• No results found

Splash! : Doe mij maar water : Interventie gericht op het stimuleren van water drinken en het terugdringen van de consumptie van met suiker gezoete dranken bij jongeren in het voortgezet onderwijs

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Splash! : Doe mij maar water : Interventie gericht op het stimuleren van water drinken en het terugdringen van de consumptie van met suiker gezoete dranken bij jongeren in het voortgezet onderwijs"

Copied!
67
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Doe mij maar water!

Interventie gericht op het stimuleren van water drinken en het

terugdringen van de consumptie van met suiker gezoete dranken bij

jongeren in het voortgezet onderwijs.

2014

(2)
(3)

2

Doe mij maar water!

Ondertitel:

Interventie gericht op het stimuleren van water drinken en het terugdringen van de consumptie van met suiker gezoete dranken bij jongeren in het voortgezet onderwijs.

Afstudeercode: 2014218 Inleverdatum scriptie: 16 juni 2014 Auteurs: Maus Smeets

Kimberly Martins Macedo Opdrachtgever:

Openbare Scholengemeenschap Echnaton, Almere

Praktijkbegeleider:

René Maertens, gymnastiekleraar en onderwijs innovator Docentbegeleider:

Vera Nierkens, docent opleiding voeding & diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam

(4)

3

Voorwoord

Deze scriptie is geschreven ter afronding van de bacheloropleiding Voeding & Diëtetiek aan de Hogeschool van Amsterdam en in opdracht van openbare scholengemeenschap Echnaton te Almere. Het doel was om door middel van een interventie de gezondheid van de leerlingen te bevorderen door ons te richten op de waterinname en de consumptie van met suiker gezoete dranken bij leerlingen uit de tweede- en derdeklas van het voortgezet onderwijs.

In de 20 weken die wij aan ons afstudeeronderzoek hebben besteed, hebben wij veel geleerd over de school, de leerlingen, de medewerkers en alles wat daarbij hoort.

We hebben onze afstudeerperiode op het Echnaton als zeer prettig en leerzaam ervaren. In dit voorwoord willen we dan ook een aantal mensen bedanken voor hun behulpzaamheid en medewerking die ervoor hebben gezorgd dat deze scriptie tot stand kon komen.

Allereerst willen wij onze praktijkbegeleider René Maertens bedanken. René heeft ons tijdens onze afstudeerperiode op een fijne en motiverende wijze ondersteund. René gaf ons veel vrijheid en vertrouwen waardoor het voelde dat we echt iets eigens hebben kunnen bijdragen.

Daarbij willen wij alle medewerkers van het Echnaton bedanken voor hun gastvrijheid, behulpzaamheid en feedback.

Natuurlijk willen wij ook onze docentbegeleidster Vera Nierkens van de Hogeschool van Amsterdam heel erg bedanken voor haar motiverende, ondersteunende en deskundige manier van begeleiden. Kimberly Martins Macedo & Maus Smeets

(5)

4

Samenvatting

Achtergrond

Het percentage overgewicht bij de jeugd in Nederland in de leeftijdscategorie 2 tot 21 jaar blijft toenemen. Dit komt voornamelijk door onvoldoende beweging en ongezonde keuzes op het gebied van voeding.

Een belangrijke gewoonte op het gebied van voeding die bij de jeugd steeds vaker voorkomt, is de hoge consumptie van met suiker gezoete dranken. Omdat je de suikers in deze drankjes eenvoudig binnen krijgt, kan er gemakkelijk een positieve energiebalans ontstaan. Meerdere studies tonen aan dat te veel suiker uit suiker gezoete dranken kan bijdragen aan het ontwikkelen van overgewicht. Doelstelling

Inzicht krijgen in het effect van de interventie:

1. Door het plaatsen van 10 watertappunten op Echnaton neemt de inname van met suiker gezoete drankjes na 4 weken met minimaal 1 glas (200 ml) per dag af en de inname van water met 1 glas per dag toe bij zowel de 3 interventie- als 3 controleklassen.

2. Door de 3 voorlichtingslessen neemt de inname van met suiker gezoete drankjes na 4 weken bij de 3 interventieklassen met 1 glas extra af en met 1 glas water extra toe ten opzichte van de 3

controleklassen. Methoden

De onderzoeksopzet bestaat uit een experimenteel onderzoek in de vorm van een interventie, waarbij een interventiegroep (experimentele conditie) werd vergeleken met een controlegroep. De interventie duurde 4 weken en bestond uit 3 voorlichtingslessen en het beschikbaar stellen van 10 watertappunten door de school. Zowel de interventiegroep als de controlegroep konden gebruik maken van de watertaps. De voorlichtingen werden alleen aan de interventiegroep verzorgd. Er is gekozen voor kwantitatief onderzoek met behulp van een schriftelijke enquête.

De enquête werd twee keer afgenomen, een voor- en een nameting waarbij de resultaten met elkaar vergeleken werden om te bepalen of er verandering in gedrag heeft opgetreden.

Om die verandering aan te kunnen tonen is gebruik gemaakt van een statistische analyse, waarbij de independent samples t-toets en paired samples t-toets gebruikt zijn.

De verschilscores van verschillende enquêtevragen zijn getoetst, zodat er een uitspraak gedaan kan worden over significantie. Er is een significantieniveau van 5% (p = 0,05) aangehouden.

Resultaten

De totale vochtinname van de interventiegroep is significant toegenomen tussen de voor- en nameting, in vergelijking met de controlegroep (p=0,003). Bij de controlegroep is de vochtinname afgenomen, maar dit is niet significant.

De interventiegroep is ook significant meer water gaan drinken tussen voor- en nameting, in vergelijking met de controlegroep (p=0,003). Namelijk gemiddeld 2,05 glazen meer. De

controlegroep is 0,64 glazen gemiddeld meer gaan drinken, maar dit resultaat is niet significant. Het kennisniveau is bij de interventiegroep significant toegenomen tussen voor- en nameting, in vergelijking met de controlegroep (p=0,000). Bij de controlegroep is het kennisniveau nauwelijks veranderd. In de attitude, eigen effectiviteit en sociale invloed heeft bij beide groepen geen significante verandering plaatsgevonden. Ook tussen de groepen wordt geen effect aangetoond. Conclusie

Een korte termijn interventie gericht op gedragsverandering en het stimuleren van een bewuste en verantwoorde vochtinname bij leerlingen uit de tweede en derde klas van het voortgezet onderwijs, beïnvloedt het drinkgedrag op dusdanig positieve wijze, dat er op de lange termijn gezondheidswinst behaald kan worden. Hierbij wordt overgewicht tegengegaan en gewichtsafname bevorderd. In hoeverre gedragsverandering behouden blijft, zal follow-up onderzoek uit moeten wijzen. Sleutelwoorden: overgewicht, vochtinname, water, suiker gezoete dranken, leerlingen, klassen, voortgezet onderwijs, interventie.

(6)

5

Inhoudsopgave

1 Inleiding

1.1 Achtergrond………... 6 1.2 Opdrachtgever………... 7 1.3 Aanleiding opdracht………... 7 1.4 Opdrachtomschrijving………... 7 1.5 Doelstelling………... 7 1.6 Probleemstelling………... 8 1.7 Deelvragen………... 8

2 Methoden

2.1 Onderzoeksopzet………... 9 2.2 Onderzoekspopulatie………... 9 2.3 Schriftelijke enquête………... 10 2.4 Statistische Analyse………... 10 2.5 Interventie………... 13

3 Resultaten

3.1 Vochtinname……… 17 3.2 Drinkgedrag………..… 18

3.3 Determinanten van gedrag……… 21

4 Discussie

4.1 Opzet……… 24

4.2 Beantwoording probleemstelling……… 24

4.3 Interpretatie resultaten………. 24

4.4 Zwakke punten van hetonderzoek………. 27

4.5 Sterke punten van het onderzoek………. 27

5 Conclusie en aanbevelingen

5.1 Aanbevelingen……… 29

5.2 Conclusie………. 30

Literatuurlijst

………. 31

Bijlagen

Bijlage I: schriftelijke enquête voormeting……… 33

Bijlage II: schriftelijke enquête nameting……… 37

Bijlage III: lespakket……… 41

Bijlage IV: drankenbord……… 56

(7)

6

1 Inleiding

Het percentage overgewicht bij de jeugd in Nederland binnen de leeftijdscategorie 2 tot 21 jaar blijft toenemen. Waar in 1980 slechts 6% van de jeugd met overgewicht kampte, kampte in 2010 14% van de jeugd met overgewicht, waarvan 2% zelfs obees blijkt te zijn.(1)

Het toenemende percentage overgewicht onder jongeren heeft ongunstige effecten op de gezondheid, het welzijn en het welbevinden van een kind. Directe klachten waar jongeren met overgewicht mee kampen zijn vooral psychosociale klachten als eenzaamheid, verdriet, een lage zelfwaardering, gespannenheid, het niet lekker in je vel zitten en zelfs suïcideklachten.(2)

Niet alleen nu, maar ook op latere leeftijd ervaren jongeren met overgewicht nadelige gevolgen voor de gezondheid. Zij hebben een groter risico op glucose-intolerantie, een verhoogd

cholesterolgehalte, een verhoogde bloeddruk en het ontwikkelen van diabetes mellitus type 2. Deze gezondheidsrisico’s worden groter wanneer een kind van jongs af aan al overgewicht heeft.(3) Er blijken meerdere oorzaken te zijn voor het toenemende probleem van overgewicht onder

jongeren. Uit onderzoek van de GGD in Amsterdam waarbij de gezondheid, het welzijn en de leefstijl van leerlingen uit de tweede klas van het voortgezet onderwijs werd onderzocht, is gebleken dat er twee belangrijke determinanten zijn die een rol spelen bij de ontwikkeling van overgewicht. Dit zijn ongezonde voedingsgewoonten en onvoldoende beweging. Deze scriptie richt zich op één van deze determinanten waarbij er is gekozen voor ongezonde voedingsgewoonten. Er wordt

ingezoomd op één van deze voedingsgewoonten, namelijk een hoge frisdrank- en met suiker gezoete drankenconsumptie.(4)

Als er gekeken wordt naar de huidige situatie in Nederland, blijkt het dat de consumptie van frisdrank en andere met suiker gezoete dranken de afgelopen 10 jaar enorm is toegenomen onder jongeren.

