van deze groep patiënten is van belang voor de ontwikkeling van de gezondheidszorg. Momenteel is de zorg in detentie
niet toereikend.21 Sprake is van te weinig capaciteit aan zorg waardoor het niet mogelijk is om
24/7 goede zorg te gegeven.22 Door het niet geven van goede zorg (inhoudende: kwaliteit en
niveau) kunnen de patiëntenrechten niet worden gewaarborgd.23 De oude situatie in detentie is
17 Raad Voor Volksgezondheid En Samenleving 2012 18 Derde Evaluatierapport Wet Bopz 2007, p. 9 19 Derde evaluatierapport Wet Bopz 2007, p. 75
20 Hoge Raad 9 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2087 21 Derde evaluatierapport Wet Bopz 2007, p. 76
22 Derde evaluatierapport Wet Bopz 2007, p. 76 23 Artikel 2 Wkkgz
7
niet gericht op het behandelen van de patiënt maar het louter afwenden van gevaar zoals bedoeld
in de Wet Bopz.24 Ook zijn verschillende vormen van dwang, zoals dwangmedicatie, niet
mogelijk op een reguliere detentie afdeling.25 Dit zijn enkele knelpunten waardoor van
dwangbehandeling weinig gebruikt wordt gemaakt in detentie.26 De problemen worden niet
opgelost.27 Hierdoor blijven veel patiënten onbehandeld achter.28 Dit is niet wenselijk. Met het
vervangen van de Wet Bopz is veel kritiek gepaard gegaan. Nog steeds is bijzonder veel kritiek te vinden op de Wvggz. Ter discussie staat hiermee of de situatie wel vooruit is gegaan.
Vanuit de aanleiding is daarom de onderzoeksvraag opgesteld:
Zijn de patiëntenrechten van gedetineerden bij een dwangbehandeling beter gewaarborgd onder de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) dan onder de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz)?
Deze vraag zal beantwoord worden door middel van vier deelvragen:
1. In welke wetgeving zijn patiëntenrechten van gedetineerden, vanuit het beginsel van zelfbeschikking, op zowel nationaal als internationaal niveau gewaarborgd?
2. Op welke manier waren de patiëntenrechten gewaarborgd onder de Wet Bopz en welke knelpunten deden zich voor?
3. Hoe zijn de patiëntenrechten gewaarborgd in de huidige Wvggz en welke knelpunten doen zich voor?
4. Gezien de knelpunten ten aanzien van de patiëntenrechten in beide wetten, op welke punten is ruimte voor verbetering?
1.3 AFBAKENING
Onder stoornis van geestesvermogens in de Wet Bopz wordt verstaan: psychiatrische
aandoeningen, inclusief vormen van verslaving, dementie en verstandelijke beperkingen.29
Door de omvang van de geestelijke gezondheidszorg beperkt dit onderzoek zich tot de psychiatrische dwangbehandeling. De Wvggz gaat uit van een psychische stoornis, niet zijnde
een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap in.30 De dwangbehandeling
24 Derde evaluatierapport Wet Bopz 2007, p. 75 25 Besluit middelen en maatregelen Wet Bopz
26 ‘Zorg om zorg’, een inventarisatie van de knelpunten rond de zorg voor psychisch gestoorde gedetineerden,
DJI-maart 2001
27 Stoornis en delict. Forensische en verplichte geestelijke gezondheidszorg vormen een keten 2012 28 J.R. Van Veldhuizen 2004, MC, p. 766–768
29 J. Beekman & F. Koenraadt 2002 30 Artikel 3:3 Wvggz
8
van psychogeriatrische patiënten en verstandelijk beperkten valt niet onder de Wvggz en wordt buiten beschouwing gelaten. Dwangbehandeling als behandelingsvorm is een punt van morele discussie waar dit onderzoek verder niet op in gaat. Het onderzoek richt zich alleen tot de waarborging van de patiëntenrechten van gedetineerden als dwangbehandeling wordt toegepast.
Dit onderzoek richt zich alleen op de Wvggz. Voor een beter inzicht wordt hier kort de samenhang met de Wet zorg en dwang (Wzd) en de Wet forensische zorg (Wfz) genoemd. De Wvggz, Wzd en de Wfz vormen samen een nieuw stelsel van forensische zorg en ggz. De kern van de verandering is de Wvggz, deze slaat een brug tussen de Wfz en de reguliere ggz. De
gedachte wordt: ggz, tenzij.31 Als sprake is van een dwangbehandeling is een machtiging nodig
volgens de Wvggz. Ter handhaving van de rechtsorde is de strafrechter ook bevoegd om een
machtiging, als bedoeld in de Wvggz (civiele machtiging), af te geven.32 Daar richt dit
onderzoek zich op. De verdere uitleg van de Wfz wordt buiten beschouwing gelaten.
1.4 ONDERZOEKSMETHODEN
Voor de beantwoording van de onderzoeksvraag zullen vier deelvragen beantwoord worden. De beantwoording van de deelvragen wordt gedaan aan de hand van literatuuronderzoek. Primair wordt gekeken naar de wet. Op nationaal niveau zijn dit de Wet Bopz, Wvggz, Wfz, Gw, Boek 7 Burgerlijke Wetboek (WGBO) en de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). Op internationaal niveau wordt onder andere gekeken naar het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM). Patiëntenrechten worden globaal in kaart gebracht doormiddel van de WGBO en het EVRM. Bij patiëntenrechten, specifiek voor gedetineerden, wordt dit onderzocht bij de Dienst Justitiële Inrichtingen en richtlijnen bij de WHO, onder andere Health in prison.
Met betrekking tot de Wet Bopz en de Wvggz wordt gekeken naar het geheel. Dit houdt onder andere de wetsgeschiedenis en de parlementaire stukken in. Verder zal gekeken worden naar literaire stukken over beide wetten in zowel het juridisch veld als daarbuiten (denk aan het psychiatrisch veld). Over de Wvggz zal nog geen jurisprudentie bestaan doordat de wet pas op 01 januari 2020 van kracht is geworden. Jurisprudentie over de Wet Bopz is wel te vinden en zou kunnen bijdragen aan het aantonen van de knelpunten van deze wet.
31 Stoornis en delict. Forensische en verplichte geestelijke gezondheidszorg vormen een keten 2012, p. 7 32 Artikel 2.3, lid 1 Wfz
9
1.5 OPZET
Dit onderzoek zal beginnen met een juridisch kader schetsen van de patiëntenrechten in detentie in het algemeen op zowel nationaal als internationaal gebied in hoofdstuk 2. Op een paar specifieke patiëntenrechten zal dieper worden ingegaan op grond van het grote belang van deze rechten. Hierna zal in hoofdstuk 3 worden ingegaan op de patiëntenrechten in het geval van dwangbehandeling. De oude situatie onder de Wet Bopz wordt besproken en de knelpunten in detentie worden uitgelicht. Daartegenover komt de nieuwe situatie onder de Wvggz en de knelpunten die worden voorzien. Daarna volgt in hoofdstuk 4 de analyse van de beantwoording van voorgaande. Is sprake van vooruitgang? Is er, gezien de knelpunten, ruimte voor verbetering? De mogelijke oplossingen worden hier ook besproken. Ten slotte sluit ik dit verslag af in hoofdstuk 5 met de conclusie en daarmee de beantwoording van de onderzoeksvraag.
