• No results found

‘Tefillah be-kol zimrah’. Twee achttiende-eeuwse ḥazzanut competities in de Portugees-joodse gemeenschap van Amsterdam

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "‘Tefillah be-kol zimrah’. Twee achttiende-eeuwse ḥazzanut competities in de Portugees-joodse gemeenschap van Amsterdam"

Copied!
77
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

‘Tefillah be-kol zimrah’

Twee achttiende-eeuwse ḥazzanut competities

in de Portugees-joodse gemeenschap van Amsterdam

Anna de Wilde

Scriptie Master Midden-Oosten Studies, traject Hebreeuws

Universiteit van Amsterdam

1

e

begeleider: Prof. dr. S.Z. Berger

2

e

begeleider: dr. T.A.M. Smidt van Gelder-Fontaine

September 2014

(2)

*Afbeelding op titelpagina: HS. ROS. B40.

Inhoudsopgave

Inleiding 1

1. Liturgische muziek in de Portugees-joodse gemeenschap van Amsterdam 5

2. De achttiende-eeuwse ḥazzanut competities 14

2.1 De ḥazzanut competitie van 1743 2.2 De ḥazzanut competitie van 1772

2.3 Invloed op de Ashkenazische gemeenschap

3. Culturele uitingen in de Portugees-joodse gemeenschap van Amsterdam 36

Conclusie 45

Bibliografie 47

Bijlage 1. Beschrijvingen handschriften 51

(3)

1

Inleiding

‘As in all Jewish communities, in those of the Netherlands too few individuals who held the prestigious post of ḥazzan (cantor) sustained and transmitted musical traditions rather than the abstract shared memory of an entire community. These individuals, sometimes one in each generation, carries on their shoulders the musical memory of their community.’1

Deze woorden van musicoloog Edwin Seroussi benoemen de bijzondere plek die de ḥazzan innam in joodse gemeenten over de hele wereld. De ḥazzan leidde en leidt tot op de dag van vandaag als voorzanger de diensten in de synagoge. Dit ambt was en is grotendeels verantwoordelijk voor de liturgische traditie van de gemeenschap. In de meeste joodse gemeenschappen werd en wordt deze functie benoemd door het gemeentelijk bestuur. De vroegmoderne Amsterdamse Portugees-joods gemeente is hierin een uitzondering; hier kwam de benoeming van de ḥazzan op een wel heel opvallende manier tot stand, namelijk door middel van competities.

Het zijn de achttiende-eeuwse ḥazzanut competities die centraal staan in deze scriptie. Om de gemeente kennis te laten maken met verschillende kandidaten die de positie van ḥazzan begeerden, werden in de gemeente zang competities gehouden. Op min of meer democratische wijze werd door de gemeenteleden uit de kandidaten een nieuwe ḥazzan gekozen. De vraag die in dit onderzoek centraal staat, is welke plaats de ḥazzanut competities innamen binnen de Portugees-joodse gemeenschap van Amsterdam in de achttiende eeuw. Hiervoor zal ter sprake komen op welke manier de competities verliepen, welke – met name culturele – betekenis zij hadden voor de gemeente en welke invloed zij hadden op de gemeenteleden en haar buurgemeenschap. Aan de hand van enkele plano’s die een beschrijving geven van ‘de liederen die gezongen zijn door de kandidaten die trachtten voorzanger te zijn’ zullen deze competities worden bestudeerd. Niet alleen legt dit onderzoek een nieuw aantal bronnen bloot, ook levert het een aanvulling op het onderwerp van ḥazzanut competities binnen de studie van liturgische joodse muziek.

Een van de eerste joodse musicologen die in de negentiende eeuw zijn aandacht richtte op Sefardische liturgische muziek was de schrijver, rabbijn en ḥazzan David Aaron de Sola (1796 – 1860). Deze van oorsprong Amsterdammer gaf in 1857 in Londen het werk The ancient melodies of the liturgy of the Spanish and Portuguese Jews uit over de oorsprong van de

1 E. Seroussi, Diversity within unity. Some historical aspects of Dutch synagogue music (Amsterdam

(4)

2

liturgische muziek van West-Europese Sefardische joden.2 Hierin voert De Sola bewijs aan die de ouderdom bevestigt van een ononderbroken keten van een Sefardische traditie. Na de verdrijving van alle joden van het Iberisch schiereiland ontwikkelde deze van oorsprong Spaanse liturgische muziek zich verder op elke nieuwe plek in de Sefardische diaspora.

Een andere pionier op het gebied van joodse muziek is Eduard Birnbaum (1855-1920).3 Naar aanleiding van zijn werk kwam aan het einde van de negentiende eeuw verschillend gedrukte en handgeschreven bladmuziek aan het licht, waaronder stukken uit de Ets Haim – Livraria Montezinos. Hiertoe behoorden tevens audio opnamen van muziekstukken die bewaard zijn gebleven door mondelinge overlevering. Onderzoekers uit volgende generaties hebben deze muzikale bronnen gebruikt om vragen te stellen over hun oorsprong, hun historische ontwikkeling en de relaties tussen andere Sefardische tradities met de niet-joodse cultuur.4 Zo baseerde Aron Friedmann (1855-1936) zich op Birnbaums werk en vulde hij deze aan met gegevens over de Amsterdamse ḥazzanim.5

Abraham Zvi Idelsohn (1882-1938) maakte als eerste musicoloog het onderscheid tussen de Sefardische traditie uit het Oosten en uit het Westen. Hij zocht naar de overeenkomsten en verschillen tussen deze twee aan elkaar gerelateerde tradities. Hoewel hij De Sola’s these accepteerde, werkt hij deze uit en wees hij op de complexiteit van de elkaar overlappende lagen in de muzikale traditie van de Portugees-joodse Amsterdamse gemeente. Hij meende dat de overeenkomstige elementen uit de Oosterse en de Westerse Sefardische traditie niet zo eenvoudig zijn als De Sola suggereerde.

In navolging van Idelsohn deden Israel Adler (1925-2005) en Maxine R. Kanter (1925-) onderzoek naar handschriften die betrekking hebben op Sefardische liturgische muziek. Adler beschreef vele handschriften in onder andere de Ets Haim-Livraria Montezinos. Bovendien identificeerde hij een groot aantal componisten en ḥazzanim.6 Kanter onderzocht aan de hand van zowel handschriften als opnames de metrische melodieën van liturgische muziek in de Portugees-joodse gemeenten van Londen en Amsterdam.7

2 E. Aguilar en D.A. de Sola, The ancient melodies of the liturgy of the Spanish and Portuguese Jews

(Londen 1857). E.R. Jessurun ed., Talele zimrah. Being the traditional liturgical chants of the Spanish and Portuguese Jews’ congregation London (Oxford 1931).

3 H. Bar-Dayan, ‘Birnbaum, Eduard’, in: F. Skolnik en M. Berenbaum eds., Encyclopaedia Judaica (2e

editie; Detroit e.a. 2007) 714.

4

E. Seroussi, ‘Sefardische liturgische muziek’, in: J. Bethlehem, F. Hiegentlich, F.J. Hoogewoud eds., Gids voor onderzoek naar de geschiedenis van de joden in Nederland (Amsterdam 2000) 50-61, aldaar 51.

5 A. Friedman, Lebensbilder berühmter Kantoren (Berlijn 1921). 6

I. Adler, Musical life and traditions of the Portuguese Jewish community of Amsterdam in the XVIIIth century (Jeruzalem 1974).

7 M.R. Kanter, ‘Traditional high holiday melodies of the Portuguese synagogue of Amsterdam’, Journal

(5)

3

Als laatste moet in dit verband musicoloog Edwin Seroussi worden genoemd, omdat hij het meeste recente onderzoek verrichtte op het gebied van Sefardische liturgische muziek.8 Seroussi benadrukt dat in traditionele werken over West-Europese Sefardische liturgische muziek drie punten centraal staan, namelijk de ouderdom van de West-Europese Sefardische liturgische muziek, de integratie van West-Europese kunstmuziek in de synagoge en het verval van de West-Europese Sefardische liturgische muziek in de tweede helft van de negentiende eeuw. In zijn werken tracht Seroussi nieuw licht te werpen op de oorsprong, de overlevering en het bewaren van West-Europese Sefardische liturgische muziek. In dit onderzoek zal zijn werk worden gebruikt als uitgangspunt.

Anders dan in de bovengenoemde historiografie staat in dit onderzoek niet een musicologische invalshoek centraal, maar een cultuur-historische. Deze scriptie bestudeert de teksten die tijdens de ḥazzanut competities werden gezongen en niet de gezongen melodie, i.e. de muziek. Niet alleen door musicologen zijn de ḥazzanut competities al eerder benoemd, ook zijn zij opgevallen bij historici, zoals Yosef Kaplan en Herman Prins Salomon.9 In dit onderzoek staat, naast bekende bronnen, ook een aantal bronnen centraal dat nog niet eerder is beschreven en geanalyseerd. Zij vormen daarom een aanvulling op zowel de musicologische als cultureel-historische historiografie. Deze bronnen bestaan enerzijds uit handschriften en drukwerken van de door de kandidaten gezongen liederen, anderzijds uit beschrijvingen van de competities. Aan de hand hiervan zal worden nagegaan welke plaats de ḥazzanut competities innamen in de achttiende-eeuwse Portugees-joodse gemeenschap van Amsterdam.

