• No results found

Een onderzoek naar de privacy paradox met een lens toepassing van de Construal Level Theorie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een onderzoek naar de privacy paradox met een lens toepassing van de Construal Level Theorie"

Copied!
36
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bachelorscriptie

Informatiekunde

Een onderzoek naar de privacy paradox met

een lens toepassing van de Construal Level

Theorie

Begeleider:

​ Dick Heinhuis

Tweede lezer:

​ Loek Stolwijk

(2)

Voorwoord

Voor u ligt de scriptie ‘ ​Een onderzoek naar de privacy paradox met een lens toepassing van de Construal Level Theorie.​’ Het onderzoek voor deze scriptie naar de privacy paradox is uitgevoerd met behulp van een online enquête. Deze scriptie is geschreven in het kader van mijn afstuderen aan de opleiding Informatiekunde aan de Universiteit van Amsterdam. Van juni 2018 tot en met augustus 2018 ben ik bezig geweest met het onderzoek en het schrijven van de scriptie.

Samen met mijn scriptiebegeleider, Dick Heinhuis, heb ik het onderwerp en onderzoeksvraag voor deze scriptie vastgesteld. Tijdens dit onderzoek stond mijn scriptiebegeleider, Dick Heinhuis, altijd voor mij klaar. Hij heeft wekelijks mijn vragen beantwoord en advies gegeven waardoor ik verder kon met mijn onderzoek.

Bij dezen wil ik graag mijn begeleider bedanken voor de fijne begeleiding en zijn ondersteuning tijdens dit traject. Ook wil ik alle respondenten bedanken die mee hebben gewerkt aan dit onderzoek. Zonder hun medewerking had ik dit onderzoek nooit kunnen voltooien.

Ook van mijn familie heb ik wijze raad mogen ontvangen. Bovendien hebben zij mij moreel ondersteund tijdens het schrijfproces. Tot slot wil ik mijn vriend en mijn oma in het bijzonder bedanken. Hun motiverende woorden en geduld hebben mij geholpen deze scriptie tot een goed einde te brengen. Ik wens u veel leesplezier toe.

Andrea Pineda

(3)

Abstract

Sociale media kanalen worden tegenwoordig omarmd door individuen en hebben geleid tot een

aanzienlijk groei in het delen van persoonlijke informatie online. Hoewel bezorgdheid over de

privacy een groot probleem is voor veel gebruikers van sociale media kanalen, hebben

onderzoeken aangetoond dat hun gedrag om informatie online te openbaren niet is afgestemd

op hun zorgen om privacy. Deze kloof tussen gedrag en bezorgdheid wordt de privacy paradox

genoemd. Verschillende theorieën zijn onderzocht om de privacy paradox te verklaren, maar

met inconsistente en onvolledige resultaten. Deze studie onderzoekt de paradox met behulp

van een lens toepassing van de Construal Level Theorie. Met dit onderzoek wordt aangetoond

hoe een inbreuk op de privacy, nog niet ervaren en psychologisch ver weg blijkt te zijn voor

individuen. Deze weegt dus minder in de dagelijkse keuzes van deze individuen tot betrekking

met het delen van persoonlijke informatie online wanneer het vergeleken wordt met de meer

concrete en psychologisch-nabije keuzes van individuen. Dit onderzoek wordt afgesloten met

een conclusie, een discussie en aanbevelingen voor toekomstig onderzoek.

(4)
(5)

Inleiding

“If this is the age of information, then privacy is the issue of our times.” (Acquisti, Brandimarte,

Loewenstein, 2015, p.509)

Het internet is in de afgelopen decennia een belangrijkere rol gaan spelen in het dagelijks leven. ​Internet werd de vorige eeuw ​nog alleen gebruikt om informatie te kunnen raadplegen. Deze is inmiddels veranderd naar een medium voor interactie (Van den Bighelaar & Akkermans, 2013). Men gebruikt het internet tegenwoordig om een twee- of meerzijdige manier van communiceren te kunnen hanteren (O’Reilly, 2005). Het middel wat gebruikt wordt om dit te kunnen doen is sociale media.

Sociale media staat voor online diensten en/of platformen waar de gebruikers de inhoud bepalen en verspreiden. Deze inhoud wordt ook door deze zelfde gebruikers gegenereerd en wordt ‘user generated content’ genoemd. Enkele voorbeelden van deze ‘user generated content’ zijn informatie, ervaringen en kennis. Deze worden gedeeld in de vorm van tekst, afbeeldingen, audio en video (Van den Bighelaar & Akkermans, 2013). Hier is er sprake van interactie tussen de gebruikers van sociale media en de kern van deze interactie is informatiedeling. Dit wordt gezien als een hoofdaspect van de Web 2.0, en meer social verbonden web waarin mensen zoveel kunnen bijdragen als ze kunnen consumeren (Heerschap & Van Velzen, 2011).

Sociale media en sociale platforms zijn een onderdeel geworden van de dagelijkse routine van gebruikers over de hele wereld (Palen & Dourish, 2003). Volgens het CBS (2018) maakte 87 procent van de Nederlanders 18 jaar en ouder in 2017 wel eens gebruik van sociale media. Dit wordt voornamelijk gedaan om in contact te kunnen blijven met kennissen, vrienden en familie.

Gepaard met het massale gebruik van sociale media kanalen zijn de privacy klachten die vele gebruikers hebben (Boyd, 2008). Privacy is een belangrijk begrip geworden in deze digitale tijdperk (Rachels, 2017). Het is een ​grondrecht dat in artikel 10 van onze grondwet is opgenomen (De Nederlandse grondwet, 2018). Privacy is overal en actueel. Dat het een steeds belangrijker term aan het worden is bewijst de treding van de nieuwe Europese wet van databescherming: de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Europese burgers hebben op 25 mei 2018 veel e-mails ontvangen van verschillende bedrijven waarbij hun persoonsgegevens geregistreerd zijn. Op deze e-mails werd uitgelegd wat voor aanpassingen deze bedrijven moesten ondergaan door de treding van de nieuwe

(6)

Uit onderzoek is gebleken dat sociale media gebruikers vanwege privacyrisico’s bang zijn om hun privé gegevens openbaar te maken (Li, 2011; Li, 2012). Echter suggereren andere studies dat sociale media gebruikers juist handelen tegen hun privacykwesties (Acquisti & Grossklags, 2007; Beresford et al., 2012; Norberg et al., 2007; Spiekermann et al., 2001). Dit verschijnsel waarbij er een openbaarmaking van prive-informatie tot stand komt ondanks de bezorgdheid om privacy wordt aangeduid als de privacy paradox (Acquisti et al., 2015; Holland, 2009). Het gaat dus om een inconsistentie tussen de ‘privacy houding’ van een persoon en het ‘privacy gedrag’ wat hier tegenover staat (Brandimarte et al., 2013). Er zijn genoeg studies die de privacy paradox hebben onderzocht , echter: "zij hebben helaas tegenstrijdige resultaten en onvolledige uitleg van de waarnemingen opgeleverd" (Hallam & Zanella, 2017, blz. 217). Eerder onderzoek heeft bijvoorbeeld verschillende theorieën die bijdragen aan de privacy paradox geïdentificeerd. Een voorbeeld hiervan is de ‘Social exchange’ theorie van Fournier & Avery (2011), waarin consumenten objectief voordelen en kosten zouden afwegen wanneer ze zich bezighouden met sociale interactie. Ook bestaat de theorie van Deuker (2010) waarin hij de privacy paradox verklaart door het feit dat de consument zich niet bewust is van de gevolgen van openbaarmaking van persoonlijke gegevens.