Vooral onder jongeren in het voortgezet onderwijs is er een hoge inname van met suiker gezoete drankjes. Zo drinkt 62,7% van de leerlingen uit de tweede klassen van het voortgezet onderwijs in Amsterdam 5 t/m 7 dagen per week frisdrank, vruchtensap en/of melk/yoghurtdrankjes. 50,8% consumeert dagelijks vruchtensappen. De light frisdranken en melk-/yoghurtdrankjes worden het minst geconsumeerd.

30,9% van alle leerlingen die frisdrank drinken, consumeren één keer per dag 1 glas, blikje of flesje. 38,2% drinkt 2, 14,2% drinkt 3 en 16,6% drinkt meer dan 3 keer per dag een glas, blikje of flesje.(4) Nederlandse kinderen binnen de leeftijdscategorie 7 t/m 18 jaar krijgen dagelijks gemiddeld 130 kilocalorieën binnen uit 1 a 1,5 glas met suiker gezoete dranken.(5) Dit komt neer op 6,5 klontjes suiker per dag. De met suiker gezoete dranken leveren meer dan de helft van de 200 kilocalorieën die kinderen dagelijks als extra of tussendoortje naast de schijf van vijf mogen binnen krijgen. 130 kilocalorieën vanuit alleen frisdrank (1 glas á 250-300ml) is hoog in vergelijking met andere

producten. Zou je bijvoorbeeld een mueslireep (100 kcal), een appel (81 kcal) of een krentenbol (134 kcal) erbij eten, dan zou je al over je maximale hoeveelheid aan extra’s binnen hebben.(6)

Onderzoek van de Vrije Universiteit van Amsterdam van J.C. Ruyter et al, 2012 toonde aan dat jongeren binnen de leeftijdscategorie 10 t/m 12 jaar, dagelijks gemiddeld 5 glazen met suiker gezoete dranken drinken. Dit komt neer op 400 kilocalorieën á 25 klontjes suiker per dag.(7) Het nadeel van met suiker gezoete dranken zoals frisdrank, energiedrank en vruchtensap is dat ze suiker bevatten. Suiker is een voedingstof die het lichaam energie levert. Omdat je suikers uit dranken makkelijk en snel binnen krijgt door het te drinken, krijgen jongeren al snel te veel ’onnodige’ kilocalorieën binnen. Te veel suiker kan daarom bijdragen aan het ontwikkelen van overgewicht en is bovendien ongunstig voor een goede gezondheid van het gebit.

(8)

7

Water daarentegen voorziet je lichaam ook van vocht maar bevat geen kilocalorieën, het is dan ook een uitstekende dorstlesser.(8)

Er zijn meerdere studies bekend die aantonen dat er een associatie bestaat tussen het gebruik van suikerhoudende dranken en het ontwikkelen van overgewicht. Kinderen binnen de leeftijdscategorie 7 t/m 12 jaar met overgewicht blijken significant meer suikerhoudende dranken te drinken. Bij het drinken van de met suiker gezoete drankjes, hebben kinderen 2.57 keer meer kans om obees te worden.(9,10)

Gewichtstoename is een geleidelijk proces die gemiddeld met 453,6 gram per jaar verschilt. Het elimineren van 1 consumptie suikerhoudende drank (á 100 kcal) per dag, kan een effectieve manier zijn om jaarlijkse gewichtstoename met ongeveer 25% te reduceren.(11)

Een studie toont aan dat één met suiker gezoet drankje minder per dag, binnen anderhalf jaar tijd al leidt tot een kilo gewichtsverlies bij kinderen.(7) Hoeveel gezondheidswinst er te behalen valt bij een afname van meerdere met suiker gezoete drankjes per dag is nog niet bekend.

1.2 Opdrachtgever Openbare Scholengemeenschap Echnaton

Echnaton is een school voor het openbaar voortgezet onderwijs en staat open voor iedereen met een VMBO, MAVO, HAVO of VWO leeradvies. Daarbij maakt Echnaton deel uit van de academische opleidingsscholen in Almere. Dat wil zeggen dat ze intensief samenwerken met meerdere

hogescholen en de Vrije Universiteit van Amsterdam. Het doel is dat de leerling een diploma haalt maar ook zichzelf als mens verder ontwikkelt. De bewustwording van een gezonde levensstijl door de leerlingen is erg belangrijk en de docent wordt als ‘het goede voorbeeld’ gezien.

Het motto van de school ‘leren in beweging’ geeft aan dat de ontwikkeling van de leerling de basis is voor het onderwijs op Echnaton. Ook letterlijk zijn er veel mogelijkheden voor de leerlingen om te bewegen. Zo zijn er voor kinderen die geïnteresseerd zijn in sport standaard extra sportprogramma’s en bewegingsmogelijkheden.

Ook is Echnaton een topsport talentschool wat inhoudt dat de school speciale ondersteuning biedt voor leerlingen die aan topsport doen. Hierdoor biedt de school leerlingen de mogelijkheid om hun topsportcarrière met hun schoolcarrière te combineren. De school is aangesloten bij de stichting Landelijke Organisatie Onderwijs en Topsport en heeft in totaal 75 leerlingen die aan topsport doen.(12,13,14)

Hoewel het Echnaton een sportieve school is, ligt het percentage overgewicht op de school ongeveer gelijk aan het landelijk gemiddelde. Het gezondheidsprobleem van overgewicht onder jongeren is ook op school merkbaar. Uit een screening die aan het begin van schooljaar 2013-2014 is gedaan bij alle 1344 leerlingen is naar voren gekomen dat 13% van de leerlingen kampt met overgewicht, waarvan 3,5% obees is.

1.3 Aanleiding opdracht

Echnaton is actief bezig het gezondheidsbeleid van de school te verbeteren. Zo is Echnaton in 2008 door de NOC*NSF bekroond tot de sportiefste school van Nederland. Echnaton blijft niet stil zitten en heeft een nieuw doel gesteld ter bevordering van de gezondheid van haar leerlingen, waaronder het terugdringen van overgewicht. Het doel is om in 2015 de gezondste school in de gezondste wijk van Nederland te worden. Er zijn al meerdere gezondheidbevorderende projecten opgezet en uitgevoerd ter realisatie van dit doel. Het doel is een mooi streven dat stapsgewijs dichterbij komt.

1.4 Opdrachtomschrijving

In opdracht van Echnaton hebben wij de eer om een interventie op te zetten voor totaal 6 klassen die leerlingen stimuleert om voor water te kiezen in plaats van met suiker gezoete drankjes. De

interventie duurt 4 weken en bestaat uit 3 voorlichtingslessen van 60 minuten en het beschikbaar stellen van 10 watertappunten door de hele school zodat leerlingen altijd gratis, fris en koel water tot hun beschikking hebben.

(9)

8 De onderzoeksgroep van de interventie bestaat uit 3 interventie- en 3 controleklassen waarbij beide groepen gebruik kunnen maken van de watertaps. Alleen de interventieklassen ontvangen de voorlichtingslessen.

1.5 Doelstelling

Inzicht krijgen in het effect van de interventie.

1. Door het plaatsen van 10 watertappunten op Echnaton neemt de inname van met suiker gezoete drankjes na 4 weken met minimaal 1 glas (200 ml) per dag af en de inname van water met 1 glas per dag toe bij zowel de 3 interventie- als 3 controleklassen.

2. Door de 3 voorlichtingslessen neemt de inname van met suiker gezoete drankjes na 4 weken bij de 3 interventieklassen met 1 glas extra af en met 1 glas water extra toe ten opzichte van de 3

controleklassen. 1.6 Probleemstelling

Welk effect heeft het plaatsen van 10 watertappunten op Echnaton op het drinkgedrag* van 6 klassen (tweede- en derdejaars leerlingen) na 4 weken? En wat voor extra invloed hebben 3 voorlichtingslessen, gericht op gedragsverandering** van het drinkgedrag bij 3 interventie klassen, vergeleken met 3 klassen zonder voorlichtingslessen na 4 weken?

* = de consumptie van water of met suiker gezoete dranken.

**= vergroten van de eigen effectiviteit ten aanzien van water drinken; veranderen van de attitudes ten aanzien van water drinken; vergroten van de kennis over vochtinname;

vergroten van de risico-inschatting van een hoge frisdrankconsumptie;

stimuleren van de sociale steun en een positieve subjectieve norm ten aanzien van water drinken.

1.7 Deelvragen

- Hoe is de vochtinname van de 3 interventie- en de 3 controleklassen vóór het plaatsen van de 10 watertappunten en het geven van de interventie, in vergelijking met daarna? Zijn deze innamen voldoende?

- Welke dranken zijn vóór en na de interventie het populairst onder de 3 interventie- en 3 controleklassen?

