• No results found

Twitter als nieuwe online beleidsarena om het (onderwijs) debat te voeren : het perspectief van centrale actoren

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Twitter als nieuwe online beleidsarena om het (onderwijs) debat te voeren : het perspectief van centrale actoren"

Copied!
48
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Twitter als nieuwe online beleidsarena om het (onderwijs) debat te voeren: het perspectief van centrale actoren.

Masterscriptie Onderwijskunde Universiteit van Amsterdam R. (Rachel) Poldermans, BSc. 11885777

Begeleiding: Dr. L.J.F. (Frank) Cornelissen Tweede beoordelaar: Dr. L. (Lisa) Gaikhorst

(2)

2

Inhoud

Abstract ... 3

Inleiding ... 3

Theoretisch kader ... 6

Veranderende wereld als context ... 6

Sociale media ... 7

Beleidsprocessen ... 8

Nieuwe online beleidsarena ... 9

Centrale actoren ... 10 Motieven en strategieën ... 11 Onderzoeksvraag ... 14 Methode ... 15 Design ... 15 Onderzoeksgroep ... 15 Dataverzameling ... 16 Analyseplan ... 17 Resultaten ... 17

Overzicht van alle profielen ... 18

Sociale hub ... 19

Sociale autoriteit ... 22

Sociale organisator ... 26

Sociale beïnvloeder ... 29

Conclusie en discussie ... 32

Beperkingen en implicaties wetenschap ... 36

Literatuurlijst ... 37

(3)

3 Twitter as a new online policy arena to conduct the (education) debate: the perspective of

central actors.

Abstract

Onderwijs2032 is a unique process in the Netherlands to innovate the curriculum. Educational professionals had the opportunity to share their voice in the curriculum by visiting meetings and additionally using social media, particularly via Twitter with #Onderwijs2032. In the past, Scotland, Canada and the United States had comparable initiatives, but these governments didn’t consciously use social media for input during the public discussions about curriculum innovation. The goal of this study is to provide insights in the background of tweets during the online discussion #Onderwijs2032 for policymakers and educational professionals. This study gives an answer to the next question: With which motives and strategies in mind do central actors participate in the Twitter discussion #Onderwijs2032? 22 Central actors from four categories, based on online activity, have participated in semi-structured interviews. The subjects of this research were mainly teachers, politicians or teacher representatives. The results have been obtained by an iterative process between the theoretical framework and the data. The results show that you can’t speak of one typical central actor, but each of the four profiles have their own motives and strategies to participate in the curriculum discussion. Furthermore, this study displays a positive correlation between activity on Twitter and

dissatisfaction about the process of curriculum innovation. Moreover, this research shows that central actors often strategically use various other platforms to share their thoughts about curriculum innovation, such as newspapers or blogs. The results of this research could be useful for policymakers, because it can support them in consideration in which extent Twitter is an adequate medium for public discussion. Besides that this research could be useful to determine which central actors could be involved. Finally, education professionals can learn about strategies that are used to share their voice in online policy discussions like

#Onderwijs2032.

Inleiding

In 2014 liet staatssecretaris Sander Dekker via De Wereld Draait Door Onderwijs2032 in werking treden met een tweetal voornaamste motieven. Ten eerste wordt met dit initiatief innovatie in het curriculum ofwel plan van leren beoogd. Het doel van deze vernieuwing is om leerlingen in primair, voortgezet en speciaal onderwijs vanaf het jaar 2032 voor te

(4)

4 bereiden op de maatschappij van de toekomst (Schnabel, ten Dam, Douma, van Eijk, Tabarki, van der Touw, Verweij, & Visser, 2016). Een onafhankelijke commissie, Platform2032, was verantwoordelijk voor een advies over het nieuwe curriculum. Aandachtsgebieden voor Platform2032 waren relevante kennis en vaardigheden voor een evenwichtig curriculum, onderdelen die meer/minder behandeld kunnen worden in de les en algemene

ontwerpprincipes. Ten tweede had de staatssecretaris de intentie om het onderwijsveld bij de ontwikkeling van een nieuw curriculum te betrekken. De mening van de leraar en andere belanghebbenden zou meegenomen worden in het advies. Dit komt overeen met het eerdere advies van de Onderwijsraad (2014) om curriculumvernieuwing van onderuit te organiseren.

Platform2032 zette twee soorten strategieën in om de mening van de

onderwijsprofessional te horen gedurende de dialoogfase. In deze fase gaf Platform2032 de ruimte aan het onderwijsveld om hun mening te laten horen over een herziening van het curriculum. Enerzijds ging Platform2032 door het hele land het gesprek aan. Niet alleen organisaties zoals de PO-raad en het LAKS konden input leveren tijdens bijeenkomsten. Ook duizenden bestuurders, schoolleiders, leraren en ouders konden hun stem laten horen

(Schnabel et al., 2016). Anderzijds is gekozen voor een nieuwe beleidsarena die past bij de technologische ontwikkelingen zoals sociale media met in het bijzonder Twitter.

Platform2032 speelde in op de mogelijkheden van Twitter door informatie over het proces te delen en vooral ook input te ontvangen (Bertot, Jaeger, Munson & Glaisyer, 2010; van Schaik, Voogt & Nieveen, 2017). Onder de hashtag ‘Onderwijs2032’ werden de bijdragen geleverd. Deze combinatie van zowel online als offline gesprekken typeren Nieveen, Fisser, Muller en Voogt (2014) als een ‘blended’ aanpak van curriculumontwikkeling.

Naar aanleiding van de input uit de dialoogfase presenteerde Platform2032 in september 2015 het ‘Advies op Hoofdlijnen’. Hierna volgde de consultatiefase, waarbij middels sociale media, bijeenkomsten en ingezonden reacties gereageerd kon worden. Huidig onderzoek focust zich op deze fase, omdat de discussie op dat moment echt los kwam. Het uiteindelijke verschenen advies in januari 2016 bevat hoofdlijnen voor het primair, voortgezet en het (voortgezet) speciaal onderwijs. Een van de thema’s in dit advies is burgerschap (van Schaik et al, 2017).

Het gebruik van sociale media is een nieuwe manier voor beleidsmakers om het beleidsproces vorm te geven. De online discussie van #Onderwijs2032 is het voorbeeld van een online beleidsarena. Veel online bijdragen concurreren om de schaarse aandacht van beleidsmakers (Romero, Galuba, Asur & Huberman, 2011). Dat betekent dat sommige twitteraars de discussie meer beïnvloeden dan anderen, de zogeheten ‘centrale actoren’. Voor

(5)

5 de beleidsmaker, en in dit geval Platform2032, is het een uitdaging om al deze bijdragen tot één advies te bundelen. Kennis over de achtergrond van de bijdragen kan het proces

vergemakkelijken. Centrale actoren hebben motieven en strategieën om deel te nemen aan Onderwijs2032, net zoals Sander Dekker die ook had om het initiatief in te richten. Inzicht in deze motieven en strategieën helpt beleidsmakers de relevantie bijdragen samen te voegen tot een advies/beleid. Twitteraars met relevante tweets kunnen uitgenodigd worden voor een verdiepend gesprek. Voor onderwijsprofessionals is deze aanpak eveneens bruikbaar om inzicht te verkrijgen in de motieven en strategieën van twittergebruikers. Het geeft hen voorbeelden om zelf actief te worden op Twitter en hun stem te laten horen in het beleidsproces.

In de wetenschap zijn eerder soortgelijke initiatieven rondom curriculumontwikkeling slechts gering beschreven. Schotland was in 2002 voortrekker om het onderwijscurriculum van onderuit te organiseren (Munn, Stead, McLeod, Brown, Cowie, McCluskey, Pirrie & Scott, 2004). Op deze manier hoopte de overheid een open en participerende politieke stijl te ontwikkelen. Ondanks dat bij dit initiatief nog geen sociale media werden ingezet, hebben verschillende punten uit het ‘National Debate’ de politieke agenda bereikt. Ook in Canada creëerde de Albertaanse overheid in 2013 een beleidsproces met de input van het (onderwijs) veld zonder het gebruik van sociale media, genaamd ‘Inspiring Education’ (Ministery of Education Government of Alberta, 2010). Door de overheid werden ‘governance’ teams met onder andere leraren, ouders en (non) profit organisaties georganiseerd. Deze teams stelden vragen om de onderwijsdiscussie te verdiepen. Ten slotte kende de VS in 2009 juist een heel ander mechanisme met #Commoncore (Supovitz, Daly & Del Fresno, 2015). Het onderwerp van de discussie was het hervormen van het onderwijs. In tegenstelling tot de andere

initiatieven werd wel gebruik gemaakt van sociale media. Dit gebeurde alleen niet op initiatief van de overheid.

Het initiatief Onderwijs2032 in Nederland is uniek ten opzichte van de hierboven genoemde initiatieven. Schotland en Alberta zetten geen sociale media in. In de VS hadden sociale media wel invloed, maar dit was niet geïndiceerd door de overheid. Onderwijs2032 wordt van onderuit georganiseerd met een bewuste inzet van sociale media. Beleidsprocessen en sociale media komen hierdoor samen in de nieuwe online beleidsarena. Er is dan ook behoefte aan wetenschappelijke ondersteuning van dit samenspel in de nieuwe online arena (Bertot, Jaeger, Munson & Glaisyer, 2010). De online Twitter discussie #Onderwijs2032 biedt de kans een eerste inzicht te verkrijgen in de achtergrond van de online bijdragen, ook wel de motieven en strategieën van centrale actoren.

