• No results found

Onderzoek naar de verandering van de freatische grondwaterstanden op enkele kaartbladen in de provincie Noord-Brabant als gevolg van veranderingen in de landbouwwaterhuishouding

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Onderzoek naar de verandering van de freatische grondwaterstanden op enkele kaartbladen in de provincie Noord-Brabant als gevolg van veranderingen in de landbouwwaterhuishouding"

Copied!
48
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Onderzoek naar de verandering van de freatische grondwaterstan-den op enkele kaartblagrondwaterstan-den in de provincie Noord-Brabant als ge-volg van veranderingen in de landbouwwaterhuishouding

M. Noordhuis P.J.T. van Bakel

A.F. van Holst

BIBLIOTHEEK

STARINGGEBOUW

Rapport 72

STARING CENTRUM, Wageningen, 1990

CENTRALE LANDBOU WC ATALOG US '

0000 0403 6287

1 7 DEC. 1990

( ^ ^ 5 3 1

(2)

andering van de freatische grondwaterstanden op enkele kaartbladen in de pro-vincie Noord-Brabant als gevolg van veranderingen in de landbouwwaterhuishou-ding. Wageningen, Staring Centrum.

Rapport 72. 72 blz., 7 bijl., 1 afb., 12 tabellen, 18 ref.

Om de invloed van cultuurtechnische werken op de grondwaterstand te bepalen, zijn van de kaartbladen 45W, 50W en 5ZW in Noord-Brabant de begin jaren zestig gekarteerde grondwatertrappen vergeleken met de op deze kaarten in 1982-1984 uitgevoerde Gt-revisie. Tevens zijn de gegevens van de op genoemde kaartbladen voorkomende stambuizen geanalyseerd. De methode van de kaartbladvergelijking levert in landbouwgebieden alleen bij grondwatertrap II en III een verlaging op van 10 à 20 cm, ongeacht of er wel of geen ruilverkaveling heeft plaatsgevon-den. De vergelijking van de stambuisgegevens laat in ruilverkavelingsgebieden een verlaging zien van 35 à 45 cm, in niet-verkavelde landbouwgebieden 15 à 20 cm .

Trefwoordeni grondwaterstanden, cultuurtechnische werken, Noord-Brabant, kaart-bladvergelijking, Gt-revisie, stambuisgegevens

ISSN 0924-3070

Dit rapport werd eerder aangekondigd als STIBOKA-rapport 2110.

Copyright 1990

STARING CENTRUM Instituut voor Onderzoek van het Landelijk Gebied Postbus 125, 6700 AC Wageningen

Tel.i 08570 - 19100} telefax. 08370 - 24812-, telex: 75230 VISI-NL

Het Staring Centrum is een voortzetting v a m het Instituut voor Cultuurtechniek en Waterhuishouding (ICW1, het Instituut voor Onderzoek van Bestrijdingsmidde-len, afd. Milieu, de Af d. Landschapsbouw van het Rijksinstituut voor Onderzoek in de Bos- en Landschapsbouw "De Dorschkamp" en de Stichting voor Bodemkarte-ring (STIBOKA).

Het Staring Centrum aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepas-sing van de adviezen.

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm en op welke andere wijze ook zonder voor-afgaande schriftelijke toestemming van het Staring Centrum.

(3)

WOORD VOORAF 7

SAMENVATTING 9

1 INLEIDING 11

2 METHODE VAN KAARTVERGELIJKING 13 2.1 Gemiddelde GHG en GLG per Gt in 1984 13

2.2 Benadering van de gemiddelde GHG en GLG per Gt in

de jaren zestig 13 2.3 Resultaten kaartvergelijking 15

2.3.1 Methode 15 2.3.2 Kaartblad 45 West, 's-Hertogenbosch 16

2.3.3 Kaartblad 50 West, Breda 17 2.3.4 Kaartblad 52 West, Deurne 18 2.3.5 Totaaloverzicht kaartbladen 45W, 50W, 52W 18

2.4 Verschilsituatie uitgedrukt in percentage van het

oppervlak 19 2.5 Verschilsituatie uitgedrukt in Gt-klassen 25

2.6 Discussiepunten 27

3 VERGELIJKING VAN STAMBUISGEGEVENS 29

3.1 Methode 29 3.2 Resultaten 29 4 CONCLUSIE 35 LITERATUUR 37 AFBEELDING Situatie kaartbladen 10 TABELLEN

1 Opnamedata van de bodemkaarten 45W, 50W en 52W 11 2 Gemiddelde GHG en GLG (in cm - mv) per Gt 13 3 Gemiddelde GHG en GLG (in cm - mv) per Gt;

Benadering voor de jaren zestig 14 4 Verandering van GHG en GLG (cm) opgesplitst naar Gt;

Kaartblad 45 West, 's-Hertogenbosch 20 5 Verandering van GHG en GLG (cm) opgesplitst naar Gt;

Kaartblad 50 West, Breda 21 6 Verandering van GHG en GLG (cm) opgesplitst naar Gt;

Kaartblad 52 West, Deurne 22 7 Verandering van GHG en GLG (cm) opgesplitst naar Gt;

totaal overzicht over de kaartbladen 45W,50W,52W 23 8 Gemiddelde verandering in cm van GHG en GLG voor de

kaartbladen 45W, 50W, 52W uitgedrukt in procenten

van het totaal oppervlak (ca. 80 000 ha) 24 9 Aantal Gtklassen verschil tussen de periode 1960

-1964 en 1984 per deelgebied en totaal, uitgedrukt

(4)

Gt VII buiten beschouwing wordt gelaten 28 11 Stambuizen 32 12 Totaaloverzicht stambuizen 33 BIJLAGEN 1 De begrippen Gt, GHG, GLG, VGHG en VGLG 2 De t-toets 3 Deelgebieden; kaartbladen 45W, 50W en 52W 4 Landgebruikskaart; kaartbladen 45W, 50W en 52W 5 Gt-kaart, opname 1960 - 1964; kaartbladen 45W,

50W en 52W

6 Gereviseerde Gt-kaart, 1984; kaartbladen 45W, 50W en 52W

7 Gt-verschillenkaart 1963 en 1984; kaartbladen 45W, 50W en 52W

(5)

Door de Dienst Waterstaat, Milieu en Vervoer van de provincie Noord-Brabant is begin 1989 aan het Staring Centrum opdracht

ver-leend de mogelijke veranderingen van de freatische grondwaterstan-den als gevolg van veranderingen in de landbouwwaterhuishouding te kwantificeren.

Het onderzoek werd in de periode februari - juni 1989 uitgevoerd door ir. M. Noordhuis onder leiding van dr. P.J.T. van Bakel en ir. A.F. van Holst. De begeleiding berustte bij de provinciale projectgroep "Grondwaterstandsverloop".

(6)

Door allerlei ingrepen in de waterhuishouding treden veranderin-gen op in de grondwaterstand, met soms onbedoelde neveneffecten als gevolg. Voordat maatregelen worden genomen om een gunstiger situatie te verkrijgen, is het nodig om de grootte van de verande-ring te weten en om zo mogelijk de oorzaken van de verandeverande-ringen vast te stellen. Bovengeschetste problematiek speelt ook in de provincie Noord-Brabant. Daarom werd aan het Staring Centrum een onderzoeksopdracht verstrekt met als doel te komen tot een kwanti-ficering van de mogelijke verandering van freatische grondwater-standen in de provincie Noord-Brabant als gevolg van veranderingen in de ont- en afwateringssituatie in landbouwgebieden.

Hiertoe zijn drie bodemkaarten, te weten de kaartbladen 45 West, 50 West en 52 West, waarvan de veldopname dateert uit de periode 1960-1964, vergeleken met de op deze kaarten in 1984 uitgevoerde Gt-revisie.

Het gebied is opgesplitst in zes deelgebieden:

L00 = Landbouwgebied, zonder grondwateronttrekking, zonder ruil-verkaveling

LOI = Landbouwgebied, zonder grondwateronttrekking, met ruilver-kaveling

L10 = Landbouwgebied, met grondwateronttrekking, zonder ruilver-kaveling

Lil = Landbouwgebied, met grondwateronttrekking, met ruilverkave-ling

NO = Natuurgebied zonder grondwateronttrekking NI = Natuurgebied met grondwateronttrekking

Deelgebied L00 geeft min of meer een beeld van de autonome ont-wikkeling van de waterhuishouding. Deze komt, gerekend over alle grondwatertrappen behalve Gt VII, gemiddeld neer op een daling van de GHG en GLG van enkele centimeters. Op kaartblad 52 West is

de invloed van het pompstation Vlierden duidelijk merkbaar,- de daling van de GHG en GLG in deelgebied Lil ligt in de orde van 20 à 40 cm.

