Universiteit van Twente
Bachelorthesis
Persoonlijkheid en de Theory of Planned Behaviour als
determinanten van de consumptie van energie dranken en de invloed van deze dranken op ander risiconemend gedrag.
Opdrachtgever: Universiteit Twente Faculteit: Gedragswetenschappen
Opleiding: Psychologie Bachelorspecialisatie: Veiligheid & Gezondheid Datum: 26 januari 2011 Plaats: Enschede, Nederland
Begeleiders: Dr. M. Kuttschreuter & Dr. M. Pieterse
Auteur: Reinoud Tiel Groenestege
Studentnummer: S0151629
Samenvatting
Dit onderzoek richt zich op het ontdekken van determinanten van energiedrank (ED) consumptie.
Onderzocht wordt of persoonlijkheid en onderdelen van de Theory of Planned behaviour significant gerelateerd zijn aan ED consumptie. Qua persoonlijkheid betrof dit neuroticisme en sensation seeking. Uit de Theory of Planned Behaviour (TPB) werden drie onderdelen bestudeerd, te weten attidudes, perceived behavioural control (PBC) en risicopercepties. Er werd ook gekeken of er significante relaties bestonden tussen de persoonlijkheidsdimensies en de verschillende onderdelen van de TPB. Ten slotte is de relatie tussen ED consumptie en ander risiconemend gedrag
geanalyseerd. Om de persoonlijkheidsdimensies van neuroticisme en sensation seeking te meten zijn respectievelijk de Neo Five Factor Inventory (NEO‐FFI) en de Substance use risk profile scale (SURPS) gebruikt. Om de onderdelen van de TPB te operationaliseren is een vooronderzoek uitgevoerd. De resultaten daaruit evenals vragenlijsten uit de literatuur zijn gebruikt om de vragenlijsten voor attitudes, risicopercepties en PBC te ontwikkelen. De vragenlijsten zijn verspreid doormiddel van sociale netwerksites (Facebook en Hyves) en ook door het verzenden van e‐mails.
Er werd voorspeld dat sensation seeking positief zou samenhangen met ED consumptie.
Neuroticisme werd verwacht negatief samen te hangen met ED consumptie. Beide hypothesen zijn niet door de gevonden data bevestigd. Zoals van te voren werd voorspeld zijn verschillende onderdelen uit de TPB significant gerelateerd aan ED consumptie. Als mensen bijvoorbeeld een boost in prestatie of in gezelligheid van energiedranken verwachten is dit positief gerelateerd aan ED consumptie. Verder bleken beliefs met betrekking tot smaak, de mate van onrust die het in het lichaam opwekt en aantasting van het gebit gerelateerd te zijn aan ED consumptie. Ook werd PBC significant gerelateerd aan ED consumptie. Er bestonden significante relaties tussen ED consumptie, tabaksconsumptie en softdrugconsumptie. Uit de data kan geconcludeerd worden dat ED
consumptie waarschijnlijk een functioneel karakter heeft. Het lijkt erop dat mensen het voornamelijk drinken om een bepaald doel te bereiken (langer studeren, autorijden of dansen).
Inhoudsopgave
1. Inleiding
1.1 Historie………p.4 1.2 Controverse……….……p.4 1.3 Persoonlijkheid……….……….p.6 1.4 Theorie……….…………p.7 1.5 Model……….…………p.9 1.6 Hypothesen……….………..p.10
2. Methoden
2.1Proefpersonen……….p.11 2.2 Demografische Variabelen……….p.11 2.3 Instrumenten………p.11 2.3.1 Attitudes……….…….p.12 2.3.2 Risicopercepties………..………..…p.12 2.3.3 Perceived Behavioural Control………..……….p.13 2.3.4 Neuroticisme………..……….p.13 2.3.5 Sensation Seeking……….……p.13 2.3.6 Mate van de energiedrank consumptie en ander risiconemend gedrag………..…p.14 2.4 Procedure………p.14 2.5 Data‐analyse……….p.14
3. Resultaten
3.1 Demografische variabelen………....p.15 3.2 Persoonlijkheid in relatie met risiconemend gedrag……….……….p.16 3.3 Persoonlijkheid in relatie met The Theory of Planned Behvaiour………..……..………...p.17 3.4 The Theory of Planned Behaviour in relatie met ED consumptie………..………p.19 3.5 ED consumptie in relatie met ander risiconemend gedrag………..……….p.22 3.6 Hiërarchische regressieanalyse………..p.23 4.Discussie………..….…p.25 5.Referenties…………..………p.29 6.Bijlage……….………..p.33
1. Inleiding 1.1 Historie
Sinds de introductie van Red Bull in 1987 in Oostenrijk en in 1997 in de V.S. zijn er honderden verschillende cafeïnehoudende drankjes op de markt gekomen. Johnson (2006) concludeerde dat er sinds de introductie van Red Bull in 2006, 500 nieuwe merken op de markt waren verschenen. De verzamelnaam voor deze drankjes is energiedrank (ED). Het essentiële, stimulerende ingrediënt van deze drankjes is cafeïne. De hoeveelheid cafeïne in deze drankjes varieert van 50 tot 505 mg per fles of blikje (Reissig, Strain & Griffiths, 2009). Bij de marketing van energiedranken wordt veel
ingespeeld op de verkwikkende, positieve, versterkende effecten die het drankje zogenaamd bezit (Reissig et al. 2009) Een voorbeeld hiervan is de slagzin van Red Bull: “het geeft je vleugels”. De marketingstrategieën van merken als Red Bull richten zich voornamelijk op adolescenten en jonge volwassenen (Arria et al. 2010). De associatie die Red Bull op probeert te wekken is die met extreme sporten als snowboarden, base jumping en bergbeklimmen. Een derde van de marketinguitgaven gaat naar sport sponsorschappen (Miller, 2008).
1.2 Controverse
Door de jaren heen is er veel controverse ontstaan over de eventuele risico’s van deze drankjes. Er is een groeiende hoeveelheid aan onderzoeken die zowel positieve als negatieve gevolgen van ED consumptie tonen. Alford, Cox & Wescott (2001) vonden dat het drinken van Red Bull resulteerde in een significante verkorting van de reactietijd. Ook werd geconcludeerd dat de proefpersonen die Red Bull dronken, tegenover de controle groep (die water dronk) een hoger aerobisch
uithoudingsvermogen hadden. Tevens resulteerde Red Bull in een betere stemming, betere concentratie en een betere prestatie op een geheugentest. In weer een ander onderzoek
rapporteerden proefpersonen in een studie van Seidl, Peryl, Nicham & Hauser (2000) een hogere mate van welzijn na het drinken van Red Bull.
