• No results found

Wet bescherming erfgenamen tegen schulden : Verbetert de nieuwe wet de rechtspositie van erfgenamen bij nalatenschappen met een negatief saldo in vergelijking tot de oude wetgeving voldoende, of zijn er andere aanpassin

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Wet bescherming erfgenamen tegen schulden : Verbetert de nieuwe wet de rechtspositie van erfgenamen bij nalatenschappen met een negatief saldo in vergelijking tot de oude wetgeving voldoende, of zijn er andere aanpassin"

Copied!
44
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Wet bescherming erfgenamen tegen schulden

Verbetert de nieuwe wet de rechtspositie van erfgenamen bij nalatenschappen met een

negatief saldo in vergelijking tot de oude wetgeving voldoende, of zijn er andere aanpassingen nodig?

© Ad Kolkman

Naam: Louise Hoenderdos Studentnummer: 10421882

E-mailadres: louise_hoenderdos@hotmail.com Scriptiebegeleiding: mw. prof. dr. B.E. Reinhartz

Mastertrack: Privaatrecht voor de privaatrechtelijke rechtspraktijk Inleverdatum: 23 december 2016

(2)

Voorwoord

Voor u ligt mijn masterscriptie ter afsluiting van de master privaatrecht voor de privaatrechtelijke rechtspraktijk. In deze scriptie staat de nieuwe Wet bescherming erfgenamen tegen schulden centraal.

Gedurende het laatste jaar van mijn studie heb ik mij met veel interesse en plezier verdiept in het erfrecht. Voornoemde wet, die op 1 september van dit jaar in werking

is getreden, was voor mij een mooie kans om mijn opgedane kennis toe te passen in een onderzoek naar de ins en outs van de betreffende wet.

Graag wil ik op deze plek van de mogelijkheid gebruikmaken om mijn begeleidsters te bedanken. Tijdens het schrijven van mijn scriptie heb ik in eerste aanleg advies gekregen van mr. M.I. Peereboom-van Drunick. Met haar heb ik de allereerste opzet van deze scriptie kunnen bespreken, waarvoor veel dank.

De inhoudelijke begeleiding is vervolgens overgenomen door prof. dr. B.E. Reinhartz. Voor de inspirerende ontmoetingen die ik met haar heb gehad en de tijd die zij voor mij vrij heeft willen maken, wil ik haar graag bedanken. Het was haar feedback die mij heeft uitgedaagd om nog meer uit deze scriptie te halen.

Louise Hoenderdos December 2016

(3)

Abstract

Het onderwerp van deze masterscriptie is de Wet bescherming erfgenamen tegen schulden. Onderzocht zal worden of deze wet de rechtspositie van erfgenamen bij nalatenschappen met een negatief saldo voldoende verbetert of dat andere, dan wel aanvullende aanpassingen nodig zijn.

Als eerste wordt een beschrijving gegeven van de manieren waarop een erfgenaam een nalatenschap onder de oude wet kon aanvaarden en welke problemen dat in de praktijk met zich mee kon brengen. Aansluitend beschrijf ik de oplossingen die in het in dit verband relevante Radboudrapport ‘Erven zonder financiële zorgen?!’ worden aangedragen ter verbetering van de bescherming van erfgenamen tegen nalatenschaps-schulden. Daarna zal een toelichting op de nieuwe wet volgen met een analyse van de woordkeuze ervan. Tot slot wordt geanalyseerd of de problemen met de nieuwe wet voldoende zijn opgelost, dan wel dat aanpassingen wenselijk zijn.

De nieuwe wet wordt bekeken vanuit de positie van de erfgenaam. Na een uitgebreid literatuur- en jurisprudentie onderzoek, gecombineerd met een normatief onderzoek, heb ik de volgende conclusies kunnen trekken.

Onder de oude wet deden zich twee problemen voor. Erfgenamen aanvaardden een nalatenschap onbewust zuiver door zich als zuiver aanvaard hebbende erfgenaam te gedragen en voor erfgenamen die na zuivere aanvaarding bekend werden met een onverwachte schuld was er geen ontsnappingsmogelijkheid om de schuld niet uit het privévermogen te hoeven voldoen.

Minister Van der Steur heeft in zijn nieuwe wet geprobeerd voor beide problemen een oplossing te vinden. Naar mijn mening is hij daarin niet volledig geslaagd. Het door hem aangebrachte onderscheid tussen gedragingen die wel en niet leiden tot zuivere aanvaarding zal in de praktijk niet werken. Er zitten namelijk veel nuances in de

gedragingen die wel en niet leiden tot zuivere aanvaarding en de kans dat een erfgenaam onbewust een nalatenschap zuiver aanvaardt door zijn gedragingen is nog even groot als onder het regime van de oude wet. Erfgenamen gaan er op dit punt dus niet op vooruit. Ook ten aanzien van onverwachte schulden zal de nieuwe wet voor erfgenamen geen betere bescherming bieden. Immers, slechts in uitzonderingssituaties is sprake van een onverwachte schuld. In de memorie van toelichting bij de nieuwe wet wordt als enige voorbeeld verwezen naar een vordering uit onrechtmatige daad die iemand nog op de erflater heeft.

(4)

Naar mijn mening dient de wet op een andere manier te worden aangepast om erfgenamen de gewenste extra bescherming te kunnen bieden. Hiertoe heb ik drie aanbevelingen gedaan. De eerste ziet op de zuivere aanvaarding door gedragingen. De verbetering bestaat uit een beperking van de consequenties van de zuivere aanvaarding door gedragingen. Het idee bestaat eruit dat erfgenamen enkel aansprakelijk zijn met hun privévermogen voor de waardevermindering van de nalatenschap die hun handelen tot gevolg heeft gehad. De tweede aanbeveling betreft een aanpassing van het nieuwe wetsartikel dat ziet op de onverwachte schulden. Onder de nieuwe wet dient een

erfgenaam te bewijzen dat hij de schuld niet kende of behoorde te kennen. Ik zou ervoor willen pleiten dit te wijzigen in die zin dat de schuldeiser dient te bewijzen dat een erfgenaam een schuld wel kende of had behoren te kennen. Tot slot zou de wet gewijzigd kunnen worden op een manier waarbij beneficiaire aanvaarding de standaard wordt. Dit biedt een oplossing voor zowel de problemen rondom de zuivere aanvaarding door gedragingen als de problemen ten aanzien van de onverwachte schulden.

(5)

Inhoud

Inleiding ... 6

Hoofdstuk 1: Op welke manieren kon een erfgenaam een nalatenschap onder de oude wetgeving aanvaarden en welke problemen deden zich daarbij voor? ... 10

1.1 Zuivere aanvaarding ... 11

1.2 Beneficiaire aanvaarding ... 15

1.3 Problemen ... 16

Hoofdstuk 2: Wat wordt er besproken in het Radboudrapport: ‘Erven zonder financiële zorgen?!’ ... 18

2.1 Route 1: Aanvaarding met beneficiaire gevolgen ... 18

2.2 Route 2: Uitstel van keuze ... 19

2.3 Route 3: Spijtoptantenregeling of disculpatiemogelijkheden ... 19

2.4 Bespreking van de bezwaren van minister Van der Steur ten aanzien van route 1 en route 2 ... 20

Hoofdstuk 3: Welke aanpassingen worden er in de nieuwe wet besproken en verhelpen deze wijzigingen de problemen die speelden onder de oude wetgeving?... 23

3.1 Inhoud van de wet ... 23

3.2 Analyse van de woordkeuze van artikel 4:192 lid 1 BW ... 26

3.3 Zijn de problemen rondom zuivere aanvaarding en onverwachte schulden met de nieuwe wet voldoende opgelost? ... 30

Hoofdstuk 4: Zijn er andere mogelijkheden om erfgenamen beter te beschermen tegen nalatenschapsschulden? ... 33

4.1 Zuivere aanvaarding door gedragingen: erfgenaam aansprakelijk voor waardevermindering nalatenschap ... 33

4.2 Aanpassing van artikel 4:194a BW ... 35

4.3 Beneficiaire aanvaarding van rechtswege ... 36

Conclusie ... 39

(6)

Inleiding

Geheel in overeenstemming met de wens van haar overleden moeder heeft erfgename de uitvaart geregeld. Tijdens haar leven had erflaatster geld gereserveerd voor een afscheid waarbij zij thuis kon worden opgebaard. Het was haar wens dat haar vrienden en familie haar voor de laatste keer in haar eigen huis gedag konden zeggen. Ook was het de wens van erflaatster dat haar vrienden en familie de uitvaart zouden afsluiten met een

gezamenlijk diner. Om de wensen van erflaatster te verwezenlijken heeft erfgename de vrienden en familie thuis uitgenodigd. Erfgename heeft vervolgens € 500 gepind voor boodschappen en een pinbetaling bij Albert Heijn gedaan met de pinpas van erflaatster. Ook heeft ze eenmalig haar benzinekosten van de rekening van erflaatster betaald. Voor het regelen van de uitvaart had zij namelijk veel kilometers afgelegd. Na de crematie, die plaatsvond in besloten kring, zijn familieleden van erflaatster conform haar wens gaan dineren in een Thais restaurant. De kosten van dit diner heeft erfgename ook met de pinpas van erflaatster betaald. Erflaatster had hier immers gedurende haar leven geld voor gereserveerd. Daarnaast was erfgename van mening dat het hier redelijke kosten voor een passende uitvaart betroffen.

Het hof zag dit in zijn arrest van 28 juni 2016 heel anders.1 Erfgename had de

nalatenschap beneficiair willen aanvaarden, maar naar het oordeel van het hof had zij door haar gedragingen de nalatenschap al zuiver aanvaard. De opnames en betalingen die erfgename ten laste van de rekening van erflaatster had gedaan moesten worden gezien als onttrekkingen aan het verhaal van schuldeisers van de nalatenschap. De nalatenschap was verminderd door deze betalingen. Daarnaast konden de pinbetaling van € 500, de betaling bij de Albert Heijn en de benzinekosten niet gezien worden als redelijke kosten voor een passende uitvaart. Erfgename had geen mogelijkheid meer de nalatenschap alsnog beneficiair te aanvaarden en was dus verplicht om de schulden van haar moeder te voldoen, ook als dat ten koste zou gaan van haar eigen vermogen.