- Welk effect heeft het plaatsen van 10 watertappunten op het drinkgedrag van de 3 controleklassen? - Welk extra effect heeft de interventie, naast het plaatsen van de 10 watertappunten op het

drinkgedrag van de 3 interventiegroepen? Drinken de leerlingen uit de 3 interventiegroepen meer water en zo ja, hoeveel meer?

- Hoe is de attitude ten opzichte van het drinken van water veranderd na de interventie in de 3 interventieklassen, vergeleken met de 3 controleklassen?

- Wat zijn knelpunten op het gebied van water drinken voor de leerlingen? (bv. mogen ze in les drinken, kunnen ze makkelijk water bijvullen, hebben zij een flesje om mee te nemen)

- Wat is de kennis van de 3 interventie- en de 3 controleklassen voor en na de interventie, betreft vochtinname, de relatie tussen frisdrankconsumptie en overgewicht en het beoordelen of een drankje gezond is of niet?

- Wat is de sociale invloed van ouders en vrienden/vriendinnen op het drinkgedrag van de 3 interventie- en de 3 controleklassen voor en na de interventie?

- Wat is de eigen effectiviteit van de 3 interventieklassen voor en na de interventie ten opzichte van de 3 controleklassen?

(10)

9

2 Methoden

2.1 Onderzoeksopzet

De onderzoeksopzet bestond uit een experimenteel onderzoek in de vorm van een interventie, waarbij een interventiegroep (de experimentele conditie) werd vergeleken met een controlegroep. De interventie duurde 4 weken en bestond uit 3 voorlichtingslessen van 60 minuten en het

beschikbaar stellen van 10 watertappunten door de hele school zodat leerlingen altijd gratis, fris en koel water tot hun beschikking hadden. Zowel de interventiegroep als de controlegroep konden gebruik maken van de watertaps. De voorlichtingen werden alleen verzorgd aan de interventiegroep. De voorlichtingen vonden plaats in week 1, 2 en 3 en de watertaps werden in week 1 van de

interventie geplaatst.

Voor het verzamelen van de gegevens binnen dit experimentele onderzoek was er gekozen voor kwantitatief onderzoek met behulp van een schriftelijke enquête waarmee in kaart werd gebracht wat de verschillende determinanten van gedrag waren bij een groep mensen.

Er is voor kwantitatief onderzoek gekozen omdat het in dit onderzoek ging om de hoeveelheid personen bij wie er een effect gemeten kon worden en waarover vervolgens een cijfermatige uitspraak gedaan kon worden.

De schriftelijke enquête werd twee keer bij de onderzoekspopulatie afgenomen, door middel van een voor- en nameting waarbij de resultaten met elkaar vergeleken werden en er bepaald werd of er gedragsverandering had opgetreden. Om te meten of dit verschil door de voorlichtingslessen kwam, vergeleken we de controle- en interventiegroep met elkaar.

De voormeting werd in week 0 (baseline) afgenomen en de nameting in week 4. Alle gegevens werden verzameld op het Echnaton en verwerkt op de Hogeschool van Amsterdam. Aan de hand van deze gegevens werd een verandering in het gedrag (het meer of minder drinken van water en/of met suiker gezoete dranken) onderzocht.

2.2 Onderzoekspopulatie

De onderzoekspopulatie bestond uit 131 leerlingen verdeeld over 4 tweede- en 2 derdeklassen van het Echnaton. Het onderzoek was gebaseerd op een clustersteekproef, aangezien de leerlingen al in klassen verdeeld waren. De klassen waren onderverdeeld in 3 interventie- en 3 controleklassen. De interventie- en controleklassen werden aan elkaar gekoppeld op studieniveau, bijvoorbeeld op het niveau ‘kaderberoeps’ bevond 1 klas zich in de interventie- en 1 klas zich in de controleklas. De 3 interventieklassen bestonden samen uit 69 leerlingen en de 3 controleklassen bestonden uit 62 leerlingen. Schema 1 beschrijft overzichtelijk de populatie indeling.

Schema 1: overzicht indeling onderzoekspopulatie

Klas Studie niveau Groep Aantal leerlingen

B2B tweedeklasser Beroepsgericht Interventiegroep 19 B2A tweedeklasser Beroepsgericht Controlegroep 17 K2A tweedeklasser Kaderberoepsgericht Interventiegroep 23 K2D tweedeklasser Kaderberoepsgericht Controlegroep 21

M3A derdeklasser Mavo Interventiegroep 27

M3D derdeklasser Mavo Controlegroep 24

Totale populatiegroep: 131

In- en exclusiecriteria

De inclusiecriteria is bij de onderzoekspopulatie beschreven.

De exclusiecriteria: HAVO en VWO leerlingen, eerste- en vierdejaars klassen, alle overige tweede- en derdejaars klassen die niet in bovengenoemde tabel worden weergeven.

(11)

10

Wervingsprocedure

In overleg met projectleider René Maertens werd bepaald hoeveel klassen konden deelnemen aan de interventie. Na het vaststellen van 6 klassen, is er persoonlijk contact opgenomen met de

mentoren van deze klassen. De interventie werd uitgelegd en er werd gevraagd of de mentoren met hun klas zouden willen deelnemen. Vervolgens is er gedurende de interventie per e-mail contact gehouden met de mentoren om data en tijden te bespreken.

2.3 Schriftelijke enquête

Welke gegevens zijn verzameld:

Er zijn twee enquêtes ontwikkeld, een voor- en een nameting. De nameting bevat alle vragen van de eerste enquête plus 3 extra vragen. Deze 3 extra vragen gaan over een bepaalde verandering in het gedrag die bij de voormeting nog niet gemeten kon worden.

De eerste enquête bestaat uit 32 en de tweede uit 35 vragen. Hieronder staan de variabelen van de enquête weergegeven. De volledige enquêtes zijn te vinden in bijlage I en II.

De volgende variabelen zijn gemeten in de enquête:

De parate kennis die leerlingen hebben ten aanzien van frisdrank en water. Om dit te onderzoeken zijn er 8 meerkeuze kennisvragen opgesteld met 4 antwoordcategorieën van A t/m D.

Het huidige drinkgedrag ten aanzien van water- en frisdrankconsumptie. Om dit te onderzoeken zijn er 3 enkelvoudige vragen gesteld waarop een open antwoord gegeven kan worden. Ook zijn er 2 meerkeuzevragen gesteld waarbij er 4 antwoordcategorieën mogelijk zijn van A t/m D. Daarnaast zijn er nog 3 meerkeuzevragen gesteld waar meerdere antwoorden aangevinkt mochten worden, om in kaart te brengen welke drankjes het populairst zijn.

Om de attitude, de eigen effectiviteit en de sociale invloed te meten is er gebruik gemaakt van 16 vragen volgens de 5-punts Likertschaal. Alle 16 vragen volgens de Likertschaal hebben dezelfde antwoordcategorieën.

Bij de tweede enquête zijn er drie extra vragen gesteld om verandering in gedrag aan te kunnen tonen, dit op inschatting van de leerling zelf.

Setting afname enquête

De respondenten hebben de enquêtes gedurende het studie-uur met hun mentor ingevuld, de enquête duurde maximaal 15 minuten. Het invullen van de enquêtes gebeurde onder toezicht van de enquête afnemers zodat de respondenten geen informatie konden opzoeken en om er op toe te zien dat ze de enquête individueel, correct en volledig invulden.

2.4 Statistische analyse

Om te kunnen bepalen of de interventie een bijdrage heeft geleverd aan de bevordering van de gezondheid zijn er een aantal statistische analyses uitgevoerd. Om deze statistische analyses uit te kunnen voeren is er gebruik gemaakt van het statistische analyse programma IBM SPSS Statistics 21. De enquêtevragen zijn verdeeld per determinant. Dit zijn de determinanten gedrag, kennis, attitude, sociale invloed en eigen effectiviteit.

Om per determinant te kunnen bepalen of er een effect wordt gevonden, is er gebruik gemaakt van meerdere statistische toetsen. Dit zijn de paired samples T test en de independent samples T test. De paired samples T test is gebruikt om een verschil te kunnen meten tussen de voor- en nameting bij eenzelfde groep, in dit geval de interventie- of de controlegroep.

De independent samples t test is gebruikt om te toetsen of de verandering tussen voor-/nameting tussen de interventie- en de controlegroep significant is.

Om uiteindelijk te kunnen bepalen of de uitkomsten van deze toetsen significant zijn, is er rekening gehouden met een significantieniveau van 5%, dus p = < 0,05.

(12)

11 Gedrag

- Totale vochtinname

Om te toetsen of er een significant verschil was tussen de voor- en nameting, zowel bij de interventie- als de controlegroep werd er een paired samples t test uitgevoerd.

Om te toetsen of er significante verandering in vochtinname heeft plaatsgevonden tussen de interventie-en controlegroep bij de voor- en nameting is er een independent samples t test uitgevoerd. Hierbij is als test variabele de verschilscore in voor- en nameting (vochtinname totaal) van beide groepen gebruikt. Als groep variabele is de interventie gebruikt.

Daarna is er - Water drinken

Om te toetsen of de watertaps invloed hebben gehad op de waterinname en om te toetsen of de drie voorlichtingslessen bij de interventiegroep voor hogere waterinname dan bij de controlegroep hebben gezorgd, is er een paired samples t test uitgevoerd.

Om vervolgens te berekenen of de drie voorlichtingslessen voor een significante toename in de waterinname van de interventiegroep vergeleken met de controlegroep hebben gezorgd, is er een independent samples t test uitgevoerd.

