• No results found

Persoonlijkheid en de Theory of Planned Behaviour als determinanten van de consumptie van energie dranken en de invloed van deze dranken op ander risiconemend gedrag

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Persoonlijkheid en de Theory of Planned Behaviour als determinanten van de consumptie van energie dranken en de invloed van deze dranken op ander risiconemend gedrag"

Copied!
45
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Universiteit van Twente 

 

 

Bachelorthesis   

Persoonlijkheid en de Theory of Planned Behaviour als 

determinanten van de consumptie van energie dranken en de invloed  van deze dranken op ander risiconemend gedrag. 

   

       

Opdrachtgever: Universiteit Twente Faculteit: Gedragswetenschappen

Opleiding: Psychologie Bachelorspecialisatie: Veiligheid & Gezondheid Datum: 26 januari 2011 Plaats: Enschede, Nederland

Begeleiders: Dr. M. Kuttschreuter & Dr. M. Pieterse

  Auteur:       Reinoud Tiel Groenestege 

Studentnummer:    S0151629

(2)

 

Samenvatting   

Dit onderzoek richt zich op het ontdekken van determinanten van energiedrank (ED) consumptie. 

Onderzocht wordt of persoonlijkheid en onderdelen van de Theory of Planned behaviour significant  gerelateerd zijn aan ED consumptie. Qua persoonlijkheid betrof dit neuroticisme en sensation  seeking. Uit de Theory of Planned Behaviour (TPB) werden drie onderdelen bestudeerd, te weten  attidudes, perceived behavioural control (PBC) en risicopercepties. Er werd ook gekeken of er  significante relaties bestonden tussen de persoonlijkheidsdimensies en de verschillende onderdelen  van de TPB. Ten slotte is de relatie tussen ED consumptie en ander risiconemend gedrag 

geanalyseerd. Om de persoonlijkheidsdimensies van neuroticisme en sensation seeking te meten zijn  respectievelijk de Neo Five Factor Inventory  (NEO‐FFI) en de Substance use risk profile scale (SURPS)  gebruikt. Om de onderdelen van de TPB te operationaliseren is een vooronderzoek uitgevoerd. De  resultaten daaruit evenals vragenlijsten uit de literatuur zijn gebruikt om de vragenlijsten voor  attitudes, risicopercepties en PBC te ontwikkelen. De vragenlijsten zijn verspreid doormiddel van  sociale netwerksites (Facebook en Hyves) en ook door het verzenden van e‐mails. 

Er werd voorspeld dat sensation seeking positief zou samenhangen met ED consumptie. 

Neuroticisme werd verwacht negatief samen te hangen met ED consumptie. Beide hypothesen zijn  niet door de gevonden data bevestigd. Zoals van te voren werd voorspeld zijn verschillende  onderdelen uit de TPB  significant gerelateerd aan ED consumptie. Als mensen bijvoorbeeld een  boost in prestatie of in gezelligheid van energiedranken verwachten is dit positief gerelateerd aan ED  consumptie. Verder bleken beliefs met betrekking tot smaak, de mate van onrust die het in het  lichaam opwekt en aantasting van het gebit gerelateerd te zijn aan ED consumptie. Ook werd PBC  significant gerelateerd aan ED consumptie. Er bestonden significante relaties tussen ED consumptie,  tabaksconsumptie en softdrugconsumptie. Uit de data kan geconcludeerd worden dat ED 

consumptie waarschijnlijk een functioneel karakter heeft. Het lijkt erop dat mensen het voornamelijk  drinken om een bepaald doel te bereiken (langer studeren, autorijden of dansen). 

 

(3)

 

Inhoudsopgave   

1. Inleiding 

1.1 Historie………p.4  1.2 Controverse……….……p.4  1.3 Persoonlijkheid……….……….p.6  1.4 Theorie……….…………p.7  1.5 Model……….…………p.9  1.6 Hypothesen……….………..p.10 

2. Methoden                               

2.1Proefpersonen……….p.11  2.2 Demografische Variabelen……….p.11  2.3 Instrumenten………p.11  2.3.1 Attitudes……….…….p.12  2.3.2 Risicopercepties………..………..…p.12  2.3.3 Perceived Behavioural Control………..……….p.13  2.3.4 Neuroticisme………..……….p.13  2.3.5 Sensation Seeking……….……p.13  2.3.6 Mate van de energiedrank consumptie en ander risiconemend gedrag………..…p.14  2.4 Procedure………p.14  2.5 Data‐analyse……….p.14   

3. Resultaten                        

3.1 Demografische variabelen………....p.15  3.2 Persoonlijkheid in relatie met risiconemend gedrag……….……….p.16  3.3 Persoonlijkheid in relatie met The Theory of Planned Behvaiour………..……..………...p.17  3.4 The Theory of Planned Behaviour in relatie met ED consumptie………..………p.19  3.5 ED consumptie in relatie met ander risiconemend gedrag………..……….p.22  3.6 Hiërarchische regressieanalyse………..p.23  4.Discussie………..….…p.25  5.Referenties…………..………p.29  6.Bijlage……….………..p.33   

               

 

(4)

1. Inleiding  1.1 Historie 

Sinds de introductie van Red Bull in 1987 in Oostenrijk en in 1997 in de V.S. zijn er honderden  verschillende cafeïnehoudende drankjes op de markt gekomen. Johnson (2006) concludeerde dat er  sinds de introductie van Red Bull in 2006, 500 nieuwe merken op de markt waren verschenen. De  verzamelnaam voor deze drankjes is energiedrank (ED). Het essentiële, stimulerende ingrediënt van  deze drankjes is cafeïne. De hoeveelheid cafeïne in deze drankjes varieert van 50 tot 505 mg per fles  of blikje (Reissig, Strain & Griffiths, 2009). Bij de marketing van energiedranken wordt veel 

ingespeeld op de verkwikkende, positieve, versterkende effecten die het drankje zogenaamd bezit  (Reissig et al. 2009) Een voorbeeld hiervan is de slagzin van Red Bull: “het geeft je vleugels”. De  marketingstrategieën van merken als Red Bull richten zich voornamelijk op adolescenten en jonge  volwassenen (Arria et al. 2010). De associatie die Red Bull op probeert te wekken is die met extreme  sporten als snowboarden, base jumping en bergbeklimmen. Een derde van de marketinguitgaven  gaat naar sport sponsorschappen (Miller, 2008).  

 

1.2 Controverse 

 Door de jaren heen is er veel controverse ontstaan over de eventuele risico’s van deze drankjes. Er is  een groeiende hoeveelheid aan onderzoeken die zowel positieve als negatieve gevolgen van ED  consumptie tonen. Alford, Cox & Wescott (2001) vonden dat het drinken van Red Bull resulteerde in  een significante verkorting van de reactietijd. Ook werd geconcludeerd dat de proefpersonen die Red  Bull dronken, tegenover de controle groep (die water dronk) een hoger aerobisch 

uithoudingsvermogen hadden. Tevens resulteerde Red Bull in een betere stemming, betere  concentratie en een betere prestatie op een geheugentest. In weer een ander onderzoek 

rapporteerden proefpersonen in een studie van Seidl, Peryl, Nicham & Hauser (2000) een hogere  mate van welzijn na het drinken van Red Bull.  

Niet alle geluiden zijn zo positief. Volgens Reissig et al. (2009) kan ED consumptie zorgen voor 

een verhoogd risico op cafeïne‐intoxicatie. Cafeïne‐intoxicatie (ook wel cafeïne overdosis genoemd) 

is onderhand een erkend syndroom in de DSM‐IV‐TR. Symptomen zijn: nervositeit, trillingen, 

rusteloosheid en slaapproblemen. Energiedranken verhogen dus het risico op dit syndroom. Reissig 

et al. (2009) geven verschillende redenen hiervoor. De marketingstrategieën suggereren dat het 

drinken van energiedranken veel positieve effecten heeft. Dit kan resulteren in een verhoogde 

consumptie van het product omdat mensen kunnen concluderen dat de positieve effecten groter 

zijn, naarmate ze meer drinken. Verder zijn er geen beperkingen opgelegd aan de verkoop van 

(5)

staat grote hoeveelheden energiedranken te kopen. Cafeïne‐intoxicatie is niet het enige gevaar dat  de consumptie van energiedranken met zich mee brengt. Er is ook een link gevonden tussen 

energiedranken en beroertes (Lyadurai en Chung, 2007). Verder vonden Worall et al. (2005) een link  tussen ED en hersenbloedingen. Niet helemaal verrassend is het feit dat energiedranken ook slecht  zijn voor het gebit. Seow & Thong (2005)  vonden dat de hardheid van het glazuur significant afnam  na het drinken van de energiedrank Lucozade. Ook brengen energiedranken dezelfde risico’s met  zich mee als andere met suiker gezoete drankjes als het gaat om type 2 diabetes. Vrouwen die een of  meer met suiker gezoete drankjes per dag nuttigden hadden een hoger relatief risico op type 2  diabetes. Het voor leeftijd gecontroleerde, relatieve risico was 1.98. Een 95% 

betrouwbaarheidsinterval 1.60 – 244 vergeleken met vrouwen die minder dan een drankje per  maand consumeerden (Schulze et al. 2004). 

