• No results found

Iron Roots - Thatcher en de Europese Gemeenschappen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Iron Roots - Thatcher en de Europese Gemeenschappen"

Copied!
55
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Thatcher en de Europese Gemeenschappen

Naam: Josephine van der Klugt Studentnummer: 10068600

Vak: Masterscriptie ‘Master Geschiedenis van de Internationale Betrekkingen’ Scriptiebegeleider: Dhr. Dr. R. J. de Bruin

Aantal woorden: 18.688 Datum: 17 juni 2019

(2)

1

Inhoud

Inleiding ... 2

1. Thatchers politieke instrumentalisatie van de Europese Gemeenschappen ... 10

2. De invloed van het geopolitieke speelveld ... 19

3. Europese hervormingen ... 30

4. Het einde van Thatchers premierschap ... 40

Conclusie ... 50

Bibliografie ... 53

Secundaire Bronnen ... 53

(3)

2

Inleiding

‘Britain doesn’t dream of some cozy, isolated existence on the fringes of the EU community. Our destiny is in Europe, as part of the community.’1

Brexit, het samengaan van Britain en exit, betekent het vertrekken van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie (EU).2 Dit is het gevolg van een referendum dat op 23 juni 2016 werd georganiseerd op initiatief van toenmalig premier David Cameron (1966). Dit referendum hield in dat inwoners van het Verenigd Koninkrijk door te stemmen moesten bepalen of het Verenigd Koninkrijk wel of geen lid van de Europese Unie moest blijven. Een kleine meerderheid van de stemmers, 51,89 % om precies te zijn, koos uiteindelijk voor het verlaten van de EU. Dit is inmiddels, drie jaar later, nog steeds niet gebeurd. Vanwege deze recente ontwikkelingen is de interesse in de verhoudingen tussen het Verenigd Koninkrijk en de Europese Gemeenschappen alleen maar toegenomen en academici en politici zijn op zoek naar een verklaring voor dit drastische Britse besluit. In deze context komt regelmatig de periode voorbij dat Margaret Thatcher (1925 – 2013) premier was van het Verenigd Koninkrijk, ook wel de Iron Lady genoemd.3 Thatcher werd ook wel de Iron Lady genoemd, een bijnaam die haar oorsprong vindt in de Sovjet-krant ‘De Rode Ster’ waarin een journalist haar zo noemde in een stuk uit 1976.

Het citaat aan het begin van dit stuk is afkomstig uit de toespraak die Thatcher hield voor het Europa College in Brugge in 1988. De uitspraak suggereert dat Thatcher enthousiast genoeg was over de Europese Gemeenschappen om een toekomst voor het Verenigd Koninkrijk binnen ‘Europa’ te zien. Toch was één van de grootste problemen tijdens haar premierschap (van 1979 tot 1990) de Britse relatie met de Europese Gemeenschappen. Het maakt dit citaat dan ook opvallend en, zeker in 1988, van grote betekenis zowel voor het beeld dat men toentertijd had van Thatchers opinie over de Europese Gemeenschappen als voor het onderwerp van dit onderzoek. In dit onderzoek zal centraal staan wat Thatchers houding was tegenover ‘Europa’ in de periode 1975 – 1990. Hoe veranderde Thatchers houding gedurende deze jaren? En waarom en wat waren hier de eventuele gevolgen van voor de premier en voor de verhouding tussen het Verenigd Koninkrijk en de Europese Gemeenschappen? Dit past binnen het theoretisch kader van dit onderzoek dat gaat over het gebruik van ‘Europa’ als politiek middel

1 M. Thatcher, ‘Brugge’ Speech to the College of Europe (20 september 1988) via: www.margaretthatcher.org

(bezocht op: 10 mei 2019).

2www.rijksoverheid.nl (bezocht op: 25 mei 2019).

3 Met ‘Europese Gemeenschappen’ wordt gedoeld op de Europese Economische Gemeenschap (EEG), de

Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (EURATOM) en de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS).

(4)

3

door politici. Dat specifieke onderzoek is gedaan door historicus Wolfram Kaiser (1966) met zijn boek Using Europe, abusing the Europeans. Britain and European integration, 1945 – 63 (1996) en zal dan ook in deze thesis niet herhaald worden.

Gezien het groot aantal beschikbare bronnen is het duidelijk dat onderzoek naar Thatchers invloed op het huidige discours van het Verenigd Koninkrijk van groot belang blijft voor historici. De recente ontwikkelingen in het land rondom Brexit hebben tot nog meer interesse geleid in de relatie tussen het Verenigd Koninkrijk en de Europese Gemeenschappen. Dit onderzoek sluit dan ook aan bij het analyseren van het politieke beleid van Thatcher ten opzichte van Europa maar daarbij wordt een andere invalshoek gebruikt. In veel literatuur wordt geclaimd dat Thatcher altijd sterk anti-Europees was. In dit onderzoek zal worden gesteld dat dit niet klopt en Thatcher met name een pragmatische aanpak had. Vanaf 1975 tot halverwege de jaren 1980 kon Thatcher zelfs voorstander van de Europese Gemeenschappen genoemd worden. Later in haar tijd als premier raakte Thatcher steeds meer gedesillusioneerd door de richting die de Europese Gemeenschappen op gingen en begon ze zich tegen veel Europese ideeën uit te spreken, bijvoorbeeld in haar speech in Brugge die in het laatste hoofdstuk van dit onderzoek verder toegelicht zal worden.

Het gevolg van onder andere Thatchers duidelijke retoriek met betrekking tot Europa leidde tot een reputatie van ‘stranger in Europe’ en daarnaast werd het Verenigd Koninkrijk gezien als een ‘awkward partner’.4 Het feit dat Thatcher in Brugge stelde het Verenigd Koninkrijk als onderdeel van ‘Europa’ te zien, zoals blijkt uit het citaat aan het begin van dit stuk, was dan ook enigszins verassend. Dit sluit aan bij het theoretische kader dat Kaiser beschrijft in zijn boek. Een belangrijke theorie in het werk van Kaiser is de zogenaamde ‘Sonderweg theorie’. Kort gezegd stelt deze theorie dat Duitsland sinds de jaren 1870 een afwijkende ontwikkeling doormaakte naar democratie die volgens sommigen onvermijdelijk tot het nationaalsocialisme heeft geleid. Als kritiek op deze theorie wordt gegeven dat daarmee aangenomen wordt dat er überhaupt sprake is van een standaard af te leggen weg naar democratie. Kaiser noemt enkele punten die in dit onderzoek van belang zijn. Zo stelt hij dat het Verenigd Koninkrijk niet ‘de bus mistte’ door de latere aanmelding bij de Europese Economische Gemeenschap (EEG) maar er goed aan deed eerder geen lid te worden. Volgens Kaiser was het een rationele keuze van de Britten niet meteen met Europese Gemeenschappen verder te gaan na de Tweede Wereldoorlog. Immers was lidmaatschap van de Economische Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) toen economisch niet per se nodig voor het

(5)

4

Verenigd Koninkrijk.5 De reden hiervoor was dat de EGKS een supranationaal orgaan van tijdelijke aard was. De EEG was breder en meer specifiek op economisch gebied, dit had uiteindelijk meer waarde voor de Britten dan een EGKS-lidmaatschap. Daarnaast sluit Kaiser zich aan bij journalist Charles Moore (1956), de biograaf van Thatcher, wanneer hij stelt dat de Britten altijd pragmatisch zijn geweest in de relatie met Europa. Vandaar ook de uiteindelijk keuze voor aanmelding tot de EEG. Volgens Kaiser was de uiteindelijke eerste aanmelding in de periode 1961 – 1963 voor het Verenigd Koninkrijk logisch omdat ze op die manier toegang zouden krijgen tot één van de grootse handelsmarkten.6 Daarmee gaat Kaiser in tegen het idee dat de Britten altijd overwegend anti-Europa zijn geweest. In dit kader gaat Kaiser in op de groep die hij aanduidt als de Conservative Governing Elite, oftewel de regerende Conservatieve Partij. Over deze groep is Kaiser duidelijk: ten eerste is het voor de Conservatieven niet bepalend wat de publieke opinie is ten opzichte van Europa om invloed te hebben op het beleid.7 Daarnaast zagen de Conservatieven controle over de bestemming van het Verenigd Koninkrijk als het belangrijkste voordeel. Dit verklaart waarom Thatcher zich verzette tegen de plannen van Jaques Delors (1925), voorzitter van de Europese Commissie van 1985 tot 1995, zo’n dertig jaar later. Zijn ideeën voor onder andere het creëren van een economische unie zouden veel zeggenschap bij de Britten weghalen en benadrukten het idee van de Europese Gemeenschappen als supranationaal orgaan. Dat was niet in lijn met hoe de Conservatieven in het Verenigd Koninkrijk de Europese Gemeenschappen voor zich zagen en ook niet met het idee van Thatcher voor de toekomst van de Gemeenschap. Volgens Kaiser had Thatcher een grote bijdrage aan de reputatie van het Verenigd Koninkrijk als ‘awkward partner’ door haar sterke anti-Duitse houding.8 Thatcher was volgens hem altijd uitgesproken over het gevaar van te veel Duitse invloed op de Europese Gemeenschappen. Echter wordt er volgens Kaiser ook te veel gekeken naar de manier waarop Thatcher haar toespraken hield, regelmatig met fel taalgebruik, zoals in Fontainebleau. Kaiser stelt dat achter de ‘vijandige retoriek’ van Thatcher constructieve ideeën over de toekomst van de Gemeenschap schuilgingen.9. De houding van Thatcher aan het begin van haar carrière was overwegend positief, zeker vergeleken met de minder positieve houding tegen het einde van haar carrière.