Het totaalbeeld over de drie kaartbladen is dat gemiddeld op bij-na 80% van het oppervlak de GHG in meer of mindere mate is

daald, op bijna 50% van het oppervlak is de GLG gemiddeld ge-daald.

Naast het vergelijken van Gt-kaarten, zijn ook een aantal stam-buizen onderzocht. Het blijkt dat de stamstam-buizen dezelfde tendens

laten zien. De grootte van de verlaging is alleen veel groter. Concluderend kan gesteld worden dat er sprake is van verlaging van de freatische grondwaterstand. De mate van verlaging hangt af van het deelgebied en van de Gt. Het blijkt dat de lagere Gt's

(II en III) een sterkere daling vertonen dan de hogere Gt's. Op grond van de drie onderzochte kaartbladen is geen onderscheid te

(7)

maken tussen effecten van ruilverkavelingen en van autonome ontwik-kelingen op veranderingen van de freatische grondwaterstand. De resultaten van het stambuisonderzoek geven daarentegen wel dui-delijk verschillen. Voor de gebieden buiten ruilverkavelingen en onttrekking blijkt de gemiddelde daling 15 à 20 cm te bedragen. In ruilverkavelingsgebieden (LOI) is de daling, met name die van GHG, aanmerkelijk groter dan de autonome ontwikkeling en bedraagt 35 à 45 cm.

Afb. 1

(8)

INLEIDING

Door allerlei ingrepen in de regionale waterhuishouding zijn de grondwaterstanden in de provincie Noord-Brabant veranderd. Voor het middeldiepe grondwater zijn deze ook gekwantificeerd door ana-lyse van stijghoogtereeksen (Lambert, 1988). Voor de verandering van de freatische grondwaterstanden bleek dit niet uitvoerbaar. Daarom werd door de provincie Noord-Brabant een onderzoeksopdracht verstrekt aan het Staring Centrum om allereerst d.m.v. kaartblad-vergelijking te komen tot een kwantificering van de mogelijke ver-andering van freatische grondwaterstanden in de provincie Noord-Brabant, als gevolg van veranderingen in de waterhuishouding van

landbouwgebieden die in de afgelopen 20 à 30 jaar zijn opgetreden. In tweede instantie zullen mogelijk invloeden hiervan op de water-huishouding van natuurgebieden worden geanalyseerd.

Dit rapport beschrijft de resultaten van de eerste fase van het onderzoek. Deze eerste fase omvat een vergelijking van oude bodem-kaarten met gereviseerde Gt-bodem-kaarten. Gebruikt zijn de bodem-kaarten 45 West, 50 West en 52 West (afb. 1). Voor de oude bodemkaarten zijn de opnames geschied in de periode 1960 tot 1964. De Gt-revisie van alle bladen is omstreeks 1984 uitgevoerd (tabel 1).

Door de kaarten uit de verschillende periodes over elkaar heen te leggen, kan een indruk verkregen worden van de verandering van de freatische grondwaterstand in de periode begin jaren zestig tot 1984.

Om de resultaten van de kaartvergelijking te kunnen verifiëren, is een verzameling van de op deze kaartbladen voorkomende

stambuizen bekeken. Deze twee methodes worden resp. in hoofdstuk 2 en 3 beschreven.

Enige verduidelijking over begrippen als Gt, GHG en GLG is in bij-lage 1 te vinden.

Tabel 1 Opnamedata van de bodemkaarten 45W. 50W en 52W

Kaartblad Eerste opname Opname revisie 45W 1961 - 1964 1983 - 1984 SOW 1960 - 1963 1982 - 1984 5ZW 1960 - 1963 1983 - 1984

(9)

METHODE VAN KAARTVERGELIJKING

2.1 Gemiddelde GHG en GLG per Gt in 1984

Voor elke grondwatertrap (Gt) staat vast in welk traject de GHG en GLG liggen (zie bijlage 1). Om de daling of stijging van de

grondwaterstand te kunnen kwantificeren is de volgende tabel (ta-bel 2) genomen (Van der Sluijs, 1987). In deze ta(ta-bel is per Gt

een gemiddelde waarde voor de GHG en de GLG uitgerekend. Deze ta-bel is geldig voor de pleistocene zandgronden, de zeekleigronden en de duinzandgronden.

Uit een test met een groot aantal stambuizen (Van der Sluijs, 1987) uit het archief van STIBOKA blijkt dat de referentiewaarden in deze tabel zeer goed voldoen. De in eigen berekeningen gevon-den gemiddelde waargevon-den wijken niet meer dan 1 à 2 cm af van de in de tabel vermelde waarden.

Tabel 2 Gt I II II* III III* IV V V* VI VII VII* totaal Gemiddelde GHG en Gemiddelde GHG -5 7 32 17 32 56 17 32 61 101 185 + + + + ± + t ± + + ± 4 3 7 1 3 3 3 3 1 Z 3 GLG 38 66 67 103 102 104 135 142 155 190 281 GLG ± 7 i 4 ±11 ± 3 i 4 ± 4 t 5 ± 4 t 2 t 3 t 4 (in cm - mv) per Gt Aantal meetpunten 1* 3* 5 54 33 45 30 42 151 99 50 557

2.2 Benadering van de gemiddelde GHG en GLG per Gt in de jaren zestig

Op de bodemkaarten uit de jaren zestig is geen onderscheid ge-maakt tussen een natter en een droger deel van de verschillende Gt's. Het is daarom niet voor alle grondwatertrappen mogelijk tabel 2 te gebruiken om een gemiddelde numerieke waarde van de GHG en GLG af te lezen.

In het rapport over de bodemgesteldheid van het ruilverkavelings-gebied Bakel (Te Riele, 1967) is binnen de Gt's III en V wel

on-derscheid gemaakt tussen een droger en een natter deel van de Gt. In het rapport is een tabel opgenomen waarin de oppervlaktes staan die de afzondelijke Gt's innemen, opgesplitst naar zandgronden

(10)

enerzijds en veengronden en moerige gronden anderzijds. Met behulp van deze oppervlaktetabel is, door gebruik te maken van de opper-vlakte als wegingsfactor, een gemiddelde GHG en GLG voor de Gt's III en V uitgerekend.

Rekenvoorbeeld:

Uit de oppervlaktetabel blijkt dat 2% van het totale oppervlak van het ruilverkavelingsgebied wordt ingenomen door zandgronden met een Gt V en 21,5% door zandgronden met een Gt V*. De

gemid-delde waarde voor de GHG van Gt V wordt dan (zie tabellen 2 en 3):

{(2 x 17) + (21,5 x 32)} / (2 + 21,5) = 31 (cm - mv)

Verder is op de bodemkaart van het ruilverkavelingsgebied Bakel geen onderscheid is gemaakt tussen een droger en een natter deel van de Gt's II en VII. Om toch de Gt-kaarten uit de twee periodes met elkaar te kunnen vergelijken, is voor de Gt's II en VII

ar-bitrair een gemiddelde waarde uitgerekend. De gemiddelde waarden van de GHG's en GLG's van het nattere en het drogere deel van de

Gt's zijn vermenigvuldigd met het aantal waarnemingen en vervol-gens gedeeld door het totaal aantal waarnemingen (zie tabel 2 ) .

Rekenvoorbeeld :

De gemiddelde waarde voor de GHG van Gt II wordt dan bijvoorbeeld: {(7 x 34) + (32 x 5)} / (34 + 5) = 10 (cm - mv)

Ook met behulp van de bodemkaart van het ruilverkavelingsgebied "De Astense Aa" is op deze wijze een waarde voor de verschillen-de grondwatertrappen uit te rekenen. De gevonverschillen-den gemidverschillen-delverschillen-de waar-den voor de GHG en GLG zijn iwaar-dentiek aan die in het ruilverkave-lingsgebied "Bakel". Voor de andere kaartbladen is deze exercitie niet uitgevoerd vanwege ongeschikt vergelijkingsmateriaal. Aange-nomen wordt dat. de gevonden gemiddelde waarden voor het hele zand-gebied gelden.

