• No results found

Natuur in Buitenvaart; een inventarisatie van planten en dieren op het toekomstige bedrijventerrein Buitenvaart 2 in de gemeente Hoogeveen, met een advies voor compenserende en mitigerende maatregelen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Natuur in Buitenvaart; een inventarisatie van planten en dieren op het toekomstige bedrijventerrein Buitenvaart 2 in de gemeente Hoogeveen, met een advies voor compenserende en mitigerende maatregelen"

Copied!
70
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)Natuur in Buitenvaart.

(2) Dit onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van de Gemeente Hoogeveen.

(3) Natuur in Buitenvaart Een inventarisatie van planten en dieren op het toekomstige bedrijventerrein Buitenvaart 2 in de gemeente Hoogeveen, met een advies voor compenserende en mitigerende maatregelen H. van Blitterswijk C.J.M. van Vliet A.H.P. Stumpel H.M.P. Cappelle. Alterra-rapport 599 Alterra, Research Instituut voor de Groene Ruimte, Wageningen, 2002.

(4) REFERAAT H. van Blitterswijk, C.J.M. van Vliet, A.H.P. Stumpel en H.M.P. Cappelle, 2002. Natuur in Buitenvaart; Een inventarisatie van planten en dieren op het toekomstige bedrijventerrein Buitenvaart 2 in de gemeente Hoogeveen, met een advies voor compenserende en mitigerende maatregelen. Wageningen, Alterra, Research Instituut voor de Groene Ruimte. Alterra-599. 70 blz.; 9 fig.;.12 tab.; 31 ref. Dit rapport beschrijft de consequenties van de aanleg van bedrijventerrein Buitenvaart 2 in de Gemeente Hoogeveen op de aanwezige planten en dieren. Na een inventarisatie van het plangebied is vastgesteld wat de aanleg van het bedrijventerrein voor de aangetroffen soorten inhoudt. Met als juridisch kader de Flora- en faunawet, de Habitatrichtlijn, de Vogelrichtlijn en de Rode Lijsten is onderzocht welke maatregelen voor welke soorten getroffen dienen te worden om de gunstige staat van instandhouding niet in gevaar te brengen. Tenslotte is een advies opgesteld voor compenserende en mitigerende maatregelen. Trefwoorden: Inventarisatie, Habitatrichtlijn, Flora- en faunawet, Vogelrichtlijn, Rode Lijst, compensatie, mitigatie, Kleine groene kikker, amfibieën, vleermuizen. ISSN 1566-7197. Dit rapport kunt u bestellen door € 18,- over te maken op banknummer 36 70 54 612 ten name van Alterra, Wageningen, onder vermelding van Alterra-rapport 599. Dit bedrag is inclusief BTW en verzendkosten.. © 2002 Alterra, Research Instituut voor de Groene Ruimte, Postbus 47, NL-6700 AA Wageningen. Tel.: (0317) 474700; fax: (0317) 419000; e-mail: info@alterra.nl Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Alterra. Alterra aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.. Projectnummer 12154.01. [Alterra-rapport 599/EvL/12-2002].

(5) Inhoud Woord vooraf. 7. Samenvatting. 9. 1. Inleiding 1.1 Achtergrond 1.2 Doelstelling. 13 13 13. 2. Inventarisatie 2.1 Werkwijze 2.2 Algemene beschrijving van het plangebied 2.3 Zoogdieren 2.4 Vogels 2.5 Amfibieën 2.6 Vissen 2.7 Ongewervelde dieren 2.8 Flora 2.9 Conclusies uit de inventarisatie. 15 15 16 17 21 26 27 28 32 36. 3. Juridisch kader 3.1 Wet- en regelgeving 3.2 Rode Lijsten en lijsten met beschermde soorten 3.3 De afweging in een juridisch perspectief. 39 39 42 42. 4. Verwachte effecten en mogelijkheden voor compensatie en mitigatie 4.1 Inleiding 4.2 Zoogdieren 4.3 Vogels 4.4 Amfibieën 4.5 Vissen 4.6 Ongewervelde dieren 4.7 Flora 4.8 Uitstralende effecten. 47 47 48 49 51 53 54 56 57. 5. Conclusies en aanbevelingen. 59. Literatuur. Bijlagen 1 2 3 4. Beschijving van voorkomende vleermuissoorten Voorkomen van broedvogels in kilometerhok 231.524 Aangetroffen aandachtsoorten (flora) Botanische waarde per kilometerhok. 61. 63 65 67 69.

(6)

(7) Woord vooraf. In het recente verleden is diverse keren spanning ontstaan tussen natuurbelangen en andere maatschappelijke belangen. Zo werd vanwege het voorkomen van de Hamster de bouw van een bedrijventerrein in Heerlen uitgesteld en stokte de aanleg van de Betuwelijn door Modderkruipers die tijdens de werkzaamheden werden aangetroffen. De Flora- en faunawet, samen met de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn speelden hierbij een grote rol. Burgers en overheden hebben met de huidige wet- en regelgeving instrumenten in handen waarmee ze het belang van de natuur kunnen verdedigen en bijvoorbeeld projecten stil kunnen laten leggen. Om onnodige vertragingen en discussies bij projecten te voorkomen is zorgvuldige omgang met de regelgeving geboden. Inmiddels lijkt een breder besef te ontstaan dat natuurwaarden in een vroeg stadium moeten worden geïnventariseerd en moeten worden meegewogen bij de planvorming voor ruimtelijke ingrepen. Met de juiste maatregelen kan de schade van bepaalde ruimtelijke ingrepen aan natuurwaarden worden beperkt en soms zelfs worden voorkomen. Met dit doel is het onderzoek uitgevoerd naar de effecten van het toekomstige bedrijventerrein Buitenvaart 2 in de Gemeente Hoogeveen op de aanwezige planten en dieren. Aan het onderzoek naar het voorkomen van beschermde planten en dieren hebben veel mensen meegewerkt. Alterra wil Rob Vogel, Arnout-Jan Rossenaar, Kars Veling en de overige medewerkers en vrijwilligers van de Particuliere Gegevensbeherende Organisaties bedanken voor het leveren van de vele inventarisatiegegevens. Ook willen wij de heren P. Scheffers, B. Slijkoord, S. van Houten en A. Wijngaarden van de Gemeente Hoogeveen hartelijk bedanken voor de plezierige samenwerking, evenals dhr. J. de Zeeuw van Adecs Oost BV (projectleider Buitenvaart 2). Wageningen, december 2002 Henk van Blitterswijk Kees van Vliet Ton Stumpel Henk Cappelle. Alterra-rapport 599. 7.

(8) 8. Alterra-rapport 599.

(9) Samenvatting. De Gemeente Hoogeveen wilde bij de aanleg van bedrijventerrein Buitenvaart 2 in een vroeg stadium natuurwaarden opnemen en schakelde onderzoeksinstituut Alterra in om een inventarisatie te verrichten van de planten en dieren op de geplande locaties. Alterra heeft samen met de Vereniging Onderzoek Flora en Fauna (VOFF) gegevens verzameld uit diverse databestanden en deze aangevuld met veldinventarisaties. Tijdens de inventarisaties is vooral gekeken naar planten en dieren met een beschermde status, zowel op het geplande bedrijventerrein als in de direct omliggende gebieden. Voor vogels, vleermuizen, amfibieën, vissen en planten is de inventarisatie (nagenoeg) volledig. Van de andere diergroepen (overige zoogdieren, insecten, weekdieren) is een goed beeld ontstaan, mede gebaseerd op kennis van de ecologie van die groepen. Reptielen zijn niet aangetroffen. In het gebied en de directe omgeving zijn 62 soorten broedvogels aangetroffen, alle beschermd volgens de Flora- en faunawet. Zes soorten komen bovendien voor op de nationale Rode Lijst (Patrijs, Kwartelkoning, Geelgors, Grutto, Tureluur, Oeverzwaluw). Twee soorten worden genoemd in bijlage 1 van de Vogelrichtlijn (Kwartelkoning, Blauwborst). De Kwartelkoning staat bovendien op de lijst van soorten die wereldwijd bedreigd zijn. In het plangebied zelf komen drie soorten vleermuizen voor (Gewone dwergvleermuis, Watervleermuis, Laatvlieger). Kraamkamers zijn niet aangetroffen. In de directe omgeving van het plangebied komen vier soorten vleermuizen voor (Ruige dwergvleermuis, Gewone grootoorvleermuis, Meervleermuis, Rosse vleermuis). Alle vleermuizen zijn beschermd volgens de Flora- en faunawet en alle worden genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn; de Meervleermuis is bovendien vermeld op bijlage II van de Habitatrichtlijn. In totaal werden ruim 500 soorten planten aangetroffen in het gebied, waaronder 12 aandachtsoorten. Per kilometerhok loopt het aantall soorten uiteen van 134 tot 412. Vijf soorten zijn beschermd onder de Flora- en faunawet (Koningsvaren, Zwanebloem, Grote kaardebol, Gewone dotterbloem, Wilde gagel), acht soorten zijn vermeld op de Rode Lijst (Slofhak, Gagel, Moerasbasterdwederik, Moerashertshooi, Trilgraszegge, Waterkruiskruid, Engels gras en Brede waterpest). Drie van de Rodelijstsoorten zijn bovendien internationaal van belang en van Moerashertshooi is slechts één andere vindplaats in Drenthe bekend. Vijf soorten amfibieën zijn vastgesteld (Kleine watersalamander, Gewone pad, Middelste groene kikker, Kleine groene kikker en Bruine kikker). Alle soorten zijn beschermd volgens de Flora- en faunawet. De Kleine groene kikker is een Rodelijstsoort die ook vermeld staat op bijlage IV van de Habitatrichtlijn.. Alterra-rapport 599. 9.