5 W. Kaiser, Using Europe, abusing the Europeans. Britain and European integration, 1945 – 63 (MacMillan

Press, 1996), 204.

6 Idem, 210. 7 Idem, 208. 8 Kaiser, 214. 9 Idem, 215.

(6)

5

De private secretary van Thatcher, Charles Powell (1941), stelt dat de premier er altijd voor zou hebben gekozen deel te blijven van de Europese Gemeenschappen en dus ook geen voorstander was geweest van bijvoorbeeld Brexit. Volgens Powell was Thatcher ervan overtuigd zo meer te kunnen bereiken dan wanneer het Verenigd Koninkrijk geen stem meer had in de Europese besluitvoering.10 Het theoretisch kader zal zoals gezegd verder worden toegelicht aan de hand van het boek van Kaiser (1966) die voor zijn onderzoek naar de instrumentalisatie van Europa door politici keek.

Om zo goed mogelijk te onderzoeken wat Thatchers attitude was tegenover de Europese Gemeenschappen is dit onderzoek opgedeeld in vier hoofdstukken. In elk hoofdstuk wordt een soort case study gedaan om de verandering van Thatchers houding tegenover ‘Europa’ weer te geven. In het eerste hoofdstuk staat het thema ‘politieke instrumentalisatie door Margaret Thatcher’ centraal. Aan de hand van verschillende belangrijke momenten uit Thatchers carrière zal onderzocht worden in hoeverre Thatcher ‘Europa’ in de beginjaren van haar tijd als premier als politiek middel heeft gebruikt en hoe dit haar houding tegenover de Europese Gemeenschappen beïnvloedde, maar ook hoe Thatcher voor haar aantreden over samenwerking met Europa dacht. Zo zal bijvoorbeeld het referendum uit 1975 besproken worden. Dit vond plaats enkele jaren voordat Thatcher premier werd en dit was een periode waarin zij een uitgesproken voorstander van de Europese Gemeenschappen was.11 Daarnaast zullen ook twee bekende toespraken van Thatcher besproken en vergeleken worden. De zogenaamde ‘Money back’ speech die ze gaf tijdens een bijeenkomst van de Europese Raad in 1979 en een speech in Fontainebleau uit 1984. Beiden toespraken gaan over de financiële bijdrage van de Britten aan de Europese Gemeenschappen die volgens Thatcher veel te hoog was. De Britten vonden deze bijdrage te hoog vanwege de lage subsidie die ze kregen. De speeches laten goed zien hoe de houding van de premier tegenover de Europese Gemeenschappen veranderde tussen 1979 en 1984. Bovendien maakt het duidelijk wat er gebeurde wanneer de premier de Europese Gemeenschappen niet voor eigen politieke doelen kon inzetten. De Britse bijdrage aan de Europese Gemeenschappen is hier een voorbeeld van. De nettobijdrage zorgde voor veel onvrede binnen het Britse Lagerhuis en maakte ook Thatchers eigen houding steeds negatiever en dit had uiteindelijk een invloed op haar beleid.

10 T. Helm, ‘Margaret Thatcher would not have supported Brexit, says top aide.’, The Guardian, (3 september

2016) via:

https://www.theguardian.com/politics/2016/sep/03/margaret-thatcher-would-not-have-supported-brexit (bezocht op: 25 mei 2019).

11 J. Walsh, ‘Britain’s 1975 Europe referendum: what was it like last time?’, The Guardian (25 februari 2016)

via: https://www.theguardian.com/politics/2016/feb/25/britains-1975-europe-referendum-what-was-it-like-last-time (bezocht op: 25 mei 2019).

(7)

6

In het tweede hoofdstuk zal naar voren komen waarom Thatcher in de beginperiode van haar premierschap in de eerste instantie wél voorstander van de Europese Gemeenschappen. Kenmerkend hiervoor zijn de onderliggende geopolitieke redenen en in het tweede hoofdstuk is de Koude Oorlog dan ook het centrale thema. Meer specifiek zal gekeken worden naar de rol van Thatcher als intermediair tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. Daarnaast zal duidelijk worden of Thatchers houding tegenover ‘Europa’ veranderde door haar rol als bemiddelaar. Een rol die ze uitoefende tijdens bijvoorbeeld de opstand in Polen in 1981. Tijdens deze kwestie benadrukte Thatcher continu het belang van Europese eensgezindheid. Het Poolse verzet had Thatcher hoopvol gemaakt op een doorbraak in de succesvolle ondermijning van het communisme. Een sterke Europese Gemeenschap was volgens Thatcher van belang om de Polen te kunnen steunen tijdens hun verzet. In de praktijk bleek dit echter moeilijker dan Thatcher had gedacht. Zo waren de Amerikanen voorstander van een bepaald beleid terwijl landen als Duitsland en Frankrijk het hier niet mee eens waren. Thatcher probeerde de band met de Verenigde Staten te behouden en tegelijkertijd de Europeanen te overtuigen van de Amerikaanse ideeën. Zo werd het duidelijk voor Thatcher dat, in tegenstelling tot de gezochte steun van de Europese Gemeenschappen, ‘Europa’ steeds meer een obstakel begon te vormen. Desalniettemin probeerde de premier de Europese Gemeenschappen ook tijdens de Koude Oorlog in te zetten voor het behalen van haar eigen geopolitieke doelen, bijvoorbeeld tijdens bemiddeling tussen de Amerikanen en de Russen.12 Tijdens onderhandelingen met zowel president Reagan als president Gorbatsjov haalde Thatcher meerdere malen de Europese Gemeenschappen aan. Met name in de context van Europese medewerking met ofwel de Amerikanen, ofwel de Sovjet-Unie. Voor deze onderhandelingen was het voor Thatcher dan ook van belang toch een goede band met de Europese Gemeenschappen te onderhouden. Dit kan gezien worden als verklaring waarom Thatcher gedurende de eerste helft van haar tijd als premier een groter voorstander van de Europese Gemeenschappen leek te zijn dan in de tweede helft. Thatchers rol als mediator in de Koude Oorlog kan, met name geopolitiek gezien, gekenmerkt worden als moment van omwenteling in haar houding tegenover ‘Europa’. Hoewel ze zoals gezegd probeerde de Europese Gemeenschappen te gebruiken in haar onderhandelingen met de Amerikanen en de Russen stuitte ze op tegenwerking van de overige lidstaten.

12 D. Blair, ‘Margaret Thatcher: The ‘Iron Lady’s pivotal role in ending the Cold War’, The Telegraph (8 april

2013) via:

(8)

7

Met de val van de muur en de unificatie van Duitsland werd de houding van Thatcher tegenover de Europese Gemeenschappen ook niet beter. Thatcher was teleurgesteld in de capaciteiten van ‘Europa’. Dit zal ook duidelijk worden uit de zogenaamde Chequers papers. Volgens het verslag van de Chequers-bijeenkomst was het Verenigd Koninkrijk geen voorstander van snelle unificatie van Duitsland. Wat de Europese Gemeenschappen vonden van de Duitse plannen speelde voor de Britten nauwelijks een rol tijdens deze discussies. De Duitse unificatie werd door de Britten als bedreiging van de structuur van de Europese Gemeenschappen gezien. Thatcher was bang dat Duitsland ‘Europa’ zowel economisch als op geopolitiek gebied zou domineren. Daarmee werd het idee van de Europese Gemeenschappen een stuk minder aantrekkelijk voor de Britten.

De omslag in Thatchers enthousiasme over de Europese Gemeenschappen komt verder aan bod in het derde hoofdstuk. Het thema dat hierin centraal staat is hoe de institutionele verhoudingen binnen de Europese Gemeenschappen voor problematische verhoudingen tussen Thatcher en Europa zorgden. Zo zal de Single European Act besproken worden alsook de institutionele hervormingen binnen de Europese Gemeenschappen zoals het invoeren van Qualified majority voting.

Het thema in het vierde hoofdstuk is ten slotte de houding van Thatcher tegenover Europa aan het einde van de jaren 1980 en hoe dit van invloed was op het einde van haar tijd als premier van het Verenigd Koninkrijk. Onder meer haar toespraak in Brugge voor het Europa College in 1988 en de zogenaamde ‘No. No. No.’-speech die ze gaf voor het Lagerhuis in 1990 zullen besproken worden.

