• No results found

Wonen aan de stadsrand : Wat zijn de woonmotieven van inwoners van Nieuw Sloten en in hoeverre speelt de locatie aan de stadsrand hierin mee?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Wonen aan de stadsrand : Wat zijn de woonmotieven van inwoners van Nieuw Sloten en in hoeverre speelt de locatie aan de stadsrand hierin mee?"

Copied!
49
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Wonen aan de stadsrand:

Wat zijn de woonmotieven van inwoners van

Nieuw Sloten en in hoeverre speelt de locatie

aan de stadsrand hierin mee?

Bachelor scriptieproject Sociale Geografie & Planologie Student: Joep Kelderman

Studentnummer: 10432620 Begeleider: Dr. S. Metaal 20 juni 2016

(2)

1

Voor u ligt een bachelor scriptie van de opleiding Sociale Geografie. Dit is het eindproduct van het scriptieonderzoek als afsluiting van de bachelor. Mijn interesse in de stadsgeografie heeft mij doen besluiten ook over een stadsgeografisch onderwerp mijn scriptie te schrijven. Tijdens de verkenning van de wijk Nieuw Sloten, aan de rand van Amsterdam, begon ik mij af te vragen hoe bewoners van deze wijk het ervaren om er te wonen en wat hen bewogen heeft zich op deze locatie te vestigen. Het onderwerp van het onderzoek was gevonden.

Naarmate het onderzoek vorderde werkte het erg motiverend om te merken dat mijn persoonlijke interviewtechnieken steeds beter hun uitwerking kregen. Door de juiste feedback en suggesties van mijn begeleider Stefan Metaal heb ik een mooi eindproduct kunnen leveren, waarvoor dank. Mijn onderzoek zou ook niet mogelijk zijn geweest zonder de respondenten. Ik wil de respondenten bedanken voor hun openheid tijdens de interviews en hun waardevolle bijdrage aan het onderzoek.

Tot slot rest mij u veel plezier te wensen met het lezen van de scriptie!

Voorwoord

(3)

2

Inhoudsopgave

Paginanummer 1. Inleiding ... 4 1.1 Leeswijzer ... 5 2. Theoretisch kader ... 6 3. Wijkbeschrijving ... 12 4. Methoden ... 16 4.1 Onderzoekseenheden ... 16 4.2 Selectie respondenten ... 17 4.3 Werving respondenten ... 17 4.4 Topiclist interview ... 18 4.5 Transcriptie en coderen ... 19

4.6 Ervaring als onderzoeker ... 20

5. Resultaten ... 22

5.1 Demografische kenmerken en levensfase ... 22

5.1.1 Studeren ... 23

5.1.2 Samenwonen ... 24

5.1.3 Kinderen ... 24

5.1.4 Nieuwe baan ... 25

5.1.5 Fysieke gesteldheid ... 25

5.2 Eigenschappen van de woning ... 26

5.2.1 Type woning ... 26

5.2.2 Ruimte ... 27

5.2.3 Tuin ... 28

5.3 Woonomgeving en locatie aan de stadsrand ... 29

5.3.1 Locatie aan de stadsrand ... 29

5.3.2 Schiphol, openbaar vervoer en snelwegen ... 31

5.3.3 Rustige, ruimere en groene woonomgeving ... 32

5.3.4 Parkeren ... 34 5.3.5 Architectuur ... 34 5.4 Woning- en arbeidsmarkt ... 35 5.4.1 Situatie op de woningmarkt ... 35 5.4.2 Situatie op de arbeidsmarkt ... 36 5.5 Tevredenheid / woonervaring ... 38

(4)

3

5.5.1 Winkels en horeca ... 38

5.5.2 Nieuw Sloten en de rest van Nieuw-West ... 39

5.5.3 Identiteit... 39 5.5.3 Buurtcontacten ... 40 5.5.4 Woontoekomst ... 41 6. Conclusie ... 42 6.1 Samenvatting ... 42 6.2 Beantwoording onderzoeksvraag ... 43 7. Referenties ... 46 8. Bijlagen ... 48

(5)

4

1. Inleiding

Om aan de woningvraag te voldoen en omdat het groeikernenbeleid vastliep, besloot de overheid in samenwerking met provincies en stadsgewesten begin jaren 90 de Vinex op te stellen, de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra (Ministerie van VROM, 2007). In deze notitie is onder andere het woningbouwbeleid voor de periode van 1995 tot 2005 opgenomen. Een van de hoofdlijnen in de Vinex die De Wildt et al. (1999) benoemen, heeft betrekking op de locatiecriteria van het woningbouwbeleid. Criteria die zij noemen zijn locaties nabij stadscentra, een goede ontsluiting van deze locaties door het openbaar vervoer en de samenhang tussen wonen, werken, voorzieningen, recreatie en groen. De plannen uit de notitie werden vanaf 1995 in uitvoering gebracht, in Amsterdam onder andere op IJburg en in de Aker.

Een aantal jaren voordat de Vinex is opgesteld en uit werd gevoerd is in Amsterdam de wijk Nieuw Sloten gebouwd. Afgaande op de criteria die zijn gesteld in de Vinex kan men stellen dat Nieuw Sloten een voorloper is van de Vinex-wijk. De locatie aan de stadsrand in combinatie met de goede ontsluiting door het openbaar vervoer is erg vergelijkbaar met richtlijnen van de Vinex. Daarnaast is ook Nieuw Sloten gebouwd om de bevolkingsgroei te accommoderen en de huizenvoorraad op peil te houden (Baljon & Pflug, 2001). De vraag is wie naar een wijk als Nieuw Sloten trekken en wat deze mensen beweegt om zich hier te vestigen.

In Nederland, maar ook in andere landen is al redelijk veel onderzoek gedaan naar de woonvoorkeuren van mensen (De Groot, 2011; De Groot, Manting & Boschman 2008; Lindberg et al., 1992; Rossi, 1955; Schirmer et al., 2015; Van Wee, 1994). Zowel woonmotieven, woonkeuren als woonkeuzes zijn onderzocht. Deze onderzoeken zijn gebaseerd op de algemene voorkeuren op het gebied van wonen. In weinig onderzoeken is het motief van mensen onderzocht om op een specifieke plek te gaan wonen. Na een verkenning van de wijk Nieuw Sloten vroeg ik mijzelf af wat de inwoners van deze wijk er toe heeft bewogen om zich hier te vestigen. Hierbij vraag ik me niet alleen af wat de woonmotieven van de inwoners zijn, maar ook waarom zij Nieuw Sloten prefereren boven andere wijken. Voordat zij besloten hebben zich in deze wijk te vestigen, zullen zij een afweging hebben gemaakt tussen mogelijke woonlocaties. Wat heeft daarin de doorslag gegeven om juist voor Nieuw Sloten te kiezen?

Er is specifiek gekozen voor Nieuw Sloten als onderzoekslocatie, omdat deze wijk een bijzondere ligging heeft aan de rand van de stad Amsterdam. De wijk ligt in de luwte van de Westelijke tuinsteden (het huidige Nieuw West), die in een eerdere fase zijn gebouwd en een hele andere ruimtelijke inrichting en uitstraling hebben dan Nieuw Sloten. Wat maakt dit juist Nieuw Sloten tot een aantrekkelijke woonomgeving?

Dit onderzoek richt zich op de woonmotieven van de inwoners van Nieuw Sloten. De bevindingen geven onder andere de motieven weer om in Nieuw Sloten te gaan en te blijven

(6)

5

wonen en de waardering van verschillende aspecten van de wijk en de woonomgeving. Met de kennis over de motieven kunnen verschillende instanties die zich bezig houden met het woningbouwbeleid inspelen op de mogelijke veranderde woonbehoeften van mensen.

Om de woonmotieven van de inwoners van Nieuw Sloten vast te stellen, is de volgende onderzoeksvraag opgesteld:

Wat zijn de woonmotieven van inwoners van Nieuw Sloten en in het bijzonder de woonmotieven voor de locatie aan de stadsrand van Amsterdam?

Deze onderzoeksvraag wordt beantwoord met behulp van de volgende deelvragen. 1. Wat zijn de persoonlijke en huishoudelijke kenmerken die invloed hebben op het woonmotief en in hoeverre speelt levensfase een rol?

2. Wat zijn de eigenschappen van de woning die invloed hebben op het woonmotief?

3. Wat zijn de motieven voor de keuze van de woonomgeving en de locatie aan de stadsrand? 4. Wat is de invloed van de situatie op de woning- en arbeidsmarkt op het woonmotief? 5. Hoe is de tevredenheid van de bewoners wat betreft het wonen in Nieuw Sloten?

1.1 Leeswijzer

Om de onderzoeksvraag en het daarbij behorende onderzoek te onderbouwen wordt in hoofdstuk 2 de theorie uiteengezet. Als aanvulling hierop wordt in hoofdstuk 3 een wijkbeschrijving gegeven van Nieuw Sloten. In hoofdstuk 4 worden de gebruikte onderzoeksmethoden uiteengezet, waarbij er aandacht is voor de verantwoording van de gemaakte keuzes in het onderzoeksproces. De resultaten van het onderzoek worden behandeld in hoofdstuk 5. De verschillende aspecten van de woonmotieven worden hierin een voor een beschreven en met behulp van vergaarde kwalitatieve data geanalyseerd. Tot slot wordt in hoofdstuk 7 een samenvatting gegeven van de resultaten waarna er conclusies getrokken uit het onderzoek.