Het eerste hoofdstuk bestudeert de plaats van liturgische muziek in de Amsterdamse Portugees-joodse gemeente. Onder andere zal worden besproken hoe de liturgische muziek zich ontwikkelde na de oprichting van deze en andere gemeenten in de West-Europese Sefardische diaspora en welke rol de ḥazzan hierbij speelde. In het tweede hoofdstuk worden de ḥazzanut competities in kaart gebracht. Verschillende bronnen zullen uitgebreid worden beschreven en geanalyseerd. De plano’s die met ‘de liederen die gezongen zijn door de kandidaten die trachtten voorzanger te zijn’ staan hierin centraal. Zij zullen bijdragen aan een beter begrip van het fenomeen ḥazzanut wedstrijden. Ten slotte worden in hoofdstuk drie de ḥazzanut competities in een breder kader geplaatst van culturele uitingen binnen de Portugees-joodse

8

E. Seroussi, Spanish-Portuguese synagogue music in nineteenth-century reform sources from Hamburg. Ancient tradition in the dawn of modernity (Jeruzalem 1996). Idem, ‘New perspectives on the music of the Spanish-Portuguese synagogues in North-Western Europe’, Studia Rosenthaliana 35.2 (2001) 297-309. Idem, Diversity within unity. Idem, ‘Sefardische liturgische muziek’.

9

Y. Kaplan, ‘םדרטסמאב תילאגוטרופה-תידרפסה הליהקה לש ןידה תיבמ םיקספ’, in: J. Michman ed., Studies on the History of the Dutch Jews 5 (Jeruzalem 1988) 1-54.

1-54. H.P. Salomon, ‘Joseph Jesurun Pinto (1729-1782). A Dutch hazan in colonial New York’, Studia Rosenthaliana 13.1 (1979) 18-29.

(6)

4

gemeente van Amsterdam, om zo een beeld te krijgen van de plaats die de competities innamen in de gemeenschap.

Om dit onderzoek te ondersteunen, is een tweetal bijlagen toegevoegd. De eerste bijlage bestaat uit technische beschrijvingen van de handschriften. De tweede bijlage bevat de Hebreeuwse tekst van de handschriften met daarbij de door mij vervaardigde Nederlandse vertaling. Tenslotte is in deze scriptie gekozen voor de Engelse transliteratie van de Hebreeuwse woorden, omdat dit de meest gangbare vorm is in de academische wereld. Hiervoor is gebruik gemaakt van de transliteratieregels van de Encyclopaedia Judaica.10 Besloten is dat ook gangbare Nederlandse woorden als Sabbath omwille van de eenduidigheid op Engelse wijze worden gespeld.

10 F. Skolnik en M. Berenbaum, Encyclopaedia Judaica (2e editie; Detroit e.a. 2007) 197, 200-205. In het

(7)

5

1. Liturgische muziek in de Portugees-joodse gemeenschap van Amsterdam

Voor een beter begrip van de ontwikkelingen binnen de liturgische muziek, wordt nu zeer kort de oorsprong van de Portugees-joodse gemeente geschetst. Hoewel in het verleden meestal gesproken werd over de ‘Sefardische gemeenschap’ komt de term ‘Portugese gemeenschap’ dichter in de buurt van hoe zij zichzelf zagen: la nación portuguesa. Daar waar het elementen betreft die gelden voor de gehele Sefardische diaspora – alle Spaanse en Portugese joden die het Iberisch schiereiland in de vroegmodern periode ontvluchtten – zal de term ‘Sefardisch’ wel gehanteerd worden.

Met de verdrijving van de joden uit Spanje in 1492 en later uit Portugal ontvluchtten velen het land. Ook bekeerden grote aantallen zich tot het christendom; deze bekeerlingen worden ook wel chrisianos nuevos of conversos genoemd. Velen bleven in het geheim het joodse geloof beoefenen en het converso-leven ontwikkelde zich afgezonderd van het traditionele rabbijnse jodendom.11 Tegen het eind van de zestiende eeuw ontvluchtten wederom vele Spaanse en Portugese conversos het Iberisch schiereiland op zoek naar een ander bestaan. Voor velen was Noord-Europa een alternatief – er ontstond een steeds wijder verspreide Sefardische diaspora. Zo kwam in Amsterdam vanaf de eerste jaren van de zeventiende eeuw een kleine gemeenschap tot stand van voormalig conversos. Wat begon als een kleine groep handelaren, was in 1639 uitgegroeid tot een gemeenschap van meer dan duizend mannen en vrouwen. In dat jaar verenigden de drie Sefardische gemeenten in Amsterdam zich onder de naam Kahal Kados de Talmud Torah.12

Verfraaiing van de Sefardische liturgische muziek

Binnen het religieuze en sociale leven van de gemeenschap hadden muzikale gebeurtenissen een duidelijke plaats. Onder andere door middel van muziek uitten de Amsterdamse Portugese hun jodendom; het was de Sefardische muziek die voor veel Portugese joden een verfraaiing vormde

11 Over de Iberische oorsprong van de Amsterdamse Portugese joden zie T. Levie Bernfeld, Poverty and

welfare among the Portuguese Jews in early modern Amsterdam (Portland 2012) 1-4; D.M. Swetschinski, Reluctant cosmopolitans. The Portuguese Jews of seventeenth-century Amsterdam (Londen 2000); Bodian, Hebrews of the Portuguese nation, m.n. hoofdstuk 1; Y. Kaplan, From Christianity to Judaism. The story of Isaac Orobio de Castro (Oxford 1989); R.G. Fuks-Mansfeld, De Sefardim in Amsterdam tot 1795. Aspecten van een Joodse minderheid in een Hollandse stad (Hilversum 1989) 15-24.

12 Over de komst van de eerste Portugese joden naar Amsterdam in deze paragraaf zie Bodian, Hebrews

of the Portuguese nation, hoofdstuk 2; Swetschinski, Reluctant cosmopolitans, hoofstuk 1; idem, ‘Tussen middeleeuwen en Gouden Eeuw’, in: Blom, J.C.H., R.G. Fuks-Mansfeld en I. Schöffer ed., Geschiedenis van de Joden in Nederland (Amsterdam 1995) 53-96; Y. Kaplan, ‘De joden in de Republiek tot omstreeks 1750. Religieus, cultureel en sociaal leven’, in: idem, 129-176. Fuks-Mansfeld, De Sefardim in Amsterdam tot 1795, 37-118.

(8)

6

van het religieuze jodendom. De synagoge diende niet alleen als centrale plaats voor het gemeenschappelijke sociale leven, maar ook als plaats voor persoonlijke gelegenheden, zoals huwelijken.13 In de archieven zijn vele muzikale aanwijzingen te vinden: in historische beschrijvingen, teksten van gelegenheidscomposities, in druk en handschrift, genoteerde muziek handschriften en meldingen in memoires.14 De schrijver Daniel Levi de Barrios (1635-1701)15 heeft het bijvoorbeeld over ‘the spellbinding powers of the voice of Emanuel Abenatar Mello’ die ḥazzan was in de Amsterdamse gemeente in 1652.16

De Amsterdamse ḥazzanim waren zeer goed opgeleid. Hun muzikale opleiding en die van andere gemeenteleden blijkt uit de vele getuigenissen afkomstig uit het einde van de zeventiende en gedurende de achttiende eeuw. Zij schrijven over de opvoeringen van muziek in de synagoge, over festiviteiten van verschillende verenigingen en over vreugdevolle familiebijeenkomsten. De teksten van de meeste muzikale stukken waren in de Hebreeuwse taal en hadden een religieus karakter.17 Zo trad in 1624 Rohiel Jessurun op in de synagoge van de Portugees-joodse gemeente Bet Jacob, waarvan hij lid was, met het bekende Dialogo dos Montes dat werd begeleid door vocale en instrumentale muziek. Met de vereniging van de Portugees-joodse gemeenten in 1639 werd in artikel 16 opgesteld dat dit soort optredens verboden waren in de synagoge: ‘Their shall be neither feasts nor enigmas in the synagogue, neither on Shimhat Torah nor at any time.’18

Vanaf dat moment lijkt het erop dat met name Spaanse stukken met een religieus karakter een plaats kregen buiten de synagoge, op ontmoetingsplaatsen zoals de broederschappen of de academias.19 Hierover volgt meer in hoofdstuk drie.

De Portugees-joodse kroniekschrijver David Franco Mendes (1713-1792) heeft veel historisch materiaal voor ons achtergelaten, waaronder gedichten.20 Hij behoorde tot de intelligentsia van de achttiende eeuw en was lid van literaire sociëteiten. Franco Mendes schreef bijvoorbeeld voor de vele muzikale manifestaties die voor bepaalde gelegenheden werden gehouden. Andere auteurs die gelegenheidsgedichten schreven zijn de rabbijnen Isaac Aboab da

13 E. Seroussi, ‘New perspectives’, 297. 14 I. Adler, Musical life and traditions, 10. 15

Over Daniel Levi de Barrios zie J.S. da Silva Rosa, Een eigenhandige brief van Daniel Levi de Barrios. Bijdrage tot eene biographie van dezen dichter-geschiedschrijver (Kopenhagen 1923); W.C. Pieterse, Daniel Levi de Barrios als geschiedschrijver van de Portugees-Israëlietische gemeente te Amsterdam in zijn ’Triumpho del govierno popular’ (Proefschrift UvA 1968); J. Rebollo Lieberman, El teatro alegórico de Miguel (Daniel Leví) de Barrios (Newark 1996).

16 Adler, Musical life and traditions, 12. 17 Ibidem.

18 GAA 334, inv. nr. 19, 107. Geciteerd uit Bodian, Hebrews of the Portuguese nation, 94. 19

Adler, Musical life and traditions, 15.

20 Zie onder ander J. Melkman, David Franco Mendes. A Hebrew poet (Jeruzalem 1951); I.E. Zwiep, ‘An

echo of lofty mountains. David Franco Mendes, a European intellectual’, Studia Rosenthaliana 35.2 (2001) 285-296.

