• No results found

Oppassend: De best passende oppas komt wel héél dichtbij

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Oppassend: De best passende oppas komt wel héél dichtbij"

Copied!
45
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

3-6-2016

Oppassend

De best passende oppas komt wel héél dichtbij.

Betreft: beroepsproduct Amsterdam, juni 2016 Auteurs:

Michiel van Lingen - 500670882 Jessica Spaan - 500664922 Iris Steijn – 500665310 Opleiding:

Ergotherapie, Hogeschool van Amsterdam Docentbegeleider:

Miranda van Niel Opdrachtgevers:

Suzanne Jenkins (Ons Tweede Thuis) Erik van Loon (Ons Tweede Thuis) Aantal woorden:

(2)

1

Voorwoord

Voor u ligt het beroepsproduct gedaan door drie ergotherapiestudenten en betreft de opzet voor een oppascentrale waarbij zorg-studenten op kinderen gaan passen met beperking. Het doel was om in kaart te brengen hoe ouders van het kind met een beperking en studenten tegenover zo’n mogelijke oppascentrale staan en wat hun wensen en behoeften hierin zijn.

Voorafgaand aan het beroepsproduct zijn individuele literatuurstudies geschreven. Deze boden een onderbouwing voor het eindproduct.

Gedurende het afstudeerproces is de projectgroep begeleid door de afstudeercoach M. van Niel en opdrachtgevers S. Jenkins en E. van Loon van Ons Tweede Thuis.

De projectgroep wil de coach bedanken voor de prettige begeleiding en feedback die

gekregen is gedurende het proces. De opdrachtgever wil de projectgroep bedanken voor de ondersteuning bij het praktijkonderzoek en de adviezen tijdens dit proces. Tenslotte alle respondenten ontzettend bedankt voor de medewerking aan het onderzoek.

(3)

2

Inhoudsopgave

Leeswijzer ... 3 Samenvatting ... 4 Inleiding ... 5 Aanleiding ... 5 Doelstelling ... 5 Vraagstelling ... 5 Relevantie ... 6 Methode ... 7

Praktijkonderzoek deel 1: Onderzoek bij ouders van kinderen met een beperking ... 7

Praktijkonderzoek deel 2: Onderzoek onder ergotherapiestudenten ... 9

Resultaten ... 10

Literatuuronderzoek ... 10

Focusgroepen ... 10

Kwalitatieve survey ... 13

Resultaten in relatie tot hoofdvraag ... 16

Discussie ... 17 Conclusie ... 19 Aanbevelingen ... 20 Literatuurlijst ... 22 Bijlagen: ... 24 Bijlage 1: begrippenlijst ... 25

Bijlage 2: verstuurde e-mails ... 27

Bijlage 3: draaiboek focusgroep ... 31

Bijlage 4: uitwerking focusgroep ... 32

Bijlage 5: Kwalitatieve survey ... 36

Bijlage 6: Overige toelichting kwalitatieve survey ... 41

(4)

3

Leeswijzer

Dit verslag is een beroepsproduct dat in opdracht van de opleiding Ergotherapie aan de Hogeschool van Amsterdam is gemaakt. Het beroepsproduct is onderdeel van het

afstudeerproject Oppassend. Voorafgaand aan het beroepsproduct zijn een plan van aanpak en drie individuele literatuurstudies gemaakt. Het beroepsproduct is tot stand gekomen door de uitkomsten van twee praktijkonderzoeken en de literatuurstudies samen te voegen tot een geheel.

Het verslag bestaat uit zeven hoofdstukken en zeven bijlagen. Vooraan het verslag is de samenvatting van het onderzoek te vinden. Het verslag zelf begint met de inleiding waarin de achtergrond en het doel van het project staan beschreven. Hier staan ook de hoofd- en deelvragen beschreven. Daarna is de methode beschreven. Deze is uitgesplitst in het deel focusgroep en het deel kwalitatieve survey, aangezien twee praktijkonderzoeken naast elkaar zijn uitgevoerd. Bij de resultaten wordt een samenvatting gegeven van de uitkomsten van de literatuurstudie, de focusgroepen en de kwalitatieve survey. De belangrijkste

overeenkomsten in deze resultaten worden hier ook beschreven. In de discussie is kritisch gekeken naar de werkwijze en resultaten van het onderzoek. Tot slot is de conclusie

beschreven en zijn aanbevelingen opgesteld voor de betrokken partijen. In de bijlage zijn alle relevante documenten van het onderzoek te vinden. Alle cursief gedrukte woorden worden nader toegelicht in de begrippenlijst, zie hiervoor bijlage 1.

(5)

4

Samenvatting

Achtergrond Het project Oppassend is opgezet met het idee om een oppasdienst op te zetten speciaal voor gezinnen met een kind met een beperking en studenten in de zorg. Met de huidige ontwikkelingen in de zorg blijven veel kinderen met een beperking langer thuis wonen. Dit zorgt ervoor dat ouders meer aan huis gebonden blijven, minder tijd voor zichzelf hebben en de kans op overbelasting groter is omdat een oppas met een geschikte

kennisachtergrond moeilijk te vinden is. Daarbij komt dat het voor studenten interessant is om zowel theoretische kennis als praktijkervaring op te doen wanneer zij in de toekomst met deze doelgroep willen werken.

Doelstelling In dit project zijn de wensen en behoeften van ouders in kaart gebracht voor een geschikte oppasstudent en is onderzoek gedaan bij de studenten naar de interesses en behoeften wat betreft oppassen op een kind met een beperking. Op basis hiervan is onderzocht hoe de dienst Oppassend hierop in kan spelen. Een dienst als Oppassend bestaat op dit moment nog niet.

Methode In deze beroepsopdracht zijn twee onderzoeken naast elkaar uitgevoerd om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden. Er is gekozen voor twee vormen van kwalitatief onderzoek namelijk het houden van twee focusgroepen met in totaal acht ouders en het afnemen van een kwalitatieve survey onder 38 ergotherapiestudenten.

Resultaten

In de focusgroepen werden de resultaten aan de hand van de volgende vier topics gestructureerd: ervaringen, wensen en eisen, voor- en nadelen van een oppasstudent en financiering. Hieruit volgde dat alle acht ouders enthousiast waren over een oppasstudent. Zij geven duidelijke eisen aan waar een student in hun ogen aan moet voldoen en vinden vooral de klik met de student zeer belangrijk.

Uit de kwalitatieve survey kwam naar voren dat 24 van de 36 studenten enthousiast waren over een bijbaan als oppasser op een kind met een beperking. Deze studenten gaven aan graag nog meer (specifieke) kennis en vaardigheden op te doen voordat zij zouden

beginnen. Van deze 24 studenten gaven 22 studenten aan zich in te willen schrijven bij een dienst als Oppassend wanneer deze opgezet zou worden.

Conclusie Ouders staan positief tegenover een student met een zorgopleiding als oppasser. Geconcludeerd kan worden dat ouders het lastig vinden om de zorg uit handen te geven maar na een selectie op basis van een eisenlijst van ouders en een kennismaking zien zij het als een ideale mogelijkheid om activiteiten kunnen ondernemen met andere gezinsleden of een moment voor zichzelf kunnen nemen.

Daarnaast geven studenten aan enthousiast te zijn over het oppaswerk. Zij geven aan graag specifieke kennis en vaardigheden te leren voor zij aan de slag te gaan als oppasser bij een gezin. Ten slotte geven ouders en studenten aan enthousiast te zijn over een oppasdienst als Oppassend en zich bij deze dienst aan te melden wanneer deze opgezet zou worden.

(6)

5

Inleiding

Aanleiding

In Nederland wonen naar schatting tussen de 109.000 en de 129.000 kinderen met een beperking. Van deze kinderen woont het grootste deel thuis (Verweij, 2015). Sinds 2015 is bij kinderen tot 18 jaar de Zorgverzekeringswet of de Wet langdurige zorg van toepassing, terwijl deze kinderen eerst onder de wet AWBZ (Algemene wet bijzondere ziektekosten) vielen. Met de nieuwe Wet Langdurige zorg wordt een integraal zorgpakket aangeboden dat persoonlijke verzorging, verpleging, verblijf, begeleiding en behandeling bevat die ook thuis geboden kan worden (Transitiebureau jeugd, 2014). Ouders kunnen ervoor kiezen om hun kind thuis te laten wonen, en zorg geleverd te krijgen zoveel als nodig is. Dit is in lijn met het uitgangspunt van Rijksoverheid om kinderen met een beperking zo lang mogelijk thuis te laten wonen (Rijksoverheid, 2015). Hierdoor komt de zorg voornamelijk bij de ouders terecht. Deze zorg kan zowel een grote fysieke als emotionele belasting zijn voor de ouders,

waarmee de kans op overbelasting groot is. De ouders hebben weinig vrije tijd omdat zij vast zitten aan de zorg. Daarnaast is het vinden van een geschikte oppas, die kan zorgen voor een kind met speciale zorgbehoeften, moeilijk (Blaauw, 2009).

De doelgroep ‘kinderen met een beperking’ is een doelgroep waar veel studenten graag mee zouden werken na hun opleiding. Gedurende de opleiding ergotherapie wordt relatief weinig aandacht besteed aan de doelgroep kinderen. Voor studenten is het wenselijk om zowel theoretische kennis als praktijkervaring op te doen met de doelgroep die hen aanspreekt. Dit is belangrijk om de kans op een baan na het afstuderen te vergroten (Zijl & Van Leeuwen, 2004). Studenten willen graag werken en extra verdienen naast hun studie. Ruim vier op de vijf studenten heeft een bijbaan naast de studie (CBS, 2014).

Met de ontwikkelingen in de zorg en de behoefte aan relevante werkervaring voor studenten in het achterhoofd is het project Oppassend opgezet. Het idee achter Oppassend is om een oppasdienst op te zetten speciaal voor kinderen met een beperking, waarbij studenten met een zorgopleiding ingezet zullen worden als oppas in de thuissituatie. Deze studenten hebben al enige kennis over verschillende zorgaspecten en het omgaan met kinderen met een beperking. Een dienst als Oppassend bestaat op dit moment nog niet. Oppassend wil en kan in gaan spelen op het huidige (verhoogde) risico op overbelasting van ouders.

