0
Integrated Reporting
in de Europese Unie,
in hoeverre is er sprake van één Europa?
Rijksuniversiteit Groningen Faculteit: Economie & Bedrijfskunde
Afstudeerrichting: Master Accountancy Auteur: Roelof Meerten Strijker Studentnummer: S1698273
Afstudeerjaar: 2016/2017 Begeleider: dr. T.A. Marra
1
Voorwoord
Voor u ligt het eindresultaat van mijn Masterthesis, als afronding van mijn Master
Accountancy. Deze scriptie nodigde me uit om me nader te verdiepen in het thema
“Maatschappelijke verslaggeving en de culturele invloeden daarop”. Immers cultuur vormt in een samenleving het fundament van ons samenzijn en ons bestaan en staat in nauwe relatie tot
onze maatschappelijke betrokkenheid
Met de voltooiing van deze Masterthesis rond ik een periode af die overschaduwd wordt
door een fysiek ongeluk, die een aanzienlijke invloed op mijn welzijn en het verdere verloop
van mijn studie heeft gehad. Dit heeft geresulteerd in een begeleidingstraject op maat, waarvoor
ik mijn begeleider Teye Marra, de coördinator van de Masterthesis Accounancy Kristina Link
en studiebegeleider Nikolaj Bijleveld veel dank verschuldigd ben. Mede hierdoor heb ik
ondanks de impact van het revalidatieproces mijn Master Accountancy met een goed gevoel
kunnen afronden. Mijn speciale dank gaat uit naar Teye, als begeleider van de RUG heeft hij
mij zowel tijdens onze overleg momenten, als na de door mij gegeven schaatstrainingen bij
SPR-Kras gecoached heeft bij het realiseren van mijn Masterthesis.
Tijdens het ontwikkelen en schrijven van mijn Thesis heb ik nog eens duidelijk kunnen
ervaren, dat het hebben van de diagnose Dyslexie een handicap vormt om dat wat in het hoofd
helder aanwezig is ook duidelijk op papier te verwoorden. Niet tegenstaande dat, heb ik er met
plezier aan gewerkt en kijk ik terug op een waardevolle tijdsperiode in mijn leven.
Roel Strijker
2
Samenvatting
De aanleiding voor het huidige onderzoek is de invoering van de Directive 2014/95 EU in 2014
door het Europees parlement. Doormiddel van deze disclosure wordt er gestreefd dat vanaf 2017
Europese organisaties een gestandaardiseerde vorm van duurzaamheidsverslaggeving en
Integrated Reporting toepassen. Door het niet verplichte karakter van de huidige niet-financiële
verslaggeving zijn er verschillen tussen wat organisaties wel en wat ze niet rapporteren. In dit
onderzoek wordt onderzocht of cultuur en de cultuurdimensies van Hofstede (2011) invloed
hebben op de invulling van duurzaamheidsverslagen en Integrated Reports in de Europese
lidstaten. Met behulp van een inhoudsanalyse aan de hand van de drie thema’s organisation
overview, performance en governance van de disclosure index van Gray en Gillies (2015) over de
duurzaamheidsverslaggeving en Integrated Reports van 229 organisaties in 13 Europese landen
is meer inzicht verschaft over de invloed van de zes Hofstede cultuurdimensies op Europese
duurzaamheidsverslaggeving en Integrated Reports. Op basis van de resultaten van het huidige
onderzoek kan geconcludeerd worden, dat er binnen de EU verschillen zijn in de invulling van
duurzaamheidsverslaggeving en Integrated Reports, ondanks de richtlijnen voor het opstellen van
een Integrated Report van de IIRC (2013). Geadviseerd wordt om bij de implementatie van de
Directive 2014/95/EU in de landelijke wetgeving, aandacht te besteden aan de eigen culturele
waardes en de invloed van deze waardes op de invulling van duurzaamheidsverslagen en
Integrated Reports om zo doende te voorkomen dat er problemen ontstaan bij de implementatie
3 Inhoudsopgave Voorwoord ... 1 Samenvatting ... 2 Inhoudsopgave ... 3 Hoofdstuk 1. Inleiding ... 5 § 1.1 Aanleiding ... 5 § 1.2 Doelstelling en onderzoeksvragen ... 8
§ 1.3 Belang huidige onderzoek ... 9
§ 1.4 Opbouw huidige onderzoek ... 10
Hoofdstuk 2. Theoretisch kader ... 12
§ 2.1 Integrated Report ... 12
§ 2.2 Voluntary disclosure theorie ... 14
§ 2.3 Legitimiteitstheorie ... 15
§ 2.4 Stakeholdertheorie ... 17
§ 2.5 Internationale cultuurverschillen... 20
§ 2.6 Culturele invloeden ... 22
2.6.1 Cultuur invloeden in het algemeen 22 2.6.2 Cultuurverschillen binnen de EU 24 § 2.7 Onderzoek naar cultuur en Integrated Reports ... 25
§ 2.7 Hypothesen ... 26 Hoofdstuk 3. Methodologie ... 30 § 3.1 Variabelen ... 30 3.1.1. Afhankelijke variabele 30 3.1.2 Onafhankelijke variabele 31 3.1.3 Controlevariabele 31 § 3.2 Analyses ... 32 3.2.1 Inhoudsanalyse 32 3.2.2. Regressieanalyse 34 § 3.3 Dataselectie bedrijfsrapportages ... 35 Hoofdstuk 4. Resultaten ... 38 § 4.1 Beschrijvende statistiek... 38 § 4.2 Multicollineariteit ... 42
4
§ 4.3 Toetsing hypothesen ... 44
§ 4.4 Controlevariabelen ... 48
Hoofstuk 5. Conclusie en Discussie ... 50
§ 5.1 Conclusies ... 50
§ 5.2 Aanbevelingen en suggesties vervolgonderzoek ... 52
§ 5.2 Praktische implicaties ... 52
Referenties ... 54
Appendix 1 EU-Landen gesorteerd op BNP ... 60
Appendix 2: Disclosure index Gray en Gillies (2015) 61
5
Hoofdstuk 1. Inleiding
§ 1.1 Aanleiding
In het huidige Europa is in de afgelopen decennia veel veranderd. Met de totstandkoming
van de Europese Unie (EU) zijn veel landen nauwer met elkaar samen gaan werken. Mede
hierdoor zijn grenzen dusdanig vervaagd, dat de burgers zich binnen de EU eigenlijk nauwelijks
meer bewust zijn van het feit dat vroeger alles strikt gescheiden was. Im- en exportbeperkingen
zijn opgeheven en zelfs de verschillende valuta zijn vervangen door één monetair stelsel met
een gezamenlijke munt: de Euro (de invoering van de Euro, 2017). De samenwerking binnen
de EU is vergroot, waardoor veel barrières zijn verdwenen en er gewerkt wordt naar een
harmonisatie tussen de landen. Echter de landen binnen de EU zijn verschillen in politieke en
economische doelen, regelgeving en accountancy.
Om de verschillen in accountancy te vereffenen heeft het Europese Parlement verplichtingen
opgelegd om te komen tot een meer éénduidige verslaggeving. Per 1 januari 2005 werden alle
beursgenoteerde ondernemingen in de EU verplicht om de consolidate financial statements van
de International Financial Reporting Standards (IFRS) te hanteren (Tas, 2006). Na de invoering
van IFRS in 2005 is de verslaggeving van de financiële rapportages nog verder gewijzigd. Dit
komt mede doordat stakeholders steeds meer belang zijn gaan hechten aan aanvullende
niet-financiële informatie, zoals informatie over het milieu, als ook de sociale en de governance
aspecten aangaande de bedrijfsactiviteiten van de organisatie (Abeysekera, 2012). Om aan deze
vraag naar niet-financiële informatie te kunnen voldoen, rapporteren veel ondernemingen
vrijwillig de niet-financiële informatie in duurzaamheidsverslagen. De twee meest gangbare
vormen van duurzaamheidsverslaggeving zijn: Sustanability Reports en Integrated Reports.
Voorbeelden van onderdelen die ter sprake komen in dergelijke Sustanability en Integrated
6
andere wereldwijde vraagstukken, zoals duurzaamheid en het milieu (Adams en Simnett, 2011;
Jensen en Berg, 2012). Een Sustanability Report is de verslaggeving waarin niet-financiële
informatie apart van de financiële verslaggeving geproduceerd wordt (Sustainability Reporting
Guidelines, globalreporting.org, 2011). In het Nederlands staat dit type verslaggeving beter
bekend als duurzaamheidsverslag. Integrated Reports zijn verslaggevingen waarbij de
niet-financiële informatie (onder andere duurzaamheid) in samenhang met niet-financiële informatie
gepubliceerd wordt (https://www.globalreporting.org/information/current-priorities/integrated
-reporting/Pages/default.aspx). Duurzaamheidsverslaggeving, Integrated Reports en andere
vormen van niet-financiële verslaggeving zoals, jaarverslagen met een duurzaamheids- en
maatschappelijke bijlages worden in het onderzoek meegenomen.