(9)

7

Fonseca (1606-1693)21 en Selomoh d’Oliveyra (ca. 1633-1708)22. Zij schreven gedichten voor meer dan tien verschillende broederschappen en studieverenigingen. Volgens Adler is het muzikale aspect van deze composities essentieel. Hij is van mening dat dit over het hoofd gezien wordt in de analyse historicus Joseph Melkman over de werken van David Franco Mendes.23

Muziek had tevens een belangrijke liturgische functie binnen de synagogediensten. Een aspect van liturgische muziek is de cantillatie, de muzikale voordracht van de bijbel. In de Sefardische diaspora nam onderwijs een bijzondere plek in. Niet alleen omdat in het jodendom leren centraal staat – iedereen is zich verplicht te wijden aan de studie van de heilige wet – ook omdat er in de Sefardische diaspora sprake was van een gebrek aan kennis van het joodse geloof vanwege hun verleden als conversos. De waarde die aan onderwijs werd gehecht, blijkt onder andere uit het gegeven dat de Talmud Torah school een van de eerste genootschappen is die in 1616 werd opgericht door de gemeente Bet Jacob. Een belangrijk onderdeel van het onderwijs binnen Talmud Torah school was de muzikale voordracht; de onderwijzers deden grote moeite ervoor te zorgen dat elke generatie de juiste manier leerde van het voordragen van de gebeden en teksten.24

Voor de gehele Westerse Sefardische diaspora gold dat bij het oprichten van een nieuwe gemeente het vormen van een nieuwe liturgische traditie een essentieel onderdeel was. De vraag was echter hoe dit moest. Enerzijds keerden de Portugese joden terug naar hun wortels en wenden zij zich tot Sefardische gemeenschappen in Noord-Afrika en de Oriënt. Anderzijds namen zij de klanken mee van Westerse Europese muziek waar zij al aan waren gewend uit hun eigen omgeving. De geleidelijke ontwikkeling van de muzikale activiteiten en het muzikale repertoire van de Portugees-joodse liturgie in Westerse Sefardische diaspora reflecteert de complexe culturele identiteit van deze gemeenschappen, met name gedurende de eerste decennia na haar oprichting in de zeventiende eeuw.

Volgens Edwin Serousi moet de muziek in de synagoge gezien worden in het licht van de ideeën van historicus Yosef Kaplan met betrekking tot de West-Europese gemeenschappen van de Sefardische diaspora.25 Volgens Kaplan hadden veel Portugese joden een ideaal voor ogen hoe het nieuwe religieuze leven in hun nieuwe woonplaats in praktijk gebracht moest

21

Zie onder andere S. Berger, ‘Codices Gentium: rabbi Isaac Aboab's collection of classical literature’, Studia Rosenthaliana 29.1 (1995) 5-13; J.S. Silva Rosa, Iets over den Amsterdamschen opperrabbijn Isaac Aboab (Amsterdam 1913).

22 Zie onder andere A. van der Heide, ‘De geleerd in sijn kamer’, Studia Rosenthaliana 14 (1980)

228-238; idem, ‘Poetry in the margins. The literary career of haham Selomoh d’Oliveyra (1633-1708)’, Studia Rosenthaliana 40 (2007-2008) 139-146.

23 Adler, Musical life and traditions, 25-26. 24 Seroussi, ‘New perspectives’, 302.

(10)

8

worden.26 Na verloop van tijd werden de voormalig conversos nog al eens teleurgesteld, omdat hun ideaal niet overeenkwam met de werkelijkheid en zij geconfronteerd werden met aanpassing aan het normatieve rabbijnse jodendom. Zij hadden generaties lang geleefd in afzondering van het traditionele joodse leven en hun bewustzijn en hun kennis van het jodendom waren aangepast aan hun crypto-leven. In de gehele Westerse Sefardische diaspora heerste onder voormalige conversos het wijdverspreide geloof dat de innerlijke identiteit belangrijker was dan wat zij praktiseerden. De nadruk lag op het geloof zelf en niet op de praktijk, wat betekende dat het jodendom meer gezien werd als een religie dan als een manier van leven.27 Zij grepen hiermee terug naar het leven dat zij eerder leefden als cryptojoden, toen zij niet verplicht waren zich te houden aan álle mitzvot van de halakhah om ‘verlossing’ te krijgen. Eenmaal in Amsterdam, levend als joden in vrijheid, gold voor velen nog steeds dat het geloof zelf belangrijker was dan het uitvoeren van de halakhah.28

Niet alleen was het voor veel conversos moeilijk om zich in Amsterdam te houden aan de mitzvot, ook was er volgens Seroussi waarschijnlijk sprake van een afkeer voor de stijl van de traditioneel onbegeleide Sefardische liturgische muziek en het onstuimige zingen van de gemeenschap. In de tijden dat zij als conversos leefden waren zij ver afgeraakt van de traditionele joodse liturgische muziek. Dit was mogelijk een van de redenen op grond waarvan geprobeerd werd de synagogediensten te verfraaien met contemporaine West-Europese muziek. Er werd een compromis gevonden tussen de wens om de Oosterse Sefardische liturgische melodieën te behouden en het verlangen het religieuze repertoire te vernieuwen. Zo behielden de ḥazzanim voor de belangrijke feestdagen traditionele melodieën, voor andere gelegenheden schreven zij samen met professionele componisten nieuwe muziek in contemporaine stijlen.29 Een belangrijk kenmerk van deze Amsterdamse liturgische traditie is de constante bewerking van oude en nieuwe melodieën.30 De Westerse Sefardische liturgische muziek van die periode bevat daarom zowel elementen van traditionele joodse muziek als elementen afkomstig uit een niet-joodse West-Europese barok.31

Bovendien werd er door de parnassim veel waarde gehecht aan het decorum binnen de synagogediensten, onder andere onder invloed van de christelijke omgeving.32 Christelijke bezoekers aan de Esnoga, de in 1675 ingewijde grote synagoge van de Portugese gemeenschap,

26

Y. Kaplan, ‘The intellectual ferment in the Spanish-Portuguese community of seventeenth century Amsterdam’, in: H. Beinart ed., The Sefardi legacy (Jeruzalem 1992) 288-314, aldaar 189.

27 Y. Kaplan, ‘םדרטסמאב ידרפסה תסנכה תיבב תעמשמהו ברה ,ףוסוליפה’, Igeret 27 (2005) 13-16, aldaar 15. 28 Kaplan, An alternative path to modernity. The Sephardi diaspora in Western Europe (Leiden 2000)

111-112. Bodian, Hebrews of the Portuguese nation, hoofdstuk 5.

29

Seroussi, ‘New perspectives’, 303.

30 Ibidem, 306. 31 Ibidem, 298. 32 Ibidem, 307.

(11)

9

hadden een redelijke mate van invloed op de besluitvorming van de Mahamad. Van verschillende kanten kreeg de Mahamad namelijk te horen dat christelijke bezoekers het een rommeltje vonden in de synagoge omdat er tijdens de dienst werd gepraat en heen en weer werd gelopen. Zo schreef de Italiaanse Gregorio Leti aan het einde van de zeventiende eeuw dat hij geen verschil zag tussen de manier waarop de Portugese joden handeldrijven op de beurs en de manier waarop zij bidden in de synagoge.33 Voor de Portugese elite was dit reden genoeg om een poging te doen zich aan te passen aan de waarden en gebruiken van de christelijke omgeving. Verschillende regels werden ingesteld om de orde te handhaven, zo werd bij een aantal joodse feestdagen waaronder Purim aan zichtbare feestvreugde ingeboet. Deze gente política – zoals zij het zelf noemden – onthult volgens Yosef Kaplan het culturele ideaal dat zij voor ogen hadden en de culturele ontwikkelingen die zij wilden bewerkstelligen.34

Deze gente política van zowel de verfraaiing van de liturgische muziek als het fatsoeneren van de synagogediensten valt onder de door Kaplan genoemde term bom judezmo, een ‘waardig’ jodendom.35

Het ging de Mahamad en Portugees-joodse elite niet alleen om het uiterlijke vertoon in de synagoge tegenover christelijke buitenstaanders, maar ook om het onderwijzen van de eigen gemeenteleden in bom judezmo. Enerzijds wilden zij de gemeenschappelijk discipline vergroten en de gemeenschap van vroegere conversos versterken, anderzijds wilden zij meegaan met de culturele tendensen van hun tijd en beoogden zij een unieke joodse gemeenschap. Het bom judezmo kan gezien worden als een beschavingsproces waarbinnen de Portugees-joodse elite een jodendom probeerde te ontwikkelen, om op gelijke voet te kunnen staan met de christelijke cultuur van de elite in Europa. Naast de aanpassingen die de Mahamad doorvoerde gerelateerd aan de veranderingen binnen de niet-joodse wereld, trachtte zij met het beschavingsproces ook heel duidelijk een hechte gemeenschap met een traditionele basis te consolideren.36 Dit is goed terug te zien in de eerder besproken dualiteit van de Sefardische liturgische muziek. In het derde hoofdstuk wordt in een breder kader van culturele uitingen terug gekomen op het bom judezmo.

Professionalisering van de ḥazzan

De functie van ḥazzan werd volgens historicus Yosef Kaplan een van de belangrijkste en meeste gewaardeerde posities in Europese Sefardische gemeenschappen in de zeventiende en achttiende eeuw.37 Met de oprichting van de eerste joodse gemeenschappen in Amsterdam, werden de

33 Kaplan, ‘תעמשמהו ברה ,ףוסוליפה’, 13. 34

Ibidem, 14.

35 Kaplan, ‘תעמשמהו ברה ,ףוסוליפה’, 13-16. Idem, An alternative path to modernity, 34-37.

36 Kaplan, An alternative path to modernity, 34-37. Idem, ‘The Portuguese Jews of Amsterdam’, 28. 37 Kaplan, ‘ןידה תיבמ םיקספ’, 14-15.