Niet alle geluiden zijn zo positief. Volgens Reissig et al. (2009) kan ED consumptie zorgen voor
een verhoogd risico op cafeïne‐intoxicatie. Cafeïne‐intoxicatie (ook wel cafeïne overdosis genoemd)
is onderhand een erkend syndroom in de DSM‐IV‐TR. Symptomen zijn: nervositeit, trillingen,
rusteloosheid en slaapproblemen. Energiedranken verhogen dus het risico op dit syndroom. Reissig
et al. (2009) geven verschillende redenen hiervoor. De marketingstrategieën suggereren dat het
drinken van energiedranken veel positieve effecten heeft. Dit kan resulteren in een verhoogde
consumptie van het product omdat mensen kunnen concluderen dat de positieve effecten groter
zijn, naarmate ze meer drinken. Verder zijn er geen beperkingen opgelegd aan de verkoop van
staat grote hoeveelheden energiedranken te kopen. Cafeïne‐intoxicatie is niet het enige gevaar dat de consumptie van energiedranken met zich mee brengt. Er is ook een link gevonden tussen
energiedranken en beroertes (Lyadurai en Chung, 2007). Verder vonden Worall et al. (2005) een link tussen ED en hersenbloedingen. Niet helemaal verrassend is het feit dat energiedranken ook slecht zijn voor het gebit. Seow & Thong (2005) vonden dat de hardheid van het glazuur significant afnam na het drinken van de energiedrank Lucozade. Ook brengen energiedranken dezelfde risico’s met zich mee als andere met suiker gezoete drankjes als het gaat om type 2 diabetes. Vrouwen die een of meer met suiker gezoete drankjes per dag nuttigden hadden een hoger relatief risico op type 2 diabetes. Het voor leeftijd gecontroleerde, relatieve risico was 1.98. Een 95%
betrouwbaarheidsinterval 1.60 – 244 vergeleken met vrouwen die minder dan een drankje per maand consumeerden (Schulze et al. 2004).
Op het moment springen de negatieve gevolgen van energiedranken meer in het oog dan de positieve effecten. Daarbij komt nog dat bij veel van de onderzoeken die wel positieve effecten van energiedranken vinden, vraagtekens kunnen worden gezet. De grote vraag is of de gevonden positieve effecten (betere concentratie, prestaties etc.) te danken zijn aan de cafeïne of aan het bevredigen van cafeïneafhankelijkheid. Er wordt dus vaak niet gekeken naar het beginstadium van de proefpersoon zodat niet kan worden bepaald hoe het positieve effect tot stand komt. Ook is het goed voor te stellen dat de effecten van cafeïne positief werken op intolerante proefpersonen maar dat deze effecten sterk afnemen als de proefpersonen in het dagelijks leven al veel cafeïne tot zich nemen en daardoor dus toleranter zijn (Reissig et al. 2009).
Er zijn een groeiend aantal onderzoeken te vinden over de schadelijke gevolgen van energiedranken en deze onderzoeken samen kunnen de consumptie van energiedranken
bestempelen als risiconemend gedrag. Er is echter nog nauwelijks onderzoek gedaan naar de relatie tussen energiedranken en ander risiconemend gedrag.
Het is merkwaardig om te zien dat er steeds meer voorbeelden te vinden zijn waarbij energiedranken oorzaak zijn van ernstige gezondheidsproblemen en tegelijkertijd het marktaandeel van merken als Red Bull en Monster sterk groeit. (Arria et al, 2010) en er geen beperkingen worden opgelegd aan verkoop en marketing.
De onderzoeken tot nu toe hebben duidelijk gemaakt dat het drinken van energiedranken substantiële risico’s met zich meebrengt. Ook zijn er onderzoeken geweest naar de prevalentie van ED consumptie (Malinauskas, Aeby, Overton, Carpenter‐Aeby & Barber‐Heidal, 2007) Er is echter nauwelijks onderzoek gedaan naar de determinanten van ED consumptie. en de relatie met ander risiconemend gedrag. Het doel van het huidige onderzoek is onderzoeken welke determinanten hierbij een rol spelen en een antwoord te vinden op de vraag of er een relatie is tussen
energiedranken en ander risiconemend gedrag.
1.3 Persoonlijkheid
Een van de determinanten die vaak met risiconemend gedrag in verband kan worden gebracht is persoonlijkheid. Er zijn verscheidene metingen van persoonlijkheid te vinden. Eén van de meest recente en meest gebruikte benaderingen tot persoonlijkheid is die van de “The Big Five” (Costa &
McCrae, 1995). Dit vijf‐factor model verdeelt persoonlijkheid in 5 dimensies: extraversie, altruïsme, zorgvuldigheid, neuroticisme en openheid voor nieuwe ervaringen.
Op het eerste gezicht lijken vijf dimensies vrij weinig om zoiets complex als persoonlijkheid te benaderen. Elke dimensie heeft echter weer zijn eigen facetten waardoor er wel degelijk nuance en subtiliteit ontstaan. Neuroticisme heeft bijvoorbeeld lagere orde facetten als depressie, angstigheid en kwetsbaarheid. Extraversie kent facetten als assertiviteit, positieve emoties en het opzoeken van sensatie (Costa & McCrae, 1995). Er is veel moeite gedaan om de juiste vragenlijst te ontwikkelen voor deze vijf dimensies. De meest gebruikte vragenlijst is de NEO‐PI‐R, in 1999 ontwikkeld door Paul T. Costa en Robert R. McCrae (Larsen & Buss, 2008).
Een groeiend aantal onderzoeken maakt gebruik van The Big Five benadering om
persoonlijkheid in verband te brengen met risiconemend gedrag. In een onderzoek van Vollrath, Koch en Cassano (1999) werd gevonden dat consciëntieusheid negatief gerelateerd was aan risicovol gedrag als dronken zijn en onder invloed rijden. Uit een ander onderzoek van Terracciano en Costa Jr.
(2004) kwam naar voren dat huidige rokers hoger scoorden op neuroticisme dan mensen die nooit gerookt hadden. In het huidige onderzoek zal de aandacht ook uitgaan naar neuroticisme.