De tabel voor de gemodificeerde gemiddelde waarden van de GHG en de GLG per Gt voor de bodemkaarten uit de jaren zestig ziet er dan als volgt uit (zie tabel 3) :

Tabel 3 Gemiddelde GHG en GLG (in cm - mv) per Gt Benadering voor de jaren zestig

Grondsoort zandgronden veen/moerige gr zandgronden veen/moerige gr Gt I II III III IV V V VI VII Gemiddelde GHG -5 10 2<+ 17 56 31 17 61 129 GLG 58 66 103 102 104 141 135 155 221

(11)

2.3 Resultaten kaartvergelijking

2.3.1 Methode

Om de drie bodemkaarten, schaal 1 : 50 000, uit het begin van de jaren zestig te kunnen vergelijken met de drie gereviseerde Gt-kaarten uit 1984, is over alle Gt-kaarten een raster van 0,5 x 0,5 km gelegd. Voor elk van de snijpunten van de coördinaat-lijnen is genoteerd in welk Gt-vlak het snijpunt is gelegen. Ook is op de-zelfde wijze de grondsoort voor elk snijpunt van lijnen genoteerd.

Voor elk snijpunt van coördinaten is nu bekend wat de Gt op de oude bodemkaart is en wat die op de gereviseerde kaart is. Uit de tabellen 2 en 3 is af te lezen wat de bijbehorende gemiddelde waar-de van waar-de GHG en waar-de GLG is voor waar-de verschillenwaar-de Gt's in waar-de twee te vergelijken periodes. Daaruit is voor elk van de snijpunten vervolgens te berekenen hoeveel cm de GHG en de GLG is gestegen of gedaald in de periode begin jaren zestig tot 1984.

Omdat het vrij veel uitmaakt op welke wijze een gemiddelde GHG en GLG voor de Gt VII berekend wordt, is het moeilijk een oordeel te vellen over de mate van verandering van de GHG en GLG van deze Gt. In de bespreking van de verschillende kaartbladen zal dan ook nauwelijks worden ingegaan op de veranderingen van Gt VII.

Om te kunnen kwantificeren wat de invloed is van grondwateront-trekkingen en ruilverkavelingen op het freatisch grondwater in de landbouwgebieden en de natuurgebieden, zijn zes verschillende in-vloedsgebieden, voortaan deelgebieden genoemd, onderscheiden:

L00 = Landbouwgebied, zonder grondwateronttrekking, zonder ruilverkaveling

LOI = Landbouwgebied, zonder grondwateronttrekking, met ruilverkaveling

L10 = Landbouwgebied, met grondwateronttrekking, zonder * ruilverkaveling

Lil = Landbouwgebied, met grondwateronttrekking, met ruilverkaveling

NO = Natuurgebied zonder grondwateronttrekking NI = Natuurgebied met grondwateronttrekking

De letter in de code geeft aan of het landbouwgebied (L) dan wel natuurgebied (N) is. Het eerste cijfer geeft aan of er sprake is van een permanente grondwateronttrekking (1) of niet (0). Dit kun-nen zowel industriële grondwateronttrekkingen als onttrekkingen ten bate van de drinkwatervoorziening zijn. Het tweede cijfer, indien aanwezig, geeft aan of het punt in een ruilverkavelingsge-bied ligt (1) of niet (0).

(12)

De schematische indeling in deelgebieden ziet er als volgt uit:

Landbouw Natuur

ruilver- geen wel kaveling

invloed geen L00 LOI NO gr.water

onttrek, wel L10 Lil NI

De grens tussen wel of niet meerekenen van de invloed van ruilver-kavelingswerken ligt bij het jaar 1977 hetgeen een achtjarige rekenperiode tot 1984 impliceert. Indien de cultuurtechnische in-grepen niet gereed waren vóór 1977, wordt de invloed van de ruil-verkaveling niet meegerekend. Helemaal juist is dit niet, maar het is onmogelijk een juiste grens te trekken.

De gegevens over de ruilverkavelingen zijn verkregen van de Landinrichtingsdienst.

2.3.2 Kaartblad 45 West, 's-Hertogenbosch

Op dit kaartblad zijn de rivierkleigronden buiten beschouwing ge-laten (49% van het kaartblad).

In het resterende gebied hebben drie relevante ruilverkavelingen plaatsgevonden (zie kaartbijlage 3-45W), te weten:

- De Bossche Broek (2400 ha) - Heusden - Vlijmen (8900 ha) - Leygraaf (5900 ha)

Het totale oppervlak van de ruilverkavelingen beslaat ruim 25% van het kaartblad.

Grondwateronttrekkingen vinden plaats ten zuidoosten van Schijn-del en in het gebied tussen Rosmalen, Nuland en Vinkei.

Toelichting per deelgebied (zie tabel 4)

In deelgebied L00 is te zien dat bij de lagere Gt's (II, III) het peil is gedaald; zowel de GHG als de GLG is gemiddeld tot ruim 20 cm gedaald. Bij Gt V is de fluctuatie tussen zomer- en winterpeil geringer geworden. Gt VI is niet significant veranderd.

Deelgebied LOI geeft ongeveer hetzelfde beeld.

In deelgebied L10 is bij Gt III en Gt VI de grondwaterstand ge-daald, bij Gt V is alleen de GHG gemiddeld significant gege-daald, zij het in geringe mate.

(13)

Over deelgebied Lil valt alleen te zeggen dat Gt VI niet signifi-cant is veranderd.

In de natuurgebieden zijn weinig significante veranderingen aan te tonen. In deelgebied NO is het opvallend dat Gt VII een verla-ging van de gemiddelde waarde van de GHG en GLG laat zien, ter-wijl in de meeste gebieden, als gevolg van de toegepaste procedu-re, een verhoging van de gemiddelde waarde van de GHG en GLG is opgetreden.

In deelgebied NI laat alleen Gt VI een significante daling van de gemiddelde GHG en GLG van ca. 20 cm zien.

Het totaalbeeld voor dit kaartblad is een gemiddelde verlaging van zowel GHG als GLG van 10 tot 26 cm voor de lagere Gt's. Voor Gt V is alleen een significante daling van de GHG van bijna 7 cm aan te tonen. Gt VI vertoont een daling van GHG en GLG van ca. 5 cm. Op dit kaartblad is de GHG met gemiddeld 5,4 cm gedaald, een verandering van GLG is niet aan te tonen.

2.3.3 Kaartblad 50 West, Breda

Op dit kaartblad heeft slechts één relevante ruilverkaveling plaatsgevonden, te weten de ruilverkaveling Princenhage-Noord

(290 ha). In totaal is dit slechts 0,5% van het kaartblad. Wel zijn tussen 1960 en 1975 op grote schaal A2-werken uitgevoerd

waarbij het hoofdafwateringssysteem is aangepast. De deelgebieden LOI en Lil worden daarom hieronder niet besproken. In het noord-oosten is de invloed van een grondwateronttrekking aanwezig (zie kaartbijlage 3-50W).

Toelichting per deelgebied (zie tabel 5)

In deelgebied L00 valt te zien dat de GHG en de GLG van de lage-re Gt's tussen de 5 en de 10 cm, met uitschieters naar ruim 20 cm, is gedaald. Bij Gt V is de fluctuatie tussen de GHG en GLG

minder geworden. Voor Gt VI is geen significante verandering aan te tonen. Voor deelgebied L10 zijn evenmin significante verande-ringen aan te tonen. Voor de natuurgebieden geldt dat evenzo.

Het totaalbeeld is min of meer gelijk aan het beeld dat deelge-bied L00 laat zien. Immers deelgedeelge-bied L00 beslaat 82% van de op-pervlakte van het kaartblad. Met een statistische toets is aan te tonen dat deelgebied L00 niet significant verschilt van het to-taalbeeld van dit kaartblad. Gezien deze grote oppervlakte zou men kunnen stellen dat dit kaartblad een redelijk beeld geeft van een autonome ontwikkeling van de waterhuishouding. Bij de autonome ontwikkeling worden in dit geval de uitgevoerde A2-werken en moei-lijk te kwantificeren ingrepen als beregening en individuele water-beheer sings ingrepen meegerekend.

(14)

2.3.4 Kaartblad 52 West, Deurne

Van dit kaartblad wordt alleen het Noordbrabantse deel beschouwd. De belangrijkste ruilverkavelingen in dit gebied zijn:

"De Astense Aa" (7800 ha) "Milheeze" (490 ha)

De ruilverkavelingen "Bakel", "Oploo" en "Overloon-Merselo" zijn niet meegenomen.