(12)

10

ḥazzanim – net als de eerste rabbijnen – vanuit het buitenland gehaald. Twee Amsterdamse ḥazzanim uit de vroege zeventiende eeuw waren R. Isaac Uziel uit Fez en R. Joseph Shalom uit Saloniki Gallego. Uziel was in eerste instantie naar Amsterdam gekomen om rabbijn te zijn.38 Aangezien de gemeente echter klein was en de kennis over de liturgie onvoldoende was, functioneerde hij tevens als ḥazzan. Beide ḥazzanim waren tussen 1614-1630 actief in Amsterdam. Omdat zij de functie van ḥazzan bekleedden in de vormende jaren van de gemeenschap, hadden zijn grote invloed op het ontstaan van de lokale muzikale canon.39

Zoals we in de vorige paragraaf lazen, moest met de oprichting van nieuwe Sefardische gemeenten tevens een nieuwe liturgische traditie worden opgezet. De ḥazzan was essentieel voor het overdragen van deze traditie van West Sefardische liturgische muziek. Volgens Seroussi was de voorzanger, soms een enkel individu gedurende een hele generatie, de ‘musical memory of their community’.40

Omdat dit een redelijk fragiele situatie was, waarin de lijn van traditie zomaar kon worden doorbroken, werd veel aandacht gewijd aan de selectie, opleiding en ondersteuning van de ḥazzanim. In lijn met de rest van het onderwijs in de Portugees-joodse gemeenschap van Amsterdam ontstond al redelijk snel een ontwikkeling van goed opgeleide ḥazzanim.41

Het beperkte aanbod van ḥazzanim in de West-Europese Sefardische diaspora kon de vraag ernaar niet bijhouden. Dit tekort leidde tot aanzienlijke mobiliteit onder de voorzangers, die vanuit Amsterdam afreisden naar andere gemeenten om daar dienst te doen.42 Zo was de opleiding van de ḥazzanim in de Amsterdamse gemeenschap dermate geslaagd dat de meerderheid van ḥazzanim in de Hamburgse Portugees-joodse gemeenschap vanaf circa 1660 tot halverwege de twintigste eeuw afkomstig was uit Amsterdam.43 Deze mobiliteit had onder andere tot gevolg dat er sprake was van een redelijke uniformiteit van het liturgische repertoire en muzikale gebruiken in de West-Europese Sefardische diaspora. Sefardische joden konden zich daardoor in bijna elke Portugees-joodse synagoge in West-Europa thuis voelen.44

Na de vereniging van de verschillende joodse gemeenten in 1639 werd de positie van ḥazzan een prominente en goed betaalde functie. Van alle functies die betaald werden vanuit de kas van de Portugees-joodse gemeenschap van Amsterdam werd alleen de ḥakham beter betaald dan de ḥazzan.45 In de eerste decennia na de oprichting van de gemeente werd de ḥazzan gekozen door de parnassim van de gemeente; de gebruikelijke manier waarop alle posities in die

38

Bodian, Hebrews of the Portuguese nation, 48-49.

39 Seroussi, ‘New perspectives’, 300. 40 Ibidem, 299.

41 Seroussi, ‘Sefardische liturgische muziek’, 52. 42

Seroussi, ‘New perspectives’, 299.

43 Seroussi, Spanish-Portuguese synagogue music, 132. 44 Seroussi, ‘New perspectives’, 299.

(13)

11

periode werden aangesteld. In het begin had de ḥazzan behalve de taak van voorzanger ook andere bezigheden.46

Vanaf de tweede helft van de zeventiende eeuw werd de verkiezing van de ḥazzanim volgens Seroussi ‘een ingewikkelde, wat pittoresk aandoende affaire’.47

Allereerst was er vanaf dat moment sprake van een toenemende professionalisering van de functie van ḥazzan, omdat het belang van de muzikale kwaliteiten – deskundigheid en een mooie stem – even belangrijk werden als de religieuze kennis en de vroomheid van de ḥazzan.48 Daarnaast veranderde in het midden van de zeventiende eeuw de manier waarop de ḥazzan werd aangesteld: in plaats van de parnassim kregen de leden van de gemeenschap het voor het zeggen. Vanaf dat moment werd de ḥazzan gekozen door de gemeenteleden, dat wil zeggen door de leden die de finta betaalden.49

Er kan zeker gesteld worden dat dit zeer uitzonderlijk was, omdat binnen de gemeente geen andere functie op ‘democratische’ wijze door de belastingbetalende leden werd gekozen. De zes parnassim van de Mamahad – de leiders van het bestuur van de gemeenschap – werd door coöptatie gekozen: de zittende bestuursleden kozen de leden voor het volgende bestuur. Twee maal per jaar werden nieuwe bestuursleden gekozen, drie leden aan het begin van het joodse nieuwe jaar en met Pesach weer drie leden en de penningmeester. Feitelijk kwam het er op neer dat het bestuurscollege bestond uit de meest welgestelde en invloedrijke families van de gemeenschap. De Mahamad had als taken het benoemen van rabbijnen, het uitspreken van de ḥerem over ieder die de wet overtrad, het bepalen van de hoogte van de finta, het bepalen van ieders plek in de synagoge, en het zorgen voor de ordehandhaving. Niet alleen benoemden de parnassim de rabbijn van de gemeente, ook kozen zij het personeel voor alle andere functies die nodig waren in de gemeente. Des te meer was dit een uitzonderlijk fenomeen aangezien dit in andere Sefardische (en Ashkenazische) gemeenschappen niet plaatsvond. Aan het einde van het volgende hoofdstuk zal worden ingegaan op de invloed die de ḥazzanut competities hadden op de Ashkenazische buurgemeente.

Wegens de uitzonderlijkheid van de op min of meer democratische wijze gekozen ḥazzanim waren deze publieke gebeurtenissen speciaal en groots. Ze brachten veel spanning met zich mee omdat rondom elke kandidaat een groep met bewonderaars werd gevormd. Deze aanhangers probeerden op verschillende wijzen de gemeente en haar leden te beïnvloeden om te zorgen dat de kandidaat die zij aanmoedigden ḥazzan zou worden. Er werd zelfs met geld gegokt voor de verkiezingsuitslag. De Mahamad probeerde elke vorm van beïnvloeding te

46

Kaplan, ‘ןידה תיבמ םיקספ’, 15.

47 Seroussi, ‘Sefardische liturgische muziek’, 52.

48 Seroussi, ‘Sefardische liturgische muziek’, 52. Kaplan, ‘ןידה תיבמ םיקספ’, 15. 49 Kaplan, ‘ןידה תיבמ םיקספ’, 15.

(14)

12

voorkomen met de straf van de ḥerem. In de volgende hoofdstukken zal duidelijk worden dat deze verboden niet met al te veel succes werden gehandhaafd.50

De eerste ḥazzanut competities

Uit de archieven van de Portugese gemeenschap – beschikbaar in het stadsarchief van Amsterdam – blijkt dat Efraim Abarbanel de eerste ḥazzan is die op democratische wijze werd aangesteld. Dit gebeurde op de 16e van de maand Kislev in 5409, oftewel 1648.51 Circa vijf jaar na de eerste keer dat de functie van ḥazzan democratisch werd gekozen, besloten de parnassim deze wijze te verbeteren en aan te scherpen. Vanaf dat moment werden bovendien twee ḥazzanim aangesteld in de gemeente en zelfs soms drie.52

Deze verbeteringen kwamen op gang naar aanleiding van nieuw te houden verkiezingen. In dat jaar, op 22 maart 1653, was Efraim Shmuel Abarbanel overleden en werden twee nieuwe ḥazzanim verkozen uit een lijst van zeven kandidaten, namelijk Joseph Faro en Emanuel Abenatar.53 Met de feestelijke inwijding van de Esnoga in 1675 waren zij de ḥazzanim. Een volgende ḥazzanut verkiezing, vermeld door David Franco Mendes, vond plaats in 1693. Op 21 Ḥeshvan 5454 stierf Emanuel Abenatar en op 4 Adar van datzelfde jaar was David Abenatar Mello met 224 stemmen verkozen tot de nieuwe ḥazzan van de gemeente.54

Onduidelijk is wanneer Joseph Faro ophield ḥazzan te zijn. In 1708 werden twee ḥazzanim verkozen, Shmuel Rodrigues Mendes en Isaac Cohen di Lara, die naast de oudere ḥazzan David Abenatar zouden dienen.55

De Portugees-joodse kroniekschrijver David Franco Mendes maakte beschrijvingen van de competities die werden gehouden voor de verkiezingen van de nieuwe ḥazzan. Deze tonen het enthousiasme voor muziek in de Amsterdamse Portugese gemeenschap. De kandidaten, die hun publiek trachtten te imponeren, zochten met name naar nog ongepubliceerde gedichten die vrienden en lokale dichters hen met veel plezier gaven.56 Volgens Kaplan was de verkiezing van de ḥazzan een van de meest dramatische en kleurrijke gebeurtenissen van de Portugees-joodse gemeenschap van Amsterdam.57 In de volgende hoofdstukken zullen twee verkiezingen uit de achttiende eeuw uitgebreid worden besproken.

Aan het einde van de zeventiende eeuw en gedurende de achttiende eeuw groeide het representatieve karakter van de functie van ḥazzan. Om deze reden en vanwege de felle strijd die de verkiezing van ḥazzan met zich meebracht in de gemeente, waren alle ogen op de

50

Kaplan, ‘ןידה תיבמ םיקספ’, 16.

51 GAA 334, inv. no. 19 (Escamoth A), 257. 52 Kaplan, ‘ןידה תיבמ םיקספ’, 16.

53 Ibidem. Zie ook David Franco Mendes, Memorias, 62. 54

David Franco Mendes, Memorias, 96.