Een andere meting van persoonlijkheid die vaak een significante relatie vertoond met risiconemend gedrag is die van sensation seeking. Het concept vindt zijn herkomst bij Zuckerman (Zuckerman et al. 1961). Zuckerman definieert sensation seeking als volgt: “ Het opzoeken van gevarieerde, nieuwe, complexe en intense ervaringen en sensaties waarbij een bereidheid wordt getoond om fysiek, sociaal, justitieel en financieel risico te lopen om deze sensatie te ervaren”
Mensen laten deze karaktereigenschap in meer of mindere mate zien. De verschillen zijn ook stabiel
over de tijd. Uit een onderzoek onder tweelingen wordt geconcludeerd, dat 58% van de variantie
tussen mensen kan worden verklaard door erfelijkheid (Zuckerman, 1994). In tegenstelling tot
neuroticisme is sensation seeking een lagere orde dimensie van persoonlijkheid. Door het
bestuderen van lagere orde facetten kan men een beter beeld krijgen van het gedrag dat men
probeert te verklaren. Op deze manier kan de relatie tussen een algemene persoonlijkheidsdimensie
en ED consumptie vergeleken worden met de relatie tussen een specifiek persoonlijkheidskenmerk
en ED consumptie. Hoewel sensation seeking niet letterlijk als lagere orde facet van The Big Five kan
worden gevonden is het facet exitement seeking (van extraversie) bedoeld om het sensation seeking
de Sensation Seeking Scale‐Form V van Zuckerman en lagere orde facetten van extraversie en openheid voor nieuwe ervaringen als gemeten met de NEO‐PI‐R.
Verschillende onderzoeken laten een relatie zien tussen metingen van sensation seeking en risiconemend gedrag. Martins, Storr, Alexandre & Chilcoat (2008) vonden bijvoorbeeld een significante relatie tussen een hoge mate van sensation seeking en ecstasy gebruik. In een ander onderzoek werd aangetoond dat sensation seeking een significante voorspeller kan zijn van
gameverslaving (Mehroof & Griffiths, 2009). Ook scoren beginnende alcoholisten hoog op sensation seeking (Dom, Hulstijn & Sabbe, 2006). Kortom blijkt een groot spectrum aan risiconemend gedrag verklaard te kunnen worden door senstation seeking. Dit geld tevens voor verslavingsgedrag. In dit onderzoek zal gekeken worden of sensation seeking ook de consumptie van energie dranken kan verklaren.
1.4 Theorie
Theory of Planned Behaviour (TPB)
De veelgebruikte ‘Theory of Planned Behaviour’ (Ajzen, 1991) is bij uitstek geschikt om het verband tussen attitudes en gedrag te verklaren. In dit model wordt intentie (de benodigde motivatie om een bepaalde gedraging te gaan vertonen) gezien als de bepalende determinant van het gedrag dat vertoond wordt. Drie concepten, te weten ‘Perceived Behavioural Control’ (PBC), attitude en subjectieve norm zijn in dit model de voorspellers van intentie.
PBC, de ervaren controle, geeft aan in welke mate een persoon gelooft dat hij werkelijk in staat is om bepaald gedrag te vertonen. Dit is vrijwel inwisselbaar met het zelfeffectiviteit‐concept van Bandura (1977, 1982), dat uitgelegd wordt als ‘oordelen over de mate waarin men bepaalde acties kan uitvoeren die noodzakelijk zijn om met toekomstige situaties om te gaan. Als het gaat om
risiconemend gedrag wordt PBC vaak gemeten door te vragen hoe groot men de kans acht een drang te weerstaan. Deze weerstand kan verschillende per situatie. Young, Oei en Crook (1991)
onderscheiden in hun ontwikkeling naar een self‐efficacy vragenlijst met betrekking tot alcohol, drie aparte factoren. Situatie, sociale druk en affect. Vragen met betrekking tot de situatie vragen naar de inschatting van weerstand om alcohol te weerstaan als men bijvoorbeeld muziek luistert of aan het lezen is. Sociale druk meet de weerstand om niet te drinken in situaties waarin bijvoorbeeld anderen aan het drinken zijn. Affect heeft betrekking op de weerstand als men zich bijvoorbeeld boos of gefrustreerd voelt (Balwin, Oei & Young, 1993).
Attitude is het afwegen van de voor‐ en nadelen die een persoon verbonden ziet aan gedrag.
Attitudes bestaan uit zogenaamde beliefs die mensen hebben over de gevolgen van bepaald gedrag.
Negatieve attitudes worden dus gevormd door negatieve beliefs over de gevolgen. Het
tegenovergestelde geldt voor positieve beliefs (Ajzen, 1991).De subjectieve norm heeft betrekking op de indruk die een persoon heeft van wat mensen in de omgeving wenselijk achten ten aanzien van gedrag en in hoeverre een persoon zich conformeert naar deze heersende opvatting, ofwel motivation to comply (Conner & Sparks, 1996).
Soms worden zogenaamde risicopercepties meegenomen als additionele variabelen in de Theory of Planned Behaviour (Brewer, Chapman, Gerard McCaul, Weinstein, 2005). Risicopercepties zijn beoordelingen die mensen maken over de eigenschappen van risico’s. Brewer et al. (2005) onderscheiden drie dimensies in risicoperceptie: kans, angst en ernst. Verschillen in risicopercepties kunnen resulteren in verschillen in risiconemend gedrag. Huidige rokers hebben bijvoorbeeld een lagere inschatting van de gezondheidsrisico’s dan mensen die zijn gestopt met roken (boney et al.
1991). Huidige rokers vertoonden bijvoorbeeld de optimistic bias. Dit is een illusionaire gedachte dat de individu minder kwetsbaar is voor gezondheidsrisico’s dan anderen.
Er is veel onderzoek gedaan naar de voorspellende waarde van de TPB. Uit meta‐analyses van de TPB blijkt dat de theorie een sterke voorspellende waarde heeft, uitgedrukt in het
variantiepercentage van intentie en gedrag (Armitage & Conner, 2001). De determinanten PBC, attitude en subjectieve norm zijn redelijk succesvol in het voorspellen van de intentie. 40% tot 60%
van de intentie wordt gezamenlijk voorspeld door deze drie determinanten. Eveneens blijkt uit de meta‐analyses dat het daadwerkelijke gedrag aanzienlijk moeilijker te voorspellen is: slechts tussen 19% en 38% van het gedrag kan worden voorspeld door de intentie.