10
2: JURIDISCH KADER PATIËNTENRECHTEN IN HET ALGEMEEN EN IN
DETENTIE
2.1 INLEIDING
Bepaalde waarden zijn universeel onvervreemdbaar zoals: het beginsel van zelfbeschikking, het recht op leven, het verbod op onmenselijke behandeling en het recht op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Deze rechten zijn deels juridisch afdwingbaar gemaakt in de vorm
van patiëntenrechten.33 De behoefte om de patiënt te beschermen is al oud. Een vroeg voorbeeld
hiervan is de Hippocratische Eed (400 v Chr.). Dit houdt in dat artsen verplicht zijn de belangen
van de kwetsbare patiënt voorop te stellen en zijn privacy te beschermen.34 Om de positie van
de patiënt te versterken zijn de (belangrijkste) rechten en plichten opgenomen in wetten op zowel nationaal als internationaal niveau. Deze rechten dragen bij aan de kwaliteit, het vertrouwen en de veiligheid in de zorg. Hierdoor kan een vertrouwensband met de hulpverlener
worden opgebouwd en kan dit het verloop van de behandeling bevorderen.35 De verdeling van
de patiëntenrechten in verschillende wetten kan voor onduidelijkheid zorgen.36 Welke wet heeft
voorrang of kunnen zij gelijktijdig toegepast worden? Het onderbrengen van het geheel van patiëntenrechten in één kader is moeilijk. Een patiëntenrecht kan tot verschillende rechtsgebieden horen of voortvloeien uit internationale verdragen. De hoofdregel is dat een lex specialis boven een lex generalis gaat, maar dit is aangaande de WGBO lastig te zeggen. De WGBO is ten aanzien van andere wetten zowel lex specialis als lex generalis. Bij onduidelijkheid geldt dat de regeling die de patiënt de meeste waarborgen biedt moet prevaleren.37
Patiëntenrechten hebben geen absoluut karakter, zij kunnen onder strikte voorwaarden worden beperkt. Echter moeten deze inbreuken tot het noodzakelijke worden beperkt. Dit houdt in dat
zij zich niet verder uit strekken dan en niet langer duren dan strikt vereist.38 Patiëntenrechten,
en met name de inbreuk hierop, spelen in de praktijk een grote rol bij groepen die afhankelijk zijn van de zorg van de overheid. Dit is het geval bij onvrijwillige geestelijke gezondheidszorg,
33 M. Van Den Berg, NJB 2007, afl. 26
34https://www.knmg.nl/advies-richtlijnen/dossiers/mensenrechten.htm 35 M. Van Den Berg, NJB 2007, afl. 26
36 Kamerstukken II 1990/91, 21561, 6, p. 18 37 Legemaate, TvGR 1996, p. 16-25
11
zorg voor arrestanten, gedetineerden en ter beschikking gestelde.39 Dit onderzoek richt zich op
een groep patiënten die aan twee van deze omschrijvingen voldoen: onvrijwillige geestelijke gezondheidszorg en gedetineerden. Gekozen is om de focus op een klein aantal patiëntenrechten te richten, deze worden in dit hoofdstuk genoemd en uitgelegd. Hierna worden voor de volledigheid de patiëntenrechten in het algemeen op zowel nationaal als internationaal niveau besproken. Kort ter sprake zal komen welke patiëntenrechten in de Wet Bopz en de Wvggz te vinden zijn. Als laatste worden de patiëntenrechten in detentie besproken. In het volgende hoofdstuk wordt vanuit het perspectief van patiëntenrechten gekeken naar de problematiek rondom dwangbehandeling (vanuit zowel de Wet Bopz als de Wvggz) en hoe deze problemen zich uiten bij gedetineerden.
2.2 PATIËNTENRECHTEN: ALGEMEEN
2.2.1. ZELFBESCHIKKING
Het beginsel van zelfbeschikking vloeit voort uit het principe van de menselijke waardigheid
dat ten grondslag ligt aan alle mensenrechten.40 Hiermee kan zelfbeschikking worden gezien
als de grondslag voor alle patiëntenrechten.41 Verschillende definities worden gegeven aan het
beginsel van zelfbeschikking die vrijwel op hetzelfde neerkomen, voor dit onderzoek wordt uitgegaan van de definitie die de Van Dale geeft:
“De mogelijkheid om over zichzelf en het eigen lichaam en leven te beslissen”
Deze definitie geeft goed weer dat het recht op zelfbeschikking de eerbied voor de persoonlijke levenssfeer en lichamelijke integriteit inhoudt. Dit hangt samen met het belang van goede zorg
en rechtsbescherming om een menswaardig bestaan de leiden.42 In wetgeving omtrent de
gezondheidszorg heeft zelfbeschikking de invulling van afweerecht: het recht om nee te zeggen
tegen een behandeling.43 Zelfbeschikking kan ook gezien worden als het hebben van
keuzevrijheid. Hierbij moet de patiënt over voldoende en juiste informatie om een goede
afweging te kunnen maken.44
39https://www.knmg.nl/advies-richtlijnen/dossiers/mensenrechten.htm 40 Anders Den Hartogh, 2014, p. 38-50
41 E.H. Hulst, TGMA 2020/1, p. 9
42 Kamerstukken II 2019/20, 32399, nr. 3, p. 1
43 Thematische wetsevaluatie: Zelfbeschikking in de zorg, 2013 44 Thematische wetsevaluatie: Zelfbeschikking in de zorg, 2013
12
Het beginsel van zelfbeschikking is het fundament van de menselijke autonomie en dus ook uit
te oefenen door gedetineerden en psychiatrische patiënten.45 Zij kunnen wel in de feitelijke
uitoefening worden beperkt met in acht neming van de beginselen van subsidiariteit, proportionaliteit en doelmatigheid. Doch moet het beginsel van zelfbeschikking gerespecteerd
worden en naar mate van het mogelijke worden verwezenlijkt.46 Het beginsel van
zelfbeschikking en de hieruit voortkomende patiëntenrechten komen op gespannen voet te
staan.47 Enerzijds het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en lichamelijke
integriteit. Een patiënt heeft het recht om de behandeling te weigeren (artikel 7:450 BW). Anderzijds kan het niet ingrijpen een gevaar opleveren voor de patiënt zelf en derden. Dit kan
ertoe leiden dat de psychiatrische stoornis de menselijke waardigheid alsnog op het spel zet.48
De wetgever moet een balans vinden tussen de patiëntenrechten en de plicht voor de overheid
om burgers te schermen en te voorzien van goede zorg.49
2.2.2. AFBAKENING PATIËNTENRECHTEN
De focus in dit onderzoek ligt op drie aspecten waar (verschillende) patiëntenrechten uit voortvloeien. Hiervoor is gekozen zodat een duidelijker kader geschetst kan worden waarin de (mogelijke) problemen zich voordoen. Gekozen is om het accent te leggen op: recht op goede zorg, informed consent en de rechtspositie van de patiënt. Deze drie uitgangspunten staan in verhouding tot het waarborgen van de patiëntenrechten. De meest relevante patiëntenrechten worden toegelicht.
Als eerste focus punt is gekozen voor het recht op goede zorg (artikel 22 GW en de Wkkgz). Elke patiënt heeft recht op goede zorg, de Wkkgz verstaat hieronder: “zorg van goede kwaliteit en van goed niveau”. Dit houdt in dat de behandeling: helpt, veilig is en op tijd begint (artikel 2 Wkkgz). Hieruit komt voort dat de patiënt recht heeft op de waarborg van de patiëntenrechten (artikel 2, lid 2, onder c Wkkgz). Dit houdt onder andere in het recht op informatie en het verlenen van toestemming. Daar wordt hierna op ingegaan. Verder kan gedacht worden aan: vrije artsenkeuze (keuze door welke arts de behandeling gedaan wordt en het wisselen van arts)
45 H.J.J. Leenen, TvGR 1979, afl. 5, p. 190-192 46 E.H. Hulst, TGMA 2020/1, p. 9
47 E.H. Hulst, TGMA 2020/1, p. 9 48 E.H. Hulst, TGMA 2020/1, p. 9 49 Kamerstukken I 2019/20, 32399, 3, p. 3
13
en een second opinion (bij twijfel over de diagnose of behandeling de mening vragen van een andere hulpverlener).