De privacy paradox is dus een inmiddels goed onderzocht begrip, vaak met studies die verschillende resultaten opleveren, zie tabel 1. Zo bestaan er bijvoorbeeld ook studies die twijfels oproepen over het bestaan van de privacy paradox. Dit door het aantonen van het bestaan van een relatie tussen privacybelangen en privacybescherming gedrag (Wakefield, 2013; Boyles et al., 2012). Het is daarom van belang om de huidige theorieën te analyseren om de aard van dit begrip volledig te kunnen opvatten.

(7)

Tabel 1. ​Aantal onderzoeken naar de privacy paradox per theorie.

In dit onderzoek wordt de Construal Level Theorie (CLT) voorgesteld als een onderliggend kader voor het uitleggen van de drijvende krachten van de privacy paradox. De CLT beschrijft hoe psychologische afstand een invloed heeft op de representatie van gebeurtenissen (Liberman et al., 2007; Trope & Liberman, 2011). Met behulp van een CLT-perspectief wordt geprobeerd om de kloof te begrijpen tussen de privacyproblemen van individuen (percepties) en hun werkelijke gedrag (acties). Met dit onderzoek wordt de mogelijkheid dat de CLT een onderliggende reden zou kunnen zijn voor het bestaan​​van de privacy paradox onderzocht. Naast de CLT is voor dit onderzoek verder ook gebruik gemaakt van de theorie van gepland gedrag om een onderscheid tussen de CLT psychologisch intenties rondom de privacy paradox te verklaren. Dit wordt gedaan door de volgende onderzoeksvraag met behulp van een online enquête te onderzoeken: “ ​In hoeverre kan de Construal Level Theorie het bestaan van de privacy paradox verklaren met betrekking tot zelfonthulling van persoonlijk informatie online?

In het literatuuronderzoek worden de begrippen privacy, privacy paradox, Construal Level Theorie en Theorie van gepland gedrag behandeld. In het onderzoeksmodel en de hypothese-ontwikkel sectie wordt het theoretisch model voor dit onderzoek ontwikkelt en worden de onderzoekshypothesen voorgesteld. De theorie van gepland gedrag wordt gebruikt in dit onderzoek om een onderscheid tussen de CLT psychologisch intenties rondom de privacy paradox te verklaren. Verder worden in de methodiek sectie de bestaande hulpmiddelen en maatregelen die worden gebruikt in het onderzoek gedefinieerd. Vervolgens volgt er een resultaten en een conclusie sectie waar de uitkomst van dit onderzoek wordt

(8)

Privacy

Bestaande literatuur over privacy biedt een overvloed aan definities over privacy (Altman, 1976; Gross & Acquisti, 2005; Paine et al., 2007; Goodwin, 1991; Nowak & Phelps, 1995). Deze kunnen telkens worden geconceptualiseerd vanuit een ander perspectief, namelijk de fysieke, sociale en psychologische (Hallam & Zanella, 2017). Er bestaat geen enkel concept van privacy dat alle disciplines doorkruist en dat wordt omarmd door iedereen (Smith et al., 2011).

Privacy in een juridische context kan worden gedefinieerd als “the right to be left alone” (Warren & Brandeis, 1980). Pon en Freudhebben privacy gedefinieerd in termen van een uitbreiding van iemands persoonlijkheid. Altman (1975) heeft veel onderzoek naar het het fenomeen privacy gedaan, hij definieert deze als ​“de selectieve controle die wij ervaren over de toegang tot onszelf of een groep waartoe wij behoren.” Westin en Moore(2003) beschrijven privacy in termen van informatiebeheersing. Verder is een belangrijke onderdeel van privacy de ‘selectieve controle’. Privacy gaat namelijk verder dan alleen het kunnen uitsluiten van anderen. Privacy gaat ook om het toelaten van anderen, indien dit gewild is. Het gaat dus om de keuze tot afzondering van informatie tot anderen of niet (Gifford, 2007). Dit komt omdat mensen twee tegenstrijdige behoeftes hebben: het contact leggen met anderen en het afzonderen van anderen. Privacy is belangrijk omdat deze deze behoeftes steeds veranderen. Privacy kan dan gezien worden als een optimalisatieproces, waarbij er een match wordt gezocht tussen deze behoeftes ( ​Altman, 1975)​.

Wat al deze definities van privacy met elkaar gemeen hebben is dat elk een betrekking heeft tot de toegang of controle van persoonlijke informatie (Moore, 2003). Voor de intenties van dit onderzoek wordt de definitie van informatie privacy gehanteerd. Deze wordt gedefinieerd door Westin (2003) als de claim van een persoon om te bepalen welke informatie over zichzelf bekend moet zijn bij anderen.

Informatie privacy ook wel data privacy is dus de privacy van persoonlijke informatie en heeft meestal betrekking op persoonlijke gegevens die zijn opgeslagen op computersystemen (Moore, 2003). De noodzaak om de privacy van informatie te handhaven is van toepassing op verzamelde persoonlijke informatie, zoals medische dossiers, financiële gegevens, strafregisters, politieke gegevens, bedrijfsgerelateerde informatie of websitegegevens. Informatie privacy wordt als een belangrijk aspect van informatie-uitwisseling beschouwd.

(9)

Met de vooruitgang van het digitale tijdperk en de groei van sociale interactie online zijn de kwetsbaarheden in persoonlijke informatie toegenomen (Belanger & Crossler, 2011). In een onderzoek naar de organisatorische privacy praktijken van de 50 best bezochte websites, Gomez et al. (2009) ontdekte dat de meeste van deze websites persoonlijke informatie gebruiken voor aangepaste advertenties. Ook werd ontdekt dat een groot aantal bedrijven zoals Google, Yahoo, Microsoft en Facebook hun verzamelde klantgegevens met honderden van hun partnerbedrijven delen. Het gebruik en delen van gegevens komt dus een niet zonder risico's, wat ten koste zou kunnen komen tot iemands informatie privacy (Smith et al., 2011).