Doelstelling

Gedurende dit project is gewerkt aan een overkoepelende doelstelling. Deze doelstelling is gericht op wat de dienst Oppassend kan bieden voor zowel ouders van een kind met een beperking als ergotherapiestudenten. Het plan van deze scriptie was om erachter te komen waar de precieze wensen en behoeften liggen van ouders en studenten, en hoe de dienst Oppassend daar op in kan spelen.

De volgende doelstelling is aan het begin van dit afstudeerproject opgesteld:

Na dit afstudeerproject is duidelijk waar de wensen en behoeften liggen van zowel ouders van een kind met een beperking als ergotherapiestudenten en hoe de dienst Oppassend hier een meerwaarde voor kan zijn.

Vraagstelling

Voorafgaand aan dit project is de volgende hoofdvraag opgesteld:

Hoe kan de dienst Oppassend bijdragen aan de ontlasting van ouders met een kind met een beperking door het inzetten van studenten met een zorgachtergrond als oppas in de

(7)

6 Door middel van drie literatuurstudies en twee praktijkonderzoeken zal antwoord gegeven worden op deze hoofdvraag. Om dit te kunnen doen zullen de uitkomsten van de

literatuurstudies en praktijkonderzoeken samen genomen worden en zal hieruit een conclusie getrokken worden.

Voor de literatuurstudies zijn de volgende deelvragen opgesteld:

- Wat is het bewijs voor de effectiviteit van ergotherapie in de thuissituatie bij kinderen met een beperking?

- Wat is de meerwaarde van een vaste oppas in de thuissituatie bij kinderen met een beperking?

- Wat is de impact van een thuiswonend kind met een beperking op de ouders/mantelzorgers gericht op belasting?

Daarnaast zijn de volgende vragen opgesteld voor het praktijkonderzoek:

- Waar liggen de wensen en behoeften van ouders (wiens kind aangesloten is bij Ons Tweede Thuis) gericht op oppaszorg in de thuissituatie?

- Waar liggen de wensen en behoeften van ergotherapiestudenten zodat zij kunnen oppassen bij een kind met een beperking in de thuissituatie?

Relevantie

De uitkomsten van dit project zijn voor verschillende partijen interessant. Allereerst is dit project uitgevoerd met het doel advies te kunnen geven aan de toekomstige dienst Oppassend. Door zowel de wensen en behoeften te onderzoeken van ouders als die van studenten, kan daar bij het opzetten van de dienst rekening mee gehouden worden en kunnen mogelijke valkuilen vermeden worden. Door de verschillende gegevens te verzamelen tijdens dit project kan een adviesrapport opgesteld worden voor de dienst Oppassend waar de dienst veel profijt van kan krijgen.

De opdrachtgevers die dit project begeleiden zijn twee locatiemanagers van de kinderdagcentra van Ons Tweede Thuis. Voor hen zijn de uitkomsten van dit project van belang omdat mocht dit concept een succes blijken, zij ouders kunnen gaan doorsturen naar Oppassend zodra dit operationeel is. Voor de opdrachtgever is de kennis die opgedaan wordt tijdens het praktijkonderzoek interessant omdat op die manier beter gekeken kan gaan worden naar wat de precieze behoeften zijn van ouders wat betreft (oppas)zorg. Daarnaast is het voor de opdrachtgever ook interessant om te gaan kijken op welke manier studenten ingezet kunnen worden als oppassers bij gezinnen van Ons Tweede Thuis. Zij hoeven hierdoor mogelijk minder zorg aan huis (ambulante zorg) in te zetten.

Daarnaast zouden de uitkomsten van het studentenonderzoek mogelijk tot

aanbevelingen kunnen leiden voor de inhoud van het onderwijsprogramma dat aangeboden wordt op de opleiding ergotherapie op de Hogeschool van Amsterdam.

Ergotherapie richt zich op het mogelijk maken van handelen. In het project Oppassend worden zowel de kinderen als het gezin beperkt in het dagelijks handelen. Het kind wordt beperkt door een lichamelijke, verstandelijke of meervoudige beperking of

gedragsproblemen en het gezin wordt beperkt door de zorg waar zij verantwoordelijk voor zijn. Oppassend richt zich op het ontlasten van ouders door studenten met een

zorgachtergrond als oppas in te zetten in de thuissituatie, waardoor ouders meer ruimte krijgen activiteiten te doen zonder tegelijkertijd de zorg te hoeven dragen voor hun kind. Bovendien ondersteunt Oppassend de kinderen met een beperking door een oppasser aan te bieden die kennis heeft van de beperkingen en kan ondersteunen in het handelen zoals het kind daar behoefte aan heeft.

(8)

7

Methode

Praktijkonderzoek

In deze beroepsopdracht zijn twee onderzoeken naast elkaar uitgevoerd om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden. Het onderzoek richtte zich op zowel de wensen en behoeften van de ouders van kinderen met een beperking als op de wensen en behoeften van de

ergotherapiestudenten van de Hogeschool van Amsterdam.

Er is daarom gekozen voor twee verschillende vormen van kwalitatief onderzoek, namelijk het houden van focusgroepen met de ouders en het afnemen van een kwalitatieve survey onder de ergotherapiestudenten. Beide onderzoeksmethoden zullen in dit hoofdstuk apart worden toegelicht.

Praktijkonderzoek deel 1:

Onderzoek bij ouders van kinderen met een beperking

Onderzoeksdesign

Middels twee focusgroepen met ouders van kinderen met een beperking zijn de wensen, behoeften, ervaringen en meningen over dit onderwerp in kaart gebracht. Gestreefd werd naar vier focusgroepen, op ieder kinderdagcentrum van Ons Tweede Thuis één focusgroep. Dit om een zo groot mogelijk deel van de populatie, ouders van kinderen met een beperking binnen Ons Tweede Thuis, te representeren. Er bestaat verder ook geen wetenschappelijke norm voor de omvang van deze kwalitatieve vorm van onderzoek (Scholten, 2011).

Bovendien blijkt uit de literatuur van Smets (2004) dat wanneer meerdere focusgroepen worden georganiseerd, de eerste twee bijeenkomsten over het algemeen de meeste informatie oplevert. Bij een derde en vierde bijeenkomst is een groot gedeelte van de

meningen al gedekt. Echter het lukte de projectgroep niet om met voldoende ouders tot meer dan twee momenten te komen om focusgroepen uit te voeren.

Een focusgroep is een goede manier om erachter te komen hoe de deelnemers denken en voelen over een bepaald onderwerp en brengt de verzameling van meningen samen (Krueger & Casey, 2014). Een focusgroep zorgt voor specifieke uitkomsten door de interactie en reflectie onderling tussen de deelnemers over hun visie over een bepaald onderwerp. De sociale context van een bepaald fenomeen wordt bestudeerd, hoe de

deelnemers hierover praten en/of wat voor creatieve oplossingen voor een probleem worden bedacht (Plochg & Van Zwieten, 2007). De projectgroep verkoos dit dan ook boven

interviews en andere onderzoeksmethodes. Omdat op deze wijze niet alleen de ervaringen met/meningen over oppassen op een kind met een beperking werden besproken. Maar ook zou worden gediscussieerd over het feit of een student deze oppaszorg op zich zou kunnen nemen, wat hiervoor nodig zou zijn en hoe aangekeken wordt tegen een mogelijke dienst als Oppassend.

Gestreefd werd naar een minimale opkomst van zes tot een maximum van tien ouders binnen één focusgroep (Saunders, Lewis, Thornhill, Booij & Verckens, 2011). Krueger & Casey (2014) en Van Royen & Peremans (2007) geven aan dat een ruime range is met een minimum van vier deelnemers tot een maximum van twaalf deelnemers voor een focusgroep. Zo kan iedereen aan het woord komen en is de groep ook groot genoeg om informatie uit te wisselen en het onderwerp te bediscussiëren (Boeije, 2014). Belangrijk bij een focusgroep is homogeniteit in de groepssamenstelling, de projectgroep heeft hierin een bewuste keuze gemaakt met allemaal ouders van kinderen met een beperking bij de

stichting Ons Tweede Thuis. Procedure

In de focusgroepen wilde de projectgroep de mening onderzoeken van ouders over het inzetten van studenten als oppas. Hierin vond de projectgroep het belangrijk dat de ouders zich op hun gemak voelden, zich gerespecteerd voelden en vrij om hun mening te uitten.

(9)

8 Alleen wanneer de focusgroep daaraan voldoet zal het maximale aan resultaten worden behaald (Krueger & Casey, 2014). Ter voorbereiding is een topiclijst opgesteld, met een algemeen deel gericht op het oppassen in zijn algemeenheid en eventuele ervaringen

hiermee (Boeije, 2014). Gevolgd door het specifieke deel over een mogelijke oppasdienst als Oppassend, wat deze inhoudt, hoe ouders hier tegenover staan en wat zij voor een

dergelijke student-oppasser belangrijk vinden. Om vervolgens een conclusie te trekken waarin ouders de voorwaarden, wensen en behoeften beschrijven die zij stellen om een student als oppasser aan de slag te laten gaan. Ter voorbereiding op de focusgroepen is dit door de drie onderzoekers gezamenlijk tweemaal geoefend. Op deze momenten is feedback gegeven op elkaars rol als onderzoeker en zijn nog een aantal punten in de topiclijst

aangepast om valkuilen te vermijden. Er was één gespreksleider, een notulist en een tijdsbewaker. De gespreksleider zorgde aan de hand van de topiclijst voor structuur binnen het gesprek, vroeg soms om verduidelijking, vatte samen en stelde nieuwe vragen. De notulist beschreef kort en bondig de opvallende verbale en non-verbale waarnemingen van het gesprek. De tijdsbewaker zorgde voor het invullen van de informed consent formulieren en voor het opnemen van het gesprek.

