• No results found

Het effect van positieve versus negatieve humor over vluchtelingen op de attitude tegenover vluchtelingen en de rol van sociale afstand

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het effect van positieve versus negatieve humor over vluchtelingen op de attitude tegenover vluchtelingen en de rol van sociale afstand"

Copied!
29
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1 Het Effect van Positieve versus Negatieve Humor over Vluchtelingen op de Attitude tegenover

Vluchtelingen en de Rol van Sociale Afstand E.J.M. Goudsblom

Afdeling Sociale Psychologie

Bachelorproject

Studentnummer: 10319123 Datum: 17 december 2015 Begeleider: Allard Feddes Aantal woorden: 5530

(2)

2 Abstract

Het effect van positieve en negatieve humor over vluchtelingen op de attitude tegenover

vluchtelingen werd onderzocht bij 77 proefpersonen. Er werd gekeken of sociale afstand daarbij een mediërende rol speelt. Naast een controleconditie waarin de deelnemers geen humor te zien kregen, waren er twee condities waarin de proefpersonen werden blootgesteld aan negatieve of positieve humor over vluchtelingen. Er werd geen effect van humor gevonden op de attitude tegenover vluchtelingen en sociale afstand bleek geen mediërende rol te spelen bij de relatie tussen humor en attitude tegenover vluchtelingen, de hypotheses werden hiermee weerlegd. Na een exploratieve analyse bleek sociale afstand een modererende rol te spelen bij de relatie tussen humor en attitude tegenover vluchtelingen. Tekortkomingen van het onderzoek worden

(3)

3 Het Effect van Positieve versus Negatieve Humor op de Attitude tegenover Vluchtelingen

en de Rol van Sociale Afstand

Volgens The UN Refugee Agency (UNHCR) was het aantal vluchtelingen wereldwijd in 2014 sinds lange tijd niet zo hoog geweest. Het aantal vluchtelingen uit Syrië was drie miljoen in 2014 en de verwachting is volgens UNHCR dat het aantal vluchtelingen in de jaren na 2014 zal blijven stijgen (UNHCR, 2014). Vanaf 2011 is het oorlog in Syrië en sindsdien zijn er veel mensen op de vlucht geslagen. De landen waar de vluchtelingen heen vluchten krijgen te maken met gevolgen zoals symbolische en realistische dreiging. Politieke humor is een manier om een mening over maatschappelijke problemen zoals de gevolgen die vluchtelingen veroorzaken te uiten. Het kan krachtig zijn doordat er aandacht wordt gevestigd op meningen en ideeën waaraan normaliter door massamedia geen aandacht zou worden geschonken (Purcell, Scott Brown, & Gokmen, 2009). Volgens Purcel et al. is humor een sociaal geaccepteerde manier voor het uiten van agressie en vijandigheid die normaal onderdrukt zou worden. Nieuwe media maakt het voor individuen makkelijk om politieke humor te delen. Doordat er zo op een snelle manier een breed publiek bereikt worden kan het veel impact hebben. In deze studie werd gekeken naar wat de effecten zijn van het gebruik van positieve en negatieve humor over vluchtelingen op de attitude tegenover vluchtelingen. Daarnaast werd gekeken of sociale afstand een modererende rol speelt, omdat volgens onderzoek sociale afstand bepalend kan zijn voor hoe gevoelig mensen zijn voor framing en stereotypering over een outgroup (Yang, 2015). Mogelijk verkleint of vergroot humor de sociale afstand naar vluchtelingen en is dit van invloed op de attitude tegenover vluchtelingen. Deze studie is van belang omdat er weinig bekend is over de werkzaamheid van humor over vluchtelingen op het oordeel over vluchtelingen. Het is interessant om te kijken hoe krachtig een weerwoord op reguliere media kan zijn. Met deze kennis kunnen negatieve reacties op

(4)

4 vluchtelingen mogelijk verminderd worden en positieve reacties op vluchtelingen worden

bevorderd. Zie figuur 1 voor het model dat getest is.

Figuur 1. Het effect van Positieve en Negatieve Humor op de Attitude tegenover Vluchteling, met

Sociale Afstand als Mediator.

Positieve versus Negatieve Humor

Positieve humor is aardig, bevorderend en sympathiek en negatieve humor is agressief en vijandig (Martin, Puhlik-Doris, Larsen, Gray, & Weir, 2003). Humor kan helpen bij het

reguleren van emoties door ervoor te zorgen dat negatieve emoties beter onderdrukt worden en positieve emoties versterkt worden (Samson & Gross, 2012). Volgens Samson en Gross zorgt humor voor een re-interpretatie van negatieve gebeurtenissen en kan dit resulteren in een positievere evaluatie van het onderwerp.

Wanneer humor complex is kan het voorkomen dat deze niet begrepen wordt of als misplaatst wordt gezien. Wanneer een boodschap op verschillende manieren geïnterpreteerd kan worden kan humor kwetsend en respectloos overkomen, terwijl dit misschien niet de bedoeling is van de maker. Dit kan komen doordat humor het imago heeft grappig te moeten zijn (Lili, 2012).

(5)

5 Humor kan als ongepast worden ervaren wanneer het een gevoelig onderwerp betreft en men van mening is dat er over dat onderwerp geen grappen behoren te worden gemaakt.

Humor is echter niet altijd lachwekkend bedoeld, maar kan ook een middel zijn om een negatieve situatie als belachelijk of geestig te evalueren (Lili, 2012). Dat humor die geen

duidelijke grap bevat toch lachwekkend kan worden gevonden valt te verklaren aan de hand van de incongruity theory (Buijzen & Valkenburg, 2004). Deze theorie stelt dat mensen lachen om dingen die onverwacht zijn. Volgens Buijzen en Valkenburg moet men genoeg cognitieve capaciteit hebben en bekend zijn met het onderwerp om de humor te begrijpen. Wanneer de ontvanger doorheeft dat de geschetste situatie niet rijmt met de werkelijkheid en er begrepen wordt wat er bedoeld wordt door de maker van de humor, kan dit er voor zorgen dat de boodschap grappig wordt gevonden.