Op het moment springen de negatieve gevolgen van energiedranken meer in het oog dan de  positieve effecten. Daarbij komt nog dat bij veel van de onderzoeken die wel positieve effecten van  energiedranken vinden, vraagtekens kunnen worden gezet. De grote vraag is of de gevonden  positieve effecten (betere concentratie, prestaties etc.) te danken zijn aan de cafeïne of aan het  bevredigen van cafeïneafhankelijkheid. Er wordt dus vaak niet gekeken naar het beginstadium van de  proefpersoon zodat niet kan worden bepaald hoe het positieve effect tot stand komt. Ook is het  goed voor te stellen dat de effecten van cafeïne positief werken op intolerante proefpersonen maar  dat deze effecten sterk afnemen als de proefpersonen in het dagelijks leven al veel cafeïne tot zich  nemen en daardoor dus toleranter zijn (Reissig et al. 2009). 

Er zijn een groeiend aantal onderzoeken te vinden over de schadelijke gevolgen van  energiedranken en deze onderzoeken samen kunnen de consumptie van energiedranken 

bestempelen als risiconemend gedrag. Er is echter nog nauwelijks onderzoek gedaan naar de relatie  tussen energiedranken en ander risiconemend gedrag.  

Het is merkwaardig om te zien dat er steeds meer voorbeelden te vinden zijn waarbij energiedranken  oorzaak zijn van ernstige gezondheidsproblemen en tegelijkertijd het marktaandeel van merken als  Red Bull en Monster sterk groeit. (Arria et al, 2010) en er geen beperkingen worden opgelegd aan  verkoop en marketing. 

De onderzoeken tot nu toe hebben duidelijk gemaakt dat het drinken van energiedranken  substantiële risico’s met zich meebrengt. Ook zijn er onderzoeken geweest naar de prevalentie van  ED consumptie (Malinauskas, Aeby, Overton, Carpenter‐Aeby & Barber‐Heidal, 2007) Er is echter  nauwelijks onderzoek gedaan naar de determinanten van ED consumptie. en de relatie met ander  risiconemend gedrag. Het doel van het huidige onderzoek is onderzoeken welke determinanten  hierbij een rol spelen en een antwoord te vinden op de vraag of er een relatie is tussen 

energiedranken en ander risiconemend gedrag. 

(6)

1.3 Persoonlijkheid 

Een van de determinanten die vaak met risiconemend gedrag in verband kan worden gebracht is  persoonlijkheid. Er zijn verscheidene metingen van persoonlijkheid te vinden. Eén van de meest  recente en meest gebruikte benaderingen tot persoonlijkheid is die van de “The Big Five” (Costa & 

McCrae, 1995). Dit vijf‐factor model verdeelt persoonlijkheid in 5 dimensies: extraversie, altruïsme,  zorgvuldigheid, neuroticisme en openheid voor nieuwe ervaringen. 

Op het eerste gezicht lijken vijf dimensies vrij weinig om zoiets complex als persoonlijkheid te  benaderen. Elke dimensie heeft echter weer zijn eigen facetten waardoor er wel degelijk nuance en  subtiliteit ontstaan. Neuroticisme heeft bijvoorbeeld lagere orde facetten als depressie, angstigheid  en kwetsbaarheid. Extraversie kent facetten als assertiviteit, positieve emoties en het opzoeken van  sensatie (Costa & McCrae, 1995). Er is veel moeite gedaan om de juiste vragenlijst te ontwikkelen  voor deze vijf dimensies. De meest gebruikte vragenlijst is de NEO‐PI‐R, in 1999 ontwikkeld door Paul  T. Costa en Robert R. McCrae (Larsen & Buss, 2008).  

Een groeiend aantal onderzoeken maakt gebruik van The Big Five benadering om 

persoonlijkheid in verband te brengen met risiconemend gedrag. In een onderzoek van Vollrath,  Koch en Cassano (1999) werd gevonden dat consciëntieusheid negatief gerelateerd was aan risicovol  gedrag als dronken zijn en onder invloed rijden. Uit een ander onderzoek van Terracciano en Costa Jr. 

(2004) kwam naar voren dat huidige rokers hoger scoorden op neuroticisme dan mensen die nooit  gerookt hadden. In het huidige onderzoek zal de aandacht ook uitgaan naar neuroticisme. 

 Een andere meting van persoonlijkheid die vaak een significante relatie vertoond met  risiconemend gedrag is die van sensation seeking. Het concept vindt zijn herkomst bij Zuckerman  (Zuckerman et al. 1961). Zuckerman definieert sensation seeking als volgt: “ Het opzoeken van  gevarieerde, nieuwe, complexe en intense ervaringen en sensaties waarbij een bereidheid wordt  getoond om fysiek, sociaal, justitieel en financieel risico te lopen om deze sensatie te ervaren”  

Mensen laten deze karaktereigenschap in meer of mindere mate zien. De verschillen zijn ook stabiel 

over de tijd. Uit een onderzoek onder tweelingen wordt geconcludeerd, dat 58% van de variantie 

tussen mensen kan worden verklaard door erfelijkheid (Zuckerman, 1994). In tegenstelling tot 

neuroticisme is sensation seeking een lagere orde dimensie van persoonlijkheid. Door het 

bestuderen van lagere orde facetten kan men een beter beeld krijgen van het gedrag dat men 

probeert te verklaren. Op deze manier kan de relatie tussen een algemene persoonlijkheidsdimensie 

en ED consumptie vergeleken worden met de relatie tussen een specifiek persoonlijkheidskenmerk 

en ED consumptie. Hoewel sensation seeking niet letterlijk als lagere orde facet van The Big Five kan 

worden gevonden is het facet exitement seeking (van extraversie) bedoeld om het sensation seeking 

(7)

de Sensation Seeking Scale‐Form V van Zuckerman en lagere orde facetten van extraversie en  openheid voor nieuwe ervaringen als gemeten met de NEO‐PI‐R. 

Verschillende onderzoeken laten een relatie zien tussen metingen van sensation seeking en  risiconemend gedrag. Martins, Storr, Alexandre & Chilcoat  (2008) vonden bijvoorbeeld een  significante relatie tussen een hoge mate van sensation seeking en ecstasy gebruik. In een ander  onderzoek werd aangetoond dat sensation seeking een significante voorspeller kan zijn van 

gameverslaving (Mehroof & Griffiths,  2009). Ook scoren beginnende alcoholisten hoog op sensation  seeking (Dom, Hulstijn & Sabbe, 2006). Kortom blijkt een groot spectrum aan risiconemend gedrag  verklaard te kunnen worden door senstation seeking. Dit geld tevens voor verslavingsgedrag. In dit  onderzoek zal gekeken worden of sensation seeking ook de consumptie van energie dranken kan  verklaren.  

 

1.4 Theorie   

Theory of Planned Behaviour (TPB) 

De veelgebruikte ‘Theory of Planned Behaviour’ (Ajzen, 1991) is bij uitstek geschikt om het verband  tussen attitudes en gedrag te verklaren. In dit model wordt intentie (de benodigde motivatie om een  bepaalde gedraging te gaan vertonen) gezien als de bepalende determinant van het gedrag dat  vertoond wordt. Drie concepten, te weten ‘Perceived Behavioural Control’ (PBC), attitude en  subjectieve norm zijn in dit model de voorspellers van intentie.  