De TPB kent een grote reeks van toepassingen, vooral gerelateerd aan gezondheid. Roken en alcoholgebruik zijn vaak onderzocht (Higgins & Connor, 2003; Norman, Bennet & Lewis, 1998), maar ook naar verkeers‐ seksueel en zonbeschermend gedrag zijn verscheidene studies gedaan (Connor et al., 2007; Bennett & Bozionelos, 2000; White et al., 2008). Met betrekking tot ED consumptie is de TPB echter nog niet getest. Dat de consumptie van energiedranken pas sinds kort bestempeld wordt als risicovol, zal waarschijnlijk de belangrijkste oorzaak hiervan zijn. Dit onderzoek zal zich richten op de relaties tussen persoonlijkheid, de Theory of Planned Behaviour, energiedrank consumptie en ander risiconemend gedrag.
1.5 Model
De bovengenoemde determinanten van gedrag (Persoonlijkheid en de TPB) zijn dus meerdere malen
succesvol met risiconemend gedrag in verband gebracht. Dit onderzoek zal de vraag behandelen of
deze verbanden ook gelden met betrekking tot de consumptie van energiedranken. Ook zal de
aandacht uitgaan naar een eventuele relatie tussen ED consumptie en ander risiconemend gedrag.
Cognities:
Attitudes:
Beliefs
Risicopercepties Perceived Behavioural
Control Ander
Risiconemend Gedrag
Energiedrank Consumptie
Neuroticisme
Sensation
1.6 Hypothesen
Er zal worden gekeken naar een eventuele relatie tussen persoonlijkheid en ED consumptie en ander risiconemend gedrag evenals een relatie de TPB en ED consumptie. Verwacht wordt dat sensation seeking significant en positief samen hangt met ED consumptie, alcohol consumptie en drugsgebruik.
Deze verwachting komt voor uit de verschillende onderzoeken waarin sensation seeking werd geassocieerd met risiconemend gedrag. Neuroticisme wordt verwacht positief samen te hangen met rookgedrag en alcohol consumptie maar negatief met ED consumptie. Neuroticisten hebben de neiging om op het negatieve te focussen. Ze stellen zich vaak bezorgd en angstig op (Costa & McCrae, 1995). Deze bezorgde houding en aandacht voor het negatieve zou kunnen zorgen voor zorgelijke negatieve houding tegenover energriedranken. Er wordt geen verband verwacht tussen
drugsgebruik en neuroticisme.
De hierboven uitgesproken verwachtingen gingen voornamelijk over de relaties tussen persoonlijkheid, ED consumptie en ander risiconemend gedrag. Nu volgen verwachtingen met betrekking tot de relaties tussen persoonlijkheid en de TPB. Mensen die hoog scoren op sensation seeking zullen meer sensatie en gezelligheid verwachten van energiedranken. Neuroticisme hangt positief samen met negatieve beliefs ten aanzien van de effecten van energiedranken. Mensen die hoog scoren op neuroticisme zullen dus een negatievere houding hebben tegenover energiedranken.
Ook wordt de inschatting van de kans, ernst en angst die risico’s van energiedranken met zich meebrengen gemeten. Van mensen die hoog scoren op sensation seeking wordt verwacht dat zij lagere inschattingen maken van de kans, ernst en angst met betrekking tot eventuele risico’s van energiedranken. Sensation seekers hebben vaak minder oog voor de risico’s die bepaald gedrag met zich meebrengen (Zuckerman, 1994). Bij proefpersonen die hoog scoren op neuroticisme wordt het tegenovergestelde effect verwacht. Deze mensen zullen juist sterke negatieve inschattingen maken met betrekking tot de risico’s.
Over de relatie tussen de TPB en ED consumptie zijn de volgende hypothesen opgesteld.
Proefpersonen die er beliefs op nahouden dat energiedranken concentratie en prestatie met zich meebrengen zullen meer energiedranken consumeren. Dit geldt ook voor mensen die verwachten dat energiedranken een prettige sensatie en gezelligheid met zich meebrengen. Als de smaak als positief wordt ervaren zal dit significant samenhangen met ED consumptie. Verwachtingen van een negatieve smaak en negatieve effecten voor het lichaam hangen negatief samen met ED consumptie.
Ook zorgen hogere inschattingen van de kans, ernst en angst van de risico’s voor een lagere ED
consumptie. Tevens wordt voorspeld dat alle drie de onderdelen van de PBC (sociaal, negatief affect
en situatie) negatief samenhangen met ED consumptie. Ten slotte wordt verwacht dat er tussen een
2. Methoden 2.1 Proefpersonen
Bij het huidige onderzoek werd gebruik gemaakt van de survey‐methode. Voor het verzamelen van respondenten is de convenience sampling methode en de snowball sampling methode gebruikt. Een digitale vragenlijst bestaande uit 99 items werd verspreid onder vrienden en bekenden van de studenten. Dit vond plaats via sociale netwerksites (Facebook en Hyves) en e‐mail. Daarnaast zijn er ook door persoonlijke benadering proefpersonen bereid gevonden de vragenlijst in te vullen.
Aangezien er gebruik is gemaakt van sociale netwerksites, kan niet precies vastgesteld worden hoeveel mensen op de hoogte waren van de mogelijkheid de vragenlijst in te vullen. Vooraf werden de proefpersonen door middel van een introductietekst in het survey‐programma (Thesistools) geïnformeerd over de globale inhoud van de vragenlijst, maar niet over het doel van het onderzoek.
Deelname aan het onderzoek leverde de proefpersonen geen beloning op. In totaal zijn 130 mensen begonnen aan de vragenlijst, van dit aantal hebben 32 mensen de vragenlijst niet volledig ingevuld.
Deze respondenten zijn verwijderd alvorens de hypotheses werden getest.
2.2 Demografische variabelen
Van alle respondenten (N= 130) bleven uiteindelijk 101 mensen over die de vragen over de demografische factoren volledig beantwoord hebben. Er werd achtereenvolgens naar geslacht, leeftijd, levenssituatie en relatie status gevraagd. De groep respondenten bestond uit 58 mannen (57%) en 43 vrouwen (43%). De gemiddelde leeftijd bedroeg 23. Van de respondenten studeerden er 40 (40%), 36 (36%) van de respondenten werkten, 16 (16%) werkten en studeerden. Verder hebben 9 respondenten (9 procent) ‘anders’ ingevuld. De leeftijd van de respondenten varieerde van 14 tot 34 jaar (M=22.8; SD=4.04). 48 respondenten (48%), hadden een vaste partner; 53 (52%) niet.