Satire is een vorm van humor waarbij men bekend moet zijn met de context om de humor te begrijpen. Satire is namelijk een manier om kritiek te geven op maatschappelijke kwesties zoals politieke problemen. Om de humor te begrijpen is het aan de orde dat iemand zich verdiept moet hebben in het politieke onderwerp. Er wordt onderscheid gemaakt tussen lichte en donkere satire. De lichte vorm, Horatiaanse satire, heeft het doel heeft om op grappige wijze de

maatschappij te ridiculiseren. Bij de donkere vorm, Juvenaliaanse satire, is grappig zijn minder belangrijk (LaMarre, Landreville, Young, & Gilkerson, 2014). Deze humor is cynisch en agressief en heeft als doel de ontvanger aan het denken te zetten over maatschappelijke onderwerpen. Volgens LaMarre et al. is Juvenaliaanse humor complexer doordat het vaak onduidelijk is wat er wordt bedoeld en hierdoor is de boodschap soms lastiger te interpreteren.

Of het perspectief van de ontvanger beïnvloed wordt hangt af van de complexiteit van de boodschap. De hoge complexiteit van de humor van Juveneliaanse satire maakt dat er minder

(6)

6 cognitieve capaciteit beschikbaar is dan bij lichte, simpelere humor. Dit komt doordat er over de boodschap moet worden nagedacht voordat deze begrepen wordt. Hierdoor kan er minder goed worden nagedacht worden over de kwaliteit van de gegeven argumenten. Boodschappen met complexe humor worden sneller aangenomen door de ontvanger dan wanneer er boodschappen met simpele humor geconsumeerd worden. Door de hoge complexiteit is er minder cognitieve capaciteit over om tegenargumenten te bedenken en daarmee wordt de overtuigingskracht verhoogd (LaMarre et al, 2014). In het onderzoek van LaMarre et al. kregen de deelnemers een boodschap met Juveneliaanse of Horatiaanse humor te zien. Daarna werd gemeten hoe serieus de deelnemers dachten dat de boodschap bedoeld was en hoe aandachtig zij zichzelf vonden toen ze naar de boodschap aan het luisteren waren. Daarnaast werd uitgevraagd of zij tegenargumenten probeerden te bedenken tijdens het bekijken van de boodschap en in welke mate zij het eens waren met de boodschap. Uit de resultaten bleek dat Juvenaliaanse satire veel cognitieve capaciteit vergde en er weinig ruimte overbleef om tegenargumenten te bedenken. De

onderzoekers concludeerde hiermee dat bij Juvenaliaanse satire de macht bij de humorist ligt terwijl bij Horatiaanse satire de macht bij de ontvanger van de humor ligt.

Wanneer het doel is om het perspectief van de ontvanger te beïnvloeden, is het belangrijk om duidelijk te maken dat de humorist wel serieus over het onderwerp is. Naarmate er meer elementen zijn die de boodschap minder serieus doen lijken neemt de overtuigingskracht van de boodschap af (Boukes, Boomgaarden, Moorman, Vreese, 2015). In de volgende paragraaf worden mogelijke onderwerpen van politieke humor over vluchtelingen besproken.

(7)

7 Symbolische en Realistische Dreiging

Het vluchtelingenprobleem kan omschreven worden als een social mess (Horn, 2001).

Social messes zijn problemen die zo complex zijn dat er geen duidelijke oplossing voor lijkt te

zijn. Het vluchtelingenprobleem brengt onzekerheden met zich mee en de gevolgen ervan zijn lastig voor te stellen. Men kijkt op verschillende manieren naar het vluchtelingenprobleem en komt daarom met tegenstrijdige oplossingen. De mensen die mogelijk de middelen hebben om het probleem op te kunnen lossen staan vaak ver van het probleem af. Volgens Horn brengen

social messes vaak ook andere problemen met zich mee waardoor het vluchtelingenprobleem

niet meer alleen relevant is voor vluchtelingen zelf. Op die manier krijgen ook inwoners van de landen waar vluchtelingen heen gaan te maken met gevolgen zoals realistische en symbolische dreiging.

Symbolische en realistische dreiging hoeven niet daadwerkelijk aanwezig te zijn, zij kunnen ook aangepraat worden door media, politiek en mensen uit de omgeving. Realistische dreiging ontstaat wanneer competitie voor werkgelegenheid, woonruimte en gezondheidszorg hoger dreigt te worden en het idee ontstaat dat bronnen gedeeld moeten worden (Sniderman, Hagendoorn, & Prior, 2004) Wanneer men het idee heeft dat verdeling van bronnen oneerlijk gaat en procedures gevolgd worden die in het voordeel van vluchtelingen zijn, werkt dit een vijandige houding richting vluchtelingen in de hand en dit kan tot gevolg hebben dat men wil dat vluchtelingen geweigerd worden (Louis, Duck, Terry, Schuller, & Lalonde, 2007). Volgens Louis et al. is het wel zo dat attitudes tegenover economische immigranten die op zoek zijn naar een beter leven negatiever zijn dan attitudes tegenover politieke vluchtelingen. Politieke

vluchtelingen krijgen meer sympathie omdat zij geen andere keuze hebben dan te vluchten uit hun thuisland.

(8)

8 Symbolische dreiging ontstaat wanneer men het gevoel heeft dat de identiteit, cultuur, normen en waarden van hun land dreigen te veranderen omdat deze worden overgenomen door andere culturen (Sniderman et al., 2004). Volgens Pew Research Center (2011) was bijna 93% van de inwoners van Syrië in 2010 moslim. Het is daarom aannemelijk dat onder de Syrische vluchtelingen een groot aantal mensen moslim zijn. Volgens onderzoek is Europa meer

bevooroordeeld tegen vluchtelingen die moslim zijn dan tegen vluchtelingen die niet moslim zijn (Strabac & Listhaug, 2008). Vooroordelen tegen moslims zijn het resultaat van symbolische dreiging en stereotypering. Volgens Strabac en Listhaug zijn stereotypen tegen moslims onder andere gebaseerd op ideeën over de culturele gewoontes van moslims en waargenomen politieke en militaire dreiging die moslims met zich meebrengen als zij naar een ander land komen.

Stereotypen worden ook gebaseerd op waargenomen status en waargenomen

competentie. De status en competentie bepalen hoe warm en competitief een outgroup wordt gezien en dit heeft invloed op de gevoelens tegenover deze de outgroup (Fiske, Cuddy, Glick, & Xu, 2002). Wanneer een groep hoog op warmte scoort wordt deze groep als betrouwbaar, oprecht en met goede intenties gezien. Wanneer vluchtelingen als niet competent maar wel als warm worden waargenomen voelt men sympathie richting hen en heeft men medelijden met hen. Volgens Fiske et al. is het zo dat wanneer vluchtelingen als niet competent en niet warm worden waargenomen dat gevoelens van minachting en walging jegens vluchtelingen tot gevolg kan hebben.