In een andere zaak liet erflater zijn moeder en broers als erfgenamen achter. Zij besloten na het overlijden van hun zoon en broer gezamenlijk zijn woning op te ruimen. Het betrof een sociale huurwoning in eigendom van de woningbouwvereniging. Het leek erfgenamen dan ook netjes de woning snel leeg te halen. Hierbij hebben zij wat van de inboedel-goederen van erflater, zoals zijn fiets, verrekijker en piano weggegeven. Nadat dit allemaal achter de rug was, wilden de erfgenamen de nalatenschap van hun zoon en 1 Gerechtshof Den Haag, 28 juni 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:1985.

(7)

broer beneficiair gaan aanvaarden.

Naar het oordeel van de rechtbank Alkmaar was dit echter niet meer mogelijk.2 De rechtbank legt hieraan ten grondslag dat na het overlijden van erflater, de erfgenamen handelingen hebben verricht die moeten worden aangemerkt als zuivere aanvaarding van de nalatenschap. Nu deze keuze onherroepelijk is, kan de nalatenschap niet alsnog beneficiair worden aanvaard. Voor de erfgenamen een nare ontdekking, eerst en vooral aangezien zij niet op de hoogte waren van de staat waarin de huurwoning van erflater verkeerde, alsmede van de opknapkosten van € 7.469 die de woningbouwvereniging in rekening bracht om de woning te herstellen. Deze kosten werden bijgevolg op de erfgenamen in privé verhaald, aangezien de nalatenschap van erflater hiervoor ontoereikend was.

Dit zijn twee voorbeelden van het ingrijpende effect welke de huidige wetgeving rondom de aanvaarding van nalatenschappen voor erfgenamen hebben kan. Ook de media hebben de afgelopen jaren gevallen laten zien waarbij de aanvaarding van een nalatenschap tot onwenselijke situaties heeft geleid.3 Onder andere naar aanleiding van deze

mediaberichten hebben het Centrum voor Notarieel Recht van de Radboud Universiteit Nijmegen en Netwerk Notarissen het rapport ‘Erven zonder financiële zorgen?!’ uitgebracht.4 Zij schetsen hierin mogelijke routes om de positie van erfgenamen beter te beschermen. Ook in het parlement is op de verontrustende berichten in de media gereageerd. Vervolgens heeft Van der Steur, de minister van veiligheid en justitie, op 9 juni 2015 een wetsvoorstel ingediend om erfgenamen beter te beschermen tegen nalatenschapsschulden.5

Op 19 mei 2016 heeft de Tweede Kamer het betreffende wetsvoorstel aangenomen; op 7 juni 2016 werd het vervolgens door de Eerste Kamer bekrachtigd. Het wetsvoorstel is op 1 september 2016 in werking getreden. De nieuwe wet beoogt, met een wijziging van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek, een betere bescherming aan erfgenamen te bieden tegen nalatenschapsschulden. De nieuwe wet probeert te voorkomen dat erfgenamen enkel door gedragingen de nalatenschap onbewust al zuiver aanvaarden. Daarnaast bevat de nieuwe wet een bepaling om erfgenamen tegen onverwachte schulden van de

nalatenschap te beschermen.

2 Rechtbank Alkmaar, 17 februari 2009, ECLI:NL:RBALK:2009:BI1984.

3 NOS journaal 28 april 2012 en Telegraaf 22 augustus 2012.

4 Radboudrapport 2012.

(8)

In deze scriptie wil ik gaan onderzoeken of de nieuwe wet daadwerkelijk voldoende bescherming aan erfgenamen biedt of dat er andere veranderingen nodig zijn. De centrale vraag die ik in mijn scriptie ga onderzoeken luidt als volgt:

Verbetert de nieuwe wet de rechtspositie van erfgenamen bij nalatenschappen met een negatief saldo in vergelijking tot de oude wetgeving voldoende, of zijn er andere aanpassingen nodig?

Ik benader de nieuwe wet vanuit het perspectief van de erfgenaam. Blijkens de memorie van toelichting is de nieuwe wet ingevoerd om erfgenamen een betere bescherming te bieden tegen schulden van de erflater.6 Ik vraag mij af of de wetgever daarin is geslaagd en ik wil de nieuwe wet om die reden bekijken vanuit de positie van de erfgenaam. De gevolgen die de nieuwe wet voor schuldeisers of andere betrokkenen heeft, zal hier dan ook buiten beschouwing worden gelaten.

Om te kunnen beoordelen of de nieuwe wet daadwerkelijk een betere bescherming biedt, is het van belang om eerst het oude erfrechtelijke systeem in Nederland te beschrijven en aldus weer te geven op welke manieren een erfgenaam onder het oude recht een

nalatenschap kon aanvaarden en of de oude aanvaardingsmogelijkheden tot onwenselijke situaties voor erfgenamen konden leiden.

De nieuwe wet is gebaseerd op het Radboudrapport ‘Erven zonder financiële zorgen?!’. Vandaar dat ik ook aandacht zal schenken aan de mogelijkheden onder het oude recht die in dit rapport zijn aangedragen ter bescherming van erfgenamen.

Vervolgens zal ik mij verdiepen in de nieuwe wet zelf en de oplossingen die daarin geboden worden. In dat kader wil ik onderzoeken of de problemen die zich voordeden onder het oude recht met deze nieuwe wet voldoende worden verholpen.

Verrijkt met de kennis, die ik tijdens mijn onderzoek heb vergaard, alsmede de indrukken die ik daarbij heb opgedaan, zal ik het laatste hoofdstuk wijden aan mijn eigen

aanbevelingen en ideeën om het systeem beter te maken.

Ten behoeve van de overzichtelijkheid zal ik mijn probleemstelling aan de hand van de onderstaande deelvragen behandelen:

(9)

Hoofdstuk 1: Op welke manieren kon een erfgenaam een nalatenschap onder de oude wetgeving aanvaarden en welke problemen deden zich daarbij voor?

Hoofdstuk 2: Wat wordt er besproken in het Radboudrapport: ‘Erven zonder financiële zorgen?!’

Hoofdstuk 3: Welke aanpassingen worden er in de nieuwe wet besproken en verhelpen deze wijzigingen de problemen die speelden onder de oude wetgeving?

Hoofdstuk 4: Zijn er andere mogelijkheden om erfgenamen beter te beschermen tegen nalatenschapsschulden?

Mijn eerste hoofdstuk zal bestaan uit een descriptief onderzoek naar de aanvaardings-mogelijkheden van erfgenamen onder de oude wet. Hierbij zal ik gebruik maken van een literatuur- en jurisprudentieonderzoek. Mijn tweede hoofdstuk bestaat uit een literatuuronderzoek rond het Radboudrapport ‘Erven zonder financiële zorgen?!’ en de reactie van minister Van der Steur hierop. Mijn derde hoofdstuk omvat deels een beschrijving van de nieuwe wet (sub 3.1) en deels een analyse van de woordkeuze van de nieuwe wet (sub 3.2) met daarbij een normatief onderzoek naar de vraag of de problemen die erfgenamen onder de oude wet ervoeren met de nieuwe wet voldoende zijn opgelost (sub 3.3). Bovenstaande zal uitmonden in mijn eigen aanbevelingen. Deze aanbevelingen zijn normatief van aard. Verbetering van de bescherming van erfgenamen bij

nalatenschapsschulden is hierbij het kader. De aanbevelingen schrijven prescriptief voor hoe de nieuwe wet dient te worden aangepast om de bescherming voor erfgenamen tegen nalatenschapsschulden te vergroten. Hierbij wordt aangegeven welke wetgeving wenselijk wordt geacht. Tot slot volgt hierop een conclusie.

Hoofdstuk 1: Op welke manieren kon een erfgenaam een nalatenschap onder de oude wetgeving aanvaarden en welke problemen deden zich daarbij voor?

(10)

Onder het oude erfrecht heeft een erfgenaam op grond van artikel 4:190 lid 1 BW drie keuzemogelijkheden bij het openvallen van een nalatenschap. Hij kan de nalatenschap aanvaarden, dit kan zowel zuiver als beneficiair, dat wil zeggen onder het voorrecht van boedelbeschrijving. Daarnaast kan een erfgenaam de nalatenschap verwerpen.7 Bij verwerping word je geacht nooit erfgenaam te zijn geweest. De erfgenaam deelt niet mee in een mogelijk batig saldo van de nalatenschap en is ook niet aansprakelijk voor

eventuele schulden van de nalatenschap8, behoudens de gevallen uit artikel 4:184 lid 2 sub b en c BW.9 Aangezien de figuur van de verwerping in het kader van dit onderzoek irrelevant is, wordt dit onderwerp verder buiten beschouwing gelaten.

Een eenmaal gedane keuze is onherroepelijk en heeft terugwerkende kracht tot aan het overlijden van de erflater, blijkens artikel 4:190 lid 4 BW.10 Erfgenamen hebben na het overlijden van de erflater op grond van artikel 4:185 lid 1 BW drie maanden de tijd om een keuze te maken. Deze termijn van beraad kan door de kantonrechter één of meerdere malen worden verlengd, zo blijkt uit lid 3 van artikel 4:185 BW. Het is niet mogelijk om slechts een gedeelte van de nalatenschap te aanvaarden.11 Zowel bij zuivere als bij beneficiaire aanvaarding geldt de regel van de zogeheten saisine, dat wil zeggen: de erfgenamen treden vermogensrechtelijk in de plaats van de overledene en er vindt rechtsopvolging onder algemene titel plaats.12 Dit is geformuleerd in artikel 4:182 BW, waarin wordt verwoord dat erfgenamen de erflater van rechtswege opvolgen in zijn voor overgang vatbare rechten en in zijn bezit en houderschap en schulden.

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de zuivere en de beneficiaire aanvaarding van een nalatenschap en op eventuele problemen die met een keuze voor de ene of andere vorm samen kunnen hangen.

1.1 Zuivere aanvaarding

Bij zuivere aanvaarding kan een erfgenaam vrij beschikken over de goederen van de nalatenschap en de erfgenaam heeft de verplichting om de schulden van de nalatenschap 7 Van Mourik e.a. 2015, p. 453.