(10) Het plangebied telt zeker zeven soorten vissen. Eén soort, de Grote modderkruiper, staat op de Rode Lijst en is beschermd volgens de Flora- en faunawet. Het gebied is van belang voor deze soort. In het plangebied zijn 19 soorten dagvlinders aangetroffen, in het direct omliggende gebied 21. Twee soorten staan op de Rode Lijst. Eén daarvan, de Koninginnepage is waarschijnlijk zwerver; een tweede, de Bruine vuurvlinder is tevens doelsoort voor het natuurbeleid van de Provincie Drenthe. Verder werden zeven soorten libellen waargenomen, veertien soorten schelpdieren en slakken, zes soorten sprinkhanen, alle zonder speciale beschermingsstatus. De belangrijkste biotopen en habitat betreffen de sloten en oevers in het gehele plangebied (er zijn vooral rijke sloten en oevers op plekken waar kwelwater aan de oppervlakte komt en waar veen in de ondergrond zit), de weilanden in het zuidelijk deel van het plangebied, de pingoruïne met omliggende weilanden en het bos in combinatie met de omliggende weilanden in Buitenvaart 2 Zuid. De wet- en regelgeving geeft een afwegingskader op grond waarvan de gevolgen van voorgenomen maatregelen voor de verschillende soorten moeten worden beoordeeld. Voor de Flora- en faunawet zijn alle van nature in Nederland voorkomende vissen, amfibieën en zoogdieren beschermd. Daarnaast kent de wet lijsten van beschermde soorten (planten én dieren) en kunnen soorten ingevolge de Habitatrichtlijn, de Vogelrichtlijn of de Rode Lijsten extra bescherming genieten. Voor de aanleg van het bedrijventerrein moet ontheffing worden aangevraagd van de geldende bepalingen van de Flora- en faunawet. De aanleg en de inrichting van het plangebied voorzien deels in vervangend leefgebied voor verschillende soorten. Wanneer de waterkwaliteit goed is, zullen libellen kunnen profiteren van de nieuwe wateren, evenals watergebonden flora, vissen, een aantal soorten amfibieën en overige waterfauna. De gevolgen van de aanleg van het bedrijventerrein pakken voor de aanwezige soorten diergroepen verschillend uit. Vleermuizen hoeven van nieuwe bebouwing weinig hinder te ondervinden, omdat de meeste lanen en grote bomen in stand blijven. Voor de waterafhankelijke soorten kunnen de geplande waterpartijen uitbreiding van hun jachtgebied betekenen. De aanleg van nieuwe bomenrijen betekent op langere termijn nieuw foerageergebied. Voor amfibieën wordt de waterhabitat in het terrein tussen Buitenvaart 2 Noord en Buitenvaart 2 Zuid vergroot door verbreding van de aanwezige sloten. Dit geldt vooral de meer algemene soorten. De habitat van de Kleine groene kikker in Buitenvaart 1 is verloren gegaan. De habitat in de pingo-ruïne in Buitenvaart 2 Zuid kan bij goed beheer en bij beschikbaar blijven van landhabitat intact blijven. Hier kan een nieuwe kernpopulatie ontstaan die samen met het omliggende leefgebied een levensvatbare metapopulatie vormt, mits voldoende compenserende maatregelen worden genomen in de vorm van aanleg van nieuwe poelen.. 10. Alterra-rapport 599.

(11) Een aantal soorten broedvogels raakt zijn broedgebied kwijt, andere soorten verliezen foerageergebieden. Voor de weidevogels is compensatie mogelijk in het omliggende landbouwgebied, onder andere door het afsluiten van nieuwe beheersovereenkomsten met boeren. Voor de bosvogels die mede afhankelijk zijn van omliggend agrarisch gebied kunnen mitigerende maatregelen worden getroffen. Vlinders van akkers en weilanden verliezen door de aanleg een deel van hun leefgebied. Door het aanleggen van vooral schrale bermen en door het maaibeheer gericht uit te voeren kan natuurwinst worden behaald voor onder andere een aantal soorten dagvlinders. Voor planten verdwijnt een aantal interessante groeiplaatsen langs de oevers van sloten. Deels wordt dit gecompenseerd door de aanleg van nieuwe sloten, de aanleg van plasdras-situaties langs die nieuwe sloten en het creëren van natuurvriendelijke oevers in het Tussengebied. Daarnaast kan bij een specifieke inrichting en een gericht beheer van de pingo-ruïne een zeer interessante vegetatie ontstaan. Dit rapport beschrijft een aantal maatregelen die getroffen dienen te worden om tenminste voor een aantal soorten dieren en planten de effecten van de voorgenomen ingrepen te beperken of te compenseren. Deze maatregelen zullen worden meegewogen door het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij bij de beoordeling van de aanvraag tot ontheffing van de Flora- en faunawet. Daarnaast kan de Gemeente Hoogeveen een aantal extra maatregelen treffen die met betrekkelijk geringe inspanningen goede resultaten voor natuur opleveren.. Alterra-rapport 599. 11.

(12) 12. Alterra-rapport 599.

(13) 1. Inleiding. 1.1. Achtergrond. De Gemeente Hoogeveen heeft in 2001 en 2002 het bedrijventerrein Buitenvaart 1 aangelegd. Tijdens het bouwrijp maken van dit terrein bleek daar de Kleine groene kikker (Rana lessonae) voor te komen; deze soort dient strikt te worden beschermd, o.a. omdat hij wegens zijn zeldzaamheid vermeld is in bijlage IV van de Habitatrichtlijn. Na een melding heeft de Algemene Inspectie Dienst de werkzaamheden (gedeeltelijk) laten stilleggen. De Gemeente heeft vervolgens maatregelen genomen om de aanwezige kikkers te redden door ze te verhuizen naar een geschikte habitat in de omgeving (Stumpel en Van Blitterswijk, 2002). De Regiodirectie Noord van het Ministerie van LNV heeft aan de voortgang van de werkzaamheden de voorwaarde verbonden, dat in de directe omgeving compenserende maatregelen worden uitgevoerd. Inmiddels is de Gemeente Hoogeveen gestart met de aanleg van het bedrijventerrein Buitenvaart 2. Dit bestaat uit twee gedeelten, Noord en Zuid (ook wel aangeduid met Riegmeer). Op Buitenvaart 2 Noord is men halverwege het jaar 2002 begonnen met de bouw van een kaasfabriek. Voor Buitenvaart 2 heeft de Gemeente onderzoek laten uitvoeren naar de aanwezige natuurwaarden en naar de mogelijkheden om de effecten van de voorgenomen ingrepen te verzachten of te compenseren.. 1.2. Doelstelling. Teneinde de benodigde ontheffingen te verkrijgen van artikel 25 van de Natuurbeschermingswet (ingediend voor Buitenvaart 2 Noord) en van de Flora- en faunawet (nog in te dienen voor Buitenvaart 2 Zuid), dient de Gemeente een overzicht te verschaffen van de soorten dieren en planten met een beschermde status in het gebied. Tevens moet een plan worden gemaakt voor compenserende en mitigerende maatregelen. In augustus 2002 heeft de Gemeente Hoogeveen aan Alterra de opdracht verstrekt om het benodigde onderzoek uit te voeren. Dit rapport doet verslag van het onderzoek. Eerste doel van het onderzoek is: Inzicht geven in de soorten planten en dieren die voorkomen op het terrein waar Buitenvaart 2 is gepland en die op grond van wetten en regelingen bescherming genieten. Uit de inventarisatie (hoofdstuk 2) blijkt dat in het plangebied organismen voorkomen die, gelet op de wet- en regelgeving niet mogen worden gedood of vernietigd, en waarvan hun hol, nest, voortplantings- en rustplaats niet mag worden verstoord of verontrust.. Alterra-rapport 599. 13.

(14) Tweede doel van het onderzoek is Het beschrijven van de effecten van de voorgenomen ingrepen; deze beschrijving is bedoeld om te worden gebruikt bij de onderbouwing van de ontheffingsaanvraag voor de ingrepen. Het rapport geeft daartoe een inschatting van de consequenties van de geplande ontwikkelingen op de voorkomende planten en dieren en op hun biotopen en habitats (hoofdstuk 0). Gebaseerd hierop is een overzicht gemaakt van compenserende en mitigerende maatregelen (Hoofdstuk 0). Deze maatregelen spelen een belangrijke rol bij de beoordeling door het Ministerie van LNV van de ontheffingsaanvraag voor bepalingen van de Flora- en faunawet. Om de ontheffingsaanvrage van de Flora- en faunawet te bespoedigen is gekeken naar de lijn die gevolgd wordt in het formulier: Aanvraag ontheffing ingevolge artikel 75, vierde lid, onderdeel C van de Flora- en faunawet, de ontheffing voor ruimtelijke ingrepen. Onderstaande tabel laat zien welke onderwerpen dit betreft en in welke hoofdstukken deze worden behandeld. Item uit het Laser-aanvraagformulier Ontheffing voor ruimtelijke ingrepen Aangeven wie verantwoordelijk is voor de uit te voeren activiteiten (Hoofdstuk 1) Actuele inventarisatie, op grond van de Flora- en faunawet, van beschermde dier- en plantensoorten die voorkomen op de geplande locatiekeuze (H 2) Beschrijving van de te verwachten schade, als gevolg van voorgenomen activiteit(en), aan de in deze aanvraag bedoelde beschermde dier- en plantensoorten (H 4) Beschrijving hoe de schade aan de beschermde dier- en plantensoorten tot een minimum kan worden beperkt bij uitvoering van de voorgenomen activiteit (H 4) Beschrijving van de voorgenomen mitigerende en/of compenserende maatregelen, indien schade onvermijdelijk is (H 4) Een topografische kaart met daarop ingetekend de locatie waar voorgenomen activiteit gepland is (H 2) Periode waarin de voorgenomen activiteit gepland is en onderbouwde reden van deze periode (H4) Per fase aangegeven wat de mogelijke gevolgen zijn van de voorgenomen activiteit (H 4). Bij die ontheffingsaanvraag dient de gemeente Hoogeveen te zorgen voor invulling van de volgende punten uit het formulier; deze punten zijn in dit onderzoek niet meegenomen: Item uit het Laser-aanvraagformulier Ontheffing voor ruimtelijke ingrepen Onderbouwing van de keuze voor de geplande locatie en onderzoek naar alternatieve locaties; Toelichting hoe de afweging van de voorgenomen activiteit tot stand is gekomen; Onderbouwing van het maatschappelijk belang van de voorgenomen activiteit; Onderbouwing van de keuze voor de geplande locatie en onderzoek naar alternatieve locaties.. Er is voor gekozen om twee ambitieniveaus aan te geven. Het eerste ambitieniveau is het minimum pakket maatregelen dat vereist is om te voldoen aan de voorwaarde in de regelgeving dat duurzaam voortbestaan van de betreffende soorten is gewaarborgd. Daarnaast wordt een aantal maatregelen genoemd die kunnen leiden tot verbetering van het gebied voor bepaalde soortgroepen. Bovenop het minimum voor duurzaam voortbestaan bieden deze maatregelen de Gemeente de mogelijkheid iets extra’s te doen voor de natuur (hoofdstuk 4).. 14. Alterra-rapport 599.

(15) 2. Inventarisatie. 2.1. Werkwijze. Het onderzoeksgebied ligt ten zuid-oosten van Hoogeveen (Figuur 1) en omvat de geplande bedrijventerreinen Buitenvaart 2 Noord, Buitenvaart 2 Zuid (Riegmeer) en de aangrenzende gebieden. Het gehele gebied is geïnventariseerd op de aanwezigheid van dieren en planten, waarbij met name aandacht is besteed aan soorten, die onder een beschermingsregime vallen (Flora- en faunawet, Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn en Rode Lijsten). Buitenvaart 2 Noord en Zuid en het gebied ertussen zijn intensief geïnventariseerd, de omliggende terreinen minder intensief. De laatste gebieden zijn geïnventariseerd omdat zij een rol kunnen spelen bij het voorbestaan van de aanwezige soorten en de te nemen compenserende maatregelen.. Hoogeveen. Buitenvaart 2 Noord Buitenvaart 1 Hollandsche Veld Tussengebied. Buitenvaart 2 Zuid. Zuidwolder waterlossing. Figuur 1 Situering van het onderzoeksgebied. Alterra-rapport 599. 15.