Het volledige draaiboek van de focusgroepen is te vinden in bijlage 3. Op basis van de antwoorden zal een conclusie getrokken worden waaraan aanbevelingen gekoppeld zullen zijn voor het startende bedrijf Oppassend.

Bij aanvang van de focusgroepen is allereerst om toestemming gevraagd voor het opnemen en gebruiken van de gegevens en is een informed consent ondertekend door de ouders (zie bijlage 7). Vervolgens heeft de projectgroep uitgelegd dat de focusgroep een onderdeel is van een afstudeerproject aan de opleiding ergotherapie met Ons Tweede Thuis als opdrachtgever.

Deelnemers

De focusgroepen zullen worden gehouden onder ouders van kinderen met een beperking binnen Ons Tweede Thuis. In overleg met de opdrachtgevers van Ons Tweede Thuis zijn de ouders van vier kinderdienstencentra benaderd: De Lotusbloem, de Wollewei, De Zevenster en Nifterlake (Ons Tweede Thuis, 2014). De ouders zijn benaderd middels een informatieve brief per email (zie bijlage 2) met hierin uitleg over het afstudeerproject, het onderwerp van deze focusgroep en wat van de ouders wordt verwacht. Deze brieven zijn aan de

locatiemanagers verstuurd, waarna zij deze konden uitdelen aan de ouders van de locatie. De projectgroep hoopte hiermee zoveel mogelijk ouders deel te laten nemen, omdat in de literatuur wordt gezegd dat een zo groot mogelijk aantal deelnemers het beste is (Scholten, 2011).

In totaal waren er elf aanmeldingen van ouders over de vier locaties. Hiervan waren de meeste aanmeldingen vanuit locatie Nifterlake (7). Drie momenten werden gekozen op basis van de voorkeuren van de ouders van Nifterlake en met deze data heeft de

projectgroep de ouders opnieuw benaderd. Echter waren te weinig aanmeldingen (drie of minder) waardoor deze gesprekken zijn gecanceld. Het probleem van weinig aanmeldingen en het concreet krijgen van één datum voor de focusgroep is teruggekoppeld naar

opdrachtgevers en locatiemanagers. In overleg met de opdrachtgevers en de

locatiemanager van de Lotusbloem is gekozen om in gesprek te gaan met ouderraden van twee locaties. Zo heeft de projectgroep bereikt dat de eerste focusgroep kon plaatsvinden binnen een vergadermoment met vier ouders van de ouderraad van de Zevenster. Voor de tweede focusgroep is contact gelegd met de ouderraad van de Lotusbloem in Aalsmeer, twee ouders van de ouderraad en twee andere geïnteresseerde ouders maakten de tweede focusgroep compleet.

Analyse van meetresultaten

De beide focusgroepen zijn na toestemming van de ouders middels informed consent volledig opgenomen om tijdens het analyseren de informatie te kunnen reproduceren. Dit audiofragment is door twee van de onderzoekers individueel teruggeluisterd en uitgewerkt. Het uitwerken bestond uit het uitschrijven van de onderwerpen, sleutelwoorden en -zinnen,

(10)

9 ook wel codes genoemd (Plochg & Van Zwieten, 2007). Beide onderzoekers maakten een lijst van de belangrijkste topics en de gegevens die hierbij hoorden, de derde onderzoeker vergeleek de lijsten met elkaar en maakte één concreet eindresultaat hiervan. De twee focusgroepen zijn op deze wijze naast elkaar gelegd om overeenkomsten, verschillen en patronen te ontdekken (Krueger & Casey, 2014).

Praktijkonderzoek deel 2:

Onderzoek onder ergotherapiestudenten

Onderzoeksdesign

Om de gedachtes, wensen en behoeften over het oppassen op een kind met een beperking bij studenten in kaart te brengen is gekozen voor het opstellen van een kwalitatieve survey. Deze keuze is gemaakt met behulp van de meningen van twee onderzoekers, tevens

docenten aan de Hogeschool van Amsterdam. Zij hebben veel ervaring in het doen van deze vorm van onderzoek onder grote groepen participanten en adviseerden de projectgroep om de vragenlijst eenvoudig en makkelijk toegankelijk te maken, zodat de hoeveelheid reacties zo groot mogelijk zou worden.

Door middel van het verspreiden van een kwalitatieve survey onder 111 tweedejaars ergotherapiestudenten konden specifieke vragen worden gesteld aan een grote groep participanten (Baarda & Goede, 2006). Zo’n kwalitatieve survey wordt ook wel een populatiebeschrijvend onderzoek genoemd, waarbij in dit onderzoek de tweedejaars ergotherapiestudenten de populatie zijn. In de vorm van een kwalitatieve survey kan

verscheidenheid van gedachtes en ervaringen op het gebied van oppassen op een kind met een beperking bij deze studenten in kaart worden gebracht (Lucassen & Olde Hartman, 2007).

Procedure

Middels Google Forms is een digitale survey opgesteld met hierin meerkeuzevragen waarin bij enkele vragen de mogelijkheid was een aanvullende beschrijving of toelichting te geven. Hier is voor gekozen om de gedachten en redeneringen van studenten zo optimaal mogelijk in kaart te brengen en de studenten de mogelijkheid te geven om zich verder te kunnen toelichten indien zij dit nodig achtten.

In de survey is onderscheid gemaakt tussen een algemeen en een specifiek deel met vragen. De vragen in het algemene deel richtten zich op de interesse en belangstelling van studenten om als oppasser met de doelgroep kinderen met een beperking te werken. Wanneer de student geïnteresseerd was in oppaswerk en affiniteit had met de doelgroep kinderen met een beperking, vervolgden zij de vragenlijst met het specifieke deel. Indien dit niet het geval was, was de survey afgelopen.

De vragen in het specifieke deel richtten zich op de specifieke wensen en

(aanvullende) behoeften van de student om als oppasser aan het werk te gaan. De volledige vragenlijst kunt u vinden in de bijlage 5.

Deelnemers

Voor de kwalitatieve survey zijn ergotherapiestudenten van de Hogeschool van Amsterdam benaderd die in ieder geval hun propedeuse behaald hebben. De studenten die zijn

benaderd volgden op het moment van het onderzoek “Programma 4” van de opleiding Ergotherapie. Dat wil zeggen dat inmiddels de propedeuse behaald is en nu een stage gedaan wordt.

De coördinator van het betreffende programma is benaderd. Zij heeft toestemming gegeven en aangeboden om de kwalitatieve survey in gang te zetten. In totaal werden 111 (N=111) studenten benaderd waarvan 36 studenten de survey hebben ingevuld.

(11)

10 Analyse van meetresultaten

De kwalitatieve survey werd door 36 studenten ingevuld op Google Forms. Deze resultaten werden automatisch verwerkt en in een overzicht geplaatst. Deze resultaten zijn zichtbaar in bijlage 5. De resultaten werden vervolgens naast elkaar gelegd, vergeleken en door een onderzoeker geanalyseerd. Hierbij zijn de resultaten van de open vragen uitgeschreven waarna deze gegevens verwerkt zijn met de resultaten van de meerkeuze antwoorden. De toelichtingen zijn uitgeschreven in bijlage 6. Om de kwantitatieve data van de gesloten vragen inzichtelijk te maken is gebruik gemaakt van Excel i.c.m. Word om grafieken en tabellen uit te werken. Ook waren een aantal vragen niet verplicht, zo waren de deelnemers niet verplicht om hun naam in te vullen zodat de survey anoniem ingevuld kon worden.

Resultaten

Literatuuronderzoek

Uit literatuuronderzoek is gebleken dat ouders van kinderen met een beperking vaker en sneller een gevoel van angst, depressie en stress ervaren. Dit komt voor een gedeelte door de fysieke belasting die de zorg van sommige dingen met zich meebrengt, maar vaker wordt gezegd in de literatuur dat dit komt door de gedragsproblemen die het kind met een

beperking vaak heeft. Daarnaast is het feit dat deze kinderen vaak continue toezicht nodig hebben een belangrijk aspect dat kan bijdragen aan overbelasting van ouders. Ook is gebleken in de literatuur dat ouders vaak moeite hebben met het bereiken van

(hulp)diensten, wat extra stress kan opleveren. Ouders hebben vaak het gevoel in een isolement te zitten en weinig sociale hulp te krijgen van anderen, zoals familieleden en anders diensten (Spaan, 2016).

De tweede literatuurstudie richtte zich op ergotherapeutische dienstverlening bij kinderen met een beperking in de thuissituatie. De conclusie van de literatuurstudie van Van Lingen (2016) is dat bij kinderen met een cerebrale parese, autisme, verstandelijke of fysieke beperkingen een significante verbetering op kan treden door ergotherapeutische

dienstverlening bij deze kinderen in de thuissituatie. Vooral zogenaamde ergotherapeutische thuisprogramma’s zijn in een aantal onderzoeken als positief beoordeeld en kunnen zorgen voor verbetering op verschillende niveaus. Echter zou volgens deze literatuurstudie verder onderzoek zich kunnen richten op de één op één behandeling van ergotherapeut op kind, omdat in de geïncludeerde literatuur veelal een grote rol was weggelegd voor de ouders. Voor kinderergotherapeuten is op verschillende vlakken wel meerwaarde aangetoond van therapie bij families in de thuissituatie, maar voor een mogelijke dienst als Oppassend.nl zal nog op een andere manier de meerwaarde van ergotherapie(studenten) in de thuissituatie moeten worden uitgezocht (Van Lingen, 2016).

Ten slotte is literatuuronderzoek gedaan naar de meerwaarde van een vaste oppas/begeleider in de thuissituatie bij kinderen met een beperking. In dit onderzoek

concludeert Steijn (2016) dat er een positieve meerwaarde is voor zowel de kinderen met de beperking als de omgeving waarin zij leven. Uit de literatuurstudie volgde een positief effect op het emotionele welzijn en de kwaliteit van leven van zowel het kind als het gezin.