2.3 Instrumenten
Alvorens werd begonnen aan het daadwerkelijke onderzoek, werd geïnventariseerd wat de attitudes over energiedranken waren en in welke situaties energiedranken werden geconsumeerd. Dit
vooronderzoek had de vorm van tien semigestructureerde interviews onder bekenden van de onderzoekers, waarvan bekend was dat zij regelmatig energiedranken consumeerden. In dit
interview werden vragen gesteld als: ‘In welke situaties neemt u energiedranken?’ en ‘Wat zijn voor
u de voordelen van energiedranken?’. Dit vooronderzoek resulteerde in een meer gerichte manier
van items ontwikkelen. Geen van de mensen die aan het vooronderzoek meewerkten hebben de
uiteindelijke vragenlijst ingevuld.
2.3.1 Attitudes
In het onderzoek is gebruik gemaakt van verschillende vragenlijsten. De eerste reeks vragen, gebaseerd op de Theory of Planned Behaviour (Ajzen, 1991) was gericht op het ontdekken van specifieke beliefs ten aanzien van energiedranken. De schaal over de verwachtingen bestond in totaal uit 16 items. Bij elk van deze items werd gebruik gemaakt van een 5‐punts‐Likert schaal die liep van ‘Zeker niet’ tot ‘Zeker wel’. Proefpersonen konden hierbij aangeven in hoeverre ze bepaalde effecten van energiedranken verwachtten. De vragen zijn aan de hand van kennis uit het
vooronderzoek, de literatuur en de gevonden alpha’s opgedeeld in twee distinctieve constructen en een aantal losse items. De items uit het eerst gevonden construct vroegen de respondenten naar beliefs betreffende effecten van energiedranken op de concentratie en werk‐ en studieprestaties.
Voorbeelditems zijn: ‘het verbetert mijn concentratie’ en ‘het zorgt ervoor dat ik langer door kan’. De gevonden cronbach’s α voor dit construct bedroeg 0.82. De items uit het tweede construct richtten zich vooral op verwachtingen met betrekking tot prettige sensaties en gezelligheid. Voorbeelditems:
‘Ik kan langer blijven dansen’. ‘Het brengt meer gezelligheid’. Cronbach’s α: .75. Als de relaties met ED consumpties tussen deze verbanden verschillen dan kan men zien met welke intentie mensen ED consumeren. Is het puur voor de boost op zich? Of heeft de boost een functioneel aspect? Een aantal items konden niet bij of als een construct worden verenigd en zullen apart geanalyseerd worden. De losse items vroegen naar beliefs betreft smaak, gebit aantasting en effecten van cafeïne en suiker op het lichaam. Een voorbeeld van deze losse items: ‘De suikers zijn slecht voor mijn lichaam’
2.3.2 Risicoperceptie
Naast de verwachtingen werd ook gevraagd naar de risicopercepties ten aanzien van
energiedranken. De vragenlijst over de risicopercepties bevatte in totaal 9 items. Bij alle vragen werd gebruikt gemaakt van een 5‐punts‐Likert schaal die liep van ‘helemaal mee oneens’ tot ‘helemaal mee eens’. Er is gebruik gemaakt van de indeling van Brewer et al. (2005). Respondenten werden gevraagd aan te geven in hoeverre ze de kans, de ernst en de angst inschatten van
gezondheidsrisico’s tengevolge van ED consumptie. De vier onderdelen die vroegen naar percepties van kans konden waren als construct te verenigen. Voorbeeldstellingen zijn ‘het drinken van
energiedranken kan ernstige gevolgen met zich mee brengen’ en ‘de kans dat ik dik wordt van het drinken van energiedranken acht ik groot’. De betrouwbaarheid van dit construct bedroeg α: 0.71.
De onderdelen met betrekking tot ernst en angst zullen als losse items worden behandeld.
Respectievelijke voorbeelditems zijn: ‘Ik vind het ernstig als ik door het drinken van energiedranken
gaatjes in mijn gebit krijg’ en ‘Ik maak mij zorgen om mijn gebit als ik energiedranken neem’.
2.3.3 Perceived Behavioural Control
Eveneens uit de Theory of Planned Behaviour komt het concept Perceived Behavioural Control. In het onderzoek betekende dit in hoeverre proefpersonen in bepaalde situaties het nemen van meer dan één blikje energiedrank daadwerkelijk konden weerstaan als zij zich dit voorgenomen hadden.
Om dit construct te meten werden in totaal 12 (aangepaste) vragen gebruikt uit de vragenlijst van Young, Oei en Crook (1991), waarbij sprake was van een indeling van items op basis van drie mogelijke invloedfactoren: ‘negatief affect’, ‘sociale druk’ en de situatie waarin men zich zou bevinden. Deze indeling is behouden gebleven en de constructen sociaal, negatief affect en situatie hebben respectievelijk een betrouwbaarheid van: α= 0.80, α=0.87 en α=0.85. Voorbeelden van gebruikte onderdelen waren: ‘Wanneer mijn vaste vriend/vriendin het drinkt’ (sociale omgeving),
‘Wanneer ik moet leren voor een tentamen’ (situatie) en ‘Wanneer ik mij gefrustreerd voel’ (negatief affect). De totale hoeveelheid items in deze schaal bedroeg 12 en bij elk van deze vragen werd gebruik gemaakt van een 4‐punts‐Likert schaal die liep van ‘Zeker niet weerstaan’ tot ‘Zeker weerstaan'.
2.3.4 Neuroticisme
Om neuroticisme te meten werd gebruik gemaakt van de ‘NEO Five Factor Inventory’ (NEO‐FFi) Deze lijst bestond uit 12 vragen en bij elk van deze vragen werd gebruik gemaakt van een 5‐punts‐Likert schaal die liep van ‘Helemaal Oneens’ tot ‘Helemaal Eens’. Voorbeelditems uit de NEO‐FFI waren:
‘Wanneer ik onder grote spanning sta, heb ik soms het gevoel dat ik er aan onderdoor ga’.
Cronbach’s α voor Neurotiscisme bedroeg 0.86.