Vanuit het beginsel van zelfbeschikking is gekozen voor het tweede uitgangspunt van informed consent. Dit begrip bestaat uit twee patiëntenrechten, namelijk het toestemmingsvereiste (artikel 7:450 BW) en het recht op informatie (artikel 7:448 BW). Als eerste het toestemmingsvereiste. Een hulpverlener kan een behandeling beginnen mits hiervoor toestemming is verleend door de patiënt. De toestemming kan op een later moment weer worden ingetrokken. Deze toestemming kan ook stilzwijgend plaatsvinden als sprake is van een
minder ingrijpende of noodzakelijke verrichting.50 Uit de wet blijkt ook dat zonder toestemming
kan worden gehandeld in een noodsituatie, bijvoorbeeld een verkeersongeluk waarbij het slachtoffer niet aanspreekbaar is maar wel medische hulp nodig heeft. Toestemming mag in dit geval worden aangenomen. Om tot het geven van toestemming te komen is het van belang dat de patiënt voorafgaand aan en tijdens de behandeling voldoende informatie krijg van de hulpverlener. Voor hulpverleners houdt dit mede in dat zij moeten nagaan of de patiënt de
informatie heeft begrepen.51 De aard en het doel van de behandeling moet duidelijk zijn voor
de patiënt, dit houdt mede in dat de risico’s en de alternatieven behandelingen besproken zijn.52
Het laatste uitgangspunt voor dit onderzoek is de rechtspositie van de patiënt. De rechtspositie van de patiënt komt naar voren in de WGBO en de Wkkgz. Het gaat om versterking en verduidelijking van patiëntenrechten en de professionele verantwoordelijkheid van de hulpverlener. Zoals hierboven genoemd verplicht de Wkkgz de hulpverleners om goede zorg te verlenen. Mocht deze zorg tekortschieten is voor de patiënt het recht om te klagen opgenomen in de Wkkgz zodat alsnog de patiëntenrechten kunnen worden gewaarborgd.
2.2.3. NATIONALE PATIËNTENRECHTEN
Algemene patiëntenrechten zijn neergelegd in de WGBO. De wetgever heeft ook enkele patiëntenrechten opgenomen in bestuursrechtelijke regelingen zoals: de Wkkgz, de Wet langdurige zorg (Wlz) en de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (WMCZ). De WGBO is voor dit onderzoek de belangrijkste wet aangezien hier de rechten staan met betrekking op de relatie hulpverlener en patiënt op nationaal niveau. In de WGBO staan onder
50 Informed Consent: KNMG, 2001
51 Thematische wetsevaluatie: Zelfbeschikking in de zorg, 2013 52 Thematische wetsevaluatie: Zelfbeschikking in de zorg, 2013
14
andere het recht op informatie (artikel 7:448 BW), het toestemmingsvereiste (artikel 7:450 BW) en het recht op privacy (artikel 7:457 BW). Het recht om te klagen is uitgewerkt in de Wkkgz. Belangrijk is ook het recht op vrije artsenkeuze (artikel 13 Zorgverzekeringswet). Deze patiëntenrechten komen voort uit grondrechten zoals het recht op gezondheidszorg (artikel 22 Gw), de onaantastbaarheid van het lichaam (artikel 11 Gw), het recht op vrijheid (artikel 15 lid 1 Gw) en het recht op privacy (artikel 10 Gw). Voor dit onderzoek wordt specifiek gekeken naar de waarborg van patiëntenrechten tijdens de toepassing van de Wet Bopz en de Wvggz tijdens een dwangbehandeling in detentie.
De Wet Bopz regelt de gedwongen opneming en behandeling. In deze situatie komen de patiëntenrechten die iedereen toekomen in het geding, zoals: het recht op integriteit van het lichaam en recht op bewegingsvrijheid. Voor inbreuken op deze rechten bij patiënten met een
geestesstoornis in de zin van de Wet Bopz biedt de wet legitimatie.53 De Wet Bopz regelt in
hoofdstuk III van de wet de rechten van de patiënt. Dit zijn onder andere het recht op informatie (art. 37 Wet Bopz), het recht op een behandelplan en het overleggen hiervan met de patiënt (art. 38a Wet Bopz), het klachtrecht (artikel 41 Wet Bopz) en het toestemmingsvereiste met de uitzondering van dwangbehandeling (art. 38b en 38c Wet Bopz). Met dwangopneming en behandeling komt het toestemmingsvereiste in het geding. Ook zonder deze toestemming of zelfs met verzet van de patiënt kan de dwangbehandeling plaatsvinden mits voldaan is aan het
gevaarscriterium, hier wordt in het volgende hoofdstuk verder op ingegaan.54 Kortgezegd houdt
het uitgangspunt van de Wet Bopz in dat dwangbehandeling louter mogelijk is als sprake is van het gevaarscriterium dat alleen kan worden afgewend door dwang (opneming en
behandeling).55
Dezelfde soort rechten zijn opgenomen in de vervanger van de Wet Bopz. De Wvggz heeft soortgelijke bepalingen omtrent bijvoorbeeld het toestemmingsvereiste/het verzet (artikel 1:4 Wvggz) en het klachtenrecht (hoofdstuk 10 Wvggz). In de Wvggz wil de wetgever meer waarborgen voor de grondrechten van de patiënt met een geestesstoornis. Door het perspectief van ‘dwang’ te veranderen naar ‘behandelen’ kan de patiënt steeds meer vrijheden
53 Kamerstukken I 2001/02, 28283, 3 (MvT) 54 Kamerstukken I 2001/02, 28283, 3 (MvT)
15
terugkrijgen.56 In de MvT zijn vier principes vastgelegd die de positie van de patiëntenrechten
moeten ondersteunen.
1. Dwangbehandeling moet zorgvuldiger voorbereid worden, waarbij de patiënt beter
wordt gehoord en meer rekening kan worden gehouden met zijn voorkeuren.57
2. Verplichte zorg mag alleen worden toegepast als ultimum remedium en door middel van evaluatiemomenten moet de duur van de verplichte zorg tot een minimum worden beperkt. De zorgmachtiging kan ook strekken tot lichtere ambulante vormen van verplichte zorg. Hierdoor kan in een eerder stadium worden ingegrepen met een lichtere
vorm van dwang.58
3. De kwaliteit van verplichte zorg wordt verhoogd. Het recht van de overheid om verplichte zorg te verlenen, als de vrijheden van andere burgers in het geding komt, brengt de verplichting mee om kwalitatief goede zorg te leveren. De patiënt wordt beperkt in zijn keuzevrijheid voor zowel een zorgaanbieder als een vorm van zorg, maar
blijft het recht houden op goede zorg.59
4. Het beginsel van wederkerigheid wordt geïntroduceerd. Dit beginsel houdt in dat het recht om iemand onder dwang te behandelen ook de verplichting meebrengt om nazorg aan deze patiënt te verlenen. Hierdoor kan de patiënt weer normaal deelnemen aan het
maatschappelijk leven.60
Deze vier principes dragen bij aan het doel om de Wet Bopz te vervangen door de Wvggz en de rechtspositie van de patiënt de verbeteren. Bij het toepassen van de Wet Bopz en de Wvggz komt de dwangbehandeling op gespannen voet te staan met enkele rechten. Bijvoorbeeld: het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (Artikel 10 Gw), het recht op onaantastbaarheid van het lichaam (artikel 11 Gw) en het verbod op vrijheidsontneming (artikel 15 Gw). De wetgever acht deze inbreuken gerechtvaardigd gelet op de aard en duur van de
beperkingen.61 Als gekeken wordt naar de rechtspositie van de patiënt nadat deze krachtens een
zorgmachtiging is opgenomen zijn in de Wvggz soortgelijke regelingen opgenomen als in de Bopz (bijvoorbeeld met betrekking tot klachtenrecht: patiënten vertrouwenspersoon, klachtencommissie met beroep op rechter). Nieuw is wel dat de Wvggz de beslissing over dwangbehandeling niet meer bij de behandelaar legt maar bij de rechter in de vorm van de
56 Kamerstukken I 2009/10, 32399, 3, p. 1 (MvT) 57 Kamerstukken I 2009/10, 32399, 3, p. 1 (MvT) 58 Kamerstukken I 2009/10, 32399, 3, p. 2 (MvT) 59 Kamerstukken I 2009/10, 32399, 3, p. 2 (MvT) 60 Kamerstukken I 2009/10, 32399, 3, p. 2 (MvT) 61 Kamerstukken I 2009/10, 32399, 3, p. 30 (MvT)
16
zorgmachtiging (artikel 3:1 onder a Wvggz). Ook introduceert de Wvggz een familievertrouwenspersoon (artikel 8:3 lid 1, onder d Wvggz). Deze heeft tot taak om de familie van de patiënt te informeren, adviseren en ondersteunen.