Bovendien wordt de participatie van het kind in het dagelijks leven vergroot wanneer een vaste oppas steun kan geven.

Focusgroepen

De eerste focusgroep vond plaats op de locatie Zevenster (Hoofddorp) en was met vier ouders. Deze ouders zijn tevens allemaal onderdeel van de oudercommissie van deze

(12)

11 locatie. De tweede focusgroep, op locatie de Lotusbloem (Aalsmeer), werd ook gehouden met vier ouders. Ook deze ouders zijn voor een deel afkomstig uit de oudercommissie.

De resultaten van beide focusgroepen zijn in dit verslag samengevoegd, en de overkoepelende thema’s worden hier beschreven. De uitwerking van de focusgroep staat in bijlage 4.

Oppas/thuishulp ervaring

Drie van de ouders geven aan dat zij wel eens gebruik hebben gemaakt van externe

oppassers. Één van deze ouders heeft haar eigen groep van drie studerende oppassers via Marktplaats gevonden en betaalt deze vanuit het persoonsgebonden budget. De andere ouder met ervaring met oppassers is in contact gekomen met studenten pedagogiek via een bemiddelingsbureau, deze studenten zorgden zelf voor hun vervanger. De derde ouder maakt alleen gebruik van een oppas als haar dochter in bed ligt of onderweg is naar bed. Dit zijn ‘gewone’ meisjes van 16/17 jaar uit de buurt. De overige ouders maken af en toe gebruik van familieleden, hebben helemaal geen oppas omdat hun kind niet meer thuis woont, vinden de drempel te hoog om een oppas aan te nemen (“het is een inbreuk op je privacy”) of de gedragsproblemen van het kind zijn zodanig dat een oppas het kind niet naar bed zou kunnen brengen of zou kunnen helpen bij de verzorging.

Van de acht ouders zijn twee gezinnen waarvan hun kind (gedeeltelijk) in een zorginstelling woont, en is een gezin waarvan het kind een keer per maand naar een logeerhuis gaat. Als reden geeft deze ouder aan: “Oppassen hebben we eigenlijk altijd zelf gedaan en bij opa en oma of broers of zussen. Maar ja dat ging goed zolang hij tussen de vier en acht was, maar dat wordt nu steeds zwaarder en steeds moeilijker.” Twee van de gezinnen hebben een aantal dagdelen in de week ambulante thuisbegeleiding, dit gaat vooral om de momenten direct na schooltijd.

Over het algemeen zijn ouders positief over de hulp die zij ontvangen. Meerdere ouders gaven aan de drempel (te) hoog te vinden om hulp/oppas te vragen. Echter zij gaven ook aan, dat zodra ze de stap hadden genomen om hulp te vragen en deze hulp ook

daadwerkelijk kwam (in welke vorm van ook) dit een grote ontlasting voor het gezin was. De ouders concludeerden dat het erg belangrijk is dat een oppas/thuishulp bereid is om leuke dingen met het kind te doen en luistert naar de behoeften van het kind, op dat moment kan extra hulp in huis een ontlasting zijn voor het gezin.

Wensen en eisen m.b.t. oppasstudent

In de focusgroepen stelde de projectgroep de volgende vraag: “Waar moet een student-oppas of in dit geval zorgstudent-student-oppas aan voldoen?”. Vervolgens kwamen de ouders met een aantal eisen voor een oppasstudent. In beide groepen werd als belangrijk genoemd dat er een klik moet zijn tussen student en gezin. Deze ‘klik’ kan volgens de ouders ontstaan in een kennismakingsgesprek en door eerst met de nieuwe oppas samen iets te doen om elkaar beter te leren kennen. Ook moet de oppasstudent op de eventuele andere kinderen passen. Daarnaast moet een student zorgvuldig zijn en eigen initiatief tonen om activiteiten te ondernemen met het kind. Ouders vinden het belangrijk dat niet elke keer iemand anders komt, maar dat een student voor langere tijd beschikbaar is (minimaal een jaar). Dit hoeft niet elke keer dezelfde student te zijn, het is ook goed als een groepje studenten komt die elkaar afwisselen.

De ouders benoemen een aantal eisen wat betreft kennis over de zorg en omgang met het kind. Het is voor ouders belangrijk dat studenten basiskennis hebben over

verschillende zorgaspecten en weten hoe om te gaan met bijvoorbeeld epilepsie en medicatie. Mocht deze kennis nog niet aanwezig zijn vinden ouders het belangrijk dat

studenten bereid zijn om deze kennis op te doen. Daarnaast moet een student pit hebben en stevig in zijn of haar schoenen staan om om te kunnen gaan met kinderen met (ernstige) gedragsproblematiek, zeker als de kinderen wat ouder, groter en sterker worden. Ook moet de student niet vies zijn van bijvoorbeeld poep en kwijl. Ervaring met kinderen door

oppaswerk of stage zien ouders als een groot voordeel, maar belangrijker is dat studenten affiniteit hebben met de doelgroep.

(13)

12 Belangrijk is om te zeggen dat niet alle eisen voor elk kind gelden, aangezien met kinderen gewerkt gaat worden met verschillende beperkingen en deze allen een eigen aanpak vragen. Een suggestie van de ouders was dat bij het ene kind bijvoorbeeld een verpleegkundestudent wordt ingezet, en bij het andere kind een ergotherapiestudent. Voor- en nadelen oppasstudent

De ouders werden vervolgens gevraagd de voor- en nadelen op te sommen van een student die komt oppassen. De ouders kwamen tot de volgende nadelen:

 Jonge studenten hebben minder inzicht in hygiëne, ruimen niet altijd gebruikte spullen achter zich op en hebben volgens de ouders minder gezond verstand dan bijvoorbeeld de oma van het kind.

 Misschien dat de student beperkt is in tijd, ouders zouden graag zien dat de student langdurig beschikbaar is ook in verband met wennen van/aan de kinderen.

Daarentegen zagen de ouders de volgende voordelen van een studentoppas:

 Studentoppassers zullen volgens de ouders een stuk goedkoper zijn dan bijvoorbeeld zorgprofessionals die nu vaak worden ingeschakeld.

 Een studentoppas biedt nieuwe inzichten en past zich makkelijker aan binnen een gezin dan een ouder iemand die vaak op- en aanmerkingen heeft.

 Een (jonge) student pakt dingen anders op, “Krijg ik een appje van de oppas met mijn kind, een selfie waar ze gekke bekken trekken. Die krijg ik bijvoorbeeld niet van oma, maar dat vind ik wel grappig, een geneeskunde student die dat doet.” geeft één van de ouders aan.

 De kinderen reageren erg enthousiast op studenten van jongere leeftijdscategorie.  Een student als oppasser zal sneller ingezet kunnen worden, bijvoorbeeld bij Ons

Tweede Thuis duurde het lang voordat thuishulp gevonden was. Daarnaast geven de ouders aan dat wanneer zij om hulp vragen het eigenlijk al te laat is, dus is het belangrijk dat snel wordt gehandeld.

Financiering

Een aantal ouders kwam met de vraag of al nagedacht is over de betaling van de

oppasstudenten. Zij gaven aan bereid te zijn om meer te betalen voor een dergelijke oppas, aangezien hun kind grotere zorgbehoeften heeft en meer aandacht vraagt dan bij gezinnen zonder kind met een beperking. Echter ouders geven ook aan dat het budget daar niet altijd naar is, en een avondje uit wel leuk moet blijven. Ouders gaven daarbij aan dat het redelijk is om een ander tarief te vragen als het kind slaapt of dat de student overdag oppast.

Daarnaast is het belangrijk dat de oppasstudent ook op de andere kinderen van het gezin past, voor hetzelfde tarief.

Één van de ouders vroeg of deze vraag ook aan studenten is gevraagd, om erachter te komen hoeveel een student zou willen vragen om op te passen op een kind met een beperking. Als dit verschil erg groot is zou dat een probleem kunnen vormen voor de toekomstige oppasdienst.

Daarnaast werd door ouders aangegeven dat het fijn zou zijn als de student

bijvoorbeeld (gedeeltelijk) vanuit PGB of ZIN betaald zou kunnen worden. Dit zou een oppas toegankelijker maken voor ouders en zij zouden dan vaker gebruik kunnen maken van een dergelijke oppas. Notitie daarbij is wel dat de student op dat moment een contract aan moet gaan bij de Sociale Verzekeringsbank.

(14)

13

Kwalitatieve survey

In het onderzoek werden 111 ergotherapiestudenten benaderd die in het tweede jaar van de opleiding ergotherapie zitten. De kwalitatieve survey werd uiteindelijk door 36 studenten ingevuld. In tabel 1 worden de gegevens van de deelnemende studenten weergegeven. Tabel 1

17-20 jaar 21-24 jaar 25 jaar en ouder

Man (4) 3 1 -

Vrouw (32) 25 6 1

De kwalitatieve survey bestond uit een algemeen deel welke door 36 studenten werd ingevuld. In dit deel wordt onderzocht of de studenten na de opleiding ergotherapie willen werken met kinderen met een beperking, of zij ervaring hebben met werken met deze doelgroep en of zij het mogelijk achtten om naast de opleiding oppaswerk te doen met deze doelgroep.

Op het gebied van interesse in de doelgroep geven 19 van de van de 36 studenten aan na de opleiding ergotherapie graag met de doelgroep kinderen te willen werken. 17 studenten hebben op dit moment niet de voorkeur om met deze doelgroep te werken.

Van de 36 studenten geven 26 aan ervaring te hebben met het werken met kinderen met een beperking, waarvan 10 studenten ervaring hebben door een kinderstage, 7 door vrijwilligerswerk of ervaring in de thuissituatie, 6 studenten door oppaswerk en 3 studenten hebben ervaring op gedaan door zowel een kinderstage als oppaswerk. Daarnaast geven 5 studenten een open beschrijving dat zij ervaring hebben door vrijwilligerswerk met deze doelgroep of door kinderen met een beperking in hun omgeving.