2.3.5 Sensation Seeking
Om sensation seeking te meten is gebruik gemaakt van de ‘Substance Use Risk Profile Scale’ (SURPS) (Woicik, Stewart, Pihl & Conrod, 2009). Deze vragenlijst is ontworpen om persoonlijk risico bij middelengebruik en/of ‐misbruik te meten. De SURPS bestaat uit vier risicodimensies, te weten:
‘Introversion/Hopelessness’ (Introversie/Hopeloosheid), ‘Impulsivity’ (Impulsiviteit), ‘Sensation Seeking’ (Sensatiezucht) en ‘Anxiety Sensitivity’ (Angstgevoeligheid). De dimensie ‘ Sensation Seeking’ werd geselecteerd uit de vier dimensies omdat deze het beste aansloot op de
onderzoeksvragen. De Sensation Seeking vragenlijst bestond uit 6 items, gemeten op een 5‐punts‐
Likert schaal. Naast het meten van de rol van ‘Sensation Seeking’ als persoonlijkheidskenmerk, vertelt deze sensation seeking schaal ook iets over de motivaties van middelenmisbruik. De sensation seeking dimensie is exclusief geassocieerd met positive reinforcement motives. Positive
reinforcement doelt op een versterking van de verslaving ten gevolge van de hedonische effecten die
bepaalde substanties met zich meebrengen. Als er in dit onderzoek een link gevonden wordt tussen deze meting van sensation seeking en ED consumptie, kan dit meer licht werpen op de onderliggende beweegredenen van mensen om energiedrank te drinken. Een voorbeeld van een item dat gebruikt werd is: ‘Ik zou graag parachute springen’ Cronbach’s α voor deze schaal bedroeg 0.704.
2.3.6 Mate van ED consumptie en ander risiconemend gedrag.
Mensen konden op een 5‐punts‐Likert schaal aangeven hoeveel energiedranken zij per maand/week consumeerden. Deze schaal liep van 1=nooit tot 5=iedere dag en is dus een frequentiemaat. Op dezelfde manier werd gevraagd naar de hoeveelheid tabak, softdrugs en harddrugs. Om aan te geven hoeveel alcohol men in de week dronk konden proefpersonen het aantal glazen invullen.
2.4 Procedure
Als mensen er voor kozen om deel te nemen aan het onderzoeken konden zij op de vermelde link klikken. Hier werd als eerst kort uitgelegd dat het onderzoek over energiedranken ging en wat hier precies onder werd verstaan. Vermeldt werd dat alle antwoorden anoniem verwerkt zouden worden.
De vragenlijst begon met de demografische variabelen en werd gevolgd door de beliefs, risicopercepties, PBC, de mate van risiconemend gedrag inclusief ED consumptie en uiteindelijk werden de persoonlijkheidsvragen. Op het einde was er ruimte voor eventuele op‐ of aanmerkingen.
2.9 Data‐analyse
Alle data zijn verwerkt in SPSS. Om tot de bovengenoemde alpha’s te komen zijn
betrouwbaarheidsanalyses uitgevoerd. Descriptieve statistieken zijn gebruikt om gemiddelden en standaarddeviaties te berekenen. Om te kijken of het verschil in ED consumptie tussen man en vrouwen significant was is een One‐Way ANOVA uitgevoerd. Vervolgens werd er correlationeel onderzoek gedaan naar de verbanden tussen de besproken concepten. Voor losse items zijn Spearman correlaties gebruikt en voor constructen is gebruik gemaakt van Pearson correlaties.
Vervolgens is er een hiërarchische regressieanalyse uitgevoerd om het model uit de inleiding te testen. Achteraf is nog gebruik gemaakt van de indepented‐samples T‐test om te kijken of ‘nooit’ en
‘ooit’ gebruikers van energiedranken van elkaar verschilden op de meting van sensation seeking.
3. Resultaten
3.1 Demografische variabelen
Van de 101 respondenten zijn 48 (48%) man en 53 vrouw (56%). De gemiddelde score van mannen op ED consumptie is 2,50 met een standaarddeviatie van 1,11. Voor de vrouwen is dit gemiddelde lager (2,09) met een standaarddeviatie van 1.17. Om te kijken of dit verschil significant was is een One‐Way ANOVA uitgevoerd. Deze wees uit dat er geen significant verschil is tussen de ED
consumptie van mannen en vrouwen., F(1, 99) = 3,19, p = ,77. Mannen scoren op de vraag over roken gemiddeld 2.54 met een standaarddeviatie van 1,71. Voor vrouwen was dit 2,13 en 1,69.
Mannen dronken gemiddeld 13 glazen per week en de standaarddeviatie betrof 8,89. Vrouwen dronken 5 glazen in de week met een standaarddeviatie van 5,74. De harddrugs consumptie was laag voor beide groepen. Er worden dus geen hoge correlaties verwacht ten aanzien van harddrugs consumptie. In tabel 1 is te zien welke op welke ander risico nemend gedrag man en vrouw verschillen.
Tabel 1.
Gemiddelden en Standaarddeviaties voor mannen en vrouwen ten opzichte van risiconemend gedrag.
Man Vrouw M SD M SD
Energiedrank 2,50 1,11 2,09 1,17 Roken 2,54 1,74 2,13 1,69 Alcohol 13,42 8,89 5,25 5,74 Softdrugs 2,40 1,33 1,45 ,91 Harddrugs 1,40 ,67 1,06 ,23
Schaal Categorieën: (1‐5) *Alcohol heeft een quanity scale.
De antwoordfrequentie die te zien is in figuur 1 is gebaseerd op de vraag: “Hoe vaak neem je een blikje energiedrank?”
Figuur 1. Frequentie van ED consumptie.
3.2 Persoonlijkheid in directe relatie met Risiconemend gedrag.
Als eerste is gekeken naar de directe relatie tussen persoonlijkheid en risiconemend gedrag. Een hoge score op sensation seeking leidde niet (zoals verwacht) tot een hogere consumptie van energiedranken. Opvallend genoeg bleek sensation seeking van alle risiconemende gedragingen het minst te correleren met energiedranken. De hypothesen dat neuroticisme een positief verband zou hebben met rookgedrag, alcoholconsumptie en een negatief verband met ED consumptie zijn niet bevestigd. Hoewel neuroticisme wel negatief gecorreleerd is aan ED consumptie is deze relatie niet significant. Gelijktijdig werd voorspeld dat neuroticisme geen verband zou vertonen met
drugsgebruik. De huidige data bevestigt deze voorspelling. Verwacht werd dat sensation seeking een significant, positief verband zou hebben met alcohol en drugsconsumptie. Dit is gedeeltelijk
bevestigd. Een hoge score op sensation seeking is significant gerelateerd aan een hoge alcohol en
softdrugs consumptie. Respectievelijke overschrijdingskansen: p < 0,05, p < 0,01. De correlaties zijn
weergegeven in tabel 2.
Tabel 2
Spearman correlaties tussen persoonlijkheid en risiconemend gedrag.