(7)

6

2. Theoretisch kader

In de wetenschappelijke literatuur is het een en ander aan onderzoek gedaan naar onder andere woonpreferenties, woonvoorkeuren, verhuisintenties en woonlocatiepreferenties (De Groot, 2011; De Groot, Manting & Boschman 2008; Lindberg et al., 1992; Rossi, 1955; Schirmer et al., 2015; Van Wee, 1994). Deze begrippen liggen aan de basis van het motief van mensen om ergens te wonen. Mijn inziens komen woonmotieven voort uit de voorkeuren, preferenties, wensen en intenties die men heeft wat betreft het wonen. Een voorkeur, preferentie of wens leidt uiteindelijk tot een intentie, de verhuisintentie. Wanneer men deze verhuisintentie tot stand brengt, komt dit tot een woonmotief, de reden om op een bepaalde locatie, in een bepaalde omgeving of woning te gaan wonen. Elk hiervoor genoemd begrip heeft zijn waarde, maar om dit onderzoek duidelijk te houden en verwarring te voorkomen houd ik in dit onderzoek vast aan het begrip woonmotieven.

Onderzoek naar de woonmotieven is tot nu toe voornamelijk gedaan op basis van kwantitatief onderzoek. Bij verschillende onderzoeken is gebruik gemaakt van datasets, waar vervolgens kwantitatieve analyses mee zijn uitgevoerd en theorieën tot stand zijn gekomen. De achterliggende keuzes van de voorkeuren en preferenties van mensen zijn daarbij weinig onderzocht. In dit onderzoek zal worden getracht de theorieën, die gebaseerd zijn op kwantitatieve gegevens, aan te vullen en de achterliggende beweegredenen en keuzes van mensen te achterhalen.

In de sociale geografie staat veelal de vraag centraal of motieven van mensen voortkomen uit de keuzes die zij bewust maken, of dat achterliggende demografische kenmerken het motief bepalen. Ook bij de woonmotieven is dit een vraagstuk. De Groot, Manting & Boschman (2008) geven in hun onderzoek aan dat ongeveer 30% van de verhuisgeneigden in hun onderzoek aangeeft, dat demografische motieven de belangrijkste redenen zijn om te willen verhuizen. In de subparagraaf ‘persoonlijke en huishoudenskenmerken’ wordt hier verder op ingegaan.

De woonmotieven worden, naast de persoonlijke en huishoudenskenmerken, ook beïnvloed door de woningeigenschappen, omgevingsfactoren en de situatie op de woning- en arbeidsmarkt. Op deze manier kan er onderscheid worden gemaakt tussen vier concepten van de woonwensen, waarvan de overige concepten mede worden beïnvloed door de demografische kenmerken. De demografische kenmerken zijn daarom de onafhankelijke variabelen, de woningeigenschappen, de woonomgeving- en locatie en de situatie op de woning- en arbeidsmarkt zijn de afhankelijke variabelen. De concepten zullen allereerst worden uiteengezet om de concepten goed af te bakenen. Vervolgens zal in de analyse de vertaalslag worden gemaakt naar de kwalitatieve data die voort zal komen uit de interviews. Alvorens de concepten van de woonwensen uit te werken, is het van belang om het verschil tussen de zogenaamde stated preferences en de revealed preferences te benadrukken. Stated

(8)

7

te zijn (De Groot, 2011). Volgens De Groot (2011) zijn deze voorkeuren niet aangepast aan de mogelijke belemmeringen die men ervaart om deze voorkeur tot realiteit te brengen. De

revealed preferences zijn echter de voorkeuren die blijken, wanneer men echt de intentie

heeft om te verhuizen. Pas als men echt de intentie heeft om te verhuizen, gaat men in zijn voorkeur rekening houden met de beperkingen die men ervaart. De Groot (2011) noemt twee mogelijke beperkingen die de stated preferences kunnen beïnvloeden: de financiële situatie en de situatie op de woningmarkt. De financiële situatie van een huishouden, die in grote mate bepaald wordt door het inkomen, heeft een directe invloed op het eventuele budget dat beschikbaar is om een woning te kopen. Pas als mensen echt de intentie hebben om te verhuizen, zullen zij in hun voorkeur rekening houden met hun budget, waardoor ook de mogelijkheden worden ingeperkt. Ook de situatie op de woningmarkt heeft invloed op de voorkeur. Wanneer men een echte verhuisintentie heeft, is hij/zij beter op de hoogte van de situatie (bijvoorbeeld krapte) op de woning markt. Dit leidt tot een realistischer beeld wat betreft de mogelijkheden, waardoor de revealed preferences verschillen van de stated

preferences.

Demografische kenmerken en levensfase

De onderzoekseenheden, de inwoners van Nieuw Sloten, bezitten bepaalde kenmerken en eigenschappen. Van Wee (1994) benoemt in zijn rapport deze kenmerken als een van de factoren die van belang zijn voor het ontstaan van de wens om te verhuizen. Uit het onderzoek van De Groot, Manting & Boschman (2008) blijkt tevens dat demografische motieven de belangrijkste redenen zijn om te verhuizen. Zij geven aan dat ongeveer 30% van de verhuisgeneigden demografische motieven aangeven als belangrijkste reden om te verhuizen.

Dit concept valt op te splitsen in persoonlijke kenmerken en huishoudenskenmerken. Ook al zijn de persoonlijke kenmerken onderdeel van de kenmerken van het totale huishouden, toch is het van belang om deze te onderscheiden. De persoon in kwestie heeft immers altijd een aandeel in de woonwens van het huishouden en wordt daarbij ook beïnvloed door zijn persoonlijke kenmerken en woonhistorie. De persoonlijke en huishoudenskenmerken worden daarom afzonderlijk van elkaar besproken.

De persoonlijke kenmerken bestaan allereerst uit leeftijd en geslacht. De behoefte van een persoon voor een bepaalde soort woning of een bepaalde locatie varieert met de leeftijd. Zo hebben jongvolwassenen, studenten, een andere woningbehoefte dan bijvoorbeeld 65 plussers. Ook het geslacht kan van invloed zijn op deze behoefte. De gezondheidssituatie van een persoon is ook een belangrijk kenmerk. Iemand die slecht ter been is, of andere fysieke problemen ondervindt zal bijvoorbeeld specifieke eisen stellen aan een woning. Van Wee (1994) benoemt ook de herkomst als persoonlijk kenmerk. Het opleidingsniveau en beroep van een persoon is ook een persoonlijk kenmerk dat invloed heeft op de woonwens. De locatie van het werk heeft een logische invloed op de woonwens. Met name de gewenste locatie van de woning wordt hierdoor beïnvloed. Het inkomen, dat onder andere voortvloeit uit het werk, heeft ook invloed op de woonwens, een hoger inkomen kan resulteren in een

(9)

8

hoger budget (Van Wee, 1994). Dit geeft mensen meer mogelijkheden op de woningmarkt. Tot slot zie ik de woonhistorie ook als een belangrijk kenmerk. Men baseert de woonwens waarschijnlijk ook op ervaringen uit het verleden. De voormalige woning(en) en omgeving waar men in heeft gewoond, hebben tot bepaalde ervaringen geleid. Deze ervaringen kunnen helpen een woonwens te vormen.

De huishoudenskenmerken die van invloed zijn op de woonwens zijn onder andere de grootte van het huishouden (Karsten, 2010). Een groot huishouden met meerdere kinderen vereist immers een groter huis of een huis met meerdere kamers. Karsten (2010) geeft aan dat ook de leeftijden van de personen in het huishouden van belang zijn. Een gezin met kleine kinderen zal de locatie en de omgeving van de woning belangrijk vinden, omdat de kinderen er op zullen groeien. De leeftijden van de personen van het huishouden hebben indirect invloed op de levensfase waar zij zich in bevinden. Lindberg et. al (1992) hebben onderzocht wat voor afstand tot het centrum van de stad wordt geprefereerd door mensen uit verschillende levensfases. Uit dit onderzoek is gebleken, dat mensen in de levensfase met jonge kinderen een grotere afstand tot het centrum prefereren dan mensen uit jongere én oudere leeftijdsgroepen. Dit onderzoek is uitgevoerd met behulp van regressieanalyses en weergeeft derhalve niet de beweegredenen achter deze preferentie. Verder heeft de levensfase waarin men zit, naast de gewenste woonlocatie, ook invloed op het gewenste soort woning. Een persoon op leeftijd zal bijvoorbeeld een woning zonder verdiepingen prefereren, omdat de gezondheid het niet toe laat trappen op en af te lopen. Meer hierover in de volgende subparagraaf over de woningeigenschappen.

Onder de levensfase verstaan Blije et. al. ook de zogenaamde ‘life events’ (2010). Er wordt beweerd dat voornamelijk deze ‘life events’ de wooncarrière bepalen. Grote gebeurtenissen in een leven van een mens als het volgen van een opleiding, een eerste baan, samenwonen, promotie, kinderen krijgen, uit huis gaan van het laatste kind, scheiden en met pensioen gaan kunnen leiden tot een andere woonwens en ook direct tot een verhuisintentie (Blije et. al, 2010).