3 Een permanente grondwateronttrekking van circa 4 milj. m (in 1984) vindt plaats door het pompstation Vlierden.

Toelichting per deelgebied (zie tabel 6)

In deelgebied L00 is de gemiddelde GHG en GLG voor de Gt III ca. 20 cm gedaald. Bij de Gt V is de GHG gemiddeld gedaald en de GLG is gemiddeld gestegen. Bij Gt VI is de GLG gemiddeld bijna 6 cm gestegen. Opvallend is dat de gemiddelde GHG en GLG bij Gt VII is gedaald.

In deelgebied LOI is voor de lagere Gt's de GHG gemiddeld bijna 20 cm gedaald en de GLG gemiddeld tussen de 10 en de 46 cm

ge-daald. Gt V vertoont een vermindering van de fluctuatie. Voor Gt VI is geen significante grondwaterstandsverandering aan te tonen.

In deelgebied L10 zijn geen veranderingen aan te tonen.

Deelgebied Lil laat voor alle Gt's (m.u.v. Gt VII) voor zowel de GHG als de GLG, een gemiddelde daling tussen de 17 en de 40 cm zien.

In deelgebied NO is voor de lagere Gt's weinig significante verandering aan te tonen. Voor Gt V is de GLG gemiddeld bijna 30

cm gestegen en voor Gt VI is zov/el de GHG als de GLG gedaald. In deelgebied NI is zowel de GHG als de GLG gemiddeld meer dan 30 cm gedaald (Dit is ook voor Gt VII aan te tonen).

Het totaalbeeld is dat bij de lagere Gt's gemiddeld een verlaging van zowel GHG als GLG is opgetreden. Bij Gt V is de GHG gedaald en is de GLG gestegen,- bij Gt VI is gemiddeld een geringe daling van de GHG aan te tonen. Opvallend is dat voor Gt VII geen veran-dering is te constateren.

2.3.5 Totaaloverzicht over de kaartbladen 45W, 50W, 52W Indien de gegevens van de kaartbladen 45W, 50W en 52W bij elkaar genomen worden, is het mogelijk een totaalbeeld te verkrijgen.

(15)

Dit is zeer grof geschied. Er is geen rekening gehouden met het feit dat bijv. het gebied langs de Peelrandbreuk (kaartblad 52W) weleens heel anders zou kunnen zijn dan het zandgebied langs de rivierkleiafzettingen van de Maas (kaartblad 45W). Toch kan deze werkwijze een indruk geven van een gemiddeld beeld van de veran-deringen van freatische grondwaterstanden in het zandgebied van de provincie Noord-Brabant.

Toelichting per totaal-deelgebied (zie tabel 7)

In deelgebied L00 blijkt dan dat bij de lagere Gt's (II, III) zo-wel de GHG als de GLG gemiddeld is gedaald. Bij Gt V is de GHG

gedaald en is de GLG gestegen. Bij Gt VI is geen significante ver-andering aan te tonen.

In deelgebied LOI is zowel de GHG als de GLG voor de Gt's II, III en IV gedaald. Bij Gt V is de GHG gedaald. Een stijging van GLG is aangetoond bij de veengronden. Bij Gt VI is de GHG gemiddeld ruim 5 cm gedaald.

In deelgebied L10 is voor Gt III een daling van zowel de GHG als de GLG aan te tonen. Bij Gt V is de GHG gemiddeld bijna 8 cm ge-daald. Bij Gt VI is geen verandering aan te tonen.

Voor deelgebied Lil geldt hetzelfde, alleen is voor Gt VI wel een verlaging van de GHG en de GLG aan te tonen.

In deelgebied NO is de GLG van de nattere Gt's significant gedaald en bij Gt VI zowel de GHG als GLG. Dit laatste staat in

duidelijk contrast met de resultaten in landbouwgebieden. Hierop zal in de discussie worden teruggekomen.

In deelgebied NI is voor bijna alle Gt's, voor zover ze in dit

deelgebied voorkomen, een significante verlaging van zowel de GHG als de GLG aan te tonen.

Het totaalbeeld voor de drie kaartbladen laat voor de Gt's II, III en IV een verlaging van zowel de GHG als de GLG zien. Bij Gt

V is de fluctuatie tussen zomer- en winterpeil geringer geworden.

Bij Gt VI is slechts een geringe daling van de GHG en GLG van gemiddeld enkele cm te zien.

2.4 Verschilsituatie uitgedrukt in percentage van het opper-vlak

De grootte en richting van de verandering van GHG en GLG is inge-deeld in een aantal intervallen of klassen en afgebeeld in tabel 8. Het blijkt dat de GHG in 80% van het totaal oppervlak in meer of mindere mate is verlaagd. De overige 20% laat een verhoging van de GHG zien. Het blijkt dat deze 20% volledig in beslag

(16)

geno-a +> a. n 0) O . O CS X o t l <U TJ c ra 01 (0 u n t l (U X w a> •O ra .O - f ra

â

Ö es e 0) b i c H UI (4 +< • f c 0 > r-1 d +• o H z -—' o o - 1 w Oi c •H l - l ai > ra ü M O > 1-H •rl 3 U z LU LU UI •—' n O _1 Ö l c - 1 H O) >

5

0 > H •H 3 t l J

£

- — • o J w t n C • H i H 0 > ra u u o > rH •H 3 (4 z LU LU CD c ra W CS J CS Ë m tu ra w CS X CS

i

b i c ra n

3

CS g Ol b i ra u CS X CS E b> c ra w

3

CS e 01 tu ra « CS X CS e m b> 1 o so O* 1 - i s± i h- u i K I i CM n CM * * •o o r-. *> *. * 1 CO i l O 1 n n M 1 1 1 1 O O UI 1 n i-I n * o co co •S * »1 I J - O <\l 1 1 .-1 M 1 1 i - * M - i - i rH ^ « n 1 ^ N J> i N N H Os CM KI ^ * *\ i < m * i Kl M 1 1 1 1 CO > * s j | H ( M r l * CJ CO C\J 1 s± O N SO 1 i-I 1 i-I 1 1 1 1 1 O 1 CM i i i r— i CM Os *\ 1 1 1 si" 1 r-t 1 i i i r-—- i i—i » S 1 1 1 CO 1 M 1 1 1 UI 1 n CM 1 1 M 1 M so *. 1 1 CM 1 1 1 Os 1 ( 0 i i in i i 1 LO O 1 n ui 1 *û I I 1 ( M CM * tO r i r, * 1 Kl st 1 (M 1 1 Kl \ 0 É r i Kl sd" 1 CM \Û 1 1 r-l 1 1 1 O 1 si-i si-i t o > r H * Ul i s 1 1 Kl 1 1 1 O I CM Ul t\ 1 i S0 1 1 i r- m * U| i - i 1 n NJ-tM CM * • 1 Is -»s -»s 1 i l i l 1 s* 1 U1 Kl CM CM * Kl I--1 O O-Kl 1 O O" s * 1 SO CM n Kl * Lfl O-IS * 1 CM Os 1 LO 1 O i-i • i Kl * VO si" 1 CM N i m 1 O CM n i-l 1 O <f CM Kl Os «t IV •> 1 N- CM i-i so 1 1 U1 Ifl CM CM CM si-ps »s 1 Os Ul n ICI 1 CM

3

i ^ CM O •s Kl SO CM * Ul O 1 Ltl Ul CM fs-CM O *\ s * 1 CM CM CM O r i 1 r i CO CM Kl * Kl »s Kl CM Kl O-#y Ul 1 i i i t i i i i c M i i j - m I I I n l I I I r l l I O- €>• CM CM I I O I I I I O Ul O S I I ICI Kl CM CO I i I K l l I I I N- I I Kl Kl * * o ici r~~ I I I O I i I I K l l I CM t> CM n M) ~ — ~ > N H N > H 's Ç N > M S M M M H p-M H H r i p-M l-l > N p-M H H H H H H M I - - ' I H > > > > > S 19 z LU