55 Kaplan, ‘ןידה תיבמ םיקספ’, 16. Zie ook GAA 334, inv. no. 20 (Escamoth B), 494. 56 Adler, Musical life and traditions, 21

(15)

13

kandidaten gericht. Er mocht geen vuiltje in de lucht zijn, anders zou dat het imago van een kandidaat kunnen beschadigen. Dit was een van de redenen waarom de kandidaten die zich aanmelden als potentiele ḥazzan getrouwd moesten zijn.58 In de verkiezingen van de ḥazzan ging het niet alleen om muzikaliteit, maar ook om de geleerdheid van de kandidaten. De meesten waren lid van de yeshiva Ets Haim en bezaten een aanzienlijke hoeveelheid religieuze kennis. De religieuze wetten benadrukten dat degene die werd gekozen tot ḥazzan ‘benemerito’ (eerzaam) en ‘grato’ (aangenaam) moest zijn.59

Niet elke ḥazzan bleek in staat zich hieraan te houden. Er zijn voorbeelden van ḥazzanim die werden gestraft omdat ze (ernstige) overtredingen hadden begaan. Zo werd op 2 december 1714 een uitspraak gedaan door de Bet Din met betrekking tot een ḥazzan van wie men schande sprak omdat zijn vrouw vreemd was gegaan. De vraag was of hij mocht aanblijven als ḥazzan. De rechtbank antwoordde uiteindelijk positief, omdat het niet zijn persoonlijke fout was, zijn vrouw had deze schande begaan. Op hemzelf was niets aan te merken.60

In de achttiende eeuw bereikte de status van ḥazzan zijn hoogtepunt. Het was een bloeiperiode van creativiteit. Vele muzikale kunstcomposities werden vervaardigd door zowel professionele componisten als door de ḥazzanim zelf. Halverwege de achttiende eeuw werd de muzikale liturgie voor het eerst vastgesteld in de Seder Ḥazzanut, die de muzikale inhoud en uitvoering van de synagoge dienst bepaalde.61 Dit alles zorgde in de achttiende eeuw voor een toenemende professionalisering van het ambt van ḥazzan. Bovendien werd dit duidelijk zichtbaar in de verhoging van het salaris van de voorzanger in die periode.62

58 Kaplan, ‘ןידה תיבמ םיקספ’, 17. 59

Ibidem. Zie ook noot 58.

60 Ibidem.

61 Seroussi, ‘Sefardische liturgische muziek’, 52. 62 Kaplan, ‘ןידה תיבמ םיקספ’, 17.

(16)

14

2. De achttiende-eeuwse ḥazzanut competities

Zoals in het vorige hoofdstuk genoemd, vond in 1708 de eerste ḥazzanut competitie van de achttiende eeuw plaats. Hoewel van deze competitie geen bronnenmateriaal is teruggevonden, zijn de andere twee ḥazzanut competities van de achttiende eeuw beter gedocumenteerd. In dit hoofdstuk zullen deze twee ḥazzanut competities worden besproken die plaatsvonden in de achttiende-eeuwse Portugees-joodse gemeenschap van Amsterdam. Allereerst zal nader ingegaan worden op de competitie uit 1743, daarna volgt de competitie uit 1772. Voor beide competities zal bij de volgende elementen worden stilgestaan: de aanloop naar de competitie, een beschrijving van de handschriften en drukwerken, een schets van de kandidaten en hun liederen en tenslotte een verslag van de verkiezing. Aan het einde van dit hoofdstuk wordt nog kort ingegaan op de invloed van de competities op de Ashkenazische buurtgemeente.

2.1 De ḥazzanut competitie van 1743

Er bestaan slechts enkele achttiende-eeuwse verwijzingen naar de competitie voor ḥazzan in het jaar 1743.63 Twee bronnen die deze competitie vermelden zijn afkomstig van twee achttiende-eeuwse joodse schrijvers. De eerste is de Amsterdammer Abraham Chaim Braatbard die in zijn Jiddische kroniek verschillende gebeurtenissen vastlegt in Amsterdam tussen 1740 en 1752. Hij schrijft onder andere over ‘wat er gebeurde [bij de benoeming] van een voorzanger bij de Portugees-Israëlitische Gemeente’.64 De tweede schrijver die het gebeuren rond de competities heeft opgetekend is de Portugees-joodse David Franco Mendes. Zijn kroniek over de geschiedenis van de Portugees-joodse gemeenschap, van haar ontstaan tot het jaar 1772, is een van de best bewaarde historische documenten van de gemeenschap. Hoewel het originele werk is te bezichtigen in de Ets Haim – Livraria Montezinos, is in de Studia Rosenthaliana van 1975 de Portugese transcriptie van het werk opgenomen.65 Een andere verzameling handschriften uit de Ets Haim – Livraria Montezinos van Franco Mendes’ hand maakt ook melding van de

63

In de eerder aangehaalde literatuur in dit onderzoek (zie Alder, Seroussi, Kaplan) worden de hier besproken bronnen met betrekking tot de ḥazzanut competitie van 1743 nergens aangehaald.

64 Abraham Haim Braatbard, De zeven provinciën in beroering. Hoofdstukken uit een Jiddische kroniek

over de jaren 1740-1752 van Abraham Chaim Braatbard vertaald uit het Jiddisch en uitgegeven door L. Fuks (Amsterdam 1960) 126-127.

65 David Franco Mendes, Memorias do estabelecimento e progresso dos Judeos Portuguezes e

Espanhoesnesta famosa citade de Amsterdam uitgegeven door L. Fuks, R. G. Fuks-Mansfeld en B. N. Teensma in: Studia Rosenthaliana, 9.2 (1975) I-II, 1-171.

(17)

15

competitie en heeft liederen opgenomen die door de kandidaten werden gezongen.66 Een eenbladshandschrift met een vergelijkbare inhoud van een onbekende schrijver is te vinden in de Bibliotheca Rosenthaliana.67

Aanloop naar de competitie

Tot het jaar 1743 functioneerden twee ḥazzanim in de Portugees-joodse gemeenschap van Amsterdam. In de verzameling handschriften van David Franco Mendes is een lied opgenomen voor Simḥat Torah in het jaar 1739. Hieruit blijkt dat de gemeente op dat moment twee ḥazzanim had, namelijk Shmuel Rodrigues Mendes en Aaron Cohen de Lara.68

Ook Braatbard noemt deze twee ḥazzanim.69 In de zomer van het jaar 1743 werd ḥazzan Mendes ziek en zond de Mahamad hem naar Naarden om te herstellen. Dit mocht niet baten en op 20 Iyyar 5503 werd Mendes dood in bed aangetroffen.70 Volgens Braatbard bleek Cohen de Lara in de tussentijd zijn functie als ḥazzan niet alleen af te kunnen en kreeg hij tijdelijk hulp van onderwijzer Farrar.71 Nog op dezelfde dag van Mendes’ overlijden vroeg ḥazzan Cohen de Lara aan de voorzitter van de Mamahad, Jacob Jessurun Pinto, toestemming om een nieuw soort procedure te starten.72 Deze procedure bracht veel onvrede en tumult teweeg in de Portugees-joodse gemeenschap. onder hen die het niet eens waren met deze ontwikkeling werd geroddeld en geklaagd.

Negentien dagen na de dood van Mendes, op 10 Sivan, maakte de Mahamad bekend dat iedereen die zich geschikt achtte voor de positie van ḥazzan kon solliciteren om mee te doen met de competitie. Daarnaast maakte de Mahamad duidelijk dat de gemeenteleden tijdens deze competitie niet mochten klappen en schreeuwen. Met andere woorden, ze moesten zich rustig houden. Bovendien werd een verbod opgesteld op het ronselen van stemmen, op straffe van een geldboete en excommunicatie. De Mahamad spoorde haar leden juist aan om: ‘votassem conforme suas Conciencias sem paixão a favor do q[ue] achassem o mais benemerito’, oftewel om te stemmen op basis van hun geweten en niet op basis van het feit wat voor hen het meest verdienstelijk zou zijn.73

Op 14 Sivan kwam de Mahamad bijeen in het huis van Jessurun Pinto – omdat hij ziek was – en kozen zij van de vijftien belangstellenden elf kandidaten uit die mochten deelnemen

66

EH 47 E 5, fols. 64r-66v.

67 HS. ROS. PL. B40.

68 EH 47 E 5, fol. 63r. Franco Mendes, Memorias, 117. 69 Braatbard, De zeven provinciën, 126-127.

70

EH 47 E 5, fol. 64r. Franco Mendes, Memorias, 117.

71 Braatbard, De zeven provinciën, 126-127. 72 Franco Mendes, Memorias, 118.

(18)

16

aan de competitie om ‘proef te zingen’ zoals Braatbard dat noemt.74

De eerstgenoemde op de kandidatenlijst komt niet voor in de te bespreken handschriften met de gezongen verzen; deze kandidaat vond het te snel om direct de volgende Sabbath als eerste te moeten zingen.75

De handschriften

Elke kandidaat was een week lang – vanaf Kabalat Sabbath – de ḥazzan in alle gehouden diensten in de Esnoga. Uit de Memorias van David Franco Mendes blijkt dat elke kandidaat aan het einde van zijn week, vlak voor dat de volgende kandidaat de nieuwe week begon, een nieuw geschreven Hebreeuwse lied moest voordragen.76 Van deze nieuwe liederen gezongen tijdens de competitie zijn twee handschriften bekend.

