• No results found

De sprongkracht van kinderen met onder- en normaalgewicht

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De sprongkracht van kinderen met onder- en normaalgewicht"

Copied!
31
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De sprongkracht van kinderen met onder- en

normaalgewicht

Naam: Rob van Arkel

Leerjaar: 5

Studiejaar: 2015-2016

Domein: Bewegen Sport & Voeding

Opleiding: Academie voor Lichamelijke Opvoeding Opdracht: Afstudeeronderzoek

Begeleider: Antoine de Schipper Studentnr.: 500636447

Datum: 23 Mei 2016

Gelegenheid: 1e kans

(2)

Voorwoord

Daar ligt het dan, het verslag dat mij de afgelopen 5 maanden vooral heeft beziggehouden. Toen ik er aan begon zag ik door de bomen het bos niet meer en met veel pijn en moeite ben ik begonnen. Maar hoe meer ik met het onderwerp bezig was, des te meer kwam ik er in. Uiteindelijk was mijn onderzoeksvraag zo geformuleerd dat het een kant op ging die mij heel erg interesseerde. Hierdoor werd het steeds leuker om er aan te werken en ik hoop ook dat er iemand is die verder gaat met het onderzoek doen naar ondergewicht in de samenleving.

Ik wil graag iedereen bedanken die deel uit maakt van het MAMBO project. De scholen, docenten en natuurlijk de leerlingen die hebben deelgenomen aan het onderzoek wil ik bedanken voor hun medewerking. Dankzij iedereen die onderdeel is van dit lopende onderzoek, ligt er nu een verslag waar ik zelf trots op ben.

In het bijzonder wil ik Antoine de Schipper bedanken voor alle hulp. In het begin was ik vrij zelfstandig, maar hij maakte mij duidelijk dat ik juist gebruik moest maken van de hulp die hij kon bieden. Dankzij zijn tips en hulp heb ik dit verslag kunnen afmaken.

(3)

Inhoud

Voorwoord ... 2 Samenvatting ... 4 Inleiding ... 5 Hypothese ... 8 Methode ... 9 Deelnemers ... 9 Design ... 9 Procedure ... 10 Meetinstrumenten ... 11 Analyse ... 12 Resultaten ... 13 Discussie ... 15 Conclusie ... 17 Vervolgonderzoek ... 17 Aanbeveling beroepspraktijk ... 17 Literatuurlijst: ... 18

Bijlage 1: Brief aan de ouders ... 20

Bijlage 2: Organisatie meetdag ... 21

Bijlage 3: Protocol Springen-kracht ... 22

Bijlage 4: Afkap waarden BMI, Nationaal Kompas ... 24

Bijlage 5: stappenplan dataverwerking Excel ... 26

Bijlage 6: SPSS Outputs ... 27

Bijlage 7: Bewijs ephorus ... 31

(4)

Samenvatting

Ondergewicht bij kinderen kan een reden zijn dat ze minder goed mee komen in de lessen lichamelijke opvoeding. Als een kind te maken heeft met een negatieve energiebalans, heeft een kind minder energie en kan dit er voor zorgen dat het kind achterblijft in de motorische ontwikkeling. Scholen kunnen er in voorzien dat kinderen een minimale voedingsinname krijgen.

Er is nog weinig onderzoek gedaan naar de relatie tussen ondergewicht en motorische vaardigheid. Een belangrijke motorische vaardigheid is dynamischekracht. Het doel van dit onderzoek is: kijken of er een verschil is in sprongkracht tussen leerlingen met ondergewicht ten opzichte van leerlingen met normaalgewicht, met betrekking tot de sprongkracht. Er werd gekeken of docenten in het lichamelijk onderwijs rekening moeten houden met de motorische verschillen tussen leerlingen met ondergewicht en normaalgewicht.

Bij het onderzoek zijn de testresultaten van 982 leerlingen gebruikt, afkomstig van 30 verschillende basisscholen uit Amsterdam en omstreken. Er werd gebruik gemaakt van de 4’SS test van Van Gelder, hierbij is uit gegaan van de beste score bij het onderdeel springen-kracht. Door middel van lengte en gewicht is bij leerlingen een Body Mass Index score bepaald. Die score kan naast de nationale afkapwaarden gelegd worden die aangeeft of een kind onder- of normaalgewicht heeft. Nadat de gegevens gecontroleerd waren op normaliteit kon er door middel van SPSS verder getest worden met behulp van de Independent Samples T-test.

Uit de resultaten is naar voren gekomen dat er geen significant verschil in sprongkracht (p=0,200) is tussen leerlingen met ondergewicht en normaalgewicht.

Gekeken naar de eerder gedane onderzoeken, zullen er nog vervolgonderzoeken nodig zijn voor er een aanbeveling gemaakt kan worden voor de beroepspraktijk.

(5)

Inleiding

De associatie tussen lichaamsgewicht en gezondheid heeft veel aandacht wereldwijd (Roh et al., 2014). Veel studies leggen de focus op een te hoge Body Mass Index (BMI) en sterfte. Daar tegenover is er relatief weinig informatie beschikbaar over gezondheidsrisico’s voor mensen met een te laag BMI (Roh et al., 2014).