Voor dit onderzoek zal gebruik worden gemaakt van verschillend secundair en primair bronmateriaal. Tot het secundaire materiaal behoort onder andere het boek Britain and Europe since 1945 (1973) van Alex May. In dit boek staat de positie van het Verenigd Koninkrijk in Europa sinds 1945 centraal. May beschrijft chronologisch hoe de Britse positie binnen Europa door de jaren veranderde. Zo worden ook de verschillende pogingen tot lidmaatschaap van de Europese Gemeenschappen besproken. Omdat in het boek van May de periode van 1945 tot 1997 centraal staat is het een goed overzichtswerk. Het laat zien hoe verschillende regeringen, waaronder die van Thatcher, invloed hebben gehad op de ingewikkelde relatie tussen het Verenigd Koninkrijk en de Europese Gemeenschappen. Ter achtergrondinformatie zal het overzichtswerk Dealing with Britain: The Six and the First UK Application the the EEC (1997) van historicus N. Piers Ludlow gebruikt worden, net als enkele van Ludlows artikelen. Een derde overzichtswerk is het boek Europa in alle staten. Zestig jaar geschiedenis van de Europese integratie. Dit boek is uitgegeven in 2013 en daarmee recenter dan het werk van May.

(9)

8

Daarnaast ligt de focus niet op de wisselwerking met een specifiek land, zoals bij May het geval is, maar geeft het een algemener overzicht van de ontwikkeling van de Europese Gemeenschappen. Europa in alle staten biedt ook een goede uitleg over bijvoorbeeld de Economische Monetaire Unie (EMU) waar Thatcher geen voorstander van was. Het derde overzichtswerk dat in dit onderzoek gebruikt zal worden is het boek Continental Drift. Britain and Europe from the End of Empire to the Rise of Eurosceptism (2016) van diplomaat en historicus Benjamin Grob-Fitzgibbon. In dit werk staat het toenemende euroscepcis in het Verenigd Koninkrijk centraal. Volgens Grob-Fitzgibbon is dit fenomeen het gevolg van het Britse post-imperialisme. Met de ondergang van het Britse Empire verloor het Verenigd Koninkrijk wereldwijd macht. Er wordt gezocht naar een verklaring en een schuldige: Europa is de aangewezen boosdoener. De auteur beschrijft de toename van het euroscepticisme onder premiers Edward Heath (1916 – 2005), Harold MacMillan (1894 – 1986) en natuurlijk Thatcher. Volgens Grob-Fitzgibbon ziet Thatcher de Europese Gemeenschappen, in tegenstelling tot haar voorgangers, als een nieuwe fase in de Britse expansie.13 Dit sluit aan bij het overkoepelende thema in deze thesis van Thatchers veranderende houding tegenover ‘Europa’.

Ik zal betogen dat Thatcher Europa als middel zag om het post-imperiale Verenigd Koninkrijk verder te brengen. Ze keek daarom naar de manier waarop de Europese Gemeenschappen in deze context gebruikt konden worden. Europese plannen die hier niet bij aansloten, zoals bepaalde institutionele hervormingen en een economische unie, probeerde Thatcher tegen te werken. Ten slotte behoort tot mijn secundaire literatuur ook de biografie van Thatcher: Margaret Thatcher. From Grantham tot the Falklands (2013), geschreven door Moore. Deze biografie van Thatcher beschrijft de periode van het geboortejaar van Thatcher, 1925, tot de start van de Falklandoorlog in 1982. Moore maakte voor zijn boek gebruik van niet eerder toegankelijke persoonlijke en overheidsdocumenten en interviewde bovendien Thatcher, haar familie en haar voormalig collega’s. Moore is overwegend enthousiast over het politieke beleid van Thatcher en in het boek worden met name (politieke) successen besproken. Wat betreft Thatchers beleid ten opzichte van de Europese Gemeenschappen, stelt hij onder andere het volgende:

13 B. Grob-Fitzgibbon, Continental Drift. Britain and Europe from the End of Empire to the Rise of

(10)

9

‘Even before she became prime minister, Mrs. Thatcher was suspicious of the project of European integration, but was surrounded by senior colleagues who disagreed with her.’14

Dit citaat is één van de weinige momenten dat Moore refereert aan het einde van Thatchers politieke carrière dat mede werd veroorzaakt door de vraag over de Britse plek binnen de Europese Gemeenschappen. Deze vraag leidde tot grote verdeeldheid binnen het Lagerhuis en uiteindelijk tot de ondergang van Thatcher. Hoewel als kritisch punt op Moore’s boek is aan te merken dat hij dit einde van haar carrière nauwelijks bespreekt, is het vanwege het unieke perspectief door het groot aantal gebruikte bronnen een belangrijke bron voor dit onderzoek.

Behalve het genoemde secundaire materiaal zal ik ook gebruik maken van primaire bronnen. Ten eerste de autobiografie van Thatcher: The Downing Street Years (1993), uitgegeven drie jaar na het einde van Thatchers tijd aan 10 Downing Street. Aangezien het boek door Thatcher zelf geschreven is, ligt het voor de hand dat het een uniek perspectief biedt. Interessant, en misschien ook te verwachten, is dat Thatcher regelmatig een positieve draai geeft aan gebeurtenissen die niet (enkel) positief waren. Zo werd haar speech in Brugge volgens Thatcher door zowel Britten als Europeanen met groot enthousiasme ontvangen. Ze laat hierbij weg dat de toespraak wel degelijk veel kritiek kreeg van zowel Europese leiders als van haar eigen pro-Europese kabinetsleden. Hoewel er zo wel meer voorbeelden te geven zijn, is het boek van Thatcher natuurlijk essentieel in dit onderzoek. Bij het beschrijven van gebeurtenissen zoals de toespraak in Brugge of het overleg rondom de Europese monetaire unie, geeft de toelichting van Thatcher een vollediger beeld. Behalve deze autobiografie wordt dit onderzoek ook aangevuld met primair bronmateriaal uit het online archief van Thatcher.15 In dit digitale archief staan onder meer alle speeches en parlementaire bijeenkomsten opgeslagen van Thatchers tijd in het Britse Lagerhuis. Daarnaast zijn er de notulen te vinden van overleg met bijvoorbeeld Reagan en Gorbatsjov, welke zullen gebruikt worden bij het hoofdstuk over Thatchers rol in de Koude Oorlog. Ten slotte vormen de Cabinet Papers een belangrijk onderdeel van het primaire bronmateriaal.16 Zo zullen deze Cabinet Papers onder andere gebruikt worden voor het eerste hoofdstuk wanneer het referendum uit 1975 besproken wordt. Deze bron laat zien dat er met name praktische overwegingen werden besproken en geeft zo

14 C. Moore, Margaret Thatcher. From Grantham tot the Falklands (Random House, 2013), 381.

15 Via www.margaretthatcher.org.

(11)

10

een interessante kijk in hoe het er in de Britse politiek aan toe ging rondom het eerste referendum.

1. Thatchers politieke instrumentalisatie van de Europese Gemeenschappen

Tijdens de eerste paar jaar van haar premierschap leek Thatcher voorstander te zijn van de Europese Gemeenschappen. Dit begon echter te veranderen halverwege de jaren 1980. In dit hoofdstuk zal de wisselwerking tussen Thatcher en de Europese Gemeenschappen centraal staan. Deze kende vele gedaantes vanaf 1975 tot het einde van Thatchers premierschap in 1990. Ten eerste zal het referendum van 1975 besproken worden. Thatcher was toen voorzitter van de Conservatives en positioneerde zich als voorstander van Europa. De latere premier speelde een belangrijke rol in de landelijke “Keep Britain in Europe” campagne in de hoop het Britse publiek te overtuigen lid te blijven van de Europese Gemeenschappen.17 De pro-Europese houding van Thatcher leek enkele jaren later al enigszins te zijn bekoeld. Er zullen twee toespraken besproken worden om dit te illustreren: ten eerste zal de zogenaamde ‘Money Back’ speech die Thatcher in 1979 in Dublin hield. Tijdens deze speech, bij een EEG-bijeenkomst, vroeg Thatcher om ‘haar’, ‘money back’. Hiermee refereerde ze aan de volgens de Britten te hoge budget bijdrage waarvan ze een deel dus terug wilde. Ten tweede Thatchers persconferentie in Fontainebleau in 1984, ook hier was het belangrijkste onderwerp de budget bijdrage. Door de speech in Dublin en de persconferentie in Fontainebleau naast elkaar te leggen zal duidelijk worden in hoeverre Thatchers houding tegenover de Europese Gemeenschappen veranderd was gedurende vijf jaar.

Deze Gemeenschap bestond inmiddels uit verschillende onderdelen: de Europese Economische Gemeenschap (EEG), de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (EURATOM) en de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS). De naam “Europese Gemeenschappen” ontstond in 1967 met het zogenaamde Fusieverdrag of Verdrag van Brussel, dat vooral uit praktische overwegingen werd gesloten.18 Hiermee werden de bestuursorganen van de drie verschillende Gemeenschappen samengevoegd tot een Raad van Ministers. Daarnaast ontstond er met het Fusieverdrag ook één Commissie van de Europese Gemeenschappen.19 Voor de Britse deelname aan deze Gemeenschappen voerde Thatcher in 1975 campagne tijdens het referendum: een verassend referendum aangezien het Verenigd Koninkrijk pas sinds twee jaar lid was van de Community. Het was onder kabinet van Edward

17 May, 111.

18 W. Meurs e.a., Europa in alle Staten. Zestig jaar geschiedenis van de Europese Integratie (Vantilt, 2013) 94. 19 Idem.