Sensation Seeking Neuroticisme
Energiedrank ,04 ‐,15
Roken ,15 ,04
Alcohol ,22* ‐,15
Softdrugs ,35** ‐,08
Harddrugs ,14 ‐,05
Notitie. *p < 0.05, ** p < 0.01 (tweezijdig)
3.3 Persoonlijkheid in relatie met The Theory of Planned Behvaiour.
Er werd verwacht dat mensen die hoger zouden scoren op sensation seeking de kans van eventuele risico’s lager zouden schatten. De data bevestigt dit, p < 0,05. Voor neuroticisme werd het
tegenovergestelde verwacht. Mensen die neurotischer zijn hebben een negatievere kijk op dingen en zullen dus de kans van eventuele risico’s hoger schatten. Ook deze hypothese werd bevestigd, p <
0,05. In tabel 3 zijn alle inter‐correlaties van de TPB constructen en persoonlijkheid te zien. Vooraf werd verwacht dat sensation seekers significant meer sensatie en gezelligheid verwachten van het drinken van energiedranken. De huidige data bevestigt deze voorspelling niet. Opvallend is dat de beliefs betreft prettige sensatie en concentratie allebei negatief samenhangen met de drie dimensies van PBC. Ook de relatie tussen het construct ‘kans’ en de PBC dimensie ‘sociaal’ springt in het oog.
Mensen die dus moeite hebben ED te weerstaan in sociale situaties schatten de kans van de risico’s wel hoger in.
Tabel 3
Pearson inter‐correlaties persoonlijkheid en TPB constructen.
M SD 1 2 3 4 5 6 7 8 1.SS 19,56 4,96 ‐,16 0,49 ,10 ‐,24* ‐,09 ‐,14 ,03 2.Neuro 29.96 8,65 ‐,02 ‐,13 ,25* ‐,14 ‐,04 ,12 3.Prestatie 10,74 3,58 ,79** ‐,13 ‐,25* ‐,29** ‐,33**
4.Sensatie 12,95 3,98 ‐,14 ‐,23* ‐,28** ‐,41**
5.Kans 12,70 3,45 ,001 ,25* ,08 6.PBCNeg 14,39 2,49 ,59** ,73**
7.PBCSoc 9,71 2,34 ,65**
8. PBCSit 10,12 2,17
Notitie. *p < 0.05, ** p < 0.01 (tweezijdig)De hypotheses betreffende de smaak, de negatieve effecten op het lichaam en de inschatting van angst en ernst zullen worden geanalyseerd aan de hand van losse items. Zoals voorspeld blijkt dat sensation seeking een negatieve relatie heeft met het item; “hartkloppingen krijgen door het drinken van energiedranken vind ik niet ernstig”. Sensation seekers beschouwen dit dus significant als minder ernstig, p < 0,05. Daarnaast zijn geen van de persoonlijkheidskenmerken in verband gebracht met een van de losse items. Wel zijn de losse items zelf soms gecorreleerd. Zo is de verwachting dat energiedranken slecht zijn voor het gebit sterk gecorreleerd met andere items die energiedranken als schadelijk zien: “De suikers zijn slecht voor mijn lichaam”, “De cafeïne is slecht voor mijn lichaam” ,
“De suikers maken mij dik” en “Het zorgt voor onrust in mijn lichaam”. Respectievelijke
overschrijdingskansen van p < 0.01, p < 0,05, p < 0,01, p < 0,01. De inter‐correlaties staan in tabel 5.
3.4 The Theory of Planned Behaviour in relatie met ED consumptie.
De relatie tussen persoonlijkheid en ED consumptie is reeds benaderd. De huidige analyses richten zich op de eventuele relaties tussen verschillende onderdelen van de TPB en de mate van ED consumptie. Als eerste werd voorspeld dat verwachtingen van prestatie en concentratie evenals verwachtingen van sensatie en gezelligheid positief gerelateerd zouden zijn aan de mate van ED consumptie. De data bevestigt deze verwachtingen. Er bestond een significante relatie tussen het prestatie/concentratie construct en de mate waarin deze mensen energiedranken drinken, p < 0,01.
Eveneens werd deze relatie gevonden bij mensen die sensatie en gezelligheid verwachten van energiedranken, p < 0,05. De hypothese dat grotere inschattingen van de kans met betrekking tot eventuele risico’s negatief zou samenhangen met de mate van ED consumptie is niet uitgekomen.
Het construct ‘kans’ bleek niet significant te correleren met de hoeveelheid energiedranken. Ook werd de hypothese dat alle drie de PBC onderdelen negatief met ED consumptie zouden
samenhangen bevestigd. PBC Sociaal, P < 0,01. PBC Situatie, p < 0,01. PBC Negatief affect, p < 0,01.
Dit betekent dat mensen meer moeite hebben ED te weerstaan in situaties waarin bekenden ED drinken, in situaties waarin er gesport of gestudeerd moet worden en in situaties waarin men negatief affect ervaart. De rest van de correlaties zijn te vinden in tabel 4
Tabel 4.
Spearman correlaties voor ED hoeveelheid.
M SD ED Consumptie
1.Prestatie 10,74 3,58 ,32**
2.Sensatie 12,95 3,98 ,25*
3.Kans 12,70 3,45 ‐,11
4.PBCSociaal 9,71 2,34 ‐,31**
5.PBCSitu 10,12 2,17 ‐,37**
6.PBCNeg 14,39 2,49 ‐,37**
Notitie. *p < 0.05, ** p < 0.01 (tweezijdig)
Vervolgens is de relatie tussen ED consumptie en de losse items onderzocht. In hoeverre wordt ED consumptie beïnvloed door negatieve beliefs over effecten op het lichaam en negatieve
inschattingen van angst en ernst met betrekking tot risico’s van energiedranken? De inter‐correlaties zijn in de onderstaande tabel weergegeven. De beliefs dat energiedranken het gebit aantasten en dat het zorgt voor onrust in het lichaam zijn beide negatief gerelateerd aan de mate van ED consumptie.
Respectievelijk, p < 0,05, p < 0,01. Verwachtingen als: “De cafeïne is slecht voor mijn lichaam”, “De
suikers zijn slecht voor mijn lichaam”, “De suikers maken mij dik”, bleken geen relatie te hebben met
met de hoeveelheid energiedranken die geconsumeerd werd. Tevens bleek zoals verwacht dat een
beoordeling van de smaak als vies negatief gecorreleerd is aan ED consumptie ( p < 0,01). Een lekkere
smaak zorgde uiteraard voor het tegenovergesteld effect ( p < 0,01). De angst en ernstpercepties ten
aanzien van het gebit hebben beide een negatief verband met ED consumptie. De ernstperceptie van
suikerziekte en hartklopping had geen significante invloed
Tabel 5
Spearman inter‐correlaties ED consumptie en losse items betreffende: smaak, negatieve effecten voor het lichaam plus angst en ernst risico’s.