(16) Het grootste deel van de gegevensverzameling is gedaan door de Vereniging Onderzoek Flora en Fauna (VOFF). Hierbij is gebruik gemaakt zowel van eerder verzamelde gegevens als van nieuw veldonderzoek. Dit veldonderzoek werd gecoördineerd door de VOFF en is uitgevoerd door specialisten van de Stichting Floristisch Onderzoek Nederland (FLORON), Vogelonderzoek Nederland (SOVON) en de Vlinderstichting. Deze gegevens zijn aangevuld met eigen waarnemingen van de auteurs, gegevens uit de database van de Provincie Drenthe, gegevens uit de database van European Invertebrate Survey (EIS Nederland) en rapporten van bureau Ecogroen (de Vries, 2002) en de Werkgroep Amfibieën en Reptielen Drenthe (WARD). Bij elke paragraaf over een soortgroep staat een alinea over de ecologische betekenis van de aangetroffen soorten. Deze betekenis is afhankelijk van de vraag hoe zeldzaam, bedreigd of kwetsbaar de betreffende soort is en of er sprake is van een neergaande dan wel een opgaande trend in de aantallen.. 2.2. Algemene beschrijving van het plangebied. Het terrein bestaat overwegend uit (voormalig) landbouwgebied, afgewisseld met bomenrijen, kleine bosjes en verspreide bebouwing. Het landbouwgebied wordt doorsneden door tal van oude wijken (deels verland), sloten en aan de zuidkant begrensd door de Zuidwolder Waterlossing. Het agrarisch gebied is voor ongeveer 80% in gebruik als grasland (<10% op 17 juni nog niet gemaaid) en 20% als akkerland, voornamelijk met maïs, gerst en andere granen. Bodemkundig gezien is het gebied rijk geschakeerd. Zand, veen en keileem komen op wisselende dieptes en in variërende diktes voor. De pingo-ruïne is een bijzonder aardkundig en archeologisch object. Opgaande vegetatie in de vorm van bomen en struiken is voornamelijk te vinden langs de wegen in het gebied en in de bebouwde kom van Hollandscheveld. Het merendeel van de bomen langs de wegen bestaat uit oudere zomereiken (Quercus robur). In Buitenvaart 2 Noord en Buitenvaart 2 Zuid liggen enkele kleine percelen van voornamelijk eik en berk met lokaal dichte ondergroei (boomhoogte 5-15m). Tussen de verharde wegen liggen vrij grote, weinig toegankelijke en daardoor rustige, meest open agrarische gebieden. Hier en daar is bij verspreide bebouwing opgaande erfbeplanting aanwezig. Op enkele plaatsen zijn bomenrijen, lage struiken en wat braamstruwelen te vinden. In het Provinciaal Omgevingsplan van de Provincie Drenthe staat aangegeven dat het plangebied landschappelijk gezien gedeeltelijk ligt in een gebied van de hoogste cultuurhistorische gaafheidsklasse. Het betreft hier het landschapstype ‘veenkoloniën’, open landschap met een rechthoekig patroon van kavels en wijken. In de provinciale ecologische structuur is een deel van het het plangebied onderdeel van een groter gebied met waarde voor ganzen, zwanen en steltlopers. Enkele grotere vaarten, sloten en wijken, waaronder de Zuidwolder Waterlossing zijn door de provincie aangemerkt als ecologische verbinding.. 16. Alterra-rapport 599.

(17) De indeling in kilometerhokken wordt veel gebruikt als basis bij inventarisaties en is ook bij dit onderzoek toegepast, met name bij de inventarisatie van de databases. Figuur 2 laat de indeling van het onderzoeksgebied en de omgeving in kilometerhokken zien. Bij de veldinventarisaties is zoveel mogelijk een meer exacte plaatsbepaling gehanteerd.. 230-527. 231-527. 232-527. 233-527. 234-527. 230-526. 231-526. 232-526. 233-526. 234-526. 230-525. 231-525. 232-525. 233-525. 234-525. 230-524. 231-524. 232-524. 233-524. 234-524. 230-523. 231-523. 232-523. 233-523. 234-523. © Topografische Dienst, Emmen. Figuur 2 Kaart van het plangebied met indeling in kilometerhokken. 2.3. Zoogdieren. 2.3.1. Algemeen. Tijdens de veldbezoeken werden enkele Reeën (Capreolus capreolus), Hazen (Lepus europaeus) en Konijnen (Oryctolagus cuniculus) waargenomen. Rondom het eikenbosje aan de noordkant van het plangebied werden vraatsporen aangetroffen die aan een Das (Meles meles) kunnen worden toegeschreven, maar tijdens het onderzoek zijn geen zichtwaarnemingen gedaan, noch is de aanwezigheid van een das in de databestanden bekend. Gezien de aanwezigheid van een faunapassage aan de noordzijde van Buitenvaart 2 Noord zou het hier om een zwervend exemplaar kunnen gaan. Met uitzondering van de vleermuizen is geen systematische inventarisatie verricht van de zoogdieren.. Alterra-rapport 599. 17.

(18) 2.3.2 Vleermuizen Gegevens databank VZZ In de zoogdierdatabank van de Vereniging voor Zoogdierkunde en Zoogdierbescherming (VZZ) zijn geen waarnemingen aanwezig uit de kilometerhokken van het onderzoeksgebied zelf. Uit de omliggende kilometerhokken zijn waarnemingen aanwezig van 7 soorten: Gewone dwergvleermuis, Ruige dwergvleermuis, Laatvlieger, Watervleermuis, Meervleermuis, Gewone grootoorvleermuis en Rosse vleermuis. In bijlage 1 wordt kort een beschrijving van de soorten gegeven. Tabel 1 Waargenomen soorten in het plangebied en de directe omgeving Wetenschappelijke naam Pipistrellus pipistrellus Pipistrellus nathusii Eptesicus serotinus Myotis daubentonii Myotis dasycneme Nyctalus noctula Plecotus auritus. Nederlandse naam Gewone dwergvleermuis Ruige dwergvleermuis Laatvlieger Watervleermuis Meervleermuis Rosse vleermuis Gewone grootoorvleermuis. Plangebied + + + -. Omgeving + + + + + + +. Gegevens uit veldinventarisatie In de nacht van 25 op 26 juni 2002, van 22.00 tot 04.30 uur is het gebied geïnventariseerd met behulp van een vleermuisdetector (Petterson ultrasound detector D 100 met koptelefoon). Het gebied werd hierbij langzaam fietsend doorkruist. Bij het passeren van watergangen werd steeds enkele minuten gepost om te luisteren naar eventueel aanwezige Watervleermuizen of Meervleermuizen. Er is gebruik gemaakt van het bestaande wegennet, wat betekent dat van de deelgebieden voornamelijk de randen zijn onderzocht. Deze randen zijn ook de plekken waar vleermuizen verwacht kunnen worden vanwege de daar aanwezige bomenrijen en houtwallen. De inventarisatieroute is drie keer afgelegd. Tijdens de eerste twee rondes is gekeken naar jagende dieren, de laatste ronde is gezocht naar zwermende dieren (zwermende dieren wijzen op de aanwezigheid van een verblijfplaats). De resultaten geven een redelijk betrouwbare indruk van de aanwezigheid van jagende vleermuizen in het gebied. Schaars voorkomende of moeilijk waarneembare soorten kunnen echter zijn gemist. Ook het vinden van verblijfplaatsen is in dit geval grotendeels afhankelijk van toeval. Verblijfplaatsen zijn tijdens de inventarisatie niet gevonden. Deze beperkingen zijn deels ondervangen door ook reeds bekende gegevens in het onderzoek te betrekken. Tijdens de inventarisatie zijn in het plangebied drie soorten vleermuizen waargenomen, namelijk Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger en Watervleermuis (Tabel 1) De plaatsen van waarneming en belangrijke vliegroutes zijn gegeven in Figuur 3. De Gewone dwergvleermuis en de Laatvlieger zijn in het onderzoeksgebied jagend waargenomen langs het merendeel van de in het gebied aanwezige opgaande vegetatie, waarbij de meeste waarnemingen zijn gedaan in de buurt van de. 18. Alterra-rapport 599.

(19) bebouwing. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de daar naar verwachting aanwezige verblijfplaatsen. Van de Watervleermuis zijn tijdens de 2e inventarisatie jagende individuen waargenomen boven een tweetal plasjes aan de oostkant van het gebied Buitenvaart 1. Boven de watergangen in het onderzoeksgebied zelf zijn, ondanks gericht zoeken, géén watervleermuizen waargenomen. Een verblijfplaats van de soort in het gebied is mogelijk, maar gezien het geringe aantal waarnemingen niet waarschijnlijk. Indien er een verblijfplaats aanwezig is, gaat het waarschijnlijk om enkele mannetjes, die in kleinere groepen verblijven dan de vrouwtjes met jongen.. Alterra-rapport 599. 19.

(20) 0. 231. 232. 526. 233. 526. 1a. 1c. 1b. 525. 525. 2. 4. 524. 524. 3. Dwergvleermuis 523. 0. Watervleermuis. 523. Laatvlieger. 231. 232. 233. Figuur 3 Vleermuizen in Buitenvaart. De streepjeslijnen geven de belangrijkste vliegroutes weer (toelichting in de tekst). Ecologische betekenis Uit de inventarisatiegegevens en ecologische kennis van de verschillende soorten kan worden afgeleid dat voor de vleermuizen in het gebied met name de bomenrijen en. 20. Alterra-rapport 599.

(21) houtwallen van belang zijn (zie Figuur 3). Deze dienen niet alleen als jachtgebied, maar ook als landschappelijk geleidingselement tussen de verblijfplaatsen en de jachtgebieden. Daarnaast vormen aanwezige holtes in een deel van de bomen potentiële verblijfplaatsen voor vleermuizen. Dit betekent dat deze bomenrijen en houtwallen zoveel mogelijk gespaard moeten worden bij de inrichting van het gebied tot industrieterrein. Door een bomenrij aan de voet in te planten met (inheemse) struiken kan deze omgevormd worden tot een volwaardige houtwal, die ook kan dienen als leefgebied en verbindingsroute voor diverse andere faunagroepen (bijvoorbeeld kleine zoogdieren, vogels en insecten). Belangrijke gebiedselementen voor vleermuizen zijn: - de eikenlaan aan de noordzijde van het plangebied - de eikenwal op het terrein van de kaasfabriek in Buitenvaart 2 Noord - de eikenlaan langs de Lange Dijk - de laan van de Riegshoogtendijk - de randen van de bosjes in het gebied - de waterpartijen. De in het onderzoeksgebied waargenomen soorten (Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger en Watervleermuis), alsmede de in het gebied te verwachten soorten (Ruige dwergvleermuis en Gewone grootoorvleermuis) vallen alle onder meerdere nationale en internationale wet- en regelgevingen, te weten: Flora- en faunawet, bijlage 4 van de Habitatrichtlijn, bijlage 2 en 3 van de Conventie van Bern, bijlage 2 van de Conventie van Bonn en de Bats agreement (Overeenkomst inzake de bescherming van vleermuizen in Europa). Dit rapport gaat er van uit dat de bepalingen uit de internationale overeenkomsten zijn geïmplementeerd in de Floraen faunawet. Vermelding in bijlage 4 van de Habitatrichtlijn geeft aan dat een soort in Europees verband extra bescherming verdient.. 2.4. Vogels. Gegevens uit databestanden In de databestanden van SOVON zijn veel gegevens voorhanden uit kilometerhok 231.524. Dit kilometerhok is in 2001 bezocht in het kader van het Atlasproject voor broedvogels (SOVON, 2002). Het kilometerhok is daarbij twee maal integraal geïnventariseerd. In totaal werden 35 soorten vastgesteld (bijlage 2). Hieronder bevonden zich geen Vogelrichtlijn- of Rodelijstsoorten. Wel werd een Blauwelijstsoort vastgesteld namelijk de Scholekster. De blauwe lijst geldt voor “belangrijke soorten”. De scholekster is op deze lijst geplaatst vanwege de internationale verantwoordelijkheid die Nederland hiervoor draagt (Bron: SOVON). Daarnaast werden vijf doelsoorten vastgesteld (zie volgend kader).. Alterra-rapport 599. 21.