(12)

11

Heath (1916 – 2005) dat besloten werd dat het van belang was lid te worden van de Gemeenschap. Hierdoor zou het Verenigd Koninkrijk immers toegang krijgen tot één van de grootste en meest invloedrijke economische markten. De eerste poging tot lidmaatschap deed het land in 1961, ze werden afgewezen in 1963. Dit herhaalde zich zo’n vijf jaar later. Beide keren was het met name de Franse president De Gaulle (1890 - 1970) die zich uitsprak tegen potentieel Brits lidmaatschap. De Gaulle wilde, door Brits lidmaatschap te voorkomen, een te sterke Angelsaksische invloed op de Europese Gemeenschappen, tegen houden.20 Dit blijkt onder meer uit een citaat dat de historicus N. Piers Ludlow aanhaalt in zijn boek Dealing with Britain: The Six and the First UK Application tot the EEC (1999):

‘[…] But you are not yet ready to do this, since you remain attached to the world beyond Europe and because the idea of choosing between Europe and America is not yet ripe in your heart… Great Britain is coming towards Europe, but it has not yet arrived’21

In 1970, nadat De Gaulle was overleden, waren de Britten er blijkbaar wel klaar voor bij Europa te horen want ze deden een derde (succesvolle) poging en werden zo in 1973 een lid van de EEG.22 Een tweede reden voor deze succesvolle poging was overigens de zogenaamde Ostpolitik van de Duitsers: Als tegenhanger voor eventuele invloeden vanuit Oost-Duitsland op de Gemeenschappen, kwam het goed uit het westerse Verenigd Koninkrijk toe te laten. Echter duurde het niet lang voor er in het Verenigd Koninkrijk onvrede ontstond over het lidmaatschap. Volgens historicus Alex May had dit vooral economische redenen. In zijn boek Europe and Britain since 1945 (2013) stelt hij dat, voorafgaand aan de toetreding in 1973, door de het kabinet-Heath een nieuw tijdperk van economische groei was beloofd. Dit bleek erg mee te vallen en het EEG-lidmaatschap werd als snel gezien als reden voor hogere prijzen en economische stagnatie.23 Dit leidde uiteindelijk tot nieuwe onderhandelingen met de EEG waarbij een belangrijk onderwerp de budget contribution van de Britten was. Volgens het Verenigd Koninkrijk was deze namelijk te hoog, naar eigen berekeningen zouden ze in 1980 zo’n 24 % van het totale budget voor hun rekening nemen.24 Het bleek een moeilijk onderwerp waarbij weer de Fransen dwars lagen, toch werd er uiteindelijk in 1975 een voorlopige

20 Meurs e.a, 105 – 107.

21 N. Piers Ludlow, Dealing with Britain: The Six and the First UK Application to the EEC (Cambridge:

Cambridge University Press, 1997) 121.

22 Idem, 108. 23 May, 57. 24 Idem, 60.

(13)

12

overeenkomst bereikt tussen de Britten en de EEG.25 Dit was enkele maanden voordat het referendum plaatsvond waarbij in het Verenigd Koninkrijk de vraag stelde of ze überhaupt wel bij de EEG wilde blijven. Overigens leidde de combinatie van de onderhandelingen en het referendum al snel tot de reputatie van het Verenigd Koninkrijk als ‘awkward partner’.26 Het gebruik van historici en politici het Verenigd Koninkrijk ‘awkward partner’ te noemen valt Ludlow ook op. In zijn artikel The Historical Roots of the ‘Awkward Partner’ Narrative stelt de historicus dat deze term de tegenstellingen tussen Europa en het Verenigd Koninkrijk te sterk benadrukt.27 De auteur stelt dat de Britse politieke elite, de Britse pers en zelf het Britse publiek vanaf het begin van het lidmaatschap van het Verenigd Koninkrijk de voorkeur hebben gegeven aan verhalen waarin de confrontatie tussen de Gemeenschappen en het Verenigd Koninkrijk naar voren komt en waarbij de positieve bijdragen van het land gebagatelliseerd worden.28 Zo heeft het land de reputatie van ‘awkward partner’ volgens Ludlow grotendeels aan zichzelf te danken. Deze verklaring is ook in de houding van Thatcher tegenover ‘Europa’ terug te zien: Thatcher benadrukte haar onenigheid met Delors over zijn beleid, in tegenstelling tot de positieve bijdragen van het Verenigd Koninkrijk aan bijvoorbeeld de Single Market. Behalve als ‘awkward partner’ heeft het Verenigd Koninkrijk zich volgens Ludlow ook altijd gezien als een wat terughoudende ‘Europeaan’. Daarnaast zagen andere lidstaten het land op dezelfde manier: afstandelijk en onzeker over ideeën achter de Europese Gemeenschappen.29 Volgens Ludlow ligt het echter wat ingewikkelder. Hij stelt dat hoewel het Verenigd Koninkrijk het inderdaad veelvuldig oneens is geweest met andere lidstaten. Dit samen ging met een constructieve samenwerking. De Britten hebben bijvoorbeeld veel invloed gehad op de totstandkoming van de Single Market en op de toelating van meerdere lidstaten. Dit zorgde er volgens Ludlow voor dat het Verenigd Koninkrijk sinds 1973 een actieve en succesvolle partner is geweest. Evenals een ‘awkward partner’.30

Zoals gezegd werd deze ‘actie en succesvolle’ houding kortstondig onderbroken met het referendum van 1975. Een initiatief van de Labour Party, die vanaf 1973 campagne hadden gevoerd vóór het referendum en dus tegen EEG-lidmaatschap.31 Thatcher en de Conservatives waren wel voorstander van het EEG-lidmaatschap. Thatcher zag immers de economische

25 Piers Ludlow, Dealing with Britain, 60. 26 May, 55.

27 N. Piers Ludlow, ‘The Historical Roots of the ‘Awkward Partner’ Narrative’, Contemporary European History

(2019) 28:1, 35 – 38, 35.

28 Idem. 29 Idem.

30 Idem, 35 – 36.

(14)

13

potentie van een succesvolle samenwerking met een groot handelsblok als Europa.32 Wanneer de toekomstige premier in een televisie-interview naar het referendum gevraagd wordt stelt ze het volgende:

‘Everyone should turn out in this referendum and vote yes, so that the question is over once and for all, we are really in Europe, and ready to go ahead.’33

Deze uitspraak is opvallend omdat ze zich gedurende haar tijd als premier regelmatig uitsprak tégen plannen voor een sterker verbonden Europa. Dit was een groot contrast met haar campagnevoering vóór het lidmaatschap van de Gemeenschappen in 1975. Wat echter belangrijk is om op te merken is dat Thatcher zich als premier niet uitsprak tegen de Europese Gemeenschappen an sich, noch tegen het Britse lidmaatschap. Er waren vooral twee aspecten van het lidmaatschap die Thatcher tegen leken te staan: de bijhorende hoge kosten en de potentie van de Europese Gemeenschappen als supranationaal orgaan dat vanuit Brussel wetten aan haar lidstaten oplegde. Het citaat dat genoemd werden in de inleiding van deze thesis onderbouwt het argument dat Thatcher vooral tegen de vorm was waarin Europese Gemeenschappen zich leek te manifesteren maar zich niet wilde afsluiten van Europa: ‘Britain doesn’t dream of some cozy, isolated existence on the fringes of the EU-community. Our destiny is in Europe, as part of the community.’.34

Om een beter idee te krijgen van Thatchers relatie met ‘Europa’ is het van belang wat gedetailleerder in te gaan op het verloop van het eerste referendum in 1975. Deze periode had immers uiteindelijk ook weer invloed op het politieke beleid dat Thatcher later hanteerde.

De verhoudingen tussen het Verenigd Koninkrijk en de Europese Gemeenschapen werden vanaf het begin gekenmerkt door moeizame communicatie.35 Dit gebrek aan communicatie en lastige discussies rondom bijvoorbeeld de budget question, was volgens May te wijten aan het feit dat de Britten definitieve beslissingen pas op het laatst mogelijke moment wilden nemen.36 Dit was het tegenovergestelde van de werkwijze van de Europese Gemeenschappen, dat verzekerd wilde zijn van een verbintenis, de details van plannen konden

32 May, 25.

33 M. Thatcher interview, via:

https://www.bbc.com/news/video_and_audio/features/uk-politics-eu-referendum-35641263/35641263 (bezocht op 30 april 2019).

34 M. Thatcher, ‘Brugge’ speech, (20 september 1988). 35 May, 25.

(15)

14

dan later verder worden besproken.37 Deze verschillende stijlen leidde tot het gebrek aan communicatie en zorgde er weer voor dat, tegen de tijd dat het Verenigd Koninkrijk lid werd, veel regels al bepaald waren en veel instituties gevestigd. 38

De Britse politicus die beloofde hier verandering in te brengen was Harold Wilson (1916 – 1995), premier van 1974 tot 1976. Het volk kon tijdens het referendum ‘yes’ of ‘no’ stemmen en zo duidelijk maken of ze voor of tegen het Britse EEG-lidmaatschap waren. Er ging veel overleg vooraf aan het bepalen van deze manier van stemmen, zo blijkt uit de Cabinet Papers van het voorjaar van 1975. Deze Cabinet Papers zijn van groot belang en van grote toegevoegde waarde aan dit onderzoek. Het is namelijk een goede weerspiegeling van de Britse attitude ten opzichte van de Europese Gemeenschappen.