Binnen de EU zijn Integrated Reports gestandaardiseerd door middel van de ‘Directive on
disclosure of non-financial and diversity information by certain large companies’
(Directive 2014/95/EU) en door het Europese Parlement in december 2014 aangenomen
(euro-lex, 2017). Europese lidstaten zijn verplicht de regels van Directive 2014/95/EU uiterlijk vanaf
6 december 2016 te vertalen in de eigen nationale wetten (Directive 2014/95/EU). Organisaties
binnen de EU lidstaten zijn vervolgens verplicht om per 2017 deze nationale wetten en
Europese standaardisering voor verslaggeving te hanteren (Ibid). In het kort houdt de
regelgeving Directive 2014/95/EU in datorganisaties met meer dan 500 werknemers verplicht
worden gesteld om te rapporteren over milieu, maatschappelijke- en werknemer gerelateerde
zaken, mensenrechten, anti-corruptie en omkoping, volgens de in de Directive 2014/95/EU
omschreven richtlijnen (voor details zie de Directive 2014/95/EU).
Eén van de redenen voor de invoering van de Directive 2014/95/EU is dat de Integrated
Reportings van organisaties binnen de EU eenvoudiger met elkaar vergeleken kunnen worden.
Echter, doordat deze standaardisering per 6 december 2016 in gaat, bepalen tot die tijd de
7
wordt met betrekking tot informatie over de bedrijfsactiviteiten en de bedrijfsprestaties (Meek,
Roberts en Gray, 1995). Dit resulteert in verschillen in verslaggeving per onderneming (Bik,
2010). Voor organisaties is de steun van stakeholders van belang. Met de trend dat stakeholders
geïnteresseerd zijn in niet-financiële informatie (Abeysekera, 2012; Adams en Simnet, 2011;
Jensen en Berg, 2012), is het publiceren van een Integrated Report een middel om de steun van
de stakeholders te verkrijgen en te behouden (Gray en Vint, 1995; Van der Laan Smith,
Adikhari, Tondkar, 2005). De vrijwillige verslaggeving vanuit een organisatie naar de
stakeholder toe is belangrijk om de goedkeuring te verkrijgen van de stakeholders (Gray en
Vint, 1995). Gray en Kang (2014) hebben in hun onderzoek aangetoond, dat de
ondernemingskarakteristieken van een organisatie van invloed zijn op de invulling van de
vrijwillige verslaggeving van managers. Voorbeelden van ondernemingskarakteristieken die
van invloed zijn op de invulling van Integrated Reports zijn: grootte, winstgevendheid en of
het bedrijf al dan niet een multinational is.
Gray (1988) veronderstelt dat cultuur ook van invloed is op individuen en organisaties.
Hierdoor heeft cultuur ook direct en indirect invloed op accountancy en de bijbehorende
Integrated Reporting. Deze veronderstelling wordt ondersteund door diverse onderzoeken naar
de verschillen in Integrated Reporting (Adams en Kuasirikun, 2000; Andrews, Gul, Guthrie en
Teoh, 1989; Fernández-Feijoo, Romero en Ruís, 2012; Gray en Kang, 2014; Gray en Vint,
1995; Langer, 2006; Roberts, 1992). Cultuur wordt binnen de Hofstede cultuurdimensies
(Hofstede 1980; 1983; 2015) gedefinieerd als de collectieve mentale programmering, die de
leden van één groep of categorie mensen onderscheidt van andere groepen of categorieën
mensen. Met behulp van empirisch onderzoek heeft Hofstede diverse culturele dimensies
gedefinieerd, waaraan de cultuur van verschillende landen gemeten kon worden (e.g. Hofstede
1980; 1983; 1991; 2015). Mathews en Reynolds (2001) hebben met behulp van de Hofstede
8
Verenigde Staten en Scandinavische landen. Dergelijke verklaringen voor verschillen in
Integrated Reporting zijn ook door Orij (2010) gevonden in een uitvoerig mix-method
onderzoek bij verschillende ondernemingen uit 22 landen. Gray en Gillies (2015) hebben een
inhoudsanalyse uitgevoerd omtrent de inhoud en kwaliteit van Integrated Reports, waarbij de
verslaggeving van Japan, Finland en Zuid Afrika met elkaar vergeleken zijn. Deze
inhoudsanalyse is uitgevoerd aan de hand van een zelf-ontworpen disclosure index met 47
items, gebaseerd op het theoretisch kader van de International Integrated Reporting Council
(IIRC). In het onderzoek van Gray en Gillies (2015) blijkt dat ondanks de op het oog gelijke
verslagleggingen er sterk bewijs is voor de invloed van cultuur op de inhoud van de Integrated
Reports. Van der Laan Smith et al., (2005) hebben vanuit het perspectief van de stakeholder
(stakeholdertheorie) aangetoond, dat de nationale cultuur van invloed is op de Integrated
Reporting tussen de Verenigde Staten, Noorwegen en Denemarken. Het onderzoek van
Vanstraelen, Zarzeski en Roob (2003) toont aan dat de verschillen tussen de Integrated Reports
van België, Nederland en Duitsland verklaard kunnen worden door legal settings, institutionele
settingen en cultuur. Een meer recente studie toont aan, dat er zowel positieve als negatieve
relaties zijn tussen Integrated Reporting en de politieke, economische en culturele
omstandigheden (Dragu en Tiron-Tubor, 2013).
§ 1.2 Doelstelling en onderzoeksvragen
Het is tot op heden onduidelijk wat de (huidige) verschillen zijn van Europese Integrated
Reports en hoe groot de culturele invloed is op de invulling van deze verslaggevingen. De
doelstelling van dit onderzoek is om aan de hand van een inhoudsanalyse nader te kijken hoe
sterk de invloed van cultuur(verschillen) is, gemeten met behulp van de Hofstede
cultuurdimensies (2011), op de verslaggeving van ondernemingen in de EU voor de invoering
van de Europese regelgeving van 2014, de ‘Directive on disclosure of non-financial and
9
De inhoudsanalyse van Europese Integrated Reports wordt uitgevoerd met betrekking tot de
onderdelen: performance, governance en organisational overview and external environment en
wordt uitgevoerd aan de hand van de disclosure index van Gray en Gillies (2015). Deze index
is gebaseerd op het theoretisch kader van de IIRC en biedt de mogelijkheid om iedere type van
duurzaamheidsverslag en Integrated Reporting te beoordelen aan de hand van acht thema’s.
Aan de hand van de scores op de disclosure index van Gray en Gillies (2015) worden de
geselecteerde duurzaamheidsverslagen en Integrated Reports binnen de EU per land met elkaar
vergeleken. Hierbij zal gefocust worden op de culturele verschillen tussen de betreffende
landen, gemeten met de Hofstede cultuurdimensies (2011), om zodoende antwoord te kunnen
geven op de onderzoeksvraag:
In welke mate zijn er verschillen in gerapporteerde niet-financiële informatie door organisaties binnen de Europese Unie en kunnen deze verschillen verklaard worden door cultuur?
§ 1.3 Belang huidige onderzoek
Met de invoering van de IFRS in 2005 wordt gestreefd naar meer gelijke financiële
verslaggeving. Het onderzoek van Akman (2011) toont aan dat ondanks deze standaardisering
van financiële verslaggeving cultuur nog steeds van invloed is. Dit onderzoek was uitgevoerd
bij de landen Australië, Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Duitsland, Nederland en Italië. De
resultaten van het onderzoek van Ugrin, Mason en Emley (2017) zijn in lijn met de studie van
Akman (2011). Integrated Reports vallen echter niet onder de IFRS 2005 en financiële
verslaggeving, maar onder vrijwillige niet-financiële verslaggeving. Gebaseerd op recente
wetenschappelijke inzichten over de invloed van cultuur op de invulling van Integrated
Reports, kan gesteld worden, dat cultuur ook invloed heeft op vrijwillige rapportage van
10
Eén van de doelstellingen sinds de oprichting van de EU is het creëren van een interne
Europese markt (https://www.europa-nu.nl/id/vgt8mdav0zn1/afdeling_3_economische_
sociale_en). Zoals hierboven beschreven is om deze doelstelling te behalen onder andere in
2005 de IRFS standaard ingevoerd en hebben een aantal lidstaten sinds 2002 een gezamenlijke
munt. Ondanks de invoering van IRFS zijn binnen de EU nog steeds verschillen op het gebied
van financiële verslaggeving, die voor een deel door cultuur verklaard kunnen worden. Het is
van belang dat meer inzicht vergaard wordt op de invloed die cultuur heeft, alsmede over de
verschillen in de Integrated Reporting binnen de EU. Deze inzichten zouden een bijdrage
kunnen leveren aan Europese beleidsmakers, om deze beter toe te rusten om passende
richtlijnen op te stellen. Deze richtlijnen zouden door alle organisaties geïmplementeerd kunnen
worden in hun eigen Integrated Reports. Hierdoor zullen internationale investeerders,
stakeholders en op hoger niveau het Europese Parlement met betrekking tot Integrated Reports
de juiste verwachtingen kunnen vormen. Dit kan er toe leiden, dat bedrijven, sectoren en landen
beter met elkaar vergeleken kunnen gaan worden.