Het eerste handschrift is een plano-vel uit de Bibliotheca Rosenthaliana.77 Het is geschreven in een net Hebreeuws kwadraatschrift met zwarte inkt op kalfsperkament. Hoewel de kopiist onderaan het jaartal 5503 (oftewel 1743) heeft genoteerd, vermeldt hij zijn eigen naam niet. Het handschrift bestaat uit twaalf verzen van vier regels die verdeeld zijn over twee kolommen. Het tweede handschrift maakt deel uit van een collectie gebeden en gedichten gereciteerd in de Portugese synagogen van Amsterdam tussen 1597 en 1782, genaamd ‘kol tefillah ve-kol zemirah’, welke David Franco Mendes in 1792 verzamelde en kopieerde.78 Het eerder genoemde lied voor Simḥat Torah in 1739 – waardoor bekend is wie er op dat moment ḥazzanim waren – maakt ook deel uit van deze verzameling. Het gedeelte in dit handschrift betreffende de competitie van 1743 bestaat uit drie folia – van de in totaal 136 folia – die aan weerszijden beschreven zijn. Het handschrift is geschreven met zwarte inkt op papier in een Sefardisch cursief afgewisseld met koppen in een kwadraatschrift.

Vergeleken met het handschrift uit de Bibliotheca Rosenthaliana bevat het handschrift van Franco Mendes een net iets uitgebreidere introductie. Hierin vermeldt hij de reden voor de gehouden competitie, namelijk het overlijden van ḥazzan Shmuel Rodrigues Mendes. Het handschrift uit de Bibliotheca Rosenthaliana begint slechts met:

Dit zijn de liederen die gezongen zijn door de kandidaten die trachten voorzanger te zijn

תויהל תוסנל ידמועה ורמז רשא םירישה הלא ש

” ץ

]רוביצ חילש[

Dit eenbladshandschrift isin zijn geheel vrij summier. Voor aanvang van elke vers staan op één regel drie zaken beschreven: op welke melodie het vers werd gezongen, door wie het was

74 Braatbard, De zeven provinciën, 127. 75

Franco Mendes, Memorias, 118.

76 Ibidem, 119. 77 HS. ROS. PL. B40. 78 EH 47 E 5, fols. 64r-66v.

(19)

17

gezongen en op welke Sabbath van het jaar. In het handschrift van Franco Mendes staan deze laatste twee gegevens verwerkt in een mooie zin waarin de kwaliteiten van de kandidaat worden geprezen: verheven, eerbiedig, wijs, intelligent, aardig et cetera. Een vergelijking van de introducties ziet er als volgt uit.

David Franco Mendes schrijft:

Op Sabbath Ḥukkat zong de heer Joseph de Isaac Sarphati dit lied, gecomponeerd door de aardige heer, de grote schrijver, de eerbiedige, Joseph Siprut de Gabay יתפרצ קחצי יד ףסוי ריבגה רש תקוח תבשב רפוסה דמחנה ריבגה הרבח תאזה הרישה גלפומה הכ ” ]ברה דובכ[ ר יד טורפש ףסוי :יאבג 79

De onbekende kopiist noteert in het kort:

Melodie Le-Kulkhem Sarphati Ḥukkat תקח יתפרצ םכלכל ןחל

De kandidaten worden door Franco Mendes genoemd bij hun voor- én achternaam – in sommige gevallen achternamen – terwijl het handschrift uit de Bibliotheca Rosenthaliana slechts een achternaam geeft. Bovendien vermeldt Franco Mendes de volledige naam door wie het vers is gecomponeerd; een intrigerend gegeven waar in hoofdstuk drie op terug wordt gekomen. De melodie waarop de verzen zijn geschreven is blijkbaar voor hem niet dusdanig van belang om weer te geven; het handschrift uit de Bibliotheca Rosenthaliana bevat de melodie juist wel.

De volgorde waarin de kandidaten en de door hun gezongen verzen zijn genoteerd, is gelijk in beide handschriften. Logischerwijs komen ook de verzen zelf overeen. Wel is er een opvallend verschil: in het handschrift uit de Bibliotheca Rosenthaliana krijgt kandidaat Rodrigues twee verzen, terwijl in het handschrift van David Franco Mendes alleen het eerste vers van deze twee aan hem is toebedeeld. In de volgende paragraaf zullen alle kandidaten en hun verzen worden langsgelopen.

Ten slotte valt nog een ander verschil op tussen de twee handschriften. Het handschrift uit de Bibliotheca Rosenthaliana bevat twaalf verzen die door de tien kandidaten zijn gezongen. Het handschrift van Franco Mendes bevat daarentegen elf verzen voor de tien kandidaten. Bovendien heeft deze laatste tevens een afsluitend vierregelig vers opgenomen die Sarphati zong op zijn eerste Sabbath als assistent-ḥazzan. Hier zal later op terug worden gekomen.

(20)

18

De kandidaten en hun liederen

In bijlage twee zijn de Hebreeuwse teksten met vertaling van de handschriften opgenomen.80 In deze paragraaf zullen nu de verzen (die in beide handschriften gelijk zijn) worden gegeven. Omdat de twee handschriften verschillende introducties bij de verzen hebben, wordt hier de inhoudelijke strekking van beiden samengevoegd tot een Nederlandse vertaling. In de introducties wordt in beide handschriften allereerst de Sabbath vermeld die de afsluiting vormde van de week waarop de kandidaat zijn muzikale kwaliteiten liet horen en zien aan de Portugese gemeenschap. Op deze laatste Sabbath presenteerde de kandidaat een nieuw geschreven lied. De naam van de Sabbath genoemd voor elk vers verwijst naar de parashat hashavua. Hieronder zal bij elke Sabbath in de noten worden verwezen naar de betreffende parasha. Bovendien staat in het eenbladshandschrift uit de Bibliotheca Rosenthaliana in de introductie voor elk vers een verwijzing naar de melodie van de pizmon waarop het gezongen werd. In de noten wordt bij de Hebreeuwse teksten bovendien aangegeven door welke passages uit de Tanakh de schrijvers en componisten werden geïnspireerd. Er wordt met name verwezen bij kleine en grotere constructies, soms letterlijk overgenomen, soms met een kleine wijziging. Een aantal malen wordt ook verwezen naar afzonderlijke woorden, daar waar deze niet veel voorkomen of duidelijk afkomstig zijn uit een bepaalde passage.

Tien weken lang stond elke week in het teken van een andere kandidaat die zijn best deed de positie van ḥazzan te bemachtigen. Nu volgt een weergave van de tien kandidaten en de nieuw gecomponeerde liederen gezongen tijdens de afsluitende Sabbath van zijn week:

Op Sabbath Koraḥ81 zong Abraham Lopes Laguna een kwatrijn met het rijmschema a-b-b-a82 dat werd gemaakt door Jacob Bashan op de melodie van de pizmon ‘El Elohim’83:

Zoals het hoort verzocht ik U Heb genade voor mij en help mij Wend U tot mij en wees mij genadig Geef mij een teken van uw goedheid

תואי ךל יתרתע ינרזעו ילע לומח 84 יננחו ילא הנפ 85 ימע השע תוא הבוטל 86

80

Het gaat hier dus om EH 47 E 5, fols. 64r-66v en HS. ROS. PL. B40.

81

Be-Midbar 16:1 – 18:32.

82 Aangezien er geen bestaande rijmschema’s bestaan, is hier geprobeerd om zo goed mogelijk de

rijmklank weer te geven in een eenvoudig schema waarin de eindklanken worden weergegeven aan de hand van letters.

83

Franco Mendes verwijst ook naar deze pizmon in zijn Memorias, 117.

84 ינרזע: Tehillim 109:26, 119:86, 118:13. 85 Tehillim 25:16, 119:132, 86:16. 86 Tehillim 86:17.

(21)

19

Op Sabbath Ḥukkat87 zong Joseph de Isaac Sarphati een vers gecomponeerd door Joseph Siprut de Gabay op de melodie van ‘Le-Kulkhem’ en met het rijmschema a-a-b-b:

Levende God, mijn rotsvaste kracht

Op U vertrouw ik en bij U zoek ik mijn toevlucht Wees met mij als ik hulp nodig heb

En ontvang alstublieft mijn verzoek

רוצו יח םיהלא 88 יליח 89 יל הסוחו חטבא ךב 90 יתרזעב ימע היה יתרתע אנ לבקו

Op Sabbath Balak91 zong Joseph Gomez Silva een vers gecomponeerd door Yaḥish Foa op de melodie van ‘Be-Yom Tova’ met het rijmschema a-b-c-b:

Hij die hoog hierboven woont, wees alstublieft genadig En ik zal goed bevallen in de ogen van Uw volk En bescherm deze gemeente eeuwig

Stuur haar Uw zegeningen

םורמ ןכוש 92 אנ יננח ךמע ןיעב ןח אצמאו דעל רמש הז להקו ךתכרב וילע הוצ

Op Sabbath Pinḥas93 zong Daniel Pimentel een kwatrijn met het rijmschema a-b-a-b gecomponeerd door Aaron da Costa Abendana dat hij solo zong:

Een solo voor hem die rijdt in de steppe van God Maak aan de volken zijn grootse daden bekend De hele gemeente, volk en Israël

Zing vaak samen zijn lofprijzingen

לא תוברעב בכורל ולוס ויתולילע םימעב ועידוה 94

לארשיו הדע להקה לכ ויתולהת דחי וריש וברה

Op Mattot en Masei95 zong Shlomo de Isaac Saruco een kwatrijn gedicht door Joseph Siprut op de melodie van ‘Le-Kulkhem’, dezelfde als waarop hij voor Sarphati een vers componeerde, met hetzelfde rijmschema van a-a-b-b:

Hoor, Almachtige, mijn gebeden

Besteed aandacht aan de stem van mijn gebeden En zegen alstublieft met Uw goedheid

ידש עמש 96 יתלפת תכסהו 97 יתנחת לוק ךתבוטב אנ ךרבו

87 Be-Midbar 19:1 – 22:1.

88 רוצ: onder andere Devarim 32:18. 89 Habakkuk 3:19. 90 Tehillim 91:2. 91 Be-Midbar 22:2 – 25:9. 92 Isaiah 33:5. 93 Be-Midbar 25:10 – 30:1. 94 Tehillim 103:7, 105:1.