Zo laat een memorandum van 10 februari 1975 zien dat veel werd nagedacht over de verwoording op het referendum kiesbiljet:

‘The exact words are important, and there are several problems: Should the Question refer to “we”, “Great-Britain” or “the United Kingdom” […] “The United Kingdom” is technically correct and emphasises that we are asking people to take a national decision. […] Should the Question refer to “the Common Market”, “the EEC” or “the European Community”? […] “European Community” is accurate now that the three original Communities have been merged, and no-one is likely to misunderstand it.’39

Een ander document laat zien dat het kabinet het belangrijk vond te benadrukken dat het referendum gezien werd als een nationale kwestie:

‘[…] the essentially national character of the referendum was emphasised. The question was whether the British people as a whole wished the United Kingdom to remain in the European Community […].’40

Hoewel de eenheid van de natie benadrukt werd, was er van eenheid in het Lagerhuis geen sprake. 41 Zo werden er speciale instructies gegeven aan de ministers over het doen van uitspraken en het gewenste gedrag in de discussies voorafgaand aan het referendum:

37 May, 26. 38 Idem,

39 The National Archives: CAB 129/181/18 via: www.thenationalarchives.com.

40 Idem: CAB 128/56/7.

(16)

15

‘[…] given the unique circumstances of a referendum on this long-standing issue which cuts across Party lines, “the government” has agreed that those Ministers – whether members of this Cabinet or not – who do not agree with the Government’s recommendation should be free to advocate a different view during the referendum campaign.’42

Over de gevolgen van het referendum voor de relatie tussen het Verenigd Koninkrijk en Europa maakte het Lagerhuis zich weinig zorgen, maar over de eventuele binnenlandse gevolgen wel: ‘Different results for different parts of the United Kingdom would sharpen the divisions within the United Kingdom and even within England.’43. Voor de uitslag van het referendum duidelijk was, moest eerst nog even besloten worden wat er op het kiesbiljet zou komen te staan. De vraag werd uiteindelijk als volgt geformuleerd: ‘Do you think that the United Kingdom should stay in the European Community? “Yes”/ “No.’.44

Deze citaten uit verslagen van kabinetsvergaderingen laten zien dat de focus in 1975 vooral leek te liggen op de praktische gang van zaken. Bovendien was er, ook voor het kabinet, wat verwarring over wat ze precies wilden met het referendum en hoe dit vervolgens te formuleren. Ging het bijvoorbeeld om de Common Market of om de European Community? Het Verenigd Koninkrijk wilde immers wel eigenlijk wel blijven profiteren van de voordelen van de Common Market. Een ander probleem was het feit dat er zowel bij de Conservatives als bij de Labour Party veel verschillende meningen waren over het lidmaatschap. In één van de verslagen wordt het zelfs “het meest verdelende probleem in de recente geschiedenis” genoemd.45 Op 5 juni 1975 werd er uiteindelijk met 64,5% voor “yes” gestemd. Het Verenigd Koninkrijk had hiermee ‘once and for all’ besloten lid te blijven van de Community. Tenminste dat is wat Thatcher en andere toentertijd dachten.46

Met het referendum was over het lidmaatschap besloten maar dit weerhield de Britten er niet van de onderhandelingen met ‘Europa’ voort te zetten. Het referendum van 1975 kan gezien worden als het begin van de verhouding tussen Thatcher en de Europese Gemeenschappen. Met de campagnevoering van Thatcher rondom het referendum, maar werd uiteindelijk steeds moeizamer gedurende haar tijd als premier. Thatcher was continu in

42 The National Archives: CAB 129/182/16.

43 Idem: CAB 128/56/7.

44 The National Archives: CAB 129/181/122.

45 Idem: CAB 129/182/16. 46 May, 61.

(17)

16

onderhandeling met de Europese Gemeenschappen over het aanpassen van de voorwaarden. Hierdoor ontstond er behalve een slechtere verhouding met de Europese Gemeenschappen ook een gespannen sfeer binnen Thatchers eigen kabinet. Dit kwam deels ook door de wisselende houding van de premier. Er werd door Thatcher kritiek geuit op de samenwerking met ‘Europa’ maar tegelijkertijd sprak ze zich niet expliciet uit tegen de ideeën achter de Europese Gemeenschappen.

Thatcher was wel erg duidelijk tijdens haar zogenaamde ‘Money back’ speech in Dublin. Thatcher ging hierheen met als doel een lagere Britse bijdrage aan de EEG. Ondanks het feit dat het Verenigd Koninkrijk het op zeven na rijkste land binnen de EEG was, betaalde het na Duitsland de hoogste bijdrage. Het feit dat Thatcher het Britse EEG-budget als belangrijkste agendapunt zag in Dublin, leidde tot grote ergernis bij de andere lidstaten. Het ging volgens de Franse president Valéry Giscard d’Estaing (1926) immers om een Britse kwestie en niet om een Europese kwestie.47 Het Britse kabinet was het hier niet mee eens en zelfs de meest pro-Europa leden vonden dat er een aanpassing in de bijdrage besproken moest worden. De Britse diplomaar Sir Michael Butler (1927 – 2013) was niet verbaasd over Thatcher felle houding in Dublin: ‘They certainly thought they’d score her off’.48 De memoires van Thatcher laten zien dat ze er goed voorbereid heen ging en vooral met de intentie druk te zetten op de overige leden. Door haar adviseurs werd Thatcher er namelijk van verzekerd dat een groot land als het Verenigd Koninkrijk de mogelijkheid had chaos te creëren binnen de EEG. Dit kon ze bereiken door bijvoorbeeld de bijdrage tijdelijk stop te zetten.49 Hoewel het zo ver niet kwam was Thatcher tijdens het overleg in Dublin duidelijk, ze was bijna als enige aan het woord en herhaalde veelvuldig de inmiddels bekende uitspraak: ‘I want my money back’.50 Ondanks de duidelijke boodschap leidde het uiteindelijk niet tot permanente nieuwe voorwaarden voor de Britten. De andere leden (met name de Fransen) zagen Thatchers speech namelijk als een tirade en niet als een gesprek met mogelijkheden tot constructieve onderhandeling.51 Hoewel de EEG wel voorstelde het Verenigd Koninkrijk 350 miljoen pond terug te betalen was dit voor de premier niet genoeg want veel aanzienlijk dan de door Thatcher geëiste 1 miljard pond.52 Na afloop stelde Thatcher het volgende: ‘It was quite shameless: they were determined to keep as much of our money as they could.’. 53 Dat Thatcher ontevreden was over de gang van zaken

47 Moore, 445. 48 Idem, 490.

49 M. Thatcher, The Downing Street Years, (Harper Collins, 1993), 79. 50 Moore, 491.

51 Idem. 52 Idem, 491. 53 Thatcher, 81.

(18)

17

bleek ook tijdens de persconferentie die volgde na het overleg in Dublin. Ze benadrukte hierbij nogmaals dat ze geen genoegen zou nemen met de aangeboden 350 miljoen maar dat ze ál het Britse geld terug wilde.54 Thatchers houding en haar speech vonden in het Verenigd Koninkrijk overwegend steun, behalve het kabinet vond ook de pers grotendeels dat ze was opgekomen voor Britse belangen. De Europese lidstaten reageerden een stuk minder enthousiast, velen zagen Thatchers eis als onredelijk en vonden dat het Verenigd Koninkrijk zich te veeleisend opstelde, als relatief nieuw lid. Bovendien was het volgens enkele leden, waaronder de Fransen, bewijs dat het Verenigd Koninkrijk meer bezig was met de eigen belangen dan met die van ‘Europa’. Het land bleef zo een “awkward partner”. Het is daarnaast een voorbeeld van Thatchers wisselende enthousiasme over de EEG. Enkele jaren eerder was ze rondom het referendum immers vooral te spreken over alle mogelijkheden van een lidmaatschap, inmiddels leek het voor de premier toch vooral bezwaren te hebben. Indien het Verenigd Koninkrijk kon profiteren van de Europese Gemeenschap was ze vol lof over de mogelijkheden, was dit niet het geval dan leek ze er veel aan te willen doen om de andere lidstaten tegen te werken, zoals dreigen met het stoppen van de bijdrage. Ondanks een tijdelijke oplossing na de bijeenkomst in Dublin werd de ‘budget situatie’ er met verloop van tijd niet beter op. Vanwege ergernis over onder meer het Europese landbouwbeleid, stelde het Verenigd Koninkrijk tegenover het Europese financiële solidariteit beleid het beleid van ‘juste retour’. Dit wat minder sympathieke idee hield in dat elke lidstaat direct en evenredig moest kunnen profiteren van de bijdrage die het aan de EEG betaalde.55 Mocht dit niet gebeuren dan wat er een ‘rebate’ ter compensatie. Dit Britse initiatief zorgde dat er weinig kon worden waargemaakt tijdens de bijeenkomsten en was bovendien slecht voor de onderlinge verhoudingen. Het was zelfs zo dat President Mitterrand een ‘Europa’ voorstelde waarbij het Verenigd Koninkrijk op een zijspoor kwam. Met deze ‘speciale status’ zou het land buiten de kern van de Gemeenschappen terecht komen.56 Thatcher en haar kabinet zouden er zo voor zorgen dat het Verenigd Koninkrijk weer in dezelfde positie was als voor 1973, zonder directe invloed op Europese beslissingen.57 Het vergaande karakter van deze Britse maatregelen wordt ook door W. Meurs e.a. aangehaald in Europa in alle Staten wanneer gesteld wordt dat deze ‘blokkadestrategie’ van het Verenigd Koninkrijk ervoor zorgde dat de samenwerking van de Europese Gemeenschappen in de periode tussen

54 Persconferentie na de Dublin European Council, via: https://www.margaretthatcher.org/document/104180

(bezocht op: 9 mei 2019).