8 Asser/Perrick 4 2013/542.

9 Asser/Perrick 4 2013/492.

10 Van Mourik e.a. 2015, p. 458.

11 Van Mourik e.a. 2015, p. 457.

(11)

te voldoen. Mocht de nalatenschap ontoereikend zijn om alle schulden te voldoen, dan is de erfgenaam bij zuivere aanvaarding ook met zijn eigen vermogen aansprakelijk, blijkens artikel 4:184 lid 2 sub a BW.13

Zoals al beschreven, is een keuze voor zuivere aanvaarding onherroepelijk. Echter in een uitspraak van de rechtbank Assen van 19 oktober 2010 heeft de kantonrechter de ontsnappingsmogelijkheid van artikel 4:194 lid 1 aanvaard.14 Erfgename had de

nalatenschap van haar geregistreerd partner zuiver aanvaard. Enige tijd later vorderen de kinderen (uit een eerder huwelijk) van erflater bij erfgename betaling van hun vordering op grond van een ouderlijke boedelverdeling. Erfgename doet hierop bij de kantonrechter een verzoek om de nalatenschap alsnog beneficiair te mogen aanvaarden ex artikel 4:194 BW. Zij legt hieraan ten grondslag dat zij niet op de hoogte was van de vorderingen van de kinderen van erflater en het ouderlijke boedelverdelingstestament van de

vooroverleden echtgenoot van haar partner.15 De rechtbank wijst op grond van artikel 4:194 lid 1 BW het verzoek van erfgename toe. Lid 1 regelt de situaties waarin een erfgenaam bekend wordt met een uiterste wil op grond waarvan hij legaten en lasten moet voldoen, waardoor zijn erfdeel kleiner wordt. Lid 2 van artikel 4:194 BW ziet op een andere situatie. Hierbij wordt een erfgenaam bekend met een uiterste wil op grond

waarvan zijn erfdeel groter is. De erfgenaam kan hierdoor verplicht worden om meer in de tekorten van de nalatenschap bij te dragen. Verschillende schrijvers zijn het met de

uitspraak van de rechtbank niet eens. Mellema-Kranenburg geeft aan dat de uitspraak van de rechtbank heel redelijk is, maar niet kan worden gebaseerd op een van de leden van artikel 4:194 BW.16 Ook Luijten en Meijer zijn van mening dat de uitgebrachte keuze niet kon worden vernietigd. Er is geen sprake van een onbekende uiterste wil van erflater. Artikel 4:194 BW is niet geschreven voor bovenstaand geval, aldus Luijten en Meijer.17 Het uitbrengen van een keuze voor zuivere aanvaarding kan op drie manieren geschieden: door een wilsverklaring, door gedragingen of door stilzitten.18 Bij een wilsverklaring wordt door de erfgenaam ter griffie van de rechtbank van het sterfhuis van de erflater 13 Asser/Perrick 4 2013/468.

14 Rechtbank Assen (sector kanton Emmen), 19 oktober 2010, ECLI:NL:RBASS:2010:BQ:7094 rov 3.2.

15 Rechtbank Assen (sector kanton Emmen), 19 oktober 2010, ECLI:NL:RBASS:2010:BQ:7094 rov. 3.1.

16 Mellema-Kranenburg 2012.

17 Luijten en Meijer 2011.

(12)

een verklaring afgelegd. Blijkens artikel 1:13 BW moet onder het sterfhuis de laatste woonplaats van de erflater worden verstaan.19 Deze verklaring wordt vervolgens in het boedelregister ingeschreven.20 Zuivere aanvaarding kan ook stilzwijgend geschieden. Een erfgenaam kan de nalatenschap zuiver aanvaarden door zich ondubbelzinnig en zonder voorbehoud als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam te gedragen, zo blijkt uit lid 1 van artikel 4:192 BW, tenzij hij reeds eerder een keuze voor beneficiaire

aanvaarding of verwerping heeft gedaan. De parlementaire geschiedenis verduidelijkt met navolgend citaat welke gedragingen tot de omschrijving in lid 1 van artikel 4:192 BW gerekend moeten worden. “Een erfgenaam die, binnen de hem vergunde wettelijke

termijn van beraad, met betrekking tot de op het ogenblik van erflaters overlijden van rechtswege op hem overgegane goederen der nalatenschap daden van beheer verricht, omdat hij (nog) niet van zins is de nalatenschap te verwerpen, kan – zeker als hij daarna definitief van verwerping afziet – moeilijk worden beschouwd als een zaakwaarnemer die zich inlaat met de behartiging van eens anders belang. Beperkt hij zich tot de daden van beheer waartoe de wet een erfgenaam die beneficiair heeft aanvaard bevoegd verklaard, dan behoort hij zijn keuzemogelijkheid niet te verspelen. Dat is wel het geval wanneer hij, gelijk vrijstaat aan erfgenamen die zuiver aanvaard hebben, over goederen der

nalatenschap als heer en meester beschikt, of wanneer hij, eventueel in een andere vorm dan een verklaring ter griffie, duidelijk aan de schuldeisers der nalatenschap doet blijken

dat hij de schulden der nalatenschap geheel voor zijn rekening neemt.”21 Er moet

onderscheid worden gemaakt tussen een erfgenaam die over de goederen van de

nalatenschap als heer en meester beschikt en een erfgenaam die enkel daden van beheer verricht.22 Voor daden van beheer die niet als daden van zuivere aanvaarding gelden moet aansluiting worden gezocht bij artikel 3:170 lid 1 BW.23 Blijkens de bewoordingen van dat artikel gaat het om handelingen dienende tot gewoon onderhoud of tot behoud van een gemeenschappelijk goed (hier een nalatenschapsgoed) en handelingen die in het algemeen geen uitstel kunnen lijden. Om aan te kunnen nemen dat een erfgenaam als heer en meester over de goederen van de nalatenschap beschikt, moet uit de gedraging van de erfgenaam voldoende duidelijk blijken dat zij wordt verricht door een zuiver aanvaard

19 Asser/Perrick 4 2013/519.

20 Asser/Perrick 4 2013/544.

21 MvA II, Parl. Gesch. Vast. Boek 4 BW, p. 933-934.

22 HR 20 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1489 rov 3.4.3.

(13)

hebbende erfgenaam.24 Bij de wederpartij van de erfgenaam mag wel enkele twijfel bestaan of de betrokken erfgenaam de nalatenschap zuiver heeft aanvaard.25 Maar van zuivere aanvaarding kan geen sprake zijn indien de bewuste gedraging ook een beheersdaad kan zijn, of kan zijn gedaan in een andere hoedanigheid dan als zuiver aanvaard hebbende erfgenaam (bijvoorbeeld in het geval van executeur-testamentair, zoals in deze zaak onder het oude recht in het testament was opgenomen).26 Zoals zo vaak in het recht, hangt het af van de omstandigheden van het geval of uit de gedragingen van een erfgenaam zijn bedoeling om de erfenis zuiver te aanvaarden, kan worden afgeleid.27 Het is daarom goed om enkele illustratieve voorbeelden van gedragingen te geven die wel en niet tot zuivere aanvaarding hebben geleid.

Een recent en veelvuldig aangehaald voorbeeld is het koperen pan arrest.28 In deze zaak hebben de erfgenamen op de sterfdag van erflaatster samen met hun partners de uitvaart geregeld waarna zij hebben geluncht in een restaurant in Delft. Een van de erfgenamen heeft na afloop de rekening van € 119 betaald met de pinpas van erflaatster. Ook heeft een van de erfgenamen zijn vordering uit hoofde van het betalen van de koffietafel bij voorrang ten laste van de boedel gebracht. De Hoge Raad ziet het betalen van de lunch ten laste van de rekening van erflaatster niet als een gedraging die leidt tot zuivere aanvaarding. Dergelijke kosten mogen volgens de Hoge Raad gerekend worden tot de kosten van de uitvaart. De Hoge Raad verwoordt het in zijn arrest als volgt:

“Handelingen die erop gericht zijn de erflater een passende uitvaart te bezorgen, strekken naar hun aard niet ertoe ten eigen bate over nalatenschapsgoederen te

beschikken. Uit de omstandigheid dat een erfgenaam tot dat doel in redelijkheid gemaakte kosten ten laste van de nalatenschap laat komen, kan dan ook niet diens bedoeling

worden afgeleid de nalatenschap zuiver te aanvaarden”. De omstandigheden van het

geval spelen ook hier een grote rol. Erfgenaam had de kosten van de lunch als executeur betaald. Daarnaast regelden de erfgenamen en partners de uitvaart vanuit het huis van erflaatster en daar was geen eten of drinken aanwezig. Ook waren de erfgenamen en partners te ver van huis om thuis te lunchen. De Hoge Raad zag hierin voldoende

aanleiding om de kosten van de lunch te rekenen tot de kosten van een passende uitvaart. Hoe de Hoge Raad denkt over de rekening van de koffietafel wordt niet beantwoord, nu in 24 HR 22 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1284.

25 HR 20 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1489.

26 HR 22 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1284.

27 HR 26 april 1968, ECLI:NL:HR:1968:AC4853.

(14)

hoger beroep enkel nog de betaling van de lunch ten grondslag wordt gelegd aan de zuivere aanvaarding. Geen daden van zuivere aanvaarding zijn in de regel verder: het wegnemen van waardeloze kleding van erflater, het betalen van schulden van erflater uit piëteit, het doen van afstand van de huwelijksgemeenschap29, toezicht houden op de nalatenschap en het opzeggen van lidmaatschappen en abonnementen.30

Een ander voorbeeld van een uitspraak van de Hoge Raad heeft betrekking op erfgenamen die ten behoeve van de nalatenschap in een procedure optreden. Dit enkele feit brengt niet zonder meer mee dat de erfgenamen zich als zuiver aanvaard hebbende erfgenamen gedragen. Dit kan ook een daad van beheer zijn. In het arrest van de Hoge Raad van 20 juni 2014 leidden de omstandigheden van het geval echter wel tot zuivere

aanvaarding.31 Hier zijn de erfgenamen van erflater in verzet gekomen tegen een verstekvonnis van de rechtbank. Ter zitting hebben erfgenamen verweer gevoerd en zij hebben een verzoek gedaan om bij akte bewijs te leveren. De Hoge Raad oordeelde in dit geval dat de erfgenamen door bovenstaande gedragingen de nalatenschap van erflater zuiver hebben aanvaard.