8

I K I U 1 Q C 0 I I I U I U 1 I I L O O N N C k n 4 Kl Kl r i Kl CM n O C O ^ K I I I I S û r * - l i N O r l CM CM CM CM n N ICI \0 Kl CO CO Ul n SO *\ H ^ », ^ #v *v O M5 O- a I I I K I n l I l f | « M n I CM I I n I I I O v O O M l l I I K I O > l I C O » r i M n i l CM * O O - O ^ O I I I C M M J I l * C 0 I I CM I I I n I M n n K I I O O Kl O - « CO N Kl n n O O O VO I o r~ o ui i i CM i i i u i i I I I M> I I Os CM CM CM si" I I I Ul I I n Kl CM Kl Ul * * Ul O Ul i i i <r i i <f CM CM Kl Ul CM Ul Ul r. #, ^ i i i CM i i o r-I CM r-I I I I I O I I st » CM SO s t CM CO CM I I I CM I 1 n Os n S . CM I I I I I h - I I CM Is-n s J s t CM O CO «t *s * I I I s± I I CM s u r» CM I I M N > N r l H H M f > H H M W H H M > S . M H W H r 1 H H H M H > > > > > CM I I I CO I I I I O I CM O CO o . * sO O I CO CO st Ul CO I o s * o r i I

ü

• f KI CM I c r l o ra ra o

(17)

C I H O M M H I » I ( h n l O N » r i •P C9 h id (0 c • p M •P ' H F H O. M 0) b> *

i

3

( 9 c es § c 10 > ta C •H U % C

2

0) > U ) Ü (0 H S H

1 g

£ 1 n S ai 5 z 3 o n H .Q • p | 4 n

â

c 0) t u C •H

2

a te • p • p c 0 > • H 0 +• 0 • H z c «1 b> C • r i h •P •P C 0 > • r i 0 1-1 -^ o o _ 1 ta B H H 4> >

5

( 4 <U > ' H 3 Z

8

^ O - 1 O l c • H r i ai > 5 b 0 > r H • r i 9 h i - l

£

^-* O r H J b i C • r i H Al > 0 > | H •H 9 b Z U _, J w ta e ' H • H ai >

5

ai > H •H 9 h _ I

g

n u

3

C9 ta 10 M ( 9 c 10 n

3

es

i

ta 10 a ( 9 § t h B n M

3

C9 § ta 10 n ( 9

S

ta c (0 u

3

(9

8

(31 CS

S

s ai (31 •P ( 9 r H f t N W r H O Os * l f l LA M n N r t « N N t l ».»,».». O M r i l 0 4 N N 1 1 1 1 O N > N r H r H rH CM r H & sO i H r-* «i r. r. r. 1 1 1 1 • 1 1 .—• 1 1 1 1 O 1 O * 1 1 1 l - l 1 1 1 1 1 O 1 o 1 1 1 M 1 K l 1 1 1 1 ( s i 1 i l 1 1 1 » 1 * K l * l 1 1 .—1 1 1 1 1 1 s t 1 r H * O 1 1 1 » 1 i i i i i i i i i i i i i i i i i i i i i i i i i i H ^ .—• M N > H H • S U M M l - l H H W 1 Os rH r H 1 * 1-4 1 s t r H K l * l 1 4 1 1 i 1 i i i 1 i 1 i i 1 1 1 1 1 i i i i i 1 i 1 i i 1 1 i i > N ^ H H H l-l O N N so M K l r H 1 n O CO CO O CM N r H N co o m $ O * * r. •* r. 1 0 « * O H IM 1 s t 1 W O N M O CVJ N M K l * * HO riC ^N * >s * r. * i 4 l A s t O « 1 r H K l 1 1 1 1 r H s t 1 1 1 1 O K l s t * o m «S A 1 1 1 1 U) CM Pi m 1 1 1 1 O K l CM O K l r. r. 1 1 1 1 O Os s * K l 1 K l 1 1 s t s t r H K l 1 s t 1 1 SO CO r H r H r H * * CM CO CO 1 r. A r. LA 1 1 r H Os 1 K l 1 r H | 1 sO O CM r H CM > t a O | r. | | M «s

T ~8

i i i i i i i i i i i i i i i i i i i i i i i i i i i i i i N > M - _ S » M > V s M H M W H H H W H H > > > > > K l Os CO CM Os w CO CM s t l f l sO r H l f l * O r. o> CM K l s t * CM *s s t •H K l « r H * O M CM O CM * sO r. O 1 1 1 ' 1 pH 10 10 +> 0 +>

3

i

5 «c * J

5

g

1

u j H B

p

i

Z U i 1 u\ 2 c 10 II)

3

C9

8

ta a M C9

s

8

ta o z w ta B • H , v 2 ai u • p • p B 0 . > • r i 0 +> ai ' r i z ,-, r H Z w t » B •H • p • p B 0 > • H 0 r H 01 Z B 10 M

3

( 9

8

ta m u C9

S

ta B 10 M

3

( 9 § ta

S!

( 9 § 8 ta -f> ( 9 CM CM U ) CD K l 1 Os 1 r H r H s t CM CM O CO K l s t l f l 1 Os 1 CM r H CM r H r H C0 Is- CM r H r H r. r. •> *t r. O CM O CO N 1 s t 1 CM CM 1 1 r H 1 1 0 « N O n | s t 1 rH CM r H r H * O K l l f l K l r, is r. * r. O SO l f l sO sO 1 L f l 1 1 1 1 1 1 r H CM CM CM r H 1 1 1 O VO r H O - O 1 1 1 CM CM * * l f l l f l CO o r, r, r, «s O CO 1 ^ s t r H 1 1 1 r H r H r H 1 1 1 1 O Is- r H sO O 1 1 1 r H CM O l f l £ r. r, A O W N s t O 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 r n | 1 1 1 1 1 1 O 1 1 1 O is 1 1 1 1 K l 1 1 1 K l 1 1 1 1 1 O 1 1 1 1 1 1 1 O 1 1 1 - > H « ^ w w M H >

a - - * *

S . M H M M H H H H H H » CO CM r n r ~ CO s t K l O r H CM s t CM O K I C O N s t M CM CM r H K l * * * * O l f l U ) l f l r H r, n r, r. r. r H SO s t O h -1 r H -1 K l < t r H SO O 4 CM r H CM CM K l # M M o - i n so i»- r^ A r, r. r. r. K l t « . * O l f l 1 1 K l CM r H K l 1 ^ Os CM K l CM r H O O s t CM r H r H r H L f l N O 3 K l #. r. r, r. O O s t CM Os 1 r H CO O CM O - r n r H CM r H L f l * * * * CO K l r H CM * r. ». A O O Os r H O s 1 1 r H s t 1 1 CO CM r H CO 1 1 O JQ * * l f l CO is r. CM 1 i o d 1 r H Q 1 1 O sO r H K l * * l f l K l r, A s t 1 I O N . 1 r H N > M i . M S . M H H H H H H H H H > > > > > l f l K l rH r H CO CM l f l l f l CO CM r H A l f l O r H w-t CM K l * r H r. CM CM K l * r H r. -* l f l CM Os CM K l A I N CM * s « (S l < -r H 10 10 • p 0 • p

i

S

ta B •ri • P J3 U • H H

8

• p 01 • H N

(18)

Öl o. o

3

O G o C9 X es G m > fn C • H U 01 •n c m Ll (1) > sO M

u

11] 1-111 c 11 3 m a n (1) :T INJ LO T l ra rH XI +• ra ra a Ö CD I CM I N C M J 1/1 in M n Kl . - . st o o r» o n J w Mi 1.' • H m > ra .* i-i a) > M •H 3 u z LU LU U m VI

3

u E 0) b> ra « (9 X O F 0) M W M N <U Csl Kl g S n l O » LO r i CO M • O l l O r t » M ) l t O - t l l l f l l I l Kl r-l I I CM n CM r ^ * - i SO I CM i n ! K l SO Kl n Kl n Cslr-i CSIU1 o m a o u ) m os a. CM I W I O H N ^ I N O I N M Csl Cs) n n CS! r i I I n I I I I I I I C l lr il O C O l I I CO O K l CM h~ r i M r i S t r i Lfl K l 1 r i Csl (M i SO Csl n * Kl o O SO n 1 Kl * Lfl Csl Csl Csl Kl Csl Csl *t O O i o Csl so Kl Kl * Csl N I K l CO K l csl U l Csl K l Kl * CO st r i Kl r i OS SO Os l Os O sO Kl O s t . i CO » Ul SO N Csl n r i I Kl I I I C S l n l I I t f l I C s l K l I I I O O I I I si" I I M O M Csl CM * * o o in KI r. r. r, r. I 1 I CM O I I I M I I rv s t Ul r i m I I O O I I 1 st I I CO Kl n CM CM * o r» * * I I I M U I I I C M I I O s± Kl r i CM CM I Î 1 I l I I SO I I I 3 ' S ' K l I K l I I I CO I I CM CO n CM CM O st — > N H N > M Ç Ç N > r i S . H M H H f > 1-1 H M H H r-l H > S . M t - 1 CS M H H H H M H H P > > > > > Z I CO I s t (S- CM CM I SO n K l 0 s Os n C M S O CM I N m s O r i CM CM CM I Csl I fs- n f s . c > 1 O O O s t CM Csl K I C M K i C M K 1 C M K l m CM m o o * * St Os O SO r i S I Os CM Os st I i n i s - f s - C M C M r i l l CM I I i m i o ^ L O r i r s . i io io o N ^ n C M n K I n C M r l M cf