Door de toenemende belangstelling voor meer bewegen en gezonder en minder eten met als doel om zo overgewicht terug te dringen, heeft die belangstelling onbedoeld geleid tot een stijging van het percentage kinderen met ondergewicht (Franssen, Wal, & Jansen, 2015). Bij basisschool kinderen in Amsterdam in de periode van 2009 tot 2013 is aangetoond dat het aantal kinderen met ondergewicht is gestegen. De prognose uit het onderzoek stelt dat deze trend zich op deze manier doorzet richting het jaar 2020 (Franssen et al., 2015).Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) was er in het jaar 2014 in Nederland bij kinderen van 4 tot en met 12 jaar een percentage van 6,6% dat leed aan ondergewicht (CBS, 2016). Lichaamssamenstelling van kinderen en adolescenten is een belangrijke indicatie wat betreft de gezondheidsstatus (Monyeki et al., 2005; Reuser, 2005).

Wanneer iemand kampt met ondergewicht kan dat ook een indicatie zijn voor de gezondheid van een persoon (Cimino et al., 2016). De grootste complicaties van ondergewicht ontstaan wanneer de inname van voeding zodanig laag is dat dit de groei van kinderen tegengaat. Er wordt ook gesuggereerd dat de hersenontwikkeling afhangt van de voedingsinname. Het kan zelfs voorkomen dat door ondergewicht, obesitas later in het leven kan optreden (Cimino et al., 2016).

De belangrijkste ontwikkelingen van schoolgaande kinderen vinden plaats tussen de zes en twaalf jaar (M. Delfos, 2015). Bij deze ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt in twee groepen, de 6 tot 9 jarigen en de 9 tot 12 jarigen. Waar kinderen tussen de 6 en 9 jaar nog door het leven gaan als echte schoolkinderen, verandert een kind tussen de 9 en 12 jaar in een pre-puber (M. Delfos, 2015).

Dit kan voor problemen zorgen bij het vak lichamelijke opvoeding. Wanneer iemand kampt met ondergewicht, kan dit een negatieve correlatie hebben met de motoriek. Als een leerling door een verslechterde motoriek het plezier verliest in het sporten, heeft dit ook consequenties voor de activiteit die een leerling tijdens de les vertoont.

Met een verminderde activiteit verbetert de motoriek niet, blijft deze vicieuze cirkel intact en kan het voorkomen dat kinderen met ondergewicht ook achter blijven in de lichamelijke ontwikkeling (Cimino et al., 2016).

(6)

Niet alleen binnen het vak lichamelijke opvoeding, maar vooral school breed, is het een groot probleem dat er weinig aandacht wordt gegeven aan kinderen met ondergewicht. Wanneer er sprake is van een negatieve energiebalans door weinig of slecht voedsel, zullen kinderen minder energie hebben er daardoor minder actief zijn in de les.

Een mogelijke oplossing voor deze problemen binnen de school is, dat er naast goede voeding ook gekeken zou kunnen worden naar een minimale voeding voor kinderen. Als dit door een school kan worden ondersteund, is ondergewicht beter te reguleren. Daarnaast kan in de lessen LO gekeken worden naar het scheiden van de groep op niveau, zodat het plezier en de activiteit in de les aanwezig blijven. In deze lessen kan er nauwkeuriger geselecteerd worden zodat leerlingen van hetzelfde niveau samen kunnen spelen.

Een andere oplossing is dat medeleerlingen die vaardiger zijn in een sportactiviteit gekoppeld worden aan een motorisch minder vaardige leerling. Hierdoor wordt er geen scheidingslijn van goed en minder goed gecreëerd, maar wordt er gebruik gemaakt van de kwaliteiten onderling. Dit kan er ook voor zorgen dat het sociale aspect binnen een klas meegenomen kan worden. Plezier kan bij kinderen al toenemen door het competitieve en winnen weg te laten in de les en ze dan veel meer aan te sporen om te experimenteren met verschillende sport

activiteiten (Allender, Cowburn, & Foster, 2006).

Om de problemen te kunnen onderbouwen is er gekeken naar onderzoeken die gaan over het vergelijken van mensen met een laag en normaal BMI en het beoefenen van sporttests. Uit eerder gedaan onderzoek is gebleken dat BMI en lichamelijke fitheid vaak verband houden, maar niet altijd op de manier zoals dit verwacht zou worden (Monyeki et al., 2005). Bij dit onderzoek in Zuid-Afrika kwam naar voren dat kinderen met een normaalgewicht over het algemeen vaardiger waren dan kinderen met ondergewicht, echter er waren enkele

onderdelen waar kinderen met ondergewicht beter uit de test kwamen.

Daarnaast heeft Monyeki in 2012 een onderzoek gedaan bij adolescenten van 14 jaar, ook in Zuid-Afrika, waarbij de lichaamssamenstelling en lichamelijke fitheid gemeten werden (Monyeki, Neetens, Moss, & Twisk, 2012). De grootste verschillen met het onderzoek uit 2005 zijn het aantal deelnemers en testen die voor het onderzoek gebruikt zijn (Monyeki et al., 2012). In dit onderzoek komt naar voren dat vooral de deelnemers met ondergewicht beter presteren dan de deelnemers met normaal- of overgewicht.

(7)

Een soortgelijk onderzoek is gedaan met 2474 Spaanse adolescenten van 13 tot 18,5 jaar (Artero et al., 2010). Er werd naar verschillende aspecten gekeken zoals:

uithoudingsvermogen, snelheid, flexibiliteit en spierfitheid (Artero et al., 2010).