PBC, de ervaren controle, geeft aan in welke mate een persoon gelooft dat hij werkelijk in staat  is om bepaald gedrag te vertonen. Dit is vrijwel inwisselbaar met het zelfeffectiviteit‐concept van  Bandura (1977, 1982), dat uitgelegd wordt als ‘oordelen over de mate waarin men bepaalde acties  kan uitvoeren die noodzakelijk zijn om met toekomstige situaties om te gaan. Als het gaat om 

risiconemend gedrag wordt PBC vaak gemeten door te vragen hoe groot men de kans acht een drang  te weerstaan. Deze weerstand kan verschillende per situatie. Young, Oei en Crook (1991) 

onderscheiden in hun ontwikkeling naar een self‐efficacy vragenlijst met betrekking tot alcohol, drie  aparte factoren. Situatie, sociale druk en affect. Vragen met betrekking tot de situatie vragen naar de  inschatting van weerstand om alcohol te weerstaan als men bijvoorbeeld muziek luistert of aan het  lezen is. Sociale druk meet de weerstand om niet te drinken in situaties waarin bijvoorbeeld anderen  aan het drinken zijn. Affect heeft betrekking op de weerstand als men zich bijvoorbeeld boos of  gefrustreerd voelt (Balwin, Oei & Young, 1993). 

Attitude is het afwegen van de voor‐ en nadelen die een persoon verbonden ziet aan gedrag. 

Attitudes bestaan  uit zogenaamde beliefs die mensen hebben over de gevolgen van bepaald gedrag. 

Negatieve attitudes worden dus gevormd door negatieve beliefs over de gevolgen. Het 

(8)

tegenovergestelde geldt voor positieve beliefs (Ajzen, 1991).De subjectieve norm heeft betrekking op  de indruk die een persoon heeft van wat mensen in de omgeving wenselijk achten ten aanzien van  gedrag en in hoeverre een persoon zich conformeert naar deze heersende opvatting, ofwel  motivation to comply (Conner & Sparks, 1996).  

Soms worden zogenaamde risicopercepties meegenomen als additionele variabelen in de  Theory of Planned Behaviour (Brewer, Chapman, Gerard McCaul, Weinstein, 2005). Risicopercepties  zijn beoordelingen die mensen maken over de eigenschappen van risico’s. Brewer et al. (2005)  onderscheiden drie dimensies in risicoperceptie: kans, angst en ernst. Verschillen in risicopercepties  kunnen resulteren in verschillen in risiconemend gedrag. Huidige rokers hebben bijvoorbeeld een  lagere inschatting van de gezondheidsrisico’s dan mensen die zijn gestopt met roken (boney et al. 

1991). Huidige rokers vertoonden bijvoorbeeld de optimistic bias. Dit is een illusionaire gedachte dat  de individu minder kwetsbaar is voor gezondheidsrisico’s dan anderen.  

Er is veel onderzoek gedaan naar de voorspellende waarde van de TPB. Uit meta‐analyses van  de TPB blijkt dat de theorie een sterke voorspellende waarde heeft, uitgedrukt in het 

variantiepercentage van intentie en gedrag (Armitage & Conner, 2001). De determinanten PBC,  attitude en subjectieve norm zijn redelijk succesvol in het voorspellen van de intentie.  40% tot 60% 

van de intentie wordt gezamenlijk voorspeld door deze drie determinanten. Eveneens blijkt uit de  meta‐analyses dat het daadwerkelijke gedrag aanzienlijk moeilijker te voorspellen is: slechts tussen  19% en 38% van het gedrag kan worden voorspeld door de intentie. 

De TPB kent een grote reeks van toepassingen, vooral gerelateerd aan gezondheid. Roken en  alcoholgebruik zijn vaak onderzocht (Higgins & Connor, 2003; Norman, Bennet & Lewis, 1998), maar  ook naar verkeers‐ seksueel en zonbeschermend gedrag zijn verscheidene studies gedaan (Connor et  al., 2007; Bennett & Bozionelos, 2000; White et al., 2008). Met betrekking tot ED consumptie is de  TPB echter nog niet getest. Dat de consumptie van energiedranken pas sinds kort bestempeld wordt  als risicovol, zal waarschijnlijk de belangrijkste oorzaak hiervan zijn. Dit onderzoek zal zich richten op  de relaties tussen persoonlijkheid, de Theory of Planned Behaviour, energiedrank consumptie en  ander risiconemend gedrag.   

 

1.5 Model 

De bovengenoemde determinanten van gedrag (Persoonlijkheid en de TPB) zijn dus meerdere malen 

succesvol met risiconemend gedrag in verband gebracht. Dit onderzoek zal de vraag behandelen of 

deze verbanden ook gelden met betrekking tot de consumptie van energiedranken. Ook zal de 

aandacht uitgaan naar een eventuele relatie tussen ED consumptie en ander risiconemend gedrag.  

(9)

Cognities:

Attitudes: 

Beliefs 

Risicopercepties  Perceived  Behavioural 

Control  Ander 

Risiconemend  Gedrag 

Energiedrank  Consumptie   

       Neuroticisme 

Sensation      

(10)

1.6 Hypothesen  

Er zal worden gekeken naar een eventuele relatie tussen persoonlijkheid en ED consumptie en ander  risiconemend gedrag evenals een relatie de TPB en ED consumptie. Verwacht wordt dat sensation  seeking significant en positief samen hangt met ED consumptie, alcohol consumptie en drugsgebruik. 

Deze verwachting komt voor uit de verschillende onderzoeken waarin sensation seeking werd  geassocieerd met risiconemend gedrag. Neuroticisme wordt verwacht positief samen te hangen met  rookgedrag en alcohol consumptie maar negatief met ED consumptie. Neuroticisten hebben de  neiging om op het negatieve te focussen. Ze stellen zich vaak bezorgd en angstig op (Costa & McCrae,  1995). Deze bezorgde houding en aandacht voor het negatieve zou kunnen zorgen voor zorgelijke  negatieve houding tegenover energriedranken.  Er wordt geen verband verwacht tussen 

drugsgebruik en neuroticisme.  

De hierboven uitgesproken verwachtingen gingen voornamelijk over de relaties tussen  persoonlijkheid,  ED consumptie en ander risiconemend gedrag. Nu volgen verwachtingen met  betrekking tot de relaties tussen persoonlijkheid en de TPB.  Mensen die hoog scoren op sensation  seeking zullen meer sensatie en gezelligheid verwachten van energiedranken. Neuroticisme hangt  positief samen met negatieve beliefs ten aanzien van de effecten van energiedranken. Mensen die  hoog scoren op neuroticisme zullen dus een negatievere houding hebben tegenover energiedranken. 

Ook wordt de inschatting van de kans, ernst en angst die risico’s van energiedranken met zich  meebrengen gemeten. Van mensen die hoog scoren op sensation seeking wordt verwacht dat zij  lagere inschattingen maken van de kans, ernst en angst met betrekking tot eventuele risico’s van  energiedranken. Sensation seekers hebben vaak minder oog voor de risico’s die bepaald gedrag met  zich meebrengen (Zuckerman, 1994). Bij proefpersonen die hoog scoren op neuroticisme wordt het  tegenovergestelde effect verwacht. Deze mensen zullen juist sterke negatieve inschattingen maken  met betrekking tot de risico’s.  

Over de relatie tussen de TPB en ED consumptie zijn de volgende hypothesen opgesteld. 

Proefpersonen die er beliefs op nahouden dat energiedranken concentratie en prestatie met zich  meebrengen zullen meer energiedranken consumeren. Dit geldt ook voor mensen die verwachten  dat energiedranken een prettige sensatie en gezelligheid met zich meebrengen. Als de smaak als  positief wordt ervaren zal dit significant samenhangen met ED consumptie. Verwachtingen van een  negatieve smaak en negatieve effecten voor het lichaam hangen negatief samen met ED consumptie. 