(22) Doelsoorten Natuurkwaliteit is in het vigerende beleid van Rijksoverheid en Provincies onder meer geoperationaliseerd aan de hand van doelsoorten. Voor die circa 2700 soorten waarvan voldoende gegevens bekend zijn (dat is minder dan 8% van de totale diversiteit in Nederland van ongeveer 35.000 soorten) is bezien of ze voldoen aan de volgende drie criteria (zgn. itz-criteria): de internationale betekenis van het behoud van de soort in Nederland (i), de soort vertoont in Nederland een dalende trend (t), en de soort is in Nederland zeldzaam (z). De soorten die aan tenminste twee van deze drie criteria voldoen, de doelsoorten, vormen de speerpunten in het beleid: zij vragen door hun zeldzaamheid, achteruitgang en onze specifieke verantwoordelijkheid de meeste beleidsaandacht. Voor de overige soorten zou beleidsaandacht minder urgent zijn. In deze kwaliteitsbepaling en -uitwerking in criteria en doelsoorten ligt het accent sterk op de ecologische benadering en de intrinsieke waarde van natuur.. Gegevens uit veldinventarisatie 2002 Tijdens een veldbezoek op 17 juni 2002 is het gebied tussen 04.00-07.30 uur per fiets en lopend doorkruist, waarbij in vrijwel alle terreindelen waarnemingen werden gedaan van vogels met broedgedrag (zang, alarm, e.d.) en andere waarnemingen. De verzamelde informatie geeft een vrij volledig beeld van kwalitatieve samenstelling van de broedvogelbevolking. Van 62 soorten duiden de waarnemingen op broeden in het gebied (Tabel 2) en de directe omgeving. Van vroeg in het seizoen actieve soorten, maar wellicht ook van enkele andere is de informatie waarschijnlijk onvolledig (o.a. Boompieper, Braamsluiper, Bonte Vliegenvanger, Glanskop, Matkop, Goudvink). Alle aantallen in de tabel moeten beschouwd worden als minima. De soorten die sterk aan gebouwen, tuinen en erven zijn gebonden (14 soorten), zijn gemerkt met *; deze soorten foerageren geregeld in het agrarisch gebied. Weide- en watervogels zitten vooral in deels niet gemaaid grasland in het gebied tusssen Buitenvaart 2 Noord en Buitenvaart 2 Zuid, waar diverse percelen zijn voorzien van bordjes ‘Weidevogelgebied’. Gezien hun gedrag hebben vrijwel alle aanwezige Kieviten, Wulpen, Scholeksters, Grutto’s en Tureluurs jongen. De Kwartels en Gele kwikstaarten zitten vooral in graanakkers en niet gemaaid gras. Grasmus, Kneu en Geelgors zijn veel te vinden in ruigbegroeide perceelsranden (wilg, afgezette els of eik, braam, kruiden) en de Bosrietzanger en Rietgors op vochtig-natte plekken met rietruigte. Bosvogels concentreren zich in de drie bospercelen, vooral de twee zuidelijke. Veel bosvogels zijn voor hun voedsel afhankelijk van omliggend agrarisch gebied. Buiten het gebied zijn enkele bijzondere soorten vastgesteld: Kwartelkoning, Kleine Plevier (1 paar), Oeverzwaluw (10 paren) en Blauwborst (1). Met name aan het voorkomen van de Kwartelkoning kan grote betekenis worden toegekend. De soort stelt eisen aan de kwaliteit van het agrarisch gebied waaraan de moderne landbouw moeilijk kan voldoen. De Blauwborst betreft een incidentele waarneming in het broedseizoen op het terrein van Buitenvaart 1; van deze soort werd geen broedgeval vastgesteld. Tijdens de veldinventarisatie zijn de volgende soorten foeragerend vastgesteld: Aalscholver (3 exemplaren), Blauwe Reiger (8), Kokmeeuw (25), Gierzwaluw (20),. 22. Alterra-rapport 599.

(23) Oeverzwaluw (10), Roek (10) en tevens door Wilde Eenden (honderden ruiende vogels in zomergroepen). Tabel 2. Waarnemingen van broedvogels in juni 2002 Wetenschappelijke naam 1.. Cygnus olor. Nederlandse Naam Totaal BV2 BV2 BV2 noord tussen zuid Knobbelzwaan 1 1. 2.. Anas platyrhynchos. Wilde Eend. +. 3.. Aythya fuligula. Kuifeend. 1. 4.. Buteo buteo. Buizerd. 3. 1. 5.. Falco tinnunculus. Torenvalk. 1. 1. 6.. Perdix perdix. Patrijs. 1. 1. 7.. Coturnix coturnix. Kwartel. 2. 8.. Phasianus colchicus. Fazant. 8. 9.. Crex crex. Kwartelkoning. 0. +. +. + 1. 2. 2. 1. 1. 2. 4 1. 10. Gallinula chloropus. Waterhoen. 3. 1. 2. 11. Fulica atra. Meerkoet. 4. 1. 1. 2. 12. Haematopus ostralegus. Scholekster. 10. 3. 3. 4. 13. Vanellus vanellus. Kievit. 6. 3. 3. 14. Limosa limosa. Grutto. 1. 15. Numenius arquata. Wulp. 3. 2. 1. 16. Tringa totanus. Tureluur. 1. 17. Columba oenas. Holenduif*. 2. 18. Columa palumbus. Houtduif. +. 19. Streptopelia turtur. Turkse Tortel*. +. 20. Dendrocopus major. Grote Bonte Specht. 3. 3. 21. Dendrocopus minor. Kleine Bonte specht. 1. 1. 22. Alauda arvensis. Veldleeuwerik. 2. 23. Hirunda rustica. Boerenzwaluw*. +. 24. Anthus pratensis. Graspieper. 25. Motacilla flava. Gele Kwikstaart. 26. Motacilla alba. Witte Kwikstaart*. +. +. +. +. 27. Troglodytes troglodytes. Winterkoning. +. +. +. +. 28. Prunella modularis. Heggenmus. +. +. +. +. 29. Erithacus rubecula. Roodborst. +. +. +. +. 30. Phoenicurus ochruros. Zwarte Roodstaart*. +. +. +. +. 31. Phoenicurus phoenicurus. Gekraagde Roodstaart 1. 32. Turdus merula. Merel. +. +. +. +. 33. Turdus philomelos. Zanglijster. +. +. +. +. 34. Turdus viscivorus. Grote Lijster. 1. 35. Acrocephalus palustris. Bosrietzanger. 3. 1. 2. 1. 36. Hippolais icterina. Spotvogel*. 4. 1. 2. 1. 37. Sylvia communis. Grasmus. 27. 8. 5. 14. Alterra-rapport 599. zuid van BV2 zuid. 1 1. 1 +. 1. 1. +. +. 1. 1. +. +. 3. 1. 2. 3. 1. 2. +. 2. 1. 1. 23.

(24) Wetenschappelijke naam 38. Sylvia borin. Nederlandse Naam Totaal BV2 BV2 BV2 noord tussen zuid Tuinfluiter + + +. 39. Sylvia tricapilla. Zwartkop. +. +. +. +. 40. Phylloscopus collybita. Tjiftjaf. +. +. +. +. 41. Phylloscopus trochilus. Fitis. +. +. +. +. 42. Muscicapa striata. Grauwe Vliegenvanger 2. 1. 1. 43. Aegithalos caudatus. Staartmees. 1. 44. Parus caeruleus. Pimpelmees. +. +. +. +. 45. Parus major. Koolmees. +. +. +. +. 46. Sitta europaea. Boomklever. 1. 47. Certhya brachydactyla. Boomkruiper. +. 48. Oriolus oriolus. Wielewaal. 1. 1. 49. Garrulus glandarius. Gaai. 1. 1. 50. Pica pica. Ekster*. +. 51. Corvus monedula. Kauw*. +. +. +. +. 52. Corvus corone. Zwarte Kraai. +. +. +. +. 53. Sturnus vulgaris. Spreeuw*. +. +. +. +. 54. Passer domesticus. Huismus*. +. +. +. +. 55. Passer montanus. Ringmus*. +. +. +. +. 56. Fringilla coelebs. Vink. +. +. +. +. 57. Carduelis chloris. Groenling*. +. +. +. +. 58. Carduelis carduelis. Putter*. 1. 59. Carduelis cannabina. Kneu. 3. 3. 60. Coccothraustes coccothraustes. Appelvink. 1. 1. 61. Emberiza citrinella. Geelgors. 2. 62. Emberiza schoeniclus. Rietgors. 2. zuid van BV2 zuid. 1. 1 +. +. +. +. +. +. 1. 1. 1. 1 1. 1. Ecologische betekenis In het gebied komt een flink aantal soorten broedvogels voor; alle soorten vogels zijn beschermd in het kader van de Flora- en faunawet. De afwisseling tussen open land, bosjes, struiken en water maakt het voor meerdere soorten een interessant gebied. De weidevogels Grutto, Wulp, Scholekster en Tureluur zijn broedvogel, zowel in het plangebied als in de omgeving. Vijf soorten broedvogels die in het plangebied voorkomen staan op de nationale Rode Lijst (Patrijs, Geelgors, Grutto, Tureluur, Oeverzwaluw). De Blauwborst is waargenomen, maar hiervan is geen broedgeval vastgesteld; deze soort komt behalve op de rode lijst, ook voor op bijlage 1 van de Vogelrichtlijn. De Kwartelkoning is waargenomen ten zuiden van Buitenvaart 2 Zuid. Omdat ook deze soort voorkomt op bijlage 1 van de Vogelrichtlijn wordt gekeken naar de mogelijk externe effecten van de plannen op de soort.. 24. Alterra-rapport 599.