Hierbij is als test variabele de verschilscore in voor- en nameting (aantal glazen water) van beide groepen gebruikt. Als groep variabele is de interventie gebruikt.

- Met suiker gezoete dranken drinken

Om te toetsen of de watertaps invloed hebben gehad op het drinken van (minder) suikerrijke dranken en om te toetsen of de drie voorlichtingslessen bij de interventiegroep voor een hogere afname in de consumptie van suikerrijke dranken hebben gezorgd dan bij de controlegroep, is er een paired samples t test uitgevoerd. Er eerst gekeken of er een verandering heeft plaatsgevonden in het drinken van (minder) suikerrijke dranken per groep, tussen de voor- en nameting.

Om vervolgens te berekenen of de drie voorlichtingslessen een significante bijdrage hebben geleverd en ervoor gezorgd hebben dat de interventiegroep significant minder suikerrijke dranken drinkt dan de controlegroep, is een independent samples t test uitgevoerd.

Hierbij is als test variabele de verschilscore in voor- en nameting (aantal glazen water) van beide groepen gebruikt. Als groep variabele is de interventie gebruikt.

Om het gedrag te toetsen is voor de t toets gekozen omdat deze toets gemiddelden met elkaar kan vergelijken en ervan uit gaat dat gegevens als leeftijd, geslacht en opleidingsniveau gelijk verdeeld zijn tussen de groepen. Ook zijn er slechts twee groepen die met elkaar vergeleken worden, wat de t toets een prima keuze maakt voor dit onderzoek. De t toets meet bij gedrag het verschil in

waterinname en de inname van met suiker gezoete dranken tussen de voor- en nameting in aantal glazen (a 200 ml) Dit aantal is vervolgens omgerekend naar liters.

Determinant: kennis

Om te onderzoeken wat het parate kennisniveau van de interventie- en controlegroep was, werden er tijdens de voormeting acht meerkeuze kennisvragen gesteld. Dezelfde kennisvragen zijn bij de nameting gesteld. Vervolgens is er aan de hand van het gemiddelde aantal juiste antwoorden onderzocht of er een verschil in kennisniveau is tussen de voor- en nameting.

Om het verschil in kennisniveau bij de interventiegroep te toetsen is er gekeken naar het gemiddeld aantal juiste antwoorden tussen de voor- en nameting. Dit verschil is met behulp van de paired samples t test getoetst. Ook bij de controlegroep is de paired samples t test gebruikt om een verschil te onderzoeken. Om vervolgens te kunnen bepalen of de interventie invloed heeft gehad op het kennisniveau is het verschil in voor- en nameting tussen de interventie- en controlegroep getoetst met de independent samples t test getoetst. Bij beide toetsen is er gebruikt gemaakt van een significantieniveau van 5%, p = < 0,05.

(13)

12 Determinant: attitude

Om te onderzoeken wat de attitude was van de interventie- en controlegroep, werden daar tijdens de voor- en nameting 8 Likert scale vragen over gesteld. Deze vragen zijn in 2 groepen geclusterd en daar zijn somscores van berekend.

Cluster 1: (hoge score = positievere attitude) - ik vind water drinken lekker

- ik vind dat ik voldoende water drink - ik vind water drinken stoer

- het drinken van frisdranken heeft slechte gevolgen voor mijn gezondheid

- als ik zou weten dat water beter is voor mijn gezondheid, drink ik minder frisdrank en sap - ik wil meer water drinken

Cluster 2: (hoge score = negatievere attitude)

- frisdrank, sap of melk vind ik net zo gezond als water - ik drink meer frisdrank en vruchtensap dan water

De somscore van de voormeting werd van de nameting af getrokken. Met deze verschilscore kon een independent samples t test worden uitgevoerd, met als groep variabele de interventie.

Determinant: sociale invloed

Om te onderzoeken of de sociale invloed mee speelde bij de interventie- en controlegroep, werden daar tijdens de voor- en nameting 4 Likert scale vragen over gesteld. Deze vragen zijn in 2 groepen geclusterd en daar zijn somscores van berekend.

Cluster 1: (hoge score = grotere sociale invloed)

- mijn ouders/verzorgers vinden dat ik meer water moet drinken - mijn vrienden/vriendinnen vinden dat ik meer water moet drinken

- als mijn vrienden/vriendinnen meer water gaan drinken, zal ik ook meer water gaan drinken Cluster 2: (hoge score = kleinere sociale invloed)

- het maakt mijn ouders/verzorgers niet uit of ik water, frisdrank of vruchtensap drink, alles is goed De somscore van de voormeting werd van de nameting af getrokken. Met deze verschilscore kon een independent samples t test worden uitgevoerd, met als groep variabele de interventie.

Determinant: eigen effectiviteit

Om te onderzoeken wat de eigen effectiviteit was van de leerlingen in de interventie- en de controlegroep, werden daar tijdens de voor- en nameting 3 Likert scale vragen over gesteld. Van deze 3 vragen is een somscore berekend.

Vragen uit de enquête: (hoge score = hogere eigen effectiviteit) - ik denk dat ik meer water kan drinken

- ik denk dat ik minder frisdrank kan drinken

- als ik in de klas water mag drinken, drink ik meer water

De somscore van de voormeting werd van de nameting af getrokken. Met deze verschilscore kon een independent samples t test worden uitgevoerd, met als groep variabele de interventie.

(14)

13

2.5 Interventie

2.5.1 Vooronderzoek interventie

Voorafgaand aan de start van de interventie is er bepaald welke dranken in dit onderzoek behoren tot de groep ‘met suiker gezoete dranken’, dat zijn de volgende dranken:

- alle frisdranken met koolzuur als Cola, Sinas, Sprite, Cassis, 7up, Energydrink, Ice Tea etc; - alle vruchtensappen als Multivitamine, Appelsap, Wicky, Djoezz, Taksi, Sinaasappelsap etc; - alle melk- en yoghurtdrankjes als Goedemorgen, Vifit, Optimel, Fristi, Chocomel etc; - limonadesiropen, thee en koffie met suiker.

De volgende dranken vallen buiten de groep ‘met suiker gezoete dranken’:

- water, melk (zonder toegevoegde suikers), thee en koffie, light dranken en alcoholische dranken.

Verder is er door middel van literatuurstudie onderzocht wat er bekend is over het gebruik van ‘met suiker gezoete dranken’ en kinderen en overgewicht. Er is gekeken welke soortgelijke interventies er al bestaan en welk effect deze interventies hadden. Daarvoor is gebruik gemaakt van de databanken Google Scholar en PubMed. De volgende Nederlandse zoektermen zijn gebruikt: kinderen en

overgewicht, prevalentie overgewicht Nederland, overgewicht in Almere, aanpak overgewicht Nederland, oorzaken overgewicht bij kinderen, determinanten van gedrag en overgewicht.

Gebruikte zoektermen in het Engels waren: sugar sweetened beverages, sugar sweetened beverages and weight, sugar sweetened beverages and children, sugar sweetened beverages and obesity in children, weight gain and sugar sweetened beverages, sugar sweetened beverages and interventions. Ook is er gebruik gemaakt van verschillende websites als het CBS, RIVM, de GGD en het Nationaal Kompas Volksgezondheid. Voor het opzetten van de interventie zelf is gebruik gemaakt van het boek: Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering van J. Brug.

2.5.2 Ontwikkeling van de interventie

Om de interventie op te zetten is gebruik gemaakt van de 6 stappen van intervention mapping. Deze 6 stappen zijn: het uitvoeren van een needs assesment, het bepalen van veranderingsdoelen, het bedenken van theoretische methodieken en praktische technieken, programmaontwerp, programma implementatie en een procesevaluatie.(15)

Om het drinken van water te bevorderen is er op school een voorziening getroffen, er zijn namelijk 10 watertaps door de school geplaatst. Om het water drinken verder te bevorderen zijn er

voorlichtingslessen ontwikkeld, de interventie ‘Splash! Doe mij maar water’. De voorlichtingslessen richten zich op de determinanten sociale invloed, kennis, eigen effectiviteit, attitude en risico-inschatting.

2.5.3 Inzicht in de verklaring van het gedrag

Om inzicht te krijgen in de verklaring van het gedrag van de leerlingen is eerst gekeken naar de determinanten die centraal staan in de verklaring van gezondheidsgedrag. Dit zijn de persoonlijke- en omgevingsdeterminanten. Hiervoor is gebruikt gemaakt van het ASE Model van de Vries e.a., 1988; 1995. Het ASE Model is gebaseerd op de theorie van gepland gedrag en gaat er vanuit dat de intentie voor bepaald gedrag wordt bepaald door de persoonlijke determinanten attitude, sociale invloed en de eigen effectiviteit. Het uiteindelijke gedrag wordt bepaald door de mate waarin iemand de intentie heeft om bepaald gedrag uit te voeren.

De attitude is de houding die een persoon heeft ten aanzien van een bepaald onderwerp, gedrag, individu of een object. Onder de sociale invloed valt de subjectieve norm, de sociale steun en de sociale druk die een persoon vanuit de omgeving ervaart.