Ook zorgen hogere inschattingen van de kans, ernst en angst van de risico’s voor een lagere ED 

consumptie. Tevens wordt voorspeld dat alle drie de onderdelen van de PBC (sociaal, negatief affect 

en situatie) negatief samenhangen met ED consumptie. Ten slotte wordt verwacht dat er tussen een 

(11)

2. Methoden  2.1 Proefpersonen 

Bij het huidige onderzoek werd gebruik gemaakt van de survey‐methode. Voor het verzamelen van  respondenten  is de convenience sampling methode en de snowball sampling methode gebruikt. Een  digitale vragenlijst bestaande uit 99 items werd verspreid onder vrienden en bekenden van de  studenten. Dit vond plaats via sociale netwerksites (Facebook en Hyves) en e‐mail. Daarnaast zijn er  ook door persoonlijke benadering proefpersonen bereid gevonden de vragenlijst in te vullen. 

Aangezien er gebruik is gemaakt van sociale netwerksites, kan niet precies vastgesteld worden  hoeveel mensen op de hoogte waren van de mogelijkheid de vragenlijst in te vullen. Vooraf werden  de proefpersonen door middel van een introductietekst in het survey‐programma (Thesistools)  geïnformeerd over de globale inhoud van de vragenlijst, maar niet over het doel van het onderzoek. 

Deelname aan het onderzoek leverde de proefpersonen geen beloning op. In totaal zijn 130 mensen  begonnen aan de vragenlijst, van dit aantal hebben 32 mensen de vragenlijst niet volledig ingevuld. 

Deze respondenten zijn verwijderd alvorens de hypotheses werden getest. 

 

2.2 Demografische variabelen 

Van alle respondenten (N= 130) bleven uiteindelijk 101 mensen over die de vragen over de  demografische factoren volledig beantwoord hebben. Er werd achtereenvolgens naar geslacht,  leeftijd, levenssituatie en relatie status gevraagd. De groep respondenten bestond uit 58 mannen  (57%) en 43 vrouwen (43%). De gemiddelde leeftijd bedroeg 23. Van de respondenten studeerden er  40 (40%), 36 (36%) van de respondenten werkten, 16 (16%) werkten en studeerden. Verder hebben 9  respondenten (9 procent) ‘anders’ ingevuld. De leeftijd van de respondenten varieerde van 14 tot 34  jaar (M=22.8; SD=4.04).  48 respondenten (48%), hadden een vaste partner; 53 (52%) niet. 

 

2.3 Instrumenten 

Alvorens werd begonnen aan het daadwerkelijke onderzoek, werd geïnventariseerd wat de attitudes  over energiedranken waren en in welke situaties energiedranken werden geconsumeerd. Dit 

vooronderzoek had de vorm van tien semigestructureerde interviews onder bekenden van de  onderzoekers, waarvan bekend was dat zij regelmatig energiedranken consumeerden. In dit 

interview werden vragen gesteld als: ‘In welke situaties neemt u energiedranken?’ en ‘Wat zijn voor 

u de voordelen van energiedranken?’. Dit vooronderzoek resulteerde in een meer gerichte manier 

van items ontwikkelen.  Geen van de mensen die aan het vooronderzoek meewerkten hebben de 

uiteindelijke vragenlijst ingevuld. 

(12)

2.3.1 Attitudes 

In het onderzoek is gebruik gemaakt van verschillende vragenlijsten. De eerste reeks vragen,  gebaseerd op de Theory of Planned Behaviour (Ajzen, 1991) was gericht op het ontdekken van  specifieke beliefs ten aanzien van energiedranken. De schaal over de verwachtingen bestond in  totaal uit 16 items. Bij elk van deze items werd gebruik gemaakt van een 5‐punts‐Likert schaal die  liep van ‘Zeker niet’ tot ‘Zeker wel’. Proefpersonen konden hierbij aangeven in hoeverre ze bepaalde  effecten van energiedranken verwachtten. De vragen zijn aan de hand van kennis uit het 

vooronderzoek, de literatuur  en de gevonden alpha’s opgedeeld in twee distinctieve constructen en  een aantal losse items. De items uit het eerst gevonden construct vroegen de respondenten naar  beliefs betreffende effecten van energiedranken op de concentratie en werk‐ en studieprestaties.  

Voorbeelditems zijn: ‘het verbetert mijn concentratie’ en ‘het zorgt ervoor dat ik langer door kan’. De  gevonden cronbach’s α  voor dit construct bedroeg 0.82. De items uit het tweede construct richtten  zich vooral op verwachtingen met betrekking tot prettige sensaties en gezelligheid.  Voorbeelditems: 

‘Ik kan langer blijven dansen’. ‘Het brengt meer gezelligheid’. Cronbach’s α: .75. Als de relaties met  ED consumpties tussen deze verbanden verschillen dan kan men zien met welke intentie mensen ED  consumeren. Is het puur voor de boost op zich? Of heeft de boost een functioneel aspect? Een aantal  items konden niet  bij of als een construct worden verenigd en zullen apart geanalyseerd worden.  De  losse items vroegen naar beliefs betreft smaak, gebit aantasting en effecten van cafeïne en suiker op  het lichaam. Een voorbeeld van deze losse items: ‘De suikers zijn slecht voor mijn lichaam’ 

 

2.3.2 Risicoperceptie 

Naast de verwachtingen werd ook gevraagd naar de risicopercepties ten aanzien van 

energiedranken. De vragenlijst over de risicopercepties bevatte in totaal 9 items.  Bij alle vragen werd  gebruikt gemaakt van een 5‐punts‐Likert schaal die liep van ‘helemaal mee oneens’ tot ‘helemaal  mee eens’. Er is gebruik gemaakt van de indeling van Brewer et al. (2005). Respondenten werden  gevraagd aan te geven in hoeverre ze de kans, de ernst en de angst inschatten van 

gezondheidsrisico’s tengevolge van ED  consumptie. De vier onderdelen die vroegen naar percepties  van kans konden waren als construct te verenigen. Voorbeeldstellingen zijn ‘het drinken van 

energiedranken kan ernstige gevolgen met zich mee brengen’ en ‘de kans dat ik dik wordt van het  drinken van energiedranken acht ik groot’. De betrouwbaarheid van dit construct bedroeg α: 0.71. 

De onderdelen met betrekking tot ernst en angst zullen als losse items worden behandeld.  

Respectievelijke voorbeelditems zijn: ‘Ik vind het ernstig als ik door het drinken van energiedranken 

gaatjes in mijn gebit krijg’ en ‘Ik maak mij zorgen om mijn gebit als ik energiedranken neem’.  

(13)

2.3.3 Perceived  Behavioural Control 

Eveneens uit de Theory of Planned Behaviour komt het concept Perceived Behavioural Control.  In  het onderzoek betekende dit in hoeverre proefpersonen in bepaalde situaties het nemen van meer  dan één blikje energiedrank daadwerkelijk konden weerstaan als zij zich dit voorgenomen hadden. 

Om dit construct te meten werden in totaal 12 (aangepaste) vragen gebruikt uit de vragenlijst van  Young, Oei en Crook (1991), waarbij sprake was van een indeling van  items op basis van drie  mogelijke invloedfactoren: ‘negatief affect’, ‘sociale druk’ en de situatie waarin men zich zou  bevinden.  Deze indeling is behouden gebleven en de constructen sociaal, negatief affect en situatie  hebben respectievelijk een betrouwbaarheid van: α= 0.80, α=0.87 en α=0.85. Voorbeelden van  gebruikte onderdelen waren: ‘Wanneer mijn vaste vriend/vriendin het drinkt’ (sociale omgeving), 

‘Wanneer ik moet leren voor een tentamen’ (situatie) en ‘Wanneer ik mij gefrustreerd voel’ (negatief  affect).  De totale hoeveelheid items in deze schaal bedroeg  12 en bij elk van deze vragen werd  gebruik gemaakt van een 4‐punts‐Likert schaal die liep van ‘Zeker niet weerstaan’ tot ‘Zeker  weerstaan'. 

 

2.3.4 Neuroticisme 

Om neuroticisme te meten werd gebruik gemaakt van de ‘NEO Five Factor Inventory’ (NEO‐FFi) Deze  lijst bestond uit 12 vragen en bij elk van deze vragen werd gebruik gemaakt van een 5‐punts‐Likert  schaal die liep van ‘Helemaal Oneens’ tot ‘Helemaal Eens’. Voorbeelditems uit de NEO‐FFI waren: 

‘Wanneer ik onder grote spanning sta, heb ik soms het gevoel dat ik er aan onderdoor ga’. 