Uit deze onderzoeken komen nog tegenstrijdigheden naar voren wat betreft lichamelijke fitheid in verband met ondergewicht, gekeken naar de resultaten van deze onderzoeken (Artero et al., 2010; Monyeki et al., 2005, 2012). Dergelijke onderzoeken zijn in Nederland nog niet verricht en als er gekeken wordt naar de Fundamental Movement Skills (FMS) voor kinderen komt in twee van de drie onderzoeken de motorische eigenschap rennen naar voren, maar het onderdeel hinkelen is in geen van deze onderzoeken aan bod gekomen (Morgan, 2015).

Dynamische kracht is een grond motorische eigenschap voor veel tikspelen en ook voor veel spelsporten. Het verplaatsen op één been of in een rennende vorm bewegen komt in vrijwel al deze activiteiten voor. Het onderdeel springen-kracht kan een duidelijke indicatie geven of iemand motorisch vaardig is om mee te kunnen doen aan de activiteiten.

Vanuit deze gedachte is de volgende onderzoeksvraag ontstaan:

“Is er bij basisschoolleerlingen uit Amsterdam in de leeftijd van 9 tot 12 jaar een verschil in sprongkracht tussen kinderen met ondergewicht en normaalgewicht?”

Er is gekozen voor de groep kinderen in de leeftijd van 9 tot 12 jaar oud, aangezien zij volgens het neurologisch ontwikkelingsmodel van Mesker in staat moeten zijn om lichaamsdelen zodanig te laten samenwerken dat ze een beweging als hinkelen moeten kunnen, aangezien ze op dat moment de asymmetrische motorische fase hebben doorlopen (van Biervliet, 2007).

(8)

Hypothese

Uit de hoofdvraag is de volgende hypothese naar voren gekomen:

H

0

:

SprongkrachtLaagBMI

=

SprongkrachtNormaalBMI

H

1

:

SprongkrachtLaagBMI

SprongkrachtNormaalBMI

Er wordt een significant verschil verwacht tussen de sprongkracht van kinderen met

ondergewicht tegenover normaal gewicht. Gekeken naar de gedane onderzoeken, waar er bij de Standing Long Jump en de hardloop activiteiten beter gescoord wordt door leerlingen met normaal gewicht, wordt er verwacht dat kinderen met een normaal gewicht ook beter zullen presteren bij het meten van de sprongkracht, dan kinderen met ondergewicht (Artero et al., 2010; Monyeki et al., 2005).

Kinderen met een normaal gewicht hebben een hoger vetpercentage en daarbij meer gewicht te verplaatsen, daar staat tegen over dat ze ook aanzienlijk meer vetvrije massa hebben dan kinderen met ondergewicht (Artero et al., 2010). Dit kan er voor zorgen dat ze meer kracht hebben om zich beter te kunnen verplaatsen in de ruimte.

Ook gekeken naar de vicieuze cirkel tussen motivatie, plezier en activiteit, hebben kinderen die motorisch slechter zijn in een activiteit, minder plezier in de activiteit en daardoor weer minder activiteit. Uit de onderzoeken komt naar voren dat alleen op de Bend Arm Hang beter wordt gepresteerd door kinderen met ondergewicht, maar verder presteren ze minder goed dan kinderen met normaal gewicht (Monyeki et al., 2005, 2012).

(9)

Methode

Deelnemers

Voor dit onderzoek is er gebruik gemaakt van de meetresultaten van 982 leerlingen van 30 verschillende basisscholen in Amsterdam Zuid, Zuid-Oost, Noord, West en Centrum. De leeftijd van alle leerlingen varieerde van 9 tot 12 jaar. Bij de tests zijn de gegevens van zowel jongens als meisjes verzameld (Tabel 1).

Tabel 1

Aantal proefpersonen uitgesplitst naar geslacht

Totaal Jongens % Jongens Meisjes % Meisjes

N= 982 N= 484 49,3% N= 498 50,7%

De geteste leerlingen waren gezonde kinderen die allemaal minimaal één keer per week, één uur bewegingsonderwijs kregen van een vakdocent.

Voorafgaand aan de testen kregen de leerlingen een brief mee voor de ouders/verzorgers, waarin een korte uitleg werd gegeven over de meting (Bijlage 1).

Design

Voor dit onderzoek is er gebruik gemaakt van twee meet periodes. De eerste periode begon na de herfstvakantie en vond plaats van 26 oktober t/m 18 december. De tweede periode begon na de voorjaarsvakantie en was van 7 maart t/m 25 april.

De tests werden afgenomen door studenten uit het 4e en 5e jaar van de ALO Amsterdam en studenten/afgestudeerden van Bewegingswetenschappen van de Vrije Universiteit

Amsterdam.

Het onderzoek had een transversaal design, dit houdt in dat alle leerlingen eenmalig gemeten zijn. De leerlingen zijn onderverdeeld in twee groepen, dit zijn de groepen onder- en

normaalgewicht.

Dit onderzoek was onderdeel van een groter longitudinaal onderzoek: Meten Amsterdamse Motoriek Basis Onderwijs (MAMBO). Hier zijn in het jaar 2015 circa 4150 leerlingen getest op motorische vaardigheid in combinatie met lengte, gewicht en sportparticipatie.