(25) 0. 231. 232. 233. 526. 526 79. 50. 69. 80. 25. 81 82 1 11 51. 78. 49. 13. 48. 2 83 84. 16. 3. 86. 47. 85. 525. 45. 52. 22. 54. 74. 40. 41 21. 525. 53. 44. 19 63. 68. 6 17. 5. 90. 4. 70 65. 92 39. 64. 56. 7. 93. 27. 29. 15 100. 71. 524. 58 66. 94. 55. 18. 88 26. 12 87. 35. 89. 91. 43 104. 72. 524. 42. 99. 98. 95. 20. 8. 14. 101. 97. 76. 9. 23. 77 73 102 38 103. 59. 67. 57. 96. 46. 33. 37 10. 34. 60. 36. 24 105. 62. 61. 31 28. 32. 523. 30. 523. 75. 0. 231. 232. 233. Figuur 4 Broedvogels Buitenvaart. Alterra-rapport 599. 25.

(26) Naam Scholekster Bosrietzanger Buizerd Patrijs Kievit Grauwe vliegenvanger Putter Torenvalk Wulp Kwartelkoning Graspieper Kneu Kwartel Knobbelzwaan Rietgors Zwarte roodstaart Kleine plevier Spotvogel Gekraagde roodstaart Gele kwikstaart Grote bonte specht Tureluur Kuifeend Holenduif Kleine bonte specht Boomklever Wielewaal Putter Geelgors Grasmus Grote Lijster Oeverzwaluw. Nummer op de kaart (Figuur 4) 1 t/m 10 11,12, 36 13,14,15 16 17,18,19,20, 42, 72 21,22,23 24 25 26,27,28,29, 41`, 49 30 31, 32, 33, 34, 35 37, 38, 73 39, 68, 75 40 43, 44 45, 46, 47, 48, 53, 65 50 51, 54, 55, 60 52 56, 57 58, 59, 76 61 62 63, 64 66 70 71 74 77, 78 79 t/m 105 67 69. Tabel 3 Verklaring van de nummers in Figuur 4, Broedvogels Buitenvaart. 2.5. Amfibieën. Gegevens uit databestanden en inventarisaties De aanwezigheid van amfibieën is gebaseerd op gegevens in databases bij de Provincie Drenthe, inventarisaties door de Werkgroep Amfibieën en Reptielen Drenthe (Van Dorp en Donker, 2001) en eigen waarnemingen van de auteurs. De aanwezigheid van drie soorten kikkers (Kleine groene, Bruine en Middelste groene kikker) is vastgesteld, evenals die van één soort pad (Gewone pad) en één soort salamander (Kleine watersalamander). Vooral de aanwezigheid van de Kleine groene kikker in de pingo-ruïne in Buitenvaart 2 Zuid is bijzonder. Deze soort is opgenomen in bijlage 4 van de Habitatrichtlijn. Voor amfibieën is essentieel dat er naast de waterhabitat ook een landhabitat aanwezig is; de meeste amfibieën leven slechts een klein deel van het jaar in het water, met name in de voortplantingstijd, en een groot deel van het jaar op het land. Het is belangrijk dat zij hiervoor, naast voldoende voedsel, de beschikking hebben. 26. Alterra-rapport 599.

(27) over een habitat die voldoende beschutting biedt en mogelijkheden om onder stronken of een dikke strooisellaag te overwinteren. Tabel 4 Waargenomen amfibieën in plangebied Buitenvaart 2 Wetenschappelijke naam Rana lessonae Rana kl esculenta Rana temporaria Bufo bufo Triturus vulgaris. Nederlandse Naam Kleine groene kikker Middelste groene kikker Bruine kikker Gewone pad Kleine watersalamander. Flora en faunawet + + + + +. Rode lijst. HR. + -. IV -. Voort planting + + + + +. Ecologische betekenis Verschillende sloten zijn rijk aan amfibieën. Waarschijnlijk was er in Buitenvaart 1 sprake van een kernpopulatie Kleine groene kikkers (Stumpel en Van Blitterswijk, 2002) en ook elders in het gebied is dit niet uit te sluiten. Bij de gunstige staat van instandhouding van populaties is het van belang dat er uitwisseling tussen gebieden kan plaatsvinden. De voor de soort geschikte gebieden mogen hiervoor niet te ver uit elkaar zijn gelegen en moeten op een zodanige manier verbonden zijn dat de dieren geen barrières tegenkomen.. 2.6. Vissen. Gegevens uit databestanden en inventarisaties In de databestanden zijn geen gegevens over vissen beschikbaar. Langzamerhand wordt wat meer bekend over de verspreiding van soorten in Nederland, maar vissen zijn lange tijd een vergeten groep geweest. De meeste gegevens over vissen zijn tijdens de veldbezoeken door de auteurs verzameld. De gevonden soorten zijn vermeld in Tabel 5. Enkele gegevens zijn afkomstig van bureau Ecogroen (de Vries, 2002). Bijzonder is de aanwezigheid van de Grote modderkruiper. Deze soort is in de laatste dertig jaar sterk achteruit gegaan in Nederland, vermoedelijk mede als gevolg van geïntensiveerd slootbeheer. Een groot aantal modderkruipers (21) is aangetroffen bij de reddingsacties op Buitenvaart 1; tijdens inventarisaties door Ecogroen Advies is de soort eveneens aangetroffen in een watergang op Buitenvaart 2 Noord. Het is aannemelijk dat de soort op meerdere plekken in het gebied voorkomt. Tabel 5 Waargenomen vissen Wetenschappelijke naam. Nederlandse Naam. Misgurnus fossilis Tinca tinca Carassius auratus Gasterosteus aculeatus Pungitius pungitius Esox lucius Rutilus rutilus. Grote modderkruiper Zeelt Giebel Driedoornige stekelbaars Tiendoornige stekelbaars Snoek Blankvoorn. Alterra-rapport 599. Flora- en faunawet +. Rode lijst. HR. +. P, II. 27.

(28) Ecologische betekenis Bij het leegvangen van de sloten in Buitenvaart 1 bleek hoe rijk de sloten aan vissen waren: grote aantallen van verschillende soorten werden in dat gebied gevonden. Weliswaar zijn in het plangebied voor Buitenvaart 2 geen sloten leeggevangen, maar de incidentele vondsten duiden ook hier op grote aantallen. Het betreft vooral algemeen in Nederland voorkomende soorten. De Grote modderkuiper onderscheidt zich van de overige soorten, omdat deze soort is vermeld in bijlage II van de Habitatrichtlijn. Daaruit blijkt dat deze soort op Europees niveau gezien wordt als een zeldzame of bedreigde soort. In Nederland vertoont deze soort bovendien een achteruitgaande trend en om die reden is hij opgenomen in de Rode Lijst en beschermd volgens de Flora-en faunawet. Het slotenstelsel in het plangebied en daaromheen vormt een geschikte habitat. De aangetroffen exemplaren zijn van verschillende leeftijden en duidelijk is dat het hier een populatie betreft die zich voortplant.. Figuur 5 Grote modderkruiper (Misgurnus fossilis). 2.7. Ongewervelde dieren. 2.7.1. Dagvlinders. Voor deze analyse zijn alle vlinderwaarnemingen uit het databestand van de Vlinderstichting geselecteerd die afkomstig zijn uit het studiegebied. Deze korte analyse heeft betrekking op waarnemingen vanaf 1990. De waarnemingen zijn gedaan door vrijwilligers die in het gebied naar vlinders hebben gekeken en hun waarnemingen hebben doorgegeven en zijn dus niet gebaseerd op een vlakdekkende inventarisatie. Ter aanvulling zijn twee veldbezoeken aan het studiegebied gebracht (28 mei en 30 mei), met name om te onderzoeken of er in de deelgebieden Buitenvaart 1 en Buitenvaart 2 mogelijk leefgebied aanwezig is voor de Bruine vuurvlinder, een Rodelijstsoort die in 2000 nog is waargenomen in het omringend gebied. In het deelgebied Buitenvaart 1 zijn 11 soorten aangetroffen, waaronder een Rodelijstsoort, de Koninginnepage. Deze soort kan in het gebied als zwerver. 28. Alterra-rapport 599.

(29) beschouwd worden en heeft zich er waarschijnlijk niet voortgeplant. Van de overige waargenomen soorten zijn 5 soorten karakteristiek voor redelijk schraal, bloemrijk grasland. Dit type leefgebied is verspreid in het studiegebied aanwezig in bermen en oevers. In deelgebied Buitenvaart 2 Noord en Zuid zijn 19 soorten waargenomen, in het omringend gebied 21, waaronder de Bruine vuurvlinder (Lycaena tityrus), die als kwetsbaar is opgenomen op de Rode Lijst dagvlinders en die doelsoort is voor het provinciaal natuurbeleid van Drenthe. De Eikenpage (Neozephyrus quercus) is een andere soort die niet in Buitenvaart 1 en Buitenvaart 2 is waargenomen, maar wel in de directe omgeving. Deze soort is gebonden aan hoge gedeeltelijk vrijstaande zomereiken. Tabel 6 Waargenomen dagvlinders Wetenschappelijke naam Aglais urticae Anthocharis cardamines Aphantopus hyperantus Araschnia levana Celastrina argiolus Coenonympha pamphilus Gonepteryx rhamni Inachis io Lasiommata megera Lycaena phlaeas Lycaena tityrus Maniola jurtina Neozephyrus quercus Ochlodes faunus Pieris brassicae Pieris napi Pieris rapae Polygonia c-album Pyronia tithonus Thymelicus lineola Thymelicus sylvestris Vanessa atalanta Vanessa cardui. Nederlandse naam Kleine vos Oranjetipje Koevinkje Landkaartje Boomblauwtje Hooibeestje Citroenvlinder Dagpauwoog Argusvlinder Kleine vuurvlinder Bruine vuurvlinder Bruin zandoogje Eikenpage Groot dikkopje Groot koolwitje Klein geaderd witje Klein koolwitje Gehakkelde aurelia Oranje zandoogje Zwartsprietdikkopje Geelsprietdikkopje Atalanta Distelvlinder. Plangebied + + + + + + + + + + + + + + + + + + +. Omgeving + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + +. Ecologische betekenis Het aantal van 19 aangetroffen soorten in het plangebied van Buitenvaart 2 is een redelijk groot aantal voor een gebied van deze omvang. Er is momenteel een goed ontwikkelde vlinderbevolking van grasland aanwezig, maar daaronder bevinden zich geen Rodelijstsoorten.. Alterra-rapport 599. 29.

(30) 2.7.2 Libellen Van het gebied zijn in de gegevensbestanden geen gegevens over libellen aanwezig, wel zijn tijdens de veldbezoeken toevallige waarnemingen van libellen gedaan. De aanwezigheid van sloten met krabbescheer (Stratiotes aloides) maakt het mogelijk dat hier bijzondere libellen voorkomen. Het voorjaar is het goede seizoen om hiernaar nader onderzoek te doen; dat seizoen kon in het voorliggende onderzoek niet worden meegenomen. Tabel 7 Libellen in Buitenvaart 1 en 2 Wetenschappelijke naam Orthetrum cancellatum Aeshna mixta Aeshna cyanea Sympetrum vulgatum Sympetrum sanguineum Libellula depressa Enallagma cyathigerum Ischnura elegans. Nederlandse Naam Gewone oeverlibel Paardenbijter Blauwe glazenmaker Steenrode heidelibel Bloedrode heidelibel Platbuik Watersnuffel Lantaarntje. Plangebied + + + + + + + +. Omgeving + + + + + + +. Ecologische betekenis Doordat het gebied niet systematisch is onderzocht op libellen is de ecologische betekenis niet vast te stellen zonder aanvullend onderzoek. De habitat met rijk begroeide sloten en ontwikkelde oevervegetaties maakt de aanwezigheid van meer soorten libellen wel waarschijnlijk.. 2.7.3 Schelpdieren en slakken Gegevens uit databestanden In 1991 is kilometerhok 231.524 onderzocht op mollusken en deze gegevens zijn verwerkt in de databestanden van EIS-NL. In totaal zijn 14 soorten zoetwaterslakken gevonden; geen van deze soorten is wettelijk beschermd. Gegevens uit andere kilometerhokken zijn niet bekend.. 30. Alterra-rapport 599.