2.3.4 INTERNATIONALE PATIËNTENRECHTEN
De ontwikkelingen van patiëntenrechten op nationaal niveau gebeurde in navolging op de ontwikkelingen op internationaal niveau. In principe gaan internationale verdragen boven
nationaal recht, meestal zijn dit verdragen over de verhouding tussen staten.62 Voor dit
onderzoek zijn de verdragen relevant die zich direct tot de burger richten. Dit is onder andere
het geval bij het EVRM, besluiten van de Europese Unie (EU) en de Verenigde Naties (VN).63
Artikel 94 Gw bepaalt dat verdragen die ‘eenieder verbindend’ zijn een rechtstreekse werking
hebben voor de burger. Deze verdragen zijn juridisch afdwingbaar door burgers.64 Voor het EU
recht geldt dat het altijd rechtstreekse werking heeft naar de burgers.65
Aspecten van patiëntenrechten zijn te vinden in deze internationale verdragen.66 De VN heeft
in termen van mensenrechten geformuleerde patiëntenrechten opgesteld. Deze rechten zijn te vinden in onder andere de Universal Declaration of Human Rights (UVRM) en het International
Covenant on Civil and Political Rights (IVBPR). Verder heeft de
Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) de Declaration on the Promotion of the Rights of Patients in Europe tot stand laten komen. Op Europees niveau zijn patiëntenrechten te vinden
in het Europese Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM).67
Het EVRM heeft zoals hierboven genoemd rechtstreekse werking op patiënten in Nederland. In dit verdrag zijn vrijheden opgenomen waardoor patiëntenrechten kunnen worden gewaarborgd, bijvoorbeeld het recht op leven (artikel 2 EVRM), het recht op vrijheid (artikel 5 EVRM), het recht op bescherming van de privésfeer (artikel 8 EVRM) en het recht op vrijheid van gedachte (artikel 9 EVRM). Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) doet hierover uitspraak nadat alle nationale rechtsmiddelen zijn uitgeput. Uit jurisprudentie blijkt
62 Engelen, 2000
63 J.M. Emaus, NTBR 2015/10
64 HvJ EG 5 februari 1963, C-26/62 (Van Gend & Loos) 65 HvJ EG 5 februari 1963, C-26/62 (Van Gend & Loos) 66 H.J.J. Leenen, NtvG 1997
17
dat zelfbeschikking wordt gezien als pijler van het EVRM.68 In medische context komt dit tot
uiting in het kunnen weigeren van een behandeling ondanks dat dit levensbedreigende gevolgen kan hebben. De vrijheid om toestemming te geven (of niet) wordt essentieel geacht. Ook artikel
8 EVRM is van groot belang, hier zijn de belangrijkste patiëntenrechten op gebaseerd.69
Bijvoorbeeld: het recht op informatie en het recht op toestemming.70 In het kader van
dwangbehandeling volgt uit het EVRM dat het recht op vrijheid (artikel 5 EVRM) alleen kan
worden geschonden mits de vrijheidsbeneming niet uitzichtloos is.71 Sprake moet zijn van een
periodieke herbeoordeling.
2.4 PATIËNTENRECHTEN: IN DETENTIE
2.4.1. NATIONALE WETGEVING
Voorop staat dat iedereen in Nederland recht heeft op gezondheidszorg (artikel 22 Gw). Het beginsel van zelfbeschikking is het fundament van de menselijke autonomie en dus ook uit te
oefenen door gedetineerden en psychiatrische patiënten.72 Voor gedetineerden is dit vastgelegd
in artikel 42 Penitentiaire Beginselenwet (Pbw). Bij het ingaan van de strafrechtelijke maatregel worden gedetineerden al in hun patiëntenrechten beperkt. Een voorbeeld is dat bij het ingaan van de straf de zorgverzekering van de gedetineerde wordt opgeschort tot na detentie en wordt
het gevangeniswezen verantwoordelijk voor de te leveren zorg.73 Hierdoor wordt de
gedetineerde beperkt in de keuzevrijheid. Vrije artsenkeuze is bijvoorbeeld in beginsel wel vastgelegd in de wet (artikel 42, lid 2 Pbw) maar is in de praktijk niet haalbaar. De kosten voor een arts naar keuze liggen bij de gedetineerden zelf en zijn door gebrek aan (regulier) inkomen niet reëel. Door de gedetineerde in zijn vrijheid te beperken en inbreuk te maken op zijn patiëntenrechten (zoals vrije artsen keuze) ontstaat door de afhankelijke positie van de
gedetineerde een zorgplicht van de overheid zolang de detentie duurt.74 De medische zorg in de
detentiecentra moet dezelfde kwaliteit hebben als de zorg die mensen buiten deze inrichtingen
krijgen op grond van het equivalentiebeginsel.75 De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)
68 EHRM 10 juni 2010, 302/02, m.nt. Mitra Tydeman-Yousef 69 J. Dute, NTM/NJCM 2015, afl. 4, p. 449
70 EHRM 5 oktober 2006, 75725/01, EHRC 2007/23 (Trocellier/Frankrijk), EHRM 9 maart 2004, 61827/00
(Glass)
71 EHRM 24 oktober 1979, NJ 1980, 114 (Winterwerp/Nederland) 72 H.J.J. Leenen, TvGR 1979, afl. 5, p. 190-192
73 Art. 42 Pbw
74 E. Thoonen en W. Duijst, Sancties 2012/40 75 Council of Europe, Recommendation Rec (2006)2
18
controleert de medische zorg in de gevangenissen, tbs-klinieken, arrestencomplexen, detentie-
en uitzetcentra.76
Doordat de patiëntenrechten ook in detentie van toepassing zijn is de inrichtingsarts verplicht de gedetineerde voldoende informatie te geven (artikel 7:448 BW) en zal hij een dossier moeten bijhouden (artikel 7:454 BW). Voor de gedetineerde blijven ook het toestemmingsvereiste en
het recht om een behandeling te weigeren (artikel 7:450 BW) uit de WGBO van toepassing.77
Tenzij de uitzonderingen van de Wet Bopz of de Wvggz zich voordoen. Hier wordt in het volgende hoofdstuk verder op ingegaan. Vanwege de afhankelijke positie van de gedetineerde zal het de verantwoordelijkheid van de inrichtingsarts zijn om bij het weigeren van een behandeling de gedetineerde voldoende alternatieven te bieden om tot een oplossing te
komen.78
2.4.2. INTERNATIONALE WETGEVING
Naast de nationale wetgeving is ook sprake van internationale invloeden voor de gezondheidszorg in detentie. Op internationaal niveau zijn de Standard Minimum Rules for The Treatment of Prisoners (SMR) opgesteld door de VN. Deze regels zijn niet bindend maar worden wel gezien als het belangrijkste raamwerk voor de behandeling voor gedetineerden. In de SMR is onder andere vastgelegd dat voor gedetineerden in elke instelling medische zorg beschikbaar is (artikel 22, lid 1 SMR). Ten aanzien van speciale zorg, zoals psychiatrische zorg, moeten professionele mensen beschikbaar zijn (artikel 22, lid 2 SMR).