De ‘subjectieve norm’ is een concept van Fischbein en Azjen. Het is een veelgebruikt concept die helpt de gepercipieerde verwachtingen van anderen te begrijpen. Bandura ontwikkelde in 1986 het concept van de ‘eigen effectiviteitverwachting’. Dit concept geeft inzicht in de verwachting die mensen hebben over hun eigen vermogen om een bepaald gedrag uit te kunnen voeren.(15)

(15)

14

Figuur 1. ASE Model

Attitudes die invloed hebben op het gebruik van suikerrijke dranken onder jongeren zijn: - Gezonde voeding en water drinken is saai;

- Water smaakt naar niets, het is vies;

- Er zit niets in water dus het is niet gezond om te drinken;

- Van veel water drinken krijg je een opgezette buik, het kan je dik maken;

- Vruchtensappen zijn gezonder en beter om te drinken dan water omdat er fruit in zit; - Als ik dorst heb, wil ik wat zoets drinken omdat dat lekker is, water heeft geen smaak; - Ik kan zoveel frisdrank nemen als ik wil, ik kom niet aan. (16,17)

Sociale invloeden die invloed hebben op het gebruik van suikerrijke dranken onder jongeren zijn: - Een kind ziet alle leerlingen om zich heen frisdrank drinken;

- Op school wordt er in de kantine geen water verkocht;

- Thuis wordt er alleen frisdrank gedronken, niemand neemt water uit de kraan; - Ouders lusten geen water, het kind wordt daardoor niet gestimuleerd.

- Op verjaardagen/feestjes wordt er alleen frisdrank gedronken. (17)

Invloeden vanuit de eigen effectiviteit die invloed hebben op het gebruik van suikerrijke dranken: - Thee zonder suiker en water hebben geen smaak waardoor een kind het lastig vind om niet

voor suikerrijke dranken te kiezen.

- Op verpakkingen van drankjes staat vaak vermeld dat het extra vitaminen bevat of andere gezondheidbevorderende werkingen heeft (bv. calcium is goed voor de botten), waardoor ouders denken dat een drankje juist goed is voor hun kinderen. Dit is misleidend en maakt het moeilijk om een gezonde drankkeuze te maken.

- Kinderen hebben geen flesje of bidon om mee te nemen naar school, het is dan lastig om water te drinken en de waterconsumptie te verhogen.(18)

2.5.4 Inhoud van de interventie

Voorlichtingslessen

Het Echnaton streeft naar een actieve vorm van leren waarbij leerlingen vanuit een opdracht met uitdagende werkvormen leren en daarna terug kunnen kijken op het eigen handelen. De lessen zijn zo interactief mogelijk opgezet zodat de leerling veel zelf met de lesstof aan de slag gaat.

Figuur 2, de leerpiramide van Bales 1996, laat zien hoe veel je leert per leermethode en onderbouwt dat een actieve leervorm waarin kinderen zelf doen en uitleggen de succesvolste manier is om dingen te leren en onthouden.

(16)

15

Figuur 2: leerpiramide van Bales

Er wordt nu beschreven op welke manier de voorlichtingen zullen inspelen op de verschillende determinanten van gedrag.

Sociale invloed

Er wordt met de interventie ingespeeld op sociale invloed door misverstanden te corrigeren. Als een kind bepaald gedrag vertoont, wordt er vaak vanuit gegaan dat het bij andere kinderen ook zo gaat, maar dat hoeft niet zo te zijn.

- Een kind dat zelf zijn eigen drinken mag pakken, wanneer hij wilt en wat hij wilt. Gaat hij er dan ook vanuit dat er bij andere kinderen geen regels zijn over drinken? Bij hoeveel kinderen zijn er regels en bij hoeveel niet? Vinden alle kinderen het vanzelfsprekend dat ouders niets te zeggen hebben, of vinden ze juist dat ouders daar wel inspraak over hebben?

- Een kind dat zich niet druk maakt om de gezondheid kan ervan uitgaan dat gezondheid ook niet interessant wordt gevonden door andere kinderen, maar is dat ook echt zo?

Bovenstaande punten worden in kaart gebracht door te vragen naar meningen van de leerlingen, daarbij worden er om argumenten gevraagd die deze meningen onderbouwen of juist tegenspreken. Ook de bijbehorende ervaringen worden nagevraagd, aan welke regels moet een leerling zich thuis bijvoorbeeld houden? Dit onderdeel volgt na de discussievorming die ook zal plaatsvinden.

Ook het mobiliseren van de sociale steun komt bij de interventie aan bod. De leerlingen zullen klassikaal en in groepsvorm meedoen met de voorlichting. Dit om het sociale vangnet te verbeteren en de sociale steun te stimuleren. Discussievorming is ook een belangrijk onderdeel bij het

stimuleren van de sociale invloed. Gewenste subjectieve norm:

- Dagelijks een flesje of bidon meenemen van huis om hier op school uit te kunnen drinken en deze bij te vullen met water is handig, lekker en goed voor je gezondheid.

- Water drinken uit de watertaps is gratis, makkelijk en fris.

- Frisdranken zijn drankjes die je bij uitzondering drinkt omdat ze de gezondheid niet bevorderen. - Het is belangrijk om te drinken wat je lekker vindt, maar het is belangrijker dat je gezond leeft.

Kennis

De volgende onderwerpen worden in de interventie behandeld:

- Voedingsstoffen in frisdranken/vruchtensappen en melk-/yoghurtdrankjes; - Calorieën en suikers;

- Nadelen en gezondheidsgevolgen van een hoge frisdrankconsumptie; - Light versus normaal, verschil in merken ja/nee?

- Tips om het drinkgedrag te verbeteren.

Gewenst effect: leerlingen kunnen het verband tussen overgewicht en de consumptie van suikerrijke dranken uitleggen, leerlingen weten hoeveel vocht zij iedere dag moeten drinken, leerlingen kennen de gezondheidsvoordelen van water drinken.

(17)

16 Dit wordt bereikt door middel van informatieoverdracht, stellingen, een informatief filmpje, een drankenbord en een interactieve opdracht over vocht.

Eigen effectiviteit

Het gewenste effect is dat de leerlingen zelfvertrouwen uiten betreft het drinken van meer water. Ook uiten zij zelfvertrouwen dat er gebruik wordt gemaakt van de bidons die zij ontvangen en dat zij drinken uit de watertaps op school.

Attitude

Er wordt in kaart gebracht:

- Of leerlingen vinden dat zij voldoende water drinken;

- Of leerlingen water drinken gezond/ongezond, lekker of vies vinden;

- Of leerlingen vinden dat zij meer water moeten drinken en of dit belangrijk is;

- Of de attitudes voortkomen uit bepaalde ervaringen. Bv. water is niet lekker en niet stoer; - Of de attitudes een inschatting van de gevolgen hebben. Bv. van water word ik niet dik

omdat het geen calorieën bevat.

Het gewenste eindeffect met de voorlichtingen is dat de leerlingen een positieve attitude

ontwikkelen betreft het dagelijks drinken van water. Door middel van beeldmateriaal in de vorm van plaatjes en argumenten wordt de attitude beïnvloed. Het is vooral belangrijk dat water drinken niet als saai of een straf wordt gezien maar als iets wat lekker en gezond is.

Risico-inschatting

Er wordt in kaart gebracht hoe ernstig leerlingen de negatieve gevolgen van het drinken van frisdrank inschatten. Het eigen gedrag van de leerlingen wordt daarbij geëvalueerd.

Door middel van risico-informatie die onderbouwd wordt met wetenschappelijke onderzoeken, worden de kinderen bewust gemaakt van de gevolgen. Met behulp van een drankenbord worden de leerlingen gechoqueerd van de hoeveelheden suiker en kilocalorieën die de drankjes bevatten. Dit idee komt uit het onderzoek van de Johns Hopkins Bloomberg School of Public Health waarbij 40% van de leerlingen minder frisdrank dronk na het ophangen van soortgelijke posters. (10)

De GGD van Amsterdam is met Jump-in een waterproject gestart waarbij een soortgelijk drankenbord wordt gebruikt. Resultaten daarvan zijn echter nog niet bekend.(20)

Gewenst effect is dat de leerlingen erkennen dat de gevolgen van een hoge frisdrankconsumptie hen kan overkomen en dat de gevolgen gerelateerd zijn aan risicogedrag.

Voorzieningen

De voorziening richt zicht op een verandering in de fysieke omgeving van de leerlingen. Er is een overeenkomst gesloten met EDEN Springs voor de levering van 10 watertaps en 50 watertanks. Deze watertaps worden in iedere vleugel en op elke verdieping van de school geplaatst zodat kinderen er gratis, fris en koel water uit kunnen halen. De leerlingen uit de interventiegroep zullen tijdens de eerste les allemaal een gekleurde bidon krijgen als hulpmiddel om meer water te drinken. We raden ze aan om gebruik te maken van de watertaps in de school. Het idee om bidons te gebruiken komt van een soortgelijke interventie uit Utrecht in opdracht van JOGG.(21)

(18)

17

3 Resultaten

Van de totale onderzoekpopulatie, bestaande uit 131 leerlingen, zijn de data van 112 leerlingen (n=112) meegenomen in het onderzoek.

Er was een uitval van 19 leerlingen. Data van deze leerlingen kon niet juist geanalyseerd worden door afwezigheid van zowel de voor- als nameting (n = 3), onvolledig of onjuist ingevulde enquêtes (n = 1) en incomplete data waarbij een voor- of nameting ontbrak (n = 8).

De overige leerlingen uit de uitvalgroep (n = 7) waren niet aanwezig in de les in verband met bijles die zij gedurende het studie-uur in een ander lokaal volgden, waardoor de enquête niet kon worden ingevuld.

Tabel 1: karakteristieken onderzoekspopulatie.