Woningeigenschappen

Naast de invloed van demografische kenmerken op het woonmotief is de woning ook een belangrijke reden om te willen verhuizen. Uit het onderzoek van De Groot, Manting & Boschman (2008) blijkt dat verhuizen vanwege de woning bijna even belangrijk is als verhuizen wegens demografische motieven. Deels wordt dit veroorzaakt door veranderingen in het huishouden, waardoor demografische woonmotieven en woonmotieven op het gebied van de woning niet strikt van elkaar te scheiden zijn (De Groot, Manting & Boschman, 2008). Wel is er een aantal eigenschappen van een woning dat van invloed kan zijn op het woonmotief. Bij het verhuizen naar Nieuw Sloten hebben de inwoners een overweging gemaakt wat betreft welke woning zij kochten, waarbij zij hoogstwaarschijnlijk ook een voorkeur hadden met betrekking tot de eigenschappen van de woning.

Ekkers en Helderman (2010) benoemen het wooncomfort als eigenschap van de woning, die de woonbehoefte van de bewoners vervult. Volgens hen wordt het wooncomfort bepaald door de hoeveelheid ruimte voor huishoudelijke en sociale activiteiten met daarbij een goede

(10)

9

ruimtelijke verdeling van kamers en gangen. De woning biedt de verzorgingsfunctie van het wonen, aangezien de woning een voorzieningenpakket bezit verdeeld over verschillende kamers (Ekkers en Helderman, 2010). Elk huishouden heeft andere criteria wat betreft het voorzieningenpakket.

Een belangrijke eigenschap is de eigendomssituatie van de woning. Mensen hebben de mogelijkheid tot het kopen of huren van een woning. Bij het kopen van een woning heeft men een bepaald budget nodig en zullen zij hoogstwaarschijnlijk een hypotheek moeten nemen, maar daar moet het inkomen van een huishouden wel de mogelijkheid tot geven (De Groot, Manting & Boschman, 2008). Hierover zal verder worden uitgeweid in de subparagraaf ‘situatie op de woning- en arbeidsmarkt’.

Coolen (2012) benoemt in zijn artikel over verschillende benaderingen van de woonvoorkeuren enkele woningeigenschappen waaruit de woonvoorkeur bestaat. Hij benoemt onder andere het woningtype (appartement, eengezinswoning, vrijstaande woning, flat, enz.), het aantal kamers, de grootte van de kamers, het wel of niet hebben van een tuin en ook de eigendomssituatie. Als aanvulling hierop benoemen Blije et al. (2009) de woonoppervlakte van een woning. Zij geven aan dat de afgelopen decennia de gemiddelde woonoppervlakte van een Nederlands huishouden flink is toegenomen, aangezien vooral nieuwbouwwoningen met meer vierkante meters worden bijgebouwd.

Ook het wel of niet hebben van verdiepingen kan een belangrijke eigenschap van de woning zijn. Zo stellen Blije et al. (2009) dat ouderen andere eisen stellen aan hun woning dan jongere mensen, omdat zij bijvoorbeeld slecht ter been worden en geen gebruik kunnen maken van een trap. In die zin beïnvloedt het woningtype het woonmotief. Uit het onderzoek van De Groot, Manting & Boschman (2008) blijkt ook, dat twee op de drie verhuizingen tussen 2002 en 2005 onder 75-plussers voor rekening komen van ouderen die in 2002 nog geen verhuiswens hadden. Dit geeft aan hoe snel de woonwens, en dus ook het woonmotief, kan veranderen onder ouderen.

Woonlocatie en omgevingskenmerken

De inwoners van Nieuw Sloten hebben gekozen om zich te vestigen op deze locatie te vestigen. Voordat zij besloten hier een huis te kopen zullen zij een overweging hebben gemaakt tussen verschillende locaties en woonomgevingen. Specifiek voor de woonlocatie hebben Lindberg et al. (2010) onderzoek gedaan naar de afstand tot het centrum die mensen uit verschillende levensfases prefereren, zoals beschreven in de subparagraaf ‘demografische kenmerken en levensfase’. Ook Feijten, Hooimeijer & Mulder (2008) benadrukken dat men bij het kiezen van een locatie rekening houdt met toekomstige live-events. Mensen die net kinderen hebben gekregen of kinderen verwachten houden hiermee rekening in de keuze voor de locatie. Lindberg et al. (2010) bevestigen dit, mensen met jonge kinderen blijken een locatie op grotere afstand van het centrum prefereren.

Een functie van het wonen die Ekkers en Helderman benoemen naast de verzorgingsfunctie, is de adresfunctie. ‘De adresfunctie verwijst naar de straat, de buurt, de gemeente waarin de

(11)

10

(Ekkers & Helderman, 2010, p.35). Zij voegen hier nog aan toe dat de kenmerken van de woning en de woonomgeving een afspiegeling is van de sociale identiteit van de bewoners. Het wonen op een bepaalde locatie beïnvloedt in die zin de identiteit. Ook de locatie van de voormalige woning speelt mee met betrekking tot de sociale contacten. Feijten en Hooimeijer & Mulder (2008) geven aan dat plaatsgebondenheid van de sociale contacten en activiteiten invloed heeft op de woonlocatiekeuze. Wat dat betreft kan de sociale verbinding met woonlocaties in het verleden mensen ervan weerhouden om te verhuizen over grote afstanden. Ook Blije et al. (2009) benadrukken dat mensen over het algemeen niet over grote afstand willen verhuizen. Zo geven zeven op de tien woningzoekenden in het WoOn onderzoek aan, dat hun volgende woning binnen de huidige woonplaats moet liggen en zelfs vier op de tien woningzoekenden zoekt de volgende woning binnen dezelfde wijk als waar men nu woont (Blije et al., 2009). Ze geven hiervoor de verklaring dat de sociale contacten met onder andere familieleden en vrienden, werk en school van de kinderen ervoor zorgen dat mensen de voorkeur geven aan een nieuwe woonlocatie in de buurt van de oude woonomgeving.

Ook het voorzieningenniveau in de woonomgeving is van belang. Blije et al. (2009) beschrijven de gewenste afstanden naar voorzieningen op verschillende schaalniveaus, waarbij duidelijk wordt dat men vooral voorzieningen voor de dagelijkse boodschappen op een kleine afstand wil hebben van de woonlocatie. Schirmer, Eggermond & Axhausen (2014) bestempelen de ‘points of interest’, de voorzieningen, ook als een van de aspecten die invloed hebben op de woonlocatiekeuze. Ze noemen voorzieningen als winkels, onderwijs, recreatie- en sportfaciliteiten en openbaar vervoer. Voor alle voorzieningen geldt dat men een positieve houding heeft tegenover de nabijheid van deze voorzieningen.

Woningmarkt- en arbeidsmarktsituatie

De mogelijkheden op de woningmarkt bepalen uiteindelijk de uitkomst van de zoektocht naar een woning. Woningzoekenden zijn immers afhankelijk van de mogelijkheden die zij op de woningmarkt krijgen aangeboden. De Groot (2011) erkent dat regionale woningmarkten van elkaar verschillen, wat in combinatie met de voorkeur voor een bepaalde locatie de mogelijkheden op de woningmarkt bepaalt. Naast aspecten als beschikbaarheid en toegankelijkheid van mogelijkheden wordt de woningmarkt vormgegeven door de mate van aanvoer van lege woningen. (Hooimeijer & Oskamp, 1996). De aanvoer van lege woningen op woningmarkten in perifere gebieden in Nederland is relatief hoog ten opzichte van de woningmarkten in de randstad. De mogelijkheden op de woningmarkt in Amsterdam, onderdeel van de randstad, zijn dan ook beperkter, waardoor woningzoekenden hun verhuisintentie moelijker kunnen realiseren (De Groot, 2012).

De positie die men op de woningmarkt heeft, die voortkomt uit de mogelijkheden die men heeft, wordt onder andere beïnvloed door de financiële hulpbronnen waar men over beschikt. Het hypotheekbedrag dat een bank versterkt, is afhankelijk van het inkomen van het huishouden en het eigen vermogen wordt ook beïnvloed door het inkomen (De Groot, Manting & Boschman, 2008). De financiële hulpbronnen waar een huishouden over beschikt, bepalen zo de mogelijkheden van mensen op de woningmarkt.

(12)

11

De toegankelijkheid van het woningaanbod, waar Hooimeijer & Oskamp (1996) op doelen, heeft betrekking op de betaalbaarheid van woningen en op toewijzingsregels die worden gehanteerd door instituties (De Groot, Manting & Boschman, 2008)

Naast huishoudens met een verhuiswens zijn er ook huishoudens die onverwacht verhuizen. Zo blijkt uit een studie van Rossi (1955) dat 4% van de huishoudens zonder verhuiswens toch binnen een jaar verhuisd is. Door onverwachte gebeurtenissen kan er toch een urgente verhuiswens ontstaan. Wat betreft de arbeidsmarkt noemen De Groot, Manting & Boschman (2008) het verlies van een baan of juist het krijgen van een nieuwe baan en dalingen of stijgingen in het inkomen. Met pensioen gaan zou hier ook nog aan kunnen worden toegevoegd.