(6)

6

Theoretisch kader

In de volgende paragrafen zal ten eerste een omschrijving gegeven worden van de veranderende wereld als de context van de nieuwe beleidsarena. Ten tweede zullen de concepten sociale media en beleidsprocessen uitgediept worden. In de derde plaats worden geleerde lessen uit het vergelijkbare initiatief #Commoncore weergegeven. Ten vierde worden de zogeheten centrale actoren omschreven. Tot slot zal een omschrijving gegeven worden van de mogelijke motieven en strategieën op sociale media en beleidsprocessen.

Veranderende wereld als context

De wereld verandert met een enorme snelheid en biedt dan ook een nieuwe context voor nieuwe initiatieven. De veranderende wereld kan bekeken worden vanuit het perspectief van de langdurige maatschappelijke processen (Schnabel, 2004). Er zullen drie processen

besproken worden in het licht van beleidsprocessen en sociale media. Het eerste proces is individualisering. Individualisme betekent volgens Beck (2002) niet per definitie egoïsme, maar ook het maken van verantwoorde keuzes. Het individu streeft naar emancipatie, waarbij zelfontplooiing voorop staat. Zo heeft de burger de behoefte om een individuele stem kunnen laten horen in beleidsprocessen. Dit kan opgelost worden door het individu meer te betrekken bij beleidsprocessen. Het volk blijft dan ook na de verkiezing van de

volksvertegenwoordiging haar stem houden. Ook dragen sociale media bij aan een verdere ontwikkeling van individuen. Gesprekken voeren met elkaar hoeft niet meer in een fysieke ruimte plaats te vinden, maar kan ook online. Platforms zoals Twitter leiden er toe dat in een geïsoleerde omgeving toch contact kan zijn met anderen.

Het tweede proces is informalisering. Met informalisering wordt bedoelt dat het respect naar personen met een hogere positie niet langer vanzelfsprekend is. Politici en filmsterren zijn bijvoorbeeld door de komst van sociale media meer te bereiken dan ooit. Doordat ze benaderbaar zijn, kunnen zij zich laten beïnvloeden door anderen en bekleden dus niet de onbetwiste machtspositie meer. In de maatschappij zal dan ook indruk ontstaan dat politici niet de enige zijn die het beleid bepalen, maar dat zij te beïnvloeden zijn van buitenaf. Het gevolg hiervan kan zijn dat beslissingsstructuren informeler worden en er dus meer handelingsvrijheid ontstaat voor de professionals in het veld (Mayer, 2011).

Het derde proces is informatisering. Technologische ontwikkelingen zorgen ervoor dat iedereen oneindige informatie kan vinden op het internet. Met behulp van deze informatie kunnen burgers een kritische houding aannemen ten opzichte van de politiek en

(7)

7 naar de burgers, zodat zij de beleidskeuzes zichtbaar kan maken. Sociale media kunnen een middel zijn om de burgers op de hoogte te stellen van de beleidskeuzes (Bertot, Jaeger & Hansen, 2012; Khan, Yoon & Park, 2014). Beslissingen zouden via bijvoorbeeld Twitter beknopt kunnen worden medegedeeld.

Sociale media

Sociale media kunnen gezien worden als een uiting van de veranderende wereld, omdat sociale media platformen kunnen zijn om een individuele mening uit te spreken

(individualisering). Daarnaast zijn ‘ongrijpbare personen’ gemakkelijk te benaderen (informalisering) en ondersteunen technologische ontwikkelingen sociale media

(informatisering). Hansen, Shneiderman en Smit (2010) definiëren sociale media als een verzameling van technische communicatiemiddelen die sociale interactie ondersteunen. Sociale media zijn gemakkelijk te gebruiken en hebben een enorme snelheid en bereik (Asur & Huberman, 2010; Bertot, Jaeger & Hansen, 2012). Zo kan men snel en wereldwijd

informatie met elkaar delen. Sociale media wijken af van de traditionele media, zoals radio, kranten en tv (Bertot, et al., 2012). Er is geen controle op het eindproduct, waardoor elk individu een (ongenuanceerd) bericht op sociale media kan plaatsen. Daarnaast zijn sociale media niet enkel een uitzendplaats, maar ook een plaats om met elkaar in dialoog te gaan (Ellison, 2007).

Social Network Sites (SNS) zijn één van de vormen van sociale media. Kaplan en Haenlein (2010) omschrijven dit fenomeen als het online netwerken door middel van het uitnodigen van contacten en het sturen van berichten vanuit persoonlijke informatieprofielen. Gebruikers communiceren voornamelijk met hun bestaande netwerk, in plaats van dat zij nieuwe personen ontmoeten (Ellison, 2007). Het begrip ‘netwerken’ verwijst naar de reikwijdte van de SNS en legt de nadruk op onderlinge relaties. SNS zijn volgens Rehm en Notten (2016) ook wel ‘Social Opportunity Spaces’. Dit zijn ruimtes, ook wel arena’s, die de mogelijkheid bieden om kennis te delen en van elkaar te leren.

Sinds 2006 is Twitter een onderdeel van de SNS (Asur & Huberman, 2010; Bruns & Burgess, 2011). Twitter is microblog waar ‘tweets’ worden verstuurd, ook wel statusupdates. Sinds 2017 bestaat een tweet uit 280 tekens, maar gedurende de #Onderwijs2032 discussie waren dit nog slechts 140 tekens. De tweets bestaan onder andere uit persoonlijke informatie van de gebruikers, maar ook afbeeldingen, video’s en artikelen. Technische toepassingen zoals retweet, @reply en #hashtag, zorgen ervoor dat het gebruik van Twitter een complexe uitwerking heeft. Als gebruikers een bericht ‘retweeten’, sturen ze een bericht van een ander

(8)

8 account door naar hun eigen volgers, ook wel netwerk. Door middel van een reply kan men reageren op andere twittergebruikers. Bij een hashtag wordt een label gegeven aan een tweet, waardoor anderen de tweet vinden indien zij specifiek zoeken op dat label. De hashtag verwijst naar een specifiek onderwerp, van noodhulp tot tv programma’s. Daarnaast is de hashtag ook een middel om openbaar te discussiëren over politieke onderwerpen (Bang & Esmark, 2009; Bertot, et al, 2012).

Door de technische toepassingen van retweets, @reply en #hashtag is Twitter voor commerciële organisaties en nieuwsplatforms een interessant medium om snel veel mensen te bereiken (Asur & Huberman, 2010; Kaplan & Haenlein, 2010). De overheid kan ook voordeel halen uit het gebruik van sociale media. Naast het feit dat veel mensen benaderd kunnen worden, kan de overheid ook gebruik maken van de ‘collectieve wijsheid’ op sociale media (Asur & Huberman, 2010). Twitter is dan niet alleen een plaats om te zenden, maar ook om input te ontvangen. Vanuit de bijdragen op Twitter kunnen politieke trends en agenda’s ontstaan. Ook leraren maken gebruik van Twitter, net zoals commerciële organisaties en de overheid dat doen. In de context van #Onderwijs2032 zijn de leraren een relevante groep om te horen op Twitter. Zij zijn de gebruikers van het vernieuwde curriculum. De onderzoeken van Carpenter en Krutka (2014) en van Visser, Evering en Barrett (2014) geven inzicht in de motivatie en de inzet van Twitter door leraren. De onderzoeken geven weer dat Twitter het meest gebruikt zou worden voor professionele ontwikkeling, zoals het delen van lesmethoden. Verder gebruikt de leraar Twitter om de behoefte van een gemeenschap te voelen. De leraar gebruikt een hashtag om met andere leraren in contact te komen ter bevordering van de collectieve wijsheid. Concluderend zet de leraar Twitter in om te leren.

Beleidsprocessen

Ontwikkelingen van beleidsprocessen in de publieke sector passen ook bij de veranderende wereld. Er is de behoefte om een individuele stem te laten horen in het beleidsproces (individualisering). Verder is het respect voor politici niet langer vanzelfsprekend (informalisering) en zijn burgers kritisch op beleidsprocessen door de toegankelijke en

oneindige informatie (informatisering). Een beleidsprocessen is een breed begrip, vandaar dat een focus aangebracht wordt. Bekkers (2012) maakt een onderverdeling binnen de

beleidscyclus in vier fasen: agendavorming, beleidsvorming, beleidsuitvoering en beleidsevaluatie. De focus in het huidige onderzoek ligt op agendavorming en beleidsvorming. Dit zijn namelijk in de context van de #Onderwijs2032 discussie de onderdelen waar de stem van de professional het meest gehoord wordt.

(9)

9 Al vanaf de jaren tachtig is een ‘governance’ beweging gaande, een veranderd

sturingsmechanisme waarbij de sturingsmacht wordt verdeeld (Bovaird, 2005; Hajer, van Tatenhove & Laurent, 2004). Dit ontwikkelde eerst binnen bedrijven, waarna begin 2000 de overheden volgden. Voor die periode werd middels het ‘top down’ principe gehandeld, waarbij overheden met weinig overleg beslissingen namen. Met governance wordt gehandeld vanuit een ‘bottom up’ perspectief, waarbij meer inspraak vanaf de werkvloer is in beleid. Dit zou een effectievere manier van besturen zijn (Hajer, et al., 2004). Het veld is afhankelijk van de beslissingen van het bestuur, maar het bestuur geeft richting aan de hand van de wensen van de werkvloer. Er is dus sprake van een wederzijdse afhankelijkheid (Noordegraaf & de Wit, 2011). De overheid is een schakel in een horizontale keten geworden binnen decentraal netwerk van organisaties.