Nederlanders hebben meestal geen rechtstreeks contact met vluchtelingen. Het is daarom aannemelijk dat attitude tegenover vluchtelingen grotendeels wordt gebaseerd op berichten uit de media. Media kan inspelen op onzekerheden die vluchtelingen met zich mee brengen en daar kan politiek voordeel mee worden gedaan (Esses & Medianu, 2013). Wanneer berichtgeving over

(9)

9 vluchtelingen voornamelijk negatief is kan dit zelfs tot dehumanisatie van vluchtelingen leiden. Dit houdt in dat zij als minder menselijk of helemaal niet meer menselijk worden gezien en dit kan extreme reacties op vluchtelingen tot gevolg hebben. Volgens Esses en Medianu kan dehumanisatie resulteren in negatieve behandeling en weigering van vluchtelingen en

rechtvaardigt dehumanisatie het gevoel dat vluchtelingen negatieve gevolgen meer verdienen dan de inwoners van het land waar de vluchtelingen naar binnen willen. Hoe geïnteresseerd

Nederlanders zijn in contact met vluchtelingen is afhankelijk van de sociale afstand tussen deze twee groepen. De volgende paragraaf gaat over sociale afstand en de gevolgen daarvan.

Sociale Afstand tussen Nederlanders en Vluchtelingen

Sociale hiërarchieën van etnische groepen zijn gebaseerd op stereotypen en hebben in verschillende landen vaak dezelfde opbouw, waarbij Noord-Europeanen bovenaan staan en groepen uit het Midden-Oosten onderaan (Hagendoorn, Drogendijk, Tumanov, & Hraba, 1998). Sociale afstand is een mentale afstand die mensen zien als het verschil tussen zichzelf en anderen (Yang, 2015). Hoe verder twee groepen uit elkaar staan in een sociale hiërarchie, hoe groter de sociale afstand is tussen deze twee groepen. Wanneer een outgroup in een maatschappij leeft die bestuurd wordt door mannen en gezien wordt als een groep die sterk met elkaar verenigd is wordt deze groep sneller onderaan de hiërarchie geplaatst (Snellman & Ekehammar, 2005). Aangezien Syrië in het Midden-Oosten en dus ver van Nederland ligt en moslims bekend staan als een hechte gemeenschap die geregeerd wordt door mannen, is waarschijnlijk dat de ervaren sociale afstand van Nederlanders naar Syrische vluchtelingen groot is.

Wanneer mensen weinig overeenkomsten hebben met elkaar wordt sociale afstand groter (Parillo & Donoghue, 2005). Toen er in 1914 één miljoen Belgische vluchtelingen naar

(10)

10 Nederland wilden komen, werden deze in eerste instantie heel openhartig ontvangen (Bos, 2007). Waarom Nederlanders anders reageren op Syrische vluchtelingen komt mogelijk door sociale afstand die vergroot of verkleind kan worden door overeenkomsten tussen ingroups en outgroups. De overeenkomsten zoals taal en uiterlijk die Nederlanders en Belgen met elkaar hebben, maar die Nederlanders en Syriërs niet met elkaar hebben zijn mogelijk van invloed op de sociale afstand. Minder overeenkomsten uiten zich waarschijnlijk in een grotere sociale afstand naar Syrische vluchtelingen in vergelijking tot Belgische vluchtelingen. De Belgische

vluchtelingen brachten ook symbolische en realistische dreiging met zich mee waardoor de attitude tegenover Belgische vluchtelingen uiteindelijk veranderde, maar deze dreigingen waren in eerste instantie niet zo duidelijk als bij de Syrische vluchtelingen (Bos, 2007). Dit is mogelijk een verklaring waarom de attitude tegenover Belgische vluchtelingen positiever was in

vergelijking tot de negatieve attitude die mensen nu kunnen hebben tegenover Syrische vluchtelingen.

Een grotere sociale afstand gaat gepaard met minder sympathie voor de outgroup en een verminderde motivatie om informatie over de outgroup te zoeken of te verwerken (Yang, 2015). Volgens Yang is sociale afstand bepalend voor hoe men nieuws interpreteert en welk nieuws men bekijkt. Een grotere sociale afstand resulteert erin dat mensen meer gevoelig kunnen zijn voor framing en stereotypering in nieuwsberichten. Yang deed een framinganalyse en de resultaten lieten zien dat sociaal benadeelde groepen vaak negatief werden geframed.

Stereotypische frames kunnen negatieve affectieve en cognitieve reacties veroorzaken. Wanneer het gebruik van humor een ander perspectief op de situatie kan bieden verkleint dit mogelijk de sociale afstand tussen Nederlanders en vluchtelingen. Mensen gaan hierdoor mogelijk openstaan voor andere nieuwsberichten en beter nadenken over de argumenten die worden gegeven in

(11)

11 nieuwsberichten waardoor de attitude tegenover vluchtelingen minder negatief zou kunnen worden.

De Huidige Studie

Omdat er geen vergelijkbare studies zijn gedaan met het gebruik van humor over vluchtelingen werd er voor het selecteren van afbeeldingen voor de hoofdstudie een pilotstudie uitgevoerd die hieronder uitgebreider wordt beschreven. De werkzaamheid van de humor werd getest in de hoofdstudie. Hypothese 1 stelt dat positieve humor zorgt voor een positievere attitude tegenover vluchtelingen vergeleken met negatieve humor. Hypothese 2 stelt dat het effect van humor op vluchtelingen gemedieerd wordt door sociale afstand. De verwachting is dat wanneer deelnemers humor over vluchtelingen zien dit invloed heeft op de sociale afstand die zij voelen richting vluchtelingen. Bij negatieve humor wordt de sociale afstand naar vluchtelingen vergroot en wanneer de deelnemers positieve humor over vluchtelingen zien wordt de afstand naar vluchtelingen verkleind. Bij een grotere sociale afstand naar vluchtelingen zal de attitude negatiever worden en bij een kleinere sociale afstand naar vluchtelingen wordt de attitude positiever.