Cronbach’s α voor Neurotiscisme bedroeg 0.86. 

 

2.3.5 Sensation Seeking 

Om sensation seeking te meten is gebruik gemaakt van de ‘Substance Use Risk Profile Scale’ (SURPS)  (Woicik, Stewart, Pihl & Conrod, 2009). Deze vragenlijst is ontworpen om persoonlijk risico bij  middelengebruik en/of ‐misbruik te meten. De SURPS bestaat uit vier risicodimensies, te weten: 

‘Introversion/Hopelessness’ (Introversie/Hopeloosheid), ‘Impulsivity’ (Impulsiviteit), ‘Sensation  Seeking’ (Sensatiezucht) en ‘Anxiety Sensitivity’ (Angstgevoeligheid). De dimensie ‘ Sensation  Seeking’ werd geselecteerd uit de vier dimensies omdat deze het beste aansloot op de 

onderzoeksvragen. De Sensation Seeking vragenlijst bestond uit 6 items, gemeten op een 5‐punts‐

Likert schaal. Naast het meten van de rol van ‘Sensation Seeking’ als persoonlijkheidskenmerk,  vertelt deze sensation seeking schaal ook iets over de motivaties van middelenmisbruik. De sensation  seeking dimensie is exclusief geassocieerd met positive reinforcement motives. Positive 

reinforcement doelt op een versterking van de verslaving ten gevolge van de hedonische effecten die 

(14)

bepaalde substanties met zich meebrengen. Als er in dit onderzoek een link gevonden wordt tussen  deze meting van sensation seeking en ED consumptie, kan dit meer licht werpen op de onderliggende  beweegredenen van mensen om energiedrank te drinken. Een voorbeeld van een item dat gebruikt  werd is: ‘Ik zou graag parachute springen’ Cronbach’s α voor deze schaal bedroeg 0.704. 

 

2.3.6 Mate van ED consumptie en ander risiconemend gedrag. 

Mensen konden op een 5‐punts‐Likert schaal aangeven hoeveel energiedranken zij per maand/week  consumeerden. Deze schaal liep van 1=nooit tot 5=iedere dag en is dus een frequentiemaat. Op  dezelfde manier werd gevraagd naar de hoeveelheid tabak, softdrugs en harddrugs. Om aan te geven  hoeveel alcohol men in de week dronk konden proefpersonen het aantal glazen invullen.  

 

2.4 Procedure 

Als mensen er voor kozen om deel te nemen aan het onderzoeken konden zij op de vermelde link  klikken. Hier werd als eerst kort uitgelegd dat het onderzoek over energiedranken ging en wat hier  precies onder werd verstaan. Vermeldt werd dat alle antwoorden anoniem verwerkt zouden worden. 

De vragenlijst begon met de demografische variabelen en werd gevolgd door de beliefs,  risicopercepties, PBC, de mate van risiconemend gedrag inclusief ED consumptie en uiteindelijk  werden de persoonlijkheidsvragen. Op het einde was er ruimte voor eventuele op‐ of aanmerkingen. 

 

2.9 Data‐analyse 

Alle data zijn verwerkt in SPSS. Om tot de bovengenoemde alpha’s te komen zijn 

betrouwbaarheidsanalyses uitgevoerd. Descriptieve statistieken zijn gebruikt om gemiddelden en  standaarddeviaties te berekenen. Om te kijken of het verschil in ED consumptie tussen man en  vrouwen significant was is een One‐Way ANOVA uitgevoerd. Vervolgens werd er correlationeel  onderzoek gedaan naar de verbanden tussen de besproken concepten. Voor losse items zijn  Spearman correlaties gebruikt en voor constructen is gebruik gemaakt van Pearson correlaties. 

Vervolgens is er een hiërarchische regressieanalyse uitgevoerd om het model uit de inleiding te  testen. Achteraf is nog gebruik gemaakt van de indepented‐samples T‐test om te kijken of ‘nooit’ en 

‘ooit’ gebruikers van energiedranken van elkaar verschilden op de meting van sensation seeking. 

   

 

(15)

3. Resultaten   

3.1 Demografische variabelen 

Van de 101 respondenten zijn 48 (48%) man en 53 vrouw (56%). De gemiddelde score van mannen  op ED consumptie is 2,50 met een standaarddeviatie van 1,11. Voor de vrouwen is dit gemiddelde  lager (2,09) met een standaarddeviatie van 1.17. Om te kijken of dit verschil significant was is een   One‐Way ANOVA uitgevoerd. Deze wees uit dat er geen significant verschil is tussen de ED 

consumptie van mannen en vrouwen., F(1, 99) = 3,19, p = ,77. Mannen scoren op de vraag over  roken gemiddeld 2.54 met een standaarddeviatie van 1,71. Voor vrouwen was dit 2,13 en 1,69. 

Mannen dronken gemiddeld 13 glazen per week en de standaarddeviatie betrof 8,89. Vrouwen  dronken 5 glazen in de week met een standaarddeviatie van 5,74. De harddrugs consumptie was laag  voor beide groepen. Er worden dus geen hoge correlaties verwacht ten aanzien van harddrugs  consumptie. In tabel 1 is te zien welke op welke ander risico nemend gedrag man en vrouw  verschillen. 

 

Tabel 1.  

Gemiddelden en Standaarddeviaties voor mannen en vrouwen ten opzichte van risiconemend gedrag. 

                  Man         Vrouw                                    M       SD        M      SD      

Energiedrank             2,50      1,11         2,09         1,17  Roken               2,54      1,74         2,13         1,69        Alcohol              13,42        8,89       5,25         5,74        Softdrugs               2,40      1,33       1,45         ,91         Harddrugs           1,40      ,67       1,06         ,23         

 Schaal Categorieën: (1‐5) *Alcohol heeft een quanity scale.  

 

 

 

(16)

 

De antwoordfrequentie die te zien is in figuur 1 is gebaseerd op de vraag: “Hoe vaak neem je een  blikje energiedrank?” 

 

      Figuur 1. Frequentie van ED consumptie. 

 

   

 

3.2 Persoonlijkheid in directe relatie met Risiconemend gedrag. 

Als eerste is gekeken naar de directe relatie tussen persoonlijkheid en risiconemend gedrag. Een  hoge score op sensation seeking leidde niet (zoals verwacht) tot een hogere consumptie van  energiedranken. Opvallend genoeg bleek sensation seeking van alle risiconemende gedragingen het  minst te correleren met energiedranken. De hypothesen dat neuroticisme een positief verband zou  hebben met rookgedrag, alcoholconsumptie en een negatief verband met ED consumptie zijn niet  bevestigd. Hoewel neuroticisme wel negatief gecorreleerd is aan ED consumptie is deze relatie niet  significant. Gelijktijdig werd voorspeld dat neuroticisme geen verband zou vertonen met 

drugsgebruik. De huidige data bevestigt deze voorspelling. Verwacht werd dat sensation seeking een  significant, positief verband zou hebben met alcohol en drugsconsumptie. Dit is gedeeltelijk 

bevestigd. Een hoge score op sensation seeking is significant gerelateerd aan een hoge alcohol en 

softdrugs consumptie. Respectievelijke overschrijdingskansen: p < 0,05, p < 0,01. De correlaties zijn 

weergegeven in tabel 2.  

(17)

 

Tabel 2 

Spearman correlaties tussen persoonlijkheid en risiconemend gedrag. 

              Sensation Seeking      Neuroticisme 

Energiedrank         ,04          ‐,15 

Roken          ,15           ,04 

Alcohol         ,22*               ‐,15 

Softdrugs        ,35**          ‐,08 

Harddrugs        ,14          ‐,05   

Notitie. *p < 0.05, ** p < 0.01 (tweezijdig)

 

 

3.3 Persoonlijkheid in relatie met The Theory of Planned Behvaiour. 

Er werd verwacht dat mensen die hoger zouden scoren op sensation seeking de kans van eventuele  risico’s lager zouden schatten. De data bevestigt dit, p < 0,05. Voor neuroticisme werd het 

tegenovergestelde verwacht. Mensen die neurotischer zijn hebben een negatievere kijk op dingen en  zullen dus de kans van eventuele risico’s hoger schatten. Ook deze hypothese werd bevestigd, p < 

0,05. In tabel 3 zijn alle inter‐correlaties van de TPB constructen en persoonlijkheid te zien. Vooraf  werd verwacht dat sensation seekers significant meer sensatie en gezelligheid verwachten van het  drinken van energiedranken. De huidige data bevestigt deze voorspelling niet. Opvallend is dat de  beliefs betreft prettige sensatie en concentratie allebei negatief samenhangen met de drie dimensies  van PBC. Ook de relatie tussen het construct ‘kans’ en de PBC dimensie ‘sociaal’ springt in het oog. 