Door deze nieuwe rol wordt de overheid ook wel een ‘network governance’ genoemd: een selectie van autonome organisaties die allen beleid beïnvloeden (Jones, Hesterly & Borgatti, 1997; Sᴓrensen & Torfing, 2005). De overheid is in het netwerk nog steeds een invloedrijk orgaan, maar vervult steeds meer een coördinerende rol in plaats van een

uitvoerende rol. Het is onduidelijk of de overheid deze verandering bewust of onbewust inzet (Ball, 2009; Kettl, 2000). Enerzijds wil de overheid meer bottom up werken, maar anderzijds verliest zij enigszins de volledige controle over beleidsprocessen. De ontwikkelingen in de veranderende wereld dragen hieraan bij. De ontwikkeling van network governance resulteert in een overheid die gebruik maakt van aanbestedingen, subsidies en voorschriften (Kettl, 2000). Een voorwaarde voor het succes van een netwerkende overheid is vertrouwen (Provan & Kenis, 2008). Vertrouwen is het accepteren van kwetsbaarheid op basis van de positieve verwachtingen van het gedrag van anderen. Ook de vertrouwensdichtheid is van belang: het aantal personen door wie het vertrouwen gedeeld wordt.

Nieuwe online beleidsarena

#Commoncore is zoals in de inleiding te lezen een eerder initiatief uit de VS dat het meest vergelijkbaar is met #Onderwijs2032. Ondanks dat de overheid niet bewust sociale media inzette, kwamen beleidsprocessen en sociale media samen in een nieuwe online beleidsarena. In deze paragraaf worden de geleerde lessen uit het initiatief #Commoncore beschreven.

Supovitz et al. (2015) ondervonden dat #Commoncore de politieke discours

veranderde in de VS. Doordat niet enkel professionele media de discussie beïnvloedden, kon een breed scala van meningen de publieke opinie bereiken. Er kwamen veel meer reacties dan bij voorgaande initiatieven van onderwijsvernieuwingen zoals No Child Left Behind.

(10)

10 Daarentegen waren er ook meer ongefundeerde en zelfs nep nieuws bijdragen op Twitter onder de hashtag Commoncore. Het onderzoek naar #Commoncore bevestigt dan ook dat fake nieuws geen trend is van uit de Amerikaanse verkiezingen. Met deze neppe informatie is het afwegen van de online bijdragen lastig in het onderwijsdebat. Daarnaast kunnen beïnvloeders van het proces de situatie ‘framen’, oftewel de aspecten die passen bij de denkbeelden

uitvergroten. Supovitz et al. (2015) vonden vijf soorten frames met elk andere achterliggende denkbeelden. Als beleidsmaker is het van belang om kennis te hebben van framing, omdat dat de discussie beïnvloedt.

In totaal zijn bijna 1 miljoen bijdragen geleverd via Twitter aan het Amerikaanse initiatief Commoncore. De onderzoekers geven aan dat veel bijdragen niet leiden tot het maken van gemakkelijke beleidskeuzes. Integendeel, al die online bijdragen met een eigen achtergrond maken het beleidsmakers lastig om een afweging te maken voor het beleid. Deze huidige studie brengt juist de achtergrond van de tweets in beeld. De motieven en strategieën van centrale actoren worden daarvoor in kaart gebracht.

Centrale actoren

In de online beleidsarena hebben sommige twitteraars meer invloed gehad in de discussie dan anderen: de zogenoemde ‘centrale actoren’. Centrale actoren zijn te identificeren middels de Sociale Netwerk Analyses (SNA). De hoeveelheid ontvangen en verzonden berichten wordt geassocieerd met de centrale positie van een actor (Rehm, Cornelissen & Daly, 2017). De onderzoekers stellen een onderscheid vast tussen de centrale actoren in mate van activiteit. Activiteit is gesplitst in mentions (tweets waarin het account in genoemd wordt) en replies (tweets die reageren op andere accounts). Middels de Social Brokerage Index (SBI) worden vier profielen gevormd aan de hand van de mate van activiteit; de mentions en replies. In het gedeelte hieronder zullen de volgende profielen worden beschreven: de sociale hub, de sociale autoriteit, de sociale organisator en de sociale beïnvloeder.

De sociale hub is een account dat veel mensen noemen bij het plaatsen van een bericht, omdat die de online discussie kan beïnvloeden. Het account zelf mengt zich weinig in discussies. Doordat veel mensen een bericht plaatsen met het vernoemen van deze hub, komen informatie, visies en ervaringen samen. Het account draagt nauwelijks actief bij aan deze verzameling van kennis. Een voorbeeld van dit account zou een minister kunnen zijn. In de tweede plaats is de sociale autoriteit een centrale actor. Deze is vergelijkbaar met de sociale hub: veel twittergebruikers betrekken hen bij de discussie. Het verschil zit in de mate van gebruik van het desbetreffende account. Op Twitter wordt ervaren dat de sociale

(11)

11 autoriteit waardevolle informatie toevoegt aan de discussie. Anders dan de sociale hub neemt de sociale autoriteit ook deel aan onlinediscussies en reageert hij op anderen die hem noemen in een bericht. Een toegewijde leraar zou hier een voorbeeld van kunnen zijn. Ten derde heeft de sociale organisator ook een beïnvloedende positie op Twitter. Deze accounts

vertegenwoordigen actief hun meningen en opvattingen. Ook noemt de sociale organisator anderen in een tweet waar zij informatie in delen. De sociale organisator organiseert en faciliteert waarschijnlijk ook de discussie. Dit profiel kan bijvoorbeeld als spreker uitgenodigd worden op een evenement, zoals een workshop. Ten slotte is de sociale

beïnvloeder actief op sociale media. Het laatste profiel is nog actiever in Twitter conversaties dan de sociale organisator. De sociale beïnvloeder neemt deel aan verschillende gesprekken tegelijkertijd op Twitter. Hij kan dan ook gezien worden als initiatiefnemer van deze

gesprekken, in plaats van dat hij deze enkel faciliteert. Deze groep twitteraars maken veelal gebruik van een webruimte zoals een blog.

Motieven en strategieën

Deze studie brengt de achtergrond van de tweets van de centrale actoren in kaart. Hiervoor wordt gekeken naar de motieven en de strategieën die centrale actoren hadden in de online Twitter discussie #Onderwijs2032. Doordat de online beleidsarena nieuw is, zijn daar nog geen specifieke motieven en strategieën over bekend. De motieven en strategieën afkomstig uit de theorie van sociale media en beleidsprocessen dienen als basis voor dit onderzoek.

Motivaties. Er zijn motieven bekend rondom de deelname van sociale media (Lin & Lu,

2011). Aan de hand van Deci en Ryan (2000) kan een onderscheid gemaakt worden tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie, bijvoorbeeld om sociale media te gebruiken. Intrinsieke motivatie betekent dat het ondernemen van een actie volledig uit het individu zelf komt. Extrinsieke motivatie houdt in dat prikkels van buitenaf noodzakelijk zijn om een individu te motiveren. Onder intrinsieke motivatie hoort genot, dat gedefinieerd wordt als het plezier om een bepaalde actie uit te voeren (Lin & Lu, 2011). Social Network Sites (SNS) staan bekend als pleziergerichte informatiesystemen, waardoor gebruikers gemotiveerd zijn om er gebruik van te maken. Anderzijds zijn gebruikers extrinsiek gemotiveerd, omdat SNS bruikbaar zouden zijn om een mening te verkondigen. SNS dragen bij aan het effectief opbouwen en onderhouden van relaties en wegen naar kennis (Lin & Lu, 2011). Met de hashtag op Twitter is het mogelijk om met een groep personen te discussiëren over een specifiek onderwerp. Ook kan nieuwe input geleverd worden, om de discussie een andere nadruk te geven.

(12)

12 motivaties om te participeren in een beleidsarena. Zij berusten hun tweedeling op een

aanname van Mintzberg (1983). Actoren zouden volgens hem deelnemen aan een beleidsarena, omdat zij graag uitkomsten genereren. De uitkomsten zijn zichtbaar in

verschillende vormen. De eerste reden om mee te doen in de politieke arena is het behalen van prestaties (Liu et al., 2010). Hierbij staat het excelleren bij het doen van uitdagende taken centraal. Personen die handelen vanuit dit perspectief zijn op zoek naar beleidsoplossingen voor hun vraagstukken. Zij zoeken bijvoorbeeld informatie die bij hun specifieke standpunt past. Omwille van deze reden doen zij mee aan het politieke debat. De tweede reden om deel te nemen in het politieke debat is om macht te verwerven. De behoefte van het bewust beïnvloeden van mensen en gebeurtenissen is hier het uitgangspunt. Er wordt gedoeld op het veranderen van de huidige situatie. De hoeveelheid macht zou bijdragen aan het

zelfvertrouwen van mensen.

De motieven kunnen gecategoriseerd worden vanuit de lens van het Future Time Perspective (FTP). Deze motivatietheorie houdt in dat men acties onderneemt om doelen te bereiken, zowel in de nabije als in de verre toekomst (Simons, Vansteenkiste, Lens & Lacante, 2004; Schuitema, Peetsma & van der Veen, 2014). Vanuit de theorie wordt geredeneerd dat het verschillend waarderen van doelen personen onderscheidt: iedereen stelt andere doelen en handelt daarom verschillend. Doelen kunnen zowel op een cognitieve als affectieve manier worden gewaardeerd (Van Calster, Lens & Nuttin, 1987; Kim, Chan & Gupta, 2007).