Met betrekking tot het EU-recht zijn de hierboven besproken mensenrechten uit het EVRM rechtstreeks van toepassing voor gedetineerden. De overheid heeft de verplichting om te zorgen
voor menswaardige detentie omstandigheden (artikel 3 EVRM).79 Opvallend is wel dat het
EHRM geoordeeld heeft dat het medisch personeel in detentie niet dezelfde professionele
ervaring hoeft te hebben als in de beste burgerziekenhuizen.80 Wel benadrukt het EHRM dat
rekening gehouden dient te worden met psychiatrische patiënten.81 Met name bij
dwangbehandeling als de gedetineerde patiënt zich fysiek verzet. Hierbij zou medisch
76 N. Roeleveld-Kuijper en H. Lohmann, Sancties 2014, afl. 4, p. 27-38 77 A. Lehtmets En J. Pont 2014, p. 36
78 Prof. Mr. C. Kelk En Prof. Dr. M. Boone 2014 79 Thoonen en Duijst, NJB 2014, afl. 18, p. 920-974 80 EHRM 10 juli 2007, 6293/04 (Mirilashvili vs. Rusland) 81 EHRM 20 januari 2009, 28300/06 (Slawomir Musial v. Poland
19
gekwalificeerd personeel aanwezig moeten zijn.82
2.4.3. PROBLEMATIEK
De zorg wordt, zoals hierboven genoemd, in de hoofdregel geleverd als gelijkwaardig aan buiten de inrichtingen met toepassing van de WGBO. Het niet behandelen van een (psychiatrisch) zieke gedetineerd kan als schending van de menselijke waardigheid worden
gezien.83 Vastgelegd is dat als bepalingen uit beginselenwetten, zoals de Pbw, afwijken van de
WGBO deze bepalingen als lex specialis voorgaan op de bepalingen uit de WGBO.84 Dit brengt
met zich mee dat op de patiëntenrechten uit de WGBO op wettelijke basis inbreuk kan worden gemaakt. Een voorbeeld is wanneer de inrichtingsarts de directeur informeert in het kader van zijn controlerende en adviserende taken. In beginsel mag de inrichtingsarts geen informatie delen over de patiënt dit is in strijd met de geheimhoudingsplicht (artikel 7:457 BW), maar toegestaan onder de Pbw in het kader van zijn adviserende taak (onder andere artikel 23 en 24 Pbw). De behandelende taken kunnen op gespannen voet komen te staan met de controlerende en adviserende taken van de inrichtingsarts. Dit kan ten koste gaan van de vertrouwensrelatie met de gedetineerde patiënt en zorgt ervoor dat de gedetineerde het gevoel krijgt dat de
patiëntenrechten niet worden gewaarborgd.85
De positie van de gedetineerde patiënt is op meer punten beperkter dan buiten de detentiecentra. Het recht op gezondheidszorg (artikel 22 GW) wordt in detentie beperkt nu geen sprake is van keuzevrijheid van de zorg. Zorg is niet ten alle tijden beschikbaar en dient zelf te worden betaald bij het willen van een second opinion. Als de gedetineerde zich ziek voelt (niet zijnde een noodgeval) volgt een verzoek via de cipiers en een gesprek met de dienst hebbende verpleegkundige. Daarna, mits dit verzoek wordt goedgekeurd, zal de gedetineerde moeten
wachten tot de inrichtingsarts aanwezig is. Dit is vaak maar enkele dagdelen per week.86
Hiermee samenhangend is de vrije artsenkeuze (art. 13 Zvw). De inrichtingsarts kan niet gekozen worden en de gedetineerde kan onvrijwillig overgeplaatst worden en/of onvrijwillig een andere inrichtingsarts krijgen. Hierdoor wordt de waarborg van continue zorg in het geding
gebracht.87 Het eventueel aanvragen van een second opinion is wel mogelijk maar moet de
82 EHRM 16 januari 2014, 5269/08 (Shchiborshch en Kuzmina vs. Rusland) 83 ECHR 20 januari 2009, 28300/06 (Slawomir Musial v. Poland)
84 N. Roeleveld-Kuijper en H. Lohmann, Sancties 2014, afl. 4, p. 27-38 85 RSJ 19 december 2012, 13/3289/GM
86 N. Roeleveld-Kuijper en H. Lohmann, Sancties 2014, afl. 4, p. 27-38 87 N. Roeleveld-Kuijper en H. Lohmann, Sancties 2014, afl. 4, p. 27-38
20
gedetineerde uit eigen zak betalen.88 Dit is vaak niet mogelijk omdat arbeid in detentie wordt
gezien als dagbesteding en niet als het voorzien in het eigen levensonderhoud.89 Dit inkomen
is niet toereikend en het patiëntenrecht wordt hiermee in de praktijk niet gewaarborgd.
2.5 TUSSENCONCLUSIE
De focus in dit onderzoek ligt op drie aspecten waar (verschillende) patiëntenrechten uit voortvloeien. Hiervoor is gekozen zodat een duidelijker kader geschetst kan worden waarin de (mogelijke) problemen zich voordoen. Gekozen is om het accent te leggen op: recht op goede zorg, informed consent en de rechtspositie van de patiënt. Deze drie uitgangspunten staan in verhouding tot het waarborgen van de patiëntenrechten. Uit bovenstaande blijkt dat bij het ingaan van de strafrechtelijke maatregel op grond van de Pbw en de WGBO de patiëntenrechten worden beperkt. In het volgende hoofdstuk wordt gekeken naar wat dit betekent voor de dwangbehandeling van een gedetineerde. Hierna wordt een analyse gegeven over de problemen en mogelijke oplossingen.
88 Artikel 42 lid 2 Pbw
21
3: JURIDISCH KADER PATIËNTENRECHTEN IN DETENTIE BIJ
DWANGBEHANDELING
3.1 INLEIDING
Ten tijde van een ziekte wordt een patiënt min of meer gedwongen tot het ondergaan van een
behandeling. Gesproken kan worden over een element van onvrijwilligheid.90 Onderscheid kan
gemaakt worden tussen (lichte) drang en (sterke) dwang. Bij (lichte) drang kan de patiënt worden gestuurd in de keuze van een behandelingswijze of kan sprake zijn van groepsdruk
tijdens bijvoorbeeld groepstherapie.91 Hierbij is niet echt sprake van dwang maar drang. Bij het
behandelen van de patiënt zonder toestemming of met verzet kan wel gesproken worden over
(sterke) dwang.92
In beginsel kan zonder toestemming of met verzet van de patiënt of derde geen behandeling
worden gegeven (artikel 7:450 BW).93 Lichamelijke dwang is verboden op grond van de
grondwet, men heeft recht op onaantastbaarheid van het lichaam.94 In uitzonderlijke gevallen
is behandelen toch mogelijk mits dit vastgelegd is in een wet, zoals de Wet Bopz of de Wvggz. Inbreuk op een grondrecht mag alleen met inachtneming van de beginselen van subsidiariteit, proportionaliteit en doelmatigheid. Dit houdt in dat de minst ingrijpende vorm van dwangbehandeling moet worden toegepast, dit mag niet langer duren dan nodig en moet
effectief zijn voor de betreffende situatie.95 Dit is essentieel om inbreuk op grondrechten
mogelijk te maken. De rechtspositie van de patiënt moet ten alle tijden worden gewaarborgd. Als sprake is van onrechtmatig toepassen van dwang, bijvoorbeeld zonder medische legitimatie, is dit strafbaar in de zin van mishandeling of toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.96 Bij
dwangbehandeling onder de Wet Bopz en de Wvggz is het toepassen van dwang gelegitimeerd.
Tot 1 januari 2020 was de Wet Bopz de grondslag voor dwangopname en -behandeling. De Wet Bopz is in 1994 van kracht geworden ter vervanging van de tweede Krankzinnigenwet uit 1881. Het uitgangspunt van de Wet Bopz was primair het gevaar voor de samenleving en/of de
90 RTG Zwolle 25 januari 2007, GJ 2007/77. 91 H.J.J. Leenen e.a. 2017
92 E.H. Hulst, TGMA 2020/1, p. 6 93 T.P. Widdershoven 2013 94 Art. 11 Gw
95 HR 10 juli 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI5924, m.nt. J. Legemaate 96 Art. 81 en 284 Sr
22
patiënt afwenden.97 Dwangbehandeling was alleen mogelijk ter afwending van gevaar en niet
persé ter behandeling. Vanaf de tweede evaluatie van de Wet Bopz in 2002 werd ervoor gepleit de wet te vervangen door een nieuwe wet. Kritiek op de Wet Bopz was onder andere: dat de wet te ingewikkeld was, te strikt en niet aansloot op de moderne ontwikkelingen in de
psychiatrie.98 In 2008 kwam de commissie met een derde evaluatie en concludeerde dat de wet
daadwerkelijk vervangen diende te worden.99 Dit werd gedaan door de Wet zorg en dwang
(Wzd), de Wvggz en de Wet Forensische zorg (Wfz). Voor dit onderzoek wordt alleen gekeken naar de Wvggz, dan wel in samenhang met de Wfz. Het wetsvoorstel voor de Wvggz werd in 2010 aangenomen en richt zich alleen op de psychiatrie. Gezien de omvang en impact van deze wetsvoorstellen heeft het enige tijd geduurd voordat de Wet Bopz daadwerkelijk is vervangen. De Eerste Kamer wilde deze drie wetsvoorstellen, gezien de grote samenhang, tegelijk
behandelen.100 Op 1 januari 2020 is de Wvggz uiteindelijk in werking getreden en is de Wet
Bopz vervangen.
In dit hoofdstuk wordt gekeken naar dwangbehandeling in de Wet BOPZ ten tijde van detentie en de knelpunten met betrekking tot de patiëntenrechten. Daarna wordt gekeken naar dezelfde situatie onder de nieuwe Wvggz en welke knelpunten zijn opgetreden of worden verwacht op te treden. In dit hoofdstuk worden louter de processen en de knelpunten benoemd. Een analyse over deze gegevens wordt gedaan in het volgende hoofdstuk net als geven van mogelijke oplossingen.