95 Respectievelijk Be-Midbar 30:2-32:42 en Be-Midbar 33:1 – 36:13. 96 Job 31:35, Be-Midbar 24:4, 24:16.

(22)

20

Deze gemeente met Uw zegeningen ךתכרבב תאז הלהק

Op Sabbath Va-Etḥannan98 zong Jacob de Isaac Senior Hendriques een kwatrijn met het rijmschema a-b-c-d en gecomponeerd door David Franco Mendes zelf, ook op melodie van ‘Le-Kulkhem’:

Ik hef mijn ogen op naar U, die groot en verheven is Neem mijn geest en heb oog voor mijn woorden Wees mij alstublieft genadig met vreugdezang Zegen en behoudt het ongeschonden volk

אשא יניע 99 אשנ םר ךל 100 העשו יחור ץמא 101 יחיש הננרב ןח אנ יננח 102 רוצנו ךרב רוהט םואלו

Op Sabbath Ekev103 zong Benjamin Dias Brandon twee verzen die hij zelf had gemaakt en gecomponeerd; de eerste op dezelfde melodie als de meeste verzen, namelijk ‘Le-Kulkhem’, en de tweede op de melodie ‘Yeshalem Shalem’. Het rijmschema bestaat uit a-b-a-b / b-c-d-c:

Aanvaard, God, de stem van mijn gebeden Die ik voor U opstelde

En antwoord op al mijn vragen En verleen mij Uw genade

Spreid de rotsvaste glans van Uw goddelijke geest Over het heilige volk van deze gemeente

God, stem toe met daden tegen hen

Vandaag een dreiging is een teken van uw goedheid

לא הצר 104 יתלפת לוק ךינפל ךורעא רשא יתלאש לכ אלמו ךדסחב ינכזו זשרפ 105 רוצ 106 ךתניכש ויז תאז הלהק שדק םע לע םמע תושע לאה לאוה תוא הבוטל םויא םויה 107

Op Sabbath Re’eh108 zong David Semaḥ de Valenca een vers gecomponeerd door Jacob Bashan, die ook voor kandidaat Laguna een lied componeerde op de melodie van ‘El Elohim’, met hetzelfde rijmschema van a-b-b-a:

In de gemeente zal ik Uw naam uitspreken Geef mij antwoord, God, met al uw genade

ארקא ךמש להק ךותב ךדסח בורב לא יננע

98 Devarim 3:23 – 7:11. 99 Tehillim 121:1. 100 Isaiah 2:12. 101 העש: Bereshit 4:5. 102 הננרב: Tehilllim 100:2. 103 Devarim 7:12 – 11:25. 104 Tehillim 40:14, 119:108. 105 Job 26:9.

106 רוצ: onder andere Devarim 32:18. 107 הבוטל תוא: Tehillim 86:17. 108 Devarim 11:26 – 16:17.

(23)

21

Geef genade aan schapen en geiten van Uw handen

Zij zullen U danken met een zingende stem

ךדי ןאצב ינח ושת הרמז לוקב ינודויו

Op Sabbath Shofetim109 zong Eliyahu Rodrigues Lopes. In het handschrift uit de Bibliotheca Rosenthaliana staan twee verzen geschreven die Rodrigues zong, een op de melodie ‘Be-Yom Tova’ met het rijmschema a-b-a-b en een op de melodie van ‘Le-Kulkhem’ die verder gaat met het rijmschema c-d-d-c. In het handschrift van Franco Mendes staat alleen het eerste vers geschreven dat werd gecomponeerd door de al eerder genoemde Joseph Siprut:

In de tempel van God, dorp en schapen en geiten Tot geschenken zullen mijn gebeden leiden

Ik vraag U, laat dit een uur zijn van hemelse genade Hij zal mijn vragen ontvangen

Het gekozen volk voor allen

zal God zegenen met alle zegeningen

Zoals de sterren aan de hemel en ook zoals het zand Ontelbaar zullen jullie nakomelingen zijn

ןאצו רפכ לא שדקמב יתלפת ליבוא ישל ןוצר תעב אנ שקבא 110 יתולאש תא לבקי םכלכל םע ילוגס לכ תכרבב לא ךרבי לוחכ םגו םור יבכוככ 111 םכערזל רפסמ ןיאל

Op Sabbath Ki Teẓe112 zong Shmuel de Oheb als laatste een kwatrijn opgesteld door Shimos Mendes da Silva en met het rijmschema a-b-b-a:

Met een zingende stem en ik zal niet ophouden Naar God te komen met mijn gebeden

Hij zal mijn stem met vragen horen

En Hij zal worden geheiligd en Hij zal groot zijn

לדחא אלו הרמז לוקב יתלפתב לא לא אובל יתלאש לוק תא עמשי אוה לדגתיו שדקתיו

De verkiezing voor ḥazzan

Na de tien intensieve en vreugdevolle weken waarin elke week een andere kandidaat zijn stem en muzikaliteit ten gehore bracht, zouden op 12 Elul de verkiezing worden gehouden. De gebeurtenis werd echter vertraagd, omdat veel ‘velhos’ (de oudere en gewichtige mannen van de gemeente) voor twee ḥazzanim wilden stemmen. Een groot deel van de Mahamad was het hier niet mee eens. Ondertussen gingen de leden gestaag door met roddelen, stemmen winnen en vurig discussiëren. Smeekbedes, donaties, autoritaire toespraken en bedreigingen waren aan het orde van de dag, ondanks het verbod van de Mahamad hierop. De favoriete kandidaten waren Laguna, Gomez en Brandon. Met name de ‘vriendjespolitiek’ van de velhos was enorm.

109 Devarim 16:18 – 21:9. 110 Tehillim 69:14. 111 Bereshit 22:17. 112 Devarim 21:10 – 25:19.a

(24)

22

Bovendien trachtten zij andere gemeenteleden over te halen om aan hen toestemming te verlenen de assistent-ḥazzan uit te kiezen.113

Uiteindelijk bereikten de velhos op 28 Elul een compromis met de Mahamad. Omdat deze leden belangrijk waren in de gemeente, had de Mahamad hen nodig en kwam hen tegemoet. Het was uiteindelijk kandidaat Joseph de Isaac Sarphati die door de oudere mensen werd benoemd tot de assistent-ḥazzan.114 In de documenten van de Portugese gemeente staat hij volgens historicus Leo Fuks inderdaad genoteerd als hulpvoorzanger.115 Zoals eerder genoemd, bevat Franco Mendes’ ‘kol tefillah ve-kol zemirah’, na de liederen voor de ḥazzanut competitie van 1743, een vers dat werd gezongen door Sarphati ter ‘overwinning’. Dit vers met rijmschema a-b-b-a zong Sarphati op zijn eerste Sabbath als assistent-ḥazzan en werd gecomponeerd door Jacob Bashan, die ook voor een aantal kandidaten van de ḥazzanut competitie verzen had geschreven116:

Dank aan God voor hulp aan de armen

Want Hij beantwoordde de stem van onze gebeden En voor dit volk op alle dagen

Genade genade voor jullie tot in de eeuwigheid

דעסמ לדל לאל הדוא לוק בישה יכ ת יתולפ ימי לכב תאז הדעלו דע ימלועל ןתא ןח ןח 117

Uit de Memorias van David Franco Mendes komt niet naar voren op welke dag de verkiezing voor de ḥazzan uiteindelijk plaats heeft gevonden. In totaal brachten 384 leden hun stem uit op een van de kandidaten: slechts een persoon stemde op Semuel Oheb, Selomoh Saruco kreeg twee stemmen, op Benjamin Diaz Brandon werd 51 maal gestemd, Abraham Lopes Laguna kreeg 148 stemmen en Joseph Gomez Silva had duidelijk de voorkeur met 182 stemmen. Vreemd genoeg heeft Franco Mendes geen ‘winnaarslied’ voor Gomez Silva opgenomen in zijn handschrift.

Circa een jaar na het begin van de competitie, op 11 Iyyar 1744, stierf Aaron Cohen de Lara, de andere ḥazzan van de Portugees-joodse gemeenschap.118 Volgens Braatbard ontstonden toen weer onenigheden en ruzies in de gemeente omdat vele leden tegen Gomez gekant waren, die nog maar net zijn positie als ḥazzan had verworven. David da Pinto, de voorzitter van de Mahamad, maakte zich sterk om Gomez als ḥazzan te behouden. De verhoudingen in de gemeente werden er niet beter op. Uiteindelijk werd dit alles beslecht door de tegenstanders van

113 Franco Mendes, Memorias, 119. 114 Ibidem, 119.

115 Braatbard, De zeven provinciën, 126, noot 97. 116

EH 47 E 5, fol. 66v.

117 דע ימלוע: Isaiah 45:17.

118 David Franco Mendes maakt hierover in zijn Memorias geen opmerking over. Wel noemt hij in Nissan

(25)

23

Gomez, die het voor elkaar kregen om Sarphati in plaats van de positie van assistent-ḥazzan een vaste aanstelling als ḥazzan te bezorgen.119 Voor de vacature van ḥazzan werd dit maal dus geen nieuwe competitie georganiseerd.