Andere voorbeelden van daden die leiden tot zuivere aanvaarding zijn: het beschikken over zaken van de nalatenschap, het gebruiken en trekken van vruchten van zaken, het innen van tot de nalatenschap behorende vorderingen, het meegeven aan de vuilnisman van alle zaken der nalatenschap, het instellen van rechtsvorderingen die een erfgenaam toekomen en het erkennen van een schuld van de nalatenschap.32

Tot slot kan een erfgenaam de nalatenschap zuiver aanvaarden door enkel stil te zitten. Als een erfgenaam zijn keuze nog niet kenbaar heeft gemaakt, kan de kantonrechter op verzoek van een belanghebbende een termijn stellen.33 Als belanghebbenden worden aangemerkt een schuldeiser, een legataris, een executeur, een vereffenaar of een bewindvoerder. Ook degene die in geval van verwerping door een erfgenaam zelf erfgenaam wordt of een groter erfdeel ontvangt, kan als belanghebbende worden aangemerkt.34

De termijn wordt voor elke erfgenaam afzonderlijk beoordeeld door de kantonrechter. De termijn gaat in op de dag nadat de beschikking van de kantonrechter door de belang-29 Van Mourik e.a. 2015, p. 463.

30 Reinhartz, in: GS Erfrecht art.192 BW 4, aant. 3.

31 HR 20 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1489.

32 Van Mourik e.a. 2015, p. 462/463.

33 Van Mourik e.a. 2015, p. 467.

(15)

hebbende aan de erfgenaam is betekend en de beschikking onder vermelding van de betekening in het boedelregister is ingeschreven. Als de erfgenaam de termijn laat verlopen dan wordt hij op grond van artikel 4:192 lid 3 BW geacht de nalatenschap zuiver te hebben aanvaard. Tegen deze beschikking is enkel cassatie in het belang der wet toegelaten ex artikel 676a onder k van het Wetboek van Burgerlijke

Rechtsvordering.35

1.2 Beneficiaire aanvaarding

Een erfgenaam doet er goed aan om beneficiair te aanvaarden ex artikel 4:190 lid 1 BW indien niet zeker is of de nalatenschap een positief saldo heeft of als duidelijk is dat het saldo negatief is. Bij beneficiaire aanvaarding is een erfgenaam niet met zijn eigen vermogen draagplichtig indien de nalatenschap ontoereikend is om alle schulden uit te voldoen.36 Schuldeisers kunnen zich alleen verhalen op het vermogen van de

erfgenaam dat hij uit de nalatenschap heeft verkregen, blijkens artikel 4:184 lid 3 BW. Een erfgenaam hoeft een nalatenschapsschuld niet met zijn overige vermogen te

voldoen.37 Op grond van artikel 4:200 BW vindt er geen boedelmenging plaats.38 Indien een erfgenaam toch een nalatenschapsschuld uit zijn eigen vermogen heeft voldaan, dan treedt hij op als schuldeiser van de nalatenschap voor het bedrag van die schuld in de rang die de schuld had, blijkens artikel 4:200 lid 3 BW.

Een erfgenaam kan de nalatenschap beneficiair aanvaarden door een daartoe strekkende verklaring ter griffie van de rechtbank van het sterfhuis af te leggen ex artikel 4:191 lid 1 BW. Daarnaast kan een erfgenaam in twee specifiek door de wet benoemde gevallen door enkel stil te zitten de nalatenschap beneficiair aanvaarden. Het eerste geval betreft artikel 4:192 lid 4 BW. Een erfgenaam wordt geacht de nalatenschap beneficiair te hebben aanvaard indien hij zelf nog geen keuze heeft gemaakt en de andere erfgenamen met gebruikmaking van een verklaring al beneficiair aanvaard hebben, tenzij hij alsnog de nalatenschap zuiver aanvaardt of verwerpt binnen een termijn van drie maanden nadat hij van de beneficiaire aanvaarding van zijn mede-erfgenamen kennis heeft gekregen of binnen de aan hem gestelde of verlengde termijn van artikel 4:192 lid 2 BW. Artikel 4:193 BW geeft het tweede geval. Een wettelijk vertegenwoordiger van een erfgenaam 35 Van Mourik e.a. 2015, p. 467.

36 Kolkman 2016/18.

37 Asser/Perrick 4 2013/530.

(16)

moet voor deze in principe beneficiair aanvaarden.39 Zuiver aanvaarden is niet mogelijk en voor verwerping is een machtiging van de kantonrechter vereist. Echter ook het stilzitten van de wettelijk vertegenwoordiger kan beneficiaire aanvaarding van de erfgenaam tot gevolg hebben. Indien de wettelijk vertegenwoordiger namelijk vanaf het moment dat de erfgenaam iets toekomt een termijn van drie maanden laat verlopen, geldt de nalatenschap blijkens artikel 4:193 lid 2 BW als door de erfgenaam beneficiair

aanvaard. Het gaat bij wettelijke vertegenwoordiging bijvoorbeeld om de wettelijke vertegenwoordiging bij voogdij, curatele, meerderjarigenbewind en faillissement.40

1.3 Problemen

Zoals de voorbeelden in de inleiding van deze scriptie reeds leerden, kunnen zich onder het huidige erfrecht verschillende problemen voordoen. Ten eerste kunnen erfgenamen door ondoordachte gedragingen de nalatenschap zuiver aanvaarden. Hoewel de

desbetreffende erfgenaam zich misschien niet eens bewust is van het feit dat hij de nalatenschap stilzwijgend heeft aanvaard, is hij al wel aansprakelijk met zijn eigen vermogen voor eventuele schulden van de erflater die niet uit de nalatenschap kunnen worden voldaan. Deze ‘keuze’ is onherroepelijk en kan dus niet meer worden

teruggedraaid. Zelfs erfgenamen die met de beste bedoelingen enkele schuldeisers van de nalatenschap betalen of het huis van erflater opruimen kunnen in voorkomend geval de nalatenschap daarna niet meer beneficiair aanvaarden of verwerpen.

Artikel 4:192 lid 1 BW spreekt over ‘erfgenamen die zich ondubbelzinnig en zonder voorbehoud als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam gedragen’. Dit is een hele ruime omschrijving en blijkens deelvraag 1.1 kunnen hier veel gedragingen onder vallen. Erfgenamen doen er dan ook goed aan zich bewust te zijn van hun doen en laten aangezien zij het risico lopen om door zekere gedragingen de nalatenschap van erflater al zuiver te aanvaarden. Erfgenamen lopen dus een groot risico om enkel door hun gedragingen de nalatenschap van een erflater al zuiver te aanvaarden. Het is onduidelijk welke handelingen erfgenamen wel en niet mogen verrichten met betrekking tot de nalatenschap.41

Problematisch is ook de situatie waarin een erfgenaam eerst van het bestaan van schulden gewaar wordt nadat hij de nalatenschap zuiver heeft aanvaard. Op dit moment biedt de 39 Kolkman 2016/30.

40 Asser/Perrick 4 2013/506.

(17)

wet een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam, alleen in geval van een latere ontdekking van een nadelige uiterste wil van erflater de mogelijkheid om alsnog beneficiair te aanvaarden ex artikel 4:194 BW. Echter kunnen erfgenamen geconfronteerd worden met onverwachte schulden die niet onder dit artikel vallen. In zo’n geval biedt de wet de erfgenamen geen mogelijkheid om de nalatenschap alsnog beneficiair te aanvaarden. Als de nalatenschap ontoereikend is om de schuld uit te voldoen, is de erfgenaam gehouden om de schuld, die hij niet kende, te voldoen uit zijn eigen vermogen.

Hoofdstuk 2: Wat wordt er besproken in het Radboudrapport: ‘Erven zonder financiële zorgen?!’

In oktober 2012 hebben het Centrum voor Notarieel Recht van de Radboud Universiteit Nijmegen en Netwerk Notarissen het rapport ‘Erven zonder financiële zorgen?!’

uitgebracht. Netwerk Notarissen is het grootste, landelijke samenwerkingsverband van notariskantoren. Het rapport is de uitkomst van een verkenning naar de mogelijkheden

(18)

om de wet op eenvoudige wijze aan te passen om erfgenamen beter te beschermen tegen nalatenschapsschulden. Het rapport schetst drie verschillende routes om de erfgenaam met een kleine ingreep in het erfrecht een betere bescherming te kunnen bieden. In dit hoofdstuk worden deze drie routes besproken. Hierbij staat de bescherming van de ‘nietsvermoedende en niet-kwaadwillende erfgenaam’ centraal.

2.1 Route 1: Aanvaarding met beneficiaire gevolgen

Bij deze route42 kan een erfgenaam een nalatenschap enkel aanvaarden of verwerpen. De aanvaarding kent geen onderscheid meer in zuivere en beneficiaire aanvaarding. De zuivere aanvaarding wordt als het ware uit de wet verwijderd en de aanvaarding gaat bestaan uit een aanvaarding met beneficiaire gevolgen. In principe moet dan dus ook de formele vereffeningsprocedure van afdeling 4.6.3 gevolgd worden. Echter blijven de uitzonderingen van artikel 4:202 BW hierbij gehandhaafd en wordt daar zelfs een extra ontsnappingsmogelijkheid aan toegevoegd. Net als een executeur hoeft een erfgenaam de nalatenschap niet volgens de formele regels te vereffenen indien de goederen der nalaten-schap ruimschoots voldoende zijn om de schulden van de erflater uit te voldoen. Een erfgenaam kan dit vormvrij aantonen op verzoek van een belanghebbende.