Daarentegen hebben 10 studenten geen ervaring, waarvan 6 studenten wel ervaring op zouden willen doen. 4 studenten geven aan geen behoefte te hebben aan het opdoen van ervaring in deze doelgroep.

Voor 12 van de 36 studenten is het niet mogelijk naast de opleiding op te passen op een kind met een beperking. Hierbij geven 8 studenten aan dat dit belemmerd wordt doordat zij geen tijd hebben naast hun studie, stage en/of werk. Daarnaast geven enkele studenten aan het te spannend te vinden om op een kind met een beperking te passen. De 24 studenten die dit wel mogelijk achtten vervolgden de kwalitatieve survey met het specifieke deel.

In grafiek 1 wordt weergegeven bij welke doelgroepen de voorkeuren liggen van de studenten. Hieruit komt naar voren dat de doelgroep kinderen met een lichamelijke

beperking de studenten het meest aanspreekt om op te passen. Grafiek 2 geeft de voorkeur van de studenten weer voor de leeftijdsgroepen.

In het specifieke deel van de kwalitatieve survey wordt ingegaan op de interesse en wensen van de studenten, de kennis die zij op dit moment al hebben en de kennis en vaardigheden die zij nog denken nodig te hebben.

(15)

14 Er wordt onderscheid gemaakt tussen kinderen met een lichamelijke beperking, een

verstandelijke beperking, ADHD en autisme en een meervoudige beperking wanneer gekeken wordt naar de kennis en vaardigheden die studenten al voldoende denken te hebben.

18 van de 24 studenten denkt in staat te zijn op een kind te kunnen passen met een lichamelijke beperking op basis van de kennis en vaardigheden die zij in de opleiding gehad hebben. Daarentegen vinden 6 studenten dat zij te weinig kennis en ervaring hebben om op kinderen met een lichamelijke beperking te passen. Hierbij geven zij aan graag specifieke kennis te willen hebben over het ziektebeeld van het kind waar hij of zij zou gaan oppassen.

Van de 24 studenten geven 14 studenten aan dat zij denken in staat te zijn om op een kind te kunnen passen met een verstandelijke beperking. 10 studenten geven aan zich op dit moment niet vaardig genoeg te vinden. Zij geven aan specifiekere kennis te willen omdat dat tot op heden niet op de opleiding naar voren is gekomen. Daarnaast wordt

onwetendheid over de benaderingswijze door enkele studenten genoemd en een gebrek aan ervaring.

13 studenten geven aan dat zij verwachten goed in staat te zijn op een kind met ADHD en autisme te kunnen oppassen. 9 studenten geven aan dat op dit moment niet in staat zijn om op een kind met autisme of ADHD te passen omdat zij dit ziektebeeld erg complex vinden en een barrière in de benaderingswijze zien. Hierin zouden zij begeleiding, specifieke kennis en ervaring willen om dit uiteindelijk wel te kunnen.

Wanneer gekeken wordt naar de doelgroep kinderen met een meervoudige beperking, wordt door 7 studenten aangegeven dat zij denken in staat te zijn om op deze

0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20

Kinderen met een meervoudige beperking Kinderen met een verstandelijke beperking Kinderen met autisme en ADHD die speciaal

onderwijs krijgen

Kinderen met een lichamelijke beperking

Grafiek 1

Aantal studenten 4 (17%) 13 (54%) 4 (17%) 3 (12%)

Grafiek 2

0-4 jaar 4-8 jaar 8-12 jaar 12-18 jaar

(16)

15 doelgroep te kunnen passen. 17 studenten geven aan zich op dit moment niet competent genoeg te vinden om op deze kinderen te passen. Aangegeven wordt dat deze doelgroep erg complex is en dat zij hier in de opleiding nog geen kennis over gekregen hebben. Daarbij zijn de studenten angstig over de verzorging en de fouten die zij hierin zouden kunnen maken.

In grafiek 3 wordt weergegeven op welke gebieden studenten meer kennis zouden willen hebben voordat zij aan de slag gaan als oppasser. Daarnaast gaven twee studenten aan dat zij graag kennis zouden willen krijgen over de beperking van het kind waarop gepast zou worden.

De vaardigheden die studenten nog graag willen ontwikkelen voordat zij aan de slag gaan als oppasser worden weergegeven in grafiek 4. Daarbij werd door een student aangevuld dat hij/zij graag meer kennis zou willen hebben over de algemene benaderingswijze en het geven van structuur aan deze kinderen.

Ten slotte wordt gevraagd naar de interesse in een oppasdienst als Oppassend. Van de 24 studenten geven 22 studenten aan dat zij zich zouden inschrijven bij een oppasdienst als Oppassend. 2 studenten geven aan dit niet te doen omdat zij het een te grote verantwoordelijkheid vinden om op deze doelgroep te passen.

0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20

Kennis over lichamelijke beperkingem Kennis over verstandelijke beperkingen Kennis over autisme en ADHD Kennis over meervoudige beperkingen Overig

Grafiek 3

Aantal studenten

0 5 10 15 20 25

Tillen en transfers Verzorging (toilet, wassen, aan- en uitkleden, naar bed…

Helpen met eten en drinken Ondersteunen bij activiteiten Hoe om te gaan met gedragsproblemen Hoe te communiceren met kinderen die niet spreken Overig

Grafiek 4

(17)

16

Resultaten in relatie tot hoofdvraag

Er zijn een aantal overeenkomsten te benoemen vanuit de resultaten van het literatuuronderzoek en praktijkonderzoek. Zo concludeerde Spaan (2016) in de literatuurstudie dat ouders van een kind met een beperking eerder overbelast zijn. Dit brachten de ouders zowel verbaal als non-verbaal naar voren tijdens de focusgroepen. Daarnaast kwam uit deze literatuur naar voren dat kinderen met gedragsproblemen een grote mentale/fysieke belasting vormen voor ouders. Dit kwam in de focusgroepen terug bij de ouders van oudere kinderen met gedragsproblematiek. Zij gaven aan dat wanneer hun kind ouder en daarmee groter en sterker wordt, zij steeds meer moeite kregen om de zorg zelf op zich te nemen. De ouders en ook andere familieleden gaven aan dat dat het moment is dat meestal externe hulp benodigd is. Op het gebied van deze doelgroep gaven studenten in de survey aan dat zij verwachtten dat de benaderingswijze en de omgang met kinderen met gedragsproblemen erg moeilijk zal zijn en zij daarom daar graag meer kennis en vaardigheden over zouden willen krijgen.

Daarnaast komt de projectgroep een overeenkomst tegen wanneer gekeken wordt naar de literatuurstudie van Steijn (2016) waarin het belang van een vaste oppas voor een langere periode naar voren komt. Dit blijkt ook een eis van de ouders te zijn in de

focusgroepen. Zij wensen een oppasser voor een langere periode, minimaal een jaar, zodat het kind niet steeds zal moeten wennen aan nieuwe personen. Hierbij geven zij aan dat het ook goed is als meerdere studenten elkaar afwisselen voor langere periode.

Naast het feit dat de student voor langere periode aanwezig moet zijn is het ook gewenst dat de student een zorgachtergrond heeft. Dit komt overeen met de gevonden literatuur, waarin de meerwaarde van een zorgprofessional (ergotherapeut) in de thuissituatie bij kinderen met een beperking wordt aangetoond (Van Lingen, 2016).

Ten slotte wordt een belangrijke overeenkomst gevonden wanneer de resultaten uit de focusgroepen en kwalitatieve survey vergeleken worden. In beide onderzoeken is een mogelijke dienst als Oppassend geïntroduceerd en zijn hier vragen over gesteld. Hieruit kwam naar voren dat zowel de ouders als de studenten erg enthousiast zijn. Waarbij ouders denken dat er veel vraag is naar een dergelijke dienst. Bovendien geven studenten aan zich in te willen schrijven wanneer een dienst als Oppassend op de markt komt.

(18)

17

Discussie

Interpretatie resultaten

De projectgroep had van tevoren de hypothese dat ouders positief zouden zijn over het feit dat een student zou komen oppassen. Daarnaast was de verwachting dat veel studenten affiniteit zouden hebben met de doelgroep kinderen en daardoor meer ervaring willen op doen met deze doelgroep. Uit de resultaten komt naar voren dat de behoefte aan een oppas aanwezig is, maar dat ouders het lastig vinden om de zorg daadwerkelijk uit handen te geven. Daardoor is vaak nog weinig toch geen thuisondersteuning aanwezig in deze

gezinnen. Ouders staan welwillend tegenover een student uit de zorgsector als oppas, maar hebben hier wel een uitgebreid eisenpakket voor. De projectgroep verwacht dat ondanks dit eisenpakket de ouders moeite blijven hebben met het uit handen geven van de zorg voor hun kind. Dit zou een nadelig effect kunnen hebben voor een dienst als Oppassend, dat ouders om deze reden toch niet om hulp vragen of hier lang mee wachten. Veel studenten hebben aangegeven graag aan de slag te willen als oppas van een kind met een beperking, maar willen nog wel meer relevante kennis opdoen voordat zij zich competent genoeg voelen om aan de gang te gaan bij een gezin. Dit lag in lijn met de verwachting van de projectgroep. Opvallend was dat bijna alle studenten aan hebben gegeven op dit moment niet genoeg kennis te hebben over de doelgroep, wat zou betekenen dat er voor een dienst als

Oppassend kansen liggen om aanvullende educatie aan te bieden omdat studenten hier wel meer behoefte aan hebben.

Sterke punten en beperkingen onderzoek

De projectgroep heeft met de start van de afstudeerfase meteen goed initiatief getoond, door verschillende bedrijven, stichtingen en diensten als mogelijke opdrachtgevers te benaderen. Dit initiatief kwam ook terug in het contact leggen met docenten aan de Hogeschool van Amsterdam die expertise hadden met betrekking tot de gebruikte onderzoeksmethodes. Vervolgens moest contact gelegd worden met studenten en ouders van kinderen met een beperking om deel te nemen aan het onderzoek. Ook hierbij nam de projectgroep initiatief door meerdere pogingen te doen om met de ouders tot één moment te komen voor een focusgroep. Daarnaast is contact gelegd met de coördinator van programma 4 om via deze weg grootschalig studenten te kunnen benaderen.