Tevredenheid wonen

Tevredenheid is een begrip dat moeilijk valt te kwantificeren. Er zijn studies verricht naar woontevredenheid door de woontevredenheid te linken aan variabelen van de bewoners, maar ook door woontevredenheid te linken aan variabelen van de woonomgeving. Dit laatste type woontevredenheidsonderzoek is het meest van toepassing op de woontevredenheid waar ik aan refereer. Amérigo & Aragones (1997) onderscheiden drie aspecten in onderzoek naar woontevredenheid: het cognitieve aspect, het affectieve aspect en het gedragsmatige aspect. Om antwoord te kunnen geven op de vraag hoe de tevredenheid is onder inwoners van Nieuw Sloten, is vooral het cognitieve aspect van waarde. Het cognitieve aspect heeft betrekking op hoe men de woonomgeving waarneemt, waarbij opvallende positieve of negatieve aspecten de woontevredenheid vormen. Amérigo & Aragones (1997) benoemen onder andere aspecten als wooncomfort, de infrastructuur en openbare ruimte, veiligheid en buurtcontacten als factoren die invloed hebben op de woontevredenheid.

(13)

12

3. Wijkbeschrijving

Nieuw Sloten is een wijk, gebouwd tussen 1990 en 1997, waar de gemeente aanvankelijk van plan was het Olympisch Dorp voor de Olympische Zomerspelen van 1992 te bouwen (Baljon & Pflug, 2001). Nadat bleek dat het Olympisch Comité de Zomerspelen schonk aan Barcelona zijn de plannen voor een nieuwbouwwijk definitief op tafel gekomen. Als voorganger van de Vinex-wijk wordt Nieuw Sloten ontworpen door een groep, destijds, vernieuwende architecten. De stad Amsterdam is in die tijd bezig met uitbreidingen, waarbij zij tienduizenden nieuwe woningen wil realiseren. Het doel is een compacte stad te creëren waarbij het centrum en andere wijken zijn verbonden door goede openbaar vervoersbindingen (Baljon & Pflug, 2001). Het idee is dat mede hierdoor de almaar groeiende automobiliteit wordt geremd. In de afbeelding hieronder is de indeling van de wijk te zien.

Afbeelding 1: Overzicht van de wijk Nieuw Sloten

Bron: Baljon en Pflug (2001).

Volgens Baljon & Pflug (2001) zit de bijzonderheid van de wijk in de hoge dichtheid van de bebouwing en de openbare ruimtes waar veel over is nagedacht. In Nieuw Sloten stonden in 2012 5408 woningen, waarvan veruit de meeste eengezinswoningen zijn met een tuin. 52% van de woningen zijn koopwoningen, waarvan 82% groter is dan 80 m² (OIS Amsterdam, 2015). In 2015 had Nieuw Sloten een inwoneraantal van 13846 (OIS Amsterdam, 2016). Nieuw Sloten is een uitbreidingswijk met een van de hoogste dichtheden van woningen per hectare in Nederland. Om dit te illustreren geven Baljon & Pflug (2001) het verschil aan; 53 woningen per hectare in Nieuw Sloten tegenover ongeveer 30 in een buitenwijk van een

(14)

13

groeikern als Purmerend of Almere. Als voorloper van de Vinex-wijk heeft Nieuw Sloten dan ook een flink hogere dichtheid dan het merendeel van deze Vinex-wijken zelf. Het uitgangspunt van de Vinex was namelijk 30-36 woningen per hectare (De Wildt, 1999). Er zijn hier echter wel een paar uitzonderingen op zoals IJburg, met een dichtheid van 71 woningen per hectare en het centrum van Ypenburg, met 68 woningen per hectare (Groenblauwenetwerken, Z.J.; Mergler, 2011).

Baljon & Pflug (2001) benoemen de interne menging en variatie van woningtypen en prijsklassen, van wonen en werken en van voorzieningen als streven van de architecten en ontwerpers. In de wijk zelf valt op, dat elk vrijwel elk huizenblok op een andere manier ontworpen is. Bij het ontwerpen van de wijk zijn delen van de wijk verdeeld onder architecten, waardoor de wijk een rijke diversiteit heeft aan architectonische stijlen (Baljon en Pflug, 2001).

Locatie

Nieuw Sloten is onderdeel van stadsdeel Nieuw-West en ligt in het zuiden van dit stadsdeel. De wijk ligt net buiten de ring van Amsterdam, de A10. Wel is er in de wijk een directe tramverbinding naar het centrum van Amsterdam. Het beginpunt van tramlijn 2 ligt in het Westen van Nieuw Sloten, waarvan de eerste drie haltes van de tramlijn nog in de wijk liggen. Ten zuiden van Nieuw Sloten ligt de A4, op slechts een paar honderd meter afstand met een op- en afrit. Op ongeveer een halve kilometer afstand richting het oosten ligt de ring van Amsterdam, de A10. In afbeelding 2 is de ligging van Nieuw Sloten te zien binnen de regio Amsterdam.

Afbeelding 2: Ligging van Nieuw Sloten in de gemeente Amsterdam.

(15)

14

Openbare ruimte

Bij de opzet van de wijk is veel aandacht besteed aan voetgangers, fietsers en reizigers die gebruik maken van het openbaar vervoer. De kortste wegen zijn daarom aangelegd voor de fietsers en voetgangers.

Door de openbare ruimte te concentreren in straten, singels en groenstroken is er geprobeerd de dichtheid in de woonblokken in contrast te brengen met de openbare ruimte. Baljon & Pflug (2001) benadrukken dat voldoende ruimte in de woonomgeving nodig is, omdat de wijk anders te benauwend aanvoelt. Hier is de openbare ruimte op aangepast. Door bijvoorbeeld lage bosjes en struiken te plaatsen, waar mensen overheen kunnen kijken, zijn verre zichtlijnen mogelijk, die het gevoel van ruime vergroten (Baljon & Pflug, 2001).

Na het meermaals bezoeken van de wijk moet ik toegeven dat de wijk gevoelsmatig erg ruim oogt, terwijl de laagbouw wel degelijk in hoge dichtheid is opgezet. Ik voel de nabijheid van de stad, terwijl het voor mijn gevoel niet stads oogt. Zo vatten Baljon & Pflug het treffend samen: ‘Nieuw Sloten sluit daarmee aan bij de dubbelzinnige woonwens van velen: op de

stad gericht en toch rustig, stedelijke voorzieningen en toch een tuin, een tram op de hoek en toch een auto voor de deur’ (2001; p.9).

Inwoners

De bevolking van Nieuw Sloten is voornamelijk autochtoon. In 2012 was 60,2% van de inwoners autochtoon, terwijl dit in heel Amsterdam gemiddeld 49,6% was (OIS Amsterdam, 2012). Vooral het verschil in het aandeel niet-westerse allochtonen valt op. In Amsterdam is dit aantal tussen 2000 en 2012 gedaald met 8,1%, terwijl dit aandeel in Nieuw Sloten is toegenomen met 4,8% en in heel Nieuw-West zelfs met 13% (OIS Amsterdam, 2012).

Het aandeel gezinnen in de wijk ligt hoger dan het Amsterdams gemiddelde, 41% in Nieuw Sloten tegenover 25% in heel Amsterdam (Gemeente Amsterdam, 2015). Het is dus een gezinsrijke buurt. Het aandeel kinderen daarentegen is tussen 2000 en 2012 afgenomen van 26% naar 21% en het aandeel 55-plussers is gestegen van 14% naar 25% (OIS Amsterdam, 2012). In de bevolkingsopbouw is derhalve een verschuiving gaande.

(16)
(17)

16

4. Methoden

Om de woonmotieven van inwoners van Nieuw Sloten te achterhalen zal er kwalitatief onderzoek worden verricht. Ik onderzoek het woongedrag, de woonervaringen en belevingen van mensen en deze aspecten zijn het best te onderzoeken door middel van kwalitatief onderzoek. Bryman (2012) benadrukt dat als je jezelf als onderzoeker verplaatst in de denkwijzen van respondenten, dat dit het meest realistische beeld geeft van de sociale wereld. Door middel van interviews kan de ‘waarom’ vraag het meest optimaal tot uitdrukking komen. De interviews worden niet afgenomen aan de hand van een vaste vragenlijst, maar aan de hand van een topiclist. Door middel van deze topiclist zullen alle voor dit onderzoek relevante onderwerpen aan bod komen en kan er beter worden doorgevraagd op bepaalde keuzes die men maakt wat betreft het wonen. Men zal niet direct gevraagd worden naar de woonmotieven, maar zal worden uitgenodigd te vertellen over zijn of haar ervaringen, gedragingen en gebeurtenissen. Uit deze aspecten zullen bepaalde woon- en verhuismotieven zijn af te leiden.

Een kritische noot, die geplaatst dient te worden bij dit onderzoek naar de woonmotieven, is dat men terugblikt op de motieven die men destijds had om naar Nieuw Sloten te verhuizen. Allereerst kan het voor de respondenten een lange tijd geleden zijn dat zij zijn verhuisd, waardoor zij zich minder goed kunnen herinneren wat de belangrijkste keuzes en criteria zijn geweest bij het zoeken naar een woning. Daarnaast kan het beeld dat mensen hebben bij de keuze die zij destijds maakten, beïnvloed zijn door hun ervaring van het wonen. Een aantal aspecten, zoals bijvoorbeeld de voorzieningen in de directe omgeving, kunnen pas bij het wonen in Nieuw Sloten zijn gebleken als positieve constatering. De respondenten kunnen deze aspecten onbedoeld betrekken bij de woonmotieven die zij destijds hadden. Door tijdens de interviews mensen aan te zetten ze in zichzelf te verplaatsen naar de periode dat ze verhuisden naar Nieuw Sloten, worden de respondenten aangespoord om stil te staan bij de overwegingen die ze destijds hadden. Ook zullen hun antwoorden op de vragen over de keuzes destijds herhaald worden, zodat zij de kans hebben te reflecteren op de antwoorden over hun keuzes. Dit zorgt ervoor dat de respondenten goed nadenken over de keuzes die zij destijds hebben gemaakt en zich zo weinig mogelijk laten beïnvloeden door de ervaringen die ze hebben opgedaan met het wonen in Nieuw Sloten.