(10)

Privacy Paradox

De bezorgdheid over de privacy van informatie is toegenomen sinds de vooruitgang in digitale technologieën en de toenemende informatieverzameling door derden. Een van de grootste paradoxen in de digitale tijdperk met betrekking tot ons technologie gebruik is hoe individuen beweren zich zorgen te maken over het beheren van privé-informatie online, maar toch zo bereid lijken om het weg te geven (Bélanger & Crossler, 2011; Phelps, Nowak, & Ferrell, 2000). Eerdere studies tonen aan dat gebruikers zich bezighouden met het openbaar maken van hun informatie over digitale omgevingen in verschillende contexten zoals online winkelen en persoonlijke profiel creatie. Sommige onderzoeken geven echter aan dat personen hun informatie zullen onthullen ondanks hun privacyaspecten (Belanger & Crossler, 2011; Norberg et al., 2007; Smith et al., 2011). Deze discrepantie tussen de houding en het gedrag van deze individuen staat bekend als privacy paradox (Debatin et al., 2009; Gross & Acquisti, 2005; Norberg et al., 2007; Wilson & Valacich, 2012).

Vele onderzoeken hebben meerdere redenen voor deze paradox aangetoond. In een e-commerce context hebben mensen bijvoorbeeld de neiging om hun privacy en persoonlijke informatie gewoonlijk tegen een lage prijs te verhandelen (Acquisti & Grossklags, 2007). Volgens de traditionele opvatting van economen gedragen mensen zich op een rationele manier als het gaat om het beslissingsproces (Becker, Murphy, 1988; Edwards, 1961; Posner, 1978). Individuen wegen dus voor-en nadelen af en houden rekening met verwachte beloningen en kosten. De theorie van de sociale uitwisseling stelt dat individuen objectief voordelen en kosten wegen bij het aangaan van sociale interactie. Een individu verleent bepaalde waarde aan voordelige en nadelige aspecten, en vormt een zogenaamde privacy-calculus (Dinev & Hart, 2006; Li, Sarathy & Xu, 2010). Wanneer de ene factor dus zwaarder weegt dan de andere, zou dit bepalend zijn voor de uiteindelijke beslissing van een individu over het al dan niet online bekendmaken van persoonlijke informatie. Toch bleek dat individuen zich irrationeel gedroegen op het gebied van privacy toen onderzoeken privacyproblemen benaderden door aan te nemen dat consumenten een kosten-batenverhouding aangingen (Keith et al., 2013). Een van de redenen voor deze uitkomst was dat de besluitvorming over privacy slechts voor een klein deel een rationeel vergelijking is. De besluitvorming over privacy wordt ook beïnvloed door misvattingen over voordelen en kosten, emoties en sociale normen (Acquisti & Grossklags, 2004).

De cognitieve en psychologische aspecten bieden dus andere aspecten van verantwoording over de privacy paradox in vergelijking met de rationele kosten-baten en op sociale factoren gebaseerde interpretaties. Ondanks het feit dat de privacy paradox veel is onderzocht en verklaard door talloze logische theorieën wordt deze nog beschouwd als een complex fenomeen dat tot nu toe niet volledig is verklaard. Hierdoor worden in dit onderzoek de aanwijzingen gevolgd van de Construal Level Theorie. Dit

(11)

om door te nemen hoe mentale constructies en psychologische afstands niveaus de attitudes en het gedrag van de privacy beïnvloeden (Hallam & Zanella, 2017).

(12)

Construal Level Theory

De Construal Level Theorie (CLT) beschrijft de relatie tussen psychologische afstand en de mate waarin iemands mentale toestand abstract of concreet is. CLT stelt voor dat voor dat hoe verder weg een object, persoon of gebeurtenis van een individu zich bevindt, hoe abstracter deze zal worden waargenomen. Dus toont de constructie een gebeurtenis op afstand. Deze wordt dan gezien als een constructie die op hoog niveau wordt gedefinieerd. Hoogwaardige constructies zorgen voor een groter geheel en leggen nadruk op hogere doelen (het "waarom" van de activiteit). Daartegenover staan de nabije objecten, personen of gebeurtenissen die concreet zullen worden waargenomen volgen de CLT. De constructie hier toont een bijna-gebeurtenis, deze is dus minder ver van het heden verwijderd. Deze constructies worden dan gedefinieerd als een laag-niveau constructie, die meer gericht is op details en denkprocessen en vertegenwoordigt ondergeschikte middelen (het "hoe" van de activiteit) (Bar-Anan et a., 2007; Liberman & Trope, 1998; Liberman et al., 2002; Liberman et al., 2007; Liberman, Trope, McCrea, & Sherman, 2007; Trope & Liberman, 2010; Trope , Liberman & Wakslak, 2007).

In de literatuur over cognitief onderzoek laat de CLT (Liberman, Trope, McCrea, & Sherman, 2007; Trope & Liberman, 2010) zien hoe de keuzes die mensen dagelijks maken onbewust gebaseerd zijn op een onderhandeling tussen tegenstrijdige belangen (Eyal et al., 2009; Fiedler, 2007). Volgens Trope en Liberman (2010) staat het referentiepunt van een individu in het hier en nu. ​In de context van de CLT wordt gesteld dat sociale beloningen, de bevrediging en voldoening die voortvloeien uit deelname aan online interpersoonlijke interacties, om een ​​aantal redenen een constructie op laag niveau zijn.

Affectieve belangen worden ten eerste op een concreet niveau weergegeven, terwijl cognitieve belangen abstracter worden weergegeven (Metcalfe & Mischel, 1999). Sociale voldoening, een affectieve waarde, kan worden ‘geconsumeerd’ omwille van zichzelf, zonder rekening te houden met doelen van hoger niveau. Hierdoor kan deze beschouwd worden als een constructie op laag niveau (Fujita, Trope, Liberman en Levin-Sagi, 2006). Ten tweede zijn nauwe banden met voornamelijk vrienden en familie gericht op het cultiveren van sociale middelen via sociale netwerksites. Interpersoonlijke nabijheid verhoogt de overlap tussen de mentale representatie van het zelf en van anderen die sociaal dichtbij een persoon zijn. Laag-niveau concrete constructies vertegenwoordigen het zelf. Communicatie projecteert daarom laag-niveau constructen op sociaal hechte banden (Liviatan, Trope en Liberman, 2008). Ten slotte worden bekende gebeurtenissen als psychologisch dichter beschouwd dan onbekende of onwaarschijnlijke gebeurtenissen (Forster, Liberman, & Shapira, 2009). Sociale interactie via sociale netwerksites omvat de dagelijkse vertrouwdheid met het proces en de feedback en een verbinding met een netwerk van individuen door zowel zwakke als sterke banden (Ellison et al., 2007). Daarom wordt de

(13)

bevrediging die komt van sociale interacties als een constructie op laag niveau beschouwd (Hallam & Zanella, 2017).