Aan het onderzoek zijn een aantal mogelijke beperkingen te benoemen. Zo wordt in de literatuur verschillend gedacht over het aantal deelnemers wat minimaal benodigd is voor een representatieve focusgroep binnen een onderzoek. Deze minima variëren van minimaal 4 deelnemers tot minimaal 7 deelnemers (Saunders et al, 2011). (Krueger & Casey, 2014) (Van Royen & Peremans, 2007). De projectgroep streefde naar 6 tot 10 deelnemers, helaas konden ouders weinig of helemaal geen tijd vrij maken om deel te nemen aan een

focusgroep. Opvallend daarbij is dat ouders vaak niet konden omdat ze geen oppas hadden, dit ligt in lijn met verwachtingen en de aanleiding van dit project. Uiteindelijk is als laatste optie gebruik gemaakt van twee ouderraden en andere geïnteresseerde ouders die aanwezig konden zijn. Het gebruiken van ouderraden als focusgroep geeft mogelijke bias doordat de ouders die het hardste oppas (of dergelijke hulp) nodig hebben niet aanwezig waren bij de focusgroep doordat zij hun zoon/dochter niet alleen konden laten. Het is daarom de vraag of de groep representatief is voor de gehele populatie.

Bovendien kan de rol van de focusgroep begeleider bediscussieerd worden. In beide focusgroepen nam een andere onderzoeker de rol van gespreksleider op zich. Dit kan ervoor zorgen dat de focusgroepen anders gestuurd werden ondanks gebruik is gemaakt van dezelfde topiclijst. Daarbij kan als discussiepunt gesteld worden dat geen sprake was van onafhankelijke gespreksleiders, maar gespreksleiders uit de projectgroep.

Voor de gehele projectgroep was het de eerste keer dat zij een focusgroep deden. Dat maakt het dat hier veel van is geleerd zowel op methodologisch niveau als de ervaring om dit soort gesprekken te voeren met ouders van kinderen met een beperking. De

(19)

18 opzichte van individuele vormen van onderzoek omdat ouders elkaar aanvulden, steunden en ook met elkaar in discussie gingen. Dat het de eerste keer was dat een focusgroep werd uitgevoerd zorgde ervoor dat de onervarenheid naar voren kon komen, de projectgroep heeft dit proberen op te lossen door vooraf te oefenen en een concrete topiclijst op te stellen die het gesprek in grote lijnen kon leiden.

Daarnaast was bij de eerste focusgroep locatiemanager en tevens de opdrachtgever van dit project Erik van Loon aanwezig. Dit zou een bias kunnen zijn omdat ouders

misschien minder snel iets zouden uitten wat te maken heeft met Ons Tweede Thuis. Bij de tweede focusgroep was niemand van Ons Tweede Thuis aanwezig, opvallend was dan ook dat Ons Tweede Thuis toen wel kort ter sprake kwam. Zo gaf één van de ouders aan dat de wachttijd voor thuishulp voor diens familie te lang was en zij daarom voor een andere optie hebben gekozen. Bij een andere ouder duurde het lang voordat terugkoppeling werd gegeven over telefonisch contact over een eventuele thuisondersteuning.

Bij de focusgroepen is geen specifieke aandacht besteed aan welke beperking de kinderen hadden. In de focusgroepen werd de nadruk vooral gelegd op de wensen en eisen voor een student als oppasser. Er is daarbij uitgegaan van het feit dat het kind meer

behoeften heeft dan een kind zonder beperking, maar wegens privacy redenen en omdat de projectgroep in verband met de beschikbare tijd en relevantie, niet het hele medische verhaal aan ouders wilden vragen is voor dit project gekozen om dit op de achtergrond te laten. Daardoor is een algemene wensen- en eisenlijst voor een oppasstudent opgesteld. Bij specifieke casussen zal altijd gekeken moeten worden welke aspecten wel en niet van toepassing zijn op het betreffende kind.

Een andere belangrijke bias zou kunnen zijn dat de kwalitatieve survey maar door 32% van het totaal aantal benaderde studenten is ingevuld. De vragenlijst is via de mail onder studenten verspreid, en deze hebben na een week een herinnering gekregen van hun docenten. Van de studenten die de vragenlijst niet hebben ingevuld is onduidelijk waarom zij dit niet hebben gedaan. Hier zijn verschillende redenen voor mogelijk, bijvoorbeeld dat ze het zijn vergeten, geen tijd hadden of het onderwerp ze niet interesseerde. Ook is door de projectgroep de functie om de vragenlijst meerdere keren in te vullen niet geblokkeerd, het zou daarom zo kunnen zijn dat een student de vragenlijst meerdere keren in had kunnen vullen. Het is hierbij de vraag in hoeverre de groep studenten representatief is.

De projectgroep staat volledig achter de gemaakte keuze voor een digitale

kwalitatieve survey. De ervaring met deze vorm van onderzoek is goed bevallen omdat met een aantal open vragen de mogelijkheid werd gegeven aan studenten om duidelijk hun eigen mening te uitten. De digitale vorm van de survey in Google Forms zorgde ervoor dat het door de studenten makkelijk ingevuld kon worden. Echter kan er ook gemakkelijk overheen

gelezen worden of bewust voor worden gekozen om de vragenlijst te negeren en niet in te vullen. Hier had de projectgroep meer een rol in kunnen spelen door persoonlijk contact (bijvoorbeeld in stagegroepen) en daarmee het aansturen van de studenten. Helaas werd de mogelijkheid om in de lessen aanwezig te zijn door alle betreffende docenten afgekeurd. Wel heeft de digitale vorm als voordeel dat de gegevens snel konden worden geanalyseerd. Studenten hadden nu de mogelijkheid om de vragenlijst meerdere keren in te vullen.

De conclusies van het eerder uitgevoerde literatuuronderzoek zijn meegenomen en samengevoegd met de resultaten van het praktijkonderzoek. Echter bleek uit de

literatuurstudie van Steijn (2016) dat zeer weinig literatuur beschikbaar was over een vaste oppas. De literatuurstudie over ergotherapie in de thuissituatie bij kinderen met een

beperking bevatte veel verschillende vormen van ergotherapeutische dienstverlening in de literatuur, daarom is het lastig hier een verdere conclusie uit te trekken.

(20)

19

Conclusie

Aan het begin van dit project is de volgende hoofdvraag opgesteld:

Hoe kan de dienst Oppassend bijdragen aan de ontlasting van ouders met een kind met een beperking door het inzetten van studenten met een zorgachtergrond als oppas in de

thuissituatie?

Er zijn twee praktijkonderzoeken opgezet, waarbij een onderzoek gericht is op de ouders van een kind met een beperking en een onderzoek gericht op de

ergotherapiestudenten.

Door middel van twee focusgroepen zijn de wensen en behoeften van de ouders in beeld gebracht en middels een kwalitatieve survey is gekeken naar de interesses en behoeften van de studenten. Door deze uitkomsten te combineren kan het volgende geconcludeerd

worden.

Zowel ouders als studenten staan positief tegenover een oppasdienst als

Oppassend. Voor ouders kan de dienst bijdragen aan het voorkomen van overbelasting en kan de dienst ervoor zorgen dat ze activiteiten kunnen ondernemen met andere gezinsleden of een moment voor zichzelf kunnen nemen. Voor ergotherapiestudenten kan de dienst een bijdrage leveren doordat studenten een bijbaantje kunnen krijgen waarbij de relevante werkervaring op kunnen doen in het werkveld.

Ouders hebben een duidelijke wensen- en eisenlijst wat betreft een oppasstudent. De belangrijkste punten hierbij zijn dat de student voor langere tijd beschikbaar is en deze een zorgachtergrond heeft. Dit komt overeen met de literatuur die in de literatuurstudies is

gevonden. Duidelijk naar voren is gekomen dat ouders vaak het gevoel hebben op hun tenen te lopen, en dat een mogelijke oppasdienst erg welkom is. Daartegenover staat wel dat ouders het vaak lastig vinden de zorg voor hun kind uit handen te geven, een punt waar rekening mee gehouden moet worden.

Iets meer dan de helft van de studenten geeft aan na zijn opleiding te willen werken met de doelgroep kinderen. Studenten zijn over het algemeen enthousiast over het werken als oppasser bij een kind met een beperking. Wel zouden studenten meer specifieke vaardigheden op willen doen voor ze zich competent genoeg voelen om daadwerkelijk als oppasser aan de slag te gaan.

De conclusie is dat zowel ouders als ergotherapiestudenten enthousiast zijn over de mogelijke oppasdienst Oppassend. Het onderzoek zou betrouwbaarder worden op het moment dat meer en/of grotere focusgroepen gehouden worden en de survey onder een grotere groep studenten wordt uitgevoerd. Dit zou mogelijk in verder onderzoek gedaan kunnen worden. Daarnaast zou nog meer onderzoek gedaan kunnen worden naar de financiering en hoe de studenten betaald zouden kunnen worden, een punt wat vooral ouders benoemden tijdens de focusgroep.

(21)

20

Aanbevelingen

De projectgroep heeft op basis van dit onderzoek een aantal aanbevelingen opgesteld voor een potentiële dienst als Oppassend, voor Ons Tweede Thuis en aan de Hogeschool van Amsterdam. Deze aanbevelingen worden hieronder puntsgewijs omschreven.

Aanbevelingen aan oppasdienst Oppassend

 Oppassend zou er goed aan doen om te zorgen voor een website waarbij een uitgebreid profiel van de student beschikbaar is, zodat ouders van tevoren een goed beeld van de student kunnen krijgen.

 Het zou een meerwaarde voor de dienst Oppassend zijn om een database op te stellen met studenten van meerdere zorgopleidingen, om voor elk kind de beste match te kunnen krijgen.