97 E.H. Hulst, TGMA 2020/1, p. 6 98 J.R. Van Veldhuizen 2004, p. 766–768
99 Derde Evaluatierapport Wet BOPZ, 2007, p. 106–125. 100 Kamerstukken I 2016/17, 32399, A
23
3.3 DE WET BOPZ
3.3.1 PROCEDURE WET BOPZ
Als eerste wordt hier de procedure voor dwangbehandeling besproken en hoe deze procedure in detentie verloopt. Daarna worden de knelpunten ten aanzien van patiëntenrechten tijdens deze procedure besproken. De Wet Bopz vereist voor dwangbehandeling altijd een opname in een psychiatrisch ziekenhuis, dit is een groot nadeel van de Wet Bopz. Opname in een psychiatrisch ziekenhuis kan enkel indien sprake is van het gevaarscriterium (artikel 38c Wet Bopz). Dit criterium houdt in dat de patiënt gevaar veroorzaakt voor zichzelf, anderen of de
algemene veiligheid van personen en goederen.101 Dit gevaar moet niet kunnen worden
afgewend buiten het psychiatrisch ziekenhuis (de Wet Bopz is dan niet van toepassing).102
Het gevaarscriterium van artikel 38c Wet Bopz vereist een stoornis van de geestesvermogens. Onder deze stoornis wordt verstaan: psychiatrische aandoeningen, inclusief vormen van verslaving, dementie en verstandelijke beperking. De Wet Bopz is tweemaal gewijzigd ten aanzien van de criteria voor dwang. Het oorspronkelijke gevaarscriterium zag toe op ‘ernstig
gevaar’. In 2004 werd dit criterium gewijzigd in enkel ‘gevaar’.103 In 2008 werd het hierna te
noemen tweede criterium aan artikel 38c Wet Bopz toegevoegd.104 Dit was een poging van de
wetgever om de Wet Bopz nog een periode mee te laten gaan. Artikel 38c Wet Bopz had vanaf dat moment twee criteria. Als eerste: “voor zover aannemelijk is dat zonder die behandeling
het gevaar dat de stoornis van de geestesvermogens betrokkene doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen”. Dit criterium ziet toe op extern gevaar. Dit
houdt in dat het gevaar dat aan de dwang ten grondslag ligt niet op een andere manier behandeld
kan worden. Door niet te behandelen zou de patiënt nog langer opgenomen moeten blijven.105
Het tweede criterium luidt: “voor zover dit volstrekt noodzakelijk is om het gevaar dat de
stoornis van de geestesvermogens betrokkene binnen de inrichting doet veroorzaken, af te wenden”. Dit criterium ziet toe op intern gevaar. Dit houdt al het gevaar in dat zich binnen de
instelling voordoet en moet worden afgewend.106 In beide gevallen moeten de beginselen van
proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid in acht worden genomen.107
101 Artikel 1, lid 1, onder 1, 2 en 3 Wet Bopz 102 Artikel 2, lid 2, onder a en b Wet Bopz 103 Wet van 13 juli 2002, Stb. 2002, 431 104 Wet van 25 februari, Stb. 2008, 80 105 T. P. Widdershoven 2013 106 T. P. Widdershoven 2013 107 E.H. Hulst, TGMA 2020/1, p. 9
24
Als sprake is van een tijdelijke noodsituatie kunnen op grond van art. 39 lid 1 Wet Bopz middelen of maatregelen toegepast worden. Een tijdelijke noodsituatie houdt in dat sprake is van onverwachts en acuut gevaar. Voor maximaal 7 dagen kan buiten het behandelplan worden besloten om tot afzondering, separatie, fixatie, medicatie en toediening van vocht of voedsel
over te gaan.108 Binnen dit termijn van 7 dagen kan het behandelplan gewijzigd worden door
middel van overleg met de patiënt of derde (vertegenwoordiger). Als het middel of de maatregel wordt opgenomen in het behandelplan, en de patiënt is het hiermee oneens, wordt het gekwalificeerd als dwangbehandeling. Op grond van artikel 38c, lid 1 Wet Bopz jo artikel 38b Wet Bopz kan dwangbehandeling slechts gebeuren mits strikt noodzakelijk om het gevaar af te wenden (intern gevaar) en moet worden gestopt als het gevaar is afgewend. Dezelfde strikte
opvatting moet worden gevolgd voor extern gevaar.109
3.3.2. PROBLEMEN IN DETENTIE
Voor dwangbehandeling in detentie was de Wet Bopz van overeenkomstige toepassing (hoofdstuk 5 Wet Bopz). Hierna wordt gekeken op welke manier de patiëntenrechten worden gewaarborgd voor deze groep patiënten en waar de problemen liggen. Dwangbehandeling, en inbreuk op patiëntenrechten, kan zoals eerdergenoemd slechts gebeuren met inachtneming van
de subsidiariteit, proportionaliteit en doelmatigheid.110 Door de grote mate van inbreuk die op
deze manier bij dwangbehandeling wordt gemaakt moeten deze beginselen strikt worden
uitgelegd.111 Deze strikte toepassing leidt tot zo lang mogelijk wachten met dwangbehandeling,
waardoor mildere vormen van dwang niet meer effectief zijn. Het toedienen van zwaardere middelen zoals dwangmedicatie kan voor problemen zorgen. Uit jurisprudentie blijkt dat ondanks onzorgvuldig is gehandeld (het niet nakomen van artikel 38c, lid 2 Wet Bopz) de
rechter de dwangbehandeling wel als rechtmatig kan bestempelen.112 Een zware inbreuk wordt
op onzorgvuldige wijze gemaakt op het recht van de patiënt. Dit brengt de patiënt in een zwakke positie. Het criterium voor dwangbehandeling zou ruimer moeten worden om minder
ingrijpende maatregelen toe te passen.113 Vanuit het beginsel van zelfbeschikking, als principe
van de menselijke waardigheid, moet worden gekeken of voldaan is aan deze strikte
108 Besluit middelen en maatregelen Wet Bopz, Stb. 1993, 563 109 Hoge Raad 19 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1277 110 Hoge Raad 16 maart 2007, NJ 2007, 378.
111 Hoge Raad 21 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1724 112 Hoge Raad 10 juli 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI5924. 113 J.R. Van Veldhuizen 2004, MC, p. 766–768
25
toepassing.114 De kern van de Wet Bopz blijft dat legitiem inbreuk wordt gemaakt op de
patiëntenrechten, zoals informed consent en dat hiermee algemene knelpunten ontstaan. Hierna wordt gekeken naar hoe deze knelpunten zich bij gedetineerden uiten.
In detentie is de Forensische Psychiatrische Dienst (hierna: FPD) verantwoordelijke voor de psychiatrische zorg. De mogelijkheden voor dwangbehandeling in detentie zijn aangepast aan
de wetwijziging van 2004 en 2008 van de Wet Bopz. 115 In het derde evaluatierapport Wet Bopz
kwam naar voren dat in het algemeen kan worden aangenomen dat de zorg in detentie niet voor
de behandeling van psychiatrische patiënten is toegerust.116 Detentie is uitsluitend bedoeld voor
de tenuitvoerlegging van een strafrechtelijke maatregel en niet voor het bieden van geestelijke gezondheidszorg. De Wet Bopz wordt louter toegepast om het uitzitten van de strafrechtelijke
maatregel mogelijk te maken. 117 Dit komt tot uiting in zowel kwantitatieve als kwalitatieve
knelpunten.118 Op deze manier wordt pas ingegrepen bij een dreigende calamiteit tot deze is
geweken en moet daarna opnieuw worden gewacht op een dergelijke calamiteit.119 Het begrip
‘behandeling’ krijgt hiermee een andere betekenis, nu niet behandeld wordt maar louter de psychiatrische situatie van de patiënt wordt verbeterd. Bij een ingreep ten tijde van een calamiteit wordt niet gericht op behandeling maar op het hanteerbaar houden van de situatie in
de instelling.120 De calamiteit kan zich hierdoor herhaaldelijk voordoen en de doelmatigheid
van de inbreuk is hiermee niet doeltreffend.