Cognitie verwijst naar het waarderen van doelen op basis van kennis (Kim et al., 2007). De doelen in de toekomst leveren nuttige informatie op, waardoor men nu bereid is acties te ondernemen. In de eerste plaats past hier prestatie leveren (beleidsprocessen) bij, ook wel ‘resultaat behalen’. Resultaten zijn in dit geval gefocust op het ophalen van informatie in de beleidsdiscussie, maar ook het toevoegen van informatie. Informatie verkrijgen en delen zijn in dit geval een cognitieve presentatie. In de tweede plaats associeert cognitie met de bruikbaarheid (sociale media). Sociale media zijn een middel om een hoger (cognitief) doel te behalen. Het is een manier om connecties en wegen van kennis op te doen, waardoor sociale media bruikbaar zijn voor de gebruiker.

Affectie refereert naar de gevoelsmatige en emotionele wijze van het waarderen van doelen (Kim et al., 2007). Individuen zijn nu gemotiveerd, omdat het doel in de toekomst als plezierig of emotioneel ervaren wordt. Ten eerste valt urgentie (beleidsprocessen) onder affectie. Macht is het oorspronkelijke begrip dat hierbij hoort. Echter kunnen ook personen met een minder machtige positie dit motief hebben. Er is daarom gekozen voor urgentie. Het

(13)

13 motief van urgentie is de noodzaak voelen om te beïnvloeden vanuit een intrinsiek gevoel. Vooral het inspireren van anderen wordt hier meegenomen. Ten tweede is ‘genot’ hier ook een onderdeel van. Sociale media gebruikers kunnen omwille van verschillende interesses het leuk vinden om deel te nemen aan sociale media.

Doordat de vier motieven door twee lenzen beschouwd kunnen worden, zijn twee assen te onderscheiden waarop motieven hoog of laag scoren. De weergave hiervan is in figuur 1a zichtbaar:

Cognitief (C)

Beleidsproces (BP) Affectief (A) Sociale media (SM)

Figuur 1a Kwadrant motieven

Strategieën. Ten eerste dient een verschil gemaakt te worden tussen een strategie en een

tactiek. Een strategie wordt ook wel gedefinieerd als het actieplan om doelen te bereiken. Tactieken zijn op hun beurt meer een uitwerking van een strategie: het maken van praktische keuzes. De ingezette tactiek lokt ook keuzes uit bij de ‘concurrentie’ (Casadesus-Masanell & Ricart, 2010). Concurrentie zijn in het geval van Onderwijs2032 andere actoren in de online beleidsarena die ook hun stempel willen drukken op de discussie. Het is lastig te benoemen welke van de twee het meest passend is bij de ‘hoe-vraag’: op welke manier beïnvloeden centrale actoren de online #Onderwijs2032 discussie? Toch is gekozen om strategieën aan te houden, gezien dit het meest aansluit bij het doel van deze studie. Het weergeven van

tactieken zou te gedetailleerd zijn voor een verkenning zoals in deze studie.

Er zijn strategieën bekend over het beïnvloeden op sociale media. Huberman, Romero en Wu (2008) omschrijven een tweetal strategieën om invloed te verwerven op SNS. De ene strategie vindt plaats in de offline wereld en de ander op online platforms. Aan de ene kant zetten centrale actoren hun offline netwerk in, waar zij eveneens populair zijn. Dit kan door met anderen af te spreken buiten SNS. Aan de andere kant is het aannemelijk dat de activiteit op Twitter zorgt dat actieve twitteraars meer invloed hebben dan passieve twitteraars.

Activiteit kan de vorm van tweets betekenen, maar ook tot welke personen tweets gericht worden. Actieve twitteraars hebben meer kans dat zij gevolgd worden door sociale media gebruikers, dus kunnen meer invloed verwerven.

Resultaat behalen Bruikbaarheid

(14)

14 Daarnaast bespreken Hillman en Hitt (1999) strategieën die actoren inzetten om

invloed te hebben op beleidsprocessen. De auteurs beschouwen een drietal strategieën. Allereerst kunnen actoren overtuigend zijn door de informatie die zij bezitten. Actoren

gebruiken specifieke informatie om invloed uit te oefenen op beleidsprocessen. Op die manier kunnen zij hun specifieke voorkeuren onderbouwen. Voorbeelden van deze actoren zijn experts en onderzoekers. Actoren zouden kunnen getuigen met behulp van enquête- en/of onderzoeksresultaten die zij tot hun beschikking hebben. Een andere strategie is om financiële middelen in te zetten om de gewenste invloed uit te oefenen. Dit kan ten aanzien van een politieke partij of de beleidsmakers zelf. Actoren oefenen niet alleen directe invloed uit door financiële middelen, zoals het financieel ondersteunen van campagnes. Ook kunnen zij banen aanbieden voor in een later stadium. Het gaat dus om het creëren van zakelijke

afhankelijkheid. Ten slotte kan een actor investeren in een achterban. Hoe groter het aantal medestanders, hoe aannemelijker het is dat de actor zeggenschap heeft. Deze strategie richt zicht niet op de beleidsmakers, maar tot het volk/kiezers. Publieke bekendheid kan in dit geval gecreëerd worden door bijvoorbeeld de inzet van reclame. Ook organiseren deze actoren publieke optredens om het volk te bereiken met een specifieke overtuiging.

Bij de genoemde strategieën kan een onderscheid gemaakt worden tussen strategieën op en buiten Twitter. Dit onderscheid wordt gemaakt, zodat beleidsmakers kunnen afwegen of Twitter wel het juiste medium is om de discussie te voeren. Met strategieën op Twitter wordt in de eerste plaats het delen van informatie bedoeld. De informatie wordt gedeeld door middel van een tweet, vandaar dat dit een strategie is die op Twitter plaatsvindt. In de tweede plaats is een andere strategie op Twitter de activiteit van de gebruiker. Later zal dit het ‘sociale media gebruik’ genoemd worden, omdat het specifiek betrekking heeft tot de unieke toepassingen van het medium. Onder strategieën buiten Twitter valt contact met de achterban. Naast

Twitter zijn er andere manieren om de achterban te raadplegen of te informeren. Tot slot is de inzet van het offline netwerk ook een strategie buiten Twitter. De relatie met mensen wordt voornamelijk onderhouden buiten Twitter om.

Onderzoeksvraag

Hoe verloopt het samenspel tussen twee in eerste instantie onafhankelijk lijkende

ontwikkelingen: beleidsprocessen en sociale media? Hoe is te verklaren dat de ene actor in het samenspel meer invloedrijk is dan de ander? Waarom en hoe nemen centrale actoren deel in een online beleidsdiscussie op SNS? Deze vragen vloeien voort uit het geschetste kader. Curriculumherziening Onderwijs2032 is een voorbeeld uit het onderwijs waar

(15)

15 beleidsprocessen en sociale media samenkomen. Om een inzicht te krijgen in het gedrag van de centrale actoren, zal antwoord gegeven worden op de volgende hoofdvraag:

Met welke motieven en strategieën namen centrale actoren deel in het online Twitter debat #Onderwijs2032?

Er zijn vier deelvragen opgesteld als gevolg van de vier verschillende profielen uit de Social Brokerage Index (SBI):

1. Met welke motieven en strategieën namen actoren uit de ‘sociale hub’ deel in het online Twitter debat #Onderwijs2032?

2. Met welke motieven en strategieën namen actoren uit de ‘sociale autoriteit’ deel in het online Twitter debat #Onderwijs2032?

3. Met welke motieven en strategieën namen actoren uit de ‘sociale organisator’ deel in het online Twitter debat #Onderwijs2032?

4. Met welke motieven en strategieën namen actoren uit de ‘sociale beïnvloeder’ deel in het online Twitter debat #Onderwijs2032?

Methode Design

Het doel van het huidige onderzoek naar curriculumontwikkeling Onderwijs2032 is het in kaart brengen van de motieven en strategieën van centrale actoren in het online debat. Er is gekozen voor een meervoudige casestudie als onderzoeksdesign. De 22 centrale actoren behoren tot vier verschillende subcategorieën van de Social Brokerage Index (SBI). De vier profielen van de SBI worden gezien als vier verschillende ‘cases’, vandaar dat de casestudie meervoudig is. Daarnaast is de #Onderwijs2032 discussie een case om te kijken hoe een online discussie over beleidsprocessen zich ontwikkelt. De studie heeft een verkennend, beschrijvend en kwalitatief karakter. De resultaten geven een totaal beeld weer van de mogelijke motieven en strategieën van centrale actoren onderverdeeld in vier categorieën.

Onderzoeksgroep

In eerder onderzoek (Rehm & Cornelissen, 2016) zijn met behulp van de Sociale Netwerk Analyse en de SBI achtentwintig participanten geselecteerd als centrale actor. Deze centrale actoren waren actief gedurende de consultatiefase van de #Onderwijs2032 discussie op Twitter. Per mail zijn de centrale actoren benaderd om deel te nemen aan het onderzoek.