(10)

Procedure

De gymzaal werd bij iedere school verdeeld in vier vakken (Bijlage 2). Eerst werd er een korte inleiding gegeven door de vakdocent of door de testleider van die dag. Vervolgens werden de leerlingen op alfabetische volgorde verdeeld over vijf onderdelen. Deze onderdelen waren: springen-kracht, springen-coördinatie, stilstaan, stuiten en sportparticipatie interview, gecombineerd met het opmeten van het gewicht en lengte. Wanneer de leerlingen waren verdeeld over de onderdelen, riepen de testafnemers de leerlingen op alfabetische volgorde bij zich. Na het voltooien van het onderdeel ging de leerling door naar het volgende onderdeel. Dit was altijd in een vaste volgorde. Aangekomen bij het onderdeel kregen de leerlingen voorafgaand een uitleg en demonstratie.

De testafnemers hadden voorafgaand aan de meetperiode deelgenomen aan een training. Deze training stond in teken van het juist meten en noteren. Het doel van deze training was het voorkomen van zoveel mogelijk meetfouten en moest de betrouwbaarheid van alle testen vergroten. Tijdens de training werd er geleerd te werken met het noteren van de gegevens op een iPad in het programma Filemaker Pro. Door deze centrale training werden alle

testafnemers bekend met de wijze van testen en het op dezelfde manier noteren van de gegevens.

Alle scores werden direct op de iPad genoteerd door de testafnemer, in het programma Filemaker Pro.

Aangezien de lesuren maximaal 50 minuten per klas waren en er gemiddeld rond de 25 deelnemers per klas waren, duurde iedere test maximaal 2 minuten. De deelnemers werden getest in de reguliere gymlestijd, hierdoor hadden de deelnemers de gymkleding al aan bij aanvang van les.

(11)

Meetinstrumenten

Leerlingen gegevens

De geboortedatum en het geslacht van de deelnemers zijn uit de leerlingenlijst gehaald. Deze werden door de scholen voorafgaand aan de meting overhandigd. Deze gegevens zijn

afkomstig uit het leerlingenbestand van de school en daarmee kon worden aangenomen dat de betrouwbaarheid en de validiteit hoog was.

Vaststelling gewichtsklasse

Lengte en gewicht werden in een afgezet deel van de zaal opgemeten, dit voor de privacy van het kind. De lengte werd gemeten met de lengtemeter: SECA Stadiometer 213. Deze is draagbaar en wordt ook veelal gebruikt door doctoren. Het gewicht werd gemeten met een weegschaal: SECA Robusta 813 digitale personenweegschaal.

De leerlingen werden gevraagd om bij beide metingen de schoenen uit te doen, de gymkleding bleef daarbij wel aan. Er werd wel gevraagd om eventuele zware kleding als vesten, truien etc. uit te doen.

Springen-kracht

Voor het onderdeel springen-kracht werd een half volleybalveld (9 meter) gebruikt, die de deelnemers moesten afleggen. De lijnen werden nog extra duidelijk aangegeven met pylonen, om zo de lijn van starten en de lijn van eindigen aan te geven voor de deelnemers. De

deelnemers die nog niet aan de beurt waren, namen plaats op een bank naast het onderdeel. Volgens het protocol springen-kracht werd er als eerste aan de deelnemers gevraagd om te hinkelen naar de overkant. Met zo min mogelijk passen moesten zij hinkelen tussen de pylonen. Beide benen werden getest en er werd op voorhand genoteerd of de deelnemer op schoenen of blote voeten deelnam aan het onderdeel.

De score per kind voor het onderdeel springen-kracht werd vastgesteld aan de hand van de 4- ss’en test. Hier zijn de criteria aangenomen die door Van Gelder & Stroes (Bijlage 3)

beschreven zijn.

Voor dit onderzoek werd alleen de score van het beste been van ieder kind gebruikt. De keuze is hier op gevallen omdat dit een goede indicatie is voor het voorkeursbeen. Zo kan er voor worden gezorgd dat het betrouwbaarder is, dan wanneer er alleen uit wordt gegaan van wat het kind aangeeft. Veel kinderen weten niet precies wat het voorkeursbeen is waardoor er

(12)

tegenstrijdige gegevens kunnen ontstaan. Door uit te gaan van het beste been wordt dit grotendeels uitgesloten. Dit betekent dus dat de laagste score gebruikt zal worden, aangezien ze in zo min mogelijk keren hinkelen naar de overkant moeten komen. Er is gekozen om het voorkeursbeen te gebruiken, omdat deze bij sprong-, balans- en spelonderdelen naar voren komt in de les lichamelijke opvoeding.

Analyse

Om de dataverwerking zo overzichtelijk mogelijk te maken werden de variabelen leeftijd, geslacht, lengte, gewicht en de beste score van hinkelen gesorteerd in Excel. In bijlage 5 is het stappenplan te vinden dat er werd gebruikt om de dataverwerking zo goed mogelijk te laten verlopen.

De leeftijd werd berekend door de tijd uit te rekenen tussen de geboortedatum en de

testdatum. Deze werd afgerond op hele jaren, wat te maken had met de afkapwaarden van de Body Mass Index (BMI).

Er moest worden bepaald in welke gewichtsklasse de deelnemers zaten. Hiervoor zijn de internationale BMI afkapwaarden van het Nationaal Kompas gebruikt (Bijlage 4). Om dit te kunnen bepalen waren leeftijd, lengte, gewicht en geslacht nodig. Deelnemers die in de tabel vielen onder ernstig ondergewicht, ondergewicht en normaal gewicht zijn meegenomen in dit onderzoek. Ernstig ondergewicht en ondergewicht zijn geschaald onder één groep:

ondergewicht. Hierdoor zijn er twee groepen ontstaan in het onderzoek.