23

| r l | ~ O O I W I O O S | s O | S . CM CM K l K l n K l s t m coco SO KI co j - o r* l\ * r, * »s * * . I C O l C M O I nl s J - O Ir lO n r i I I I CM n i I I I O Kl Kl

ïï ' S3

n OS Kl r^ r-l I C M l n K l i m i K l K l i m o I CM I K l n 1 n i I I I I —> c i i i i n i i i i c M i i m m i i l o i i i i i n i l o s o I I I N I 1 I I n l l i n K l CO K l Kl Kl I I I I i i l o i i i i co i i o I I I •— 1 I I I O I I O O r-- m st K I i i i i H > N M N > M N \ N > H S M M M M f » H H H H H r-l H : > \ M M M H H H H M W > > > > > CO COCO O K l ^ n O O - K I K l * r i r, », r* r. * r, *s * r> I Lfl I MWN Ch I . i M f l C M s l n n C M n n C M C MI nl n I I I I I I I I \D -o Kl 1 t-i ra ra +> 0

8

ra +" tu c •H +> JS 1) • H H

?!

+> m • r i

(19)

10 ra c +> 4" •H i - l Pu a 01 te 0 . 0 ,—,

8

(4 3 CD C 0) (S

s

c a > b> C ' H U ai •o c

e

01 > f s . rt Ü m H X Csl m «V s o I f ) r . X - t c ai •o n •H -Q 4> u <o

5

at X I u ai > 0 +> J = u •H N h ai > 0 (H (S 10 0 H

S

c ai t a c ' r i

3

0 1 - p 4 » C 0 > -H Ó 4> 01 • r l O O . J w I » c ' H i-l 01 >

5

(4 01 > r - l • r l 3 U SB LU

B

>*"» l-k O . J w b> c •H 1-4 01 > a X u 01 > ' H 9 h J W C n n

3

es

S

es

s

c n H

3

CD § b i 10 M CD

3

6 3 H N » < 0 U n N t N 0 « « « F 1 N n N N U I O W H rt «s »t * C\J r«. ro * o * o a m c i i f l » N n r i 1 1 1 1 O * CK ( f U l n CM n * « H N rt ft r t rt O M O K I O 1 1 M M 1 1 1 U l K l s t CO i - l 1 « N N S Csl CM CM rt o C\J co o rt * rt rt i H m i / i M j * W 1 1 i i 1 C0 ^ M l H rt CSJ • - ( n * * N CVJ M> rt «t «s rt 1 M « N » «-4 1 f - t I H i

K l * O r t r^ i , i i i i $ M CM \ 0 #t i - * ri n » i -0 r> N ri 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 | u i ri sO N CO «s r - l CO CO CO s t « M M N « u i LH M 4 H 9 > N d CM CM CM CM s t 41 # co <t in m Is -A rt rt rt #t CM N O * O N CM Csl K l I f l l>» CM K l CM »H CM CM s t * * o CM M o o fS r t rt r t rt CO O s t O N 1 n CM 1 CO O K l K l O » r i O N U l CO CM O N VO CM N CM K l * K l O K l K l * r. rt r, r. M ^ N S O n M 1 K l K l * CM 1 N 1 s t M r i CM K l N * K l O CM Os rt rt rt rt «S CM O N U l U l O CM r i n 1 s t

i

£

i i I I I t ± r i I Ä' i v i i r » t-~ W st r i s t C • H H 01 >

J2

u 01 >

3

CD § b i i « U o r t 1 NO K l 1 1 O O r t i n ( M i CM K l CM I I I I NO I I Kl CO s t CM K l K l n C0 U l rt rt rt I I I s t I I O Kl n r i Kl I I I I I O I I Kl O CM CM K l I CM I n CM K l I I I I I so I I n CO K l CM CM 1 0 1 I I s t O I I I N I I » » CO U CM n n Csl CM * * « S fs. I I I C s I O l l I n l l K l U l CM r i I L0 l l I C O O I I I O I I r i s t CO n Csl Csl CM CM Csl O fs. ON CM CM I r i l f l l I I N I I K l n K l CM n I I U l I n I C M I I I I s t l I C O s t Os K l n CM Csl O s ~ r-, r - t > N H N > ~ n H > > ~ ~ 10 M "s. S. N > w q S H M M W S> H 4» M H M r-l H W > S . M M 0 W H H H H H H H > > > > > 4> Z LU . 4

5

i

l U l L O U l O O C M n U l O s K l t t r i O N NO Ul K l N ON Ul n O N K l O CM sa st CO O N NO rt K l O s 0 O e 0 0 N N s t s 0 s t O | N - U l O N Kl C M C s J C s I r t K I C s I C M C s l C s l C M C s i s t K l SIC 94C NC O 0 N C 0 r s . O C 0 c 0 c 0 u l U ) K i c M rt rt r t O r l O N r l K l O S O s K l C M r s s K I C s J C O r i K l n r i I I CM CM I n I I I I O s 0 s o C M s t r i Q N K I K I U ) U l U l | N - n r l r t C M n K I r t CM n M CM st K l * C0 ' C M M > | s . C M O r s - K I C 0 C s l r t r t r t r t r t r t r t r t r t r t r t r t fS • H M O r i M ( | N » N N K I N K l r l l r l r l r l r l l l l I r l | I I I I I | * |s- Kl ON O O O n |s. o CM Csl CO CO O I -«S r t r t O n |s- st O Csl n n I I I I O Ul ON st so CM IK * * Is- O so O rt r t r t rt O CM U l n K l I I n I I I Is- I rt U l K l CO st n so s t K l 5 - ON r l n s t I U l I CM OS O rt O 0s K l CM n rt K l U l K l so Kl n o Cs- CO U l rt r t rt rt rt rt r\ I rt I s t Os s t O O O I CM r i I I Is- I K l Kl Csl r i CO r l CM rt Csl K l s t rt Csl Csl K l U l Csl O N M * «t rt ^ r> * I U l I s t Kl ON CM rt s t K l I I rt I I I I I I sO rt I , I J , I I I CO I I Is Is- O N n n st CO I I I Kl I I n O CM st Ul I I ON K l CM K l I I I I I KI O I I N O Nt I rt CM Kl s t is rt rt rt I I I s t I I f»- CO NO CM rt rt I I I I I I s t I I rt Is. CM Csl s t st s t CO Is. ON rt rt rt I I I Kl I I CO NO I CM n I I CS N BU — > H 10 M N > H s v. N > M ra \ M M H H i > l-l 4» H H H H H H > S M H O H H H H H H H H > > > > > 4>

(20)

Toelichting

gemGHG = gemiddeld verschil in cm tussen de GHG in het begin van de jaren zestig en de GHG in 1 CS"* (negatief- is een gemiddelde daling van de GHG)

gemGLG = gemiddeld verschil in cm tussen de GLG in het begin van de jaren zestig en de GLG in 1984 (negatief is een gemid-delde stijging van de GLG)

sa = standaardafwijking in cm n = aantal waarnemingen

* = waarde i s n i e t s i g n i f i c a n t v e r s c h i l l e n d van nvil ( t - t o e t s )

(z) = zandgronden (v ) = veengronden

(vp) = associatie veen- en podzolgronden

NB. In enkele gevallen wordt er in de tabellen 4, 5, 6 en 7 voor de standaardafwijking de waarde nul gevonden. Dit is mogelijk indien er slechts identieke waarnemingen zijn gedaan. Als de standaardafwijking gelijk is aan nul dan is het niet mogelijk een t-toets (zie bijlage 2) te doen. Veel waarde moet men echter niet aan deze gevonden waarnemingen hechten.