Mocht de nalatenschap negatief blijken te zijn, dan moet de erfgenaam dit melden aan de kantonrechter. Dit geldt ook al indien een erfgenaam vermoedt dat de nalatenschap negatief is. De kantonrechter kan dan bepalen dat er alsnog een vereffenaar dient te worden benoemd. Als de erfgenaam deze melding achterwege laat dan kan hij alsnog met zijn eigen vermogen aansprakelijk worden voor de schulden van de nalatenschap. Bij deze route kunnen schuldeisers van de nalatenschap zich in beginsel dus alleen verhalen op het nalatenschapsvermogen. Het eigen vermogen van de erfgenamen is niet uitwinbaar, behoudens de gevallen van artikel 4:184 lid 2 sub b, c en d en het geval waarbij de erfgenaam zich niet houdt aan zijn meldingsplicht als bedoeld in artikel 4:199 lid 2 BW. Echter buiten die gevallen om is een erfgenaam die ‘goed erfgenaamschap’ vertoont niet met zijn eigen vermogen aansprakelijk voor de nalatenschapsschulden. Het vermogen van de erfgenaam is dus ook niet meer uitwinbaar enkel en alleen doordat hij zich als

erfgenaam gedraagt.

2.2 Route 2: Uitstel van keuze

(19)

In deze route43 blijft het huidige erfrechtelijke systeem met de keuze tussen zuivere aanvaarding, beneficiaire aanvaarding en verwerping gehandhaafd. Het verschil zit in de zuivere aanvaarding door gedragingen. In het huidige systeem kan een erfgenaam die zich heeft gedragen als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam niet alsnog de nalatenschap beneficiair aanvaarden of verwerpen. De wet kent in artikel 4:192 lid 1 BW namelijk een aanvaardingsfictie die onherroepelijk is. De aanvaardingsfictie wordt in deze route in stand gelaten, maar binnen een bepaalde wettelijke termijn blijft het mogelijk om alsnog beneficiair te aanvaarden. De keuze wordt als het ware nog even uitgesteld. Dat geldt alleen voor de zuivere aanvaarding door gedragingen. Bij zuivere aanvaarding door een formele verklaring of bij verwerping kan men niet alsnog beneficiair aanvaarden. Erfgenamen kunnen in dit systeem dus nog steeds zuiver aanvaarden door zich als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam te gedragen, maar gedurende de wettelijke termijn heeft dit niet tot gevolg dat zij met hun eigen vermogen aansprakelijk zijn voor de

nalatenschapsschulden. Als een erfgenaam binnen de wettelijke periode alsnog beneficiair wil aanvaarden dan is dat mogelijk. Aanvaardt hij niet binnen de wettelijke termijn beneficiair, dan is zijn vermogen na die termijn wel uitwinbaar door schuldeisers.

2.3 Route 3: spijtoptantenregeling of disculpatiemogelijkheden

Deze route44 is bedoeld als ontsnappingsmogelijkheid voor erfgenamen die niet weten dat de schulden de baten overtreffen en die niet kwaadwillend hebben gehandeld. De schrijvers noemen verschillende mogelijkheden. Ten eerste valt te denken aan een beperking van de gedragingen die leiden tot zuivere aanvaarding ex artikel 4:192 lid 1 BW. De erfgenaam kan hiertoe een verzoek bij de rechter doen. Die zou de

verhaalsmogelijkheid van schuldeisers op het eigen vermogen van de erfgenaam kunnen beperken.

Een tweede mogelijkheid is de spijtoptantenregeling. Als een erfgenaam zuiver heeft aanvaard door een formele verklaring of door gedragingen en daarna bekend wordt met een onverwachte schuld van de erflater dan kan hij de kantonrechter vragen om de nalatenschap alsnog beneficiair te mogen aanvaarden. Om dit te bereiken wordt aan artikel 4:194 BW een extra lid toegevoegd. Het moet gaan om een erfgenaam die later bekend wordt met een schuld, met als gevolg dat zijn eigen vermogen uitwinbaar is omdat de nalatenschap negatief is. De erfgenaam moet kunnen aantonen dat hij niet wist van het 43 Radboudrapport 2012, p. 16-18.

(20)

bestaan van de schuld. Als de rechter meent dat de erfgenaam de schuld niet kende noch behoorde te kennen dan kan hij een machtiging verlenen om beneficiair te aanvaarden. Het eigen vermogen van de erfgenaam is dan niet uitwinbaar voor de schulden die later tevoorschijn komen.

2.4 Bespreking van de bezwaren van minister Van der Steur ten aanzien van route 1 en route 2

In deze deelvraag worden de bezwaren van minister Van der Steur op de eerste twee routes besproken. Route 3 blijft hierbij buiten beschouwing aangezien de minister de gedragingen die leiden tot zuivere aanvaarding heeft beperkt en de ontsnappings-mogelijkheid bij onverwachte nalatenschapsschulden heeft overgenomen in de nieuwe wet. De uitgangspunten van route 3 zijn dus gevolgd door Van der Steur.

De minister heeft in de nieuwe wet niet gekozen voor de route van standaard beneficiaire aanvaarding. De minister verwijst in zijn bezwaren naar een brief van de toenmalige staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie.45 Teeven schrijft hierin dat de meeste nalatenschappen positief zijn en zuivere aanvaarding ervoor zorgt dat de erfgenamen zonder tussenkomst van een derde op eenvoudige wijze de nalatenschap kunnen afwikkelen zonder hoge kosten te hoeven maken. Volgens minister Van der Steur hebben erfgenamen enkel in uitzonderingssituaties extra bescherming nodig tegen nalatenschapsschulden. Standaard beneficiaire aanvaarding is daarvoor een te verstrekkende wijziging, aldus de minister. Bij standaard beneficiaire aanvaarding moeten erfgenamen zich namelijk bij iedere erfenis richten tot de kantonrechter.

In route 1 wordt weliswaar voorgesteld dat erfgenamen zich alleen bij de kantonrechter moeten melden indien de nalatenschap negatief is of dreigt te zijn, maar ook bij positieve nalatenschappen moeten de erfgenamen zich wenden tot de rechter aangezien zij om vrijstelling van de wettelijke vereffeningsplichten moeten vragen door aan te tonen dat de nalatenschapsgoederen ruimschoots toereikend zijn om de nalatenschapsschulden te voldoen. Zowel bij positieve als bij negatieve nalatenschappen moeten erfgenamen een overzicht maken van de goederen en schulden van de nalatenschap en de administratie doornemen. Deze route leidt tot extra lasten voor erfgenamen en voor de rechter.

Erfgenamen die niet bij machte zijn om zelf te voldoen aan de verplichtingen van de lichte vereffeningsprocedure zullen extra kosten moeten maken om een boedel-beschrijving op 45 Tweede Kamer, vergaderjaar 2012-2013, 33 400 VI, nr. 94, p.3.

(21)

te maken, schuldeisers te benaderen en de kantonrechter te informeren. Voor de

kantonrechter ligt er in zowel positieve als negatieve nalatenschappen een taak waardoor ook in dit opzicht de standaard beneficiaire aanvaarding extra kosten en lasten met zich meebrengt.

De minister is tevens tegen het voorstel om bij standaard beneficiaire aanvaarding erfgenamen de mogelijkheid te geven om bij een positieve nalatenschap niet volgens de formele regels te vereffenen. Zowel in het belang van de erfgenamen als in het belang van de schuldeisers kan bij een nalatenschap die ruimschoots toereikend is niet worden afgezien van de lichte vereffeningprocedure. Mocht de nalatenschap alsnog negatief worden dan is het voordeel voor erfgenamen dat zij dit bijtijds vaststellen en tijdig aan de kantonrechter kunnen laten weten. Hierdoor blijft het eigen vermogen van erfgenamen afgeschermd van verhaal door schuldeisers indien de nalatenschap toch negatief blijkt te zijn en loopt een erfgenaam niet het risico van artikel 4:184 lid 2 onder d BW. Het voordeel voor de schuldeisers is dat zij een beschrijving van de goederen en de schulden van de nalatenschap hebben en op de hoogte zijn van welke schuldeisers in rang voor gaan, aldus de minister.46

Route 2 stelt voor om erfgenamen bij zuivere aanvaarding de mogelijkheid te geven om binnen een wettelijke periode alsnog beneficiair te aanvaarden. De minister verwijst in zijn nota47 wederom naar de brief van staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie.48 Volgens Teeven is deze route niet gewenst omdat de wettelijke termijn leidt tot rechts-ongelijkheid tussen de verschillende erfgenamen. Erfgenamen die een nalatenschaps-schuld ontdekken binnen deze wettelijke termijn kunnen alsnog beneficiair aanvaarden, maar erfgenamen die net na deze termijn op de hoogte raken van een schuld krijgen niet de bescherming van de beneficiaire aanvaarding. Dit onderscheid wil de minister niet maken.

46 Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 224, nr. 5, p. 5.

47 Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 224, nr. 5, p. 2-3.

(22)

Hoofdstuk 3: Welke aanpassingen worden er in de nieuwe wet besproken en verhelpen deze wijzigingen de problemen die speelden onder de oude wetgeving?

Op 1 september 2016 is de wet ‘Wijziging van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek om erfgenamen beter te beschermen tegen schulden van de erflater (Wet bescherming

erfgenamen tegen schulden)’ in werking getreden. Zowel de Eerste als de Tweede Kamer heeft het wetsvoorstel van minister Van der Steur van Veiligheid en Justitie met algemene stemmen aangenomen.49

49

(23)

In dit hoofdstuk wordt besproken wat er in boek 4 BW wordt gewijzigd, of de

terminologie van de wijzigingen klopt en of die wijzigingen de problemen van voor de nieuwe wet adequaat oplossen.