Het geslacht was relevant voor de afkapwaarden om zo goed mogelijk te bepalen in welke gewichtsklasse de deelnemers zaten (Bijlage 4). Verder werd er in dit onderzoek niet gekeken naar verschil tussen de geslachten. De lengte van de deelnemers werd gebruikt in de formule om het BMI te berekenen.

Als afhankelijke variabele in dit onderzoek zijn het aantal keren hinkelen gebruikt van de deelnemers. Hier was uit gegaan van de beste score die een deelnemer had neergezet.

Om de normaliteit te bepalen van de gegevens werd het Excel bestand geïmporteerd in SPSS 22.0. Hier werden de variabelen ingesteld en de gegevens doormiddel van SPSS geanalyseerd. Door middel van een boxplot en histogram kon er gekeken worden of de gegevens normaal verdeeld waren. Aangezien de gegevens normaal verdeeld waren is er gebruik gemaakt van de Independent Samples T-test. Er waren een aantal uitschieters, deze waren niet uitzonderlijk hoog en werden alsnog meegenomen in dit onderzoek.

(13)

Resultaten

De totale groep bestond uit 2805 proefpersonen, waarvan er 982 proefpersonen zijn

meegenomen in dit onderzoek. Er werden in dit onderzoek uiteindelijk 1823 proefpersonen geëxcludeerd, dit had te maken met leeftijd, gewichtsklasse, missende waarden, blessures en overige redenen.

Van de 982 proefpersonen die werden meegenomen in dit onderzoek hadden er 148 leerlingen (15%) ondergewicht en 834 leerlingen (85%) een normaal gewicht, hierbij uitgaande van de BMI-afkapwaarden (Tabel 2).

Bij dit onderzoek is gekeken of er een verschil te vinden was tussen gewicht en sprongkracht bij kinderen met ondergewicht en normaalgewicht. Uit de gegevens zijn de volgende

resultaten naar voren gekomen (Tabel 3).

Tabel 2

Proefpersonen onderzoek uitgesplitst naar gewichtsklasse, exclusie en totaal

Totaal Ondergewicht Normaalgewicht Geëxcludeerd

N= 2805 N= 148 N= 834 N= 1823

Tabel 3

Descriptieve tabel, proefpersonen basisschool leerlingen (leeftijd 9 tot en met 12 jaar)

Leeftijd Lengte Gewicht BMI Jongens Meisjes

Ondergewicht (N= 148) 10,71 1,44 30,21 14,49 54 94

Normaalgewicht (N= 834) 10,52 1,45 36,16 17,14 430 404

Totaal (N= 982) 10,55 1,45 35,3 16,74 484 498

(14)

Als eerste is de normaliteit bepaald van de gegevens. Uit de histogram (Bijlage 5) en de box plots (Figuur 1) is er op te maken dat de gegevens normaal verdeeld zijn. In het figuur kan gezien worden dat er een aantal uitschieters zijn, deze zijn niet uitzonderlijk hoog en dus wel meegenomen in het resultaat. Om verschil te kunnen toetsen tussen de groepen ondergewicht en normaalgewicht is er gebruik gemaakt van de Independent Sample T-test. De resultaten zijn af te lezen in Tabel 4.

Uit de resultaten is op te maken dat er geen significant verschil gevonden is tussen deze gegevens.

Figuur 1: Verdeling van de beste scores per gewichtsklasse

Tabel 4

Independent Samples T-test, beste score sprongkracht onder- en normaalgewicht

Gem. Ondergewicht Gem. Normaalgewicht Verschil T-waarde p-waarde

6,95 7,12 -,164 -1,282 0,200

(15)

Discussie

Er is nog weinig onderzoek gedaan naar het verband tussen ondergewicht en motorische vaardigheid bij kinderen. Ondergewicht kan voor vele lichamelijke problemen zorgen. (Cimino et al., 2016). Uit eerder gedane onderzoeken komt naar voren dat kinderen met ondergewicht op veel onderdelen onder doen voor kinderen met een normaal gewicht, alleen komt de Bend Arm Hang steeds beter naar voren bij kinderen met ondergewicht. Dit is maar één onderdeel en dus moet er gekeken worden naar welke problemen ondergewicht met zich mee brengen in het onderwijs. Wanneer leerlingen niet kunnen meekomen met mede

leerlingen kan dat zorgen voor een verminderde motivatie, wat negatieve invloed heeft op de activiteit. Hierdoor blijven leerlingen ook achter in de motorische ontwikkeling.

Er werd verwacht dat de leerlingen met een normaal gewicht beter zouden presteren dan de leerlingen met ondergewicht als het gaat om de sprongkracht.

Gezien de resultaten van dit onderzoek komt duidelijk naar voren dat er geen significant verschil is tussen de kinderen met ondergewicht en normaal gewicht als er gekeken wordt naar sprongkracht. De onderzoekshypothese wordt daarom in dit onderzoek verworpen en de nulhypothese wordt aangenomen.

Hier kan dus uit naar voren komen dat kinderen met ondergewicht niet altijd last hebben van een verslechterde motorische en fysieke ontwikkeling.