§ 1.4 Opbouw huidige onderzoek
Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden is het noodzakelijk om eerst de
achterliggende theoretische kaders die de basis vormen voor de hypothesen toe te lichten. In
hoofdstuk 2 volgt een beschrijving van het theoretisch kader, dat gebaseerd is op de, Voluntary
disclosure theorie, Legitimiteitstheorie, Stakeholdertheorie, culturele effecten op accountancy
en de verslaggeving van niet-financiële rapportages binnen de EU. Vervolgens worden op basis
van het theoretisch kader hypothesen geformuleerd. In hoofdstuk 3, de methodologie, wordt
beschreven welke afhankelijke en onafhankelijke variabelen gebruikt zijn binnen dit
onderzoek; hoe de hypothesen getoetst zijn en de inhoudsanalyse voor de beantwoording van
de onderzoeksvraag is uitgevoerd en eindigt met gedetailleerde toelichting over de procedure
11
Als afsluiting worden in hoofdstuk 5 de conclusies en discussies van het onderzoek beschreven.
Tevens bevat dit hoofdstuk een overzicht van de beperkingen die betrekking hebben op dit
onderzoek en worden aanbevelingen voor toekomstig onderzoek uiteengezet. Tot slot is in de
Appendices een overzicht van de landen van de Europese Unie op basis van Bruto Nationaal
Product en de gebruikte onderdelen met items van de disclosure-index van Gray en Gillies
12
Hoofdstuk 2. Theoretisch
kader
Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden, is het noodzakelijk om eerst de
achterliggende theoretische kaders die de basis vormen voor de hypothesen toe te lichten. In dit
Hoofdstuk volgt een beschrijving van het theoretisch kader dat gebaseerd is op de achtergrond
van Integrated Reporting en een aantal economische theorieën die voor de huidige studie van
belang zijn, namelijk: Voluntary disclosure theorie, Legitimiteitstheorie, Stakeholdertheorie.
Daarna zal gekeken worden naar de cultuurverschillen binnen de EU en wat er in de literatuur
bekend is over de invloed van cultuur op zowel financiële als niet-financiële verslaggeving. Op
basis van het beschreven theoretische kader en de literatuur over cultuur en accountancy worden
tot slot hypothesen geformuleerd over het effect per Hofstede cultuurdimensies (2011) en
cultuur als totaal score op Integrated Reportings binnen de EU.
§ 2.1 Integrated Report
In 2013 heeft het IIRC voor het opstellen van een Integrated Report een definitief framework
ontwikkeld. De IIRC (2013) hanteert hierin de volgende definitie van een Integrated Report:
‘Een Integrated Report is een bondig rapport over hoe de strategie, governance, prestaties en
vooruitzichten van een onderneming in de context van zijn externe omgeving leiden tot het creëren van waarde op korte, middellange en lange termijn’. Centraal in dit framework staan,
de six capitals: Financial, Manufactured, Intellectual, Human, Social en Relationship, en
Natural. In het framework worden de six capitals als volgt gedefinieerd (IIRC, 2013):
• Financial captial: “De hoeveelheid financiële middelen die voor de organisatie beschikbaar is voor het produceren van goederen of het leveren van diensten, die
verkregen is met behulp van financiering, zoals schuld, eigenvermogen of die
13
• Manufactured captial: “Geproduceerde fysieke objecten die beschikbaar zijn voor de organisatie voor de productie van goederen of levering van diensten, waaronder
gebouwen, diensten en infrastructuur (wegen, havens, bruggen en afval- en
rioleringsvoorzieningen”.
• Intellectual capital: “De op kennis gebaseerde immateriële activa van een organisatie”. Voorbeelden hiervan zijn: intellectuele bezittingen (e.g. patenten,
copyrights, software rechten en licenties) en “organizational capital” (e.g. kennis, systemen, procedures en protocollen die de organisatie bezit).
• Human capital: “De competenties, vaardigheden en ervaringen van mensen en hun motivatie om innoverend bezig te zijn”.
• Social and relationship capital: “De relaties binnen en tussen gemeenschappen, groepen stakeholders en andere netwerken, en de mogelijkheid om informatie te
delen om individueel en collectief welzijn te verbeteren”. Te denken valt aan
gemeenschappelijke normen en waarden en de reputatie die een organisatie heeft
opgebouwd.
• Natural capital: “Alle duurzame en niet-duurzame natuurlijke hulpstoffen en processen die als product van goederen of de levering van diensten in het verleden,
heden, of toekomst van de organisatie bijgedragen hebben aan de organisatie”, zoals,
water, lucht, land, minirealen, biodiversiteit en milieu.
De six capitals vormen in het Integrated Report de bronnen van waarde die worden
getransformeerd en beïnvloed door de activiteiten en de output van een organisatie. Het
hanteren van deze six capitals en het theoretisch kader van de IIRC (2013) maakt het voor
organisaties mogelijk om transparant te zijn over de eigen economische, sociale en
milieuprestaties, risico’s en kansen en geeft de samenhang weer tussen de strategie van een
14 Reporting maken het mogelijk dat er gewerkt wordt naar een vorm van standaardisering van
elementen zoals de six capitals, die direct op de organisatie van toepassing zijn als de elementen
die duurzaamheid bevorderen.
Het doel van het Integrated Reporting Framework is om de maatschappelijke verslaggeving
in de vorm van Integrated Reporting te standaardiseren en om het geïntegreerd denken te
faciliteren als standaardnorm voor de reguliere bedrijfsvoering (IIRC, 2013). Echter, door de
vrijwillige karakter van duurzaamheidsverslaggeving en Integrated Reporting kan de voluntary
disclosure theorie met betrekking tot vrijwillige verslaggeving van toepassing zijn op deze
vorm van verslaggeving, met name op het niet-financiële onderdeel.
§ 2.2 Voluntary disclosure theorie
Voluntary disclosure (in het Nederlands beter bekend als, vrijwillige verslaggeving) is
gerapporteerde informatie door een organisatie, die niet verplicht is door wet- en/of regelgeving
(Lev, 1992). De voluntary disclosure theorie veronderstelt, dat indien het in het belang van de
organisatie of in het belang van de manager is, deze organisatie niet alleen verplicht is om
gereguleerde informatieverschaffing aan de stakeholders te rapporteren, maar dat organisaties
ook op vrijwillige basis aanvullende informatie verschaffen (Healy en Palepu, 2012).
Met behulp van vrijwillige verslaggeving kunnen organisaties zich differentiëren ten
opzichte van hun concurrenten (Eccles en Mavrinac, 1995). Eén van de belangrijkste voordelen
van vrijwillige verslaggeving is een toename van de geloofwaardigheid van het management.
Hierdoor neemt het vertrouwen van investeerders in de organisatie toe (Eccles en Mavrinac,
1995). Uit onderzoek van Soltani (2007) blijkt dat vrijwillige verslaggeving verschillende
positieve effecten voor de organisatie op de vermogensmarkt kan hebben. Ten eerste kan
vrijwillige verslaggeving leiden tot een stijging van de aandelenkoers van de organisatie.
15
gereduceerd worden. Dit wordt veroorzaakt doordat het de vermogensverschaffer de
mogelijkheden biedt om risico’s beter in kaart te brengen. Als gevolg van het aantrekken van vermogen tegen gunstigere voorwaarden neemt de waarde van de onderneming toe. Dit is
gunstig voor (bestaande) stakeholders. Dit kan leiden tot groei en het bevorderen van het
concurrentievermogen van de organisatie (Lev, 1992). Tevens leidt vrijwillige verslaggeving
tot meer aandacht van financiële analisten voor de bedrijfsvoering.