Pilotstudie

Er werden afbeeldingen gezocht op het internet die beoordeeld werden en waarvan er uiteindelijk twee geselecteerd moesten worden. De afbeelding moesten zo veel mogelijk verschillen op de dimensie positiviteit/negativiteit en zo min mogelijk op complexiteit en mate van grappigheid. Omdat de mate van complexiteit bepaalt hoe veel cognitieve capaciteit er overblijft om na te

(12)

12 denken over de argumenten (Buijzen & Valkenburg, 2004) was het belangrijk dat dit gelijk zou zijn voor beide afbeeldingen.

Methode

Deelnemers. Aan de pilotstudie deden 44 personen mee waarvan 33 vrouwen en 11 mannen. De deelnemers hadden variërende achtergronden doordat zij werden geworven op verschillende plekken zoals openbare bibliotheken, op een universiteit en op werkplekken van de onderzoekers. De jongste deelnemer was 16 jaar oud en de oudste deelnemer was 63 jaar oud (M = 28.85, SD = 13.71). Van de 44 deelnemers vielen er 3 af omdat de afkomst van hun ouders niet Nederlands was.

Materialen

Afbeeldingen over vluchtelingen. Voor de pilotstudie werden vijf afbeeldingen over

vluchtelingen gebruikt werden gezocht via Google Afbeeldingen. De afbeeldingen die gebruikt werden waren geselecteerd op positieve of negatieve humor. De afbeeldingen werden gelabeld op onderwerp. De labels waren “Smokkelaar”, “Harry”, “Arnold en “Kolonisten”. Een voorbeeld van de afbeeldingen is te vinden in Appendix A. Iedere deelnemer doorliep dezelfde conditie. De afbeeldingen werden beoordeeld op negen dimensies (grappigheid, positiviteit, respecterend, vredelievendheid, aanstootgevend, duisterheid, vernederend, complexiteit en warmte) op een vijfpunt Likertschaal. Deelnemers moesten de vraag: “Ik vind deze cartoon…” beantwoorden voor elke dimensie. De items varieerden van 1 (helemaal niet mee eens) tot 5 (helemaal mee eens). De items “positiviteit”, “respecterend” en “vredelievendheid” werden omgescoord zodat

(13)

13 deze samen met “aanstootgevend”, “duisterheid” en “vernederend” één schaal vormden,

namelijk “negativiteit”.

De betrouwbaarheid van items die negativiteit maten werd eveneens per afbeelding beoordeeld. De betrouwbaarheid van de schaal van de verschillende afbeeldingen werd bekeken. De betrouwbaarheid van Smokkelaar (α = 0.85), Harry (α = 0.81), Arnold (α = 0.87) was goed en Kolonisten (α = 0.68) was redelijk. De gemiddelden van grappigheid, negativiteit,

complexiteit van alle afbeeldingen staan weergeven in Tabel 1.

Tabel 1. Gemiddelde Scores en Standaarddeviaties (tussen Haakjes) op Grappigheid,

Negativiteit en Complexiteit in Afbeeldingen Smokkelaar, Harry, Arnold, Kolonisten.

Soort Afbeelding Negativiteit Grappigheid Complexiteit

Kolonisten 3.93 (.57) 2.29 (1.19) 2.61 (1.28)

Harry 3.40 (.82) 3.59 (1.40) 2.12 (1.21)

Arnold 3.45 (.58) 2.10 (1.20) 2.90 (1.22)

Smokkelaar 3.92 (.48) 1.95 (.89) 3.76 (1.24)

Procedure

De deelnemers werden benaderd met de vraag of zij mee wilden doen aan een kort onderzoek. Het onderzoek werd volledig in een papieren boekje ingevuld. In het boekje stond eerst een instructie voor het experiment beschreven en de informed consent. De deelnemers moesten de vijf afbeeldingen beoordelen en vulden tenslotte een vragenlijst over hun achtergrond in. Het invullen van de vragenlijst duurde ongeveer vier minuten.

(14)

14 Resultaten en Discussie

Er werd een paired sample t-test gedaan om de verschillen op grappigheid, negativiteit en complexiteit te meten. Op basis van deze toets werden de afbeeldingen Harry en Kolonisten als beste match gekozen omdat zij het meest verschilden op negativiteit maar qua complexiteit niet heel veel uit elkaar lagen, ondanks dat dit verschil significant was. Uit de toets bleek dat

Kolonisten (M = 3.93, SD = 0.57) hoger scoorde op negativiteit dan Harry (M = 3.40, SD = 0.82),

t(40)=-4.08, p < .001. Uit de resultaten bleek dat Harry (M = 3.59, SD = 1.40) grappiger werd

gevonden dan kolonisten (M = 2.29, SD = 1.19), t(40) = 4.77, p < .001. Verder bleek dat kolonisten (M = 2.61, SD = 1.28) hoger scoorde op complexiteit Harry (M = 2.12, SD = 1.21),

t(40)=-3.38, p = .002. Op basis van de resultaten is besloten in de studie als positieve afbeelding

‘Harry’ en als negatieve afbeelding ‘Kolonisten’ wordt gebruikt die later uitgebreider besproken zullen worden.

Hoofdstudie Methoden

Deelnemers. Aan het onderzoek deden 103 deelnemers mee. De deelnemers werden online geworven via e-mail en Facebook. Deelnemers dienden ouders met Nederlandse afkomst te hebben. Wanneer dit niet het geval bleek te zijn werd het onderzoek voortijdig afgebroken. Er vielen 20 deelnemers af omdat hun ouders niet in Nederland geboren zijn. Daarnaast vielen er zes deelnemers af omdat zij geen tot weinig vragen hadden ingevuld. Onder de 77 deelnemers die overbleven waren er 33 mannen en 44 vrouwen waarvan beide ouders uit Nederland komen. De jongste deelnemer was 17 jaar en de oudste deelnemer was 60 jaar, deelnemers hadden een gemiddelde leeftijd was 30.4 jaar (SD=13.08). Voor deelname aan het onderzoek werd geen

(15)

15 beloning gegeven. De groepen werden random ingedeeld in de controleconditie, de positieve humorconditie of de negatieve humorconditie.