4.1 Onderzoekseenheden

De onderzoekseenheden in dit onderzoek zijn inwoners van Nieuw Sloten, de respondenten van de interviews. De respondenten variëren daarbij in de motieven die zij hebben om in Nieuw Sloten te wonen. Er zullen interviews worden afgenomen van ongeveer een uur bij vijftien respondenten.

Door de beperkte tijd die er is voor het onderzoek, is er gekozen om vijftien respondenten te selecteren. Het is namelijk essentieel om een gedegen analyse te kunnen doen van de afgenomen interviews. Door een aantal van vijftien respondenten te kiezen, blijft er voldoende tijd over om een solide analyse te verrichten.

(18)

17

4.2 Selectie respondenten

Om een zo algemeen mogelijk beeld te schetsen van de woonmotieven van inwoners van Nieuw Sloten is het van belang om de selectie van respondenten gelijkmatig te verdelen over alle inwoners. De respondentenselectie moet een goede weerspiegeling zijn van alle inwoners van Nieuw Sloten om het onderzoek tot op zekere hoogte te kunnen generaliseren (Bryman, 2012). Ik heb er voor gekozen om deze verdeling te maken op basis van het type woning waar respondenten in wonen. Deze keuze is gemaakt, omdat in de concepten van de woonmotieven, de woningeigenschappen ook een rol spelen, waarbij de respondenten van verschillende woningtypen kunnen variëren in de woonmotieven. De wijk Nieuw Sloten bestaat grotendeels uit straten met rijtjeshuizen, eengezinswoningen. Daarnaast is er rondom het Belgiëplein een concentratie van appartementencomplexen en liggen er aan de rand van Nieuw Sloten grotere losstaande woningen en twee-onder-een-kapwoningen.

Er is in eerste instantie een selectie gemaakt van vijftig woningen. De verwachting is dat ongeveer 30% van de geselecteerde huishoudens bereid is mee te willen werken aan een interview. Door vijftig brieven in de bus te doen bij de geselecteerde woningen, wordt getracht een respondentenaantal van vijftien huishoudens te halen. Ik heb er voor gekozen om de brieven te verdelen over drie straten met verschillende typen woningen, die allen koopwoningen zijn. Deze keuze is bewust gemaakt, omdat het kopen van een woning meestal plaatsvindt in een stabielere levensfase, waarbij men meer investeert in de woonlocatie en – omgeving (Van Wee, 1994). Ik verwacht namelijk, dat mensen die een huurwoning betrekken verwachten er minder lang te zullen wonen, waardoor er mogelijk een minder weloverwogen beslissing is genomen.

De selectie bestaat uit een straat met twee-onder-een-kapwoningen, een straat met rijtjeshuizen (eengezinswoningen) en een straat bestaande uit appartementen in appartementencomplexen. Door het hanteren van deze verdeling is er van alle soort woningen in Nieuw Sloten een selectie van respondenten. Per straat zijn de zestien of zeventien brieven evenredig verdeeld over de gehele straat.

Naarmate het onderzoek vorderde, bleek het aantal van vijftien respondenten uit de selectie van huishoudens niet haalbaar. Er is gekozen om nog een straat te selecteren met rijtjeshuizen (eengezinswoningen), omdat Nieuw Sloten overwegend bestaat uit dit type woning. Door relatief wat meer respondenten wonende in dit woningtype te hebben, geeft de steekproef een goede kijk op de keuzes die inwoners uit Nieuw Sloten maken. Bij de selectie is rekening gehouden met factoren als verschillende woningtypen, wat de representativiteit kan verhogen. Uiteindelijk zijn er dus 65 brieven bij respondenten in de brievenbus bezorgd.

4.3 Werving respondenten

De respondenten die in de selectie zitten, hebben een brief in de bus gekregen met informatie over het onderzoek, over mijzelf en daarbij de uitnodiging om mee te werken aan een interview. Na een aantal dagen ben ik bij deze woningen langs geweest om mensen uit te nodigen voor een interview en met de mogelijkheid een afspraak te maken. Sommige respondenten gaven de mogelijkheid het interview direct te laten plaatsvinden, met de meeste respondenten heb ik echter een afspraak gemaakt om het interview op een andere dag en/of

(19)

18

een ander tijdstip af te nemen. Na het maken van de afspraken ben ik bij de respondenten ,die wensten mee te werken aan een interview, thuis langs geweest voor het afnemen van dit interview. Alle geselecteerde woningen zijn minimaal vier keer bezocht op verschillende tijdstippen op de dag, waaronder de ochtend, de middag en twee keer in de avond, met uitzondering van de straat met rijtjeshuizen (eengezinswoningen) die later aan de selectie zijn toegevoegd. Bij het aantal van 15 respondenten ben ik gestopt met het werven, omdat het respondentenaantal anders te groot werd om een degelijke analyse te maken van de data binnen de relatief korte tijd waarin het onderzoek plaatsvindt.

Van de geselecteerde huishoudens die niet mee hebben gewerkt aan een interview heb ik een deel niet kunnen bereiken, omdat deze mensen niet thuis waren of niet open deden. Van de overige geselecteerde huishoudens gaven sommige mensen aan nooit tijd te hebben, geen interesse te hebben of niet aan een interview te willen meewerken. Uiteindelijk heb ik van de 65 geselecteerden 51 personen weten te bereiken, waarvan 15 personen bereid waren om mee te werken. De uiteindelijke response rate, die aangeeft hoeveel procent van de geselecteerden die ik heb kunnen bereiken mee wilde werken aan een interview, is 29,4% (Bryman, 2012).

4.4 Topiclist interview

De interviews worden afgenomen op een semigestructureerde manier. Dit betekent dat het interview wordt gehouden aan de hand van een topiclist, waarbij ik als interviewer alle topics probeer te behandelen op een flexibele manier, zodat de respondent vrijuit over verschillende onderwerpen kan vertellen (Bryman, 2011). In de topiclijst die is opgesteld, komen onder andere de concepten uit de theorie aan bod die voortkomen uit de vraagstelling van de deelvragen. Zo worden de persoonlijke en huishoudelijke kenmerken besproken, met daarbij de woonhistorie van de personen van het huishouden. Ook wordt er gesproken over de huidige woning en hoe de respondent de keuze heeft gemaakt voor de huidige woning. De opleiding en het werk van de respondent en zijn of haar partner is het volgende topic. De dagelijkse bezigheden en de tevredenheid met het wonen in Nieuw Sloten worden ook als topic besproken. Door mensen te laten vertellen over hun dagelijkse bezigheden laat je hen indirect vertellen over de ervaringen die ze hebben met bijvoorbeeld scholen, verenigingen, openbaar vervoer en hun connectie met het centrum van Amsterdam. Tot slot wordt de eventuele woontoekomst behandeld, waarbij men vanzelf ook komt met redenen om eventueel te verhuizen en derhalve ook de tekortkomingen die zij op dit moment ondervinden met het wonen in Nieuw Sloten. De volledige topiclist met subtopics is opgenomen in de scriptie als bijlage.

Tijdens de interviews is er met verschillende interviewtechnieken gewerkt, die de respondenten zo veel mogelijk stimuleren zelf met ervaringen en verhalen te komen. Onder andere probing, dat in feite het doorvragen naar ervaringen of bepaalde aspecten in het verhaal is, waar de respondenten eerder over hebben verteld (Bryman, 2012). In wijze laat je hen meer uitweiden over onderwerpen waar je als interviewer meer over te weten wilt komen. Hieronder valt ook het knikken, het toestemmen met ‘uhuh’ of het af en toe stiltes laten vallen als mensen bijvoorbeeld zijn uitgepraat (Bryman, 2012). Vaak nemen de respondenten dan zelf het initiatief om verder te vertellen, waardoor je een uitgebreider en

(20)

19

vollediger antwoord krijgt. Soms komt het voor dat respondenten een vraag niet helemaal begrijpen. Met behulp van prompting kan je als interviewer de respondent de goede weg op helpen door de vraag te verduidelijken (Bryman, 2012). Op deze manier krijg je als interviewer uiteindelijk een relevant antwoord op de vraag.

4.5 Transcriptie en coderen

Voor het afnemen van de interviews zijn de respondenten gevraagd of ze bezwaar hadden tegen het opnemen van het interview. Geen enkele respondent heeft hier bezwaar tegen gehad, dus zijn alle interviews opgenomen. De interviews zijn vervolgens letterlijk woord voor woord getranscribeerd, aangezien het woordgebruik en de zinsconstructies die mensen gebruiken een bepaalde houding kunnen weergeven. Het is daarom van belang om de interviews letterlijk uit te transcriberen. Na het transcriberen van alle interviews zijn deze geïmporteerd in het programma Atlas-TI. Met behulp van dit programma heb ik alle vijftien interviews gecodeerd, om later een verantwoorde analyse van de interviewdata te kunnen maken.