Naast de bovengenoemde voordelen van vrijwillige verslaggeving, zijn er ook nadelen.
Volgens Lev (1992) zijn er twee kostencategorieën verbonden aan vrijwillige verslaggeving,
namelijk directe en indirecte kosten. Directe kosten zijn kosten die direct verbonden zijn aan
het publiceren van vrijwillige informatie, zoals het verzamelen en rapporteren van dergelijke
informatie. Indirecte kosten hebben betrekking op de impact die de verslaggeving heeft op de
bedrijfsproducten van de organisatie en bijvoorbeeld haar concurrentiepositie. Enkele
voorbeelden van indirecte kosten zijn: competitieve nadelen, juridische en politieke kosten die
voortkomen uit de publicatie van informatie voor de managers van de organisatie. Uit
onderzoek van Edwards en Smith (1996) blijkt dat voornamelijk belang gehecht wordt aan de
competitieve nadelen. Dit is in overeenstemming met eerdere onderzoeksresultaten van Lev
(1992). Uit dit alles blijkt, dat de afweging tussen de opbrengsten en kosten van vrijwillige
verslaggeving van belang kan zijn voor de mate waarin organisaties
duurzaamheidsverslaggeving en Integrated Reports publiceren.
§ 2.3 Legitimiteitstheorie
Naast de voluntary disclosure theorie wordt de legitimiteitstheorie in de literatuur veelvuldig
gebruikt om te verklaren waarom organisaties een Integrated Report of duurzaamheidsverslag
publiceren. Suchman (1995) hanteert de volgende definitie voor het gegeven wanneer een
belanghebbende legitiem is voor een organisatie: “a generalized perception or assumption that
16 system of norms, values, beliefs and definitions”. De legitimiteitstheorie vindt zijn oorsprong
in het concept van organisatorische legitimiteit. Onder organisatorische legitimiteit wordt door
Dowling en Pfeffer (1975) verstaan: De situatie waarin het waardesysteem van de organisatie
in grote lijnen overeenkomt met het waardesysteem van het maatschappelijk systeem waar de
organisatie onderdeel van uitmaakt. Wanneer er sprake is van ongelijkheid tussen beide
waardesystemen vormt dit een bedreiging voor de legitimiteit van de organisatie (Adams en
Zutshi, 2004). In de legitimiteitstheorie wordt verondersteld, dat organisaties ervoor zorgen dat
ze binnen de normen en waarden van het maatschappelijk systeem waartoe zij behoren opereren
(e.g. Deegan, Rankin en Tobin, 2002; Guthrie, Cuganesan en Ward, 2008). Wanneer dit niet
gebeurt, kan de organisatie namelijk haar legitimiteit verliezen. Het verliezen van de legitimiteit
heeft vaak negatieve gevolgen voor de continuïteit van de organisatie. Lindblom (1994)
definieert een dergelijke legitimiteitskloof als het verschil tussen de wijze waarop de organisatie
daadwerkelijk handelt en de wijze waarop de organisatie volgens de verwachtingen van het
maatschappelijk systeem zou moeten handelen. Aangezien de verwachtingen van de
maatschappij aan veranderingen onderhevig zijn, is het van belang dat organisaties inspelen op
deze veranderingen. Zij zullen, om hun legitimiteit te behouden dit ook moeten kunnen duiden
(Deegan et al., 2002).
Wanneer er sprake is van een legitimiteitskloof kan een organisatie vier verschillende
strategieën aanwenden, om haar legitimiteit te behouden (Gray et al., 1995). De eerste strategie
heeft betrekking op het informeren van het maatschappelijk systeem over de eventuele
veranderingen van de prestaties en activiteiten van de organisatie. De tweede strategie omhelst,
dat de betreffende organisatie een verandering in de waarneming van het maatschappelijk
systeem realiseert. Hierdoor kan de organisatie haar legitimiteit behouden. De derde strategie
is erop gericht om de aandacht van het maatschappelijk systeem bewust te verleggen naar
17
bijvoorbeeld gebruik te maken van earnings management. De vierde strategie is, dat de
organisatie probeert om opportunistische resultaatsturing toe te passen. Deze vier strategieën
om een legitimiteitskloof te voorkomen kunnen worden gebruikt bij het maken van het
duurzaamheidsverslag, dan wel het maatschappelijk verslag of Integrated Report (Gray et al.,
1995). Diverse onderzoeken hebben uitgewezen, dat organisaties de legitimiteitstheorie als
uitgangspunt nemen voor het opstellen van een duurzaamheidsverslag (e.g. Deegan en Rankin,
1996; Deegan et al., 2002: Guthrie en Parker, 1989; Wilmhurst en Frost, 2000;). Door de
gegevens van de maatschappelijke prestaties vervolgens te verwerken in een
duurzaamheidverslag of Integrated Report kan een organisatie zijn legitimiteit behouden. In het
onderzoek van Adams, Hill en Roberts (1998) wordt op basis van de legitimiteitstheorie gesteld,
dat cultuur één van de verklarende variabelen is voor de verschillen tussen de corporate social
disclosure van de landen Frankrijk, Duitsland, Nederland, Zweden, Zwitserland en het
Verenigd Koninkrijk.
§ 2.4 Stakeholdertheorie
De stakeholdertheorie is een andere theorie, die kan verklaren waarom organisaties overgaan
tot het opstellen van een duurzaamheidverslag of Integrated Report. De stakeholdertheorie is
van belang voor dit onderzoek, omdat het de mogelijkheid biedt om aan de hand van
internationale cultuurverschillen de daaruit voortvloeiende en gerelateerde verschillen in
duurzaamheidsverslaggeving en Integrated Reports te kunnen verklaren (García-Sánchez et al.,
2013).
Evenals in de hiervoor besproken legitimiteitstheorie worden organisaties in de
stakeholdertheorie gezien als een onderdeel van het maatschappelijk systeem. De nadruk ligt
hierbij op de verschillende groepen belanghebbenden (de stakeholders) binnen het
maatschappelijk systeem (Van der Laan, 2009). Freeman (1984) definieert het begrip
18
op, of beïnvloed wordt door de realisatie van de doelstelling van de organisatie”. In de
stakeholderstheorie staat centraal, dat men processen moet formuleren en implementeren die
rekening houden met de verschillende belangen van de belanghebbenden van de organisatie.
De belangrijkste doelstelling is het beheren van relaties en het integreren van belangen van
zowel aandeelhouders als werknemers, klanten, leveranciers en gemeenschappen op een
dusdanige wijze, dat de continuïteit van de organisatie gegarandeerd wordt (Emeseh en Songi,
2014; Freeman en Mc Vea, 2001). De continuïteit van de organisatie staat centraal. Als
voorwaarde is dan ook de steun van de stakeholders noodzakelijk. Het rapporteren van een
duurzaamheidsverslag of Integrated Report is dan als het ware een intermediair tussen
management en belanghebbenden om steun en goedkeuring van de belanghebbenden te
verkrijgen en te behouden (Van der Laan Smith et al., 2005).
Het is wezenlijk voor een organisatie om in goed contact te blijven met haar
belanghebbenden. Het op eigen initiatief publiceren van duurzaamheidsverslaggeving kan voor
een organisatie een bijdrage zijn, om voor bepaalde zaken een goedkeuring van de stakeholders
te verkrijgen. Roberts (1992) toont in zijn onderzoek aan, dat er een duidelijk verband bestaat
tussen de relatie van een organisatie met haar belanghebbenden en de inzet van
duurzaamheidsverslaggeving. Organisaties hebben altijd meerdere groepen belanghebbenden,
die voor de organisatie niet allen van even groot belang zijn. Mitchell, Agle en Wood (1997)
hebben hiervoor het Stakeholder Salience model ontwikkeld, waarin het belang van de
belanghebbende op basis van drie factoren kan worden bepaald; te weten: macht, legitimiteit
en urgentie. Macht wordt in het model als volgt gedefinieerd: “it is the ability to those who
possess power to bring about the outcomes they desire” (Salancik en Pfeffer, 1974). De mate
van macht van een belanghebbende binnen een organisatie is een belangrijk meetinstrument
voor de mate van het onderhouden van een goede relatie tussen de leiding van de organisatie
19
der Laan Smith et al., 2005). De derde factor die van belang is, is die van urgentie. Mitchell,
Agle en Wood (1997) definiëren urgentie als volgt: “the degree to which stakeholder claims
call for immediate attention”. Van der Laan Smith et al. (2005) noemen in hun onderzoek, dat
behalve de drie factoren van het Stakeholder Salience model, de karakteristieken van het
management medebepalend zijn voor de relatie met de belanghebbenden.