Bij patiënten in detentie worden reeds vrijheden ingehouden op grond van hun strafrechtelijke straf. Het inhouden van deze vrijheden is gemakkelijker dan op basis van de Wet Bopz. Bijvoorbeeld het ’s nachts opsluiten in de kamer, het onderzoeken van kleding of lichaam en het onderzoeken van de post is in detentie normaal ter beveiliging en wordt niet toegepast voor
dwangbehandeling zoals bij de Wet Bopz.121 Mogelijk worden hierdoor ‘zwaardere’ middelen
en maatregelen toegepast op grond van de Bopz omdat van ‘mildere’ middelen en maatregelen reeds sprake is. Voor de maatregelen toegepast in het kader van het strafrecht is niet het klachtrecht uit de Wkkgz van toepassing en patiëntenrechten worden op deze wijze niet
114 Anders Den Hartogh, 2014, p. 38-50 115 S. H. Gooren, Sancties, afl. 6, p. 264-270 116 Derde Evaluatierapport Wet Bopz 2007, p. 9 117 Derde evaluatierapport Wet Bopz 2007, p. 75
118 Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming 2007, p. 17 119 Derde evaluatierapport Wet Bopz 2007, p. 55
120 Derde evaluatierapport Wet Bopz 2007, p. 55 121 Derde evaluatierapport Wet Bopz 2007, p. 56
26
gewaarborgd. Gedetineerde patiënten zijn hierom gebaat bij een toepassing van deze maatregelen op grond van de Wet Bopz. Hier wordt weinig gebruik van gemaakt omdat op de afdelingen onvoldoende plek is voor psychiatrische zorg en de zorg ontbreekt aan
deskundigheid en mogelijkheden.122 Het verlenen van ‘goede zorg’ komt hierdoor in het
geding. Het ontbreken aan deskundigheid kan zorgen voor problemen omtrent het recht op informatie (artikel 7:448 BW). De gedetineerde kan hierdoor geen correct oordeel opmaken over toestemming of verzet (artikel 7:450 BW). Denkbaar is dat de gedetineerde patiënt door onvolledige informatie in verzet gaat en over wordt gegaan tot dwangbehandeling. Dit had met volledige informatieverstrekking wellicht anders geweest. Door de onvoldoende plek voor psychiatrische zorg en de afhankelijke positie van de gedetineerde ontstaat een knelpunt omtrent het recht op gezondheidszorg (artikel 22 Gw). Met uitzondering van de Forensische Observatie- en Begeleidings Afdeling (FOBA), dit is de enige afdeling waar gedetineerden in een acute psychiatrische crisis kunnen worden geplaatst. Deze overplaatsing is zo kort mogelijk en de gedetineerde dient zo snel mogelijk terug te keren naar de reguliere afdeling. Op deze afdeling is te allen tijde medische zorg beschikbaar. Dit is een vereiste voor het toedienen van
dwangmedicatie.123 De directeur neemt hierover een beslissing en dient te overleggen met de
inrichtingsarts en een psychiater.124 Door deze drempel wordt dwangbehandeling minder
toegepast en blijven patiënten onbehandeld op de afdeling. 125
Door deze knelpunten wordt van de mogelijkheid tot dwangbehandeling weinig gebruik
gemaakt.126 Hiermee komt het recht op zorg in het geding en kunnen de patiëntenrechten niet
worden gewaarborgd. Deze onzekere positie van de patiënt kan leiden tot een verstoring in de behandelrelatie en rechtsonzekerheid bij de patiënt. Opvallend is dat de toepassing van dwangmedicatie of separatie op lange termijn niet als negatieve invloed op de behandelrelatie
wordt gezien, behalve als de behandeling als straf wordt gezien.127 Als desondanks wordt
overgegaan tot dwangbehandeling dan moeten soms ingrijpendere maatregelen worden genomen dan de Wet Bopz reikt. Deze groep patiënten moet bijvoorbeeld extra beveiligd
worden in tegenstelling tot de patiënten buiten de detentiecentra.128 Dit maakt de behandeling
122 Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming 2007, p. 17 123 Besluit middelen en maatregelen Wet Bopz
124 RSJ 16 april 2013, 12/3689/GA
125 J.R. Van Veldhuizen 2004, MC, p. 766–768
126 ‘Zorg om zorg’, een inventarisatie van de knelpunten rond de zorg voor psychisch gestoorde gedetineerden,
DJI-maart 2001
127 D. Daniëls, Sancties, afl. 6, p. 48–55 128 J. Beekman & F. Koenraadt, 2002
27
moeilijker. De patiëntenrechten kunnen op deze manier niet worden gewaarborgd.
Opsommend zijn de knelpunten de strikte toepassing van de Wet Bopz.129 Het criterium voor
dwangbehandeling moet ruimer zodat eerder kan worden ingegrepen (met lichtere dwangmaatregelen). De rechtspositie van de patiënt wordt onzeker als uit jurisprudentie blijkt dat bij het onzorgvuldig handelen wel is voldaan aan de beginselen van subsidiariteit en
proportionaliteit.130 Ten tweede het ontbreken aan deskundigheid zorgt voor niet voldoende
waarborg van onder andere informed consent. Het laatste en grootste knelpunt is de doelmatigheid van de inbreuken. Door niet toe te zien op behandelen maar op louter afwenden van gevaar om de strafrechtelijke maatregel uit te zitten wordt het doel van de inbreuk niet gerechtvaardigd. Op deze wijze kan keer op keer dwangbehandeling worden toegepast zonder de oorzaak op te lossen. Dit is niet wenselijk. De inbreuken hierboven genoemd voldoen niet aan de beginselen van subsidiariteit, proportionaliteit en doelmatigheid. Door eerder of op een andere manier zorg te verlenen had inbreuk op deze rechten voorkomen kunnen worden.
3.4 DE WVGGZ
3.4.1 DE PROCEDURE IN DE WVGGZ
Op 1 januari 2020 is de Wvggz in werking getreden. Deze wet is de opvolger van de Wet Bopz en regelt net als zijn voorganger de procedures omtrent dwangbehandeling. In de Wvggz is de term ‘dwang’ vervangen door ‘verplichte ggz’. De Wvggz zet niet langer de ‘opname van’ maar
de ‘zorg van’ de patiënt centraal.131 Het grootste gevolg is dat dwangbehandeling in de Wvggz
breder is en niet per definitie in een psychiatrisch ziekenhuis hoeft worden uitgevoerd. Hierdoor wordt gestuurd op het eerder toepassen van minder ingrijpende dwang als behandeling in plaats
van opsluiting.132 De Wvggz heeft dwangbehandeling vastgelegd in de vorm van: het toedienen
van vocht en medicatie, onderzoek aan kleding of lichaam, onderzoek van woon- of verblijfsruimte, beperken van het recht op het ontvangen van bezoek, beperken van de
bewegingsvrijheid maar ook het opnemen in een accommodatie.133 Met deze mogelijkheden
wordt reeds inbreuk gemaakt op de rechten van de patiënt. Gekeken moet worden of deze rechten wel voldoende worden gewaarborgd.
129 Hoge Raad 21 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1724 130 Hoge Raad 10 juli 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI5924. 131 E.H. Hulst, TGMA 2020/1
132 E.H. Hulst, TGMA 2020/1 133 Artikel 3:2, lid 2 Wvggz
28
Het belangrijkste doel van de wet is het verbeteren van de rechtspositie van de patiënt waardoor
de patiëntenrechten kunnen worden gewaarborgd.134 Het criterium voor dwangbehandeling is
ten opzichte van de Bopz veranderd. Niet langer wordt gekeken naar ‘gevaar’ maar naar ‘ernstig
nadeel’.135 Dit houdt in het aanzienlijk risico op: levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel,
bedreiging van de veiligheid, hinderlijk gedrag tot oproepen van agressie en de situatie dat de algemene veiligheid van personen en goederen in gevaar is (artikel 1:1, lid 2 Wvggz). Dit biedt een betere waarborg van de zorgvuldigheidseisen van artikel 27 Recommendation(2004)10 van de Raad van Europa ‘concerning the protection of human rights and dignity of persons with
mental disorder’.136 Dit houdt in dat de dwangbehandeling alleen toegepast mag worden op de
minst ingrijpende wijze onder medisch toezicht. De reden en duur moeten worden opgenomen in het dossier en de patiënt moet regelmatig worden gecontroleerd (artikel 27 Recommendation (2004)10). Dit bevestigt het doel van de wetgever om de rechtspositie van de patiënt te verbeteren om de rechten beter te kunnen waarborgen. Als sprake is van een dwangbehandeling is een zorgmachtiging nodig volgens de Wvggz (Artikel 3:1, onder a Wvggz). Deze rol van de
rechter is erg belangrijk omdat deze zorgmachtiging een rechterlijke machtiging is.137
Voorwaarde voor deze zorgmachtiging is het veroorzaken van ernstig nadeel en er is geen alternatief van vrijwillige zorg voor handen. In de zorgmachtiging is opgenomen welke vormen van verplichte zorg toegepast kunnen worden en deze moeten voldoen aan het
proportionaliteitsvereiste.138 In beginsel dus geen verplichte zorg zonder zorgmachtiging.