(31) Tabel 8 Zoetwatermollusken in kilometerhok 231.524 Wetenschappelijke naam Anisus vortex Bathyomphalus contortus Bithynia tentaculata Gyraulus albus Hippeutis complanatus Lymnaea stagnalis Musculium lacustre Physa fontinalis Physella acuta Radix auricularia Radix ovata [complex] Radix peregra s.s. Stagnicola palustris [complex] Valvata piscinalis. Nederlandse naam Draaikolkschijfhoren Riempje Grote diepslak Witte schijfhoren Vlakke schijfhoren Gewone poelslak Moeras-hoornschaal Bron-blaashoren Puntige blaashoren Oorvormige poelslak Ovale poelslak Begroeide poelslak Moeraspoelslak Vijver-pluimdrager. Ecologische betekenis Alle soorten zijn algemeen tot zeer algemeen in Nederland; ze komen voor in voedselrijke en goed begroeide wateren. Ze stellen geen bijzondere eisen aan hun leefomgeving. Door de ingrepen zullen bij het bouwrijp maken van het gebied enkele habitats verdwijnen, maar na aanleg blijven geschikte habitats aanwezig.. 2.7.4 Sprinkhanen Van sprinkhanen zijn wel databestanden bekend van het gebied maar geen nieuwe inventarisatiegegevens. In 1993 is het gebied van Buitenvaart 1 en 2 onderzocht op het voorkomen van Sprinkhanen. Dit leverde vijf soorten op, alle relatief talrijk en zonder wettelijke beschermingsstatus. Daarnaast werden in de directe omgeving van het studiegebied zes soorten sprinkhanen vastgesteld Tabel 9). Tabel 9 Sprinkhanen in het plangebied en directe omgeving Wetenschappelijke naam Chorthippus biguttulus Chorthippus brunneus Myrmeleotettix maculatus Omocestus viridulus Conocephalus dorsalis Tetrix unulata Tettigonia viridissima. Nederlandse naam Ratelaar Bruine sprinkhaan Knopsprietje Wekkertje Gewoon spitskopje Gewoon doorntje Grote groene sabelsprinkhaan. Plangebied + + + + _ +. Omgeving + + + + + +. Ecologische betekenis Er zijn geen soorten sprinkhanen of krekels aangetroffen die voorkomen op de Rode Lijst. De aangetroffen soorten zijn in Nederland algemeen tot zeer algemeen.. Alterra-rapport 599. 31.

(32) 2.8. Flora. Methode Het onderzoek naar de flora in Buitenvaart 2 is uitgevoerd door de Stichting Floristisch Onderzoek Nederland (FLORON). FLORON heeft een overzicht gemaakt van de in databestanden bekende floristische gegevens per kilometerhok en een inventarisatie uitgevoerd van het plangebied, in juli en augustus 2002, naar het voorkomen van aandachtsoorten (Habitatrichtlijnsoorten, Wettelijk beschermde soorten, Rode-Lijstsoorten en Doelsoorten). Floradatabank FlorBase De landelijke floradatabank FlorBase is een bestand met plantensoort-waarnemingen op kilometerhok-niveau. Het bestand bestaat uit gegevens van provincies, particulieren, terreinbeherende organisaties en instituten. Alle waarnemingen zijn van ná 1975. De beheerders van de databank dragen er zorg voor dat de waarnemingen van landelijk of regionaal vrij zeldzame soorten gecontroleerd worden op juistheid of waarschijnlijkheid van voorkomen. De controle betreft ruim 700, merendeels zeldzamere, soorten van de bijna 1.500 die op de Standaardlijst van de Nederlandse Flora zijn vermeld (Van der Meijden et al., 1991; 1996).. Gegevens uit de database Sinds 1975 zijn in het onderzoeksgebied alle kilometerhokken goed onderzocht. In Figuur 6 is het aantal waargenomen soorten per kilometerhok aangegeven. De kilometerhokken van Buitenvaart zijn omlijnd; de hokken van het Tussengebied zijn gearceerd weergegeven. Xkm► 229 Ykm▼ 526. 230. 231. 232. 233. 164. 166. 160. Xkm► 229 Ykm▼ 526. 230. 231. 232. 233. 1. 2. 525. 155. 160. 192. 154. 199. 525. 1. 5. 3. 3. 5. 524. 180. 153. 140. 153. 134. 524. 4. 4. 3. 2. 2. 523. 154. 188. 185. 178. 412. 523. 4. 6. 6. 3. 27. Figuur 6 Aantal soorten per kilometerhok in het onderzoeksgebied. (Dubbel omlijnd Buitenvaart 2 noord en zuid. Gearceerd Tussengebied). Figuur 7 Aantal aandachtsoorten per kilometerhok. Uit de gegevens van de database kunnen de volgende conclusies worden getrokken voor het gebied: (Tabel 10, Zie ook bijlage 3) • Er zijn geen vindplaatsen bekend van internationaal beschermde soorten • Er zijn 33 vindplaatsen van 10 nationaal beschermde soorten. Dit betreft soorten uit verschillende milieus. Enkele vindplaatsen zijn mogelijk terug te voeren op verwildering, maar de meeste soorten kunnen in het onderzoeksgebied worden beschouwd als van nature voorkomend (tabel 1). • Er zijn 44 waarnemingen van 23 soorten van de Rode Lijst 2000; al deze soorten staan ook op de Doelsoortenlijst. Van de Rodelijstsoorten zijn geen soorten bekend van de categorieën ernstig bedreigd of bedreigd.. 32. Alterra-rapport 599.

(33) • •. Er zijn 50 waarnemingen van 26 Doelsoorten; naast de genoemde Rodelijstsoorten betreft het 2 doelsoorten die niet op de Rode Lijst staan (Gele ganzenbloem en Waterkruiskruid). Er zijn 2 waarnemingen van 2 soorten die wel op de Rode Lijst 1990 zijn vermeld, maar niet meer op de latere of op een andere wijze aandachtsoort zijn. Het betreft het soorten die de afgelopen jaren weer vooruit zijn gegaan in voorkomen, of die minder zeldzaam zijn dan in 1990 werd verondersteld.. Tabel 10 Overzicht van in database aangetroffen (inter)nationaal beschermde plantensoorten. Wetenschappelijke naam. Nederlandse naam Rode Rode Doel Flora- Zeldzaam Aantal Lijst Lijst soort fauna heid 1990 2000 wet Butomus umbellatus Zwanebloem 1 8 10 Caltha palustris subsp. Gewone 1 8 1 palustris dotterbloem Campanula rotundifolia Grasklokje 1 8 1 Dactylorhiza majalis subsp. Brede orchis 3 3 1 1 5 1 majalis Dipsacus fullonum Grote kaardenbol 1 6 1 Epipactis helleborine Brede wespenorchis 1 8 2 Myrica gale Wilde gagel 4 1 1 7 3 Ornithogalum umbellatum Gewone vogelmelk 1 8 1 Osmunda regalis Koningsvaren 1 7 12 Platanthera bifolia Welriekende 3 2 1 1 5 1 nachtorchis Toelichting Zeldzaamheidsklasse: Rode Lijst 1990: Rode lijst 2000: GE:. 0: uitgestorven, 1-4: (zeer) zeldzaam, 5-6: minder-vrij algemeen, 7-9: algemeenuiterst algemeen. 0: verdwenen uit Nederland tot 4: gevoelig (Weeda et al., 1990). Gevoelig; KW: Kwetsbaar; BE: Bedreigd; EB: Ernstig bedreigd; VN: Verdwenen uit Nederland (Van der Meijden et al., 2000).. Gegevens uit de veldinventarisatie De veldinventarisatie heeft zich toegespitst op alle aandachtsoorten die volgens de Habitatrichtlijn (HR) of in de nieuwe Flora- en faunawet (FF) als wettelijk beschermd zijn aangemerkt. De nadruk lag op het geplande bedrijventerrein; van het omringende gebied is een quick scan uitgevoerd met het oog op het vinden van geschikte locaties voor compenserende maatregelen. Bij de inventarisatie is extra aandacht besteed aan de lijnvormige elementen als greppels, sloot- en slootkantvegetaties en houtwallen, omdat vooral hier aandachtsoorten te verwachten zijn. • • •. Er zijn in totaal 6 aandachtsoorten tijdens de inventarisatie aangetroffen (Tabel 11) Er zijn geen vindplaatsen gevonden van internationaal beschermde soorten. Er zijn 16 vindplaatsen aangetroffen van 3 nationaal beschermde soorten tijdens de inventarisatie.. Alterra-rapport 599. 33.

(34) • • •. Er zijn 3 waarnemingen van 3 soorten van de Rode Lijst 2000. Tijdens de inventarisatie zijn geen soorten van de categorieën Ernstig bedreigd of Bedreigd gevonden. Er zijn 3 waarnemingen van 3 Doelsoorten; alle aangetroffen doelsoorten zijn Rodelijstsoorten. Er zijn geen waarnemingen van soorten van de Rode Lijst 1990, die niet meer op de Rode Lijst 2000 staan.. Tabel 11 Overzicht van aangetroffen aandachtsoorten tijdens de inventarisatie. Wetenschappelijke naam Armeria maritima Osmunda regalis Butomus umbellatus Dipsacus fullonum Elodea canadensis Hypericum elodes Toelichting Zeldzaamheidsklasse: uiterst algemeen. Rode Lijst 1990: Rode lijst 2000:. Nederlandse naam Engels gras Koningsvaren Zwanebloem Grote kaardebol Brede waterpest Moerashertshooi. Zeldzaam Rode Rode heid lijst lijst 1990 2000 5 3 3 7 8 6 7 4 5 3 3. Doel Flora- en Aantal soort faunawet vind plaatsen 1 1 1 3 1 12 1 1 1 1 1 1. 0: uitgestorven, 1-4: (zeer) zeldzaam, 5-6: minder-vrij algemeen, 7-9: algemeen0: verdwenen uit Nederland tot 4: gevoelig (Weeda et al., 1990). 0: verdwenen uit Nederland tot 4: gevoelig (Weeda et al., 1990).. De groeiplaatsen van de gevonden aandachtsoorten bevinden zich op het toekomstige bedrijventerrein Buitenvaart 2 Noord, het Tussengebied en Buitenvaart 2 Zuid. Engels gras is op één plaats aangetroffen. Het gaat mogelijk om een verwilderd exemplaar uit een tuin, maar deze soort breidt zich in oost Nederland momenteel ook uit. Ook het voorkomen van Grote kaardebol berust mogelijk op verwildering. Opvallende soorten in het onderzoeksgebied zijn de Zwanebloem, de Koningsvaren en de Krabbescheer. Er zijn enkele groeiplaatsen met enkele exemplaren van Koningsvaren aangetroffen in sloot en greppelkanten. De Zwanebloem bleek met tientallen exemplaren aanwezig langs een waterloop aan de westzijde van het gebied. Belangrijk is de groeiplaats van Moerashertshooi in de pingoruïne. Moerashertshooi is zeer zeldzaam in Drenthe (slechts één andere vindplaats). Deze groeiplaats is ook bijzonder vanwege het voorkomen van andere soorten, waaronder veenmos (Sphagnum squarrosum), Groot glidkruid (Scutellaria galericulata), Moerasandoorn (Stachys palustris). De pingo-ruïne heeft grote potenties voor verdere natuurontwikkeling. Ecologische interpretatie Een veelgebruikte methode om de grote aantallen floristische gegevens uit kilometerhokken te interpreteren is het weergeven van de voor de flora relevante milieucondities en de kwaliteit van de vegetatie met behulp van ecotoopgroepen (Van der Meijden, 1995; Witte 1999). Kern van deze methode is dat soorten die vooral voorkomen bij specifieke standplaatscombinaties als indicator voor die condities worden gebruikt. In het onderzoeksgebied komen aandachtsoorten voor die op een grote verscheidenheid aan standplaatsen kunnen voorkomen.. 34. Alterra-rapport 599.