Materialen

Afbeeldingen over vluchtelingen. Voor deze studie werden de afbeeldingen ‘Harry’ en

‘Kolonisten’ uit de pilotstudie gebruikt (zie ook Appendix A). In totaal waren er drie condities waarin een positieve, een negatieve of geen afbeelding over vluchtelingen werd getoond. Elke deelnemer doorliep één conditie. De positieve afbeelding was een afbeelding van een boot vol vluchtelingen waarvan er één overeenkomsten heeft met Harry Potter, een bekend personage uit de boeken over Harry Potter van J.K. Rowling. Bovenaan het plaatje staat de tekst: “Je bent een vluchteling, Harry”, en onderaan staat de tekst “Harry Potter en de gevangenen van

Afghanistan”. De tekst onderaan is een persiflage op de titel van het boek Harry Potter en de

gevangene van Azkaban van J.K. Rowling. Op de negatieve afbeelding staat een gezin die aan

het vluchten is afgebeeld. Het gezin staat voor de keuze om naar Europa of Arabië te gaan. Een kind vraagt waarom zij een lange reis af moeten leggen in plaats van naar een rijk buurland te gaan waar zij overeenkomsten mee hebben qua cultuur, taal en religie. De vader antwoordt dat zij naar Europa gaan om deze te koloniseren voor de islam en om misbruik te maken van uitkeringen. De mensen in de controleconditie kregen geen afbeelding te zien en gingen meteen door naar de vragenlijst.

Gevoelens over vluchtelingen. Dit werd gemeten met de General Evaluation Scale van

Wright, Aron, McLaughing-Volpe, en Ropp (1997). De deelnemers moesten na het lezen van de stelling ‘Geef aan hoe u zich over het algemeen voelt over vluchtelingen’ een keuze maken op een bipolaire dimensie van tegenovergestelde gevoelens: negatief/positief, vriendelijk/vijandig,

(16)

16 achterdochtig/vertrouwd, respectvol/minachtend, koud/warm) op een vijf-punt Likertschaal. De betrouwbaarheid van de schaal was hoog (α = .89)

Attitude tegenover immigranten. Dit werd gemeten met een aangepaste versie van de Attitudes towards immmigrants and immigration vragenlijst van Tougas, Sablonnière, Lagace, en Kocum (2003). Er waren vier items met een vijfpunt Likertschaal die varieerden van (helemaal niet mee eens) tot 5 (helemaal mee eens). Voorbeeldstellingen zijn: “Ik ben voor het openen van de grenzen voor vluchtelingen” en “Ik ben voor het beleid om de vluchtelingen te weigeren zolang de werkloosheid laag blijft”. De betrouwbaarheid van de schaal was redelijk (α = .78). Alle items zijn te vinden in Appendix B.

Overlap ingroup en outgroup. Sociale afstand werd gemeten met de Pictoral Measure of Self-Categorization van Schubert & Otten (2002) waarmee de overlap tussen ingroup en

outgroup werd gemeten doormiddel van een plaatje. Hierbij werden zeven afbeeldingen met daarop twee cirkels getoond waarvan er één moest worden uitgekozen nadat gevraagd werd hoe verbonden de deelnemers zich voelden met de outgroup. De zeven afbeeldingen verschilden van elkaar doordat de cirkels van ver uit elkaar staan steeds meer overgingen tot totale overlap. De laagste score geeft totaal geen overlap met de outgroup, de hoogste score geeft totale overlap`. Een voorbeeld van deze item is te vinden in Appendix B.

Sociale afstand. Dit werd gemeten met een toets met een aangepaste versie van de Social Distance Scale van Parillo (2005). De zeven items varieerden van 1 (helemaal niet mee eens) tot

5 (helemaal mee eens) op een vijfpunt Likertschaal. Voorbeeldstellingen waren: “Ik zou het niet erg vinden als een familielid van mij met een vluchteling zou trouwen” en “Ik zou vrienden kunnen worden met een vluchteling”. Hoe lager de score op deze schaal hoe groter de sociale

(17)

17 afstand. De betrouwbaarheid van de schaal was hoog (α = .90). Een voorbeeld van alle items is te vinden in Appendix B.

De schalen Gevoelens over vluchtelingen en Attitude tegenover immigranten hadden een hoge correlatie met elkaar (r = .74, p > .001) en daarom werd hier een nieuwe schaal ‘Attitude tegenover vluchtelingen’ van gemaakt. De overlap tussen ingroup en outgroup en de sociale afstand correleerden met elkaar (r = .57, p > .001) en daarom werden deze samengenomen tot een nieuwe schaal ‘Sociale afstand naar vluchtelingen’.

Procedure

De vragenlijst werd volledig digitaal ingevuld. Op de eerste pagina stonden de instructies en informed consent. De deelnemers werden random ingedeeld in één van de drie condities. De condities verschilden van elkaar doordat er een negatieve, positieve of geen afbeelding van vluchtelingen werd getoond. Hierna vulden de deelnemers de vragenlijst die symbolische en realistische dreiging, attitudes en evaluaties over vluchtelingen en sociale afstand meet. Op de laatste pagina vulden deelnemers vragen met betrekking tot hun achtergrond in. Het invullen van de vragenlijst duurde ongeveer zeven minuten. De ethische commissie heeft toestemming voor het onderzoek verleend, referentie: 2015-SP-4690.

Resultaten

Een principale axis factor analyse werd uitgevoerd op de 17 items met varimax rotatie. De Kaiser-Meyer-Olkin meting verifieerde de adequaatheid, KMO = .91. Drie factoren hadden een eigenvalue boven de Kaiser’s critera van 1 en samen verklaarden zij 68% van de variantie. In

(18)

18 tabel 2 zijn de factorladingen na rotatie te zien. De analyse wijst er op dat factor is 1 attitude tegenover vluchtelingen is, factor 2 sociale afstand is en factor 3 weigering van vluchtelingen is. Tabel 2. Factoranalyse van de Items

Rotated Factor Ladingen

Item Attitude vluchtelingen Sociale Afstand Weigering vluchtelingen Negatief/positief .56 .54 .33 Vriendelijk/vijandig .77 .19 .23 Achterdochtig/vertrouwd .69 .31 .28 Minachtend/respectvol .75 .01 .30 Koud/warm .70 .34 .08