Het coderen van de eerste paar interviews is gedaan aan de hand van open coding, een vorm van data-analyse binnen grounded theory (Bryman, 2012). Het open coding houdt in dat passages in de interviews gecodeerd worden zonder rekening te houden met de relevante onderwerpen van het onderzoek (Boeije, 2014). Volgens Boeije (2014) is dit essentieel, omdat je in deze fase van het onderzoek nog explorerend aan het werk bent en nog niet weet wat belangrijk zal blijken te zijn. Na het coderen van een aantal interviews vormde zich een lijst met codes die deels overlapten en waarbinnen categorieën ontstonden. Er zijn langzamerhand codes samengevoegd en families aangemaakt voor codes die in eenzelfde categorie pasten. Gaandeweg werden in de codes en families de concepten zichtbaar. Naast de concepten uit de theorie demografische kenmerken, woningeigenschappen, omgevingsfactoren en de situatie op de woning- en arbeidsmarkt zijn er ook families

gecreëerd genaamd ervaring van het wonen, familie en goede vrienden, vervoer,

buurtcontacten en gedrag en woontoekomst. Deze families worden onder andere gebruikt om

antwoord te geven op de deelvragen over de tevredenheid met het wonen in Nieuw Sloten en de motieven voor de keuze van de woonomgeving en –locatie.

Bryman (2012) benoemt de Framework approach als een geschikte benadering om de deze kwalitatieve data te kunnen ordenen en met elkaar in verband te brengen. Hierbij wordt van de gecodeerde interviews een datamatrix opgesteld met alle codes op de horizontale as en geïnterviewden op de verticale as. De quotes worden dan weergegeven in de datamatrix. Per code of geïnterviewde kunnen dan de bijhorende quotes gemakkelijk worden opgezocht. De quotes uit de interviews worden met gebruik van een narratieve analyse zorgvuldig geanalyseerd. Het gaat hierbij niet alleen om de trefwoorden die voorkomen in hun verhaal, maar ook om hoe mensen hun verhaal vertellen (Bryman, 2012). De manier waarop respondenten hun verhaal vertellen en hun woordgebruik zegt volgens Bryman (2012) ook veel over het gevoel wat dit bij ze oproept of over de mening die zij hierover hebben. De citaten worden vervolgens gebruikt om de resultaten kracht bij te zetten.

(21)

20

4.6 Ervaring als onderzoeker

De ervaring die je hebt als onderzoeker speelt ook mee in de kwaliteit van het onderzoek. Voorafgaand aan het uitvoeren van dit onderzoek had ik minimale ervaring als interviewer. Naarmate een aantal interviews waren afgenomen, merkte ik dat het doorvragen en krijgen van de juiste antwoorden steeds beter ging. Aangezien voorafgaand aan het onderzoek niet in Amsterdam heb gewoond, heb ik een redelijke objectief perspectief wat betreft de mening over diverse woonlocaties. Dit draagt bij aan de neutraliteit tijdens het afnemen van de interviews.

(22)
(23)

22

5. Resultaten

In de analyse wordt per deelvraag uitgeweid over de concepten die deze deelvraag bevat. In die zin is er ook een duidelijke verdeling in de analyse. De besproken concepten worden in dezelfde volgorde als de deelvragen behandeld.

In het theoretisch kader zijn verscheidene concepten beschreven die invloed hebben op de woonmotieven van inwoners van Nieuw Sloten. De keuzes en overwegingen die men heeft gemaakt, worden in dit hoofdstuk aan de hand van uitspraken van de respondenten besproken. De uitspraken kunnen symbool staan voor de keuzes die men heeft gemaakt of kunnen de waardering voor een bepaald aspect van het wonen weergeven. Uit de interviews en uitspraken kunnen ook bepaalde tendensen worden afgeleid. Maken veel mensen dezelfde keuzes, of verschillen deze keuzes juist heel erg ten opzichte van elkaar? Dit kan veel zeggen over hoe men de keuze voor het wonen in Nieuw Sloten benadert. De resultaten van de interviews worden behandeld per beschreven concept uit het theoretisch kader. Hierbij wordt dezelfde volgorde aangehouden.

5.1 Demografische kenmerken en levensfase

In deze paragraaf worden de interviews en uitspraken van bewoners behandeld wat betreft de demografische kenmerken en de levensfase. Er wordt eerst een beeld gegeven van de bewoners die ik heb gesproken, waarna vervolgens veranderingen en gebeurtenissen in de levensfase worden behandeld.

Het belang van de demografische kenmerken blijkt volgens De Groot, Manting & Boschman (2008) voor ongeveer 30% mee te spelen in de keuze om te verhuizen. Het is daarom van belang om een beeld te vormen van de huishoudens van mensen die ik heb gesproken. Als aanvulling hierop worden gegevens van ONS Amsterdam gebruikt. Met name opvallende statistieken worden behandeld, omdat deze van specifieke invloed kunnen zijn op de woonmotieven.

Van de vijftien respondenten die ik gesproken heb, wonen twaalf respondenten met een partner samen en zijn er drie personen alleenstaand. Een belangrijke opmerking hierbij, is dat de drie alleenstaanden wel met hun voormalige partner in Nieuw Sloten zijn komen wonen. Het geringe aandeel alleenstaanden is ook op te merken in de statistieken, want in 2012 was het aandeel alleenstaanden in Nieuw Sloten ongeveer 14,6%, terwijl dit in Amsterdam totaal 28,9% was (OIS Amsterdam, 2012).

Acht van de vijftien huishoudens hebben kinderen in huis wonen, en twee huishoudens hebben kinderen in huis gehad die inmiddels uit huis zijn. Ook de statistieken wijzen uit dat er relatief veel gezinnen wonen in Nieuw Sloten, 41% van de huishoudens zijn gezinnen met kinderen ten opzichte van 25% in heel Amsterdam (OIS Amsterdam, 2015). De huishoudens van de respondenten zijn ook redelijk groot. Zeven huishoudens hebben, wonend in Nieuw Sloten, minimaal twee kinderen in huis gehad of hebben die nog in huis.

(24)

23

Het opleidingsniveau van de personen uit de geïnterviewde huishoudens is heel divers. De verdeling mbo, hbo en wo is redelijk gelijk, alhoewel hbo het opleidingsniveau is welke het meest voorkomt onder de respondenten.

Nieuw Sloten is een redelijk jonge wijk, aangezien de wijk is gebouwd tussen 1990 en 1997. Zes van de vijftien huishoudens woont dan ook al sinds de oplevering van de woning in het huis als eerste bewoner en drie van de overige huishoudens heeft hiervoor al in een andere (huur)woning gewoond in Nieuw Sloten.

Twee sterk opvallende tendensen zijn de geboorteplaats van de personen uit het huishouden en de locatie van de voormalige woning. Van elf van de vijftien huishoudens is een van de volwassenen geboren of opgegroeid in Amsterdam. Wat betreft de locatie van de voormalige woning blijkt dat dertien van de vijftien huishoudens al woonden in Amsterdam, voordat ze in hun huidige woning in Nieuw Sloten kwamen wonen (waarvan een huishouden in Amstelveen). Uit het woononderzoek van Blije et al. (2009) blijkt ook dat over het algemeen zeven op de tien woningzoekenden aangeeft, dat hun volgende woning zeker in de huidige woonplaats moet liggen. In die zin komt dit hoge gerealiseerde aantal onder de geïnterviewde huishoudens redelijk overeen met de statistieken.

Al deze demografische gegevens vormen de levensfase waar mensen zich in bevinden, weergeven al plaatsgevonden ‘life events’ en staan aan de basis van toekomstige life events. Blije et al. (2009) beweren dat de life events voornamelijk in de turbulente levensjaren voor de vijfendertigste verjaardag plaatsvinden. Vandaar dat de woonduur snel toeneemt in de levensperiode tussen de 35 en 60 jaar (Blije et al., 2009). Een grote meerderheid van de bewoners die ik gesproken heb, heeft dan ook een woonhistorie van meer dan zes woonlocaties. De woonduur in Nieuw Sloten daarentegen loopt bij sommigen al op tot meer dan twintig jaar. Verschillende life events, zoals besproken in het theoretisch kader, hebben invloed op de wooncarrière. De meest belangrijke life events, die bleken uit de interviews, worden behandeld.

5.1.1 Studeren

Vrijwel alle personen die geboren zijn buiten Amsterdam en zijn gaan studeren in Amsterdam hebben de rest van hun leven in Amsterdam gewoond. Van de zeven personen die voor een opleiding in Amsterdam zijn gaan wonen, hebben zes personen niet meer buiten Amsterdam gewoond. Blijkbaar is het wonen in deze stad zo goed bevallen, dat zij geen aanleiding hadden om te vertrekken uit Amsterdam. De volgende uitspraak van respondent 13 (man, samenwonend, een kin, opgegroeid buiten Amsterdam) illustreert dit.

“Uiteindelijk ga je studeren in Amsterdam, en dan wil je hier niet meer weg

natuurlijk.”

Later in het interview komt de respondent terug op de vraag waarom hij in Amsterdam is blijven wonen.

(25)

24

“Ik denk dat de mensen hier ruimdenkender zijn, dat is fijn, direct, ik zou niet graag in

Limburg gaan wonen bijvoorbeeld. Natuurlijk, het went uiteindelijk wel, maar. . . Hier heb je cultuur, toeristen, musea, internationale kroegen. Ik kan niet in een kroeg gaan zitten met simpele Hollanders, echt een no go.”