(35) •. •. •. Er komen in het onderzoeksgebied vrij veel soorten voor van aquatische milieus. Het hoogste aantal aandachtsoorten per ecotoopgroep is aangetroffen in de aquatische vegetatie van matig voedselrijk water. Het gaat daarbij om belangrijke soorten als Krabbescheer en Zwanebloem. Er komt in het onderzoeksgebied slechts een gering aantal aandachtsoorten voor van bossen en struwelen. Een van de soorten is de beschermde Brede wespenorchis, een soort die zich in Nederland uitbreidt als gevolg van de toenemende bebossing en het ouder worden van bosvegetaties. Het merendeel van de aangetroffen aandachtsoorten komt voor in kruidvegetaties van graslanden en wegbermen. Van de kruidvegetatie van natte matig voedselrijke bodem zijn 6 soorten aangetroffen, waaronder de beschermde Dotterbloem (Caltha palustris) en Brede orchis (Dactylorhiza majalis). Waarschijnlijk bevinden de groeiplaatsen van deze soorten zich voor het merendeel in de oeverzone van waterlopen en op extensief gebruikte natte delen van percelen.. In het onderzoeksgebied is slechts een beperkt aantal goed ontwikkelde ecotoopgroepen aanwezig. Dat duidt op een achteruitgang van met name voor het gebied karakteristieke groepen, terwijl er nog wel aandachtsoorten van bijzondere milieus worden aangetroffen. Dit verschijnsel wordt veelvuldig aangetroffen in Nederland, waar goed ontwikkelde vegetaties meer en meer verdwijnen als een gevolg van de steeds grote cultuurdruk (verstedelijking, eutrofiëring, verdroging, versnippering). In 5 kilometerhokken zijn de aquatische vegetaties van zeer voedselrijk water goed ontwikkeld aanwezig. Het gaat hier om vegetaties in sloten die door agrarisch gebruik van de omringende percelen veel voedingsstoffen bevatten. Op enkele plaatsen is bos en struweel op vochtige zeer voedselrijke bodem goed ontwikkeld aanwezig. De kruidvegetaties van natte zeer voedselrijke bodem zijn in een groot aantal kilometerhokken aangetroffen, maar zijn meestal in matig ontwikkelde vorm aanwezig. Kruidvegetaties op droge zeer voedselrijke bodem worden in diverse kilometerhokken in matig ontwikkelde vorm aangetroffen. Voedselarme ecotoopgroepen die kenmerkend zijn voor de pleistocene zandgronden, zijn in het onderzoeksgebied overwegend slecht ontwikkeld. Blijkbaar zijn door het overwegend intensieve agrarische gebruik ook in wegbermen en overhoekjes deze ecotopen in goed ontwikkelde vorm nauwelijks meer aanwezig. Er is één kilometerhok in het onderzoeksgebied met veel goed ontwikkelde ecotopen, namelijk 233-523 (Korte Wijkjes). Dit kilometerhok ligt niet op het te ontwikkelen bedrijventerrein, maar in het omringende gebied. Hier zijn 10 ecotoopgroepen zeer goed ontwikkeld. Het betreft ecotopen, die minder algemeen in Nederland voorkomen, namelijk bossen en struwelen op natte matig voedselrijke bodem, bossen en struwelen op vochtige voedselarme zwakzure bodem, bos en struweel op droge matig voedselrijke bodem en kruidvegetaties op natte en vochtige matig voedselrijke bodem. Bij uitvoering van de werkzaamheden voor natuurcompensatie wordt aangeraden om extra aandacht aan de standplaatsen van deze ecotopen in dit kilometerhok te besteden.. Alterra-rapport 599. 35.

(36) Xkm► 230 Ykm▼ 526. 231. 232. 233. 34. 46. 525. 54. 45. 38. 39. 524. 44. 32. 40. 33. 523. 69. 64. 49. 98. Figuur 8 Botanische natuurwaarde per kilometerhok in het onderzoeksgebied. (Dubbel omlijnd is Buitenvaart 2 noord en zuid. Gearceerd is tussen gebied). 2.9. Conclusies uit de inventarisatie. Uit de inventarisatiegegevens van alle soortgroepen blijkt dat in het plangebied en directe omgeving een aantal soorten voorkomt met een strenger beschermingsregime (Tabel 12). Tabel 12 Soorten met een hoge beschermingsstatus Wetenschappelijke naam. Nederlandse naam. Flora Habitat Vogel- IUCN Rode Lijst Opmerking en richtlijn richtlijn list fauna wet. Zwanebloem Koningsvaren Moerasbasterdwe derik Slofhak. + + -. -. nvt nvt nvt. -. -. -. nvt. -. Wilde gagel. +. -. nvt. -. Senecio aquaticus Caltha palustris subsp. palustris Carex brizoides. Waterkruiskruid Gewone + dotterbloem Trilgraszegge -. -. nvt nvt. -. -. nvt. -. Elodea canadensis Dipsacus fullonum Armeria maritima Hypericum elodes. Waterpest Grote kaardebol Engels gras Moerashertshooi. + -. -. nvt. -. Bruine vuurvlinder. +. -. nvt. -. + (kwets baar). Koninginnepage +. -. nvt. -. + (gevoelig). Planten Butomus umbellatus Osmunda regalis Epilobium palustre Anthoxanthum aristatum Myrica gale. Vlinders Lycaena tityrus. Papilio machaon. 36. + (gevoelig) + (internat. van belang) + (gevoelig) + (internat van belang). + (gevoelig) + + Zeer + (kwets baar,intern. zeldzaam in van belang Drenthe Waarneming 1991; Wel recent in omgeving Waarneming 1991. Alterra-rapport 599.

(37) Wetenschappelijke naam. Nederlandse naam. Flora Habitat Vogel- IUCN Rode Lijst Opmerking en richtlijn richtlijn list fauna wet. Vogels Perdix perdix. Patrijs. +. nvt. Crex crex. Kwartelkoning. +. nvt. Limosa limosa. Grutto. +. nvt. + Kwets baar -. Tringa totanus. Tureluur. +. nvt. -. Riparia riparia. Oeverzwaluw. +. nvt. -. Luscinia svecica. Blauwborst. +. nvt. +. -. Emberiza citrinella. Geelgors. +. nvt. -. -. + (bedreigd). HR4. nvt. -. -. HR4. nvt. -. -. nvt. -. -. nvt nvt. -. -. Zoogdieren Pipistrellus pipistrellus Gewone + Dwergvleermuis Pipistrellus nathusii Ruige + dwergvleermuis Myotis dasycneme Meervleermuis +. +. + (bedreigd) + (sterk bedreigd, kwetsbaar) + (bedreigd) + (bedreigd) + (bedreigd) -. Rosse vleermuis Gewone grootoor Laatvlieger Watervleermuis. + +. HR4, HR2 HR4 HR4. + +. HR4 HR4. nvt nvt. -. -. Groene kikker. +. -. nvt. -. -. Rana temporaria. Bruine kikker. +. -. nvt. -. -. Rana lessonae. Kleine groene + kikker Kleine + watersalamander. HR4. nvt. -. -. nvt. -. + (kwets baar) -. Gewone pad. +. -. nvt. -. -. Grote modderkruiper. +. HR2. nvt. + (lower risk, near threatened). Nyctalus noctula Plecotus auritus Eptesicus serotinus Myotis daubentonii Amfibieën Rana kl esculenta. Triturus vulgaris Bufo bufo Vissen Misgurnus fossilis. Alterra-rapport 599. Internationale betekenis Internationale betekenis. Losse waar neming in broedseizoen Internat van belang (broed seizoen). Voort planting Voort planting Voort planting Waarschijn lijk voort planting Voort planting. 37.

(38) 38. Alterra-rapport 599.

(39) 3. Juridisch kader. 3.1. Wet- en regelgeving. Voor de bescherming van flora, fauna, biotopen en habitats zijn diverse wetten en regelingen van kracht. De meest relevante regelgeving op het gebied van bos en natuur staat gegeven in onderstaand overzicht. De Flora- en faunawet is op dit moment voor Nederland de wet waaraan ruimtelijke ingrepen en de effecten daarvan op de natuur moeten worden getoetst. De bepalingen uit de Europese Habitatrichtlijn, de Vogelrichtlijn en de Conventie van Bern zijn in deze wet verwerkt. -. -. 3.1.1. FLORA- EN FAUNAWET Wet van 25 mei 1998, houdende regels ter bescherming van in het wild levende planten- en diersoorten. NATUURBESCHERMINGSWET Wet van 15 november 1967, houdende voorzieningen in het belang van de natuurbescherming. HABITATRICHTLIJN Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna. VOGELRICHTLIJN Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand. BERN CONVENTIE Verdrag inzake het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijk leefmilieu in Europa, Bern, 19 september 1979. RAMSAR CONVENTIE Overeenkomst inzake watergebieden van internationale betekenis, in het bijzonder als verblijfplaats voor watervogels, Ramsar, 2 februari 1971. RODE LIJSTEN De minister wijst ingevolge de Flora- en faunawet soorten aan die om uiteenlopende redenen extra beschermd moeten worden. Ook zijn er van de IUCN Rode Lijsten voor soorten waarvoor hetzelfde geldt op wereldschaal. BOSWET Wet houdende regels voor de bescherming en instandhouding van bos.. Flora- en faunawet. De Flora- en faunawet merkt alle van nature in Nederland voorkomende vissen, amfibieën, reptielen en zoogdieren en alle van nature op het Europees grondgebied voorkomende vogels aan als beschermde inheemse diersoorten. Daar vallen dus niet uitsluitend de soorten van Bijlage II en Bijlage IV van de Habitatrichtlijn onder en de soorten vermeld in Bijlage I van de Vogelrichtlijn maar alle soorten, dus ook de soorten die algemeen voorkomen. Ook plantensoorten die bescherming behoeven kunnen bij Algemene Maatregel van Bestuur worden aangewezen als beschermde soort.. Alterra-rapport 599. 39.

