• No results found

De fiscale aspecten van de Bitcoin

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De fiscale aspecten van de Bitcoin"

Copied!
41
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Universiteit van Amsterdam

Faculteit Economie en Bedrijfskunde

De fiscale aspecten

van de Bitcoin

Bachelorscriptie

Fiscale economie

Auteur:

Danella Bos

Studentnummer:

10359443

Begeleider:

Mw. mr. W. Verbruggen

Studiejaar:

2014-2015

(2)

2

Inhoudsopgave

1. Inleiding... 4

1.1 Aanleiding van het onderzoek... 4

1.2 Centrale vraag en subvragen... 5

1.3 Onderzoeksopzet... 5

2. Algemene en juridische aspecten van de bitcoin... 7

2.1 Inleiding... 7

2.2 Algemene beschrijving en kenmerken van de bitcoin... 7

2.2.1 Virtuele valuta... 7

2.2.2 De bitcoin... 8

2.2.3 Economische status van de bitcoin... 10

2.3 Juridische kwalificatie van de bitcoin... 11

2.3.1 De bitcoin volgens Nederlands Financieel Recht... 11

2.3.2 Hoger beroep... 13

2.4 Risico's van de bitcoin... 14

2.4.1 Risico's voor de betrouwbaarheid van het bitcoinsysteem... 14

2.4.2. Risico's voor de gebruikers... 15

2.4.3 Risico's voor banken en de overheid... 15

2.5 Conclusie... 16

3. De bitcoin in de inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting... 18

3.1 Inleiding... 18

3.2 Inkomstenbelasting... 18

3.2.1 Box 1... 18

3.2.1.1 Loon uit dienstbetrekking... 18

3.2.1.2 Winst uit onderneming... 20

3.2.1.3 Resultaat uit overige werkzaamheden... 22

3.2.2 Box 3 …... 23

3.3 Vennootschapsbelasting... 24

3.3.1 Algemeen... 24

3.3.2 De innovatiebox... 25

(3)

3

4. De bitcoin in de omzetbelasting... 28

4.1 Inleiding... 28

4.2 BTW-kwalificatie van de bitcoin... 28

4.2.1 Levering van goederen en diensten... 28

4.2.2 Betalen met bitcoins... 29

4.3 Ondernemerschap... 30

4.3.1 Handelen in bitcoins... 30

4.3.2 Mining... 31

4.4 Financiële vrijstellingen in de BTW... 32

4.4.1 Artikel 135 lid 1 sub e BTW-Richtlijn... 32

4.4.2 Artikel 135 lid 1 sub d BTW-Richtlijn... 32

4.4.3 Artikel 135 lid 1 sub f BTW-Richtlijn... 33

4.5 Conclusie... 34

5. Conclusie... 36

(4)

4

1. Inleiding

1.1 Aanleiding van het onderzoek

De laatste jaren is de bitcoin veelvoudig in het nieuws geweest. De actualiteit en innovativiteit van de bitcoin maakt het een interessant onderwerp om onderzoek over te doen. Recentelijk is in Gent, België, een aantal winkels begonnen met het accepteren van bitcoins als betaalmiddel (De Morgen, 2015). Ook in Arnhem is het al enige tijd mogelijk om met bitcoins te betalen (NOS, 2014). Van belang is hoe de bitcoin fiscaal behandeld dient te worden voor belanghebbenden, waarbij de inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting en omzetbelasting centraal staan.

De bitcoin wordt gebruikt als betaalmiddel en kan gezien worden als een elektronische vorm van geld. Deze virtuele munt is gedecentraliseerd, wat inhoudt dat er geen tussenkomst nodig is van een financiële instelling. Met de bitcoin is het mogelijk om goederen of diensten te kopen, maar het is bijvoorbeeld ook mogelijk om in bitcoins te handelen. In de uitspraak van de Rechtbank Overijssel van 14 mei 2014 (C/08/140456 / HA ZA 13-255) heeft de rechter besloten dat de bitcoin geen wettelijk betaalmiddel is. De Rechtbank baseert zich daarbij onder andere op een uitspraak van de Minister van Financiën. De Minister van Financiën stelt in zijn antwoord op Kamervragen dat de bitcoin niet valt onder het bereik van de Wet Financieel Toezicht (Minister van Financiën, 2013). Het gevolg hiervan is dat De Nederlandsche Bank geen toezicht hoeft te houden op de bitcoin. Instanties zoals De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten waarschuwen voor de risico's van het bezit van bitcoins. De koers van de bitcoin is erg volatiel en er is geen depositogarantiestelsel wanneer er iets verkeerd gaat met de bitcoin (Autoriteit Financiële Markten, 2013).

Dit onderzoek is zowel op maatschappelijk als wetenschappelijk gebied relevant. De maatschappelijke relevantie van dit onderzoek berust erop dat het voor particulieren en

ondernemingen van belang is om te weten hoe er op fiscaal gebied met de bitcoin omgegaan dient te worden. Het is namelijk eenvoudig om bitcoins te kopen en te verkopen, waarbij duidelijkheid over de fiscale behandeling belangrijk is. Voor vennootschappen is het bijvoorbeeld van belang om te weten in hoeverre het mogelijk is de bitcoin in de innovatiebox te laten vallen. Hierdoor zouden de winsten onderworpen zijn aan een verlaagd tarief van vijf procent in plaats van

minimaal twintig procent vennootschapsbelasting. Dit onderzoek is ook wetenschappelijk gezien relevant. Er is al enig onderzoek gedaan naar de fiscale aspecten van de bitcoin, maar deze onderzoeken zijn veelal beknopt of het betreft een onderzoek dat ingaat op slechts een van de voorgenoemde belastingwetten.