Totaal n = 112 Interventie n = 61 Controle n = 51 Geslacht Aantal jongens 68 (61%) 35 (57%) 33 (65%) Niveau Beroeps Kaderberoeps MAVO 32 38 42 15 20 24 17 18 18 2e klas VO Aantal klassen 4 2 2 3e klas VO Aantal klassen 2 1 1

Beantwoording deelvragen

- Hoe is de vochtinname van de 3 interventie- en de 3 controleklassen vóór het plaatsen van

de 10 watertappunten en het geven van de interventie, in vergelijking met daarna? Is de

inname voldoende?

- Welk effect heeft het plaatsen van 10 watertappunten op het drinkgedrag van de 3

controleklassen?

- Welk extra effect heeft de interventie, naast het plaatsen van de 10 watertappunten op

het drinkgedrag van de 3 interventiegroepen? Drinken de leerlingen uit de 3

interventiegroepen meer water en zo ja, hoeveel meer?

3.1 Vochtinname totaal

Tabel 2: totale dagelijkse vochtinname van interventie- en controlegroep.

Drinkgedrag Voormeting Aantal glazen Nameting Aantal glazen Verschilscore Aantal glazen Vochtinname totaal bij nameting Aantal liters T-waarde (p– waarde) Voor-nameting T- waarde (p–waarde) Verschil interventie-controlegroep Inname vocht totaal Interventiegroep (n = 61) Controlegroep (n = 51) 6,18 7,59 7,59 7,20 + 1,41 - 0,39 1,52 1,44 -6,489 (0,000*) 0,717 (0,477) 3,063 (0,003*) *= significant want p < 0,05.

(19)

18 In tabel 2 is te zien dat de vochtinname van de interventiegroep significant verbeterd is. Tijdens de nameting is de vochtinname van de interventiegroep 1,52 liter gemiddeld, deze voldoet aan het aanbevolen minimum van 1,5 liter per dag.

De vochtinname van de controlegroep is bij de nameting niet voldoende, namelijk 1,44 liter. De totale vochtinname van de controlegroep is tussen voor- en nameting afgenomen, maar dit verschil is niet significant (p=0,477).

Uit de independent samples t-test komt naar voren dat de verschilscores van de voor- en nameting, tussen de interventie- en controlegroep significant verschillen (p=0,003). (T-waarde is 3,063; 95% BI (0,62732 - 2,97666).

3.2 Drinkgedrag

Tabel 3: waterconsumptie en consumptie van met suiker gezoete dranken.

Drinkgedrag Voormeting Aantal glazen Nameting Aantal glazen Verschilscore Aantal glazen T-waarde (p-waarde) Verschil voor-nameting T- waarde (p–waarde) Verschil interventie-controlegroep Inname water

P-waardes voor- en nameting p = 0,014* p = 0,617 - - -

Interventiegroep (n = 61) Controlegroep (n = 51) 1,84 3,03 3,89 3,67 + 2,05 + 0,64 -8,419 (0,000*) -1,503 (0,139) 3,003 (0,003*)

Inname met suiker gezoete dranken

P-waardes voor- en nameting p = 0,656 p = 0,313 - - - Interventiegroep (n = 61) Controlegroep (n = 51) 4,13 3,95 2,80 3,18 - 1,33 - 0,77 5,350 (0,000*) 2,290 (0,026*) -1,345 (0,181) *= significant want p < 0,05. Waterinname

In tabel 3 is te zien dat bij de voormeting een significant verschil (p= 0,014) wordt gevonden in het aantal glazen water dat gedronken wordt, tussen de interventie- en de controlegroep. De

interventiegroep drinkt bij de voormeting gemiddeld 1,84 glazen water tegenover 3,03 glazen van de controlegroep. Bij de nameting is de waterinname tussen beide groepen ongeveer gelijk, en dat kleine verschil is ook niet significant.

De interventiegroep is significant meer water gaan drinken tussen voor- en nameting, namelijk 2,05 glazen gemiddeld (p= 0,000).

De controlegroep is ook meer water gaan drinken tussen voor- en nameting, namelijk 0,64 glazen gemiddeld, dit verschil is echter niet significant.

Uit de independent samples t-test komt naar voren dat de verandering tussen voor-/nameting in aantal glazen water tussen de interventie- en controlegroep, significant is (p=0,003). (T-waarde is 3,003; 95% BI (0,48019 - 2,34366). Dit is ook te zien in tabel 3.

Het plaatsen van de watertaps en het verzorgen van drie voorlichtingslessen hebben invloed gehad op het drinkgedrag van de interventiegroep. Zij zijn in vergelijking met de controlegroep significant meer water gaan drinken.

(20)

19

Inname met suiker gezoete dranken

Bij de interventiegroep is er een afname van gemiddeld 1,33 glazen per dag in het gebruik van met suiker gezoete dranken, dit effect is significant.

Bij de controlegroep is de gemiddelde inname van met suiker gezoete dranken afgenomen met 0,77 glazen per dag, dit effect is ook significant.

Uit de independent samples t-test komt naar voren dat de verschilscores van de voor- en nameting in aantal glazen met suiker gezoete dranken tussen de interventie- en controlegroep, niet significant verschillen (p=0,181).

-

Welke dranken zijn vóór en na de interventie het populairst onder de 3 interventie- en 3

controleklassen?

Om inzicht te krijgen in welke drankjes het meest gedronken worden door beide groepen, is er in tabel 4 en 5 een overzicht te zien van de top 3 populairste drankjes. De gegevens uit tabel 4 en 5 geven een overzicht van de drankjes die het meest gedronken worden, deze uitkomsten zijn niet statistisch getoetst.

Tabel 4: populairste drankjes bij de interventiegroep

Interventiegroep Populairste drankjes

bij voormeting

Populairste drankjes

bij nameting

Bij het ontbijt

1 vruchtensap (29,5%) 1 vruchtensap (21,3%)

2 melk (24,6%) 2 melk (19,7%)

3 thee met suiker (18,0%) 3 thee met suiker (19,7%)

Op school 1 frisdrank (36,1%) 1 frisdrank (42,6%) 2 vruchtensap (42,6%) 2 vruchtensap (32,8%) 3 water (9,8%) 3 water (13,1%) Na school 1 frisdrank (52,5%) 1 frisdrank (49,2%) 2 vruchtensap (23%) 2 vruchtensap (24,6%) 3 water (9,3%) 3 water (14,8%)

Tabel 5: populairste drankjes bij de controlegroep

Controlegroep Populairste drankjes

bij voormeting

Populairste drankjes

Bij nameting

Bij het ontbijt

1 vruchtensap (23,5%) 1 melk (27,5%)

2 melk (21,6%) 2 vruchtensap (17,6%)

3 thee met suiker (17,6%) 3 thee me suiker (13,7%)

Op school 1 frisdrank (41,2%) 1 water (37,3%) 2 vruchtensap (31,4%) 2 frisdrank (33,3%) 3 water (19,6%) 3 vruchtensap (27,5%) Na school 1 frisdrank (45,1%) 1 frisdrank (39,2%) 2 vruchtensap (27,5%) 2 vruchtensap (15,7%) 3 water (19,6%) 3 water (15,7%)

Tabel 4 laat zien welke drankjes bij de interventiegroep bij het ontbijt, op school en na school het populairst zijn. De drankjes worden per top 3 aangegeven.

Tabel 5 laat zien welke drankjes bij de controlegroep bij het ontbijt, op school en na school het populairst zijn. Bij de voor- en nameting zijn er bij de controlegroep slechts minimale veranderingen te vinden in de top 3, deze blijft namelijk ongeveer gelijk bij het ontbijt en na school.

(21)

20 Bij de controlegroep is bij de nameting water het populairste drankje op school in plaats van

frisdrank, terwijl water eerst op de derde plaats stond.

In tabel 4 was bij de interventiegroep bij geen van de 3 drinkmomenten een verandering te vinden in de top 3. Ondanks kleine verschuivingen in de percentages bleef de top 3 op ieder drinkmoment gelijk.

In tabel 6 wordt in percentages weergegeven wat de totale inname van met suiker gezoete dranken en water is bij de voor- en nameting bij de interventiegroep.

Onder de met suiker gezoete dranken vallen frisdrank, vruchtensap, thee met suiker, energy drink en zuiveldrank met toegevoegde suikers. Melk en water vallen hier niet onder.

Tabel 6: verandering waterinname en consumptie van met suiker gezoete dranken bij interventiegroep. Interventie- groep Met suiker gezoete dranken VOOR

Met suiker gezoete dranken NA Water VOOR Water NA Water TOE-/AFNAME Met suiker gezoete dranken TOE-/AFNAME Bij ontbijt (%) 57,2 52,5 11,5 18 + 7,5 - -4,7 Op school (%) 88,5 86,8 9,8 13,1 + 3,3 - -1,7 Na school (%) 85,1 80,1 9,8 14,8 + 10,1 - -5,2

In tabel 6 is te zien dat er bij het ontbijt, op school en na school een kleine afname is in de inname van met suiker gezoete dranken (4,7%, 1,7% en 5,2%).

Na school is de grootste afname in het gebruik van met suiker gezoete dranken te zien.

De interventiegroep is bij het ontbijt, op school en na school meer water gaan drinken (7,5%, 3,3% en 10,1%). De grootste stijging in watertoename is na schooltijd te zien.

De hoogste consumptie van met suiker gezoete dranken vindt plaats tijdens en na schooltijd. Bij het ontbijt wordt het meest water gedronken in vergelijking met op en na school.

In tabel 7 staan de percentages totale inname van met suiker gezoete dranken en water bij de voor- en nameting bij de controlegroep.