Mensen die dus moeite hebben ED te weerstaan in sociale situaties schatten de kans van de risico’s  wel hoger in. 

             

(18)

Tabel 3 

Pearson inter‐correlaties persoonlijkheid en TPB constructen. 

    M      SD     1     2     3       4            5       6       7       8           1.SS        19,56        4,96      ‐,16      0,49       ,10       ‐,24*        ‐,09       ‐,14        ,03  2.Neuro      29.96        8,65            ‐,02      ‐,13        ,25*      ‐,14       ‐,04        ,12  3.Prestatie         10,74        3,58                   ,79**    ‐,13      ‐,25*     ‐,29**   ‐,33** 

4.Sensatie      12,95        3,98      ‐,14      ‐,23*     ‐,28**   ‐,41** 

5.Kans        12,70         3,45        ,001      ,25*      ,08     6.PBCNeg       14,39         2,49                  ,59**    ,73** 

7.PBCSoc  9,71       2,34                    ,65**  

8. PBCSit  10,12         2,17   

Notitie. *p < 0.05, ** p < 0.01 (tweezijdig)

   

De hypotheses betreffende de smaak, de negatieve effecten op het lichaam en de inschatting van  angst en ernst zullen worden geanalyseerd aan de hand van losse items. Zoals voorspeld blijkt dat  sensation seeking een negatieve relatie heeft met het item; “hartkloppingen krijgen door het drinken  van energiedranken vind ik niet ernstig”. Sensation seekers beschouwen dit dus significant als minder  ernstig, p < 0,05. Daarnaast zijn geen van de persoonlijkheidskenmerken in verband gebracht met  een van de losse items. Wel zijn de losse items zelf soms gecorreleerd.  Zo is de verwachting dat  energiedranken slecht zijn voor het gebit sterk gecorreleerd met andere items die energiedranken als  schadelijk zien: “De suikers zijn slecht voor mijn lichaam”, “De cafeïne is slecht voor mijn lichaam” , 

“De suikers maken mij dik” en “Het zorgt voor onrust in mijn lichaam”.  Respectievelijke 

overschrijdingskansen van p < 0.01, p < 0,05, p < 0,01, p < 0,01. De inter‐correlaties staan in tabel 5. 

 

 

 

(19)

3.4 The Theory of Planned Behaviour in relatie met ED consumptie. 

De relatie tussen persoonlijkheid en ED consumptie is reeds benaderd. De huidige analyses richten  zich op de eventuele relaties tussen verschillende onderdelen van de TPB en de mate van ED  consumptie. Als eerste werd voorspeld dat verwachtingen van prestatie en concentratie evenals  verwachtingen van sensatie en gezelligheid positief gerelateerd zouden zijn aan de mate van ED  consumptie. De data bevestigt deze verwachtingen. Er bestond een significante relatie tussen het  prestatie/concentratie construct en de mate waarin deze mensen energiedranken drinken, p < 0,01. 

Eveneens werd deze relatie gevonden bij mensen die sensatie en gezelligheid verwachten van  energiedranken, p < 0,05. De hypothese dat grotere inschattingen van de kans met betrekking tot  eventuele risico’s negatief zou samenhangen met de mate van ED consumptie is niet uitgekomen.  

Het construct ‘kans’ bleek niet significant te correleren met de hoeveelheid energiedranken. Ook  werd de hypothese dat alle drie de PBC onderdelen negatief met ED consumptie zouden 

samenhangen bevestigd. PBC Sociaal, P < 0,01. PBC Situatie, p < 0,01. PBC Negatief affect, p < 0,01. 

Dit betekent dat mensen meer moeite hebben ED te weerstaan in situaties waarin bekenden ED  drinken, in situaties waarin er gesport of gestudeerd moet worden en in situaties waarin men  negatief affect ervaart.  De rest van de correlaties zijn te vinden in tabel 4 

 

Tabel 4. 

Spearman correlaties voor ED hoeveelheid.  

      M      SD                ED Consumptie               

1.Prestatie       10,74        3,58        ,32**       

2.Sensatie      12,95        3,98      ,25*       

3.Kans       12,70        3,45       ‐,11      

4.PBCSociaal      9,71      2,34       ‐,31**       

5.PBCSitu      10,12        2,17       ‐,37**       

6.PBCNeg    14,39        2,49      ‐,37** 

        

Notitie. *p < 0.05, ** p < 0.01 (tweezijdig)

 

 

(20)

Vervolgens is de relatie tussen ED consumptie en de losse items onderzocht. In hoeverre wordt ED  consumptie beïnvloed door negatieve beliefs over effecten op het lichaam en negatieve 

inschattingen van angst en ernst met betrekking tot risico’s van energiedranken? De inter‐correlaties  zijn in de onderstaande tabel weergegeven. De beliefs dat energiedranken het gebit aantasten en dat  het zorgt voor onrust in het lichaam zijn beide negatief gerelateerd aan de mate van ED consumptie. 

Respectievelijk, p < 0,05, p < 0,01. Verwachtingen als: “De cafeïne is slecht voor mijn lichaam”, “De 

suikers zijn slecht voor mijn lichaam”, “De suikers maken mij dik”, bleken geen relatie te hebben met 

met de hoeveelheid energiedranken die geconsumeerd werd.  Tevens bleek zoals verwacht dat een 

beoordeling van de smaak als vies negatief gecorreleerd is aan ED consumptie ( p < 0,01). Een lekkere 

smaak zorgde uiteraard voor het tegenovergesteld effect ( p < 0,01). De angst en ernstpercepties ten 

aanzien van het gebit hebben beide een negatief verband met ED consumptie. De ernstperceptie van 

suikerziekte en hartklopping had geen significante invloed

(21)

Tabel 5 

Spearman inter‐correlaties ED consumptie en losse items betreffende: smaak, negatieve effecten voor het lichaam plus angst en ernst risico’s.

   

 

              M       SD     1      2      3      4      5      6      7      8      9      10      11          12      13       1. ED Hoeveelheid.      2,29       1,152      ‐,24*   ,17      ‐,03     ‐,12      ‐.36

**   ‐,

44

**        ,

62

** 

   ‐,18       ‐,39

**         

‐,20

*   

   ‐,04       ‐,14        2. Aantasting gebit           4,44      ,740       ,47

**      

,24

*

    ,26

**   

   ,26

**

  ,13        ‐,27

**      ,

06        ,32

**

        ,17        ,06         ,18        3. Suikers slecht voor lichaam         3,13      ,966      ,17      ,41

**

     ,24

*

    ,17       ‐,07         ,14       ,35

**

        ,23

*

      ,20

*

        ,08        4.Caffeine slecht lichaam       3,05      1,27      ‐,02        ,12      ,09       ‐,02         ,02       ,06       ,12        ,12         ,05      

5. Suikers maken mij dik         3,46      1,36      ,02     ,07        ,02         ,12       ,10      ,15        ,13         ,08       6.Onrust in lichaam         3,07      1,18       ,24

*  

   ‐,31

*

       ,29

**

    ,38

**

         ,09        ,07         ,002       7.Vieze smaak             3,04      1,32         ‐,58

** 

    ,02        ,23

*

      ,17        ,02         ,03         8.Lekkere smaak      2,80      1.33                     ‐,12       ‐,30

** 

      ‐,21

*

      ,01        ‐,14      

9. Angst negatieve gevolgen         1,96      1,02                    ,40

**       ,

06        ,08         ,12       

10. Angst gebit             3,41      1,26                        ,30

**

     ,19         ,03   

11. Ernst gebit             4,27      ,874                         ,26

**         

,23

*

 

12.Ernst suikerziekte          4,34     ,952                               ,30

**

 

13. Ernst hartkloppingen    4,50     ,890     

   

Notitie. *p < 0.05, ** p < 0.01 (tweezijdig). De losse items zijn hier kernachtig weergegeven wegens overzichtelijkheid van de tabel. Voor volledige items zie bijlage

(22)

3.5 ED consumptie in relatie met ander risiconemend gedrag. 

De focus van dit onderzoek richtte zich niet alleen op de determinanten van energiedrank gebruik  maar ook op de vraag of de consumptie van energiedranken misschien samen gaat met ander  risiconemend gedrag. De hoeveelheid ED consumptie is gerelateerd aan de hoeveelheid tabak,  alcohol, softdrugs en harddrugs. Van te voren werd verwachte een significant verband te zien tussen  ED consumptie en alle andere vormen van risiconemend gedrag. Er werd een significant verband  gevonden tussen de mate waarin men rookt en de mate waarin men energiedranken consumeert. 