Franco Mendes heeft ook voor deze gelegenheid, dat Sarphati een vaste aanstelling kreeg, een gedicht opgenomen in zijn ‘kol tefillah ve-kol zemirah’. De eerste Sabbath direct na het overlijden van Cohen de Lara werd Sarphati in zijn positie van ḥazzan benoemd en zong hij twee verzen met rijmschema a-a-b-b / c-d-d-c, die werden gecomponeerd door Jacob Bashan120:

Ik dank U, mijn rotsvaste burcht Met al uw goedheid koos U mij

Om U te bezingen met mijn lofprijzingen In Uw tempel met mijn gebeden

Deze gemeente van U zal haar vlag hijsen Vermenigvuldig hun fortuin, altijd hun kracht Stop hun leugens voor hun aankopen

Reken hen te goede

רוצ הדוא ךל 121 יבגשמ 122 יב תרחב ךבוט בורב יתלהתב ךתרשל :יתלפתב ךשדקמב םירת םלגד הז ךלהק םנוא דימת םנוה הברת םנוק ינפל םנומ תיבשת םירכזנ ויהי הבוטל 123

Mogelijk was Franco Mendes een fervent Sarphati-aanhanger, hij nam zowel de verzen op die Sarphati zong bij dienst aanstelling als assistent-ḥazzan als toen hij een vaste aanstelling kreeg. Voor de echte winnaar van de ḥazzanut competitie van 1743 heeft hij geen ‘winnaarslied’ opgenomen. Wellicht was dit een stille hint die duidelijk maakt welke kant Franco Mendes koos in de onenigheden binnen de gemeente.

2.2 De ḥazzanut competitie van 1772

Net als voor de competitie voor ḥazzan in het jaar 1743, geldt voor de competitie van 1772 dat we niet veel bronnen tot onze beschikking hebben.124 De kroniek van David Franco Mendes over de geschiedenis van de Portugees-joodse gemeenschap, van haar ontstaan tot het jaar 1772,

119 Braatbard, De zeven provinciën, 126-127. 120

EH 47 E 5, fol. 67v.

121

רוצ: onder andere Devarim 32:18.

122 Tehillim 59:10.

123 Verwijzing naar Nehemiah 5:19.

124 In de eerder aangehaalde literatuur in dit onderzoek (zie Alder, Seroussi, Kaplan) worden de te

besproken plano’s uit de Bibliotheca Rosenthaliana en de Ets Haim – Livraria Montezinos met betrekking tot de ḥazzanut competitie van 1772 nergens genoemd. Wel halen Kaplan, Salomon en Adler de beschrijving van de competitie van 1772 van Franco Mendes aan: zie Kaplan, ‘ןידה תיבמ םיקספ’, 16-17; Salomon, ‘Joseph Jesurun Pinto’, 24; Adler, Musical life and traditions, 22-23.

(26)

24

bevat gelukkig nog net de competitie.125 Franco Mendes heeft in zijn ‘kol tefillah ve-kol zemirah’ – de collectie gebeden en gedichten gereciteerd in de Portugese synagogen van Amsterdam tussen 1597 en 1782 – net als voor de competitie van 1743, tevens liederen opgenomen voor de volgende ḥazzanut competitie van de achttiende eeuw.126 Daarnaast bevinden zich in de Bibliotheca Rosenthaliana twee eenbladshandschriften en een eenbladsdruk die liederen bevatten van deze competitie.127 De bronnen hebben een vergelijkbare inhoud en zullen allen uitgebreid besproken worden in dit hoofdstuk.

Aanloop naar de competitie

Zoals we in het eerste deel van dit hoofdstuk hebben gezien, won Joseph Gomez Silva de ḥazzanut competitie van 1743. In eerste instantie was Joseph de Isaac Sarphati benoemd als assistent-ḥazzan, maar mocht hij een jaar later al de plek van ḥazzan Aaron Cohen de Lara innemen. In de loop der jaren kregen zij verschillende ouderdomskwaaltjes met het gevolg dat ene Aron de David Hamis af en toe moest worden ingezet om te assisteren. De velhos van de Portugees-joodse gemeenschap beloonden hem ten slotte voor deze inzet door hem op 10 Ḥeshvan in het jaar 1771 te belonen met de positie van assistent-ḥazzan.128

Op 5 Nisan 5532 (1772) stierf ḥazzan Joseph de Isaac Sarphati. Onder begeleiding van ḥazzan Gomez Silva en assistent-ḥazzan David Hamis werd hij naar de begraafplaats Beth Haim gebracht.129 Dertig jaar eerder, na het sterven van Cohen de Lara, werd de positie van ḥazzan overgedragen aan de toen nog maar net verkozen assistent-ḥazzan Sarphati. Maar nadat Isaac Sarphati gestorven was, werd de net aangestelde assistent-ḥazzan David Hamis niet benoemd tot vaste ḥazzan. Uit de Memorias van David Franco Mendes blijkt geen enkele twijfel noch strijd over het feit dat er verkiezingen moesten worden uitgeroepen. Circa een maand na het sterven, op zondag 7 Iyyar, maakte de Mahamad de vacature bekend voor de positie van ḥazzan:

‘Havendo N[osso] S[enhor] recolhido p[ar]a sim o Haz[an] Josseph Haim de Is[hac] Sarfatim e pretendendo os S[enhore]s do M[aha]m[a]d se ocupe seu Lugar, notificão a todos os que se acharem capazes de Exercello entreguem Suas petições aos S[enhore]s do M[aha]M[a]d te dom[in]go prox[i]mo ao mais tardar, q[ue] depois disso não serão admetidos.’130

125 Franco Mendes, Memorias. 126 EH 47 E 5, fols. 114r-117. 127

HS. ROS. PL. A14, HS. ROS. PL. B5 en ROS. EBL. B2.

128 Franco Mendes, Memorias, 142. 129 Ibidem, 144.

(27)

25

De kandidaten kregen precies een week de tijd om hun sollicitatie in te dienen. Op de daaropvolgende woensdag (17 Iyyar) kwam de Mahamad bijeen om de sollicitaties te beoordelen. Zij liet zeven kandidaten toe tot de ḥazzanut competitie.131

Net als bij de competitie van dertig jaar eerder bracht elke kandidaat een week lang tijdens alle diensten in de Esnoga zijn muzikaliteit en stem ten gehore. De week begon telkens met de dienst van Kabalat Sabbath. Ook nu weer gaf elke kandidaat aan het einde van zijn week, vlak voordat de volgende kandidaat het stokje overnam, een voordracht van een nieuw geschreven Hebreeuws lied op nieuw gecomponeerde muziek.132

Wat opvalt in de beschrijving van Franco Mendes is de grote toestroom van niet alleen Portugese joden, maar ook van hun Ashkenazische buren en zelfs christelijke Amsterdammers. Op de Sabbathsdiensten vulden zij de grote Esnoga tot op elke zit- en staanplaats. Hoewel de ‘tudescos’ – de Portugese benaming voor de Ashkenazische joden – normaal niet in het schip van de synagoge mochten zitten, vertrapten zij op een Sabbath zes opzichters die bij houten barrières stonden om orde te houden. De Ashkenazische mannen zochten hun weg naar de middelste gangpaden van de Esnoga om daar vervolgens plaats te nemen. Volgens Franco Mendes waren er gedurende de weken van de ḥazzanut competitie, tijdens de ochtenddiensten van maandag en donderdag, zelfs meer Portugees-joodse vrouwen in de synagoge aanwezig dan op een winterse Sabbath ochtend.133

Franco Mendes beschrijft bovendien hoe de kandidaten gedurende deze weken de Esnoga verlieten. Elke kandidaat was omringd door een groep van bewonderaars als hij door de deuren van de synagoge naar buiten stapte. Sefardische en Ashkenazische jongens stonden hand in hand langs de trottoirs aan beide zijden van de straten – als een hekwerk – zodat de kandidaten door de drukte heen hun weg konden vinden naar huis. Elke keer als er een kandidaat langs kwam, werd door de menigte gejuicht en gejoeld. De hele wijk werd overgenomen door deze ‘alborotarão’, oftewel herrieschoppers.134 Zowel voor omstanders als voor de leden van de gemeenschap moet het een groot spektakel zijn geweest om dit te aanschouwen.

De handschriften en drukwerken

Over de competitie van ḥazzan in 1772 staan er meer bronnen met liederen tot onze beschikking dan over de competitie van 1743. Zo zijn er drie handschriften en twee drukwerken voor deze competitie teruggevonden. Allereerst beschikt de Bibliotheca Rosenthaliana over twee zo goed

131

Franco Mendes, Memorias, 144.

132 Ibidem, 145. 133 Ibidem.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Boswells vader, die zelf tijdens zijn studie in Leiden Nederlands had geleerd, had hem al in een brief van december 1763 geprezen voor het feit dat hij niet neerkeek op de

Granger causality test for managed floating exchange rate regimes, in Table 4, show that there was a causal relationship from the stock market to the exchange rate during the

Die brief van 11 november 1779, geschreven door zijn vrouw Johanna Petronella Ruijs, en de lange brief die Michiel zelf ruim een jaar later vanuit China naar zijn

Maar het geldt misschien nog wel meer voor andere collectieve trauma’s, zoals de Armeense genocide van 1915 in het Ottomaanse Rijk, waarvan niet alleen het bestaan maar ook het

Hoofdstation de herinnering aan het wegvoeren van de Joodse Groningers zichtbaar wordt gemaakt door middel van een monument, een plaquette of op een andere manier, gezien het feit

"De Heer Pijls den vorigen spreken (de Heer van Wintershoven) beantwoordendt, verklaart bij herhaling dat hem noch direct, noch indirect, ministerieele brieven

To stimulate decisions in which resulted in maximizing shareholder value, the expectation is that firms actively manage the CEO’s equity- components to align with the

The section on corporate governance and past empirical research showed however that there is not a clear consensus on whether listed companies in the US and other countries