Verder wordt het risico van privacyschending gezien als hypothetisch en afstandelijk (Lutz & Strathoff, 2014) en moet dus worden beschouwd als een constructie op hoog niveau. Daarom wordt voorgesteld dat zelfonthulling gedrag het resulterende evenwicht is van tegengestelde factoren. De eerste is de intentie tot onthouden van zelfonthulling. Deze factor heeft een negatieve invloed op het zelfonthulling gedrag en is per CLT psychologisch ver weg. De tweede is de vertrouwende intentie tot onthulling, die het zelfonthulling gedrag positief beïnvloedt en per CLT psychologisch dichtbij is (Hallam & Zanella, 2017). Door deze twee factoren te combineren met eerder bestudeerde antecedenten, wordt een nieuw onderzoeksmodel voor om het zelfonthulling gedrag van personen te voorspellen voorgesteld in het volgende hoofdstuk (figuur 1). ​Door een CLT-lens toe te passen, wordt verwacht dat het constructieniveau de waarde van de verwachte uitkomsten van het individu zal veranderen, waardoor meer gewicht wordt gehecht aan nabije-toekomstige, psychologisch nauwe, laag-niveau factoren (Hallam & Zanella, 2017).

(14)

Theorie van gepland gedrag

De theorie van gepland gedrag (Theory of planned behavior, TPB) is een theorie opgesteld in 1985 door Icek Ajzen. De theorie was bedoeld om alle gedragingen te verklaren waarover mensen het vermogen hebben om zelfbeheersing uit te oefenen. TPB neemt aan dat intentie de belangrijkste factor is voor gepland gedrag. Intentie volgt dan volgens Ajzen weer uit drie belangrijke variabelen die de sterkte van deze intentie beïnvloeden, namelijk attitude, subjectieve norm en de waargenomen gedragscontrole. Attitude verwijst naar de mate waarin een persoon een gunstige of ongunstige evaluatie van het gedrag van belang heeft. Het houdt een overweging in van de uitkomsten van het uitvoeren van het gedrag. Subjectieve norm verwijst naar de overtuiging dat de meeste mensen het gedrag goedkeuren of afkeuren. Het heeft betrekking op de overtuigingen van een persoon over de vraag of leeftijdsgenoten en mensen die van belang zijn voor de persoon denken dat hij of zij zich moet inlaten met het gedrag. Tenslotte verwijst de waargenomen gedragscontrole naar iemands perceptie van het gemak of de moeilijkheid van het uitvoeren van het gedrag van belang (Ajzen; 1985; Ajzen, 1991).

De TPB is met succes gebruikt om een breed scala aan gezondheidsdiensten te voorspellen en te verklaren, hierbij kan worden gedacht aan roken en drinken. In dit verwachtingswaarde-geplande gedragsonderzoek is de TBP een leidende theorie (Ajzen, 1985, 1991). TPB en vele andere cognitieve modellen tonen dus aan dat intenties antecedenten bemiddelen bij het voorspellen van het uiteindelijke gedrag (Ajzen & Fishbein, 1980; Shapero & Sokol, 1982). TPB is met succes gebruikt om privacy-zelfbescherming te verklaren (Yao, 2011). Dit onderzoek verschilt van eerdere modellen door het introduceren van intenties als een bemiddelaar tussen de sociale beloningen en privacyaspecten tegenover het zelfonthulling gedrag van mensen via sociale media kanalen (Hallam & Zanella, 2017).

(15)

Onderzoeksmodel en hypotheses

Voor dit onderzoek is er gekozen om gebruik te maken van de Construal Level Theorie (CLT) omdat deze theorie namelijk vaker met succes is gebruikt om de attitudes en gedragsintenties van individuen te verklaren met betrekking tot de privacy paradox, zie tabel 1 (Xu et al., 2011; Hallam & Zanella, 2017; Bandara et al., 2017; Bandara et al., 2018). Het nut van de CLT kan worden begrepen uit het feit dat individuen mentale beelden van dingen, producten, diensten, enz. vormen op basis van de informatie die voor hen beschikbaar is en op basis van hun verwerkingscapaciteit; ze vormen vervolgens attitudes en gedragsintenties. De resultaten van dit onderzoek zouden hierdoor relevant zijn voor bijvoorbeeld onderzoekers of bedrijven die geïnteresseerd zijn in de factoren die een rol spelen tot de vorming van deze attitudes en gedragsintenties.

Naast de CLT is voor dit onderzoek verder ook gebruik gemaakt van de theorie van gepland gedrag (TBP) om een onderscheid tussen psychologisch nabije en psychologisch distale intenties rondom de privacy paradox te verklaren. De TBP toont aan dat intenties antecedenten bemiddelen bij het voorspellen van het uiteindelijke gedrag (Ajzen, 1991). Deze theorie is namelijk met succes gebruikt om privacy-zelfbescherming te verklaren (Yao, 2011; Hallam & Zanella, 2017).

Het model van figuur 1 definieert het gedrag van zelfonthulling van een individu als afhankelijke variabele. Op basis van literatuur zijn twee intentie variabelen gesteld, elk met een tegengestelde effect. Deze twee variabelen zouden de afhankelijke variabelen voorspellen. Ook vormen zij de intentie die een individu balanceert of verruilt om tot een beslissing te komen (Hallam & Zanella, 2017).

Figuur 1.​ Het onderzoeksmodel.

(16)

psychologisch afstandelijk beschouwd en is bijgevolg gerelateerd aan distale intenties. Hierdoor wordt er een negatief verband tussen bezorgdheid over privacy en de verre-toekomstplannen verwacht. Hierbij wordt ook een toename van de bezorgdheid over de privacy en de nabije toekomstplannen verwacht wanneer het gaat om de online zelfonthulling gedrag van individuen. De stellingname hierbij is dus dat de privacy paradox bestaat omdat bezorgdheid over privacy niet het gedrag van openbaarmaking voorspelt (Hallam & Zanella, 2017).

Daarom worden de volgende hypotheses gesteld (Hallam & Zanella, 2017):

H1: Bezorgdheid over privacy is negatief gerelateerd aan intenties voor zelfonthulling gedrag op de lange termijn.

H2: ​Bezorgdheid over privacy is niet gerelateerd aan het zelfonthullings gedrag van

gevoelige/persoonlijke informatie.

Verder wordt gesteld dat de sociale beloningen de nabije-toekomstplannen voorspellen om online persoonlijke informatie te delen. Deze constructie is op een laag niveau gerelateerd, wat leidt tot de volgende hypothese (Hallam & Zanella, 2017):

H3: ​Sociale beloningen zijn positief gerelateerd aan de intenties voor zelfonthulling gedrag op de in de nabije toekomst.