3.1 Inhoud van de wet

De eerste wijziging ziet op artikel 4:192 lid 1 BW. Onder de oude wet bepaalde dit artikel dat een erfgenaam de nalatenschap zuiver aanvaardde indien hij zich ondubbelzinnig en zonder voorbehoud als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam gedroeg. De nieuwe wet beoogt te voorkomen dat erfgenamen op grond van dit artikel een nalatenschap onbewust zuiver aanvaarden. Artikel 4:192 lid 1 BW wordt daarom verduidelijkt. Onder de nieuwe wet luidt artikel 4:192 lid 1 BW als volgt: “Een erfgenaam die zich ondubbelzinnig en

zonder voorbehoud als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam gedraagt doordat hij goederen van de nalatenschap verkoopt, bezwaart of op andere wijze aan het verhaal van schuldeisers onttrekt, aanvaardt daardoor de nalatenschap zuiver, tenzij hij zijn keuze

reeds eerder heeft gedaan”.50

De nieuwe wet probeert te preciseren wanneer een erfgenaam zich ondubbelzinnig en zonder voorbehoud als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam gedraagt. Daarnaast worden de gedragingen die tot zuivere aanvaarding leiden ingeperkt. In de nieuwe wet leiden alleen de gedragingen van erfgenamen die benadeling van schuldeisers tot gevolg hebben tot daden van zuivere aanvaarding. Alleen de gedragingen die tot gevolg hebben dat goederen aan de nalatenschap worden onttrokken, waardoor schuldeisers van de nalatenschap minder hebben om zich op te verhalen, zullen leiden tot zuivere

aanvaarding. Voorbeelden hierbij zijn het verkopen van goederen of het belasten van goederen met zekerheidsrechten, zoals pand of hypotheek. Zulke handelingen kan een erfgenaam niet onbewust verrichten, aldus de minister.51 De gedragingen die niet leiden tot het beperken van het verhaal van schuldeisers van de nalatenschap kunnen sinds 1 september 2016 niet meer worden aangemerkt als gedragingen die leiden tot zuivere aanvaarding.52 Een erfgenaam gedraagt zich volgens de bewoordingen van de nieuwe wet enkel als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam indien hij goederen van de

nalatenschap verkoopt, bezwaart of op andere wijze aan het verhaal van schuldeisers onttrekt.53

50 Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 224, nr. 226, p. 1.

51 Tweede Kamer, vergaderjaar 2014–2015, 34 224, nr. 3, p. 10.

52 Tweede Kamer, vergaderjaar 2014–2015, 34 224, nr. 3, p. 6.

(24)

Tevens wordt er een extra artikel ingevoerd. Naast de wijziging van artikel 4:192 lid 1 BW wordt artikel 4:194a BW toegevoegd. Artikel 4:194a BW als volgt:

“1. Een erfgenaam die na zuivere aanvaarding bekend wordt met een schuld van de nalatenschap, die hij niet kende en ook niet behoorde te kennen, wordt, indien hij binnen drie maanden na die ontdekking het verzoek daartoe doet, door de kantonrechter

gemachtigd om alsnog beneficiair te aanvaarden.

2. Wanneer een erfgenaam na vereffening of verdeling van de nalatenschap bekend wordt met een schuld, die hij niet kende en ook niet behoorde te kennen, kan hij de

kantonrechter, binnen de in het eerste lid genoemde termijn, verzoeken om te worden ontheven van zijn verplichting de schuld uit zijn vermogen te voldoen voor zover deze niet uit hetgeen hij krachtens erfrecht uit de nalatenschap heeft verkregen, kan worden voldaan. De kantonrechter verleent deze ontheffing, tenzij de erfgenaam zich zodanig heeft gedragen dat de schuldeiser erop mocht vertrouwen dat de erfgenaam deze schuld

uit zijn eigen vermogen voldoet”.54 Dit artikel biedt een oplossing voor de uitzonderlijke

gevallen waarin een erfgenaam na zuivere aanvaarding geconfronteerd wordt met een onverwachte schuld van de erflater die hij uit zijn eigen vermogen moet betalen omdat de nalatenschap ontoereikend is.

Artikel 4:194a BW onderscheidt twee verschillende situaties. Het eerste lid betreft de situatie dat de nalatenschap nog moet worden afgewikkeld en het tweede lid ziet op de situatie dat de nalatenschap al vereffend of verdeeld is.55 Indien alle bekende

nalatenschapsschulden zijn voldaan, is sprake van lid 2.56 Een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam die zich geconfronteerd ziet met een onverwachte schuld voordat de

nalatenschapsschulden zijn betaald, kan de rechter verzoeken om alsnog beneficiair te aanvaarden. Dit verzoek moet binnen drie maanden na ontdekking van de schuld zijn ingediend. Indien daaraan niet is voldaan moet de erfgenaam niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn verzoek.57 Een erfgenaam die een beroep doet op het tweede lid van artikel 4:194a BW kan de rechter verzoeken om hem te ontheffen van zijn verplichting om de onverwachte schuld te voldoen uit zijn eigen vermogen. Alsnog beneficiair

aanvaarden is in deze tweede situatie niet zinvol. Het gevolg van beneficiaire aanvaarding is namelijk dat de nalatenschap vereffend moet worden volgens de formele vereffenings-regels van afdeling 4.6.3. Echter kan deze procedure dan ook meteen weer worden 54 Tweede Kamer, vergaderjaar 2015–2016, 34 224, nr. 226, p. 2.

55 Tweede Kamer, vergaderjaar 2014–2015, 34 224, nr. 3 p. 16.

56 Kolkman 2016, p. 765-766.

(25)

opgeheven ex artikel 4:209 lid 1 BW wegens het gebrek aan baten. Ook in deze situatie moet een erfgenaam binnen drie maanden na ontdekking van de schuld een verzoek doen bij de kantonrechter. Dit maal om ontheffing te vragen om de schuld te voldoen uit zijn privévermogen. Indien de erfgenaam te laat is met zijn verzoek, moet ook hier het verzoek niet-ontvankelijk worden verklaard.58

Het artikel biedt erfgenamen in beide situaties enkel bescherming bij een onverwachte schuld; niet bij een schuld die een erfgenaam kende of behoorde te kennen op het moment dat hij de nalatenschap zuiver aanvaardde.59 Hiervoor wordt aangesloten bij artikel 3:11 BW dat ziet op de goede trouw. Een erfgenaam is niet te goeder trouw indien hij ten tijde van het aanvaarden van de nalatenschap op de hoogte was van het bestaan van de schuld. De goede trouw ontbreekt ook indien een erfgenaam twijfelt of had moeten twijfelen over de aanwezigheid van een schuld, maar verzuimd heeft hiernaar onderzoek te doen terwijl hij dit onder de gegeven omstandigheden, mede rekening houdende met eventuele deskundigheid, niet had mogen nalaten.

Ook kan niet gesproken worden van een onverwachte schuld indien de erfgenaam niet op de hoogte is van de hoogte van de schuld, maar wel het bestaan ervan kende. De erfgenaam die het bestaan van een schuld kent, moet de schuldeiser benaderen om

navraag te doen naar de hoogte van de schuld. Mocht de schuldeiser verkeerde informatie geven over de omvang van de schuld, dan kan de vordering van het hogere bedrag wel worden aangemerkt als een onverwachte schuld.60

In het kader van de schulden die een erfgenaam behoorde te kennen, wordt van een erfgenaam verwacht dat hij onderzocht heeft waar de nalatenschap uit bestaat. De erfgenaam dient de administratie van de erflater te raadplegen. De schulden die uit de administratie blijken, zoals hypotheekschulden, behoort een erfgenaam in beginsel te kennen. Omgekeerd kan niet worden aangenomen dat van een onverwachte schuld sprake is indien de schuld niet uit de administratie van erflater blijkt. Een erfgenaam kan namelijk ook op een andere manier op de hoogte zijn van de schuld. Hierbij kan worden gedacht aan een erfgenaam die aanwezig was bij het aangaan van de schuld door erflater. De kantonrechter verleent de erfgenaam ontheffing van de verplichting om de schuld uit zijn privévermogen te voldoen voor zover hij de schuld niet uit zijn geërfd vermogen

58 Tweede Kamer, vergaderjaar 2014–2015, 34 224, nr. 3 p. 18.

59 Tweede Kamer, vergaderjaar 2014–2015, 34 224, nr. 3 p. 6.

(26)

kan voldoen. Hierbij gaat het om het netto geërfd vermogen, dat wil zeggen het vermogen dat de erfgenaam overhoudt nadat de schulden van de nalatenschap (volgens de rangorde van artikel 4:7 BW) zijn voldaan.61

Ook indien de erfgenaam bij de schuldeiser het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt dat zijn schuld zou worden betaald, verleent de kantonrechter de erfgenaam niet de ontheffing uit het tweede lid van artikel 4:194a BW.62

De rechter heeft bij zijn beoordeling geen discretionaire bevoegdheid. Bij beide situaties dient hij na te gaan of het verzoek tijdig is gedaan, of sprake is van een onverwachte schuld en of voldaan is aan de eisen van de goede trouw. Indien al deze voorwaarden zijn vervuld, moet de erfgenaam worden gemachtigd alsnog beneficiair te aanvaarden (lid 1) c.q. worden ontheven uit de verplichting om de schuld uit zijn privévermogen te voldoen (lid 2).63

3.2 Analyse van de woordkeuze van artikel 4:192 lid 1 BW

De invoering van de nieuwe wet brengt, zoals reeds beschreven, een wijziging mee van artikel 4:192 lid 1 BW. Zoals al aangegeven luidt het eerste lid van dit artikel als volgt na de wijziging: “Een erfgenaam die zich ondubbelzinnig en zonder voorbehoud als een

zuiver aanvaard hebbende erfgenaam gedraagt doordat hij goederen van de

nalatenschap verkoopt, bezwaart of op andere wijze aan het verhaal van schuldeisers onttrekt, aanvaardt daardoor de nalatenschap zuiver, tenzij hij zijn keuze reeds eerder heeft gedaan”. Tussen de voorzitter van de Eerste Kamer en minister Van der Steur is

discussie ontstaan over de keuze van het woord ‘verkoopt’ in dit artikel. In dit hoofdstuk zal ik ingaan op deze discussie en zal ik de argumenten van de minister analyseren. De voorzitter van de Eerste Kamer is van mening dat in plaats van het woord ‘verkoopt’ eigenlijk het woord ‘vervreemdt’ zou moeten staan. Volgens haar worden er namelijk pas bij levering goederen aan de nalatenschap onttrokken. De ratio van artikel 4:192 lid 1 BW is ook dat wordt voorkomen dat goederen van de nalatenschap worden onttrokken aan het verhaal van schuldeisers. In dit kader is het woord ‘vervreemdt’ passender dan het woord ‘verkoopt’. Daarnaast past het woord ‘vervreemdt’ beter bij het woord ‘bezwaart’ dat in hetzelfde artikel staat genoemd, aldus de voorzitter van de Eerste Kamer.64

61 Biemans 2015, p. 956-962.

62 Biemans 2015, p. 956-962.

63 Biemans 2015, p. 956-962.

(27)

Volgens minister Van der Steur is er geen sprake van een foutieve woordkeuze in artikel 4:192 BW. Artikel 4:192 lid 1 BW beoogt een duidelijk onderscheid te maken tussen daden van beheer en beschikkingshandelingen. Volgens de minister is het verkopen van een goed van de nalatenschap al een gedraging die moet worden aangemerkt als een beschikkingshandeling. De erfgenaam aanvaardt hierdoor de nalatenschap zuiver.65 Mijns inziens is dit onjuist. Verkoop van een goed houdt enkel in dat de verplichting tot levering van dat goed wordt aangegaan. Civielrechtelijk valt dit niet onder de term beschikken. Pas bij vervreemding van een goed van de nalatenschap is sprake van beschikken. Het is dus niet juist dat de enkele verkoop van een goed van de nalatenschap al kan worden

bestempeld als een beschikkingshandeling.