55 Meurs e.a., 140. 56 May, 70.

(19)

18

1979 en 1984 beperkt werd tot een ‘boekhoudkundige winst- en verliesrekening.58 Deze situatie laat zien dat Thatcher bereid was ver te gaan in het inzetten van de Britse positie binnen Europa om zo een oplossing te bereiken voor de budgettaire kwestie. Ondanks de reputatie van ‘awkward partner’ en het korte lidmaatschap werd het belangrijkste punt binnen Thatchers Europese beleidsvoering. De potentie van ‘Europa’ in het politieke beleid leek dus te vervagen bij het belang van wat er vanuit het Lagerhuis van haar verwacht werd. Zo leek ze amper, tien jaar na haar campagnevoering voor een goede relatie met Europa, inmiddels een stuk minder te spreken over de potentie van een goede samenwerking met de Gemeenschappen.

Voor het daadwerkelijk tot Mitterrands idee kwam, werd de situatie uiteindelijk opgelost bij een bijeenkomst van de Europese Raad in juni 1984, in Fontainebleau. De lidstaten kwamen toen een jaarlijkse reductie van de Britse contributie overeen.59 De avond voor deze overeenkomst had Thatcher weinig verwachtingen van de mogelijkheid tot een oplossing, zo blijkt uit een artikel van The Times: ‘I am not over-optimistic, de Britse woordvoerder leek zich bij Thatcher aan te sluiten en zei als reactie op een eerder op die dag voorgesteld plan het volgende aan de krant: ‘We will still have a hell of a long way to go’.60 Dit bleek mee te vallen want een dag na dit statement werd zoals gezegd een akkoord bereikt. Thatcher was hier over te spreken en gaf, in tegenstelling tot een toespraak zoals in Dublin, een persconferentie. Thatcher maakte tijdens de conferentie duidelijk dat het om een overeenkomst ging die voor zowel de Gemeenschappen als het Verenigd Koninkrijk voordelig is: ‘I want to stress that I think the settlement is good for Britain and good for the Comunity’. Dit benadrukte ze vermoedelijk extra omdat ze dacht dat het akkoord in het Verenigd Koninkrijk met kritiek zou worden onthaald. Het kwam namelijk niet tegemoet aan alle door Thatcher gestelde eisen. Maar na enkele jaren van moeizame onderlinge relaties binnen ‘Europa’ waren er ontwikkelingen tegengehouden die voor Thatcher belangrijk waren. Bijvoorbeeld uitbreiding van de Gemeenschappen en het bereiken van een Common Market. Tijdens de persconferentie noemde de premier dit ook:

‘[…] The way is now clear, not merely for enlargement by the accession of Spain and Portugal, but for completion of the Common Market in goods and services and for developing new policies which make the Community more competitetive, and so create

58 Meurs e.a., 140. 59 Idem.

(20)

19

more jobs; and for exercising a wider global influence which the world’s largest trading bloc should be capable of.’61

De reden dat Thatcher voorstander was van Britse samenwerking met de Europese Gemeenschappen, en campagne voerde om dit te blijven voortzetten in 1975, was met name vanwege de economische voordelen. De Britse ‘blokkadestrategie’ had ook deze voordelen dwars gezeten. Het citaat uit haar persconferentie laat zien dat, ook al kwam ‘Europa’ niet aan alle Britse eisen tegemoet, de voordelen van de Gemeenschap waren uiteindelijk toch belangrijker: de Community als Common Market en lidmaatschap van het grootse handelsblok, dat met uitbreiding door Spanje en Portugal alleen maar toe zou nemen. Het enthousiasme van Thatcher was sinds 1975 afgenomen maar de economische voordelen van de Europese Gemeenschappen bleven voorlopig nog verleidelijk genoeg.

2. De invloed van het geopolitieke speelveld

‘This great lady has not only served her country well, she has served the free world well. She is truly a great statesman. So much so that I’ll correct what I just said: she is a great stateswoman holding her own among all the statesmen of the world.’62

Bovenstaande zei de Amerikaanse president Ronald Reagan (1911 – 2004) over Thatcher met wie hij gedurende zijn presidentschap een erg goede band had. Het citaat van Reagan laat zien dat hij groot respect had voor Thatcher en uit haar memoires blijk dat dit wederzijds was. Zo noemt Thatcher dat ze vanaf het moment dat ze hem ontmoette wist dat zij en Reagan op een soortgelijke manier tegen zaken aankeken.63 Deze “speciale relatie”, zoals Treharne het noemde, tussen Reagan en Thatcher bracht Thatcher in een bijzondere positie. Onder haar leiding werd het Verenigd Koninkrijk van Thatcher een brug tussen de Verenigde Staten en de Europese Gemeenschappen. Gedurende haar tijd als premier van 1979 tot 1990 kwam dit veel van pas. Zo kwam het tijdens de Koude Oorlog regelmatig voor dat Europa en de Verenigde Staten het niet eens waren over de beleidsvoering en de houding tegenover de Sovjet-Unie. Wanneer dit het geval was probeerde Thatcher de gemoederen tot rust te brengen door bij Reagan het belang van de Europese Gemeenschappen te benadrukken en bij de Europese leiders

61 M. Thatcher, ‘Press Conference after Fontainebleau European Council’ via: www.margaretthatcher.org (5 juni

2019).

62 R. Lowry Tear down this wall. The Reagan Revolution – A National Review History (Continuum International

Publishing Group, 2004), 70.

(21)

20

het belang van een goede verhouding met de Verenigde Staten. Thatcher fungeerde zoals een mediator tussen beide grootmachten. In dit hoofdstuk zal deze rol centraal staat en geïllustreerd worden aan de hand van drie case studies. Ten eerste de opstand in Polen in 1981, ten tweede de rol van Thatcher in de Koude Oorlog (eveneens gedurende de jaren 1980) en ten slotte de unificatie van Duitsland. Het doel van het bespreken van deze drie geopolitieke situaties is erachter te komen wat hiervan de invloed was op Thatchers attitude tegenover ‘Europa’. Veranderde deze houding door alle geopolitieke omstandigheden en, zo ja, op welke manier? Zo was Thatcher ten tijde van de opstand in Polen overwegend enthousiast over de Europese Gemeenschappen. De premier hoopte vermoedelijk steun te krijgen van de lidstaten met betrekking tot de opstand in Polen. Thatcher wilde het Poolse volk vanuit het westen steunen, als tegenhanger voor de invloed vanuit de Sovjet-Unie. Gezien het volgende citaat was het Poolse volk jaren later nog steeds te spreken over Thatchers beleid:

‘Lady Thatcher, fearless champion of liberty who stood up for captive nations and helped the free world win the Cold War. Deserves statue in Poland.’64

Het Poolse verzet begon aan het einde van de jaren 1970 toen arbeiders onder leiding van Lech Walesa (1943) een verzet tegen de Communistische overheid organiseerden. Dit tot grote vreugde van Thatcher: het Poolse verzet betekende immers een ondermijning van de communistische Sovjet-Unie. Thatcher was absoluut geen voorstander van het communistische model. In zijn autobiografie van Thatcher stelt Moore zelfs dat haar enthousiasme over Europa afhankelijk was van hoe sterk haar anticommunistische gevoelens waren.65 In die context is het dan ook begrijpelijk dat Thatcher in de periode van het Poolse verzet voorstander leek te zijn van de Europese Gemeenschappen. Tijdens een bijeenkomst tussen Thatcher en de plaatsvervangend premier van Polen Henryk Kisiel (1921 - 2000) uitte ze haar vreugde over de recente ontwikkelingen maar noemde ze ook haar zorgen over een eventuele poging van de Sovjet-Unie het verzet tegen te houden. Daarnaast verzekerde ze hem van steun uit het westen. Kisiel leek zich weinig zorgen te maken over een eventuele reactie vanuit de Sovjet-Unie. Tijdens een bezoek aan Moskou kort daarvoor was hem namelijk verteld dat de Sovjet-Unie niet zou proberen de opstand militair tegen te houden.66 Thatcher was echter nog niet gerustgesteld en vond dat gebruik moest worden gemaakt van dit moment in de westerse strijd

64 R. Sikorski, via: J. Blundell, Remembering Margaret Thatcher: Commemorations, Tributes and Assessments,

221.