(5)

5

1.2 Centrale vraag en subvragen

De bitcoin wordt steeds bekender en het wordt in steeds meer winkels mogelijk om betalingen met de bitcoin te verrichten. Voor de consument, de ondernemer en zijn onderneming is het belangrijk om te weten hoe er fiscaal moet worden omgegaan met de bitcoin. Om dit te onderzoeken is de volgende centrale vraag opgesteld:

Wat zijn de fiscale aspecten van de bitcoin op het gebied van de inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting en omzetbelasting?

Om een antwoord op deze centrale vraag te formuleren, wordt gebruik gemaakt van de volgende subvragen:

 Wat is de bitcoin?

 Hoe wordt de bitcoin belast in de inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting?

 Hoe wordt de bitcoin belast in de omzetbelasting?

Het eindproduct van deze scriptie levert een duidelijk overzicht over de fiscale behandeling van de bitcoin in de inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting en omzetbelasting. Voor de

inkomstenbelasting wordt tevens onderscheid gemaakt tussen de particulier en de ondernemer.

1.3 Onderzoeksopzet

Door middel van kwalitatief literatuuronderzoek worden de fiscale aspecten van de bitcoin in de inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting en omzetbelasting onderzocht. Bij dit

literatuuronderzoek wordt gebruikt gemaakt van wetenschappelijke artikelen, jurisprudentie, Kamerstukken, wetsartikelen en enkele andere internetbronnen. De beantwoording van de centrale vraag geschiedt door middel van de subvragen, zoals beschreven in paragraaf 1.2. In ieder hoofdstuk staat een subvraag centraal.

In het tweede hoofdstuk wordt een algemene beschrijving van de bitcoin gegeven. Hierin komt de juridische status van de bitcoin aan de orde en worden de risico's van de bitcoin

beschreven. Het derde hoofdstuk is het eerste fiscale hoofdstuk, waarin beschreven wordt hoe de bitcoin fiscaal behandeld dient te worden voor de inkomstenbelasting en de

vennootschapsbelasting. Voor de inkomstenbelasting wordt gekeken naar de particulier en de ondernemer. Daardoor komen zowel box 1 als box 3 van de inkomstenbelasting aan de orde. Voor

(6)

6 de vennootschapsbelasting is de innovatiebox een van de onderwerpen die uitgediept wordt, maar binnen deze wet wordt ook onderzocht in welke situaties bitcoins tot het ondernemingsvermogen behoren. In hoofdstuk vier worden de fiscale aspecten van de bitcoin beschreven in het kader van de omzetbelasting. In dit hoofdstuk wordt uiteengezet of de bitcoins kwalificeren als goederen of diensten. Daarnaast wordt er ook onderzocht wanneer iemand ondernemer is voor de

omzetbelasting met betrekking tot bitcoins en of er eventueel een financiële vrijstelling uit artikel 135 van de BTW-Richtlijn van toepassing kan zijn. In het laatste hoofdstuk wordt een antwoord geformuleerd op de centrale vraag. Dit wordt gedaan met behulp van de antwoorden op de subvragen.

(7)

7

2. Algemene en juridische aspecten van de bitcoin

2.1 Inleiding

De bitcoin is de laatste jaren veelvoudig in het nieuws geweest. Toch is de bitcoin voor veel mensen een relatief onbekend fenomeen. Daarom staat in dit hoofdstuk de volgende subvraag centraal: Wat is de bitcoin?

In de eerste paragraaf wordt beschreven wat een virtuele valuta is en welke soorten virtuele valuta onderscheiden worden. Vervolgens zet deze paragraaf uiteen wat de kenmerken zijn van de bitcoin en of de bitcoin voldoet aan de economische definitie van geld. In paragraaf 2.3 is de uitspraak van de Rechtbank Overijssel (C/08/140456 / HA ZA 13-255, 2014) beschreven en komt de mogelijkheid tot hoger beroep aan bod. In de vierde paragraaf worden enkele

belangrijke risico's van de bitcoin uiteengezet, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen risico's voor de (financiële) betrouwbaarheid van het bitcoinsysteem, risico's voor gebruikers en risico's voor de banken en de overheid. De (sub)conclusie wordt in de laatste paragraaf van dit hoofdstuk beschreven, waarin een antwoord op de subvraag wordt geformuleerd.

2.2 Algemene beschrijving en kenmerken van de bitcoin

2.2.1 Virtuele valuta

Een virtuele valuta is een digitale vertegenwoordiging van waarde, die niet uitgegeven wordt door een centrale bank of een kredietinstelling en die in bepaalde omstandigheden gebruikt kan worden als alternatief voor geld (ECB, 2015). De Europese Centrale Bank stelt in haar rapport ‘virtual currency schemes – a further analysis’ uit 2015 dat de definitie van virtuele valuta tijdsgebonden is en daardoor in de toekomst wellicht anders zou luiden. Vergeleken met haar definitie uit 2012, zijn er inderdaad andere elementen opgenomen in de definitie van virtuele valuta. In 2012 definieerde de Europese Centrale Bank virtuele valuta als digitaal, ongereguleerd geld, dat is uitgegeven en wordt gecontroleerd door haar ontwikkelaars en dat door leden binnen een bepaald digitaal platform wordt gebruikt en geaccepteerd (ECB, 2012). Zij heeft bij haar vernieuwde definitie in 2015 ervoor gekozen om virtuele valuta niet meer 'geld' te noemen, omdat de virtuele valuta maatschappelijk gezien niet genoeg geaccepteerd wordt als betaalmiddel. Daarnaast heeft de Europese Centrale Bank ervoor gekozen om de virtuele valuta niet meer 'ongereguleerd' te noemen, omdat in sommige landen een poging tot toezicht als gevolg van legalisatie op innovatie gaande is. Als laatste heeft de Europese Centrale Bank ervoor gekozen om het gedeelte 'leden