Van der Laan Smith et al. (2005) stellen eveneens in hun onderzoek dat er bij organisaties
die internationaal opereren meer situationele factoren en managementkarakteristieken
opvallend aanwezig zijn. Deze verschillen in de situationele factoren en
managementkarakteristieken worden deels verklaard door internationale cultuurverschillen en
situationele factoren. Dit heeft tevens invloed op het belang dat in verschillende landen aan de
belanghebbenden wordt toegekend. De mate waarin een organisatie waarde hecht aan het
belang van de belanghebbende en de verschillen in situationele factoren en
managementkarakteristieken zijn van invloed op de kwantiteit en kwaliteit van
maatschappelijke verslaggeving. Waarbij een meer stakeholder georiënteerde nationale cultuur
20
§ 2.5 Internationale cultuurverschillen
Zoals eerder in de legitimiteit- en stakeholder theorie is beschreven, is de institutionele
omgeving waarin een organisatie gevestigd is van invloed op de bedrijfsvoering van deze
organisatie. Hierdoor wordt indirect ook de verslaggeving van de organisatie beïnvloed (Bik,
2010). Een van de factoren die ten grondslag ligt aan de institutionele omgeving is cultuur.
Hierdoor heeft de cultuur van een land invloed op de opstelling van het management en
eveneens op de organisatiestructuren en de bedrijfsactiviteiten (Van der Laan Smith et al.,
2005).
Om internationale cultuurverschillen te kunnen onderzoeken zijn meerdere cultuurmodellen
ontwikkeld (e.g. Hofstede, 1983; House, Javidan, Dorfman en Gupta., 2004; Schwartsz, 1999;
Trompenaars en Hampden-Turner, 2004). In dit onderzoek is gekozen voor het cultuurmodel
van Hofstede (2011), omdat juist het hanteren van deze cultuurdimensies bakens zijn om grip
te krijgen op cultuurinvloeden binnen het opereren van organisaties en gekoppeld daaraan de
mate van Integrated Reporting of maatschappelijke verslaggeving binnen de EU
(García-Sánchez, Rodríguez-Ariza en Frías-Aceintuno, 2013; Gray, 1988; Gray en Gillien, 2015; Orij,
2010).
Hofstede (1980) definieert de cultuur van een land of maatschappij als volgt: “the collective
programming of the mind which distinguishes the members of one human group from another”.
Het doel van het onderzoek van Hofstede (1980; 1983; 2010) was het detecteren van structurele
elementen van cultuur, met daarbij speciale aandacht voor die elementen die het meeste effect
uitoefenen op werksituaties in organisaties. Het onderzoek van Hofstede is waarschijnlijk een
van de meest intensieve onderzoeken naar internationale cultuurverschillen (Gray, 1988). Van
multinationals uit meer dan 50 landen zijn data verzameld met betrekking tot de “national
values”. Op basis hiervan heeft Hofstede vier cultuurdimensies geïdentificeerd, te weten: Power distance, individualism - collectivism, uncertainty avoidance en masculinity - femininity
21
(Hofstede, 1983). In 2001 is aan het Hofstedemodel de dimensie long-term - short-term
orientation toegevoegd (Hofstede, 2003). Recentelijk is als zesde dimensie indulgence - restraint aan het model toegevoegd (Hofstede, 2011). Hieronder worden de 6 dimensies van
het cultuurmodel van Hofstede kort beschreven.
• Power distance (PDI): Deze dimensie meet de perceptie van de mensen met betrekking
tot macht. Een lage score op deze dimensie indiceert, dat binnen de cultuur een
democratische machtsstructuur is met gelijkwaardigheid voor zijn leden. Een hoge score
indiceert onvrede met betrekking tot de machtsstructuur en dat er sprake is van formele
hiërarchische machtsposities.
• Individualism versus collectivism (IDV): Binnen deze dimensie wordt de mate van
integratie van de individu binnen de groep gemeten. Individualistische culturen hechten
meer waarde aan het halen van persoonlijke doelen, waarbij collectivistische culturen
het welzijn van de groep prefereren boven die van het individu.
• Uncertainty avoidance (UAI): Deze dimensie meet hoe binnen een cultuur omgegaan
wordt met onbekende situaties, onverwachte gebeurtenissen en de mate van stress bij
verandering. Een lage score indiceert, dat er sprake is van een cultuur die meer open
staat voor veranderingen en dat er minder wet- en regelgevingen zijn. Een hoge score
indiceert, dat binnen de cultuur minder tolerantie is voor veranderingen en dat getracht
wordt om verandering door middel van intensieve wet- en regelgeving, zoveel mogelijk
te vermijden.
• Masculinity versus femininity (MAS): Deze dimensie meet de spreiding van emotionele
rollen tussen de seksen en meet daarmee het belang dat een cultuur hecht aan
stereotypische geslachtsrollen. Een lage score indiceert femininity, hetgeen betekent dat
er weinig verschil tussen de behandeling van de seksen is. In een cultuur die gekenmerkt
22
culturen die hoog scoren masculinity daarentegen, draait het vooral om heldhaftigheid,
zelfbewustzijn en materiële welvaart.
• Long-term versus short-term orientation (LTO): Met deze dimensie wordt de
‘tijdhorizon’ van een cultuur gemeten. Culturen met een sterk gerichte lange termijn oriëntatie kijken naar de toekomst, zijn doelgericht en hechten waarde aan beloningen.
Culturen met een korte termijn oriëntatie hechten grotere waarde aan tradities en zien
een verbintenis tussen het verleden en heden.
• Indulgence versus restrain (IVR): Deze dimensie meet in hoeverre mensen in de
maatschappij in staat zijn om aan hun primaire behoeften en persoonlijke wensen te
voldoen. Wanneer in een samenleving hoog gescoord wordt op Indulgence is er sprake
van een cultuur waarin de bevrediging van de primaire behoeften relatief hoog is.
Samenlevingen met terughoudendheid hebben strenge sociale normen, waarin het
nastreven van persoonlijke ambities strikt gereguleerd is.
§ 2.6 Culturele invloeden
Doormiddel van de invoering van de IFRS in 2005 wordt gestreefd naar het vereffenen van
culturele invloeden op financiële verslaggeving (e.g. Brochet, Jagolinzer en Riedl, 2013).
Echter blijkt dat desondanks cultuur invloed heeft op de invulling van financiële verslaggeving
(Akman, 2011). Een zeer recente publicatie van Ugrin, Mason en Emley (2017) toont aan dat
diverse Hofstede cultuurdimensies invloed hebben op de invulling van de financiële
verslaggeving, voor en na de implementatie van de IFRS. In de onderstaande paragraven zal
verkend worden wat er bekend is in de literatuur met betrekking tot de invloed van cultuur op
financiële en niet-financiële verslaggeving in het algemeen en binnen de EU.
2.6.1 Cultuur invloeden in het algemeen
Studies naar de invloed van cultuurdimensies op accounting en bijbehorende rapportages
23
Fernández-Feijoo et al., 2012; Gray, 1988). Gray (1988) veronderstelt dat cultuur van invloed
is op individuen en organisaties. Hierdoor stelt Gray dat cultuur ook indirect invloed heeft op
de “accounting values” (professionalisme, uniformity, conservatism en secrecy) van een land.
Aan de hand van het Hofstede cultuurmodel (1980) heeft Gray diverse hypothesen getoetst.
Met name heeft hij de hypothesen aangaande accounting values getoetst met betrekking tot de
secrecy. Gray (1988) omschrijft secrecy versus transparancy (SEC) als: “Een voorkeur voor vertrouwelijkheid, waarbij de publicatie van informatie beperkt wordt tot degene die nauw betrokken zijn bij het management en de financiering van de organisatie. Dit tegenover een meer transparante, open en publiek verantwoordelijke benadering”. Op basis van deze definitie
veronderstelt Gray dat er een negatieve relatie bestaat tussen de secrecy en de mate van
verslaggeving door de organisatie. Vanuit theoretisch oogpunt stelt Gray dat secrecy gerelateerd
kan worden aan de dimensies: power distance, uncertainty avoidance, individualism en
masculinity uit het Hofstede Cultuurmodel. Naarmate hoger gescoord wordt op de dimensie power distance, leidt dit volgens Gray tot een afname in de verstrekking van informatie in onder
andere de verslaggeving. Dit geschiedt om de bestaande machtsverschillen in stand te kunnen
houden. Wanneer sprake is van een hoge uncertainty avoidance, wordt de verstrekking van
informatie beperkt om conflicten en concurrentie te voorkomen en zo de zekerheid te behouden.