(16)

16 Tweeëntwintig participanten gaven aan deel te willen nemen aan het onderzoek. Alle

participanten uit het onderzoek hebben affiniteit met het onderwijs. Zij geven bijvoorbeeld les of hebben onderwijs als politiek agendapunt. De twitteraars verstuurden tweets onder hun eigen naam, onder de naam van de organisatie of onder een pseudoniem. Sommige accounts waren al actief voor het online Twitter debat Onderwijs2032 en andere accounts kregen een opleving als gevolg van deze online discussie. In tabel 1 staat de verdelingen van centrale actoren beschreven. De tabel geeft het aantal participanten per type aan en de beroepen en bezigheden in het dagelijks leven van de participanten.

Tabel 1

Verdeling van participanten volgens de Social Brokerage Index

Type Aantal (%) ROL

Sociale hub (1) 2 (9%) Journalist/Blogger, Politicus

Sociale autoriteit (2) 9 (41%) Docent, Politicus, Sectorraad, Vakbond

Sociale organisator (3) 9 (41%) Directie, Docent, Schrijver

Sociale beïnvloeder (4) 2 (9%) Docent/Schrijver, Examenontwerper

Het is zichtbaar dat de meeste participanten zijn ingedeeld in de tweede en derde categorie. De rollen die de participanten vervullen in het dagelijks leven zijn erg divers. Een diverse groep draagt bij aan de generaliseerbaarheid van het onderzoek. De geselecteerde centrale actoren zijn representatief voor alle centrale actoren, omdat het de gewenste doelgroep is van Platform2032. De externe validiteit is dus hoog.

Dataverzameling

Voor de huidige studie zijn bij de 22 centrale actoren uit de online Twitter discussie

semigestructureerde interviews afgenomen. De interviews zijn afgenomen in de periode na de publicatie van het eindrapport van Platform2032. Deze periode liep van maart tot april 2016. Er is gekozen voor een interview als onderzoeksinstrument om informatie uit te kunnen vragen over de keuzes van de centrale actoren. Interviews geven een completer beeld weer dan vragenlijsten dat doen. Negentien personen zijn geïnterviewd per telefoon of via Skype en drie personen hebben de vragen schriftelijk beantwoord. Het doel van het interview was om percepties van de centrale actoren over de aard, het proces en de uitkomsten van hun Twitter gedrag bloot te leggen. Een voorbeeldvraag van het interview was: ‘Waarom nam je deel aan de discussie rondom Onderwijs2032 op Twitter?’ De focus van de vragen lag op de motieven

(17)

17 en strategieën van de participanten. Met deze informatie kon de onderzoeksvraag beantwoord worden. De interviews zijn opgenomen om ze op een later tijdsstip te kunnen transcriberen. De lengte van de interviews varieert tussen de 18 en 40 minuten.

Analyseplan

In de eerste plaats zijn de 22 interviews geordend. De fragmenten met informatie over de motieven en strategieën van de centrale actoren zijn geselecteerd. De geselecteerde fragmenten zijn vervolgens geplaatst in een matrix in navolging van Miles en Huberman (1994). Een gedeelte van de fragmenten kon geplaatst worden onder de codes uit de theorie van motieven en strategieën uit het theoretisch kader, zoals achterban. Het gebruik van bestaande theorie is een deductieve manier van onderzoek doen. Voor de overige fragmenten zijn nieuwe codes ontwikkeld, die een samenvatting gaven van de essentie van de fragmenten. Een voorbeeld hiervan is het gebruik van overige media zoals blogs en kranten. Het creëren van nieuwe codes met behulp van de data is een inductieve wijze van onderzoek doen. Deze afwisselingen van het creëren van codes uit de theorie en de data wordt ook wel een iteratief proces genoemd. Het eindresultaat van het codeerschema is te vinden in bijlage 1. Door middel van de nauwkeurige beschrijving van het codeerschema in bijlage 1 is het coderen navolgbaar. Dit draagt bij aan de betrouwbaarheid van het onderzoek. Aan de hand van de resultaten van het codeerschema uit bijlage 1 zijn analyses uitgevoerd. Met behulp van Excel zijn voor de motieven en strategieën staafdiagrammen ontwikkeld. Per profiel, sociale hub, sociale autoriteit, sociale organisator en sociale beïnvloeder, is vervolgens gekeken naar de meest en minst voorkomende motieven en strategieën. Ook is gekeken naar verbanden binnen het profiel en zijn bijzonderheden opgemerkt.

Resultaten

De resultatensectie biedt in de eerste plaats een overzicht van de motieven en de strategieën van de vier centrale actoren in de online Twitter discussie #Onderwijs2032. De meest en minst genoemde motieven en strategieën zijn hierin weergegeven, maar ook de spreiding van de centrale actoren. Vervolgens wordt een onderscheid gemaakt tussen de verschillende subcategorieën: sociale hub, sociale autoriteit, sociale organisator en sociale beïnvloeder. Voor elk van de subcategorieën zal een profiel worden geschetst. De motieven en strategieën worden weergegeven in staafdiagrammen. Op de x-as staan de motieven en strategieën die de participanten noemden en op de y-as staat het absolute aantal participanten.

(18)

18

Overzicht van alle profielen

In figuur 2 worden de motieven van de centrale actoren van de vier verschillende profielen weergegeven. Het is zichtbaar dat de meeste actoren een drang hebben om zich te mengen in de discussie, ook wel het urgentie motief. Binnen dit motief willen de meeste centrale actoren andere deelnemers in de discussie inspireren om hun stem te laten horen. De minste centrale actoren waren gemotiveerd door het behalen van een resultaat. Hier wordt onderscheid

gemaakt tussen participanten die informatie ophalen voor henzelf en die informatie delen voor hun standpunt.

Verder is het zichtbaar dat de meest genoemde cluster van motieven de grootste spreiding heeft van profielen. Alle profielen zien de persoonlijke noodzaak om zich te mengen in de discussie. Zelfs de sociale beïnvloeder ziet dat in, die geen andere soort motieven heeft. Er zijn ook motieven met een minder diverse spreiding. Zo zijn relatief veel sociale organisatoren die het behalen van een resultaat als relevant motief zien. Daarbij moet wel rekening gehouden worden dat niet elk profiel met evenveel participanten

vertegenwoordigd is. Indien twee sociale hubs een motief noemen, is dat het hele profiel. Twee sociale autoriteiten vertegenwoordigen daarentegen minder van één derde van het profiel.

Figuur 2 Motieven centrale actoren

In de vorige alinea is een overzicht gegeven van de motieven die centrale actoren hadden om deel te nemen aan het online Onderwijs2032 debat. Figuur 3 geeft een weergave van de strategieën die de profielen hebben ingezet om hun stem te laten horen. De meeste centrale actoren noemden de inzet van andere media dan sociale media, zoals blogs en

0 1 2 3 4 5 6 7 8 in fo o pha len st an dp unt le ra re n ve rt ege nw oo rd ig en st eu n z oe ke n st ur en o p p ro ce s in spi rer en/ st ium ul er en ont ev re de n pr oc es le ra re n t e w ei ni g al ge m ee n onde rw ijs 2032 so cia le m ed ia

Resultaat behalen Bruikbaarheid Urgentie Genot

Overzicht motieven

(19)

19 krantenartikelen. Kijkend naar de clusters van strategieën wordt door de meeste participanten het cluster van sociale media gebruik ingezet. Centrale actoren denken dan bewust na over hoe de tweet eruit ziet en op welke manier deze gepresenteerd wordt. De minste mensen noemden het richten met een tweet tot een specifiek account als ingezette strategie. Op het gebied van de spreiding is net als bij de meest genoemde motieven zichtbaar dat de meest genoemde strategieën ook door alle profielen genoemd worden. Alle profielen noemden overige media naast sociale media en het presenteren van algemene informatie als ingezette strategie. Verder valt het op dat enkel de sociale autoriteit gebruik maakt van de strategie om informatie uit te wisselen met de achterban. Diezelfde sociale autoriteit is ook het enige profiel dat aangeeft bewust zegt na te denken over de opbouw van een tweet. Behalve de sociale autoriteit heeft geen enkel ander profiel een specifieke strategie die alleen dat profiel gebruikt.

Figuur 3 Strategieën centrale actoren

Sociale hub 0 1 2 3 4 5 6 7 8 al ge m ee n st an dp unt Tw itte r to ol s (s ch rij f)s tij l ric hte n pe rs one n/ za ken an de re w ege n co m m iss ie of fli ne a fs pr ek en Bl ogge n/ re gu lie r/ w eb sit e Ge en st ra te gi e

Infomatie Sociale media gebruik VerbindenAchterban Offline netwerk Overige

media Anders

op Twitter buiten Twitter Overig

Overzicht strategieën

(20)

20 0 0,5 1 1,5 2 2,5 in fo o pha len st an dp unt le ra re n v erte ge nw oo rd ig en st eu n z oe ke n st ur en o p p ro ce s in sp ire re n/ st im ul er en ont ev re de n pr oc es le ra re n t e w ei ni g al ge m ee n onde rw ijs 2032 so cia le m ed ia Resultaat

behalenBruikbaarheid Urgentie Genot

hub (N=2)

Figuur 4 Motieven sociale hub De sociale hub kenmerkt zich in de online Twitter

discussie met motieven die zich richten tot de bruikbaarheid van sociale media. De sociale hub is namelijk gemotiveerd, doordat sociale media bruikbare platforms zijn. Met behulp van sociale media kan de sociale hub sturen op de discussie. Door onderwerpen in te brengen in de discussie wordt het zwaartepunt van de discussie

verschoven. Naast het feit dat sociale media bruikbaar zijn om de discussie te sturen, vindt de sociale hub het ook leuk om mee te doen aan deze online discussie en beleeft hier genot aan. Binnen de sociale hub wordt verschillend gedacht over welk specifiek onderdeel van Onderwijs2032 het meeste genot oplevert: het proces van

curriculumontwikkeling of sociale media.