(8)

8 binnen een bepaald digitaal platform' uit de definitie te halen, om te voorkomen dat er verkeerde interpretaties zijn wat betreft het bestaan van een theoretische limiet (ECB, 2015). Bitcoins bijvoorbeeld worden immers ook buiten het platform gebruikt.

Er zijn drie typen betalingssystemen voor virtuele valuta (Baukema, 2013). Allereerst is er het gesloten betalingssysteem. In dit systeem worden door middel van het behalen van een

specifieke prestatie virtuele valuta verkregen, zoals bijvoorbeeld een beloning voor het behalen van een bepaald level in een computerspel. De virtuele valuta zijn niet over te dragen aan een medespeler en ze zijn niet in te wisselen voor een wettelijke valuta. Een verband met de reële economie bestaat hierdoor niet. Een voorbeeld is de virtuele valuta in het spel World of Warcraft (ECB, 2012). Als tweede is er het eenzijdige betalingssysteem (Baukema, 2013). In dit eenzijdige systeem is het mogelijk om met een wettelijk betaalmiddel virtuele valuta te kopen. Deze virtuele valuta is vervolgens alleen binnen het platform of spel te besteden. De virtuele valuta omwisselen tegen een wettelijk betaalmiddel is niet mogelijk. Een voorbeeld van dit systeem zijn de credits van facebook (ECB, 2012). Als laatste is er het meerzijdige betalingssysteem voor virtuele valuta (Baukema, 2013). Hierbij is het mogelijk om zowel met een wettelijk betaalmiddel de virtuele valuta te kopen, als de virtuele valuta weer om te wisselen voor een wettelijk betaalmiddel. Ook is het mogelijk om transacties met medegebruikers aan te gaan. De wisselkoers komt in dit systeem tot stand door middel van vraag en aanbod (Nakamoto, 2008). Dit systeem heeft de sterkste connectie met de reële economie. Een voorbeeld van dit systeem is de bitcoin.

Figuur 1: drie soorten betalingssystemen voor virtuele valuta

Bron: gebaseerd op ECB (2012)

2.2.2 De Bitcoin

In 2008 schreef Nakamoto een artikel dat door velen wordt gezien als het begin van de bitcoin (Creemers, 2014). Vermoed wordt dat deze naam een pseudoniem is (Van de Berg, 2014). In 2014 dachten de media dat de bedenker achterhaald was, maar deze persoon ontkent tot op heden waardoor nog steeds onbekend is wie de bedenker van de bitcoin is (RTL Nieuws, 2014). Tien

(9)

9 jaar eerder, in 1998, heeft Wei Dai (1998) voor het eerst het idee beschreven van een

(elektronisch) geldstelsel zonder ingrijpen van de overheid. Hoewel hij niet de werking van de bitcoin uiteenzette of het geldstelsel een naam gaf, is het decentrale aspect dat hij beschreef tegenwoordig wel een van de belangrijkste kenmerken van de bitcoin (Nakamoto, 2008). Wei Dai kan hierdoor gezien worden als bedenker van de basis van de bitcoin.

De bitcoin is een private digitale munt (Bierens, 2014). Het wordt gebruikt als elektronisch betaalmiddel en het wordt ook wel een crypto-valuta genoemd (Baukema, 2013). De techniek van de bitcoin is gebaseerd op cryptografie (Baukema, 2013). Dit houdt in dat iedere bitcoin

vertegenwoordigd wordt door een unieke code bestaande uit cijfers en letters. Alle transacties vinden plaats door middel van cryptografische berekeningen die worden gecontroleerd door medegebruikers (Creemers, 2014). Alle transacties worden bijgehouden in de zogenoemde 'blockchain', dat dient als openbare administratie (Baukema, 2013). Dit blockchain is gekoppeld aan het bitcoinnetwerk, waar alle computers van alle gebruikers op zijn aangesloten. Dit netwerk van alle verbonden computers wordt een 'peer-to-peer' netwerk genoemd (Van de Berg, 2014).

Wanneer eenmaal een bepaalde software op de computer is gedownload, is de computer aangesloten op dit peer-to-peer netwerk. Dan kunnen miners de rekenkracht van de computer gebruiken om bitcoins te 'minen' (Van de Berg, 2014). Miners zijn anonieme personen of private instellingen die de beschikking hebben over krachtige computers (Bierens, 2014). Minen is het proces van computers die complexe cryptografische berekeningen uitvoeren wat uiteindelijk resulteert in de creatie van nieuwe bitcoins (DNB, 2014a). De integriteit van de bitcoin wordt beschermd door de complexiteit van deze berekeningen (Bierens, 2014). Het proces van minen kan niet oneindig lang doorgaan. Geschat wordt dat er een maximum van 21 miljoen bitcoins is, die in 2040 allemaal in omloop zijn (Baukema, 2013).