Indien een maatschappij gekenmerkt wordt door een lage mate van individualism, ligt de nadruk
op degenen die direct betrokken zijn bij de organisatie en niet op degenen uit de externe
omgeving. Naar aanleiding hiervan stelt Gray, dat naarmate een land hoger scoort op de
cultuurdimensies power distance, uncertanity avoidance en juist lager scoort op individualism
sprake is van een hoge mate van secrecy in het land. Daarnaast onderkent Gray, dat er een
relatie is tussen de score op masculinity en de mate secrecy. Zoals eerder omschreven ligt in
een cultuur met een lage masculinity de nadruk meer op de levensstandaard, mensen en het
24
gerelateerde informatie. De relatie tussen masculinity en secrecy is volgens Gray een minder
belangrijke.
De hypothesen van Gray (1988) over de invloed van cultuur op het accountingsysteem zijn
veelvuldig getest in andere onderzoeken. Uit het overzichtsartikel van Finch (2006) blijkt, dat
de resultaten van deze onderzoeken tegenstrijdige resultaten ten toon spreiden. In de
onderzoeken wordt wel bewijs gevonden dat de cultuurdimensies van invloed zijn op de
secrecy. Hope, Kang en Yoo (2008) hebben de secrecy in hun onderzoek als volgt
geoperationaliseerd SEC = UAI + PDI – IDV.
2.6.2 Cultuurverschillen binnen de EU
Het onderzoek van Savig en Schwatz (2007) met betrekking tot culturele verschillen binnen
de EU, toont aan, dat er geringe culturele verschillen zijn tussen de West-Europese lidstaten en
de Oost-Europese lidstaten. Echter, vele onderzoeken naar de invloed van cultuur of
cultuurdimensies van Hofstede tonen aan, dat ondanks dat landen binnen de EU relatief gering
van elkaar lijken te verschillen met betrekking tot cultuur, de invulling van financiële
verslaggeving, en niet vrijwillige financiële verslaggeving, gedeeltelijk verklaard kan worden
aan de hand van cultuur (Akman, 2011; Gray en Kang, 2014; Gray en Vint, 1995; Ugrin et al.,
2017). Gray, Kang, Lin en Tang (2015) hebben onderzoek gedaan naar de gevolgen van de
invoering van de IRFS standaarden met betrekking tot de invloed van cultuur op earnmings
management (resultaatsturing) door organisaties. Hierbij hebben de onderzoekers specifiek
gekeken naar de situatie binnen de EU gedurende de periode 2000-2010. De resultaten van het
onderzoek tonen aan, dat accountants en managers in landen met een meer individualistische
cultuur meer en ook eerder aan winststuring doen dan accountants en managers in landen met
een uncertainty avioding cultuur. Dit is in overeenstemming met het model van Gray (1988),
waaruit blijkt dat accountants en managers uit landen met een meer individualistische cultuur
25
verslaggeving dan accountants en managers uit landen met een uncertainty avioding cultuur. In
deze cultuur hanteert men een meer conservatieve en voorzichtige verslaggeving. Het is
hierdoor aannemelijk dat dit voor vrijwillige verslaggeving ook geldt.
§ 2.7 Onderzoek naar cultuur en Integrated Reports
De afgelopen decennia is er een toename van onderzoek naar de invloed van cultuur op de
invulling van Integrated Reports. Op basis van deze toenemende literatuur kan gesteld worden
dat cultuur ook invloed heeft op vrijwillige rapportage van niet-financiële verslaggeving, zoals
duurzaamheidsverslaggeving en Integrated Reports (Adams en Kuasirikun, 2000; Andrews,
Gul, Guthrie en Teoh, 1989; Dragu en Tiron-Tubor, 2013; Fernández-Feijoo, et al., 2012; Gray,
1988; Gray en Kang, 2014; Gray en Vint, 1995; Langer, 2006; Mathews en Reynolds, 2001;
Orij, 2010; Roberts, 1992; Van der Laan Smith, et al., 2005; Vanstraelen et al., 2003). Echter
de meeste onderzoeken naar de invloed van cultuur en Integrated Reporting zijn uitgevoerd bij
accountancy systemen die in de basis van elkaar verschillen, zoals een vergelijking tussen het
Anglo-saksisch versus het Europees continentale accountingsysteem (Meek et al.,1995).
Hetzelfde geldt voor culturen, zoals die van de vergelijkingen tussen de Verenigde Staten,
Noorwegen en Denemarken (Van der Laan Smith et al., 2005) en tussen die van Japan, Finland
en Zuid Afrika (Gray en Gillies, 2015). Gray en Gillies (2015) komen in hun onderzoek naar
de verschillen in kwaliteit en kwantiteit van Integrated Reports van organisaties uit Finland,
Japan en Zuid-Afrika tot de conclusie, dat cultuur- wet- en regelgeving van invloed is op de
maatschappelijke verslaggeving. Dit wordt veroorzaakt doordat organisaties reageren op
nationale wet- en regelgeving, sociale normen en waarden en culturele waarden bij het maken
van hun maatschappelijk verslag. Met betrekking tot de invloed van cultuur op Integrated
Reporting toont de studie van García-Sánchez et al. (2013) aan, dat cultuur van invloed is. Deze
studie is uitgevoerd op de 2000 grootste multinationals in de wereld op basis van de Forbes
26
gevestigd zijn in landen met een collectieve en feministische cultuur. Ondernemingen uit
collectieve en feministische landen bleken meer te rapporteren over duurzaamheid, ethiek en
goede governance. Tevens publiceren deze ondernemingen meer geïntegreerde rapporten die
relevante informatie bevatten voor de besluitvorming door stakeholders (García-Sánchez et al.,
2013). Er is echter nog relatief weinig onderzoek gedaan naar de invloed van cultuur op het
gebied van Integrated Reporting binnen de EU.
De studies die de invloed van cultuur op de invulling van Integrated Reporting hebben
onderzocht tonen aan dat binnen de EU cultuur een verklarende variabele is. Vanstraelen et al.,
(2003) tonen aan dat de verschillen tussen de Integrated Reports van België, Nederland en
Duitsland verklaard kunnen worden door onder andere legal settings, institutionele settingen en
cultuur. Deze bevindingen worden bevestigd in het meer recente onderzoek van Akman (2011).
In dit onderzoek zijn naast Australië de volgende Europese landen met elkaar vergeleken:
Frankrijk, Duitsland, Italië, Nederland en het Verenigd Koninkrijk. Er worden significante
resultaten gevonden voor de Hofstede cultuurdimensies individualisme en masculinity (Akman,
2011). Deze studies tonen aan dat cultuur een verklarende variabele is, wanneer gekeken wordt
naar de verschillen tussen Integrated Reports. Er is echter meer onderzoek naar de sterkte van
cultuur op de invulling van duurzaamheidsverslaggeving en Integrated Reports binnen de EU
nodig om meer inzichten te kunnen verwerven naar de invloed van alle Hofstede
cultuurdimensies. En er zal niet alleen naar West-Europese landen, maar ook naar
Oost-Europese lidstaten gekeken moeten worden.
§ 2.7 Hypothesen
In deze paragraaf worden de hypothesen die in dit onderzoek zijn getoetst gepresenteerd. De
mate waarin een organisatie aan duurzaamheidsverslaggeving of Integrated Reporting doet
wordt in dit onderzoek gemeten aan de hand van de totale score op drie thema’s organisation
27
hoofdstuk 3, paragraaf 3.1.1 voor meer informatie over de disclosure index). In de hypothesen
zal naar de totale score op de drie thema’s gerefereerd worden als “de score op de disclosure
index”.
Gray (1988) gaat van de veronderstelling uit, dat power distance positief gerelateerd is aan
de secrecy, waardoor machtsverschillen blijven bestaan. Deze veronderstelling wordt
ondersteund door de resultaten van Hope et al., 2008. Uit onderzoek Jaggi en Low (2000) en
Zarzeski (1996) blijkt daarentegen, dat er sprake is van een positief verband tussen financiële
verslaggeving en power distance. Uit de literatuur blijken tegenstrijdige resultaten, vandaar
besloten is de originele veronderstelling van Gray (1988) met betrekking tot de relatie tussen
power distance en secrecy als basis voor H.1 te gebruiken, namelijk:
H.1: De mate van power distance is negatief gerelateerd aan de score op de disclosure index
Naarmate een cultuur meer gericht is op het individu neemt de vraag naar verantwoording
en uitgebreide disclosure toe. Gray (1988) veronderstelt, dat er sprake is van een positieve
relatie tussen de cultuurdimensie individualism en de secrecy. Ofwel er is sprake van een
positieve relatie tussen de mate van individualism en de mate van financiële verslaggeving.