Weliswaar kan, mits aan voorwaarden voldaan, voorafgaand aan de zorgmachtiging een crisismaatregel voor korte tijd worden toegepast (artikel 7:3 lid 3 Wvggz). Deze crisismaatregel wordt op last van de burgemeester genomen. In dit geval kan wel al tijdelijke verplichte zorg
worden verleend omdat de behandeling centraal staat.139
De kern van de Wvggz is het ‘ultimum remedium’-beginsel (artikel 2:1 Wvggz).140 Verplichte
ggz-zorg mag niet ingezet worden als onmacht en is alleen van toepassing op patiënten die zich
verzetten tegen de behandeling.141 Eerst moeten alle vrijwillige mogelijkheden worden bekeken
134 Kamerstukken I 2009/10, 32399, 3, p. 1 (MvT) 135 Art. 3:3 Wvggz
136 Kamerstukken I 2009/10, 32399, 3, p. 3 (MvT)
137 S. Steen & B. Frederiks, NJB 2018, afl. 32, p. 1697–1757 138 B. Frederiks & A. Hendriks, NJB 2019, afl. 32, p. 1992–2049 139 B. Frederiks & A. Hendriks, NJB 2019, afl. 32, p. 1992–2049 140 Kamerstukken I 2009/10, 32399, 3, p. 3 (MvT)
29
en moet rekening worden gehouden met de beginselen van subsidiariteit, proportionaliteit en doelmatigheid, de mogelijke nadelen op lange termijn, de wensen en voorkeuren van de patiënt
en de visie van familieleden.142 Hierdoor worden de patiënt en familie meer betrokken bij de
invulling van de dwangbehandeling.
Als gekeken wordt naar de rechtspositie van de patiënt nadat deze krachtens een zorgmachtiging is opgenomen zijn in de Wvggz soortgelijke regelingen opgenomen als in de Bopz (bijvoorbeeld met betrekking tot klachtenrecht: patiënten vertrouwenspersoon, klachtencommissie met beroep op rechter). Nieuw is wel dat de Wvggz de beslissing over dwangbehandeling niet meer bij de behandelaar legt maar bij de rechter in de vorm van de zorgmachtiging (artikel 3:1 onder a Wvggz). Ook introduceert de Wvggz een familievertrouwenspersoon (artikel 8:3 lid 1, onder d Wvggz). Deze heeft tot taak om de familie van de patiënt te informeren, adviseren en ondersteunen.
3.4.2 KRITIEK OP DE WVGGZ IN DETENTIE
Onder de Wet Bopz waren problemen die de vervanging door de Wvggz heeft geprobeerd op te lossen. Na jaren van aanpassingen is nog steeds veel kritiek op de Wvggz en duidelijk wordt dat sommige knelpunten niet zijn opgelost. De grootste vooruitgang is de overgang van een ‘dwangperspectief’ naar een ‘behandelperspectief’. Op grond van artikel 2.3 Wfz en artikel 5:19 Wvggz is de Wvggz van overeenkomstige toepassing op patiënten in detentie. Aanvullende bepalingen zijn opgenomen in hoofdstuk 9 Wvggz. Hierna wordt gekeken naar de waarborg van de patiëntenrechten in deze procedure. Dezelfde criteria zijn van toepassing op de Wvggz als bij de Wet Bopz. Bij dwangbehandeling en (legitieme) inbreuk op patiëntenrechten moeten de beginselen van subsidiariteit, proportionaliteit en doelmatigheid in acht worden genomen. Gelet op de ingrijpende inbreuk op de lichamelijke integriteit bij
dwangbehandeling moeten deze beginselen strikt worden uitgelegd.143
In tegenstelling tot de reguliere Wvggz patiënt is de gedetineerde patiënt reeds beperkt in zijn vrijheid. De gedetineerde kan niet deelnemen aan de reguliere zorgmarkt en is hierdoor afhankelijk van de beschikbare zorg in detentie. Met de inwerkingtreding van de nieuwe wetten is geprobeerd de afstemming tussen algemene geestelijke gezondheidszorg en de forensische
zorg te verbeteren. Dit was dan ook een van de doelstellingen van wetsvoorstel Wfz.144 De
142 Kamerstukken I 2009/10, 32399, 3, p. 3 (MvT)
143 Hoge Raad 21 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1724 144 Raad voor Volksgezondheid en Samenleving 2012
30
Wvggz, Wzd en de Wfz vormen samen een nieuw stelsel van forensische zorg en ggz. De kern van de verandering is dat de Wvggz en de Wfz de ggz-zorg verbinden. De gedachte wordt “ggz,
tenzij…”.145 Als sprake is van een dwangbehandeling is een zorgmachtiging nodig volgens de
Wvggz (Artikel 3:1, onder a Wvggz). Ter handhaving van de rechtsorde is de strafrechter ook bevoegd om een machtiging, als bedoeld in de Wvggz (civiele machtiging), af te geven (artikel 2.3 lid 1 Wfz). De doelstellingen van de Wvggz en de Wfz zitten elkaar niet in de weg en verdere uitleg van de Wfz wordt buiten beschouwing gelaten.
Met de ingang van de Wvggz is geprobeerd de behandelingsmogelijkheden in de detentiecentra te verbeteren. Om een hoger zorgniveau te realiseren was het doel de bestaande capaciteit van
‘bijzondere’ zorgplaatsen te vergroten doormiddel van plekken inkopen in de reguliere ggz.146
In beginsel wordt de behandeling wel toegepast in de detentiecentra zelf. Het doel van de dwangbehandeling is stabilisatie en vervolgbehandeling gericht op het verbeteren van de
psychiatrische toestand van de patiënt.147 Enkele knelpunten die onder de Wet Bopz kenbaar
waren zijn niet opgelost. De detentiecentra hebben nog steeds te maken met personeelstekorten. Door deze tekorten is binnen de detentiecentra niet voldoende kennis en kunde om te voorzien
in de intramurale psychiatrie.148 De doelstellingen van de Wvggz, zoals in hoofdstuk 2
genoemd, kunnen hierdoor niet worden waargemaakt. Problemen doen zich voor omtrent het recht op gezondheidszorg (artikel 22 GW) en informed consent. Afzondering of separatie is een vorm van dwangbehandeling in de Wvggz maar in detentie is reeds in grote mate sprake van
deze begrippen.149 Deze worden toegepast in het kader van de strafrechtelijke maatregel en
hierdoor kunnen de lichtere vormen van dwang niet worden toegepast in het kader van dwangbehandeling. Dit is ook het geval bij bijvoorbeeld onderzoek aan kleding of lichaam (artikel 3:2, lid 2, onder 2 Wvggz) en het beperken van de bewegingsvrijheid (artikel 3:2, lid 2, onder k Wvggz).
De indruk heerst dat professionals in de forensische zorg weinig vertrouwen hebben in de
zorgprofessionals en zorginstellen buiten de detentiecentra.150 Hierdoor verslechterd de
informatie-uitwisseling tussen de reguliere ggz en de ggz-zorg in detentie. Deze situatie zorgt
145 Raad voor Volksgezondheid en Samenleving 2012 146 Kamerstukken I 2009/10, 32399, 3, p. 97 (MvT) 147 Kamerstukken I 2009/10, 32399, 3, p. 38 (MvT)
148 Raad voor Volksgezondheid en Samenleving 2012, p. 34 149 Art. 3:2 Wvggz