Kenmerkend voor de bitcoin is dat het geen fysieke verschijningsvorm heeft, waardoor er geen munten of biljetten in omloop zijn (Baukema, 2013). De hoeveelheid bitcoins die in omloop wordt gebracht, wordt niet bepaald door een centrale bank of andere financiële instelling vanwege het gedecentraliseerde karakter van de bitcoin (ECB, 2012). De bitcoin is openbaar, er is geen beheerder of eigenaar en iedereen die beschikking heeft tot een computer met internet kan bitcoins kopen (Zeegers, 2015). Iedere gebruiker van de bitcoin bezit een bitcoinadres dat niet gekoppeld is aan zijn/haar identiteit, wat het gebruik van bitcoins anoniem maakt (Nakamoto, 2008).

Vergeleken met reguliere girale transacties (tussen verschillende valuta) ligt de

transactiesnelheid significant hoger bij transacties met bitcoins (EBA, 2014). Dit komt door de cryptografische techniek achter de bitcoin (Van de Berg, 2014). Bij transacties worden geen vergoedingen ingehouden (EBA, 2013), waardoor de transactiekosten laag zijn (Nakamoto,

(10)

10 2008). De reden dat er geen vergoedingen worden ingehouden is de afwezigheid van een bank die de veiligheid van de bitcoin garandeert (EBA, 2014).

2.2.3 Economische status van de bitcoin

Volgens de economische theorie heeft geld drie functies. Geld moet fungeren als rekeneenheid, ruilmiddel en oppotmiddel (ECB, 2015). Geld als rekeneenheid houdt in dat het als numerieke eenheid moet dienen voor het bepalen van waarde van goederen, diensten, bezitting en schulden. Het tweede kenmerk van geld is dat het moet dienen als ruilmiddel, wat betekent dat het gebruikt moet kunnen worden als tussenschakel bij handelen. Het laatste kenmerk, oppotmiddel, houdt in dat het gebruikt moet kunnen worden als middel om de koopkracht van het heden naar de toekomst over te brengen. Om de bitcoin vanuit economisch perspectief als geld aan te merken, moet de bitcoin aan de drie bovengenoemde kenmerken voldoen (ECB, 2015). Binnen de literatuur bestaat enige discussie over de vraag of de bitcoin economisch gezien als geld aan te merken is.

Mocking en Straathof (2013) zijn van mening dat de bitcoin vanuit de economische theorie van geld inderdaad als geld aan te merken is. De waarde van de bitcoin ten opzichte van andere valuta is eenvoudig te bepalen en daarmee vinden zij dat de bitcoin goed als rekeneenheid gebruikt kan worden. Krohn-Grimberghe en Sorge (2013) stellen dat de bitcoin prima kan dienen om de waarde van goederen uit te drukken, maar dat dit in de praktijk nog wel ongebruikelijk is. Volgens hen is dit overigens geen reden om de bitcoin ongeschikt te noemen als rekeneenheid. Mede doordat er bij transacties geen tussenkomst is van een bank of financiële instelling, zijn de transacties met bitcoins sneller en makkelijker dan reguliere transacties (Mocking & Straathof, 2013). Dit kenmerk maakt dat de bitcoin goed als ruilmiddel kan functioneren. Als laatste vinden Mocking en Straathof dat de bitcoin wel gebruikt kan worden als oppotmiddel, maar zij zetten hierbij wel de kanttekening dat de wisselkoers van de bitcoin, en daarmee de waarde ervan, kan fluctueren en dat dit een risico vormt.

Hiertegenover staan de Europese Centrale Bank (2012 en 2015) en De Nederlandsche Bank (2014). De Europese Centrale Bank (hierna: ECB) heeft in haar onderzoek uit 2012 als eerste haar mening over dit discussiepunt geprobeerd te geven. Zij kwam toen tot de constatering dat de bitcoin wel als rekeneenheid en ruilmiddel is aan te merken, maar slechts binnen de grenzen van haar virtuele wereld. Over de status van de bitcoin als oppotmiddel uit zij haar twijfels of de bitcoin wel betrouwbaar en veilig genoeg is. Zoals beschreven in paragraaf 2.2.1 heeft de ECB in 2015 de bitcoin opnieuw gedefinieerd en daarbij heeft zij ook opnieuw bekeken of de bitcoin nu wel economisch gezien als geld aan te merken valt. In dit onderzoek probeert de centrale bank in tegenstelling tot 2012 wel de connectie te maken met de reële economie, maar

(11)

11 bleef ze bij haar standpunt om de bitcoin niet als geld aan te merken in economisch perspectief. Zo oordeelt zij dat de bitcoin slechts een beperkt ruilmiddel is vanwege de lage acceptatiegraad binnen de maatschappij. Door de volatiliteit van de wisselkoers van de bitcoin is het onbruikbaar als oppotmiddel en door zowel de lage acceptatiegraad als de volatiele wisselkoers is het

ongeschikt als rekeneenheid (ECB, 2015). De Nederlandsche Bank (hierna: DNB) is in haar onderzoek genuanceerder door de bitcoin 'vrijwel geen' rekeneenheid, 'in beperkte mate' een ruilmiddel en 'in mindere mate' een oppotmiddel te noemen (DNB, 2014a).