De minister legt aan zijn stelling dat het woord ‘verkoopt’ de juiste keuze is het volgende ten grondslag: “Zou in de tekst van artikel 4:192 lid 1 BW het woord ‘vervreemdt’ hebben

gestaan en worden uitgelegd in de zin dat hiervoor ook is vereist dat de levering heeft plaatsgevonden, dan zou in het voorbeeld van de verkoop van het huis (zonder dat de levering ook al heeft plaatsgevonden) geen zuivere aanvaarding worden aangenomen. De vraag is dan op welke grond de erfgenaam zich jegens de andere erfgenamen en de schuldeisers van de nalatenschap legitimeert als verkoper. Als vervolgens de koop-overeenkomst niet wordt nagekomen doordat het huis niet wordt geleverd, is sprake van wanprestatie. De koper kan beslag leggen op de woning en bij de rechter levering van het huis afdwingen of vervangende schadevergoeding vorderen. Deze vordering zal worden ingesteld tegen de erfgenamen gezamenlijk, ongeacht of de verkopende erfgenaam de nalatenschap uiteindelijk wel of niet heeft aanvaard. Dit voorbeeld laat zien dat,

behoudens daden van beheer ook het enkele aangaan van een overeenkomst tot verkoop al een beschikkingshandeling is die gevolgen heeft voor de omvang van de nalatenschap en de afwikkeling daarvan”.

Ook deze argumentatie is naar mijn mening onjuist. Een erfgenaam die zijn keuze voor aanvaarding van de nalatenschap nog niet kenbaar heeft gemaakt, maar al wel overgaat tot het verkopen van een goed van de nalatenschap, is daartoe niet beschikkingsbevoegd ex artikel 3:84 lid 1 BW. Hij heeft zich dan als beschikkingsonbevoegde verplicht tot levering van een goed van de nalatenschap. Echter nu hij niet kan leveren, omdat hij niet de rechthebbende is van het goed uit de nalatenschap, kan hij enkel in privé worden aangesproken tot schadevergoeding. Het argument van de minister dat beslag kan worden gelegd op de nalatenschap of de schadevergoeding uit de nalatenschap moet worden 65 Eerste Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 224, nr. C, p. 2.

(28)

voldaan, gaat dus niet op. Er is dus geen noodzaak om de enkele verkoop van een nalatenschapsgoed al aan te merken als een daad van zuivere aanvaarding.

De minister probeert met zijn woordkeuze zelf de gevolgen van de verkoop van een nalatenschapsgoed recht te breien. Echter bestaat hier geen noodzaak toe, nu bij verkoop van een nalatenschapsgoed door een beschikkingsonbevoegde door een schuldeiser geen verhaal kan worden genomen op de nalatenschap, maar enkel op het privévermogen van de beschikkingsonbevoegde. Daarnaast past het woord ‘verkoopt’ niet bij de civiel-rechtelijke definitie van beschikken. Onder de term ‘beschikken’ valt namelijk niet het sluiten van een overeenkomst die verplicht tot vervreemding van een goed. Blijkens de memorie van toelichting wil de minister de beschikkingshandelingen die onttrekking van een goed van de nalatenschap tot gevolg hebben, aanmerken als handelingen die leiden tot zuivere aanvaarding.66 Daar kan derhalve dus niet de verkoop van een nalatenschapsgoed onder vallen.

De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft in een brief gereageerd op bovenstaande argumenten van de minister. Daarin schrijft hij: “Als het de

bedoeling van de wet is te bepalen dat reeds met het sluiten van obligatoire overeen-komsten, zoals de koopovereenkomst, door de erfgenaam sprake is van een gedraging waaruit blijkt dat de erfgenaam zich ondubbelzinnig en zonder voorbehoud als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam gedraagt, dan is de tekst van artikel 4:192 lid 1 BW nog steeds inconsistent. (...) Voorbeelden van wel correcte formuleringen zijn te vinden in

artikel 1:88 lid 1 onder a BW”.67

In zijn brief van 29 augustus 2016 geeft de minister een reactie op de brief van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie. De minister schrijft hierin (onder andere): “Ook

het door de vaste commissie genoemde artikel 1:88 lid 1 onder a BW, strekt zich uit tot het sluiten van verbintenisscheppende overeenkomsten. Ingevolge deze bepaling, waarin is geregeld voor welke rechtshandelingen een echtgenoot de toestemming van de andere echtgenoot behoeft, is de toestemming reeds vereist in de obligatoire fase. In geval van verkoop van de echtelijke woning of de daarbij behorende inboedel is de regeling

derhalve ook relevant bij het sluiten van de koopovereenkomst en niet pas bij de levering van de zaak. Met het woord “strekkende” in die bepaling is buiten twijfel gesteld dat ook het verlenen van een koopoptie onder de werking van het toestemmingsvereiste van

66 Tweede Kamer, vergaderjaar 2014–2015, 34 224, nr. 3, p.10.

(29)

artikel 1:88 lid 1 onder a BW valt. De bedoeling van de onderhavige wet staat naar mijn mening niet ter discussie. Wel lijkt de precieze formulering van het genoemde artikellid voor verbetering vatbaar. Ten behoeve van de rechtszekerheid zal ik daarom artikel 4:192 BW verduidelijken door terminologisch meer aansluiting te zoeken bij de formulering van artikel 1:88 lid 1 onder a BW”.

De gedachte van de minister dat voor artikel 4:192 lid 1 BW aansluiting moet worden gezocht bij artikel 1:88 lid 1 onder a BW, vindt geen steun in de ratio van artikel 1:88 BW. Dit artikel beoogt echtgenoten tegen elkaar te beschermen, in het belang van het gezin, tegen rechtshandelingen die benadelend zijn of een groot financieel risico met zich meebrengen.68 In dat kader is het logisch dat ook de verbintenisscheppende overeenkomst wordt meegenomen. Stel echtgenoot A is enig eigenaar van de echtelijke woning waar echtgenoten A en B samen in wonen. Als A de woning verkoopt en artikel 1:88 BW zou niet bestaan, dan zou A verplicht kunnen worden tot levering. Hier kan dus de obligatoire overeenkomst al voor benadeling van de andere echtgenoot zorgen. Er is geen argument om de strekking van artikel 1:88 BW ook toe te passen bij artikel 4:192 lid 1 BW. Zoals reeds geschreven kunnen schuldeisers zich bij verkoop van een nalatenschapsgoed door een beschikkingsonbevoegde enkel verhalen op zijn privévermogen. De nalatenschap wordt derhalve niet aangetast. Schuldeisers van de nalatenschap worden niet benadeeld en derhalve is er geen reden om artikel 4:194 lid 1 BW uit te breiden met de obligatoire overeenkomst. Artikel 4:194 lid 1 BW is gewijzigd om erfgenamen beter te kunnen beschermen tegen nalatenschapsschulden. Dit is een hele andere ratio dan de ratio achter artikel 1:88 BW. Ik zie dan ook niet in waarom de minister bij de eerstvolgende reparatie van artikel 4:194 lid 1 BW aansluiting wil zoeken bij artikel 1:88 lid 1 onder a BW.

3.3 Zijn de problemen rondom zuivere aanvaarding en onverwachte schulden met de nieuwe wet voldoende opgelost?

In dit hoofdstuk ga ik beoordelen of de problemen die speelden onder de oude wet met betrekking tot de bescherming van erfgenamen tegen nalatenschapsschulden met de nieuwe wet voldoende zijn opgelost. De nieuwe wet is sinds 1 september 2016 in werking getreden. Veel voorbeelden om te toetsen of de nieuwe wet daadwerkelijk een betere bescherming voor erfgenamen oplevert zijn er derhalve nog niet. Zelf heb ik mijn twijfels of erfgenamen feitelijk gebaat zijn bij de veranderingen die deze nieuwe wet met zich meebrengt. Hieronder zal ik een en ander toelichten.

(30)

De nieuwe wet probeert met een wijziging van artikel 4:192 lid 1 BW te verduidelijken wanneer een erfgenaam zich ondubbelzinnig en zonder voorbehoud als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam gedraagt. Gedragingen die goederen aan de nalatenschap onttrekken hebben tot gevolg dat de erfgenaam de nalatenschap zuiver aanvaardt. Gedragingen die niet tot een beperking van het verhaal van schuldeisers leiden hebben dit gevolg niet.

Mijns inziens zal dit onderscheid tussen gedragingen die wel en die niet tot zuivere aanvaarding leiden in de praktijk niet, althans moeizaam werken. Het valt te vrezen dat erfgenamen die de woning van erflater gaan opruimen zich niet bewust zijn van dit relevante onderscheid. Onder de nieuwe wet mogen erfgenamen de antiekcollectie van erflater bijvoorbeeld niet vast onderling gaan verdelen. Immers alsdan gedragen zij zich als zuiver aanvaard hebbende erfgenamen. Een waardeloze vaas echter mogen zij wel bij het grofvuil zetten. In voorkomende gevallen zal het voor erfgenamen bepaald niet eenvoudig (kunnen) zijn vast te stellen of een goed uitsluitend emotionele waarde heeft of dat datzelfde goed ook kan dienen tot verhaal door schuldeisers. Er zitten zoveel nuances in de gedragingen die wel en niet tot zuivere aanvaarding leiden dat het voor erfgenamen ingewikkeld wordt om van elke handeling te weten of deze tot zuivere aanvaarding leidt of niet. De gedragingen zijn naar mijn mening teveel verjuridiseerd. Ik begrijp het systeem en denk inmiddels wel te weten welke gedragingen ik wel en niet mag verrichten. Maar ik vraag mij af of de gemiddelde erfgenaam het nieuwe systeem ook voldoende kan doorgronden en bijvoorbeeld tijdens het proces van opruimen van het huis van erflater beseft welke handelingen hij of zij wel en niet mag uitvoeren.