In de eerste plaats heeft één van de sociale hubs belang bij de deelname van de discussie, door informatie op te halen om zelf wijzer van te worden. Verder noemt de sociale hub geen motieven die verband houden met het cluster resultaat behalen.

Ten tweede zijn de twee participanten uit de sociale hub gemotiveerd door het willen sturen op de inhoud van de discussie. De participanten noemen dat ´sommige onderdelen te weinig aandacht kregen´ en dat ´ik soms nieuwe dingen wil aanjagen’. De sociale hub

probeerde dus de discussie te sturen, omdat er veel aandacht voor specifieke onderwerpen was en andere onderwerpen dus onderbelicht bleven. Volgens een politicus, die hoort bij de

sociale hub, is het eindrapport te veel gebaseerd op de richting die op Twitter aangehouden werd. Nieuwe onderwerpen hebben onvoldoende de kans gekregen om aan bod te komen.

In de derde plaats laat één persoon uit de sociale hub zich leiden door de dwang om zich te mengen in de discussie, door het inspireren van andere deelnemers in de discussie. De eerder genoemde politicus attendeerde bijvoorbeeld kleuterorganisaties: ‘ik heb ze erop gewezen en aangemoedigd in de discussie mee te doen’. Specifieke belangengroepen worden mogelijk door de sociale hub benaderd om deel te nemen aan de discussie.

Tot slot is het plezier beleven aan de discussie voor beide participanten van de sociale hub een reden om deel te nemen aan de online Twitter discussie. Beiden benoemen zij een

(21)

21 ander aspect waar zij van genieten, namelijk de discussie over curriculumontwikkeling 2032 en het medium waarop gediscussieerd wordt. Een onderwijsjournalist noemt dat Twitter vooral vanuit journalistiek oogpunt interessant is, omdat hij het als een hele grote bron ziet. Het is zichtbaar dat hij geprikkeld is door het sociale media aspect van #Onderwijs2032. ‘Twitter is eigenlijk mijn werkblok: de informatie die ik vind, deel ik heel graag’, zegt de journalist. De politicus daarentegen is enthousiast om het feit ‘dat er een gesprek over curriculumvernieuwing gestart werd’. Hij geeft aan dat hij positief staat tegenover het gesprek. Enthousiasme, en daarmee genot beleven aan de activiteit, is een typerend motief voor deelname van de sociale hub in de online discussie.

Er is zojuist beschreven waarom de sociale hub meedeed aan de discussie van

Onderwijs2032. Nu is het van belang te onderzoeken op welke manier hij dit deed. In figuur 4 zijn de strategieën van de sociale hub weergegeven.

Figuur 5 Strategieën sociale hub

Drie deelnemers van de sociale hub benoemen een strategie op Twitter en twee geven aan wat hun strategie buiten Twitter is. Er is geen duidelijke voorkeur voor één van de twee.

Beide participanten bespreken hun verbindende rol in de discussie. Dit sluit aan op het citaat van de politicus bij de motieven. Hij probeerde anderen te mobiliseren om te deel te nemen. Ook de onderwijsjournalist noemt het volgende: ‘Mensen die informatie vragen, verwijs ik daar en daar naartoe’. De sociale hub wil graag mensen koppelen aan de juiste personen of informatie gedurende de online discussie. De strategie van de sociale hub is het benaderen van personen en hen expliciet te verwijzen. Daarnaast noemt de

onderwijsjournalist het delen van informatie als strategie. Hij is ervan overtuigd dat één van 0 0,51 1,52 2,5 al ge m ee n st an dp unt Tw itte r to ol s (s ch rij f)s tij l ric hte n pe rs one n/ za ken an de re w ege n co m m iss ie of fli ne a fs pr ek en Bl ogge n/ re gu lie r/ w eb sit e Ge en st ra te gi e

Infomatie Sociale media gebruik VerbindenAchterban Offline netwerk Overige

media Anders

op Twitter buiten Twitter Overig

(22)

22 0 0,51 1,52 2,53 3,5 in fo o pha len st an dp unt le ra re n v erte ge nw oo rd ig en st eu n z oe ke n st ur en o p p ro ce s in sp ire re n/ st im ul er en ont ev re de n pr oc es le ra re n t e w ei ni g al ge m ee n onde rw ijs 2032 so cia le m ed ia Resultaat

behalenBruikbaarheid Urgentie Genot

autoriteit (N=9)

Figuur 6 Motieven sociale autoriteit

de belangrijkste functies van Twitter het delen van informatie is. Dit past ook bij zijn rol van het verwijzen van anderen naar bruikbare informatie.

Buiten sociale media beschrijft de sociale hub de strategie van een offline netwerk en overige media. De politicus noemt dat zijn partij ‘natuurlijk de gesprekken heeft gevoerd met de commissie van onderwijs2032. We zijn een keer door hun bijgepraat over het proces en we hebben nog een keer een sessie gehad met de staatssecretaris waar Kamerleden ook aanwezig waren. Daar heb ik mijn punten ook aanhoudend onder de aandacht gebracht’. Blijkbaar waren politici niet alleen afhankelijk van de ruimte die zij op Twitter kregen, maar waren er alternatieve mogelijkheden. Ook noemt hij het schrijven van blogs en columns als manier om zijn stem te laten horen.

Samenvatting: het profiel van de sociale hub. De sociale hub lijkt gemotiveerd te zijn door

het willen sturen in de #Onderwijs2032 discussie. Een andere reden om deel te nemen is het genot dat de sociale hub beleeft aan het gebruik van sociale media en curriculumvernieuwing. De voornaamste strategie die de sociale hub daarvoor inzet is het verbinden van personen en de gevraagde informatie. De motieven en strategie sluiten op elkaar aan, omdat de sociale hub de discussie voor een gedeelte kan sturen door personen en informatie aan elkaar te

verbinden. De sociale hub verkondigt geen eigen standpunt, maar vindt het leuk om anderen te ondersteunen in het vinden van de bruikbare informatie.

Sociale autoriteit

Typerend voor de sociale autoriteit is dat hij gemotiveerd is om anderen te inspireren om deel te nemen aan de discussie. Dit lijkt hem

gemakkelijk af te gaan, doordat de sociale autoriteit het zelf ook leuk vindt om mee te doen aan de discussie. Naast het feit dat hij het van belang vindt dat men participeert in discussie, wil hij graag een gevarieerd beeld schetsen op Twitter. De sociale autoriteit heeft meer bij de discussie en het verloop ervan tussen allerlei verschillende actoren. Hij wil daarom in mindere mate zelf zijn stempel drukken met een

standpunt.

(23)

23 sociale autoriteit aangedragen. Hij is gemotiveerd om te informeren over een inhoudelijk standpunt. Een politicus die dit argument aandraagt, benoemt dat hij ‘graag het politieke standpunt wilde verkondigen’ en ‘ik was niet zo zeer mijn mening aan het vormen in het debat, maar ik was bezig met het duidelijk maken hoe ik in het debat stond.’ Hij refereert niet aan zijn persoonlijke stokpaardje, maar aan de overtuiging van de politieke partij in het online Twitter debat. Het behalen van resultaat is met één participant nauwelijks een motief voor de sociale autoriteit.

In de tweede plaats noemen de meeste sociale autoriteiten binnen het cluster bruikbaarheid het motief van sturen op het proces van de discussie. Van dit motief worden verschillende aspecten belicht. Een belangenorganisatie voor leraren wil graag het evenwicht tussen onderwerpen zoeken en ook een politicus noemt ‘niet zozeer inhoudelijke gereageerd te hebben, maar meer procesmatig’. Deze twee bemoeiden zich voornamelijk met verloop van Onderwijs2032. De andere participant, ook een vertegenwoordiging van de leraren, wil waken voor de kwaliteit van het onderwijs. Hier wordt meer gestuurd op een algemene waarde kwaliteit, dan een persoonlijk stokpaardje. De participanten zijn verder gemotiveerd door de behoefte om leraren te representeren. De twee lerarenvertegenwoordigers zijn organisaties, één zelfs met 84.000 leden, die leraren representeren. Met behulp van hun deelname willen zij de stem van de leraar verenigen en een nadrukkelijke plek geven in de online discussie.

Ten derde is de noodzaak die sociale autoriteiten voelen om zich te mengen in de discussie het meest genoemde motief gebleken. De meeste participanten noemden binnen dit cluster het motief van het inspireren van anderen gedurende discussie. Personen worden door de sociale autoriteit ‘de weg gewezen naar Onderwijs2032’ waar zij worden ‘uitgenodigd om deel te nemen aan de discussie’. Een politicus wil juist meer aandacht geven aan onderwijs, ‘omdat dat niet elke dag op de voorpagina staat, doordat er volgens redacties vele actuelere en belangrijkere dingen zijn.’ Hij wil meer aandacht voor onderwijs, dus ook voor

Onderwijs2032. Verder is de sociale autoriteit ontevreden over het proces en vindt dat leraren te weinig gehoord worden. Deze twee motieven samen laten de onvrede zien. Volgende de participanten zou er ‘te licht geadviseerd’ worden en ‘het advies over het nieuwe curriculum zou de huidige problemen niet oplossen.’ Het advies voldeed niet aan de verwachtingen die geschetst waren door het Platform2032. Daarnaast benoemen leraren dat er ‘weinig

representativiteit’ is en dat ‘hoofdzakelijk onderwijsbeleidsmedewerkers, onderwijsadviseurs en andere deskundigen en relatief weinig docenten die zich ermee bemoeiden’. De ruimte die de leraren kregen om hun stem te laten horen zou te veel in beslag genomen zijn door

(24)

24 anderen.