Het lijkt erop dat de ECB en DNB een negatief standpunt innemen wat betreft de

economische status van de bitcoin. Beide instanties waarschuwen regelmatig over de gevaren die het bezit van bitcoins met zich kunnen brengen (DNB, 2014a). Bij de vraag of de bitcoin

economisch gezien als geld kan functioneren, zijn de ECB en DNB misschien gedwongen om hier ontkennend op te antwoorden gezien de risico's die de bitcoin met zich brengt. Dit wellicht om vanuit hun standpunt voor de maatschappij meer afstand te creëren tussen de bitcoin enerzijds en het geldbegrip anderzijds in het kader van consumentenbescherming. Economen zoals Mocking en Straathof (2013) zien meer potentie in de bitcoin. Naar mijn mening is hun evaluatie van de bitcoin met betrekking tot de economische functie van geld betrouwbaarder, omdat zij geen belang hebben in de bitcoin. Vergeleken met de ECB, hebben Mocking en Straathof geen

verantwoordelijkheden tegenover andere mensen in de maatschappij, waardoor zij onafhankelijk tot een oordeel over de bitcoin kunnen komen.

2.3 Juridische kwalificatie van de bitcoin

2.3.1 De bitcoin volgens Nederlands Financieel Recht

Voor de praktijk is de juridische status van de bitcoin belangrijker dan de economische status die de economische theorie aan de bitcoin toebedeelt. De Minister van Financiën heeft beoordeeld of de bitcoins zijn aan te merken als elektronisch geld onder de definitie van de Wet Financieel Toezicht. Op 14 mei 2014 heeft de Rechtbank Overijssel (C/08/140456 / HA ZA 13-255) uitspraak gedaan over de juridische status van de bitcoin in het Burgerlijk Wetboek.

De Wet Financieel Toezicht maakt onderscheid tussen geldmiddelen in de vorm van giraal, chartaal en elektronisch geld (Baukema, 2013). De Minister van Financiën heeft op 19 december 2013 in een brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer (FM/2013/1939 U) bepaald dat de bitcoin geen elektronisch geld is onder de definitie van de Wet Financieel Toezicht. In artikel 1.1 van de Wet Financieel Toezicht wordt het begrip elektronisch geld gedefinieerd.

Er zijn vier kenmerken waar elektronisch geld volgens de definitie van artikel 1.1 Wet Financieel Toezicht aan moet voldoen. Ten eerste moet elektronisch geld een waarde hebben die

(12)

12 elektronisch wordt opgeslagen. Op de tweede plaats moet elektronisch geld een vordering op de uitgever vertegenwoordigen. Ten derde moet de bedoeling van de uitgever zijn om het

elektronisch geld te gebruiken als betaalmiddel en als laatste moeten er betalingen mee worden verricht aan een ander individu dan de uitgever. De Minister van Financiën stelt dat de bitcoin niet aan alle bovengenoemde kenmerken voldoet, waardoor de bitcoin niet onder de Wet Financieel Toezicht valt. Het directe gevolg hiervan is dat De Nederlandsche Bank geen toezicht hoeft te houden op de bitcoin. Volgens de Minister van Financiën is de bitcoin geen elektronisch geld, omdat bitcoins geen vordering op een uitgever kunnen zijn. Bierens (2014) bevestigt het

standpunt van de Minister van Financiën en uit daarbij ook zijn twijfels over in hoeverre er sprake is van een uitgevende instelling bij bitcoins.

Op 14 mei 2014 heeft de Rechtbank Overijssel (C/08/140456 / HA ZA 13-255) een civielrechtelijke uitspraak gedaan. In haar uitspraak ging zij na wat de juridische status van de bitcoin is volgens het Nederlandse recht. De rechtbank stelt in haar uitspraak dat dat er geen sprake is van giraal geld. Het kenmerk van giraal geld is dat een betaling geschiedt door middel van een bank- of girorekening. Daarnaast bestaat er tussen de rekeninghouder en de bank een verbintenis, namelijk dat de rekeninghouder een vordering heeft op de bank en de bank op haar beurt een schuld heeft aan de rekeninghouder. Bij bitcoins wordt de digitale portemonnee met bitcoins bewaard door de gebruiker zelf. De gebruiker kan zijn digitale portemonnee wel in beheer geven bij een houder van meerdere digitale portemonnees, maar deze persoon verkrijgt hiermee niet de status van bank- of giro-instelling. De rechtbank vindt dat belangrijke kenmerken zoals deze verbintenisrechtelijke overeenkomst tussen de bitcoingebruiker en de houder

ontbreken.

Daarnaast is er volgens de rechtbank ook geen sprake van chartaal geld volgens de Nederlandse wet. Bij de invoering van het Burgerlijk Wetboek is gekozen om chartaal geld te vergelijken met gangbaar geld in plaats van met een wettelijk betaalmiddel. Van gangbaar geld is sprake als geld een wettelijk betaalmiddel is of als het betaalmiddel wordt getolereerd in

Nederland. Zoals in het begin van deze paragraaf beschreven is, heeft de Minister van Financiën besloten dat de bitcoin geen wettelijke status van betaalmiddel heeft. De Rechtbank Overijssel sluit zich aan bij de Minister van Financiën en stelt daarna direct dat er daarmee ook geen sprake is van tolerantie van de bitcoin. De rechtbank beslist daarom dat de bitcoin een ruilmiddel is in plaats van geld.