65 Moore, 575. 66 Idem, 574 – 575.

(22)

21

tegen het Oostblok. Daarnaast had de Poolse kwestie voor de premier duidelijk gemaakt dat de Europa beter moest samenwerken om een front te kunnen vormen tegen de Sovjet-Unie. Thatcher besloot dan ook de Amerikaanse minister van buitenlandse zaken Alexander Haig (1924 – 2010) te vragen niet te hard te zijn in het Amerikaanse beleid tegen de Russen. De premier vermoedde dat dit in ‘Europa’ met weinig enthousiasme ontvangen zou worden en bovendien tot isolatie van Duitsland, en dus een minder eensgezind Europa, kon leiden:

‘Germany was divided and in the front line. This was one of the reasons why the European Community was so important and had to be kept in being.’67

Dit is een opvallend citaat en onderbouwt bovendien de eerdergenoemde uitspraak van Moore over Thatchers enthousiasme over de Europese Gemeenschappen. Thatchers houding tegenover ‘Europa’ omstreeks 1981 was dus goed: ze deed haar best in het onderlinge contact met andere Europese leiders en sprak zich positief uit over de Europese Gemeenschappen. Zo benadrukt ze in bovenstaand citaat immers het belang van het bestaan van de Europese Gemeenschappen. Maar, zoals Moore al noemde in zijn boek, Thatchers uitgesproken steun voor de Europese Gemeenschappen werd nu sterk beïnvloed door de instabiele situatie in Polen. Hierdoor zag de premier een mogelijkheid tot meer westerse invloed en kwam een sterk ‘Europa’ goed van pas. Dit idee past ook binnen het theoretisch kader naar aanleiding van Kaisers boek. Immers, zag Thatcher Europa als hulpmiddel dan was haar houding een stuk positiever dan wanneer dit niet het geval was. Het Poolse verzet was uiteindelijk van korte duur en aan het einde van 1981 werd er een militaire raad aangesteld om orde in het land te herstellen. Thatcher was teleurgesteld in deze uitkomst en haar geloof in de Europese Gemeenschappen nam sterk af. Hoewel ze het doel ervan zag op economisch gebied begon ‘Europa’ op geopolitiek vlak voor haar zo langzamerhand een obstakel te vormen.

Haar houding naar de Europese Gemeenschappen begon na de opstand in Polen langzaam te veranderen en ze trok nog meer naar de Verenigde Staten toe. Diplomaat en latere ambassadeur van de Europese Gemeenschappen Sir Roy Denmam (1924 – 2006) merkte deze verandering in Thatchers attitude ook op:

‘The Germans she detested, the French she despised, The Americans, our gallant allies, she adored’.68

67 Moore, 575.

(23)

22

Dit blijkt ook uit Thatcher memoires wanneer ze de gang van zaken rondom de bouw van een grote gasleiding beschrijft. Bij het aanleggen van deze leiding waren, behalve de Verenigde Staten, ook Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Italië betrokken. Met de gasleiding zou de Sovjet-Unie gas leveren aan zowel de Duitsers als de Fransen. De Verenigde Staten dreigden met het stoppen van de bouw als sanctie voor de Sovjet-Unie. Dit zou grote (financiële) gevolgen hebben voor de betrokken landen. In een poging de ontstane onrust tussen de Verenigde Staten en met name Duitsland te kalmeren, beschrijft Thatcher hoe ze de Amerikaanse minister van buitenlandse zaken Alexander Haig (1924 - 2010) vroeg op te passen met verdere sancties tegen de Russen.69 Dit zou de westerse alliantie volgens Thatcher in gevaar kunnen brengen. Hoewel Thatcher in haar boek stelde te onderhandelen met Europese belangen in gedachten, is het moeilijk niet de indruk te krijgen dat haar voornaamste zorg was de Amerikanen te vriend te houden, iets dat zoals gezegd zou aansluiten bij het eerdere citaat van Denman. Immers reageerden landen als Duitsland en Frankrijk sterk afkeurend op de Amerikaanse sancties tegen de Sovjet-Unie, terwijl Thatcher zich enigszins onkarakteristiek en public stil hield.

De afloop van de Poolse opstand had zo niet alleen Thatchers hoop op verdere ondermijning van het communisme doen afnemen maar ook haar geloof in de Europese Gemeenschappen. Bovendien had ze door haar reactie op de kwestie rondom de gasleiding laten zien meer interesse te hebben in haar vriendschap met de Amerikanen dan in de vriendschap met ‘Europa’. De Europese Gemeenschappen waren voor de premier immers zo langzamerhand veranderd van mogelijk politiek hulpmiddel naar een politiek obstakel.

Terwijl Thatcher meer afstand leek te nemen van de Europese Gemeenschappen werd haar rol als bemiddelaar tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie steeds belangrijker. Dit komt ook naar voren uit verschillende primaire bronnen. Het gaat hier met name om verslagen van gesprekken die Thatcher had met andere leiders. Met deze bronnen zal geïllustreerd worden hoe de houding van Thatcher tegenover Europa sterk veranderde gedurende de jaren 1980. Zo hebben we gezien dat deze in 1981 nog overwegend positief was. Thatcher was onder de indruk dat de Europese Gemeenschappen konden helpen bij de Poolse opstand. De premier kwam er al snel achter dat dit tegenviel en begon ‘Europa’ zoals gezegd steeds meer als belemmering van haar eigen politieke beleid te zien. Het citaat hieronder komt uit een gesprek tussen Thatcher en Reagan in september 1983. Reagan uitte zijn zorgen over eventueel dwarsliggende

(24)

23

Europese landen. Thatcher is vervolgens met name bezig de president gerust te stellen en is weinig geïnteresseerd in Europese ideeën over de Amerikaanse kernplannen:

‘Or if, say, the French decided to increase their nuclear weapons, would the United States really be prepared to cut its by an equivalent amount? The President seemed to take my point, which I found reassuring. I for my part was able to reassure him as regards the timetable for deployment of Cruise and Pershing missiles in Europe. He had been concerned to learn that the crucial debate on this matter in the Bundestag had been delayed. He had no doubt about the firmness of Chancellor Kohl but he was not so sure about some of those around him. He was convinced that the whole Soviet strategy was still aimed at preventing deployment. I said that he should be in no doubt that Britain would deploy the intermediate range nuclear missiles as planned, and I believed that West Germany would do the same.’70

Hoewel Thatcher overtuigd was van het Amerikaanse, militaire voornemen was niet iedereen dat. Zo reageerde de Britse diplomaat Sir J. Bullard (1928 – 2006) in dezelfde periode als Thatchers overleg met Reagan, op advies dat haar over de eventuele Amerikaanse militaire actie gegeven was door enkele academici:

‘The general message seems to be that the Soviet leaders do indeed face problems in a number of areas, but not on such a scale as to compel them to change course drastically, still less change the system. […] Incidentally I do not share the implication at the start of this paper that the only reason why the Soviet leaders wish to avoid war with the United States is that they know that this would bring about the collapse of the communist system. They care about their country no less than other leader about theirs.’71

Volgens Bullard moest Thatcher, mochten de Amerikanen inderdaad hun militaire kracht versterken, dus geen drastische koerswijzingen verwachten van de Sovjet-Unie. Behalve van Bullard kreeg Thatcher in september 1983 ook advies van Geoffrey Howe. Howe had het in zijn advies aan Thatcher onder andere over de relaties met (Oost) Europese landen:

70 Thatcher, 322 – 325.

71 J. Bullard, ‘Prime minister’s strategy meeting: East/West Relations’ (september, 1983) The National Archives,

(25)

24

‘As you will gather, I believe that, without sacrificing any of this government’s reputation for firmness and principle, HMG can and indeed now should increase the level and frequency of contact with the Soviet Union and Eastern European counties. At the moment Chancellor Kohl is effectively the only top level Western leader in close and direct touch with the Russians. The French will always be idiosyncratic; while in the United States, where Reagan could have a tough race on his hands next year, the tendency will continue to be for the Administration to see East/West relations mainly in domestic political terms. Your own unique relationship with the President and your standing in Europe and elsewhere can, it seems to me, give Britain a voice in the Alliance which it badly needs at a time when the Soviet campaign against INF deployment is obviously entering its peak period.’72

Dit citaat van Howe laat zien hoe belangrijk de goede relatie tussen Thatcher en Reagan was, met name voor de Britse positie in wat Howe de ‘Alliantie’ noemde. Een goede band tussen het Verenigd Koninkrijk en de Europese Gemeenschappen was voor Thatcher volgens hem nu van belang. Met als doel Europese (en westerse) eensgezindheid en zo een grotere kans op een einde aan de Koude Oorlog. Thatcher wist echter ook dat de dialoog met de Russen van belang was om dit te bereiken. Zo beschreef ze in haar memoires de eerste ontmoeting met Gorbatsjov in 1984 op Chequers, het buitenhuis van de premier, kort voor Gorbatsjov secretaris-generaal van de Communistische Partij werd. De ontmoeting met Gorbatsjov was voor Thatcher van groot belang, met name omdat ze vermoedde dat hij meer interesse had in samenwerking met het westen dan eerder het geval was geweest voor de Sovjet-Unie. Na een discussie beschrijft Thatcher haar indruk van Gorbatsjov als volgt:

‘If at this stage I had paid attention only to the content of Mr Gorbachev's remarks - largely the standard Marxist line - I would have to conclude that he was cast in the usual Communist mould. […] He never read from a prepared brief, but referred to a small note book of manuscript jottings. […] As the day wore on I came to understand that it was the style far more than the Marxist rhetoric which expressed the substance of the personality beneath. I found myself liking him.’73

72 G. Howe to M. Thatcher “Strategy Meetings on Foreign Affairs and Defense” (september, 1983) The National

Archives, via: https://www.margaretthatcher.org/document/111072 (bezocht op: 20 mei 2019).