Daarnaast is er gekeken naar de zwakke punten van de methode van dit onderzoek. De test is afgenomen in een gymzaal tegelijk met drie andere actieve tests. Daarbij konden niet alle leerlingen tegelijk getest worden, waardoor er leerlingen op banken moesten wachten voor ze aan de gang konden bij een onderdeel. Dit zorgt voor ruis bij de leerling waarbij de test wordt afgenomen, wat zorgt voor een slechtere betrouwbaarheid en kan een reden zijn dat er een verschil ontstaat in de spreiding van de scores. Het schoeisel of de afwezigheid daarvan kan het resultaat ook beïnvloed hebben. Sportschoenen zijn er op gemaakt voor meer demping en veerkracht. Doordat er wisselend met en zonder schoenen getest is kan hier een verschil in prestatie ontstaan, dat zorgt voor een slechtere betrouwbaarheid.

Tevens kan er gekeken worden naar de proefpersonen, aangezien het verschil in samenstelling en leeftijd tussen de deelnemers met normaalgewicht en ondergewicht aanzienlijk is. Bij de groep deelnemers met ondergewicht bestaat de groep voor 63,5% uit meisjes, tegen over 48,4% bij de groep met normaalgewicht. De deelnemers met ondergewicht waren gemiddeld 2 maanden ouder dan de deelnemers met normaalgewicht. Bij meisjes begint de puberteit

(16)

vanaf het 10de levensjaar, bij jongens is dit rond het 12de levensjaar. Hierdoor ontstaat een

verschil in lichamelijke ontwikkeling tussen de twee groepen, wat invloed kan hebben op de prestatie. De groep ‘ondergewicht’ kan hierdoor beter gepresteerd hebben dan de groep ‘normaalgewicht’, waardoor het verschil niet betrouwbaar is.

Gekeken naar de test van Van Gelder is er te zeggen dat er op een ordinale schaal is gemeten. Tussen het aantal keer hinkelen zaten geen tussenwaarden, waardoor er steeds naar hele keren hinkelen werd gekeken.

Wanneer een laatste hinkel ruim of net over de achterlijn is, blijft de score hetzelfde. Dit zorgt er voor dat de test van Van Gelder praktisch is, maar de resolutie laag. Voor het eindresultaat heeft dit als uitwerking dat veel waarden bij elkaar liggen, waardoor er minder specifiek een verschil aan te tonen is tussen de twee groepen.

(17)

Conclusie

Leerlingen met ondergewicht die een leeftijd hebben tussen de 9 en 12 jaar laten geen verschil in sprongkracht zien ten opzichte van leerlingen met normaalgewicht in deze leeftijdsklasse. Er werd geen significant verschil aangetoond tussen deze groepen.

Gekeken naar de eerder gedane onderzoeken en de zwakke punten die naar voren komen bij dit onderzoek, is er meer onderzoek nodig voordat de uitkomst uit dit onderzoek kan worden aangenomen.

Vervolgonderzoek

Bij het doen van vervolgonderzoek naar dit onderwerp kunnen een aantal punten worden meegenomen om de validiteit te verbeteren.

Het geslacht van de deelnemers zou meegenomen kunnen worden in een vervolgonderzoek. Aangezien de deelnemers zich op een leeftijd bevinden waar de lichamelijke ontwikkeling van meisjes al is begonnen, kan dit invloed hebben op de resultaten. Het is aan te raden om een casestudy te doen waar deelnemers met een leeftijd van 9 jaar aan deelnemen.

Gekeken naar de meting kan het voor de uitslag van de test beter zijn wanneer proefpersonen in een rustige omgeving worden getest. Nu was er tijdens de test nog kans op ruis, wat het resultaat kan beïnvloeden. Daarnaast kan er ook beter gekozen worden om de test zonder schoenen uit te laten voeren.

Om specifieker te kunnen meten kan er gekeken worden naar een continue schaal van meten, waarbij er dus tussenwaarden zijn. In plaats van te kijken naar het aantal keer hinkelen, kan er gekeken worden naar de afstand die iemand kan hinkelen met een beperkt aantal keer

hinkelen. Hierdoor kan je de afstand meten, waardoor er veel nauwkeuriger gekeken kan worden naar de prestatie die een deelnemer levert. Dit zorgt er voor dat de test minder praktisch uit te voeren is, maar dat de resolutie hoger ligt.

Aanbeveling beroepspraktijk

In dit onderzoek is geen significant verschil aangetoond tussen de twee groepen. Er zal nog vervolgonderzoek nodig zijn voor er een aanbeveling gemaakt kan worden voor de

beroepspraktijk.

(18)

Literatuurlijst:

Allender, S., Cowburn, G., & Foster, C. (2006). Understanding participation in sport and physical activity among children and adults: A review of qualitative studies. Health

Education Research, 21(6), 826–835. http://doi.org/10.1093/her/cyl063

Artero, E. G., España-Romero, V., Ortega, F. B., Jiménez-Pavón, D., Ruiz, J. R., Vicente-Rodríguez, G., … Castillo, M. J. (2010). Health-related fitness in adolescents: Underweight, and not only overweight, as an influencing factor. The AVENA study.

Scandinavian Journal of Medicine and Science in Sports, 20(3), 418–427.

http://doi.org/10.1111/j.1600-0838.2009.00959.x

CBS. (2016). Leefstijl en (preventief) gezondheidsonderzoek; persoonskenmerken. Retrieved from

http://statline.cbs.nl/Statweb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=83021NED&D1=1 7-23&D2=0-13,37-42&D3=0&D4=l&HD=150430-1349&HDR=T&STB=G1,G2,G3 Cimino, S., Cerniglia, L., Almenara, C. A., Jezek, S., Erriu, M., & Tambelli, R. (2016).