De rechtbank gaat in haar uitspraak voorbij aan een belangrijk kenmerk van chartaal geld. Chartaal geld dient een tastbare verschijningsvorm te hebben in de vorm van munten of biljetten (Baukema, 2013). Omdat dit bij de bitcoin ontbreekt, is het niet mogelijk dat de bitcoin

(13)

13 casus, betreffende een tekortkoming in de afspraak tot levering van bitcoins. Maar ook dan is een chartale manier van betaling van een schadevergoeding ter compensatie van de tekortkoming in de casus niet mogelijk met bitcoins. De vraag of bitcoins gangbaar geld zijn kan wel dienen als extra cumulatieve eis bovenop de eis van fysieke verschijningsvorm voor chartaal geld, maar niet als enige eis zoals de Rechtbank Overijssel hem in haar uitspraak gebruikt.

Pim Rank (in: Zeegers, 2015) is niet verbaasd over de conclusie van de rechtbank. Hij stelt dat het ontwerp van de Nederlandse wetgeving nog niet is ingesteld op virtuele valuta zoals de bitcoin. Hij betwijfelt of de benoeming van bitcoin tot ruilmiddel van de Rechtbank Overijssel correct is. Volgens hem is het essentiële verschil tussen geld en een ruilmiddel dat geld wordt gebruikt en een ruilmiddel wordt verbruikt. Aangezien de bitcoin niet verbruikt kan worden, kan dit geen ruilmiddel zijn.

2.3.2 Hoger beroep

Ondertussen beschrijft SOLV advocaten op haar website dat zij hoger beroep heeft ingediend tegen de beslissing van de Rechtbank Overijssel uit 2014 (C/08/140456 / HA ZA 13-255). SOLV advocaten heeft dit gedaan, omdat zij de uitspraak van de Rechtbank Overijssel incompleet vindt. Zij is van mening dat de rechtbank aan een aantal feiten is voorbijgegaan die essentieel zijn voor de beoordeling of de bitcoin als gangbaar geld kan kwalificeren (Schimmel & Verhoeven, 2014). SOLV advocaten behartigt de belangen van de eiser in de voorgenoemde rechtszaak.

SOLV advocaten stelt in haar argumentatie dat de Rechtbank Overijssel voorbij is gegaan aan de stijgende populariteit van de bitcoin. Op steeds meer plaatsen wordt het mogelijk om met bitcoins te betalen (Schimmel & Verhoeven, 2014). Daarnaast vergelijkt SOLV advocaten de bitcoin met traditionele valuta, waarbij zij benadrukt dat het bij beide valuta gaat om de nominale waarde van de munt en niet om de intrinsieke waarde. Dat de bitcoin afhankelijk is van speculatie staat volgens SOLV advocaten niet in de weg om de bitcoin als wettig geld aan te merken. Zij stelt dat iedere valuta onderworpen is aan speculatie (Schimmel & Verhoeven, 2014).

Of het hoger beroep kans van slagen heeft, blijft afwachten. Bierens (2014) gaat er stellig vanuit dat het hoger beroep niet zal slagen. Volgens hem is Nederland niet in staat om de bitcoin als wettig geldmiddel aan te wijzen, omdat de nationale bevoegdheid hiervoor ontbreekt. Bij de invoering van de euro is deze bevoegdheid overgedragen aan de Europese Centrale Bank

(Bierens, 2014). Dit concludeert hij op grond van artikel 10 en 11 van de Verordening (EG, Nr. 974/98) van de Raad van de Europese Unie van 3 mei 1998. Aan deze verordening is in 2005 nog een aantal wijzigingen aangebracht, met het oog op de toekomstige uitbreiding van de euro. Momenteel staat in artikel 10 van de verordening beschreven dat 'deze in euro luidende bankbiljetten de enige bankbiljetten zijn die in alle betrokken lidstaten de hoedanigheid van

(14)

14 wettig betaalmiddel hebben'. Voor artikel 11 geldt hetzelfde, maar dan dienen de woorden

'bankbiljetten' te worden vervangen door 'muntstukken'. Het lijkt erop dat naar de letter van de tekst hiermee alleen fysieke betaalmiddelen worden bedoeld. De aanname van Bierens (2014) lijkt hiermee onjuist te zijn, aangezien de bitcoin geen concurrerende valuta is op het gebied van fysieke betaalmiddelen. De verordening lijkt dus geen belemmering te vormen voor een eventuele uitspraak in het hoger beroep.

Bovendien is het van belang onderscheid te maken tussen de gevolgen van het hoger beroep, indien besloten wordt dat de bitcoin juridisch gezien wel als geld kwalificeert. Indien de bitcoin op juridisch gebied als geld kwalificeert betekent dit niet dat de bitcoin daarmee ook onder de reikwijdte van de Wet Financieel Toezicht valt (BitcoinIsGeld, 2014). De Wet Financieel Toezicht heeft een ander doel dan het Burgerlijk Wetboek, dus alleen door aanpassing van deze wet kunnen bitcoins onder het bereik van de Wet Financieel Toezicht vallen.