Ik ben voor het openen van grenzen voor vluchtelingen .50 .41 .41 Ik ben voor het beleid om vluchtelingen te weigeren zo lang

werkeloosheid laag is .10 .10 .46

Ik zou een petitie ondertekenen die eist dat criminele

vluchtelingen terug moeten naar land van herkomst .41 .17 .80 Ik zou een petitie ondertekenen die eist dat de overheid strenger

wordt in het selecteren van vluchtelingen .58 .53 .66

Ik zou het niet erg vinden als vluchtelingen mijn buren worden .58 .82 .25 Ik vind dat vluchtelingen alleen bezoekers mogen zijn van mijn

land als niet-inwoners -.02 .65 .40

Ik zou vrienden kunnen worden met een vluchteling .49 .64 -.19 Ik zou het niet erg vinden als vluchtelingen in hetzelfde bedrijf

komen werken als ik .59 .53 .01

Ik zou het niet erg vinden als een vluchteling met een familielid

van mij zou trouwen .53 .54 .02

Ik vind dat vluchtelingen toegang moet worden geweigerd als zij

naar Nederland toe willen komen .60 .51 .31

Ik vind dat Nederlanders mogen wonen in Nederland als

inwoners .28 .74 .31

Geef aan hoe verbonden u zich voelt met vluchtelingen .61 .32 .08

Eigenvalues 9.18 1.25 1.14

% of variance 54.02 7.33 6.67

Om de condities te vergelijken werden de groepsgemiddeldes eerst uitgerekend. Hieruit bleek dat er geen lineair verband was bij de drie condities, attitude tegenover vluchtelingen was in de controleconditie (M = 3.29, SD = .90) positiever dan bij beide humorcondities, Harry (M = 3.19, SD = .84) en Kolonisten (M = 3.15, SD = .65). Er werd daarom besloten om de

gemiddeldes van de afbeeldingen samen te nemen tot een nieuwe variabele ‘Humor over vluchtelingen’ (M = 3.16, SD = .73) en deze te vergelijken met de controleconditie. Bij een regressieanalyse over attitude tegenover vluchtelingen werd er geen significant effect van humor

(19)

19 over vluchtelingen gevonden η2 =6.5%; F(3, 73) = 1.34, p = .268. Er werd een marginaal verschil van geslacht gevonden waarbij de attitude tegenover vluchtelingen van vrouwen (M = 3.36, SD = .76) positiever was dan de attitude tegenover vluchtelingen van mannen (M = 3.02, SD = .82). Er werd een mediatieanalyse gedaan met PROCESS (Andrew F. Hayes). Daaruit bleek dat de relatie tussen humor en attitude werd niet gemedieerd door sociale afstand. Om het indirecte effect van sociale afstand te meten werd er een bootstrapping procedure uitgevoerd, b = -0.118, BCa CI [-0.381, 0.134]. Deze bleek niet significant te zijn. Hypothese 1 en 2 werden weerlegd, er werd niet aan de verwachtingen voldaan.

Om te kijken of sociale afstand als moderator zou kunnen werken werd er een

exploratieve moderatoranalyse gedaan. Er werd een interactievariabele van sociale afstand en de twee condities (humor vs controle) gemaakt. De moderatoranalyse liet zien dat er een marginaal effect was van sociale afstand op de relatie tussen humor en attitude, η2=1.7%; F(1, 73) = 2.86, p = .095, ß=.13, t=1.70, p = .095. De attitude van de deelnemers in de controleconditie met een kleine sociale afstand naar vluchtelingen was het meest positief (M = 3.92) en de attitude van de deelnemers in de controleconditie met een grote sociale afstand naar vluchtelingen was het meest negatief (M = 3.48). Deelnemers in de humorconditie met een kleine sociale afstand waren iets negatiever (M = 3.70) dan de deelnemers met kleine sociale afstand in de controleconditie. Deelnemers in de humorconditie met een grote sociale afstand waren positiever (M = 2.71) dan de deelnemers met een grote sociale afstand in de controleconditie (Voor een grafiek zie Figuur 2).

(20)

20 Figuur 2. Sociale Afstand als Moderator op de Relatie tussen Humor over Vluchtelingen en

Attitude tegenover vluchtelingen.

Discussie

In deze studie werd het effect van humor over vluchtelingen op attitude tegenover vluchtelingen onderzocht. Er werden geen effecten van positieve en negatieve humor over vluchtelingen op de attitude ten opzichte van vluchtelingen gevonden, hypothese 1 werd weerlegd. Omdat er voor mediatie een significante relatie had moeten zijn tussen humor en attitude, werd er geen mediërend effect van sociale afstand gevonden op de relatie tussen humor over vluchtelingen en attitude over vluchtelingen, hypothese 2 werd tevens weerlegd.

Bij een exploratieve analyse werd er een modererend effect van sociale afstand

gevonden. Er bleek dat mensen met een grote sociale afstand naar vluchtelingen een positievere attitude tegenover vluchtelingen hadden in vergelijking tot mensen met een grote sociale afstand die geen humor hadden gezien. Voor mensen met een kleine sociale afstand werd er een

omgekeerd effect gevonden. Na het zien van humor was hun attitude tegenover vluchtelingen negatiever dan de mensen met een kleine sociale afstand die geen humor hadden gezien. Een mogelijke verklaring voor deze resultaten is dat de mensen met een grote sociale afstand

(21)

21 mogelijk de focus leggen op de positieve aspecten van humor, terwijl de mensen met een kleine sociale afstand wellicht afschrikken door inhoud zoals genoemde stereotypen. Deze verklaring spreekt het onderzoek van Yang (2015) wel tegen, die stelt dat juist mensen met een kleine sociale afstand minder gevoelig zijn voor stereotypen en dus is verder onderzoek nodig. Dit kan interessant zijn wanneer blijkt dat de werkzaamheid van humor afhankelijk is van of mensen zich wel of niet verbonden voelen met vluchtelingen. Voor mensen die zichzelf ver van vluchtelingen af zien staan heeft humor mogelijk een positieve werking op attitude en dit zou mogelijk ingezet kunnen worden om negatieve attitudes tegenover vluchtelingen positiever te maken.

De Pictoral Measure of Self-Categorization werd door Schubert en Otten (2002) gebruikt om intergroupidentificatie te meten maar werd door heen niet gebruikt voor het meten van sociale afstand. De Social Distance Scale van Parillo (2005) en de Pictoral Measure of

Self-Categorization bleken te correleerden met elkaar. Het zou interessant kunnen zijn om verder te

onderzoeken of de Pictoral Measure of Self-Categorization een adequate manier is om sociale afstand te meten.