Tabel 8 Gemiddelde verandering in cm van GHG en GLG voor de kaartbladen 45W, 50W, 52W uitgedrukt in procenten van het totale oppervlak (ca. 80 000 ha)

Verandering stijging daling Int (cir 15 10 5 5 10 15 erval ) > -< < -> 20 20 15 10 5 5 10 15 20 20 Met Gt V. v/h GHG -19,9 -0,7 29,6 29,0 4,6 16,5 -VII oppervlak GLG 2,3 16,5 -1,6 27,7 30,6 -14,8 1,1 2,2 Zondei V. v/h GHG -0,2 36,3 36,1 5,7 20,5 -Gt VII oppervlak GLG 2,9 -2,1 34,5 38,1 -18,5 1,4 2,8

men door Gt VII, zodat daar weinig waarde aan gehecht kan worden (zie par. 2.3.1). Indien Gt VII buiten beschouwing wordt gelaten blijkt dat gemiddeld op bijna 100% van het totale oppervlak de GHG daalt.

De GLG is in bijna 50% van het totaal oppervlak in meer of minde-re mate verlaagd. Indien Gt VII buiten beschouwing wordt gelaten, loopt dit percentage op tot circa 60%.

(21)

2.5 Verschilsituatie uitgedrukt in Gt-klassen

Tabel 9 geeft een indruk wat deze veranderingen van de gemiddelde GHG en de gemiddelde GLG betekenen voor een eventuele verandering van Gt. In deze tabel wordt de Gt, zoals deze op de bodemkaart

uit de jaren zestig staat (zie kaartbijlage 5), vergeleken met de Gt op de gereviseerde Gt-kaart uit 1984 (zie ook kaartbijlage 6 ) . Het aantal klassen verschil geeft aan hoeveel klassen hoger

(nega-tief verschil) of lager (posi(nega-tief verschil) de Gt is geworden (zie kaartbijlage 7). Hieruit kan dus een indruk verkregen worden of het (deel-)gebied resp. droger of natter is geworden.

Uit tabel 9 (totaalsituatie) blijkt dat op 61% van het totale op-pervlak de Gt niet is veranderd. Het feit dat de Gt niet is

veranderd zegt op zich nog niet zoveel. Het is mogelijk dat de GHG of GLG enkele decimeters verandert zonder dat dat doorwerkt in een wijziging van de Gt. Ook het omgekeerde is mogelijk: de GHG of GLG kan slechts één centimeter veranderen en daarmee direct in een andere Gt-klasse terechtkomen. Ook wordt bij deze methode een verandering van bijvoorbeeld Gt III naar Gt III* niet als een verandering van Gt beschouwd. Dit verklaart waarom de bovengenoemde 61% (het aantal Gt-klassen verschil is nul) zoveel afwijkt van de in tabel 8 gevonden waarden met een stijging of daling van max. 5 cm. Indien er alleen naar veranderingen in hele Gt-klassen wordt gekeken, dan blijkt dat 17% van het gebied in een lagere Gt-klasse terecht is gekomen, m.a.w. de gemiddelde GHG en/of GLG is gestegen. Op 22% van het oppervlak is de gemiddelde GHG en/of GLG gedaald. Op alle kaartbladen is in deelgebied NO het percentage van het oppervlak waar de Gt gelijk is gebleven het hoogste of een

Tabel 9 Aantal Gt-klassen verschil (negatief = natter) positief = droger) tussen de periode 1960 - 1964 en 1984 per deelgebied en in totaal« uitgedrukt als percentage van het aantal waarnemingen.

Kaartblad 45 West (opp. ca. 24 500 ha) Aantal Gt-klassen verschil -4 -3 -2 -1 0 1 2 3 4 totaal L00 n _ 9 7 53 281 105 13 14 -482 482 V. _ 1,9 1,5 11,0 58,3 21,8 2,7 2,9 -100 49,2 LOI n 1 1 3 25 140 60 12 9 4 255 255 •/. 0,4 0,4 1,2 9,8 54,9 23,5 4,7 3,5 1,6 100 26,0 LIC n 1 1 -11 40 22 1 4 1 81 81 •/. 1,2 1,2 -13,6 49,4 27,2 1,2 4,9 1,2 100 8,3 Lil n 2 1 6 5 1 -15 15 V. 13,3 6,7 40,0 33,3 6,7 -100 1,5 NO n 1 10 6 64 21 2 1 -105 105 V. 1,0 9,5 5,7 61,0 20,0 1,9 1,0 -100 10,7 NI n -4 2 25 9 -1 41 41 V. -9,8 4,9 61,0 22,0 -2,4 100 4,1 totaal n 2 14 25 103 555 218 28 28 6 979 979 7. 0,2 1,4 2,6 10,5 56,6 22,3 2,9 2,9 0,6 100 100

(22)

Vervolg Tabel 9

Kaartblad 50 West <opp. ca. 28 375 ha)

Aantal Gt-klassen L00 LOI verschil n V. n V. 1.10 n V. Lil n V. NO NI n V. totaal 4 3 2 1 0 1 2 3 4 7 10 19 88 684 87 24 8 4 931 0,8 1,1 2,0 9,5 73,5 9,3 2,6 0,9 0,4 100 -1 -3 2 -6 -16,7 -50,0 33,3 -100 -2 -3 51 5 2 -63 -3,2 -4,8 81,0 7,9 3,2 -100 2 -1 7 85 11 2 1 1 110 1,8 -0,9 6,4 77,3 10,0 1,8 0,9 0,9 100 -1 22 1 1 -25 -4,0 88,0 4,0 4,0 -100 9 13 20 99 845 106 29 9 5 1135 0,8 1,1 1,8 8,7 74,4 9,3 2,6 0,8 0,4 :ioo totaal 931 82,0 6 0,5 63 5,6 110 9,7 25 2,2 1135 100

Kaartblad 52 West (opp. ca. 26 275 ha)

Aantal Gt-klassen verschil -4 -3 -2 -1 0 1 2 3 4 totaal L00 n 3 8 64 47 217 71 13 13 2 438 438 V. 0,7 1,8 14,6 10,7 49,5 16,2 3,0 3,0 0,5 100 41,7 LOI n 1 4 23 31 93 47 7 8 4 218 218 V. 0,5 1,8 10,6 14,2 42,7 21,6 3,2 3,7 1,8 100 20,7 L10 n -3 4 3 -2 -12 12 V. -25,0 33,3 25,0 -16,7 -100 1,1 Lil n -2 2 -36 30 3 6 5 84 84 / -2,4 2,4 -42,9 35,7 3,6 7,1 6,0 100 8,0 NO n 1 9 47 10 169 38 1 1 -276 276 V. 0,4 3,3 17,6 3,6 61,2 13,8 0,4 0,4 -100 26,2 NI n -1 13 7 1 -1 23 23 X -4,3 56,5 30,4 4,3 -4,3 100 2,2 totaal n 5 23 136 92 522 196 25 30 12 1051 1051 V. 0,5 2,2 12,9 8,8 50,6 18,6 2,4 2,9 1,1 XOO 100

(23)

Vervolg tabel 9

Het totaal van de kaartbladen 4S H, 50 H en 52 N ( oP P. ca. 79 125 ha) Aantal Gt-ver -4 -3 -2 -1 0 1 2 3 4 klassen schil totaal L00 n 10 27 90 188 1182 263 50 35 6 1851 1851 V. 0,5 1,5 4,9 10,2 63,9 14,2 2,7 1,9 0,3 100 60,0 LOI n 2 6 26 56 236 109 19 17 8 479 479 7. 0,4 1,3 5,4 11,7 49,5 22,8 4,0 3,5 1,7 100 15,1 L10 n 1 3 -17 95 30 3 6 1 156 156 7. 0,6 1,9 -10,9 60,9 19,2 3,8 3,8 0,6 100 4,9 Lil n -4 3 6 41 31 3 6 5 99 99 7. -4,0 3,0 6,1 41,4 31,1 3,0 6,1 5,1 100 3,1 NO n 3 10 58 23 318 70 5 3 1 491 491 7. 0,6 2,0 11,8 4,7 64,8 14,3 1,0 0,6 0,2 100 15,5 NI n -4 4 60 17 2 -2 89 89 7. -4,5 4,5 67,4 19,1 2,2 -2,2 100 2,8 totaal n 16 50 181 294 1932 520 82 67 23 3165 3165 7. 0,5 1,6 5,7 9,3 61,0 16,5 2,6 2,1 0,7 100 100 Toelichting n = aantal waarnemingen

7. - percentage van het totale aantal waarnemingen per deelge-bied

Indien het aantal Gt-klassen verschil negatief is, dan is het punt in een lagere Gt terechtgekomen.

van de hoogste ten opzichte van de andere deelgebieden. Het percen-tage van het oppervlak dat in een hogere Gt-klasse terecht is geko-men, is geringer dan in andere deelgebieden. Ook in deelgebied L00 is het percentage oppervlak dat niet is veranderd redelijk groot en het percentage dat in een hogere Gt-klasse terecht is gekomen, is betrekkelijk klein. Op kaartblad 52 West valt op dat ruim 50% van het oppervlak van deelgebied Lil minstens een Gt-klas-se hoger is geworden. Het pompstation Vlierden zal hier waarschijn-lijk debet aan zijn (zie ook kaartbijlage 7-52W).