(26)

25

Thatcher zou gebaseerd op bovenstaande indruk dan ook positief verslag uitbrengen aan Reagan over Gorbatsjov en was zo uiteindelijk medeverantwoordelijk voor een ontmoeting tussen beide leiders. Voor het zover was beschreef Thatcher de discussie die ze met Gorbatsjov voerde over Reagan:

‘The other point which emerged was the Soviets' distrust of the Reagan Administration's intentions in general and of their plans for a Strategic Defense Initiative (SDI) in particular. I emphasized on more than one occasion that President Reagan could be trusted and that the last thing he would ever want was war. […] As the discussion wore on it was clear that the Soviets were indeed very concerned about SDI. They wanted it stopped at almost any price.’74

Dit citaat uit de discussie tussen Thatcher en Gorbatsjov is een goede weergave van het feit dat Thatcher zich bewust was van haar rol als ‘bemiddelaar’ tussen Reagan en de Sovjet-Unie. Thatcher is te spreken over Gorbatsjov na hun ontmoeting op Chequers. Zodanig dat ze bij een persconferentie na afloop het volgende zei: ‘This was a man with whom I could do business.’75 Enkele maanden na haar ontmoeting met Gorbatsjov deed Thatcher uitgebreider verslag bij Reagan. Ze herhaalde hier wat ze in haar memoires beschreef: dat Gorbatsjov ‘geen typische Rus was’ en openstond voor discussie. Ook beschreef ze het gesprek dat ze had gehad over de goede westerse samenwerking:

‘Mrs. Thatcher underlined that she had told Gorbachev there is no point in trying to divide Britain from the United States. This ploy will never succeed. Britain is part of the Western Alliance of free nations and the Soviets should drop any illusions about severing Europe or Great Britain from the United States.’

Ondanks Thatchers houding naar de Europese Gemeenschappen stelde Thatcher zich namens het Verenigd Koninkrijk op als ‘deel van de Westerse alliantie van vrije naties’. Tijdens het overleg met Reagan werden ook Thatchers talenten als bemiddelaar weer duidelijk. Omdat Gorbatsjov zijn zorgen over het SDI duidelijk had gemaakt kaartte ze dit meerdere keren aan bij Reagan: zo kwamen ze uiteindelijk overeen dat het van belang was duidelijk te maken dat de Verenigde Staten geen behoefte aan militaire confrontatie had. Ook benadrukte Thatcher dat

74 Thatcher, 463. 75 Idem.

(27)

26

het van belang was de militaire balans in tegenstelling tot militaire superioriteit te benadrukken. Zo hoopte ze ervoor te zorgen dat de Sovjet-Unie zich minder bedreigd zou voelen door militaire versterking van de Verenigde Staten:

‘The President agreed and said he is trying to convince the Soviets that we mean them no harm. He often thought that the basic system in Russia had not changed fundamentally, i.e., that their current communist system is another form of the aristocratic system that ruled Russia under the Czar. Gandhi had once said that the Soviets believe more in survival than in communism. Mrs. Thatcher replied that it is correct to emphasize military balance, not superiority. Balance gives us security. Making a specific reference to SDI, she said research contributes towards maintaining a military balance. We need to explain to our publics that SDI is only a research program, that it does not contravene any existing treaties and if we get to the development stage, many alternative factors will have to be considered at that time.’76

Het positieve verslag dat Thatcher deed van haar ontmoeting met Gorbatsjov leidde zoals gezegd uiteindelijk tot een ontmoeting tussen Reagan en Gorbatsjov. Vervolgens werd in 1987, ongeveer drie jaar na de eerste ontmoeting tussen Thatcher en Gorbatsjov, door Reagan en Gorbatsjov het Intermediate-Range Nucleair Forces Treaty ondertekend. Hiermee kwam een einde aan de nucleaire wapenwedloop tussen de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten en daarmee ook een einde aan de Koude Oorlog.

De relatie met de Europese Gemeenschappen was voor Thatcher inmiddels enkel nog van economische waarde. Zoals gezegd zag ze ‘Europa’ politiek gezien enkel als barrière in haar beleid. Dit blijkt ook wanneer ze kort voor het einde van de Koude Oorlog in 1987 een ontmoeting had met Gorbatsjov in Moskou. Voorafgaand had ze korte gesprekken met zowel Mitterrand als Kohl. Echter blijkt uit haar memoires dat ze haar strategie niet door ‘Europa’ zou laten beïnvloeden. Immers, de Poolse opstand had voor haar bewezen dat ze weinig had aan de Europese Gemeenschappen. Ze is dan ook kort en duidelijk over de beperkte betrokkenheid van Frankrijk en Duitsland bij haar overleg met Gorbatsjov:

(28)

27

‘I was not going to Moscow as a representative of the West […] but it was clearly very important that other Western leaders should know the line I intended to take and that I should gauge their sentiments beforehand.’77

Dit was een groot contrast met haar relatie met president Reagan (1911 – 2004), waarover ze zei: ‘I knew President Reagan’s mind and had, I knew, his confidence.’.78 Hun band was zodanig goed dat Thatcher niet vooraf hoéfde te overleggen met Reagan. Het was onder andere dankzij deze goede relatie met Reagan dat Thatcher een belangrijke rol speelde in het einde van de Koude Oorlog. De rol van Thatcher en het Verenigd Koninkrijk als ‘brug’ tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie maakte het mogelijk de macht van de Sovjet-Unie te beperken en was het begin van een periode van westerse dominantie.79 Behalve het einde van de Koude Oorlog was dus ook het einde van Thatchers overwegend enthousiaste houding tegenover de Europese Gemeenschappen bereikt.

De inmiddels wankele relatie tussen Thatcher en ‘Europa’ werd door een andere belangrijke geopolitieke kwestie nog meer onder druk gezet: de unificatie van Duitsland. De premier was teleurgesteld in de capaciteiten van de Europese Gemeenschappen een sterker, geünificeerd Duitsland aan te kunnen. Thatcher dacht dat een verenigd Duitsland de Europese Gemeenschappen zou domineren op zowel economisch als geopolitiek gebied. Hoewel het Verenigd Koninkrijk in 1973 deels was toegelaten als tegenhanger van de Duitse Ostpolitik ging haar dit een stap te ver. Thatcher wist dat ‘Europa’ waarschijnlijk snel gedomineerd zou worden door het grote Duitsland. Dit maakte haar houding naar Europa nog vijandiger dan deze al was. Dit blijkt ook uit de Chequers Papers rondom een bijeenkomst over die unificatie. Eén van de onderwerpen tijdens deze gespreken was de vraag of er een nieuw model moest worden bedacht dat het nieuwe Duitsland wel aan zou kunnen.80:

‘Britain and Western Europe are not interested in the unification of Germany. […] We do not want the unification of Germany. It would lead to changes in the post-war

77 Thatcher, 476. 78 Idem.

79 D. Blair, ‘Margaret Thatcher: The ‘Iron Lady’s’ pivotal role in ending the Cold War’, The Telegraph (2013)

via: https://www.telegraph.co.uk/news/politics/margaret-thatcher/9979977/Margaret-Thatcher-The-Iron-Ladys-pivotal-role-in-ending-the-Cold-War.html.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Aangezien de toekomstige vraag naar elk van de potentiële diensten en exploitatiewijzen in het vrijkomende spectrum niet met voldoende zekerheid tot in bijzonderheden kan worden

Deze verordening behelst een regeling voor de verdeling van door Zwitserland aan de Gemeenschap toegekende vergun- ningen waardoor met ingang van 1 januari 2001 zware vracht- wagens

De Raad heeft al reeksen indicatoren ontwikkeld met betrekking tot vrouwen in de politieke en economische besluitvorming, de combinatie van werk en gezinsleven, gelijke beloning

(34) Voor de overige 70 % van de invoer uit China waarvoor geen medewerking werd verleend, dienden de bevin- dingen gebaseerd te worden op de beschikbare gegevens overeenkomstig

Teneinde overloopeffecten op de elektriciteitsmarkt ten gevolge van staatssteun voor de kolenindustrie te voorkomen, is in de kolenverordening in artikel 4, onder e), een

Besluit van de Raad betreffende de toekenning van dagvergoedingen en de vergoeding van reiskosten aan leden van het Raadgevend Comité van de Europese Gemeenschap voor Kolen en

Aan hand van deze gegevens en gelet op het feit dat sedert de erkenning door de richtlijn van het recht van gebruikers om vanaf 1 januari 1998 zelfafhandeling te verrichten, geen

Zwaartepunten voor investeringen in de modernisering van het hoger onderwijs Een belangrijke boodschap van de universiteiten is dat de omvangrijke hervormingen die in Europa