De respondent geeft aan de ruimdenkendheid en directheid van mensen in Amsterdam te waarderen en plaatst direct een vergelijking met een ander woonmilieu als Limburg. Dat zegt iets over de waardering ten opzichte van andere locaties om te wonen, blijkbaar is Amsterdam een locatie die zich hierin onderscheidt.

5.1.2 Samenwonen

De meeste respondenten blijken al in een levensfase te zitten waarin ze al gesetteld zijn. Vrijwel alle respondenten hebben al samengewoond in een voormalige woning, voornamelijk huurwoningen. Na een tijd samenwonen in een huurwoning zien de respondenten het kopen van een woning als volgende stap in de relatie. Twee respondenten gingen voor het eerst samenwonen in de huidige woning in Nieuw Sloten waarin zij wonen. Respondent 14 (vrouw, samenwonend, vier kinderen en geboren buiten Amsterdam) geeft aan dat zij hierdoor wel rekening moesten houden met de financiering van de woning.

“Hij was wel al op zoek naar een koopwoning, dus ik ben meteen mee gaan zoeken en

wel met enige voorwaarden. We moesten wel even afwachten of het goed zou gaan samen, dus hij heeft het op zijn naam gekocht, of op zijn inkomen.’’

De respondent heeft bij het kopen dus rekening gehouden met de onzekerheid in de relatie, aangezien ze nog niet eerder hadden samengewoond.

5.1.3 Kinderen

Wanneer je kinderen krijgt of kinderen verwacht, veranderen ook de eisen die je aan een woning stelt. Niet alleen de ruimte in een woning speelt daarbij mee, maar ook het aantal en soort kamers en de woonomgeving waar kinderen in opgroeien. Respondent 15 (Man, samenwonend, een kind, geboren buiten Amsterdam) zegt het volgende.

“Nou ja, de voornaamste reden was dat het groter was, dus meer ruimte. Zeker omdat

we wisten dat er ook een kind zou komen. Vandaar dat we wat meer ruimte, dus ook een extra slaapkamer wilden hebben en ook een tuin.”

De respondent geeft aan meer ruimte te willen bij het verwachten van een kind. Ook een extra slaapkamer is dan een criterium dat geldt bij het zoeken naar een geschikte woning. Ook de tuin blijkt een grote rol te spelen, niet alleen bij deze respondent. Bij vrijwel alle respondenten blijkt de tuin erg belangrijk. Hierover wordt in paragraaf 5.2 verder uitgeweid. Respondent 5 (vrouw, samenwonend, twee kinderen, geboren in Amsterdam Noord) woonde voorheen al samen in de buurt van het Westerpark toen het eerste kind al geboren was.

(26)

25

“En ja, ik woonde vier hoog met acht trappen en mijn oudste zoon was toen een jaar

of 4. Het was gewoon niet de ideale omgeving meer voor een kind van vier.”

Dat de respondent direct benoemt dat ze op vier hoog met acht trappen woonden, in combinatie met een kind, geeft aan hoe onprettig dit ervaren werd. De respondent is ook in de veronderstelling dat het niet de ideale woonomgeving is voor een kind. Later geeft ze in het interview aan dat ze specifiek op zoek ging naar een benedenhuis met tuin en een speeltuin in de buurt. De respondenten met kinderen geven overigens vrijwel allemaal aan dat speelruimte in de woonomgeving erg belangrijk was bij het zoeken naar een woning. Het krijgen van kinderen beïnvloedt derhalve de woonwens in de zin dat er meer woon- en leefruimte in de omgeving moet zijn.

Ook respondent 4 (vrouw, samenwonend, twee kinderen, geboren in Amsterdam West) benoemt vrijwel direct het wonen op een hogere etage.

“Nou ik woonde heel prettig waar ik woonde in Osdorp, ik had een prachtig

appartement met uitzicht over de Sloterplas. Niks mis mee, maar ik had twee jongens en het was twee hoog. Ik miste gewoon een tuin, er was wel een balkon maar dan zonder zon, tenminste een loggia, inpandig. Dat vind ik dan niet lekker.”

Het wonen op een etage, met kinderen, wordt door deze respondenten dus ervaren als niet prettig. Zij geven ook beiden aan op zoek te zijn gegaan naar een benedenwoning.

5.1.4 Nieuwe baan

Onder de respondenten zijn er niet veel die in Nieuw Sloten zijn komen wonen vanwege het krijgen van een nieuwe baan. De tendens die op te merken is in de interviews, is dat veel respondenten al werkten in Amsterdam of in de omgeving van Amsterdam. Zij geven aan dat het werk vanuit Nieuw Sloten goed te bereiken is en voor veel stellen is het belangrijk dat beiden niet te lang hoeven te reizen naar hun werk. Respondent 6 (man, samenwonend, twee kinderen, geboren in Amsterdam Slotermeer) is wel specifiek voor een nieuwe baan teruggekomen naar Amsterdam, vanuit de omgeving Rotterdam.

“Mijn vrouw werkte toen niet, want de kinderen waren jong, maar zij zorgde voor de

kinderen in die periode. En ik kreeg een nieuwe baan in Amsterdam. Dus toen zijn we gaan zoeken in Amsterdam en omstreken.”

De respondent kreeg destijds een baan in de buurt van Amsterdam Sloterdijk. Ze hebben overwogen om in de omgeving Amsterdam te gaan wonen, het Gooi, Haarlem of Amstelveen, maar de reistijd bleek toch een doorslaggevende factor.

5.1.5 Fysieke gesteldheid

Blije et al. (2009) geven al aan dat na de rustige levensperiode tussen de 35 en 60 jaar de gemiddelde woonduur weer afneemt. Zij geven aan dat mensen op latere leeftijd verhuizen

(27)

26

wegens gezondheidsredenen of om goedkoper/kleiner te gaan wonen. Een van de respondenten die eind tachtig is, is al eens verhuisd wegens gezondheidsredenen.

“We woonden drie hoog en hadden geen lift. Ik had problemen met mijn knieën en ben

naderhand ook geopereerd. Vandaar ook die trap hier, die heeft een lift.”

In de huidige woning waar zij woont heeft de trap een traplift. Dit heeft haar de mogelijkheid gegeven toch gebruik te kunnen maken van een verdieping.

Ook een aantal andere respondenten, waaronder respondent 11 (man, samenwonend, geen kinderen, geboren buiten Amsterdam) geeft aan in de toekomst wat betreft wonen rekening te houden met de fysieke gesteldheid.

“Kijk je kan hier gewoon oud worden, maar het is wel een huis met trappen. Dat is

allemaal nog helemaal geen probleem hoor, maar ik zit wel eens te denken hoe je dat in de toekomst moet doen. Dan zit ik wel eens te denken, een appartement aan het IJ of iets dergelijks.”

De huidige woning van de respondent heeft twee verdiepingen, waardoor er intensief gebruik wordt gemaakt van de trap. Een gelijkvloers appartement ziet de respondent als oplossing voor toekomstige beperkingen van de fysieke gesteldheid. Uit de interviews blijkt dat meerdere respondenten rekening houden met mogelijke veranderingen van de fysieke gesteldheid in de toekomst.

5.2 Eigenschappen van de woning

De eigenschappen van de woning zijn van belang in de keuze tussen verschillende woningen. De Groot, Manting & Boschman (2008) benadrukken dat de eigenschappen van de woning bijna net zo belangrijk zijn als de demografische motieven die meespelen bij het verhuizen. In de interviews zijn meerdere aspecten van de woningeigenschappen aan bod gekomen die in deze paragraaf stuksgewijs worden behandeld.

5.2.1 Type woning

Het blijkt dat dat nagenoeg alle respondenten op zoek waren naar een eengezinswoning op de begane grond. Uit de vorige paragraaf bleek al dat het krijgen of verwachten van kinderen veelal leidt tot het wensen van een grotere woonruimte op de begane grond. Een tendens onder de respondenten die op te merken is, is de verhuizing van etagewoning naar eengezinswoning op de begane grond. In veel gevallen heeft dit te maken met het verlangen naar meer ruimte in combinatie met het hebben of krijgen van een kind. Respondent 10 (vrouw, samenwonend, drie kinderen, geboren in Amsterdam Osdorp), is ook verhuisd van een flat naar een benedenhuis, een eengezinswoning.

(28)

27

“Toen ben ik in Osdorp ook weer verhuisd naar een gezinswoning. Daar ook drie

kinderen gekregen en toen zijn we vanuit een flat, want we woonden in een flat met drie kinderen, toen zijn we naar een benedenhuis gaan zoeken.”

De respondent geeft hier aan vanuit een flat op zoek te zijn gaan naar een benedenhuis. Ze legt erg de nadruk op dat ze kinderen kreeg in combinatie met het wonen in een flat. Ze ziet het wonen in een flat dus als bezwaar als je drie kinderen hebt. Ze hebben gekozen om een benedenwoning te zoeken om de kinderen meer ruimte te kunnen bieden.

Ook respondent 6 (man, samenwonend, twee kinderen, geboren in Amsterdam Slotermeer), die niet verhuisd is vanuit een etagewoning, benadrukt de voorkeur voor een benedenwoning.