Dit zelfde verband werd gevonden met betrekking tot softdrugs. Dezelfde associatie werd niet  gerepliceerd ten aanzien van alcohol en harddrugs. Wel is de hoeveelheid roken positief gerelateerd  aan de hoeveelheid softdrugs en harddrugs ( respectievelijk, p < 0,01, p < 0,05). Dit geldt ook voor  alcohol (p < 0,01, p < 0,01). Ten slotte zijn softdrugs en harddrugs sterk positief gecorreleerd, p < 

0,01.  Verdere correlaties zijn te vinden in de onderstaande tabel. 

  Tabel 6. 

Spearman inter‐correlaties Risiconemend gedrag inclusief ED consumptie. 

          M       SD          1          2          3          4          5              1.ED            2,29       1,15       ,28**    ,18         ,29**     ,13    2. Roken           2,33       1,71       ,18         ,47

**

      ,21

*

        3. Alcohol          9,17       8,45      ,38

**        

,26

**

  

4. Softdrugs          1,90        1,22       ,46

**

 

5. Harddrugs          1,22        ,52 

Notitie. *p < 0.05, ** p < 0.01 Schaal Categorieën: (1‐5) (tweezijdig) *Alcohol hoeveelheid heeft een quantity‐scale.  

 

(23)

   

3.6 Hiërarchische Regressieanalyse 

Om het model uit de inleiding te testen is er een hiërarchische regressieanalyse uitgevoerd. In drie  Blocks zijn opeenvolgend de componenten uit het model toegevoegd. In Block 1 werden 

neuroticisme en sensation seeking toegevoegd. Samen verklaren de persoonlijkheidsdimensies 2% 

van de variantie in ED consumptie. De aparte beta’s voor sensation seeking en neuroticisme laten  zien dat de dimensies apart nauwelijks voorspellende waarde bezitten. 

Het opnemen van de drie cognitie componenten in Block 2 te weten: attitudes, risicopercepties en  PBC zorgde voor een stijging in verklarende waarde van 18%. Een blik op de bèta’s laat zien dat  sensation seeking in Block 2 nog minder voorspellende waarde heeft.  Van de cognities blijkt PBC als  enige een significante toevoeging te hebben, P <,05. PBC voorspelt een lagere ED consumptie. Dit  komt overeen met de bivariate analyse waarin PBC ook de sterkste verbanden toonde met ED  consumptie. Opvallend is dat attitudes nauwelijks voorspellende waarde blijken te hebben terwijl uit  de correlaties blijkt dat er wel degelijk verbanden bestaan tussen verschillende attitudes en ED  consumptie. Uit de bivariate analyse bleek dat roken en softdrugs consumptie significant 

samenhingen met ED consumptie. Deze zijn in het derde Block meegenomen. Het opnemen van deze  componenten verklaarde een verdere 8% van variantie in ED consumptie. De bèta’s van de 

persoonlijkheidsdimensies en cognities veranderen nauwelijks. PBC blijft de grootste voorspeller. 

Softdrugconsumptie is een grotere voorspeller van ED consumptie dan roken. Beide voorspellers zijn  niet significant. De resultaten zijn te zien in tabel 7. 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

(24)

       

Tabel 7. 

Hiërarchische regressieanalyse met ED consumptie als afhankelijke variabele.

 

 

        R2      ∆R2       Beta   

 

Block 1

a

        ,022             

Sensation seeking                  ,07 

Neuroticisme                       ‐,12 

       

Block 2

     

,20*      ,18* 

Sensation seeking                  ,02 

Neuroticisme                   ‐,13 

Attitudes                    ,03 

Risicopercepties                     ‐,14 

PBC                     ‐,38*   

                       

Block 3

     

,28      ,08

   

 

Sensation seeking                 ‐,05 

Neuroticisme                   ‐,13   

Attitudes                    ,06 

Risicoperceptie                      ‐,12 

PBC                         ‐,37* 

Roken                      ,15 

Softdrugs                    ,21 

       

Block 1 = Persoonlijkheid. Block 2 = Cognities. Block 3 = Roken/softdrugs. 

* p < .05 

 

 

(25)

4. Discussie 

Dit onderzoek werd uitgevoerd met het doel determinanten te ontdekken die de hoeveelheden van  ED consumptie beïnvloeden. Ook werd er gekeken naar een eventuele relatie tussen ED consumptie  en ander risiconemend gedrag zoals roken en alcoholconsumptie. Persoonlijkheid was een van de  voorgestelde determinanten. Er werd voorspeld dat er een significante relatie zou bestaan tussen  specifieke persoonlijkheidskenmerken (sensation seeking en neuroticisme) en ED consumptie. De  huidige data geeft geen reden om te concluderen dat neuroticisme of sensation seeking significant  gerelateerd zijn aan ED consumptie. Het feit dat ED consumptie de meest geringe relatie had met  sensation seeking suggereert dat mensen waarschijnlijk energiedranken uit een meer functioneel  oogpunt consumeren. Bijvoorbeeld om beter en langer te kunnen studeren. Was er wel een  significante relatie gevonden tussen deze sensation seeking vragenlijst en ED consumptie, dan zou  geconcludeerd kunnen worden dat het drinken van energiedranken waarschijnlijk een verslavend  karakter heeft en dat het wordt gedronken met het doel de psycho‐stimulant effects te ervaren  (Woicik, Stewart, Pihl & Conrod, 2009).  

In een ander onderzoek hebben Arria et al. (2010) sensation seeking ( in Arria’s onderzoek werd  gebruikt gemaakt van de Zuckerman‐Kuhlman Personality Questionnaire Short Form (ZKPQ‐S))  succesvol in verband gebracht met ED consumptie. Het feit dat in Arria’s onderzoek wel een  significante relatie werd gevonden tussen ED en sensation seeking kan methodologisch verklaard  worden. Waar dit onderzoek puur de frequentie van gebruik correleerde met de sensation seeking  schaal, vergeleek Arria niet gebruikers en wel gebruikers ten opzichte van sensation seeking. Wel en  niet gebruikers werden in Arria’s onderzoek nogal onprecies gespecificeerd. Proefpersonen mochten  kiezen uit een lijst van cafeïne producten welke zij consumeerden. Voorbeelden waren: thee, koffie,  energiedranken en pillen. Men werd al bestempeld als gebruiker als zij energiedranken selecteerden. 

Er was geen verdere meting van frequentie, hoeveelheid of actueelheid van het gebruik. Deze  categorisering is inaccuraat te noemen en maakt het moeilijk om valide conclusies te trekken over de  relatie tussen sensation seeking en ED consumptie. Uit interesse is gekeken of ‘nooit’ en ‘ooit’ 

gebruikers van energiedranken verschillen in sensation seeking. Ook hieruit kwam geen significant  resultaat (p > ,05). 