Zelfonthulling gedrag is het resultaat van de interactie tussen het vermijden van verre-toekomstplannen en het vertrouwen op de nabije toekomst. CLT voorspelt dat het geconstrueerde niveau de waargenomen gevolgen of waarde van de uitkomst verlaagt. In dit geval worden resultaten in de verre toekomst minder gewaardeerd dan resultaten in de nabije toekomst (Trope & Liberman, 2000; Trope et al., 2007).

Er wordt dan gesteld dat dit effect zal resulteren in een dominant pad in het model. Dit omdat deze wordt aangedreven door een bijna-toekomstig constructie i.p.v. een verre-toekomstig constructie. Wat de volgende hypotheses oplevert (Hallam & Zanella, 2017):

H4: ​Zelfonthulling gedrag is niet significant gerelateerd aan de intenties in de verre toekomst. H5:​ Zelfonthulling gedrag is positief gerelateerd aan de intenties in de nabije toekomst.

(17)

Methode

Het instrument

De voorgestelde theorie en hypotheses worden gevalideerd met een kwantitatief onderzoek. Om een power van 0,80 te bereiken voor meer dan 100 degrees of freedom, suggereert de literatuur een minimale steekproefomvang van 178 (MacCallum et al., 1996). Het doel was dan ook om een ​​steekproefomvang van minstens 200 bruikbare waarnemingen van respondenten te verkrijgen. Dit omdat het model ontworpen was met 18 gemeten variabelen en 5 latente variabelen met 127 degrees of freedom (Hallam & Zanella, 2017). Het gebruikte instrument is een online enquête die eerst werd getest op een steekproef, getrokken uit een populatie van studenten in een Amerikaanse openbare universiteit in 2017 tijdens het onderzoek van Hallam & Zanella. De online-enquête gebruikt een Likert-schaal van 7 punten.

Alle vragen werden aangepast op basis van eerdere literatuur, behalve de vragen in de nabije toekomst en in de distale toekomst van Hallam & Zanella (2017). Om de bezorgdheid over de privacy te meten, is het 10-punten-instrument voor ‘Information privacy concerns’ (IUIPC) voor internetgebruikers overgenomen van Malhotra et al. (2004). IUIPC is een tweede orde variabele bestaande uit drie eerste-orde factoren, namelijk verzameling (COLL), controle (CON) en bewustwording (BEWU) van privacy praktijken (zie appendix 1.3). De vragen/stellingen voor de meting van de sociale beloningen en voor het concept van van zelfonthulling zijn overgenomen van Jiang et al. (2013) (zie appendix 1.4 & 1.5). Om de intenties te meten en niet de weerspiegeling van het dagelijks gedrag, hebben Hallam & Zanella (2017) de nabije-toekomstplannen maatregel gecontextualiseerd als een reeks situaties over het delen van een set persoonlijke gegevens gegenereerd met een draagbaar apparaat. Deelnemers kregen een korte introductie om ze bewust te maken van de diepte en hoeveelheid van persoonlijke gegevens die door dit type apparaat worden verzameld en mogelijk online worden gedeeld. Vervolgens is er aan hen gevraagd hun bereidheid te melden om gegevens die zijn gegenereerd door het draagbare apparaat in verschillende situaties te delen. Dit omdat scenario's een hulpmiddel bieden om een ​​mogelijke toekomst te bestuderen en omdat ze vaak gebruikt worden in experimentele studies om een ​​context voor studie te representeren (zie appendix 1.6).

Om de maatregel voor verre-toekomst zelfonthulling vragen/stellingen te ontwikkelen hebben Hallam & Zanella (2017) de deelnemers gevraagd of ze denken dat ze hun deelgedrag moeten veranderen. Na een verkennend onderzoek is er een tool met drie items afgerond. Waar stellingen “DIST1” en “DIST3” omgekeerd gecodeerd zijn in het instrument (zie appendix 1.7).

(18)

Participanten

Deelname was vrijwillig en anoniem. De online enquête werd gedeeld op sociale media kanalen zoals Facebook, WhatsApp en Instagram. Dit leverde een totaal van 206 deelnemers. 51,7 procent van de deelnemers was vrouw en de resterende 48,3 procent was man. De leeftijden van de respondenten lagen tussen de 18 en 76 jaar. Hiervan was 83,6 procent tussen de 18 en 25 jaar. Ongeveer 74 procent had gestudeerd of studeerde op hbo of universitair niveau. 81 procent van de deelnemers had 3 of meer sociale media-accounts per persoon en ongeveer 52 procent van de deelnemers meldde draagbare apparaten of smart-phone-apps om hun dagelijkse activiteiten bij te houden.

Instrument validiteit

De Kaiser-Meyer-Olkin (KMO) -index test van adequaatheid was hoger dan 0.5 (KMO= 0.832) en de Bartlett’s testen bleken ook significant te zijn ( Bartlett= 0.00 < 0.05), wat aangeeft dat er wel patroon relaties bestonden. Het instrument was dus geschikt voor een factor analysis.

Een factor analysis geïmplementeerd met SmartPLS 3.2.7 werd uitgevoerd op de 18 items. Wat leverde het volgende model:

(19)

In navolging van eerdere literatuur zijn er twee items van het instrument laten vallen met factor belastingen (P-waarde) kleiner dan 0,40 (Hinkin, 1998). Dit waren de items genaamd “DIST2” en “CON2”. “DIST2” had een factor belasting van 0.343. In het oorspronkelijke model had “CON2” een factor belasting van 0.448. Maar na het laten vallen van de item “DIST2” werd deze afgenomen tot 0.387. Wat de reden was om uiteindelijk deze twee items uit het model te halen. “DITS2” stond voor een van de vragen in het instrument voor de verre-toekomstplannen, namelijk: “In de nabije toekomst zal ik mijn gegevens online blijven delen zoals ik nu doe.” CON2” stond voor een van de vragen in het instrument voor de controle van de privacy zorg, namelijk: “Controle van persoonlijke informatie is de essentie van privacy.”

Dit leverde het volgende model:

Figuur 3.​ SEM resultaten na verwijderen items met een factor belasting < 0.4.

Om de betrouwbaarheid van het model te controleren is er gekeken of de Cronbach’s alpha van de variabelen boven de drempelwaarde van 0.7 zat. Naast de Cronbach’s alpha is er ook gekeken of de Composite Reliability boven de drempelwaarde van 0.7 zat. Om tenslotte de convergente validiteit van de variabelen van het model te beoordelen is er gekeken of de Average Variance Extracted boven de drempelwaarde van 0.5 zat. Hieruit bleek dat de variabelen van het model na het laten vallen van de

(20)

Figuur 4.​ SEM model resultaten voor en na het verwijderen van

de items met een factor belasting kleiner dan 0.4.

De vijf componenten in dit model verklaren dus uiteindelijk een variantie van 65.0% van de zelfonthulling

gedrag

van mensen op sociale kanalen (zie figuur 3).