Developmental trajectories of body mass index and emotional-behavioral functioning of underweight children: A longitudinal study. Scientific Reports, 6(January), 20211. http://doi.org/10.1038/srep20211

Franssen, S. J., Wal, M. F. Van Der, & Jansen, P. (2015). Onder- en overgewicht bij Amsterdamse kinderen. Nederlands Tijdschrift Voor Geneeskunde, 159, 1–8.

M. Delfos. (2015). Ontwikkeling in vogelvlucht, ontwikkeling van kinderen en adolescenten (6e ed.). Pearson Assessment and Information.

Monyeki, M. A., Koppes, L., Kemper, H., Monyeki, K., Toriola, A., Pienaar, A., & Twisk, J. (2005). Body composition and physical fitness of undernourished South African rural primary school children. European Journal of Clinical Nutrition, 59(7), 877–883. http://doi.org/10.1038/sj.ejcn.1602153

Monyeki, M. A., Neetens, R., Moss, S. J., & Twisk, J. (2012). The relationship between body composition and physical fitness in 14 year old adolescents residing within the Tlokwe local municipality, South Africa: the PAHL study. BMC Public Health, 12, 374. http://doi.org/10.1186/1471-2458-12-374

Morgan, P. J. (2015). Fundamental movement skills in children and adolescents . Review of associated health benefits, 40(DECEMBER 2010), 1019–1035.

http://doi.org/10.2165/11536850-000000000-00000

Reuser, M. (2005). Maak je niet dik! Annals of Internal Medicine, 2005–2007.

(19)

Roh, L., Braun, J., Chiolero, A., Bopp, M., Rohrmann, S., & Faeh, D. (2014). Mortality risk associated with underweight: a census-linked cohort of 31,578 individuals with up to 32 years of follow-up. BMC Public Health, 14(1), 371. http://doi.org/10.1186/1471-2458-14-371

van Biervliet, P. (2007). “Basic functions therapies” have not died! In N. Hall (Ed.), 17th

Annual Conference of the European Teacher Education Network (pp. 165–170). Porto:

The European Teacher Education Network.

(20)

Bijlage 1: Brief aan de ouders

[Logo school]

Amsterdam, [datum] Geachte ouders en verzorgers,

Onze school hecht veel waarde aan de bewegingsontwikkeling van uw kind. Zo wordt er jaarlijks een beweegtest afgenomen. De uitkomst van deze test wordt gebruikt om de lessen aan te laten sluiten op het niveau van de kinderen. Ook wordt de beweegtest gebruikt om de motorische ontwikkeling van uw kind in kaart te brengen.

De ALO Amsterdam (Academie voor Lichamelijke Opvoeding) doet onderzoek naar beweegtests en heeft hiervoor contact opgenomen met onze school. Studenten en onderzoekers van de ALO zullen meester [naam] (vakleerkracht bewegingsonderwijs) tijdens de gymles helpen met het afnemen van de beweegtest in groep 3, 4, 5, 6, 7 & 8. Deze test bestaat uit 4 oefeningen:

- Hinkelen (op één been) - Stilstaan op één been

- Huppel- en springoefeningen - Stuiten met een bal

Daarnaast zal de lengte en het gewicht van uw kind gemeten worden (sportkleding aan) en worden er enkele vragen gesteld over zwemdiploma’s en lidmaatschap van een sportvereniging.

Naast het gebruiken van de testgegevens door meester [naam], willen we de gegevens van de metingen voor de ALO beschikbaar stellen. De ALO gebruikt de gegevens voor onderzoek over de motorische ontwikkeling van kinderen. Hierbij zullen ze niet kijken naar het individuele kind maar naar een grote groep kinderen.

De beweegtest zal plaatsvinden op: ……….. [datum]

Met de gegevens wordt zeer zorgvuldig omgegaan. Alleen de gymdocent en enkele medewerkers van de Academie voor Lichamelijke Opvoeding kunnen de gegevens van uw kind bekijken. Ook u kunt de gegevens inzien als u dat wilt en daarover vragen stellen aan meester [naam]. Mocht u bezwaar hebben tegen deelname van uw kind, dan kunt u dat kenbaar maken via onderstaand strookje. Als u geen bezwaren heeft, hoeft u dus niet te reageren.

Met vriendelijke groet,

[naam], docent Bewegingsonderwijs

---

Ik geef geen toestemming voor mijn kind om mee te doen aan de beweegtest tijdens de gymles op [datum].

Naam kind: _____________________________________________ Klas:___________________________ _______________________

(21)

Bijlage 2: Organisatie meetdag

(22)

Bijlage 3: Protocol Springen-kracht

(23)
(24)

Bijlage 4: Afkap waarden BMI, Nationaal Kompas

Bron:

http://www.nationaalkompas.nl/gezondheidsdeterminanten/persoonsgebonden/overgewicht/overg ewicht-afkapwaarden-bij-jongeren/

(25)

Bron:

http://www.nationaalkompas.nl/gezondheidsdeterminanten/persoonsgebonden/overgewicht/overg ewicht-afkapwaarden-bij-jongeren/

(26)

Bijlage 5: stappenplan dataverwerking Excel

Leeftijd:

Door de tijd uit te rekenen tussen de geboortedatum en de testdatum wordt de leeftijd bepaald. Commando ‘=dagen360’ zorgt er voor dat het aantal dagen tussen twee datums wordt

berekend. Vervolgens moet dit nog worden omgerekend naar jaren en wordt er afgerond op hele jaren, dit heeft te maken met de afkapwaarden voor de BMI bepaling.