(40) De Flora- en faunawet stelt dat het verboden is dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen. Het is ook verboden deze dieren opzettelijk te verontrusten. Verder is het ook verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van deze dieren te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. Tenslotte verbiedt de wet ook het zoeken en rapen van eieren of de eieren uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen. Deze verbodsbepalingen gelden op gelijke wijze voor alle inheemse diersoorten. Verder in dit rapport worden de voorwaarden besproken waaronder van deze verbodsbepalingen kan worden afgeweken. Dan wordt het onderscheid tussen algemeen voorkomende soorten en de soorten van de Bijlagen van Habitat- en Vogelrichtlijn relevant. Voor vogels geldt, zoals zal blijken, een specifiek regime dat voor een deel het spoor van de soorten van Bijlage IV van de Habitatrichtlijn volgt. De Flora- en faunawet volgt deels de Natuurbeschermingswet op. Waar vroeger een ontheffing moest worden aangevraagd voor ingrepen op grond van artikel 25 van de Natuurbeschermingswet, moet die nu worden aangevraagd voor de Flora- en faunawet. Het feit dat er geen overgangsrecht is geregeld, betekent dat reeds ingediende aanvragen onder de Natuurbeschermingswet beoordeeld zullen worden volgens de criteria van de nieuwe wetgeving, dus de Flora- en faunawet.. 3.1.2. Soorten vermeld in Bijlage II van de Habitatrichtlijn. Bijlage II soorten zijn soorten waarvan op Europees niveau is erkend dat deze soorten in zodanige mate bedreigd of zeldzaam zijn dat de leefgebieden van die soorten als speciale beschermingszones moeten worden aangewezen. Een gebied kwalificeert om als speciale beschermingszone te worden aangewezen als is voldaan aan de criteria genoemd in Bijlage III van de Habitatrichtlijn en aan andere relevante wetenschappelijke criteria. Deze criteria hebben onder meer te maken met de omvang en dichtheid van de populatie van de soort in het gebied ten opzichte van de populaties op het nationale grondgebied, de mate van instandhouding van de elementen van het habitat dat van belang is voor de betrokken soort en herstelmogelijkheid en de mate van isolatie van de populatie in het gebied ten opzichte van het natuurlijk verspreidingsgebied van de soort. Het geldende beschermingsregime is neergelegd in art. 6 van de Habitatrichtlijn dat in de Natuurbeschermingswet zal worden geïmplementeerd Hiervoor is een wijziging van de Natuurbeschermingswet in procedure gebracht. Het plangebied is echter geen gebied dat als een speciale beschermingszone is aangewezen zodat het beschermingsregime van art. 6 Habitatrichtlijn niet van toepassing is en daarom geen bespreking behoeft. De in het plangebied voorkomende Bijlage II soort, de Grote modderkruiper, volgt daarmee in casu het spoor van de algemeen voorkomende soorten.. 40. Alterra-rapport 599.

(41) 3.1.3. Soorten vermeld in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn. Voor de bijlage IV soorten voorziet de Habitatrichtlijn in een ander beschermingsregime dan voor de bijlage II soorten. De soorten vermeld in bijlage IV zijn soorten waarvan is erkend dat er een algemeen stelsel moet worden opgezet om ze te beschermen. In de bepalingen van art. 12 t/m 16 van de Habitatrichtlijn is dit stelsel in concrete richtlijnbepalingen verder uitgewerkt (zie onderstaand overzicht). Artikel 12 t/m 16 van de Habitatrichtlijn. Deze richtlijnbepalingen houden in dat de Lidstaten de nodige maatregelen treffen om deze soorten te beschermen waarbij een verbod wordt ingesteld op: a. het opzettelijk vangen of doden van in het wild levende specimens van Bijlage IV soorten; b. het opzettelijk verstoren van die soorten, vooral tijdens de perioden van voortplanting, afhankelijkheid van de jongen, overwintering en trek; c. het opzettelijk vernielen of rapen van eieren in de natuur; d. de beschadiging of de vernieling van de voortplanting- of rustplaatsen; Van deze verbodsbepalingen kan worden afgeweken wanneer er geen andere bevredigende oplossing bestaat. De voorwaarde is dat de afwijking geen afbreuk doet aan het streven de populaties van de betrokken soort (dat zijn dus met name de Bijlage IV soorten) in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan en: a. in het belang van de bescherming van de wilde flora en fauna en van de instandhouding van de natuurlijke habitats; b. ter voorkoming van ernstige schade aan met name gewassen, veehouderijen, bossen, visgronden en wateren en andere vormen van eigendom; c. in het belang van de volksgezondheid en de openbare veiligheid of om andere dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en voor het milieu wezenlijke gunstige effecten; d. ten behoeve van onderzoek en onderwijs, repopulatie en herintroductie van deze soorten, alsmede voor de daartoe benodigde kweek, met inbegrip van de kunstmatige vermeerdering van planten; e. ten einde het onder strikt gecontroleerde omstandigheden mogelijk te maken op selectieve wijze en binnen bepaalde grenzen een beperkt, door de bevoegde nationale instanties vastgesteld aantal van bepaalde specimens van de in Bijlage IV genoemde soorten te vangen, te plukken of in bezit te hebben. De overige onderdelen van de artikelen 12 t/m 16 van de Habitatrichtlijn zijn voor de opdracht niet relevant.. De bescherming van de soorten van Bijlage IV wordt anders ingevuld dan de bescherming van de Bijlage II soorten, omdat voor de soorten van Bijlage IV de Lidstaten niet de verplichting hebben om hun leefgebied als een speciale beschermingzone aan te wijzen. Bijlage IV soorten worden beschermd door middel van een set verbodsbepalingen waarvan onder in de Habitatrichtlijn neergelegde voorwaarden mag worden afgeweken. Deze bepalingen en de afwijkingsmogelijkheid zijn nagenoeg letterlijk uit de Habitatrichtlijn in de Flora- en faunawet opgenomen. Daarmee wordt aangenomen dat aan de verplichting tot implementatie van de richtlijnbepalingen in nationaal recht is voldaan. Een correcte implementatie heeft als consequentie dat de werking van de. Alterra-rapport 599. 41.

(42) betreffende richtlijnbepalingen via de Flora- en faunawet tot gelding komt en dat voor de vaststelling van het juridisch beschermingsregime de betreffende richtlijnbepalingen geen rol meer speelt.. 3.2. Rode Lijsten en lijsten met beschermde soorten. De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij stelt ingevolge de Flora- en faunawet lijsten vast van met uitroeiing bedreigde of anderszins gevaar lopende soorten planten of dieren die van nature in ons land voorkomen. Ze worden altijd in de Staatcourant gepubliceerd. De lijsten geven aan of en in hoeverre een soort bedreigd is en of bij die soort een negatieve trend te bespeuren is. In het natuurbeleid van de rijksoverheid en de provincies spelen de rode lijsten een belangrijke rol. Voor de soorten die op deze lijsten voorkomen, worden onderzoek en werkzaamheden bevorderd, gericht op bescherming en beheer. Vaak worden voor deze soorten ook speciale beschermingsplannen opgesteld. Als extra toevoeging kan worden opgenomen of Nederland in internationaal verband een speciale plaats vervult bij de instandhouding van de betreffende soort. Inmiddels zijn rode lijsten gemaakt van dagvlinders, libellen, reptielen en amfibieën, zoetwatervissen, zoogdieren en vogels. Voor deze soortgroepen zijn voor de Floraen faunawet ook lijsten vastgesteld met beschermde soorten. Rode lijsten zijn er ook voor paddenstoelen, korstmossen, krekels en sprinkhanen; voor deze groepen bestaan geen lijsten met beschermde soorten. De vaststelling van rode lijsten houdt een erkenning in van overheidszijde van het belang van een goede bescherming van de op de lijst staande soorten. Rode lijsten worden op grond van hun ecologische situatie en trend ingedeeld in verschillende categorieën (VN, verdwenen uit Nederland; EB, ernstig bedreigd; BE, bedreigd; KW, kwetsbaar; E, gevoelig). De International Union for the Conservation of Nature (IUCN) heeft een lijst opgesteld met soorten die wereldwijd gevaar lopen: de ‘2000 IUCN Red list of Threatened Species’. Een soort kan op deze lijst komen op grond van één van de criteria, van “critically endangered” tot “lower risk”.. 3.3. De afweging in een juridisch perspectief. 3.3.1. Bepalingen van de Flora- en faunawet. Uit de beschrijving van effecten (hoofdstuk 0) blijkt dat de realisatie van het beoogde bedrijventerrein Buitenvaart 2 betekent dat de holen, voortplantingsplaatsen en vaste rust- of verblijfplaatsen die zich binnen het plangebied bevinden worden beschadigd, vernield of verstoord. Dat is zoals hiervoor al aangegeven op grond van de Flora- en faunawet verboden tenzij aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een ontheffing wordt voldaan. In de verbodsbepalingen echter zijn de termen ‘leefgebied’ en ‘foerageergebied’ niet genoemd wat de vraag doet rijzen of een verkleining van het leef- en foerageergebied als zodanig (zonder dat daarbij voortplanting-, vaste rust- en verblijfplaatsen worden getroffen) onder de verbodsbepaling van de Flora- en. 42. Alterra-rapport 599.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Doordat steeds meer reken-wiskundige bewerkingen door computers worden uitgevoerd, is er een kloof ontstaan tussen het onderwijs en de wereld waar het onderwijs voor opleidt1.

minimaal 15 dassentunnels of andere veilige oversteekplaat- sen in aansluiting op bestaande lintvormige landschapselementen, zoals kleine bosjes en het Geuldal inrasteren bij

Alle vogelsoorten zijn beschermd op basis van de Flora en faunawet. Daarmee is in principe iedere ontwikkeling moeilijk te realiseren. Toch zal ontwikkeling mogelijk moeten blijven.

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Behalve dat dit een indicator kan zijn voor de (erva- ren) aantrekkelijkheid van het raadslidmaatschap van de betreffende partij, geeft dit ook inzicht in de omvang van

 Een deel van het bestuur en van de medewerkers is van oordeel dat de afdeling Onderzoek de criteria voor ontvankelijkheid van onderzoek te strikt (juridisch) interpreteert en

Het gemiddeld aantal leden van de lokale partijen en de partijafdelingen in de gemeenten met minder dan 20.000 inwoners daalde in de periode 2006-2014 fors (bij de afdelingen

gemeenten, bezuinigingen, decentralisaties in het sociale domein en verzelfstandiging) die van invloed zijn op de manier waarop het openbaar bestuur functioneert en zich verhoudt