(21)

Resultaten

De onderzoekshypothesen zijn getest met behulp van Structural Equation Modeling (SEM) geïmplementeerd in SmartPLS 3.2.7. de Confidence Intervals (CI) zijn verkregen met bootstrapping (500 bootstrap-samples, Bias-gecorrigeerde 95% CI, Maximum Likelihood schatting).

Figuur 5. ​SmartPLS resultaten.

Consistent met CLT, voorspellen de verre-toekomstplannen het zelfonthulling gedrag niet β( =175, p= 0.072) terwijl de nabije toekomstplannen dit wel doen β( =0.649, p= 0.000). Dus kunnen hypotheses H4 en H5 kunnen worden aangenomen. Zoals verwacht hebben de sociale beloningen een positief effect op de nabije toekomstplannen β( =0.583, p= 0.000), dus kan ook H3 worden aangenomen. Ook hebben sociale beloningen een direct effect op het zelfonthulling gedrag van mensen β( =0.165, p= 0.000), maar is deze een klein tot gemiddeld totaal effect C.I.= [0.327, 0.142]. Anderzijds hebben sociale beloningen een zeer klein tot niet significant effect op verre-toekomstplannen intenties op zelfonthulling gedrag β( = 0.229, p= 0.127), wat consistent is met de laag-niveau constructie van de CLT. De centrale rol van sociale beloningen gebruikt in sociale media netwerken wordt aldus bevestigd.

(22)

Figuur 6. ​Hypotheses overzicht.

De bezorgdheid om privacy toont een boeiender patroon. Ten eerste, zoals vermeld in H2, heeft de zorg om privacy geen significant direct effect op het zelfonthulling gedrag, waarmee wordt bevestigd dat de verkregen resultaten de privacy paradox blootleggen β( =-0.206, p= 0.048). Het is negatief en sterk gerelateerd aan verre-toekomstplannen, waarmee H1 wordt bevestigd β( =-0.743, p= 0.000).​Verder viel ook op dat met name de privacy kwesties een minimaal niet significante negatief effect uitoefenen op de nabije-toekomstplannen van zelfonthulling gedrag ( =β -0.061, p=0.403).

(23)

Conclusie

Met dit onderzoek is er geprobeerd om het bestaan van de privacy paradox te verklaren met betrekking tot zelfonthulling van persoonlijk informatie online. Dit met behulp van de Construal Level Theorie die toegepast werd op een gedragsmodels ontwikkeld aan de hand van de theorie van gepland gedrag. Het onderzoeksvraag van dit onderzoek luidde: ​“In hoeverre kan de Construal Level Theorie (CLT) het

bestaan van de privacy paradox verklaren met betrekking tot zelfonthulling van persoonlijk informatie online?”

Door het gebruik van bestaande maatregelen voor privacybelangen en sociale beloningen is er een model ontwikkeld dat nabije-toekomstplannen en verre-toekomstplannen bevat. Met behulp van de gewonnen meetgegevens van de enquête is het instrument die gebruikt is gevalideerd en verbeterd. Verder is er aangetoond dat de privacy paradox sociale beloningen kan verklaren die werken op nabije-toekomstplannen die rechtstreeks van invloed zijn op gedrag. De privacykwesties hebben vooral betrekking op de verre-toekomstplannen, die niet direct van invloed zijn op het gedrag. Het model lijkt generaliseerbaar en dient als een bijdrage aan de theorie in het veld.

De CLT laat in dit onderzoek zien dat laat zien hoe de waarden van uitkomsten gegenereerd uit abstract gedrag nauwer verbonden zijn met verre-toekomstplannen. Dit terwijl de waarden die voortkomen uit concreet gedrag nauwer verbonden zijn met de nabije-toekomstplannen van een persoon. Verder toont dit onderzoek aan dat mensen de neiging hebben om zelfverzekerd te zijn over gebeurtenissen in de toekomst wanneer deze gebeurtenissen abstracter lijken (constructies op hoog niveau). In overeenstemming met de literatuur laat dit onderzoek ook zien dat de bezorgdheid om privacy van mensengeen directe effect hebben op hun online gedrag met betrekking tot de zelfonthulling van persoonlijke gegevens. Dus hoewel eerdere studies tegenargumenten of gedeeltelijke en onvolledige verklaringen beargumenteerden, kan er worden gezegd dat de paradox nog steeds bestaat. Verder wordt er ook aangetoond dat het privacyrisico verbonden aan de zelfonthulling van persoonlijke informatie wordt gezien als abstract en psychologisch ver weg, terwijl de sociale beloningen gebonden aan deze zelfonthulling worden gezien als psychologisch dichtbij en concreter.

Het model laat zien dat de intenties in de nabije toekomst significant gerelateerd zijn aan het gedrag van zelfonthulling, terwijl dat in de verre toekomst niet zo is. Het is dit verschil dat de privacyparadox verklaart. Bovendien bestaat er een aanzienlijk indirect effect van bezorgdheid over privacy op het gedrag van zelfonthullingen voor nabije-toekomstplannen. Nabije-toekomstplannen bemiddelen het effect van sociale

(24)

Nabije-toekomstplannen komen voort uit de kleine negatieve effecten van privacy-zorgen met het gemiddelde positieve effect van sociale beloningen voor het uiteindelijke gedrag. Met dit onderzoek is er dus bevestigd dat het gebruik van Construal Level Theorie de privacy paradox verklaart en dus draagt als een voorspeller van zelfonthulling gedrag met betrekking tot persoonlijke informatie online. De privacy paradox wordt dus uitgelegd als het resultaat van een mentale berekening tussen positieve bedoelingen met betrekking tot sociale beloningen en CLT-negatieve intenties met betrekking tot privacyrisico's.

(25)

Discussie

Hoewel deze studie significant bewijsmateriaal heeft gevonden dat het beschreven model bewijst, zijn er een aantal beperkingen die door toekomstig onderzoek zullen moeten worden aangepakt voor de generaliseerbaarheid van het model.

De eerste beperking van deze studie is gebruikelijk in gedragsonderzoek. Het zelfrapportage-karakter van de enquête dat kan leiden tot een voorkeur voor sociale wenselijkheid (Fisher, 1993). Dit is geprobeerd te vermijden door de enquête anoniem te hebben gemaakt.

De tweede beperking was een probleem met het instrument. Hoewel de enquête op eerder onderzoek gebruikt en getest was voorafgaand aan het verzamelen van de steekproef, zijn er uiteindelijk slechts twee items gebruikt voor de verre-toekomstplannen. Hoewel twee variabelen een adequate maatstaf kunnen zijn (Bergkvist, 2015; Eisinga et al., 2013) zou toekomstige onderzoek extra vragen kunnen toevoegen om er zeker van te zijn dat het deel van het instrument waar de verre-toekomstplannen gemeten worden accuraat is. Dit geldt ook voor de item die verwijdert is van het model met betrekking tot de privacy zorg van mensen.