Lengte:

De lengte in het Excel bestand wordt van centimeter naar meter veranderd. Dit wordt gedaan door de lengte te delen door 100. Commando ‘=(CelX/100)’ zorgt voor een snelle berekening. BMI:

Met behulp van commando =celgewicht/(cellengtemeter*cellengtemeter) kan er een BMI score berekend worden. Door de BMI score en de leeftijd naast de afkapwaarden te leggen wordt er bepaald in welke gewichtsklasse een deelnemer zit.

Beste score:

De beste score is hier een zo laag mogelijk aantal keren hinkelen. Om in de verschillende pogingen van uitvoering te kunnen vinden welke waarde het laagst is, wordt er gebruik gemaakt van commando “=kleinste”. Daardoor kan je de score vinden, die je eruit wilt filteren.

(27)

Bijlage 6: SPSS Outputs

Geslacht_categorie

Frequency Percent Valid Percent

Cumulative Percent Valid Jongen 484 49,3 49,3 49,3 Meisje 498 50,7 50,7 100,0 Total 982 100,0 100,0 Geslacht_categorie Normaalgewicht

Frequency Percent Valid Percent

Cumulative Percent Valid M 430 51,6 51,6 51,6 V 404 48,4 48,4 100,0 Total 834 100,0 100,0 Statistics normaalgewicht

BMI waarde Leeftijd jaren Lengte meters sportp_gewicht

N Valid 834 834 834 834 Missing 0 0 0 0 Mean 17,1362 10,5224 1,4479 36,1570881 Median 16,8999 10,5319 1,4395 35,3000000 Std. Deviation 1,48209 ,91051 ,08229 6,05828249 Variance 2,197 ,829 ,007 36,703 Range 7,07 3,43 ,52 42,90000 Geslacht_categorie ondergewicht

Frequency Percent Valid Percent

Cumulative Percent Valid Jongen 54 36,5 36,5 36,5 Meisje 94 63,5 63,5 100,0 Total 148 100,0 100,0 27

(28)

Statistics ondergewicht

BMI waarde Leeftijd jaren Lengte meters sportp_gewicht

N Valid 148 148 148 148 Missing 0 0 0 0 Mean 14,4854 10,7153 1,4411 30,2128378 Median 14,4803 10,7250 1,4380 30,0000000 Std. Deviation ,58885 ,90996 ,07394 3,79081023 Variance ,347 ,828 ,005 14,370 Range 2,90 3,31 ,41 20,60000 Statistics

BMI waarde Leeftijd jaren Lengte meters sportp_gewicht

N Valid 982 982 982 982 Missing 0 0 0 0 Mean 16,7367 10,5515 1,4468 35,2612133 Median 16,5410 10,5778 1,4390 34,4000000 Std. Deviation 1,67853 ,91258 ,08108 6,15192886 Variance 2,817 ,833 ,007 37,846 Range 8,69 3,43 ,52 43,70000 Gewichtsklasse

Frequency Percent Valid Percent

Cumulative Percent

Valid Normaal gewicht 834 84,9 84,9 84,9

Onder gewicht 148 15,1 15,1 100,0

Total 982 100,0 100,0

(29)
(30)

Group Statistics

Gewichtsklasse N Mean Std. Deviation Std. Error Mean

Beste Score onder gewicht 148 6,95 1,306 ,107

normaal gewicht 834 7,12 1,452 ,050

(31)

Bijlage 7: Bewijs ephorus

Beste Rob van Arkel,

Het document is ingeleverd bij Turnitin | Ephorus en je docent Ramon Stuart (r.stuart@hva.nl) is hiervan op de hoogte gesteld.

Het unieke nummer dat aan het document is toegekend is: 32584b43-fa02-41f3-948c-baca90914561.

We raden je aan deze pagina uit te printen of op te slaan. Inlevercode: 40150AOSPA

Datum: zondag 22 mei 2016 22:27:33 uur CEST Jouw gegevens:

Rob van Arkel 500636447

rob.van.arkel@hva.nl

van Arkel, Rob. 500636447, Antoine de Schipper Je docent:

Ramon Stuart r.stuart@hva.nl

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Toelichting: Verwijzing naar de schemanaam is door middel van een URI, bijvoorbeeld: codes.cvd.nl/abundantie/schemanaam Multipliciteit: 0..1 Attribuut: geometrie Type:

Het feit dat er geen significante verschillen zijn tussen de groepen bij de werkwoordinflectie, wijst er echter wel op dat de kinderen met SLI en SH kinderen onder hun

Dit lijkt er veel op dat het college de zwakste schouders wil belasten met de structurele tekorten van deze gemeente, terwijl het structureel tekort niet door de WMO, maar door het

The objective of this study is to determine whether performance can be improved when having a higher level of accountability and whether these factors significantly effects

Voor een bedrijf van 145 zeugen en een wekelijkse bemonstering komen de kosten van het bloedtappen bij de zeug door de dierenarts met aansluitende Iaboratorium- bepaling op f 25,57

De teelt van Aronia is goed te combineren met de teelt van Zwarte of Rode bes, omdat dezelfde oogstmachines kunnen worden gebruikt en ap- pelbessen pas na de

In dit onderzoek worden de factoren in kaart gebracht die van invloed zijn op de implementatie van beleid door professionals: meer specifiek wordt onderzocht in hoeverre

In the following chapters it will be discussed whether the postmodern elements of irony, refutation of truth claims, paranoia, history and the reflection on epistemological