“We hebben bijvoorbeeld toch ook in Buitenveldert gekeken, maar daar in

Buitenveldert hebben alle woningen toch een… Alle eengezinswoningen, we wilden per sé een eengezinswoning. En in Buitenveldert zijn alle eengezinswoningen drive-in woningen, dus dan woon je op de eerste verdieping. Ik wilde nooit op de eerste verdieping. Dat geldt ook voor hier voor de Aker bijvoorbeeld, daar hebben we ook gekeken toen. Daar geldt ook dat bezwaar dat je op de eerste verdieping zit.”

De respondent geeft expliciet aan op zoek te zijn geweest naar een benedenwoning. De mogelijkheden in Buitenveldert en De Aker zijn vervallen, door het bezwaar tegen een woning op de eerste verdieping.

5.2.2 Ruimte

Ekkers en Helderman (2010) geven aan dat het wooncomfort bepaald wordt door genoeg ruimte voor huishoudelijke en sociale activiteiten met daarbij een goede ruimtelijke verdeling van kamers en gangen. De ruimtelijke verdeling van een woning vloeit onder andere voort uit het aantal en soort kamers waaruit een woning bestaat. Over het algemeen hadden veel respondenten de wens om ruimer te wonen. Onder meer door life events, als het krijgen of verwachten van kinderen, veranderen de eisen die mensen aan een woning stellen. Zo geeft respondent 15 (man, samenwonend, een kind, geboren buiten Amsterdam) aan dat een extra slaapkamer noodzakelijk was bij het verwachten van een kind.

“Nou ja, de voornaamste reden was dat het groter was, dus meer ruimte. Zeker omdat

we wisten dat er ook een kind zou komen. Vandaar dat we wat meer ruimte, dus ook een extra slaapkamer wilden hebben en ook een tuin. Dus ruimte was de voornaamste reden, binnen en buitenruimte.”

Uit dit citaat blijkt dat de respondent naast de wens naar meer ruimte, een extra kamer noodzakelijk acht. Ook de indeling van de ruimte van de huidige woning wordt gewaardeerd door de respondent.

“Het was een woning waar je meteen kon intrekken. Alles zag er gewoon goed uit,

(29)

28

waar je zo kon intrekken met een goede indeling. Beneden is het niet super groot, maar voor ons groot genoeg.”

De respondent blijkt erg tevreden met alle soorten kamers en de indeling van het huis. Wel geeft hij aan dat beneden, de woonkamer met open keuken, niet erg groot is. Hij relativeert die opmerking meteen door aan te geven dat het groot genoeg is voor hen.

Respondent 1 (vrouw, alleenstaand, een kind, geboren buiten Amsterdam) benoemt ook het tekort aan slaapkamers als een van de redenen om te verhuizen.

“Toen kocht je toch niet zo heel snel hoor, maar wij zaten daar, onderhuur op een

etage, te klein en mijn dochter was geboren. Er was eigenlijk maar een slaapkamer, een zitkamer en een zijkamer, maar tussen de zit- en de zijkamer zat een glazen wand. Dus tussen die zit- en de zijkamer hadden wij een glazen wandje getimmerd voor de wieg en dat soort dingen. Het was gewoon te klein, dus dat was de reden dat we hier iets gingen zoeken.”

Naast dat de respondent het tekort aan ruimte en slaapkamers benoemt, blijkt ook de onvrede over de ruimtelijke indeling van de voormalige woning. Door hierin de nodige aanpassingen te doen, was het mogelijk een kinderkamer te creëren, maar uit de bewoording van de respondent wordt duidelijk dat het geen prettige situatie was.

Tijdens de interviews is aan bod gekomen uit hoeveel kamers en wat voor soort kamers de woning bestaat. Wat erg opvallend is, is dat een deel van de respondenten gelijk in details treedt over de oppervlakte van de woning. Het volgende citaat van respondent 13 (man, samenwonend, een kind, opgegroeid buiten Amsterdam) illustreert het accent dat de respondent legt op de oppervlakte.

“Deze woning bestaat uit 5 kamers, ik weet niet hoe ze dat tellen, maar het zijn dus

vier slaapkamers en een woonkamer, vijfkamerwoning. 120 m2… Dat is het eigenlijk, en een tuin van 40 m².”

Het antwoord wat door de respondent gegeven is, is een antwoord op de vraag uit wat voor kamers deze woning bestaat. Zonder er naar te hebben gevraagd, vermeldt de respondent de oppervlakte van de woning en van de tuin. Niet alleen deze respondent deed dit, maar meerdere respondenten. Dit geeft aan dat mensen hun woning graag in vierkante meters omschrijven. Blijkbaar is de oppervlakte een belangrijk gegeven voor hen.

5.2.3 Tuin

Een van de meest voorkomende aspecten die respondenten vrijwel meteen benoemen als zij over de keuze voor hun woning praten is de tuin. Het blijkt dat het hebben van een tuin een erg belangrijke eigenschap van de woning is. Een aantal respondenten geeft ook aan gelet te hebben op de ligging van de tuin, zodat ze zolang mogelijk zon in de tuin hebben. Voor

(30)

29

respondent 13 (man, samenwonend, een kind en opgegroeid buiten Amsterdam) blijkt het hebben van een tuin erg belangrijk te zijn geweest.

“Ik denk dat de tuin voor ons allebei een heel belangrijk aspect was, ruimte en een

tuin. Als je je dat kan veroorloven, waarom zou je dan op een etage gaan zitten. Er zijn mensen die dat fijn vinden, dat kan ik me ook voorstellen.”

In het antwoord illustreert de respondent zijn aversie tegen etagewoningen zonder tuin. Het beschikken over een eigen tuin is voor de respondent een belangrijk aspect van de woning waar hij voor gekozen heeft. Later in het interview gaat de respondent nog in op de grootte van de tuin.

“Ik moet eerlijk zeggen, dat ik op zoek was naar een huis met een iets grotere tuin,

maar dat was lastig. Voor rond de drie ton, dat was het wel, de prijs wordt dan wel belangrijk op een gegeven moment. Je hebt wel een maximum. Voor 3,5 ton hadden we weer een iets grotere tuin kunnen hebben. Maar dit was voor ons een compromis.”

De respondent had graag een grotere tuin gehad, maar heeft een afweging moeten maken tussen de grootte van de tuin en de prijs van de woning. Uiteindelijk ben je gebonden aan een budget waar je als koper ook rekening mee moet houden. De respondent geeft dan ook duidelijk aan dat hij deze woning als compromis ziet. Over het algemeen zijn de overige respondenten wel erg tevreden met de beschikking over een tuin en de grootte van de tuin. Dit is een van de aspecten die de woningen in deze wijk zo aantrekkelijk maakt.

5.3 Woonomgeving en locatie aan de stadsrand

In de zoektocht van de bewoners naar een geschikte woning hebben zij zich georiënteerd op bepaalde woonlocaties. De voorkeur voor de gewenste woonlocatie zal daarbij verschillen onder de bewoners. Elk huishouden zal andere criteria stellen bij het kiezen van de locatie en de woonomgeving. In de interviews is de keuze voor de locatie en de woonomgeving uitvoerig aan bod gekomen. Zo hebben de respondenten hun verhaal kunnen doen over hun zoektocht naar een koopwoning en is er uitgebreid gesproken over factoren in de omgeving die Nieuw Sloten zo aantrekkelijk maken om in te wonen. In deze paragraaf worden deze aspecten behandelt aan de hand van de interviews. De subparagrafen die aan bod komen, zijn de locatie aan de stadsrand, de nabijheid tot Schiphol, de snelweg en het openbaar vervoer, de groene, rustige woonomgeving, parkeren en de architectuur.

5.3.1 Locatie aan de stadsrand

Nieuw Sloten ligt op een bijzondere locatie aan de rand van de stad Amsterdam, buiten de ringweg A10. Aangezien de wijk aan de rand van de stad ligt, heerst er een ander woonmilieu dan in het centrum van Amsterdam. Van dertien van de vijftien geïnterviewde huishoudens lag de voormalige woning ook al in Amsterdam. Van een groot deel van de huishoudens is een van de volwassenen geboren in Amsterdam. De meeste respondenten wilden ook graag in

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Met WiA kunnen woningen niet door de tijd gevolgd worden, maar deze omzetting van koop naar par- ticuliere huur is af te leiden uit de snelle verandering in de woningvoorraad en

Lof aan U die eeuwig leeft en op aarde vrede geeft, Gij die ons geworden zijt taal en teken in de tijd, al uw glorie legt Gij af ons tot redding uit het graf, dat wij ongerept

Alle woonboten die vóór het jaar 2000 in Arnhem lagen hebben toen een ligplaatsvergunning gekregen.. En een aantal plekken (waaronder o.m. de ASM-haven) werd uit

De jaren zeventig speelden zich ver voor mijn tijd af, maar door dit boek voelt het alsof ik erbij ben geweest.. Al die enorme kapsels,

wandeiroutes. En, heel belangrijk, faciliteiten om, ondanks het autoverbod, toch zware goederen of boodschappen bij de huisdeur te krijgen. Onnodig te zeggen dat een geheel

Wanneer IZI wonen een vermoeden heeft dat een huurder een (deel van een) eigendom in het buitenland bezit, wordt er een gespecialiseerd bureau aangesteld om een onderzoek uit te

De Koning makelaars maken uw woondromen waar We zijn benieuwd, is dit de woning van uw.. Welke reden u ook heeft om te

Ze ontscheepten op de plaats waar nu de stad Albany ligt, de hoofdstad van de staat New York , en bouwden daar Fort Oranje In zorgde de voortdurende dreiging van een aanval door