2.4 Risico's van de bitcoin

2.4.1 Risico's voor de betrouwbaarheid van het bitcoinsysteem

Op het bitcoinsysteem wordt door de literatuur nog enig commentaar gegeven. Bierens (2014) stelt dat de administratie (de blockchain) accuraat is, maar dat bij een verstoring van dit systeem de kans bestaat dat eenzelfde bitcoin twee keer wordt uitgegeven. Dit kan niet worden

tegengehouden door een bank of financiële instelling vanwege het decentrale aspect. Baukema (2013) stelt daarentegen dat dit niet mogelijk is. Een poging tot het twee keer uitgeven van dezelfde bitcoin met een gekopieerde bitcoin-code gaat volgens hem niet lukken, omdat na de eerste transactie direct de gegevens van de nieuwe eigenaar van de bitcoin opgeslagen zijn. Hierdoor wordt een tweede transactie met diezelfde bitcoin door de voormalige eigenaar geweigerd.

Daarnaast bestaat het risico dat het anonieme, gedecentraliseerde karakter van de bitcoin wordt misbruikt door criminelen om geld wit te wassen. De bitcoin is een snelle en relatief eenvoudige betalingswijze voor het illegale circuit (Van de Berg, 2014). In de Kamerbrief (FM/2013/738 U) van zeven juni 2013 van de Minister van Financiën erkent de minister dit risico, maar hij benadrukt daarbij dat de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) hier onderzoek naar doet.

Als laatste is er een risico dat er illegale goederen zoals wapens worden aangeschaft met bitcoins. De politie heeft in 2014 de mogelijkheden van de bitcoin onderzocht, waarbij het haar gelukt is om een illegaal wapen aan te schaffen met bitcoins (Kamerbrief Minister Opstelten, nr. 481832). Minister Opstelten noemt dit een zeer verontrustende ontwikkeling, zeker omdat dit

(15)

15 ook bij de grens onopgemerkt is gebleven en het wapen binnen Nederland normaal geleverd werd.

2.4.2 Risico's voor de gebruikers

Een gebruiker van de bitcoin moet met een aantal risico's rekening houden. Ten eerste is de koers van de bitcoin erg volatiel (ECB, 2015). Dit houdt in dat de waarde van de bitcoin sterk op en neer beweegt. Dit komt omdat de bitcoin gedecentraliseerd is, waardoor er geen bank of financiële instelling voor zorgt dat de koers betrouwbaar en stabiel blijft (EBA, 2014). Daarbij komt dat niet kan worden uitgesloten dat de koers kunstmatig te beïnvloeden is (Baukema, 2013).

Ten tweede is er een ICT-risico te onderscheiden. Om deel te kunnen nemen aan de bitcoin, is vereist dat er bepaalde software op de computer gedownload is (DNB, 2014a). De betrouwbaarheid van deze software wordt niet gegarandeerd door middel van certificering. Daarmee kan niet worden uitgesloten dat er fouten in de software zitten, waardoor de integriteit van transacties met bitcoins niet gewaarborgd kan worden (DNB, 2014a). Daarnaast is het risico van niet-gecertificeerde software ook dat als de computer gehackt wordt, wellicht bitcoins gestolen kunnen worden (EBA, 2014).

Een laatste belangrijk risico van de bitcoin is dat de bitcoin geen depositogarantiestelsel heeft (DNB, 2014a). Een dergelijk garantiestelsel garandeert rekeninghouders een bepaalde waarde aan tegoeden wanneer er iets mis is met de financiële instelling, bijvoorbeeld als zij haar verplichtingen niet meer kan nakomen. Volgens De Nederlandsche Bank (2014a) kan de bitcoin door het ontbreken van een dergelijk depositogarantiestelsel een risicovolle investering zijn.

2.4.3 Risico's voor banken en de overheid

Financiële instellingen zoals banken en de overheid hebben een belangrijke rol in de maatschappij met betrekking tot de financiële infrastructuur. Een innovatie zoals de bitcoin houden

toezichthouders goed in de gaten (ECB, 2012). De Nederlandsche Bank (2014b) waarschuwt reguliere banken voor een eventueel afgeleid integriteitsrisico wanneer zij in contact komen met de bitcoins. Dit afgeleide integriteitsrisico ontstaat doordat banken een relatie kunnen aangaan met een ondernemer die virtuele valuta's accepteert. De (klant)relaties die de ondernemer vervolgens heeft, zijn voor de bank indirecte relaties. Deze indirecte relaties kunnen invloed hebben op de reputatie van de bank en vormen zodoende een risico omdat de bank niet weet wie deze personen zijn. Ook de ondernemer kan niet garanderen dat zijn relaties betrouwbaar zijn. Door het anonieme karakter van de bitcoin kent de ondernemer niet al zijn klanten (DNB, 2014b).

Daarnaast is het voor banken van belang dat zij zich bewust zijn van de risico's als zij de bitcoin wel onder toezicht houden (EBA, 2014). Er bestaat bijvoorbeeld de kans dat de wijze van regulering niet succesvol is. Maar het is ook aannemelijk dat wanneer de bitcoin gereguleerd

(16)

16 wordt, er een ongelijke verdeling van toezicht ontstaat, doordat de bank de wettelijke

betaalmiddelen voorop stelt in haar toezichthoudelijke taak (EBA, 2014). Dat kan een risico vormen, aangezien virtuele valuta dezelfde economische functie kan vervullen als een wettelijk betaalmiddel. De banken kunnen publiekelijk aangesproken worden door de media die eventueel de schuld bij de bank neerlegt wanneer er iets misgaat met de bitcoin (EBA, 2014). Ook dit kan leiden tot reputatieschade van de bank.