M SD 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 1. ED Hoeveelheid. 2,29 1,152 ‐,24* ,17 ‐,03 ‐,12 ‐.36
** ‐,44
** ,62
**‐,18 ‐,39
**‐,20
*‐,04 ‐,14 2. Aantasting gebit 4,44 ,740 ,47
**,24
*,26
**,26
**,13 ‐,27
** ,06 ,32
**,17 ,06 ,18 3. Suikers slecht voor lichaam 3,13 ,966 ,17 ,41
**,24
*,17 ‐,07 ,14 ,35
**,23
*,20
*,08 4.Caffeine slecht lichaam 3,05 1,27 ‐,02 ,12 ,09 ‐,02 ,02 ,06 ,12 ,12 ,05
5. Suikers maken mij dik 3,46 1,36 ,02 ,07 ,02 ,12 ,10 ,15 ,13 ,08 6.Onrust in lichaam 3,07 1,18 ,24
*‐,31
*,29
**,38
**,09 ,07 ,002 7.Vieze smaak 3,04 1,32 ‐,58
**,02 ,23
*,17 ,02 ,03 8.Lekkere smaak 2,80 1.33 ‐,12 ‐,30
**‐,21
*,01 ‐,14
9. Angst negatieve gevolgen 1,96 1,02 ,40
** ,06 ,08 ,12
10. Angst gebit 3,41 1,26 ,30
**,19 ,03
11. Ernst gebit 4,27 ,874 ,26
**,23
*12.Ernst suikerziekte 4,34 ,952 ,30
**13. Ernst hartkloppingen 4,50 ,890
Notitie. *p < 0.05, ** p < 0.01 (tweezijdig). De losse items zijn hier kernachtig weergegeven wegens overzichtelijkheid van de tabel. Voor volledige items zie bijlage
3.5 ED consumptie in relatie met ander risiconemend gedrag.
De focus van dit onderzoek richtte zich niet alleen op de determinanten van energiedrank gebruik maar ook op de vraag of de consumptie van energiedranken misschien samen gaat met ander risiconemend gedrag. De hoeveelheid ED consumptie is gerelateerd aan de hoeveelheid tabak, alcohol, softdrugs en harddrugs. Van te voren werd verwachte een significant verband te zien tussen ED consumptie en alle andere vormen van risiconemend gedrag. Er werd een significant verband gevonden tussen de mate waarin men rookt en de mate waarin men energiedranken consumeert.
Dit zelfde verband werd gevonden met betrekking tot softdrugs. Dezelfde associatie werd niet gerepliceerd ten aanzien van alcohol en harddrugs. Wel is de hoeveelheid roken positief gerelateerd aan de hoeveelheid softdrugs en harddrugs ( respectievelijk, p < 0,01, p < 0,05). Dit geldt ook voor alcohol (p < 0,01, p < 0,01). Ten slotte zijn softdrugs en harddrugs sterk positief gecorreleerd, p <
0,01. Verdere correlaties zijn te vinden in de onderstaande tabel.
Tabel 6.
Spearman inter‐correlaties Risiconemend gedrag inclusief ED consumptie.
M SD 1 2 3 4 5 1.ED 2,29 1,15 ,28** ,18 ,29** ,13 2. Roken 2,33 1,71 ,18 ,47
**,21
*3. Alcohol 9,17 8,45 ,38
**,26
**4. Softdrugs 1,90 1,22 ,46
**5. Harddrugs 1,22 ,52
Notitie. *p < 0.05, ** p < 0.01 Schaal Categorieën: (1‐5) (tweezijdig) *Alcohol hoeveelheid heeft een quantity‐scale.
3.6 Hiërarchische Regressieanalyse
Om het model uit de inleiding te testen is er een hiërarchische regressieanalyse uitgevoerd. In drie Blocks zijn opeenvolgend de componenten uit het model toegevoegd. In Block 1 werden
neuroticisme en sensation seeking toegevoegd. Samen verklaren de persoonlijkheidsdimensies 2%
van de variantie in ED consumptie. De aparte beta’s voor sensation seeking en neuroticisme laten zien dat de dimensies apart nauwelijks voorspellende waarde bezitten.
Het opnemen van de drie cognitie componenten in Block 2 te weten: attitudes, risicopercepties en PBC zorgde voor een stijging in verklarende waarde van 18%. Een blik op de bèta’s laat zien dat sensation seeking in Block 2 nog minder voorspellende waarde heeft. Van de cognities blijkt PBC als enige een significante toevoeging te hebben, P <,05. PBC voorspelt een lagere ED consumptie. Dit komt overeen met de bivariate analyse waarin PBC ook de sterkste verbanden toonde met ED consumptie. Opvallend is dat attitudes nauwelijks voorspellende waarde blijken te hebben terwijl uit de correlaties blijkt dat er wel degelijk verbanden bestaan tussen verschillende attitudes en ED consumptie. Uit de bivariate analyse bleek dat roken en softdrugs consumptie significant
samenhingen met ED consumptie. Deze zijn in het derde Block meegenomen. Het opnemen van deze componenten verklaarde een verdere 8% van variantie in ED consumptie. De bèta’s van de
persoonlijkheidsdimensies en cognities veranderen nauwelijks. PBC blijft de grootste voorspeller.
Softdrugconsumptie is een grotere voorspeller van ED consumptie dan roken. Beide voorspellers zijn niet significant. De resultaten zijn te zien in tabel 7.
Tabel 7.
Hiërarchische regressieanalyse met ED consumptie als afhankelijke variabele.
R2 ∆R2 Beta
Block 1
a,022
Sensation seeking ,07
Neuroticisme ‐,12
Block 2
b,20* ,18*
Sensation seeking ,02
Neuroticisme ‐,13
Attitudes ,03
Risicopercepties ‐,14
PBC ‐,38*
Block 3
c,28 ,08
Sensation seeking ‐,05
Neuroticisme ‐,13
Attitudes ,06
Risicoperceptie ‐,12
PBC ‐,37*
Roken ,15
Softdrugs ,21
a Block 1 = Persoonlijkheid. b Block 2 = Cognities. c Block 3 = Roken/softdrugs.
* p < .05