Tabel 7: verandering waterinname en consumptie van met suiker gezoete dranken bij controlegroep

Controle- groep

Met suiker gezoete dranken

VOOR

Met suiker gezoete dranken NA Water VOOR Water NA Water TOE-/AFNAME Met suiker gezoete dranken TOE-/AFNAME Bij ontbijt 52,8 43,1 7,8 11,8 + 4 -9,7 Op school 75,6 60,8 25,5 37,3 + 11,8 - -14,8 Na school 72,6 64,8 19,6 27,5 + 7,9 -7,8

In tabel 7 is te zien dat er bij het ontbijt, op school en na school een afname is in de inname van met suiker gezoete dranken (9,7%, 14,8% en 7,8%).

Na schooltijd is de grootste afname in het gebruik van met suiker gezoete dranken te zien.

De controlegroep is bij het ontbijt, op school en na schooltijd meer water gaan drinken (4%, 11,8% en 7,9%).

Op school is de grootste stijging in waterinname te zien. De hoogste consumptie van suikerrijke dranken vindt plaats op en na school. Bij het ontbijt wordt het meest water gedronken in vergelijking met op en na school.

(22)

21

3.3 Determinanten van gedrag

- Wat is de kennis van de 3 interventie- en de 3 controleklassen voor en na de interventie,

betreft vochtinname, de relatie tussen frisdrankconsumptie en overgewicht en het

beoordelen of een drankje gezond is of niet?

Tabel 8: verandering van het kennisniveau bij interventie- en controlegroep.

Kennis Voormeting Gem. aantal vragen juist Nameting Gem. aantal vragen juist Verschilscore Gem. aantal vragen juist T-waarde (p-waarde) Verschil voor- nameting T- waarde (p–waarde) Verschil interventie-controlegroep Interventiegroep (n = 61) 4,69 7,21 + 2,52 -11,955 (0,000*) 7,193 (0,000*) Controlegroep (n = 51) 4,45 4,55 + 0,10 -0,364 (0,717) *= significant want p < 0,05.

In tabel 8 is te zien dat at baseline het gemiddeld aantal juiste antwoorden tussen beide groepen ongeveer gelijk is, namelijk 4,69 en 4,45.

Na de interventie geeft de interventiegroep significant meer juiste antwoorden dan de controlegroep, namelijk 7,21 tegenover 4,55. Het kennisniveau is significant verbeterd bij de interventiegroep.

De interventie (watertaps + drie voorlichtingslessen) heeft bij de interventiegroep invloed gehad op het kennisniveau. Na de interventie is het kennisniveau bij deze groep significant verbeterd.

Het kennisniveau bij de controlegroep is na de interventie (alleen de watertaps) ongeveer hetzelfde gebleven, er is geen significant verschil gemeten.

Uit de independent samples t test komt naar voren dat het verschil tussen de verschilscores van de interventie- en de controlegroep significant is (p=0,000). (T-waarde is 7,193; 95% BI (1,75800 – 3,09510).

- Hoe is de attitude ten opzichte van het drinken van water veranderd na de interventie in

de 3 interventieklassen, vergeleken met de 3 controleklassen?

Tabel 9: uitkomsten cluster 1 attitude voor- en nameting bij controle- en interventiegroep.

Attitude: Cluster 1 Controlegroep

(n=51)

Interventiegroep (n=61)

- Gemiddelde uitkomst voormeting Gemiddelde uitkomst nameting

3,04 (neutraal) 3,06 (neutraal)

2,91 (neutraal) 2,99 (neutraal)

In tabel 9 is te zien wat de gemiddelde uitkomsten zijn van de voor- en nameting bij cluster 1 van de determinant attitude.

De attitude is neutraal tot licht positief bij de controlegroep, zowel tijdens de voor- als nameting De attitude is licht negatief tot neutraal bij de interventiegroep, zowel tijdens de voor- als nameting. Met de independent samples t test wordt geen significant verschil gevonden in de verandering in attitude tussen voor-/nameting tussen de interventie- en controlegroep (p=0,765) (T-waarde is 0,300; 95% BI (-0,92476 – 1,25455).

(23)

22

Tabel 10: uitkomsten cluster 2 attitude voor- en nameting bij controle- en interventiegroep.

Attitude: Cluster 2 Controlegroep

(n=51)

Interventiegroep (n=61)

- Gemiddelde uitkomst voormeting Gemiddelde uitkomst nameting

3,77 (eens) 2,61 (neutraal)

2,99 (neutraal) 2,92 (neutraal)

In tabel 10 is te zien wat de gemiddelde uitkomsten zijn van de voor- en nameting bij cluster 2 van de determinant attitude.

De attitude van de controlegroep is bij de voormeting positief, terwijl deze bij de nameting neutraal is.

De attitude van de interventiegroep is licht negatief tot neutraal, zowel tijdens de voor- als nameting. Met de independent samples t test wordt geen significant verschil gevonden, wanneer de

verandering in attitude tussen de interventie- en controlegroep wordt getoetst (p=0,971). (T-waarde is -0,035; 95% BI (-0,59470 – 0,57413).

- Wat is de sociale invloed van ouders en vrienden/vriendinnen op het drinkgedrag van de 3

interventie- en controleklassen voor en na de interventie?

Tabel 11: uitkomsten cluster 1 sociale invloed voor- en nameting bij controle- en interventiegroep.

Sociale invloed: Cluster 1 Controlegroep

(n=51)

Interventiegroep (n=61)

- Gemiddelde uitkomst voormeting Gemiddelde uitkomst nameting

2,20 (oneens) 2,20 (oneens)

2,28 (oneens) 2,19 (oneens)

In tabel 11 is te zien wat de gemiddelde uitkomsten zijn van de voor- en nameting bij cluster 1 van de determinant sociale invloed.

De sociale invloed is klein bij de controlegroep, zowel tijden de voor- als nameting. De sociale invloed is klein bij de interventiegroep, zowel tijdens de voor- als nameting. Met de independent samples t test wordt geen significant verschil gevonden, wanneer de

verandering in sociale invloed tussen de interventie- en controlegroep wordt getoetst (p=0,567). (T-waarde is -0,574; 95% BI (-1,16773 – 0,64314).

Tabel 12: uitkomsten cluster 2 sociale invloed voor- en nameting bij controle- en interventiegroep.

Sociale invloed: Cluster 2 Controlegroep

(n=51)

Interventiegroep (n=61)

- Gemiddelde uitkomst voormeting Gemiddelde uitkomst nameting

2,73 (neutraal) 2,92 (neutraal)

2,72 (neutraal) 2,93 (neutraal)

In tabel 12 is te zien wat de gemiddelde uitkomsten zijn van de voor- en nameting bij cluster 2 van de determinant sociale invloed.

De sociale invloed is neutraal bij de controlegroep, zowel tijdens de voor- als nameting. De sociale invloed is neutraal bij de interventiegroep, zowel tijdens de voor- als nameting. Met de independent samples t test wordt geen significant verschil gevonden, wanneer de

verandering in sociale invloed tussen de interventie- en controlegroep wordt getoetst (p=0,931). (T-waarde is 0,083; 95% BI (-0,37391 – 0,40799).

(24)

23

- Wat is de eigen effectiviteit van de 3 interventieklassen voor en na de interventie ten opzichte van de 3 controleklassen?

Tabel 13: uitkomsten eigen effectiviteit voor- en nameting bij controle- en interventiegroep.

Eigen effectiviteit

Controlegroep (n=51)

Interventiegroep (n=61)

- Gemiddelde uitkomst voormeting Gemiddelde uitkomst nameting

3,29 (neutraal) 3,45 (neutraal)

3,33 (neutraal) 3,47 (neutraal) In tabel 13 is te zien wat de gemiddelde uitkomsten zijn van de voor- en nameting van de determinant eigen effectiviteit.

De eigen effectiviteit is neutraal tot licht positief bij de controlegroep, zowel tijdens de voor- als nameting.

De eigen effectiviteit is neutraal tot licht positief bij de interventiegroep, zowel tijdens de voor- als nameting.

Met de independent samples t test wordt geen significant verschil gevonden, wanneer de

verandering in sociale invloed tussen de interventie- en controlegroep wordt getoetst (p=0,848). (T-waarde is -0,192; 95% BI (-0,90846 – 0,74774).

Tabel 14: gemiddeld cijfer die leerlingen toekennen aan eigen gezondheid.

Controlegroep (N=51) Interventiegroep (N=61) P-waarde Voormeting 6,7 6,8 0,641 Nameting 6,8 7,7 0,000* *= significant, want p < 0,05

In tabel 14 is te zien dat bij de voormeting het verschil van 0,1 tussen interventie- en controlegroep niet significant is.

Het gemiddelde cijfer die leerlingen toekennen aan hun gezondheid bij de nameting tussen de interventie- en controlegroep verschilt significant van elkaar.

Bij de interventiegroep is het cijfer tussen voor- en nameting toegenomen met 0,9. Bij de controlegroep is het cijfer nagenoeg hetzelfde gebleven (verschil van 0,1).

Met de independent samples t test wordt geen significant verschil gevonden, wanneer de

verandering in eigen effectiviteit tussen de interventie- en controlegroep wordt getoetst (p=0,443). (T-waarde is -0770; 95% BI (-0,40390 – 0,17792).

(25)

24

4 Discussie

4.1 Opzet

Het doel van het onderzoek is het bevorderen van de gezondheid van de onderzoeksgroep door de inname van water te laten toenemen en de consumptie van met suiker gezoete dranken te laten afnemen bij leerlingen uit de tweede- en derdeklas in het voortgezet onderwijs (n = 112).