In de memorie van toelichting schrijft minister Van der Steur dat erfgenamen door de beperking van de aanvaardingsfictie in het nieuwe artikel 4:192 BW ‘niet meer onbewust een nalatenschap aanvaarden’.69 Deze opvatting deel ik niet. Goederen verkopen,

bezwaren of anderszins onttrekken zijn inderdaad handelingen die je bewust verricht. Echter geloof ik niet dat de gemiddelde erfgenaam zich vervolgens ook bewust is van de gevolgen van zijn gedragingen. Ik ben het dus niet eens met de stelling dat erfgenamen door de nieuwe wet een nalatenschap niet meer onbewust zullen aanvaarden.

De gedragingen die wel en niet tot zuivere aanvaarding leiden blijven in de nieuwe wet gesplitst, terwijl het in de praktijk veelal om samenhangende gedragingen gaat.

Erfgenamen, die uit pure onwetendheid het huis van erflater opruimen, mogen wel zonder risico de foto albums meenemen en de waardeloze bank bij het grofvuil zetten, maar 69 Tweede Kamer, vergaderjaar 2014–2015, 34 224, nr. 3, p. 6.

(31)

aanvaarden de nalatenschap zuiver indien zij de waardevolle antieke kast aan de vuilnis-man mee zouden geven. Dit onderscheid in gedragingen past niet bij hoe het werkt in de praktijk.

In de media wordt intussen nochtans de indruk gewekt dat de nieuwe wet een belangrijke verbetering voor de positie van erfgenamen betekent. Zo zie ik in kranten verschillende koppen van artikelen verschijnen met titels als ‘Minder snel in de schuld na een erfenis’70. Ik begrijp dat de wetgever niet verantwoordelijk is voor hoe de nieuwe wet in de media wordt belicht maar ik kan mij voorstellen dat zulke koppen de indruk wekken dat erfgenamen minder gevaar lopen, terwijl naar mijn idee het grijze gebied tussen de gedragingen die wel en niet tot zuivere aanvaarding leiden in de praktijk nog even grote problemen kunnen opleveren als vóór de nieuwe wet het geval was. De gedragingen zijn nog steeds even algemeen omschreven.

Ook ten aanzien van de onverwachte schulden denk ik niet dat de nieuwe wet voldoende bescherming biedt aan erfgenamen. Erfgenamen die na zuivere aanvaarding

geconfronteerd worden met een onverwachte schuld kunnen binnen drie maanden naar de kantonrechter gaan om de nalatenschap alsnog beneficiair te aanvaarden of ontheffing te verkrijgen van de verplichting om de schuld uit hun privévermogen te voldoen. Echter leert deelvraag 3.1 dat een schuld aan veel voorwaarden moet voldoen om te kunnen worden aangemerkt als een onverwachte schuld. Uiteraard is een schuld die de erfgenaam kende voor hem geen onverwachte schuld. Maar ook een schuld die de erfgenaam

behoorde te kennen kan niet gelden als een onverwachte schuld. Mijn verwachting is dat vrijwel geen enkele schuld zal kunnen worden aangemerkt als een onverwachte schuld. Zelfs de Memorie van Toelichting bij de nieuwe wet spreekt van uitzonderingssituaties.71 In de rechtspraak werd van schulden bestaande uit vorderingen van de kinderen van erflater in verband met het vooroverlijden van hun ouder gezegd dat deze niet verhaald konden worden op het privévermogen van de desbetreffende erfgenaam (zie hoofdstuk 1.1).72 Echter onder de nieuwe wet zullen soortgelijke legitieme vorderingen op een vooroverleden (stief)ouder of partner niet in algemene zin als onverwachte schulden kunnen worden aangemerkt.73

Mijns inziens zal dus, zoals de Memorie van Toelichting al aangeeft, slechts in

uitzonderingssituaties sprake zijn van een onverwachte schuld. Vandaar dat ik niet denk 70 Van den Outenaar 2016.

71 Tweede Kamer, vergaderjaar 2014–2015, 34 224, nr. 3 p. 13.

72 Rechtbank Assen (sector kanton Emmen), 19 oktober 2010, ECLI:NL:RBASS:2010:BQ:7094.

(32)

dat artikel 4:194a BW voor erfgenamen een effectieve bescherming zal bieden. De rechtspraak ten aanzien van onverwachte schulden wordt wellicht alleen maar strenger nu in dit kader een strikt artikel in het leven is geroepen.

Hoofdstuk 4: Zijn er andere mogelijkheden om erfgenamen beter te beschermen tegen nalatenschapsschulden?

In dit hoofdstuk wil ik ingaan op mijn eigen ideeën en aanbevelingen om erfgenamen beter te beschermen tegen nalatenschapsschulden. Gedurende het schrijven zijn er verschillende ideeën bij mij opgekomen. Van meerdere ideeën heb ik vervolgens echter ook weer afstand gedaan omdat ik er teveel bezwaren tegen kon bedenken. Onderstaande ideeën hebben het voor mij wel gehaald en ik hoop dat deze ideeën op een eenvoudige en overzichtelijke manier de bescherming van erfgenamen tegen nalatenschapsschulden kunnen verbeteren.

4.1 Zuivere aanvaarding door gedragingen: erfgenaam aansprakelijk voor waardevermindering nalatenschap

(33)

Mijn eerste idee ziet op de bescherming van erfgenamen tegen onbewuste zuivere aanvaarding door gedragingen. Ik heb nagedacht over een verbetering van het nieuwe artikel 4:192 lid 1 BW en stelde daarbij tot mijn ongenoegen en teleurstelling vast dat het bijna niet haalbaar is om een regel te formuleren die voor erfgenamen voldoende duidelijk verwoordt welke handelingen zij wel en niet mogen verrichten en die daarnaast aansluit op de gang van zaken in de praktijk. Vandaar dat ik me ben gaan richten op een

verzachting van de gevolgen die zuivere aanvaarding door gedragingen voor erfgenamen kan meebrengen. Zulks temeer omdat ik van mening ben dat een schuldeiser na het overlijden van zijn debiteur niet een betere verhaalspositie zou mogen verwerven dan hij had tijdens het leven van de erflater. De schuldeiser kan zich bij een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam verhalen op het privévermogen van de erfgenaam, indien de

nalatenschap ontoereikend is om alle schulden uit te voldoen. Aldus krijgt de schuldeiser een dubbel verhaalsrecht. Voor erfgenamen die onbewust een nalatenschap zuiver

aanvaarden door gedragingen, moet het onwenselijk worden geacht dat zij met hun gehele privévermogen aansprakelijk worden voor de schulden van erflater welke niet verhaald kunnen worden op de nalatenschap.

Mijn eerste aanbeveling houdt het volgende in. Artikel 4:192 lid 1 BW wil ik behouden (met het woord ‘vervreemdt’ in plaats van het woord ‘verkoopt’), maar ik wil de

consequenties die dit artikellid met zich meebrengt beperken. In het huidige artikel is een erfgenaam, indien hij zich ondubbelzinnig en zonder voorbehoud als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam gedraagt, met zijn gehele privévermogen aansprakelijk voor de schulden van de erflater indien de nalatenschap ontoereikend is om deze daaruit

te voldoen. Het zou aanbeveling verdienen deze systematiek te veranderen. Erfgenamen zouden naar mijn mening enkel met hun privévermogen aansprakelijk horen te zijn voor de waardevermindering van de nalatenschap die hun handelen tot gevolg heeft gehad. Een erfgenaam zou enkel aansprakelijk dienen te zijn voor het bedrag waarmee hij de boedel heeft benadeeld.

Voor deze opvatting kan wellicht aansluiting worden gezocht bij artikel 2:216 lid 3 BW. In dit artikellid staat onder meer: “Indien de vennootschap na een uitkering niet kan

voortgaan met het betalen van haar opeisbare schulden, zijn de bestuurders die dat ten tijde van de uitkering wisten of redelijkerwijs behoorden te voorzien jegens die

vennootschap hoofdelijk verbonden voor het tekort dat door de uitkering is ontstaan”.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

treedt de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) in werking, voor iedereen voor wie verplichte zorg in verband met een psychische stoornis onvermijdelijk is.. De wet

In het VB is bij elke vrijgestelde gegevens- verwerking concreet aangegeven welke persoonsgegevens verwerkt mogen worden, voor welk doel of welke doeleinden de persoonsgegevens

Kijkend naar de verschillen in ervaringen tussen de groepen valt op dat beide PGB groepen (ouderen en mensen met een beperking) een overwegend vergelijkbaar beeld laten zien,

De nu voorgestelde regionale missie en visie Participatiewet passen in de lijn die in Bergen lokaal is vastgesteld voor het brede sociale domein.. Belangrijke elementen

Zo wordt bepaald dat de uitoefening van een bijzondere bevoegdheid is toegestaan indien, voorzover in de Wiv 2002 niet anders is bepaald, de betrokken minister of namens deze het

Als ik namelijk in een staat van doodzonde het een of ander werkje kan verrichten, dat niet alleen naar zijn inhoud voor God aangenaam is, maar ook genade om redenen

werknemer niet opzeggen vanwege te goeder trouw gedane melding Huis, gedurende het onderzoek van het Huis en tot 1 jaar na het oordeel van het Huis dat er een misstand was. •

We pleiten in het kader van de nieuwe Wet Inburgering bij gemeenten ook voor het zorgen voor een structuur waarin samenwerking en overleg wordt gestimuleerd. Als er geen partij is