Deze relatie wordt ondersteund door onderzoek van Jaggi en Low (2010). Uit onderzoek van
Akman (2011) en García-Sanchez et al., 2013 blijkt, dat er ook een positieve relatie bestaat
tussen de mate van individualism en niet-financiële verslaggeving. Op basis van de hiervoor
aangehaalde literatuur is de volgende hypothese opgesteld:
H.2: De mate van Individualism is gerelateerd aan de score op de disclosure index
Salter en Niswander (1995) vinden in hun onderzoek een positieve relatie tussen de mate
van uncertainity avoidance en de secrecy. Jaggi en Low (2000) en Zarzeski (1996) daarentegen
vinden een negatieve relatie tussen uncertainity aviodance en de mate van verslaggeving van
28
besloten is de originele veronderstelling van Gray (1988) met betrekking tot de relatie tussen
uncertainity avoidance en de secrecy als basis voor H.3 te gebruiken:
H.3: De mate van uncertainty avoidance is negatief gerealiseerd aan de score op de
disclosure index
Masculinity is het tegenovergestelde van een sociaal georiënteerde samenleving (Hofstede,
2003). Een hogere mate van masculinity beteken, dat een samenleving minder sociaal
georiënteerd is, hetgeen negatief gerelateerd wordt aan financiële verslaggeving (Gray, 1998)
en de mate van duurzaamheidverslaggeving of Integrated Reporting (Adams en Kuasirikun
2000; García-Sanchez et al., 2013; Orij, 2010). Op basis hiervan is H.4 opgesteld:
H.4: De mate van masculinity is negatief gerelateerd aan de score op de disclosure index
De cultuurdimensie long-term orientation van het Hofstede cultuurmodel lijkt sterk op de
definitie van het lange termijn denken van het management (management’s long decision
horizon) zoals deze gesteld worden door Trotman en Bradley (1981) en Orij (2010). Gegeven
de onderbouwing van Bradley (1999) dat de long-term orientation van een cultuur positief
gerelateerd is aan het stakeholderperspectief, veronderstelt Orij (2010), dat corporate social
disclosure positief gerelateerd is aan de mate van een long-term orientation cultuur. Op basis
van de literatuur is de volgende hypothese voor de Hofstede cultuurdimensie long-term
orientation geformuleerd:
H.5: De mate van long-term orientation is positief gerelateerd aan de score op de disclosure
index
De laatste dimensie van het Hofstede cultuurmodel indulgence versus restrain is recentelijk
toegevoegd (Hofstede, 2011). Vandaar dat deze dimensie nog niet in de gebruikte literatuur is
29
cultuur (zie de onderbouwing van onder andere H.2 en H.4) positief gerelateerd is aan de score
op de disclosure index. In lijn met de redenatie van de positieve invloed van sociale cultuur
wordt voor de cultuurdimensie indulgence versus restrain de volgende hypothese opgesteld:
30
Hoofdstuk 3. Methodologie
Dit hoofdstuk zet uiteen hoe het ontwerp van het huidige onderzoek is opgezet, om zo doende
de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden en de hypothesen te kunnen toetsen. In paragraaf
3.1 worden de variabelen uiteengezet. In de afzonderlijke paragrafen worden de variabelen
geoperationaliseerd. Paragraaf 3.2 beschrijft de analyseprocedure met afzonderlijke paragrafen
voor de inhoudsanalyse, gehanteerde disclosure index en de regressie analyses, waarmee de
hypothesen getest worden. De laatste paragraaf van dit hoofdstuk beschrijft de selectie van de
duurzaamheidsverslagen en Integrated Reports.
§ 3.1 Variabelen
3.1.1. Afhankelijke variabele
De afhankelijke variabele is de totale Integrated Report-score van de drie thema’s
organisation overview, performance en governance afkomstig uit de disclosure index van Gray
en Gillies (2015). De gehele disclosure index bestaat uit de volgende acht thema’s: 1)
Organisational overview and external environment, 2) Governance, 3) Business model, 4) Risks and opportunities, 5) Strategy and resource allocation, 6) Performance, 7) Future outlook en
8) Basis of presentation. Ieder thema is geoperationaliseerd door Gray en Gillies (2015) aan de
hand van 47 items, ook wel indicator variables genoemd.
De items behorende tot de drie thema’s organisation overview, performance en governance, zijn gescoord aan de hand van een twee-punts Likert schaal. Hierbij betekent een 0, dat het
betreffende onderdeel niet wordt beschreven of niet voor komt in de rapportage en een 1, dat
het onderdeel beschreven wordt in het duurzaamheidsverslag of Integrated Report. De totale
Integrated Report-score is de ratio van de items op de drie disclosure index thema’s. De keuze voor deze drie thema’s is gebaseerd op Directive 2014/95 EU, waarin deze thema’s als
31
belangrijkste thema’s worden aangemerkt. Zie Appendix 1 voor een overzicht van de gebruikte thema’s en items van de disclosure index van Gray en Gillies (2015).
3.1.2 Onafhankelijke variabele
In dit onderzoek zijn de cultuurdimensies van het Hofstede model (2011) opgenomen als
onafhankelijke variabele. Dat is gedaan om de verschillen in de hoeveelheid gerapporteerde
niet-financiële informatie door organisaties binnen de EU te kunnen verklaren. In
overeenstemming met Orij (2010) en García-Sánchez et al. (2013) wordt de invloed van de
cultuurdimensies van Hofstede op de duurzaamheidsverslaggeving en Integrated Reports,
afzonderlijk per cultuurdimensie en gezamenlijk als factor cultuur getest.
3.1.3 Controlevariabele
Uit eerdere onderzoeken blijkt, dat de mate van rapporteren van organisaties over
niet-financiële verslaggeving mede afhangt van de grootte van de organisatie (Gray et al., 2001;
García-Sanchez et al., 2011; Meek et al., 1995). Doordat gebruik gemaakt wordt van de
database van het GRI, zijn in dit onderzoek alleen organisaties met meer dan 250 werknemers
opgenomen met een omzet hoger dan 50 miljoen euro of met een balanstotaal hoger dan 43
miljoen euro. Hoewel dit onderzoek hiermee in grootte is afgebakend, kunnen verschillen in
grootte van organisaties nog steeds van invloed zijn op de verschillen in maatschappelijke
verslaggeving. Daarom wordt in dit onderzoek de controlevariabele size voor de grootte van de
organisatie opgenomen. De grootte van de organisatie wordt in dit onderzoek gemeten op basis
van de totale activa. Voor de controlevariabele size wordt gebruik gemaakt van de natuurlijke
logaritmes van de totale activa, omdat die een rechts scheve verdeling heeft. De logaritme van
een lognormaal verdeelde variabele volgt een normale verdeling. Hierdoor worden de resultaten
minder snel door (positieve) uitschieters in grootte beïnvloed. Vervolgens zijn eventuele
32
De tweede controlevariabele die is opgenomen, is de winstgevendheid van een organisatie.
De winstgevendheid van een organisatie wordt gemeten aan de hand van de Return on Assets
(RoA). RoA is een ratio die aangeeft, wat de winst per 1 euro kapitaal is. Organisaties die meer
winst maken zouden bij het verzamelen en rapporten van aanvullende niet-informatie in theorie
meer resources tot hun beschikking hebben. De verwachting is, dat er een positieve relatie is
tussen de winstgevendheid van een organisatie en de gepubliceerde informatie (García-Sanchez
et al., 2013).
De derde controlevariabele die is meegenomen is de mate waarin de organisatie met vreemd
vermogen is gefinancierd. In het onderzoek wordt dit gemeten aan de hand van de debt/equity
ratio. Ondernemingen met veel vreemd vermogen, oftewel een hoge debt/equity ratio, kunnen
eenvoudiger aan kapitaal komen. Om informatie asymmetrie tussen de organisatie en de
belanghebbenden te voorkomen is de verwachting, dat organisaties met een hogere debt/equity
ratio meer informatie rapporteren (García-Sanchez et al., 2013).
Tot slot zijn als extra controlevariabelen de dummyvariabelen sector en jaar opgenomen om
te kijken, of er binnen de steekproef sprake is van sectorverschillen en jaarverschillen.
§ 3.2 Analyses
In dit onderzoek is de data geanalyseerd aan de hand van zowel een inhoudsanalyse, als
meerdere regressieanalyses per variabele. Beide type analyses zullen hieronder besproken
worden.