Ter afsluiting is de sociale autoriteit gemotiveerd doordat het een genot is om deel te nemen aan de discussie. Hierbinnen zijn de participanten voornamelijk gemotiveerd omdat zij het onderwijs en het gebruik sociale media leuk vinden. Een eerste graads lerares en

bestuurslid van een grote organisatie die docenten vertegenwoordigt illustreert haar

enthousiasme door zichzelf een ‘onderwijsactivist’ te noemen. Twee anderen voelen zich ook betrokken en zijn geïnteresseerd. De interesse in sociale media uit de sociale autoriteit door nieuwsgierig te zijn naar Twitter. Een natuurkundeleraar ziet ook het belang van online platforms in: ‘Ik weet hoe belangrijk online is, want kijkend naar mijn school en welke mensen daar actief zijn op sociale media, dat is maar een handje vol’. Doordat de

natuurkundeleraar het voordeel van sociale media inziet, zet hij met plezier het medium in om deel te nemen aan de online Twitter discussie.

Nu het duidelijk is welke motieven de sociale autoriteit heeft voor de deelname aan het debat, kan gefocust worden op de strategieën. De strategieën zijn weergegeven in figuur 7.

Figuur 7 Strategieën sociale autoriteit

Bij de sociale autoriteit zetten evenveel personen een strategie op Twitter als buiten Twitter in. Beiden worden in totaal door zeven participanten genoemd. Hierin heeft de sociale autoriteit geen voorkeur.

De meeste participanten (vijf) noemden het gebruik van sociale media als strategie op Twitter. De sociale autoriteit heeft verschillende trucs om tweets aantrekkelijk te maken: ‘het

0 0,51 1,52 2,53 3,5 al ge m ee n st an dp unt Tw itte r to ol s (s ch rij f)s tij l ric hte n pe rs one n/ za ken an de re w ege n co m m iss ie of fli ne a fs pr ek en Bl ogge n/ re gu lie r/ w eb sit e Ge en st ra te gi e

Infomatie Sociale media gebruik VerbindenAchterban Offline netwerk Overige

media Anders

op Twitter buiten Twitter Overig

(25)

25 aanbieden van hapklare brokken’, ‘formuleren zonder secretaire afstand’ en ‘tweets

beschaafd formuleren’. Op deze manier hopen de participanten dat de tweets gemakkelijk te lezen zijn en vervolgens ook meegenomen worden in het gedachtegoed van anderen. Verder kwam naar voren dat de sociale autoriteit niet was op een conversatie. Deze kennis is opgedaan uit de citaten passend bij Twitter tools. Een politicus noemt ‘meer gezonden te hebben en iets minder te hebben gereageerd’ en een lerarenvertegenwoordiging beweert ‘digitale krantenknipsels te zijn door te retweeten.’ Het verstrekken van informatie wordt door een enkeling genoemd. De participanten noemen hier ‘informeren’ en ‘het beantwoorden van vragen’. Opvallend genoeg wordt de verbindende rol door geen enkele sociale autoriteit genoemd. Dit zou te verwachten zijn, gezien de sociale autoriteit deelnemers graag de weg wijst.

De interactie met de achterban is de door de meeste participanten als strategie buiten Twitter genoemd. Twee politici verwijzen naar deze strategie, door te benoemen dat ze ‘de hele dag door contact hebben met hun achterban’ en ‘duidelijk willen maken aan de achterban hoe de partij er in staat’. De ene politicus haalt informatie op bij de achterban, terwijl de ander juist de achterban informeert. Verder werden bijeenkomsten georganiseerd door een lerarenvertegenwoordiging om de achterban informatie te geven over de discussie. Ook noemen twee personen de inzet van het offline netwerk als strategie. Wederom benoemt een politicus het contact met de commissie: ‘ik heb natuurlijk ingangen bij de commissie buiten Twitter.’ Het gebruik van andere media naast sociale media noemt de sociale autoriteit eveneens als strategie. Twee participanten benoemen het schrijven van blogs. Een eerste graads biologieleraar maakt de link tussen Twitter en bloggen: ‘Ik heb zoals elke moderne docent een soort blogje, via mijn Twitter kan iedereen het met een linkje volgen’. De

biologieleraar laat zien dat een strategie die buiten Twitter wordt ingezet niet los hoeft te staan van de strategie op Twitter. Ze liggen in elkaars verlengde.

Samenvatting: het profiel van de sociale autoriteit. De sociale autoriteit is gemotiveerd om

deel te nemen aan de online Twitter discussie over curriculumontwikkeling, omdat hij graag andere twittergebruikers wilt stimuleren om mee te doen in deze online discussie. Dit komt mogelijk voort uit het plezier dat de sociale autoriteit beleeft aan het deelnemen van de discussie. Bovendien wil de sociale autoriteit het proces van de online discussie sturen, om zo de balans in bijdragen te creëren. Tegen de verwachting in van het motief om te inspireren noemt geen van de sociale autoriteiten de strategie om personen en/of informatie te verbinden. De sociale autoriteit heeft een andere strategie, namelijk het bereiken en

(26)

26 0 0,51 1,52 2,53 3,54 4,5 in fo o pha len st an dp unt le ra re n v erte ge nw oo rd ig en st eu n z oe ke n st ur en o p p ro ce s in sp ire re n/ st im ul er en ont ev re de n pr oc es le ra re n t e w ei ni g al ge m ee n onde rw ijs 2032 so cia le m ed ia Resultaat

behalenBruikbaarheid Urgentie Genot

organisator (N=9)

Figuur 8 Motieven sociale organisator

mobiliseren van hun achterban door hen te infomeren. Verder is de sociale autoriteit bewust van de wijze waarop tweets worden opgebouwd. Deze moeten begrijpelijk zijn voor een breder publiek en op een gepaste manier zijn opgebouwd.

Sociale organisator

Kenmerkend aan de sociale organisator is dat het delen van kennis en informatie een prominente rol speelt. Enerzijds halen zij informatie op om zelf wijzer te worden. Anderzijds gebruiken zij sociale media om hun standpunt te verkondigen door informatie de delen. De sociale organisator is niet

gemotiveerd om het proces te sturen en er wordt nauwelijks ontevredenheid uitgesproken over het proces. Wel hecht deze sociale organisator waarde aan de betrokkenheid van leraren en daarmee ook andere belanghebbenden.

Ten eerste is de sociale organisator veelal gemotiveerd om deel te nemen aan de online Twitter discussie om een uitkomst te behalen. Daarbij verkondigen meer mensen hun standpunt dan dat participanten informatie verzamelen van sociale media. Op het gebied van kennis verzamelen zijn sociale organisatoren aan de ene kant gemotiveerd om henzelf te informeren. Aan de andere kant noemt een leraar dat het ´aansloot op de eigen

onderwijspraktijk´. De informatie van Twitter kon hij goed gebruiken in zijn eigen praktijk, wat een reden was voor deelname aan de discussie. Meer participanten noemen het

vertegenwoordigen van een eigen stokpaardje als motivator. Alle sociale organisatoren noemen burgerschapsonderwijs als hun stokpaardje. Zo worden verschillende achtergronden gegeven over de interesse in burgerschap in het curriculum: ‘interessant dat er iets gedaan wordt met het gedachtegoed van Biesta’, ‘ik geef burgerschapsonderwijs al tien jaar op het mbo’ of ‘burgerschap in combinatie met Mediawijs burgerschap’.

In de tweede plaats zijn slechts drie participanten gemotiveerd doordat het medium bruikbaar is om de discussie te beïnvloeden. In totaal is de sociale organisator van alle

(27)

27 centrale actoren de enige die in één geval benoemd te zoeken naar bijval: ‘draagvlak

ontwikkelen voor onze versie van Onderwijs2032’. Voor deze participant is het creëren van draagvlak de reden om deel te nemen aan de discussie. De personen die leraren

vertegenwoordigen hebben verschillende accenten in het representeren. Een lerares in het basisonderwijs is bang dat beslissingen worden genomen zonder haar mening te hebben laten horen. Daarnaast heeft een lerareninitiatief specifiek voor Onderwijs2032 leraren beloofd dat zij een belangrijkere rol kunnen gaan spelen. Dit is meer een vereniging die zich voor iedere leraar inzet, terwijl de lerares voornamelijk op zichzelf gericht is.

Ten derde wordt de noodzaak om zich te mengen in de discussie door zes sociale organisatoren als motief aangedragen. Ook bij de sociale organisator is onvrede zichtbaar, met de focus op het tekort van gehoorde leraren. Twee participanten noemen hierbij de rol van sociale media. Een leraar vertelt dat ‘leraren wel werden geraadpleegd via sociale media, maar niet structureel’. Een onderwijsadviseur vult daar op aan dat heel veel leraren helemaal geen Twitter gebruiken. Volgens hen zou Twitter geen goed middel zijn geweest om leraren te betrekken in het beleidsproces. De sociale organisator noemt onder het mom van het attenderen van de discussie het creëren awareness: ‘je hebt kans op inbreng’.