Miller (2008) vind in haar onderzoek een significante relatie tussen een specifiek 

identiteitskenmerk en ED consumptie. Miller was in staat toxic jock identity succesvol te relateren  aan een verhoogde ED consumptie.  Een toxic jock identity is een identiteit die sommige sporters zich  aanmeten waarin hypermasculiene gedragingen, een sterke ego oriëntatie en het nemen van 

excessieve risico’s een rol spelen.  Miller concludeerde dat de sterkte van de jock identity positief 

geassocieerd was met de hoeveelheid ED consumptie. Deze vindingen kunnen verklaard worden 

door het feit dat het identiteitskenmerk dat Miller voorstelt waarschijnlijk beter aansluit op ED 

(26)

consumptie. Zoals in de inleiding vermeld staat focussen de marketingstrategieën van bijvoorbeeld  Red Bull zich op extreme sporten als BASE‐jumpen, bergbeklimmen en snowboarden. Dit zijn  activiteiten die naadloos aansluiten op de toxic jock identity. Dit zijn echter ook activiteiten die vaak  met sensation seeking in verband worden gebracht (Jack & Ronan, 1997). Sensation seeking lijkt geen  verband te hebben met ED consumptie en the toxic jock identity wel. Een mogelijke verklaring  hiervoor is dat mensen met deze jock idenity energiedranken drinken om hun identiteit te voltooien  of te complementeren. Dit duidt wederom op het functionele karakter van ED consumptie. Meer  onderzoek is vereist naar de relatie tussen persoonlijkheid en ED consumptie om te kijken welke rol  persoonlijkheid precies speelt. Een volgend onderzoek zou bijvoorbeeld een groter scala aan  persoonlijkheidsdimensies kunnen onderzoeken. Ook zou gekeken kunnen worden naar relaties  tussen bepaalde persoonlijkheidskenmerken en de toxic jock identity. 

Dat mensen energiedranken drinken vanuit een functioneel oogpunt wordt door de rest van de  data bevestigd. De relatie tussen ED en het prestatie construct is sterker dan de relatie tussen ED en  het sensatie construct. Ook hangt PBC sterk samen met ED consumptie. Uit de hiërarchische 

regressieanalyse bleek dat PBC de enige significante voorspeller was van ED consumptie. Dit  suggereert dat de mate van ED consumptie sterk afhankelijk is van de situatie. Dit is niet het eerste  onderzoek dat zich bezighoudt met de patronen van ED gebruik. Malinauskas et al. (2007) hebben  eveneens een onderzoek uitgevoerd dat zich richtte op het ontdekken van situaties waarin mensen  energiedranken drinken. Zij voerden het onderzoek uit onder studenten van een universiteit en  vonden evenals dit onderzoek dat er geen verschil was tussen mannen en vrouwen ten aanzien van  ED consumptie. Waar het huidige onderzoek zich afvroeg welke effecten men verwacht van ED keek  dit onderzoek naar specifieke situaties waarin energiedranken werden genuttigd. De meeste 

proefpersonen (67%) gaven aan ED te gebruiken als zij onvoldoende geslapen hadden. Als tweede en  derde voornaamste redenen werden respectievelijk “energie in het algemeen” en “studeren voor  groot project” gerapporteerd.  Deze situaties zijn sterk geassocieerd met het goed kunnen presteren. 

Dit loopt dus parallel met de prestatie‐beliefs die zijn onderzocht in dit onderzoek. Het onderzoek  van Malinauskas focust zich zuiver en alleen op prevalentie en stelt geen theorie voor die de  achterliggende cognitie verklaard waarom mensen kiezen voor energiedranken. Malinauskas et al. 

(2007) stellen als verdere onderzoeksmogelijkheden voor om te kijken of mensen zich bewust zijn 

van hun cafeïne inname en de risico’s die deze met zich meebrengt. Het huidige onderzoek richt zich 

op deze vragen door te informeren naar de risicopercepties en verwachtingen van negatieve effecten 

op het lichaam die ED teweeg kunnen brengen. Naast deze taxatie van inschattingen en attitudes is 

ook gekeken of deze cognities de ED consumptie beïnvloeden. Uit de analyses blijken de beliefs over 

(27)

ED consumptie. Zo zorgden hogere inschattingen van de angst en de ernst ten aanzien van  gebitsaantasting voor een lagere ED consumptie. Dit onderzoek schijnt dus meer licht op de  achterliggende beweegredenen van mensen die invloed hebben op de mate van consumptie. 

Tevens werd getest of een hogere ED consumptie samenhing met een hogere frequentie van  ander risiconemend gedrag. Voorspeld en gevonden werd dat een hogere ED consumptie 

gecorreleerd zou zijn aan een hogere tabak en softdrugs consumptie. ED consumptie vertoonde geen  relatie met alcohol of de mate van harddrugconsumptie. In Arria’s onderzoek zijn dezelfde resultaten  gevonden met betrekking tot de relatie tussen ED consumptie en ander risiconemend gedrag. 

Eveneens als in het huidige onderzoek werd er een associatie gevonden tussen ED, roken en 

softdrugs gebruik. Er is meer onderzoek vereist om antwoord te kunnen geven op de vraag hoe deze  relaties precies kunnen worden verklaard. Een volgend onderzoek zou bijvoorbeeld deze relaties op  een longitudinaal niveau kunnen onderzoeken waardoor men misschien causale verbanden kan  ontdekken. Een punt van kritiek wat zou kunnen worden geopperd is het feit dat het in dit onderzoek  ging om een steekproef van slechts 99 personen. Deze onderzoeksvragen zijn echter nog niet eerder  onderzocht en dit geeft het huidige onderzoek een exploratief karakter waarbij het geringe aantal  proefpersonen niet vreemd te noemen is.  

Opvallend uit de hiërarchische regressieanalyse was de lage bèta die gevonden werd bij  attitudes. Dit is misschien te verklaren door multicollineariteit. In de bivariate analyses valt te zien  dat veel van de beliefs onderling sterk samenhangen (tabel 3, tabel 5). Dit kan resulteren in  multicollineariteit. Dit zorgt ervoor dat er geen betrouwbare conclusies kunnen worden getrokken  over de individuele predictoren. Dit brengt een punt van kritiek aan het licht. De schalen van de  beliefs en de risicopercepties waren niet helemaal solide. Een vervolgonderzoek zou er goed aan  doen om een pilot study uit te voeren en op die manier valide en betrouwbare schalen te  construeren.  

Het hierboven gepresenteerde onderzoek heeft licht geworpen op de vraag welke cognities er  een rol kunnen spelen bij de mate van ED consumptie. Hoewel er al specifieke situaties zijn 

bestempeld waarin ED het meest geconsumeerd wordt (Malinauskas et al. 2007), is er nog geen 

eerder onderzoek gedaan naar de vraag welke specifieke verwachtingen en risicopercepties een rol 

spelen bij de hoeveelheid waarin ED worden gedronken. Tevens is in dit onderzoek een model 

voorgesteld die de verschillende maten van ED consumptie zou kunnen verklaren. Hoewel uit de 

hiërarchische regressieanalyse bleek dat dit model niet goed in staat is om variantie in ED 

consumptie te bepalen liet deze analyse wel zien dat PBC een significante voorspeller is van een 

lagere ED consumptie. Dit bleek ook uit de bivariate analyse. Het huidige onderzoek heeft dus drie 

verschillende situaties kunnen onderscheiden waarin ED consumptie meer waarschijnlijk is. Namelijk 

situaties waarin bekenden het ook drinken, situaties waarin gestudeerd of gesport moet worden en 

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

With this article the author intends to fill one of these gaps in the narrative of social history and focuses specifically on the experiences of teachers who taught

Keightley J furthermore maintained that the provisions contained in chapter 19 of the Children's Act do not explicitly make provision for instances where the commissioning parents

The aim of this research was to analyse the profile of nutrition interventions for combating micronutrient deficiency with particular focus on food fortification reported in

Lise Rijnierse, programmaleider van ZZ-GGZ benadrukte dat dit het moment was om argumenten voor deze signalen aan te scherpen of te komen met argumenten voor alternatieve

Algemene verdoving bij kinderen Je mag aanwezig zijn wanneer je kind verdoofd wordt.. Kleine kinderen worden verdoofd

dat voor het verkrijgen van een tegemoetkoming in de schade die gemengde groepen van overwinterende ganzen en overige watervogels aan blijvend grasland buiten

Op iets lemiger plaatsen zijn vaak ook soorten van heischrale graslanden present, maar door verzuring en vermesting zijn deze evenals veel andere soorten van heide

Uit deze test moet de conclusie worden getrokken dat de waargenomen symptomen zeer waarschijnlijk niet van parasitaire oorsprong zijn en zeker niet door een schimmel