De derde beperking heeft te maken met een onverwachte resultaat die gevonden is en dus toekomstige onderzoeksvragen suggereert. De zorg om privacy oefende een indirect effect op de zelfonthulling gedrag wanneer het ging om de nabije-toekomstplannen. Volgens Hallam en Zanella (2017) kan dit potentiële matigende effect ook verklaren waarom weinig onderzoekers een significante relatie tussen zorgen en gedrag hebben gevonden.

De laatste beperking heeft te maken met het feit dat het onderzoek niet willekeurig uit een beoogde doelpopulatie werd getrokken. Hierdoor is de representativiteit van het onderzoek onbekend. Gezien die een verkennende onderzoek was gebaseerd op eerdere onderzoek, was de externe validiteit minder van belang. Toekomstig onderzoek is dus nodig om de resultaten uit te breiden en het model als een generaliseerbaar menselijk gedragsmodel te beschouwen.

(26)

Aanbevelingen

Met dit onderzoek is er dus bevestigd dat het gebruik van Construal Level Theorie de privacy paradox verklaart en dus draagt als een voorspeller van zelfonthulling gedrag met betrekking tot persoonlijke informatie online. Deze kennis zou kunnen worden toegepast om gebruikers van sociale media netwerken en bedrijven te informeren over de waarde van hun informatie en het gebruik hiervan. De kloof tussen privacybelangen en -gedragingen stimuleert social media netwerken om de verzameling van informatie te vergroten, die vaak wordt gebruikt door externe bedrijven voor e-commerce en online marketingdoeleinden (Sheng et al., 2008). Het creëren van een robuuster model dat de privacy paradox verklaart, kan regeringen en beleidsmakers helpen nieuwe wetten of campagnes te bedenken om het behoud van online privacy te verbeteren.

(27)

Referenties

Acquisti, A., Gritzalis, S., Lambrinoudakis, C., and Vimercati, S. di. 2007. Digital Privacy: Theory, Technologies, and Practices, CRC Press.

Acquisti, A., Brandimarte, L., & Loewenstein, G. (2015). Privacy and human behavior in the age of information. ​Science​, ​347​(6221), 509-514.

Acquisti, A., & Grossklags, J. 2005. “Privacy and rationality in individual decision making,” IEEE Security & Privacy, (3:1), pp. 26–33.

Acquisti, A., & Grossklags, J. 2007. “What can behavioral economics teach us about privacy,” Digital Privacy: Theory, Technologies and Practices, (18), pp. 363–377.

Altman, I. (1975). The Environment and Social Behavior: Privacy, Personal Space, Territory, and Crowding.

Altman, I. (1976). A conceptual analysis. ​Environment and behavior​, ​8​(1), 7-29.

Autoriteit Persoonsgegevens. 2018. Op internet:

https://autoriteitpersoonsgegevens.nl/nl/onderwerpen/avg-europese-privacywetgeving

Ajzen, I. (1985). From intentions to actions: A theory of planned behavior. In J. Kuhl, & J. Beckmann (Eds.), Action Control: From cognition to behavior (pp. 11e39). Berlin, Heidelberg: Springer (Berlin Heidelberg).

Ajzen, I. (1991). The theory of planned behavior. Organizational Behavior and Human Decision Processes, 50(2), 179e211.

Ajzen, I., & Fishbein, M. (1980). Understanding attitudes and predicting social behaviour.

Bandara, R., Fernando, M., & Akter, S. (2018). Is the Privacy Paradox a Matter of Psychological Distance? An Exploratory Study of the Privacy Paradox from a Construal Level Theory Perspective. Bandara, Ruwan, Mario Fernando, and Shahriar Akter. "The Privacy Paradox in the Data-Driven Marketplace: The Role of Knowledge Deficiency and Psychological Distance." Procedia Computer Science 121 (2017): 562-567.

Bar-Anan, Y., Liberman, N., Trope, Y., & Algom, D. (2007). Automatic processing of psychological distance: evidence from a Stroop task. ​Journal of Experimental Psychology: General​, ​136​(4), 610. Brandimarte, Laura, Alessandro Acquisti, and George Loewenstein. "Misplaced confidences privacy and

(28)

Becker, G. S., & Murphy, K. M. (1988). A theory of rational addiction. The journal of political economy, 675-700.

Bélanger, F., & Crossler, R. E. (2011). Privacy in the digital age: a review of information privacy research in information systems. MIS quarterly, 35(4), 1017-1042.

Beresford, A. R., Kübler, D., & Preibusch, S. (2012). Unwillingness to pay for privacy: A field experiment.

Economics letters​, ​117​(1), 25-27.

Bergkvist, L. (2015). Appropriate use of single-item measures is here to stay. Mar- keting Letters, 26(3), 245e255.

Boyles, J. L., Smith, A., & Madden, M. (2012). Privacy and data management on mobile devices. Pew Internet & American Life Project, 4.

Debatin, B., Lovejoy, J. P., Horn, A. K., & Hughes, B. N. (2009). Facebook and online privacy: Attitudes, behaviors, and unintended consequences. ​Journal of computer-mediated communication​, ​15​(1), 83-108. Deuker, A. (2010). Addressing the privacy paradox by expanded privacy awareness–the example of context-aware services. Privacy and identity management for life (pp. 275- 283) Springer.

De Nederlandse Grondwet. 2018. Op internet:

https://www.denederlandsegrondwet.nl/id/via0icz1lvv8/artikel_10_privacy

Dinev, T., & Hart, P. (2006). An extended privacy calculus model for e-commerce transactions.

Information systems research, ​17(1), 61-80.

Dwyer, Catherine, Starr Hiltz, and Katia Passerini. "Trust and privacy concern within social networking sites: A comparison of Facebook and MySpace." AMCIS 2007 proceedings (2007): 339.

Edwards, W. (1961). Behavioral decision theory. Annual review of psychology, 12(1), 473-498. Eisinga, R., Grotenhuis, M.t., & Pelzer, B. (2013). The reliability of a two-item scale:

Pearson, Cronbach, or Spearman-Brown? International Journal of Public Health, 1e6.

Fisher, R. J. (1993). Social desirability bias and the validity of indirect questioning. Journal of Consumer Research, 303e315.

Fournier, S., & Avery, J. (2011). The uninvited brand. Business horizons, 54(3), 193-207.

Gifford, R. (2007). ​Environmental psychology: Principles and practice (p. 372). Colville, WA: Optimal books.

Gross, R., & Acquisti, A. (2005, November). Information revelation and privacy in online social networks. In ​Proceedings of the 2005 ACM workshop on Privacy in the electronic society (pp. 71-80). ACM.

(29)

Goodwin, C. (1991). Privacy: Recognition of a consumer right. ​Journal of Public Policy & Marketing​ , 149-166.