Tot slot is de interesse in curriculumontwikkeling Onderwijs2032 het meest leidende genotsaspect voor de sociale organisator. De participanten beamen enerzijds ‘de noodzaak van het opschonen van het curriculum’. Een wiskundeleraar verwijst hiervoor naar een rapport van de Onderwijsraad, waarin staat dat het curriculum te weinig samenhang kent en dus te versnipperd is. De vernieuwing maakt de wiskundeleraar enthousiast om deel te nemen aan de online discussie. Anderzijds herkent een leraar het ontwikkelen van curriculum uit zijn eigen praktijk en noemt het ‘mateloos interessant’. Geen van de participanten noemt het enthousiasme over sociale media. Dit is niet verwonderlijk, gezien zij dit eerder als negatief component van de online Twitter discussie ervaren.

Nu de motieven van deze groep bekend zijn, kan ingezoomd worden op welke manier en met welke strategieën de sociale organisator deelnam in de online Twitter discussie.

(28)

28 Figuur 9 Strategieën sociale organisator

In figuur 9 zijn de strategieën van de sociale organisator weergegeven. Acht participanten noemen een strategie op Twitter en vijf participanten noemen een strategie buiten Twitter. De sociale organisator lijkt een voorkeur te hebben voor een strategie op Twitter. Hieronder zijn deze soorten verder uitgewerkt.

De strategieën die samenhangen met informatie delen en het gebruik van sociale media zijn evenredig verdeeld. De sociale organisator is meer geneigd om algemene informatie te geven dan specifiek gericht op het ingenomen standpunt. ‘Informeren van de discussie’noemt één van de sociale organisatoren dit. Ook de sociale organisator gaat de conversatie niet aan als hij gebruik maakt van de technologische toepassingen van Twitter. Er wordt meer gebruik gemaakt van het zenden en retweeten, dan het reageren op anderen. Opvallend is dat één participant het richten tot personen noemt, als enige van alle centrale actoren. De leraar zegt hierover het volgende: ‘een klein clubje docenten die zich ook met het beleid bezig houden, dus als je iets op Twitter zet dan zal dat altijd voor een deel gericht zijn op die usual suspects die allemaal relatief invloedrijk zijn op het beleid.’ De participant bevestigt dat het betrekken van usual suspects een gebruikte strategie is. Een strategie die door twee personen genoemd wordt is het bij elkaar brengen van personen of onderwerpen. Aan de ene kant liet een participant door zijn betrokkenheid zien aan zijn volgers dat meegepraat kon worden. Aan de andere kant beschouwt een initiatiefnemer van nieuwe onderwijsvormen zijn strategie koppelend: ‘Ik zie een argument waarvan ik denk dat iemand anders die ik ken dat ook wel interessant zou vinden en dan cc ik hem erin’. Deze persoon wil graag de informatie op de juiste plaats terecht laten komen.

De meeste participanten die gebruik maken van een strategie buiten Twitter zetten 0 0,51 1,52 2,53 3,5 al ge m ee n st an dp unt Tw itte r to ol s (s ch rij f)s tij l ric hte n pe rs one n/ za ken an de re w ege n co m m iss ie of fli ne a fs pr ek en Bl ogge n/ re gu lie r/ w eb sit e Ge en st ra te gi e

Infomatie Sociale media gebruik VerbindenAchterban Offline netwerk Overige mediaAnders

op Twitter buiten Twitter Overig

(29)

29 0 0,2 0,4 0,6 0,8 1 1,2 in fo o pha len st an dp unt le ra re n v erte ge nw oo rd ig en st eu n z oe ke n st ur en o p p ro ce s in sp ire re n/ st im ul er en ont ev re de n pr oc es le ra re n t e w ei ni g al ge m ee n onde rw ijs 2032 so cia le m ed ia Resultaat

behalen Bruikbaarheid Urgentie Genot

beïnvloeder (N=2)

Figuur 10 Motieven sociale beïnvloeder overige media in. De sociale organisator noemt niet specifiek blogs, maar juist reguliere media zoals kranten en vakbladen. Zo kunnen er grotere teksten geplaatst worden dan in het beperkte aantal tekens van Twitter. De overige personen binnen dit profiel maken buiten Twitter gebruik van een offline netwerk. Zij spreken bijvoorbeeld af met personen met wie op Twitter kennis is gemaakt. Ook is de ongenuanceerde discussie door weinig tekens een

oorzaak van het afspreken in het fysieke domein. Geen van de sociale organisatoren benoemt het betrekken van de achterban als specifieke strategie.

Tot slot is het opvallend dat twee personen met dit profiel benoemen dat zij geen bewuste strategie hebben ingezet. Een tweede graads docente Nederlands geeft aan dat dat zij ‘Twitter meer intuïtief gebruikt. Ik heb een haat-liefde verhouding met de Twitter app’.

Samenvatting: het profiel van de sociale organisator. De sociale organisator is

gemotiveerd door het behalen van resultaat met behulp van informatie. Daarbij is het

informeren over een eigen standpunt van wat in het curriculum dient te komen een relevante beweegreden. De sociale organisator is verder van mening leraren dat onvoldoende gehoord zijn. Twitter zou geen goed medium zijn hen te horen. Hier heerst ontevredenheid over. Om een eigen standpunt te verkondigen en de onvrede te uiten, maakt de sociale organisator het meest gebruik van strategieën op Twitter. Dit is opvallend, omdat in de motieven nog naar voren kwam dat hij negatief is over Twitter en dit niet als een genotsaspect ervaart. Ook in andere media verkondigt hij zijn mening, zoals kranten en vakbladen. Tegen de verwachting in zetten de sociale organisators niet bovengemiddeld vaak de ‘informatiestrategie’ in, terwijl dit motief wel genoemd wordt. Tot slot valt op dat er sociale organisators zijn die geen bewuste strategie toepassen.

Sociale beïnvloeder

De sociale beïnvloeder laat eenduidige kenmerken zien. Dit profiel is omwille van onvrede gemotiveerd om invloed uit te oefenen op de discussie. De onvrede bestaat over het proces van

curriculumontwikkeling en de vertegenwoordiging van leraren. Als gevolg van die onvrede kan de sociale beïnvloeder een motief hebben om te inspireren. Het is mogelijk dat de sociale

(30)

30 beïnvloeder deze kans pakt om leraren te stimuleren voor deelname aan de discussie.

Ten eerste is de sociale beïnvloeder niet gemotiveerd door het behalen van resultaat en de mate waarin sociale media een handig middel kan zijn. In de interviews komen geen aanwijzingen naar voren dat deze twee clusters motieven bevatten om deel te nemen aan de online Twitter discussie.

In de tweede plaats wordt de noodzaak om de discussie te beïnvloeden door alle participanten aangedragen als motief. Hier wordt gerefereerd naar het affectieve aspect om het proces te beïnvloeden. Beide participanten noemen de onvrede over het proces en de vertegenwoordiging van leraren. Een curriculumontwikkelaar spreekt zijn zorgen uit: ‘ik was bang dat docenten in het geweld van Onderwijs2032 te weinig gehoord zouden worden en dat andere krachten snel dominant zouden worden.’ De participant spreekt voorzichtig zijn zorgen uit, terwijl een onderzoeker onverbiddelijk is over het proces:

‘Onderwijs2032 als voorbeeld van wat misgaat in onderwijsbeleid. Hij omschrijft verder: ‘het eindproces is zo ongelooflijk beroerd geschreven’ en ‘hoe is het mogelijk dat deze ellende gewoon door kan gaan.’ De zorgen over de lerarenrepresentatie leidt voor de

curriculumontwikkelaar tot het motief om anderen te inspireren om deel te nemen aan de discussie. Hij spreekt zich uit over de wens dat leraren zich met de discussie gaan bemoeien.

Tot slot is het genot beleven aan de discussie ook geen reden om deel te nemen voor de sociale beïnvloeder. Zoals hierboven al beschreven is hij gedreven door ontevredenheid, in plaats van dat hij van de discussie geniet.

Met deze motivaties in het achterhoofd wordt gekeken hoe de sociale beïnvloeder een stem liet horen in het online Twitter debat.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In de opvoedkunde hebben zieh dergehjke excessen niet voorgedaan Wel heeft deze disciphne met soortgchjke problemen als de kulturcle antropologie te maken Het probleem van

Verhagen heeft, op basis van de lijst van Leech & Short (2007: 6164), een checklist van stijlmiddelen ontwikkeld voor in het Nederlands. De checklist geeft individueel nog

In the research model, there is stated that there is an expected moderating effect of gender to the relationship between performance expectancy, effort expectancy, social

Aan de hand van deze theorie zouden berichten op Twitter onderzocht kunnen worden om te achterhalen met welke intenties of bedoelingen Nederlandse politici

My analysis of #justsaying has, I believe, shown that the use of hashtags cannot be seen as an exten- sion and continuation of prior forms of usage of the symbol ‘#’ – the symbol

My analysis of #justsaying has, I believe, shown that the use of hashtags cannot be seen as an extension and continuation of prior forms of usage of the symbol “#” – the symbol

The average difference between negative and positive PEs (main effect negative > positive) correlated significantly with BOLD responses in the medial PFC (OFC), insula, and

First of all, there is strong evidence that in case of bad news (negative earnings surprise), firms report high upward revisions of the damage in subsequent years and thus