Een factoranalyse liet zien dat er drie factoren (attitude vluchtelingen, sociale afstand & weigering vluchtelingen) onder de items waren. Op de factor ‘Weigering Vluchtelingen’ waren drie items geladen die gingen over maatregelen voor vluchtelingen. Het oordelen over besluiten voor vluchtelingen is mogelijk niet onder te brengen onder de noemer attitude omdat het gaat over harde maatregelen die getroffen moeten worden. Het bepalen over maatregelen laten mensen mogelijk liever over aan anderen. De attitude tegenover vluchtelingen die iemand heeft kan dan misschien heel negatief zijn, maar dat maakt het niet meteen zo dat Nederlanders vluchtelingen direct terug willen sturen naar land van herkomst.

(22)

22 De mogelijkheid bestaat dat humor helemaal geen effect heeft op de attitude tegenover vluchtelingen, het onderwerp is beladen en het zou goed kunnen dat meningen hierover lastig te veranderen zijn. De kans bestaat ook dat humor over vluchtelingen wel een effect kan hebben op attitude tegenover vluchtelingen, maar dat humor in deze studie mogelijk niet goed is

gemanipuleerd. Zo waren de afbeeldingen geselecteerd omdat zij significant verschilden op hoe positief deze beoordeeld waren. Kolonisten werd als complexer beoordeeld dan Harry en Harry werd als grappiger beoordeeld dan Kolonisten. Het effect was mogelijk wel gevonden wanneer de afbeeldingen op meer kenmerken gelijk waren. Zoals eerder al genoemd is er uit onderzoek gebleken complexe humor overtuigender is dan simpele humor (LaMarre et al, 2014). Het zou interessant kunnen zijn om te kijken of er wel een effect wordt gevonden tussen negatieve en positieve humor als deze even complex is voor beide afbeeldingen. Vervolgonderzoek zou hoog complexe humor kunnen gebruiken, omdat daaruit is gebleken dat die het meest overtuigend is bij het veranderen van perspectieven.

Een andere verklaring is wellicht of mensen wel of niet bekend zijn met de context van de humor. Volgens LaMarre et al. (2014) is context belangrijk wil de ontvanger de humor begrijpen. Harry Potter is een bekend Westers personage maar indien men niet bekend is met dit personage zal de afbeelding misschien als helemaal niet grappig worden gezien. De ondertiteling onder de afbeelding Harry waar over gevangenen wordt gesproken klinkt mogelijk zeer negatief wanneer iemand niet bekend is met de titel van het boek en de context niet begrepen wordt. Wanneer Harry Potter niet herkend wordt zal men zich mogelijk ook niet of minder identificeren met het personage. In vervolgonderzoek zouden de afbeeldingen wellicht beter neutraal

(23)

23 De realistische dreiging in de afbeeldingen Kolonisten ging voornamelijk in op

stereotypering over economische immigranten door te zeggen dat zij alleen voor uitkeringen naar Nederland komen. Economische immigranten zijn niet hetzelfde als politieke vluchtelingen en daarom is deze afbeelding mogelijk niet bruikbaar geweest als goede manipulatie. Naast dat de afbeeldingen verschilden op mate van positiviteit verschilden zijn mogelijk te veel qua inhoud. Een mogelijke oplossing hiervoor zou kunnen zijn om in vervolgonderzoek de inhoud gelijk te houden door bijvoorbeeld in te gaan op stereotypen en daarbij onderscheid te maken tussen positieve en negatieve stereotypen.

In vervolgonderzoek zou er een uitgebreidere selectie van afbeeldingen aan het

onderzoek vooraf moeten gaan zodat alsnog bekeken zou kunnen worden of er een effect is van humor. Het is daarbij belangrijk dat de afbeeldingen alleen op mate van positiviteit verschillen en op de andere kenmerken zoals complexiteit, inhoud en grappigheid gelijk zijn. Omdat er een effect van sociale afstand is gevonden als moderator zou het interessant kunnen zijn om deze variabele wederom mee te nemen en te kijken of er meer resultaten mee gevonden kunnen worden.

(24)

24 Literatuur

Azevedo, F. B. D., Wang, Y. P., Goulart, A. C., Lotufo, P. A., & Benseñor, I. M. (2010). Application of the Spielberger's State-Trait Anger Expression Inventory in clinical patients. Arquivos de neuro-psiquiatria, 68(2), 231-234.

Bos, M. (2007). De opvang van Belgische vluchtelingen in de oorlog. Geraadpleegd van http://www.historischnieuwsblad.nl/nl/artikel/6984/de-opvang-van-belgische-vluchtelingen-in-de-oorlog.html

Boukes, M., Boomgaarden, H. G., Moorman, M., & de Vreese, C. H. (2015). At odds: laughing and thinking? The appreciation, processing, and persuasiveness of political

satire. Journal of Communication, 65(5), 721-744.

Buijzen, M., & Valkenburg, P. M. (2004). Developing a typology of humor in audiovisual media. Media psychology, 6(2), 147-167.

Esses, V. M., Medianu, S., & Lawson, A. S. (2013). Uncertainty, threat, and the role of the media in promoting the dehumanization of immigrants and refugees. Journal of Social Issues, 69(3), 518-536.

Fiske, S. T., Cuddy, A. J., Glick, P., & Xu, J. (2002). A model of (often mixed) stereotype content: competence and warmth respectively follow from perceived status and competition. Journal of personality and social psychology, 82(6), 878.

Hagendoorn, L., Drogendijk, R., Tumanov, S., & Hraba, J. (1998). Inter-ethnic preferences and ethnic hierarchies in the former Soviet Union. International Journal of Intercultural Relations, 22(4), 483-503.

Hagendoorn, L., & Hraba, J. (1987). Social distance toward Holland's minorities: Discrimination against and among ethnic outgroups 1. Ethnic and racial studies,10(3), 317-333.

Horn, R. E. (2001). Knowledge mapping for complex social messes. Presentation to the

“Foundations in the Knowledge Economy” at the David and Lucile Packard Foundation. Kleinpenning, G. L. M. (1993). Structure and content of racist beliefs: An empirical study of

ethnic attitudes, stereotypen and the ethnic hierarchy. Utrecht: University Press. LaMarre, H. L., Landreville, K. D., Young, D., & Gilkerson, N. (2014). Humor works in funny

ways: Examining satirical tone as a key determinant in political humor message processing. Mass Communication and Society, 17(3), 400-423.