De onderzoeksopzet bestaat uit een vier weken durend experimenteel onderzoek in de vorm van een interventie, waarbij een interventiegroep wordt vergeleken met een controlegroep.

4.2 Beantwoording van de probleemstelling

Probleemstelling: Welk effect heeft het plaatsen van 10 watertappunten op Echnaton op het drinkgedrag van 6 klassen na 4 weken? En wat voor extra invloed hebben 3 voorlichtingslessen, gericht op gedragsverandering van het drinkgedrag bij 3 interventieklassen, vergeleken met 3 controleklassen zonder voorlichtingslessen, na 4 weken?

Het plaatsen van de watertaps op school heeft invloed gehad op het drinkgedrag van zowel de interventie- als de controlegroep. Echter wordt alleen bij de interventiegroep die naast de watertaps ook drie voorlichtingslessen heeft gehad, een significante verandering gevonden in het gemiddelde aantal glazen water dat bij de nameting gedronken wordt. De interventiegroep drinkt gemiddeld 2,05 glazen meer water per dag en de controlegroep drinkt gemiddeld 0,64 glazen meer water per dag. Het verschil in watertoename tussen beide groepen is significant (p=0,003).

De inname van het aantal glazen met suiker gezoete dranken per dag is bij zowel de interventie- als controlegroep significant gedaald, er is een gemiddelde daling van 1,33 glazen bij de

interventiegroep en 0,77 glazen bij de controlegroep. Het verschil in afname van met suiker gezoete dranken is tussen de interventie- en controlegroep niet significant (p=0,181).

Het kennisniveau is bij de interventiegroep significant verbeterd. Bij de controlegroep is er geen significant verschil gevonden en is het verschil in voor- en nameting bijna gelijk. Als er gekeken wordt naar het verschil in kennisniveau tussen beide groepen wordt een significant verschil gevonden (p=0,000).

De attitude, eigen effectiviteit en sociale invloed zijn in de interventie- en controlegroep zowel bij de voor- als nameting niet veranderd. Tussen beide groepen is bij geen van deze drie determinanten een significant verschil gevonden.

4.3 Interpretatie resultaten

Voordat er zal worden ingegaan op de verandering in de consumptie van water en met suiker gezoete dranken door middel van de interventie, wordt eerst gekeken naar de totale vochtinname. Bij de voormeting voldeed de interventiegroep niet aan de minimaal aanbevolen vochtinname van 1,5 liter per dag. De controlegroep voldeed hier wel aan bij de voormeting.

De verwachting was dat de interventiegroep na de interventie significant meer zou drinken en wel zou voldoen aan de minimale vochtbehoefte. Bij de controlegroep was de verwachting dat er bij de nameting geen/nauwelijks verandering zou zijn in vochtinname.

Beide verwachtingen komen uit en bij de nameting voldoen beide groepen aan de minimale vochtbehoefte. De verandering tussen voor-/nameting in de totale vochtinname tussen de interventie- en de controlegroep is significant. Deze verandering is te verklaren doordat de drie voorlichtingslessen een extra bijdrage hebben geleverd aan de totale vochttoename bij de

interventiegroep. Het gebruik van alleen de watertaps heeft bij de controlegroep niet geleid tot een hogere vochtinname, maar bij de nameting voldoen zij nog steeds (minimaal) aan de dagelijkse minimale vochtbehoefte.

De verwachting was dat het plaatsen van de watertaps op school ervoor zou zorgen dat de controlegroep gemiddeld ten minste 1 glas water per dag meer zou drinken. Het plaatsen van de watertaps en het verzorgen van drie voorlichtingslessen zouden ervoor moeten zorgen dat de

(26)

25

interventiegroep ten minste 2 glazen water per dag meer drinkt, dus 1 glas meer dan de controlegroep.

Bij beide groepen wordt er een significante toename in het drinken van water gevonden. Echter is alleen de uitkomst bij de interventiegroep interessant voor de doelstelling, omdat daar een gemiddelde toename van 2,05 glazen per dag is, wat aangeeft dat de drie voorlichtingslessen een extra invloed hebben gehad op de toename van het aantal glazen. Onze verwachting is daarmee uitgekomen. De uitkomst bij de controlegroep voldoet niet aan de gewenste doelstelling omdat zij in plaats van 1 glas meer water, slechts 0,64 glas meer water per dag drinken.

Het is opvallend dat er bij de voormeting een verschil zat in de waterinname tussen de interventie- en controlegroep. De controlegroep dronk bij de voormeting meer water dan de interventiegroep, maar tussen de nametingen was geen significant verschil meer te zien. Het verschil in voormetingen, van 1,2 glazen, kan mogelijk verklaard worden door een te kleine onderzoekspopulatie.

Omdat de onderzoekspopulatie binnen de interventie- en controleklassen dezelfde karakteristieken hebben, was er de verwachting dat bij de voormeting geen/nauwelijks verschil zou zijn. Wanneer er wordt gekeken naar het verschil in voor- en nameting tussen beide groepen komt daar wel een significant verschil uit. Een verklaring hiervoor is dat de watertaps wel hebben gewerkt en een positieve invloed hebben gehad op de waterconsumptie, echter blijkt dit effect significant groter te zijn wanneer er ook nog eens drie voorlichtingslessen worden verzorgd.

Een andere verwachting was dat een toename in water drinken zou leiden tot een afname in het gebruik van met suiker gezoete dranken. Door het plaatsen van de watertaps zou de controlegroep gemiddeld 1 glas met suiker gezoete dranken minder per dag moeten gaan drinken en de

interventiegroep zou door de interventie, 2 glazen met suiker gezoete dranken minder moeten drinken. Met een afname van 0,77 glazen per dag bij de controlegroep en een afname van 1,33 glazen per dag bij de interventiegroep zijn de uitkomsten bij beide groepen wel significant, maar komt de verwachting niet uit.

Het verschil tussen beide groepen is niet significant, maar er valt met de vermindering van 1 glas met suiker gezoete dranken wel gezondheidswinst te behalen bij de interventiegroep. Dit geldt nu niet voor de controlegroep omdat er pas gezondheidsbevorderende effecten worden gevonden bij een verminderde inname van ten minste 1 glas met suiker gezoete dranken per dag.

De voorlichtingslessen hebben wellicht te veel focus gehad op het gezonde aspect van water en het stimuleren van meer water drinken, waardoor het mogelijk onvoldoende duidelijk was voor de leerlingen dat er ook gestreefd werd naar een lagere inname van met suiker gezoete dranken. Uit een studie waar een soortgelijke interventie is onderzocht komt naar voren dat de

interventiegroep per dag gemiddeld 1,1 glas (p = 0,001) meer water drinkt. Ook hier werden

waterfonteinen beschikbaar gesteld en voorlichtingen verzorgd. Het risico op overgewicht bleek met 31% te zijn gedaald bij de interventiegroep, wat gezien kan worden als een gezondheidsbevorderend effect. (22) Met ons onderzoek hebben wij een twee keer zo groot effect gevonden in water

toename. Mogelijk komt dit doordat de gevonden studie een lange termijn studie betrof waarbij pas na een jaar de nameting werd gedaan. Onze interventie duurde slechts vier weken en was bij de nameting nog steeds redelijk nieuw voor de leerlingen waardoor ze mogelijk meer gemotiveerd waren om water te drinken. Hierdoor kan er een tijdelijk groter effect gemeten zijn.

In een systematische review wordt gesuggereerd dat water potentieel een grote rol speelt bij het reduceren van de energie-inname en daarbij een rol kan spelen in de preventie van overgewicht. Er wordt echter aangegeven dat er meer onderzoek nodig is in de vorm van RCT’s om te kunnen meten wat het exacte effect is van het drinken van water als alternatief voor suikerhoudende dranken op lichaamsgewicht.(23) Een andere studie naar het vervangen van met suiker gezoete dranken door water laat zien dat de energie-inname verminderd, wat kan leiden tot

gezondheidbevordering en gewichtsreductie. De onderzoeksgroep (n = 118) dronk gemiddeld 340 ml suiker gezoete dranken per dag.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

3) Oorzakelijk verband tussen de schending van een resultaats- verbintenis met betrekking tot de medische behandeling en de lichamelijke schade. Bestaan van een oorzakelijk

heden om de eigen toegankelijkheidsstrategie te verantwoorden. Verwacht wordt dat het oplossen van deze knelpunten in combinatie met een meer ontspannen houden betreffende

In hoofdstuk 8 is vervolgens de blik verlegd naar toekomstverwachtingen en -inschattingen. Gevraagd naar de toekomst blijken burgemeesters betrekkelijk behoudend te zijn. Ze

een goed signaal betreffende het commitment van de uitvoeringsinstellingen zijn, wanneer het opdrachtgeverschap voor het programma niet automatisch bij BZK wordt neergelegd,

Prevalente patiënten lijken niet te zijn meegenomen in de berekeningen, terwijl deze wel voor deze behandeling in aanmerking zullen komen als het middel voor vergoeding in

Ook mag volgens de KRW toekom- stige economische groei geen toename van verontreiniging en belasting van water tot gevolg hebben.Om dit te realiseren is een integrale aanpak van

Je kunt deze dranken (net zoals thee zonder suiker en water) drinken zonder dat je bloedglucosewaarde oploopt.. Je insuline hoeft

Op het moment springen de negatieve gevolgen van energiedranken meer in het oog dan de