Gurnow, M. (2014). The Edward Snowden affair: Exposing the politics and media behind the NSA scandal. Indianapolis: Blue River Press.

Hallam, C., & Zanella, G. 2017. “Online self-disclosure: The privacy paradox explained as a temporally discounted balance between concerns and rewards,” Computers in Human Behavior, (68), pp. 217–227 (doi: 10.1016/j.chb.2016.11.033).

Heerschap, N., & Van Velzen, M. (2011). Sociale media: belang, definitie en (interne) bronnen. Eerste mijlpaal. CBS, Den Haag/Heerlen.

Holland, H. B. (2009). Privacy Paradox 2.0. Widener LJ, 19, 893.

Keith, M. J., Thompson, S. C., Hale, J., Lowry, P. B., & Greer, C. (2013). Information disclosure on mobile devices: Re-examining privacy calculus with actual user behavior. ​International journal of

human-computer studies​, ​71​(12), 1163-1173.

Li, H., Sarathy, R., & Xu, H. (2010). Understanding situational online information disclosure as a privacy calculus. ​Journal of Computer Information Systems, ​51(1), 62-71.

Li, Y. (2011). Empirical studies on online information privacy concerns: literature review and an integrative framework. Communications of the Association for Information Systems, 28(1), 453- 496.

Li, Y. (2012). Theories in online information privacy research: A critical review and an integrated framework. Decision Support Systems, 54(1), 471-481.

Liberman, N., & Trope, Y. (1998). The role of feasibility and desirability considerations in near and distant future decisions: A test of temporal construal theory. ​Journal of personality and social psychology ​,​75​(1), 5.

Liberman, N., Sagristano, M. D., & Trope, Y. (2002). The effect of temporal distance on level of mental construal. ​Journal of experimental social psychology​, ​38​(6), 523-534.

Liberman, N., Trope, Y., & Stephan, E. (2007). Psychological distance. ​Social psychology: Handbook of basic principles, ​2, 353-383.

Liberman, N., Trope, Y., McCrea, S. M., & Sherman, S. J. (2007). The effect of level of construal on the temporal distance of activity enactment. ​Journal of Experimental Social Psychology​, ​43​(1), 143-149. Liberman, N., Trope, Y., & Wakslak, C. (2007). Construal level theory and consumer behavior. ​Journal of Consumer Psychology​, ​17​(2), 113-117.

(30)

Moore, A. D. (2003). Privacy: Its meaning and value. American Philosophical Quarterly, 40(3), 215-227. Norberg, P. A., Horne, D. R., & Horne, D. A. (2007). The privacy paradox: Personal information disclosure intentions versus behaviors. ​Journal of Consumer Affairs​, ​41​(1), 100-126.

Nowak, G. J., & Phelps, J. (1995). Direct marketing and the use of individual -level consumer information: Determining how and when “privacy” matters. Journal of Direct Marketing, 9(3), 46-60.

O’Reilly, T. (2005). What is Web 2.0: Design Patterns and Business Models for the next generation of software. O'Reilly website, 30th September §2005. O’Reilly Media Inc.

Paine, C., Reips, U. D., Stieger, S., Joinson, A., & Buchanan, T. (2007). Internet users’ perceptions of ‘privacy concerns’ and ‘privacy actions’. ​International Journal of Human-Computer Studies​, ​65​(6), 526-536.

Palen, Leysia, and Paul Dourish. "Unpacking privacy for a networked world." Proceedings of the SIGCHI conference on Human factors in computing systems. ACM, 2003.

Phelps, J., Nowak, G., & Ferrell, E. (2000). Privacy concerns and consumer willingness to provide personal information. ​Journal of Public Policy & Marketing​, ​19​(1), 27-41.

Posner, R. A. (1978). Economic theory of privacy. ​Regulation, ​2, 19.

Rachels, J. (2017). Why privacy is important. In Privacy (pp. 11-21). Routledge.

Smith, H. J., Dinev, T., & Xu, H. (2011). Information privacy research: an interdisciplinary review. MIS quarterly, 35(4), 989-1016.

Trope, Y., & Liberman, N. (2010). Construal-level theory of psychological distance. ​Psychological review​,

117(2), 440.

Trope, Y., & Liberman, N. (2011). Construal level theory. Handbook of theories of social psychology, 1, 118-134.

Van den Bighelaar, S., & Akkermans, M. (2013). Gebruik en gebruikers van sociale media. The Hague: Centraal Bureau voor de Statistiek.

Wakefield, R. (2013). The influence of user affect in online information disclosure. The Journal of Strategic Information Systems, 22(2), 157-174.

Warren, S. (1980). Brandeis, Louis. ​Right to Privacy​.

Westin, A. F. (2003). Social and political dimensions of privacy. ​Journal of social issues​, ​59​(2), 431-453. Wilson, D., & Valacich, J. S. (2012). Unpacking the privacy paradox: Irrational decision-making within the privacy calculus.

(31)

Xu, H., Luo, X. R., Carroll, J. M., & Rosson, M. B. (2011). The personalization privacy paradox: An exploratory study of decision making process for location-aware marketing. Decision support systems, 51(1), 42-52.

Yao, M. Z. (2011). Self-protection of online privacy: A behavioral approach. In Privacy online (pp. 111e125). Springer.

(32)

Appendix

1. De enquete

(33)
(34)
(35)

1.4 Sociale beloningen

1.5 Zelfonthulling gedrag

(36)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

1 tracht door een analyse van de centrale categorie van de sociologie, namelijk het positionele handelen, vast te stellen wat de oorzaken ' van het conflict zijn en in welke

Aim: This review aims to summarise the current state of knowledge regarding health sector-based interventions for IPV, their integration into health systems and services and

(2) Dit is verder die teoloog se roeping om nie vas te kleef aan tradisionele verklaringe nie. Daar is te veel oogklappe aangesit asof die resultate van die moderne

Political ideology, radical ideologies, neoliberalism, socialism, communism, African National Congress, Tripartite Alliance, COSATU, SACP, Freedom Charter.. The

Consistent with previous research conducted in Australia (Gillespie, 2003) and in Brazil (Zanini, Lusk. &amp; Wolff, 2009), this study was able to replicate a

Dit alles is gekoppeld aan een typisch Franse ‘revolutionaire’ bronnenleer: rechtspraak is geen bindende bron van recht, mocht dat na de Franse revolutie ook niet meer zijn (de

Daartoe hebben wij allereerst gepoogd aan te geven hoe de vervangingswaardetheorie, opgevat als een theorie omtrent het meten van de waarde van produktiemiddelen, de

Meestal bestaat er geen verband tussen de premie, welke in een bepaald jaar wordt betaald en de grootte van het in hetzelfde jaar door de maatschappij gelopen risico, doch dient