 Oppassend zou er goed aan doen om in de standaard procedure voor het leveren van een oppas een kennismaking in te zetten met ouders en student, waardoor ouders een beeld krijgen van de oppas en of deze daadwerkelijk ‘passend’ is.  Ouders vinden het vaak lastig om de zorg uit handen te geven en hebben moeite

deze stap te nemen. Het is belangrijk voor een dienst als Oppassend dat de website en de oppassers een betrouwbare en geruststellende indruk achter laten op ouders, waarbij ouders het gevoel hebben hun kind met een gerust hart bij een oppasstudent achter te laten.

 Studenten staan open om te werken voor een dienst als Oppassend, zo bleek uit de kwalitatieve survey. Het zou daarom goed zijn voor een dienst als Oppassend om op grote schaal studenten te werven op hogescholen en universiteiten, zodat kan worden voldaan aan de vraag van alle ouders en lange wachttijd wordt voorkomen.  Veel studenten hebben aangegeven op sommige gebieden meer kennis en

vaardigheden op te willen doen voor ze daadwerkelijk aan de slag willen/kunnen gaan als oppasser bij een kind met een beperking. Oppassend zou op deze vraag in kunnen spelen door workshops en trainingen aan te bieden waar studenten deze vaardigheden kunnen leren en oefenen.

 Het is belangrijk om voor de financiering bij ouders te inventariseren hoeveel zij bereid zijn te betalen aan een oppasstudent, en bij studenten te inventariseren hoeveel zij zouden willen verdienen. Daarnaast is het interessant te onderzoeken of studenten mogelijk (gedeeltelijk) betaald kunnen gaan worden vanuit het PGB of ZIN, zodat de dienst voor ouders mogelijk toegankelijker wordt.

Aanbevelingen aan Ons Tweede Thuis

 Het lijkt de projectgroep interessant voor zowel Oppassend als Ons Tweede Thuis om te kijken in hoeverre samen een start gemaakt kan worden. Om die reden zal van Ons Tweede Thuis gevraagd worden naar de mogelijkheden te kijken voor een dergelijke dienst en een samenwerkingsverband tussen beide partijen.

 Het inzetten van studentoppassers kan een meerwaarde zijn voor Ons Tweede Thuis. Als Oppassend een grote database heeft opgezet kan binnen korte tijd

gekeken worden naar de goede studentmatch en kan het gezin worden voorzien van een goedkopere thuisondersteuning dan de huidige, duurdere professionals.

 De projectgroep snapt dat het soms lastig is binnen de beschikbare middelen van Ons Tweede Thuis ouders van geschikte thuisondersteuning te voorzien. Wel zou een aanbeveling kunnen zijn dat ouders hier tijdig van op de hoogte worden gebracht. Ouders gaven namelijk aan soms lang te moeten wachten op een

thuisondersteuning en dat ook de communicatie hierover moeizaam verliep en lang duurde voordat teruggebeld werd. Goede communicatie hier over kan voorkomen dat ouders plots naar andere organisaties overstappen.

(22)

21 Aanbevelingen aan de opleiding Ergotherapie

 De opleiding Ergotherapie zou studenten kunnen stimuleren om relevante werkervaring op te doen tijdens hun studie met de doelgroep kinderen, mits

studenten na hun studie met deze doelgroep aan het werk willen. Dit kan bijvoorbeeld door oppaservaring op te doen bij een dienst als Oppassend.

 Een groot deel van de studenten heeft aangegeven te willen werken met de

doelgroep kinderen en meer kennis en vaardigheden hiervoor zou willen opdoen. De opleiding Ergotherapie zou nog eens kritisch kunnen kijken naar de invulling van het lespakket wat betreft de blokken kinderergotherapie. Verder onderzoek is hiervoor nog gewenst, maar zou kunnen uitwijzen dat veel van de studenten hier meer les over zouden willen.

(23)

22

Literatuurlijst

Baarda, D. B., & de Goede, M. P. (2006). Basisboek methoden en technieken: handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwantitatief onderzoek. Groningen: Wolters-Noordhoff.

Blaauw, C. (2009). Het gezinsleven met een lichamelijke gehandicapt kind. University of Twente Student thesis. Geraadpleegd op 15 maart 2016, van

http://essay.utwente.nl/58875/1/scriptie_C_de_Blaauw.pdf

Boeije, H. R. (2014). Analyseren in kwalitatief onderzoek: denken en doen (pp. 152-153). Den Haag: Boom onderwijs.

CBS (2014). Student verdient het vaakst bij in horeca of winkel. Geraadpleegd op 22 februari 2016, van

http://www.cbs.nl/nl- NL/menu/themas/onderwijs/publicaties/artikelen/archief/2014/2014-bijbanen-studenten-art.htm

Ergotherapie Nederland (2015) Wat is Ergotherapie? Geraadpleegd op 20 februari 2016, van http://ergotherapie.nl/voor-clienten/wat-ergotherapie/

Krueger, R. A., & Casey, M. A. (2014). Focus groups: A practical guide for applied

research. Thousand Oaks: Sage publications.

Kuiper, C., Verhoef, J., Cox, K. & Louw, D. (2012). Evidence-based practice voor

paramedici. Den Haag: Boom Lemma.

Lingen, M. van (2016). Ergotherapie in de thuissituatie bij kinderen met een beperking. Hogeschool van Amsterdam.

Lucassen, P. L. B. J., & Olde Hartman, T. C. (2007). Kwalitatief onderzoek. Praktische methoden voor de medische praktijk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Ons Tweede Thuis (2014) Locaties. Ons Tweede Thuis. Geraadpleegd op 17 maart 2016 van https://www.onstweedethuis.nl/organisatie/locaties/

Per Saldo (2009). Persoonsgebonden budget (pgb), hoe werkt dat? Geraadpleegd op 21 mei 2016, van

http://www.pgb.nl/per_saldo/up1/ZyynlndIM_Persoonsgebonden_budget__hoe_werkt _dat.pdf

Plochg, T., & Van Zwieten, M. C. B. (2007). 6. Kwalitatief onderzoek. Handboek

gezondheidszorgonderzoek. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Rijksoverheid (2015). Hoe is de zorg en ondersteuning per 2015 georganiseerd? Geraadpleegd op 14 maart 2016, van

https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/zorg-in-zorginstelling/vraag-en-antwoord/organisatie-zorg-en-ondersteuning-per-2015

Rijksoverheid (2016). Sociale Verzekeringsbank (SVB). Geraadpleegd op 27 mei 2016, van https://www.rijksoverheid.nl/contact/contactgids/sociale-verzekeringsbank-svb Rijksoverheid (2016). Wat is het verschil tussen een persoonsgebonden budget (pgb) en

(24)

23 zorg in natura? Geraadpleegd op 21 mei 2016, van

https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/zorg-en-ondersteuning-thuis/vraag-en-antwoord/verschil-pgb-zorg-natura

Saunders, M., Lewis, P., Thornhill, A., Booij, M., & Verckens, J. P. (2011). Methoden en

technieken van onderzoek. Amsterdam: Pearson Education Scholten, P (2011) Handleiding focusgroepen. Valuegame: Amsterdam.

Smets, P. (2004) Handleiding focusgroepen. Kwaliteitsinsittuut voor de gezondheidszorg CBO.

Spaan, J. (2016). Een kind met een beperking een last? Hogeschool van Amsterdam. Steijn, I.L. (2016) Een literatuurstudie naar de meerwaarde van een vaste oppas bij

kinderen met een beperking. Hogeschool van Amsterdam.

Transitiebureau jeugd (2014). Kinderen en jongeren met een beperking. Rijksoverheid: werkgroep Jeugd met een Beperking.

Van Royen, P., & Peremans, L. (2007). 5 Exploreren met focusgroepgesprekken: de ‘stem’ van de groep onder de loep. In Kwalitatief onderzoek (pp. 53-64). Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Verweij (2015). Unieke gegevens over het aantal kinderen met handicap per provincie, gemeente en wijk. Geraadpleegd op 17 februari 2016, van

https://www.defenceforchildren.nl/p/152/3346/mo233-m80/mo481-cg327/mo480- cg327/%7Bpersbericht%7D-unieke-gegevens-over-het-aantal-kinderen-met-handicap-per-provincie-gemeente-en-wijk

Visser, W. (2011). Verzorgingssociologie. Bussum: Uitgeverij Coutinho.

Zijl, M. & Leeuwen, M.J. van (2004). Tijdelijk werk: tussenstap of springplank. Onderzoek naar het stepping-stone effect van tijdelijke banen. Geraadpleegd op 17 februari 2016, van http://dare.uva.nl/record/1/251857

(25)

24

Bijlagen:

Bijlage 1: begrippenlijst Bijlage 2: verstuurde e-mails Bijlage 3: draaiboek focusgroep Bijlage 4: uitwerking focusgroep Bijlage 5: kwalitatieve survey

Bijlage 6: overige toelichting kwalitatieve survey Bijlage 7: voorbeeld informed consent

(26)

25

Bijlage 1: begrippenlijst

Ergotherapie

Ergotherapie is paramedische zorg, net als fysiotherapie of logopedie. Ergotherapeuten stellen mensen in staat om opnieuw hun dagelijkse activiteiten uit te voeren als dat niet meer lukt door lichamelijke of psychische problemen. Dit kunnen simpele handelingen zijn als eten en aankleden, maar ook meer complexe handelingen die te maken hebben met revalidatie na een ongeluk. Het werkterrein van de ergotherapeut is groot. Zo helpen ergotherapeuten kinderen die door een probleem in de oog/hand coördinatie moeite hebben met schrijven. Maar ook mensen met beginnende dementie worden door ergotherapeuten getraind om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven leven (Ergotherapie Nederland, 2015)

Focusgroepen

Focusgroepen zijn groepsinterviews, geleid door een ervaren morderator. Belangrijk is dat het gaat om een homogene groepssamenstelling bij een groep van 4 tot maximaal 12 deelnemers. Binnen een focusgroep worden interactieve discussies gevoerd vanuit

persoonlijke ervaringen en richten zich op specifieke onderwerpen als basis voor kwalitatief onderzoek (Lucassen & Olde Hartman, 2007).