3.2.1 Inhoudsanalyse
Om de onderzoeksvraag “In welke mate zijn er verschillen in gerapporteerde niet-financiële
informatie door organisaties binnen de Europese Unie en kunnen deze verschillen verklaard worden door cultuur?” te kunnen beantwoorden zijn op basis van een inhoudsanalyse,
33
inhoudsanalyse wordt door Krippendorff (2004) gedefinieerd als “het maken van repliceerbare en valide conclusies op basis van tekst of andere betekenisvolle materialen, in de context van
hun gebruik” (p.18). De bedrijfsrapportages zijn geanalyseerd aan de hand van de zes condities zoals deze zijn voorgeschreven door Krippendorff’s (2004) theoretisch kader voor inhoudsanalyse. In de volgende alinea worden de zes condities van Krippendorff’s
inhoudsanalyse beschreven, tezamen met de toelichting hoe deze is binnen dit onderzoek is
uitgevoerd.
De eerste conditie geeft aan, dat de verslagen door een onafhankelijke partij verwerkt en
geanalyseerd moeten worden. Alle geselecteerde duurzaamheidsverslagen en Integrated
Reports zijn door de onderzoeker verwerkt en geanalyseerd. De tweede conditie geeft aan, dat
bij een inhoudsanalyse de tekst van de rapporten zorgvuldig bestudeerd moet worden. Alle
duurzaamheidsverslagen en Integrated Reports zijn door de onderzoeker bestudeerd en
beoordeeld aan de hand van de drie thema’s organisation overview, performance en governance van de disclosure index van Gray en Gillies (2015; zie paragraaf 3.1.1 voor meer informatie).
De derde conditie schrijft voor dat de duurzaamheidsverslagen en Integrated Reports vanuit de
context van het land van herkomst gemaakt en verworven moeten worden. Binnen dit
onderzoek zijn alle verslagen, zowel die van de voorselectie als die van de steekproef, gemaakt
vanuit de website van het land van herkomst. Zo zijn de verslagen van Polen vanaf Poolse
websites verworven. De vierde conditie stelt dat door middel van Multivariate Analyses,
verklaringen gegeven moeten worden over de invloed van land specifieke factoren op de
invulling van de duurzaamheidsverslagen en Integrated Reports. In het huidige onderzoek is
deze conditie uitgevoerd met behulp van regressieanalyses (zie paragraaf 3.2.2). Als vijfde
conditie wordt gesteld dat voor een generalisatie naar de algemene populatie, inductieve
inferenties kunnen worden gebruikt. Dit betekent dat op basis van algemeenheden in de
34
getrokken mogen worden. Door middel daarvan kan de onderzoeksvraag, zoals gesteld in
hoofdstuk 1, beantwoord worden. Dit zal uitvoerig behandeld worden hoofdstuk 5; de conclusie
en discussie van het onderzoek. Als laatste conditie stelt Krippendorff dat de gehanteerde
disclosure index door de onderzoeker ontwikkeld is en gebaseerd op de standaarden van het
theoretisch kader van Integrated Reports. In het huidige onderzoek is de disclosure index niet
door de onderzoeker zelf ontwikkeld, maar is gebruik gemaakt van de disclosure index van
Gray en Gillies (2015). De inhoud van deze index komt overeen met het framework voor
Integrated Reports van het IIRC (2013). Dit veronderstelt, dat met behulp van de gehanteerde disclosure index een betrouwbare beoordeling gemaakt kan worden over de inhoud en
volledigheid van de geselecteerde duurzaamheidsverslagen en Integrated Reports.
3.2.2. Regressieanalyse
De gestelde hypothesen van dit onderzoek worden met behulp van regressieanalyses
getoetst. Voordat regressieanalyses uitgevoerd kunnen worden, moeten de data op een drietal
vereisten gecontroleerd worden (Berry, 1993). Ten eerste mag geen sprake zijn van
multicollineariteit tussen onafhankelijke- en controlevariabelen. Om na te gaan of er sprake is
van multicollineariteit is eerst gekeken welke toets voor het vaststellen van multicollineariteit
gebruikt moet worden. Met behulp van de Kolmogorov-Smirnov test is gekeken of de
onafhankelijke en controlevariabelen normaal verdeeld zijn. Wanneer er sprake is van een
niet-normale verdeling, dient de Kendall’s Tau correlatie matrix gebruikt te worden (Field, 2009). Bij een correlatie hoger dan .80 kan multicollineariteit een probleem zijn en dienen er verdere
maatregelen te worden genomen (Blumberg, Cooper en Schindler, 2008). Ten tweede moet de
error-term onafhankelijk zijn. Dit wordt getest aan de hand van de Durbin-Watson test (Watson
en Durbin, 1951). Hiervoor geldt als regel dat waardes kleiner dan 1 of groter dan 3 redenen
geven om te twijfelen aan de onafhankelijkheid van de error-term. Tot slot moet de error-term
35
§ 3.3 Dataselectie bedrijfsrapportages
Voor dit onderzoek zijn duurzaamheidsverslagen en Integrated Reports geselecteerd uit de
disclosure database van het GRI. Gekozen is om de duurzaamheidsverslagen en Integrated Reports van de 15 grootste Europese landen te analyseren. Hierbij is de grootte van een land
gemeten aan de hand van de omvang van het bruto binnenlands product. Overige inclusiecriteria
voor de duurzaamheidsverslagen en Integrated Reports zijn:
• De rapportage is gepubliceerd in het Nederlands of Engels; • ISIN code is beschikbaar in de wordscope database;
• Elk land moet in de ondernemingsjaren 2013 en 2014 tezamen over minimaal 10 bedrijfsrapportages beschikken.
Indien een duurzaamheidsverslag of Integrated Report in de disclosure database van het GRI
alleen in de eigen landstaal (niet Engels en niet Nederlands) beschikbaar was, is op de website
van de desbetreffende organisatie gecontroleerd of het rapport eveneens in het Engels
beschikbaar was.
Uiteindelijk bleken vier grote Europese economieën niet te voldoen aan het inclusie
criterium van tenminste 10 beschikbare rapporten in de jaren 2013 en 2014. Dit waren:
Hongarije, Ierland, Roemenië en Tsjechië. Vervolgens is besloten om na te gaan of de kleinere
Europese economieën Denemarken, Finland en Luxemburg eveneens aan deze inclusiecriteria
voldeden. Hierbij bleek dat alleen Luxemburg niet aan de inclusiecriteria voldeed. Omwille van
de grootte van de steekproef zijn Denemarken en Finland alsnog aan de steekproef toegevoegd.
Het Verenigd Koninkrijk (UK) is buiten beschouwing gelaten vanwege het gebruik van een
afwijkend accountingsysteem en de recente ontwikkelingen omtrent de BREXIT (nos.nl, 2017).
Het Britse accountingsysteem is, in tegenstelling tot de overige EU-lidstaten, gebaseerd op het
36
accountingssystemen zou al verschillen in Integrated Reports kunnen verklaren. Tevens gaat
door de aanname van het referendum omtrent de BREXIT de deelname van de UK aan de EU
veranderen (nos.nl, 2017). De eerste resultaten van de invoering van
Directive 2014/95/EU worden door het Europees Parlement pas in 2017 verwacht, waarbij de
verwachting is dat de UK dan op dat moment geen volwaardig lid van de EU meer zal zijn
(europa-nu.nl, 2017). De periode van de geanalyseerde bedrijfsrapportages heeft betrekking op
de ondernemingsjaren 2013 en 2014. Voor de jaren 2013 en 2014 is gekozen, om een mogelijke
invloed van de aanname van Directive 2014/95/EU eind 2014 uit te sluiten. Na de aanname van deze disclosure hebben Europese lidstaten tot 2017 de tijd, om de landelijke wetgeving omtrent
duurzaamheidsverslagen en Integrated Reports in te voeren (Directive 2014/95/EU ). De kans dat een organisatie de richtlijnen van Directive 2014/95/EU in hun duurzaamheidsverslag of
Integrated Report van 2014 heeft meegenomen is gering.
Alle rapportages voor de inhoudsanalyse zijn handmatig beoordeeld aan de hand van de drie
thema’s organisation overview, performance en governance van de disclosure index van Gray en Gillies (2015). Omwille van de uitvoerbaarheid en de belasting van de aan de Masterthesis
gestelde criteria is gekozen voor het inclusiecriterium van minimaal 10 verslagen over de jaren
2013 en 2014.
Met behulp van de inclusiecriteria en extra toegevoegde economieën is zo een database van
13 Europese economieën gecreëerd. Uit deze database is met behulp van de random nummer
generator functie van Excel (=ASELECTTUSSEN(range waarde invullen)) een random steekproef
van 10 ondernemingen per Europese economie getrokken. Zie Appendix 2 voor een overzicht
van de geselecteerde Europese economieën, afgezet tegen alle economieën die lid zijn van de