2.6 Discussiepunten

Bij de methode van de kaartvergelijking kan een aantal discussie-punten worden genoemd. Deze worden hieronder behandeld.

Gt VII

Bij de kaartvergelijking geeft Gt VII een probleem. Bij deze grondwatertrap kan de verandering van de GLG zich over een groot traject afspelen, waardoor de GLG-veranderingen aanzienlijk min-der exact kunnen worden aangeduid.

(24)

Gt VI

Als wordt aangenomen dat de GHG en GLG van Gt VII zijn verlaagd, dan is te verwachten dat Gt VI ook droger wordt. Uit de methode van de kaartvergelijking volgt echter dat er gemiddeld genomen in landbouwgebieden geen verandering optreedt. Dit kan niet worden verklaard uit het feit dat de sprong van Gt VI naar Gt VII alleen kan plaatsvinden als de GHG door het 80 cm - mv. niveau zakt. Ook het feit dat de sprong in gemiddelde GHG-waarden van Gt VI en VII vrij groot is (61 resp. 101), is geen verklaring. Dit betekent nl. dat er minder kans is op een overgang van Gt VI naar Gt VII, maar als die overgang wel plaatsvindt, is de bijdrage aan de verandering in de GLG 40 cm.

Een mogelijke verklaring voor het feit dat geen significante ver-andering in Gt VI is opgetreden is dat op de onderzochte kaart-bladen 50W en 52W op vrij grote schaal wateraanvoer mogelijk is, waardoor de verlagingen op Gt VI kunnen worden gecompenseerd en op de nattere Gt's de verlagingen kunnen worden gereduceerd. Een aanwijzing hiervoor vormt ook dat de GHG en GLG van Gt VI in na-tuurgebieden wel significant zijn gedaald.

Autonome ontwikkeling

De veranderingen op kaartblad 50 West zijn min of meer te

be-schouwen als een autonome ontwikkeling van de waterhuishouding, waarbij dient te worden vermeld dat op dit kaartblad op grote schaal de afwateringssituatie is verbeterd in het kader van de zgn. A2-werken. Het totaalbeeld van dit kaartblad laat een ge-middelde stijging van de GHG en GLG zien van ruim 5 cm (tabel 5 ) .

Indien Gt VII buiten beschouwing wordt gelaten, dan is er sprake van een significante daling van zowel de GHG als de GLG van ca. 2 cm (zie tabel 10).

Deelgebied L00 van kaartblad 45 West vertoont ongeveer hezelfde beeld: indien Gt VII buiten beschouwing wordt gelaten dan is er

in dit deelgebied sprake van een gemiddelde daling van de GHG van ruim 5 cm en een gemiddelde daling van de GLG van 2 cm (zie tabel 10). Dit is dus ongeveer dezelfde ontwikkeling als die op kaart-blad 50 West. Deelgebied L00 van kaartkaart-blad 52 West zou hetzelfde beeld moeten vertonen maar doet dat niet. Mogelijk wordt dit ver-oorzaakt door de recente ruilverkavelingen in dit gebied en de complexe hydrogeologische situatie op dit kaartblad.

Tabel 10 Gemiddelde verandering (in cm) van GHG en GLG indien Gt VII buiten beschouwing wordt gelaten.

Kaart-blad 45W 50W B0W 52W totaal Deel-gebied L00 L00 totaal L00 L00 gemGHG -5,7 -2,2 -2,1 -13,2 -5,7 sa 21,6 21,7 21,1 24,1 22,7 gemGLG -2,0 -1,8 -2,0 3,3 - 0, 7* sa 23,6 21,2 20,3 32,1 2<t,9 n <+27 762 917 368 1557

(25)

Toelichting

gemGHG = gemiddelde verandering van GH6 gemGLG = gemiddelde verandering van GLG sa = standaardafwijking (cm) n = aantal waarnemingen tot = totaal kaartbladen totaal = totaal alle deelgebieden

Invloed ruilverkavelingen

Vergelijking van de resultaten van deelgebied L00 (geen

ruilverkaveling en geen onttrekkingen) met deelgebied LOI (wel ruilverkaveling en geen onttrekkingen) laat zien dat er geen significante verschillen zijn. Mogelijke verklaringen hiervoor zijn dat verbeteringen in het afwateringssysteem (zgn. A2-werken) niet expliciet zijn meegenomen en dat buiten de ruilverkavelings-gebieden de ontwateringssituatie zeer wel kan zijn verbeterd, ze-ker als men weet dat (voorlopig) geen ruilverkaveling plaatsvindt.

(26)

VERGELIJKING VAN STAMBUISGEGEVENS

3.1 Methode

Bij deze methode wordt, in tegenstelling tot de methode van

kaartvergelijking, steeds uitgegaan van gemeten puntgegevens. Van 22 stambuizen, verdeeld over de drie kaartbladen, zijn

meetgegevens vanaf de zgn. COLN-periode (1952-1955) bekend. Van deze 22 stambuizen liggen er 16 in deelgebied L00, 4 in

deelgebied LOI, 1 in deelgebied Lil en 1 in NO.

Uit de COLN-periode zijn enige karakteristieke data bekend waarop de gemeten grondwaterstand gemiddeld ongeveer gelijk is aan de GHG of de GLG. Twee karakteristieke data voor de GHG zijn

14 dec. 1952 en 14 dec. 1954; twee karakteristieke data voor de GLG zijn 14 okt. 1953 en 28 aug. 1955. Van 6 stambuizen, waarvan geen voortschrijdende gemiddelde waarden bekend zijn, zijn de grondwaterstanden op deze karakteristieke data opgezocht en ver-volgens zijn de twee "GHG-standen" en de twee "GLG-standen" ge-middeld. Van de overige stambuizen zijn de voortschrijdende waarden van de GHG en GLG in of omstreeks 1960 opgezocht. Op deze wijze kan per stambuis een indruk gekregen worden van het niveau van de GHG en de GLG in de periode tot 1960.

Daarnaast zijn, voor zover dit mogelijk was, van de stambuizen de voortschrijdende waarden van de GHG en GLG (resp. VGHG en VGLG) in 1980 opgezocht. Deze waarden zijn berekend als het gemiddelde van de jaarlijkse HG3 resp. LG3 over een periode van 8 jaar. Het

jaar 1980 is gekozen, omdat recentere voortschrijdende gemiddel-den nog in onvoldoende mate in het archief zijn opgeslagen. In het voortschrijdend gemiddelde van 1980 moet de invloed van de grondwateronttrekkingen en van de ruilverkavelingen, zo deze in-vloed er is, merkbaar zijn. Ten slotte zijn in het

stam-buisarchief de berekende GHG's en GLG's van de verschillende stambuizen opgezocht.

3.2 Resultaten

Om tot een uitspraak te komen of er sprake is van enige stijging of daling van de freatische grondwaterstand op de kaartbladen 45 West, 50 West en 52 West, zijn de GHG en GLG in 1960 vergeleken met die van 1980. Indien het niet mogelijk was een GHG of GLG te berekenen, is in de plaats daarvan gebruik gemaakt van een bere-kende GHG of GLG uit een min of meer overeenkomstige periode.

In onderstaande tabel 11 valt op dat het merendeel van de buizen één of meer Gt-klassen verschuift. De veranderingen van de GHG en GLG in de stambuizen blijken veel groter te zijn dan de gemid-delde veranderingen' van GHG en GLG die met de kaartvergelijking is gevonden. Deze zijn bovendien statistisch significant bij toepassing van de t-toets (zie bijlage 2 ) .

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

OPGAVEN BIJ ANALYSE 2015, LIMIETEN VAN FUNCTIES

[r]

de begroting het toelaat te kiezen om de inwoners minder lastenverhoging op te leggen en daarmee tegemoet te komen aan de toezegging &#34;als het beter gaat profiteert u

[r]

[r]

[r]

[r]

Koelman vertaalde: Ettelijke gronden van de