Kwalitatief onderzoek

Een verzamelnaam voor verschillende stromingen en tradities van onderzoek waarbij het doel is inzicht te geven in de sociale wereld, in dit geval de gezondheidszorg, zoals die zich aan ons voordoet (Kuiper, Verhoef, Cox & Louw, 2012).

Kwalitatieve survey

De term ‘survey’ verwijst naar populatiebeschrijvend onderzoek maar is op basis van de waarnemingen bij slechts een aantal personen van de gebruikte populatie in een onderzoek. Deze populatie kan van alles zijn, namelijk een bepaalde beroepsgroep, een

bevolkingsgroep of bijvoorbeeld reizigers. Deze vorm van kwalitatief onderzoek heeft als doel om de verscheidenheid binnen een populatie te beschrijven (Lucassen & Olde Hartman, 2007).

Mantelzorger

‘De hulp, verzorging en begeleiding vanuit de directe omgeving zoals ouders, kinderen, familie, relaties, buren’ (Visser, 2011).

Oppassend

De naam Oppassend wordt in dit adviesrapport veelvuldig gebruikt en is de aanleiding voor dit product. Het betreft een nog fictieve dienst waarbij het idee is om zorgstudenten te gebruiken als oppassers in de thuissituatie bij kinderen met een beperking. Oppassend is een potentieel bedrijf waarbij het deze zorgstudenten en de ouders van kinderen met een beperking middels een website met elkaar in contact brengt.

PGB

Een persoonsgebonden budget (pgb) is een geldbedrag dat u kunt krijgen om zelf zorg, begeleiding, hulp, hulpmiddelen of voorzieningen in te kopen. Elke inwoner van Nederland die vanwege zijn handicap, beperking of stoornis meer dan gebruikelijke zorg, hulp of begeleiding nodig heeft, kan gebruik maken van het pgb (Per Saldo, 2009).

Sociale Verzekeringsbank (SVB)

De SVB is de uitvoerder van volksverzekeringen. De SVB voert onder andere de volgende regelingen uit: kinderbijslag, AOW, Anw en het PGB (Rijksoverheid, 2016).

(27)

26 ZIN

Bij zorg in natura bepaalt de zorgaanbieder hoe een persoon zorg krijgt en waar deze recht op heeft. De persoon zelf hoeft daar niets voor te zien. Bij zorg in natura gaat de gemeente of het zorgkantoor een contract aan met de zorgaanbieders en ondersteuning. Deze regelen ook de administratie eromheen. Er kunnen afspraken gemaakt worden met de zorgaanbieder over de manier waarop de zorg en ondersteuning wordt aangeboden (Rijksoverheid, 2016).

(28)

27

Bijlage 2: verstuurde e-mails

Onderstaande e-mails zijn verstuurd met betrekking tot de focusgroepen en kwalitatieve survey. Er is een selectie gemaakt met de meest relevante e-mails.

--- Aan: de vier managers van de kinderdagcentra van Ons Tweede Thuis (Lotusbloem, Nifterlaken, Wollewei en Zevenster).

Geachte heer/mevrouw,

Wij zijn Iris Steijn, Jessica Spaan en Michiel van Lingen, studenten ergotherapie aan de Hogeschool van Amsterdam. Voor ons afstudeerproject zijn wij in contact gekomen met Suzanne Jenkins en Erik van Loon en hierin fungeren zij nu als onze opdrachtgevers. Het afstudeerproject gaat over een mogelijke oppasdienst genaamd Oppassend, hierin zullen studenten (met een ergotherapie opleiding) de oppassers zijn van kinderen met een beperking. Echter richten wij ons in dit project eerst op de meerwaarde van een dergelijke dienst, evenals de wensen van de ouders van kinderen met een beperking en de studenten met een zorgachtergrond.

In ons praktijkonderzoek zouden we focusgroepen willen houden onder de ouders van de kinderen bij Ons Tweede Thuis. De focusgroepen zullen worden gehouden bij vier locaties van Ons Tweede Thuis, dit is ook de reden dat we juist u mailen. Het doel van de

focusgroepen is om de mening van ouders te bespreken over het inzetten van een student als oppas bij hun kind met een beperking. Nu hebben wij begrepen van Suzanne en Erik dat de ouderavonden binnen Ons Tweede Thuis al een volle en strakke planning hebben en hier dus nauwelijks ruimte voor is. Daarom hebben wij nu als eerste stap een wervingsbrief gemaakt, om hopelijk eerst voldoende aanmeldingen te krijgen. Graag zouden wij bij deze ook uw toestemming verkrijgen om, bij voldoende aanmeldingen, een middag/avond focusgroep op uw locatie te organiseren voor ouders. De vraag aan u is dan ook om deze wervingsbrief te verspreiden onder alle ouders van uw locatie.

Alvast heel erg bedankt voor uw medewerking. Met vriendelijke groet,

Jessica Spaan, Iris Steijn en Michiel van Lingen

voor vragen kunt u contact opnemen met: oppassend@gmail.com

--- Aan: alle ouders kinderdagcentra Ons Tweede Thuis

Verstuurd op: 18-03-2016

18-03-2016, Amsterdam Beste ouders en verzorgers,

Wij zijn Iris, Jessica en Michiel, studenten ergotherapie van de Hogeschool van Amsterdam. Op dit moment zijn wij bezig met ons afstudeerproject bij Ons Tweede Thuis. Wij doen onderzoek naar de wensen en behoeften van ouders van kinderen met een beperking. Door middel van een aantal groepsgesprekken willen wij er achter komen hoe ouders er tegenover staan als een student thuis komt oppassen. Daarom zouden wij u graag uitnodigen voor een groepsgesprek samen met een aantal andere ouders over dit onderwerp.

Het idee is om per kinderdagcentrum een groepsgesprek te voeren. Het gaat om de ouders van de volgende kinderdagcentra: de Wollewei, Nifterlake, de Zevenster en de Lotusbloem. Graag willen we u uitnodigen voor een groepsgesprek met een aantal andere ouders van deze kinderdagcentra.

(29)

28 Op dit moment zijn er nog geen data vastgesteld voor de gesprekken, daar zult u van op de hoogte gehouden worden als u zich aanmeldt. Graag zouden wij alvast willen weten welk tijdstip van de dag u het beste uitkomt, de ochtend, middag of avond.

Wij hopen van u te horen. Met vriendelijke groeten,

Iris Steijn, Jessica Spaan en Michiel van Lingen oppassend@gmail.com

---Aan: ouders Nifterlake:

Verstuurd op: 20-04-2016 Beste ouders en verzorgers,

Helaas moeten wij u mededelen dat het groepsgesprek op donderdag 21 april niet door kan gaan door te weinig aanmeldingen. Daarom willen wij u graag uitnodigen voor een ander moment. Graag horen wij van u of u aanwezig kunt zijn op één of beide van de volgende dagen. Donderdag 28 april óf maandag 1 mei om 20:00 uur op de locatie Nifterlake. Aan de hand van het aantal aanmeldingen zal één van deze dagen het groepsgesprek plaats vinden.

Uiteraard zal ook op deze momenten gezorgd worden voor een hapje en een drankje. We zien u graag op het groepsgesprek.

Met vriendelijke groeten,

Iris Steijn, Jessica Spaan en Michiel van Lingen oppassend@gmail.com

---Aan: ouders Nifterlake:

Verstuurd op: 27-04-2016 Beste ouders en verzorgers,

Helaas moeten wij u mededelen dat de bijeenkomsten (op 28 april of 1 mei) niet door zullen gaan wegens te weinig aanmeldingen. Voor een bijeenkomst zouden er namelijk tenminste 4 ouders aanwezig moeten zijn, en dat is voor nu niet mogelijk gebleken.

Omdat wij met de deadlines van onze opleiding zitten, is het niet haalbaar om op verdere termijn een bijeenkomst in te plannen.

Wij hopen dat u daar begrip voor heeft.

Heel erg bedankt voor uw interesse in ons afstudeerproject. Met vriendelijke groet,

Iris, Michiel en Jessica

Studenten ergotherapie Hogeschool van Amsterdam

---Aan: overige geïnteresseerde ouders:

Verstuurd op: 27-04-2016 Beste ouders en verzorgers,

Allereerst willen wij u bedanken voor uw interesse in ons afstudeerproject over een mogelijke oppasdienst voor kinderen met een beperking.

Wij hebben reeds genoeg informatie verzameld om verder te kunnen met ons

afstudeerproject, en daarom zal er geen bijeenkomst plaatsvinden op de locatie waar uw zoon/dochter naar het kinderdagcentrum gaat.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

drukke kinderen waar je als ouder eigenlijk niet goed tegen kunt als je uit je werk komt; het regelen van oppas als ze ziek zijn en niet naar het kinderdagverblijf kunnen; opeens

Hier zijn wat tips om er voor te zorgen dat uw hond(en) ook deze jaarwisseling weer veilig doorkomen..

(art 1.56 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 7 lid 2, 3 en 6 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 11 lid 3 sub a Regeling

Ja Nee Niet beoordeeld Voorwaarde 1 De houder draagt er zorg voor dat alle bij zijn. bureau aangesloten gastouders het pedagogisch

 de houder draagt er zorg voor dat alle bij zijn gastouderbureau aangesloten gastouders rekening houden met de opgestelde risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid;. 

Belangrijk is het dat we samen kerk zijn, dat ieder zijn of haar steentje bij kan dragen, zodat we een gemeente kunnen zijn die straalt en uit kan dragen wat Jezus ons

De rechtbank heeft ten nadele van verdachte in aanmerking genomen dat verdachte zich als oppas

Wij zijn trots op alle kinderen en vooral ook op de ouders, die ervoor zorgen dat de kinderen op tijd in de teams vergadering zijn voor de uitleg.. Bij vragen of onduidelijkheden