Lili, ZAHN (2012). Understanding humor based on the incongruity theory and the cooperative principle. Studies in Literature and Language, 4(2), 94-98.

(25)

25 Louis, W. R., Duck, J. M., Terry, D. J., Schuller, R. A., & Lalonde, R. N. (2007). Why do

citizens want to keep refugees out? Threats, fairness and hostile norms in the treatment of asylum seekers. European Journal of Social Psychology, 37(1), 53.

Martin, R. A., Puhlik-Doris, P., Larsen, G., Gray, J., & Weir, K. (2003). Individual differences in uses of humor and their relation to psychological well-being: Development of the Humor Styles Questionnaire. Journal of research in personality, 37(1), 48-75.

Parrillo, V. N., & Donoghue, C. (2005). Updating the Bogardus social distance studies: a new national survey. The Social Science Journal, 42(2), 257-271.

Pew Research Center (2011), geraadpleegd op 29 oktober 2015, van

http://www.pewforum.org/2011/01/27/table-muslim-population-by-country/

Purcell, D., Brown, M. S., & Gokmen, M. (2010). Achmed the dead terrorist and humor in popular geopolitics. GeoJournal, 75(4), 373-385.

Reysen, S., Puryear, C., Katzarska-Miller, I., Kamble, S. V., & Vithoji, N. (2014). Socio-structural intergroup characteristics and group-based emotions in three

countries. International Journal of Intercultural Relations, 43, 239-252. Samson, A. C., & Gross, J. J. (2012). Humour as emotion regulation: The differential

consequences of negative versus positive humour. Cognition & emotion, 26(2), 375-384. Schubert, T. W., & Otten, S. (2002). Overlap of self, ingroup, and outgroup: Pictorial measures

of self-categorization. Self and identity, 1(4), 353-376.

Snellman, A., & Ekehammar, B. (2005). Ethnic hierarchies, ethnic prejudice, and social

dominance orientation. Journal of community & applied social psychology, 15(2), 83-94. Sniderman, P. M., Hagendoorn, L., & Prior, M. (2004). Predisposing factors and situational

triggers: Exclusionary reactions to immigrant minorities. American Political Science Review, 98(01), 35-49.

Stephan, W. G., Ybarra, O., & Bachman, G. (1999). Prejudice toward immigrants. Journal of

Applied Social Psychology, 29(11), 2221-2237.

Strabac, Z., & Listhaug, O. (2008). Anti-muslim prejudice in Europe: A multilevel analysis of survey data from 30 countries. Social Science Research, 37(1), 268-286.

Tougas, F., Sablonnière, R., Lagace, M., & Kocum, L. (2003). Intrusiveness of minorities: Growing pains for the majority group? Journal of Applied Social Psychology, 33(2), 283-298.

(26)

26 UNHCR (2014), Global Trends Report 2014, Geraadpleegd op 3 november 2015, van

http://unhcr.org/556725e69.html

Velasco González, K., Verkuyten, M., Weesie, J., & Poppe, E. (2008). Prejudice towards muslims in the Netherlands: Testing integrated threat theory. British Journal of Social Psychology, 47(4), 667-685.

Wright, S. C., Aron, A., McLaughlin-Volpe, T., & Ropp, S. A. (1997). The extended contact effect: Knowledge of cross-group friendships and prejudice. Journal of Personality and Social Psychology, 73(1), 73.

Yang, A. (2015). Building a Cognitive-Sociological Model of Stereotypen: Stereotypical Frames, Social Distance and Framing Effects. Howard Journal of Communications, 26(3), 254-274.

(27)

27 Appendix A

Smokkelaar. Bron: https://www.politicalcartoons.com/cartoon/4f18cbe1-3250-43e4-97ba-89fc1815c2a9.html

(28)

28 Arnold. Bron: http://www.independent.co.uk/news/world/europe/refugees-welcome-supporters-fight-anti-migrant-memes-with-satire-but-not-everyone-gets-it-10507283.html

Kolonisten. Bron: http://xandernieuws.punt.nl/content/2015/09/EU-en-Oxfam-lanceren-campagne-om-60-miljoen-immigranten-toe-te-laten

(29)

29 Appendix B

Attitudes towards immigrants and immigration (Tougas, Sablonnière, Lagace, & Kocum, 2003). 1. Ik ben voor het openen van de grenzen voor vluchtelingen

2. Ik ben voor het beleid om de vluchtelingen te weigeren zolang de werkloosheid is gereduceerd

3. Ik zou een petitie ondertekenen die eist dat criminele vluchtelingen terug worden gestuurd naar land van herkomst

4. Ik zou een petitie ondertekenen die eist dat de overheid strenger wordt in het selecteren van de vluchtelingen.

Pictoral Measure of Self-Categorization (Schubert & Otten, 2002)

Social Distance Scale (Parillo, 2005)

1. Ik zou het niet erg vinden als vluchtelingen mijn buren zouden worden.

2. Ik vind dat vluchtelingen alleen bezoekers mogen zijn van mijn land (geen inwoners). 3. Ik zou vrienden kunnen worden met een vluchteling.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Based on dual-route model (DRM) of reading (in English) and dyslexia batteries in other alphabetic languages, tests for letter knowledge, word and pseudoword reading and spelling,

The tool DFTCalc provides important support here: given an advanced maintenance strategy and a system model given as a fault tree, DFTCalc computes standard relia- bility measures

We test a suite of hypothesized immediate (early-life body mass, telomere length, and survival) and delayed (adult reproductive potential and lifespan) costs of sibling rivalry

Mijn dank gaat verder uit naar de overige collega’s van de Heelkunde. Ik was een beetje een ‘vreemde vogel’ als onderzoeker op het secretariaat. Maar jullie waren altijd bereid om

• Expected number of failures (ENF) - the expected num- ber of times a TLE is observed in the time window [0, T ]; • Expected costs - the total expected costs incurred in the

As our main result, we quantitatively measured the ISB point cloud accuracy using a reference point cloud obtained with a tripod-mounted FARO Focus 3D laser scanner.. The accuracy

Overall, 14 C characteristics of iso- and brGDGTs and the inferred turnover times that are far longer than those of dis- crete POM (free light density fraction) and signature lipids

Considering that users might have particular activity habits during the different days of the week, the new feature of the Activity Coach auto- matically sets daily goals based