Als laatste is er een risico voor de overheid. Dat de bitcoin op juridisch gebied geen erkend geld is, betekent niet dat de bitcoins vrijgesteld zijn van belastingheffing. De

belastingheffing kan in de praktijk een probleem vormen aangezien bitcoins een anoniem karakter hebben, omdat een bitcoinadres niet gekoppeld is aan een identiteit (Nakamoto, 2008). Tevens door het gedecentraliseerde element van de bitcoin is het lastig voor de overheid of banken om toezicht uit te oefenen op de bitcoin (Van de Berg, 2014). Hierdoor is het voor de overheid lastig om te weten hoeveel bitcoins iemand bezit, wat de belastingheffing kan bemoeilijken.

2.5 Conclusie

In dit hoofdstuk zijn verschillende kenmerken van de bitcoin onderzocht om een antwoord te formuleren op de subvraag van dit hoofdstuk: Wat is de bitcoin? Deze vraag is opgesplitst in de kenmerken, de juridische aspecten en de risico's van de bitcoin, die ieder in een aparte paragraaf aan bod zijn gekomen.

Een virtuele valuta is een digitale vertegenwoordiging van waarde, die niet uitgegeven wordt door een Centrale Bank of een kredietinstelling en die in bepaalde omstandigheden gebruikt kan worden als alternatief voor geld (ECB, 2015). De bitcoin valt onder deze definitie vanwege haar virtuele karakter. De virtuele valuta wordt gekenmerkt door haar anonieme,

gedecentraliseerde elementen waarbij de techniek gebaseerd is op cryptografie (Baukema, 2013). De bitcoin voldoet aan de economische definitie van geld (Mocking & Straathof, 2013).

Op juridisch gebied is de bitcoin geen erkend geldmiddel. De Minister van Financiën (Kamerbrief FM/2013/1939 U, 2013) heeft besloten dat de bitcoin niet valt onder de definitie van elektronisch geld van de Wet Financieel Toezicht, omdat bitcoins geen vordering vormen op de uitgever. De Rechtbank Overijssel (C/08/140456 / HA ZA 13-255) heeft besloten dat de bitcoin geen giraal of chartaal geld is, en sluit zich aan bij de mening van de Minister van Financiën over elektronisch geld. Tegen deze beslissing is hoger beroep ingediend, omdat de uitspraak

incompleet is en de rechtbank aan essentiële feiten voorbij is gegaan (Schimmel & Verhoeven, 2014).

(17)

17 het bitcoinsysteem, risico's voor de gebruikers en risico's voor de banken en de overheid. De betrouwbaarheid van het bitcoinsysteem kan in het geding komen door een eventueel risico dat bitcoins twee keer worden uitgegeven (Bierens, 2014), door de kans op witwaspraktijken met de bitcoin (Kamerbrief Minister van Financiën, FM/2013/ 738 U, 2013) of door de mogelijkheid van aankoop van illegale goederen zoals wapens met de bitcoin (Kamerbrief Opstelten, nr. 481832, 2014). Gebruikers moeten zich bewust zijn van de volatiele koers van de bitcoin (ECB, 2015), van het feit dat de software niet wordt gegarandeerd door certificering (DNB, 2014a) en dat er geen aanspraak gemaakt kan worden op een depositogarantiestelsel wanneer er iets misgaat met de bitcoin (DNB, 2014a). Banken moeten zich bewust zijn van een eventueel afgeleid

integriteitsrisico door de indirecte klantenkring (DNB, 2014b) en eventuele reputatieschade veroorzaakt door toezicht die niet succesvol is (EBA, 2014). Belastingheffing kan een probleem zijn voor de overheid door de anonieme en decentrale kenmerken van de bitcoin, wat leidt tot het ontbreken van toezicht op de bitcoin (Van de Berg, 2014).

In het volgende hoofdstuk wordt ingegaan op de belastingheffing in de situatie dat het anonieme en gedecentraliseerde karakter van de bitcoin belastingheffing niet in de weg staat. Onderzocht wordt hoe de bitcoin belast wordt in de inkomstenbelasting en

(18)

18

3 De bitcoin in de inkomstenbelasting en

vennootschapsbelasting

3.1 Inleiding

Dat de bitcoin juridisch gezien geen wettelijke status van geld heeft, leidt ertoe dat

belastingheffing onduidelijk is weergegeven. Een wettelijke status van de bitcoin als geld zou resulteren in een belastingheffing conform de heffing van vreemde valuta, waardoor de regels voor veel particulieren en ondernemers overzichtelijker zouden zijn. In deze paragraaf wordt een antwoord geformuleerd op de subvraag: Hoe wordt de bitcoin belast in de inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting?

Dit hoofdstuk is opgedeeld in de inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting. In paragraaf 3.2 komen de aspecten van de inkomstenbelasting aan bod, waaronder een splitsing in box 1 en box 3. Box 1 maakt tevens onderscheid tussen drie belangrijke inkomstenbronnen, namelijk loon uit dienstbetrekking, winst uit onderneming en resultaat uit overige

werkzaamheden. Paragraaf 3.3 gaat in op de aspecten van de vennootschapsbelasting met betrekking tot de bitcoin, waaronder de innovatiebox uit artikel 12b van de wet op de

vennootschapsbelasting. In de laatste paragraaf wordt een antwoord op de subvraag geformuleerd.

3.2 Inkomstenbelasting

3.2.1 Box 1

De Minister van Financiën heeft in zijn Kamerbrief (FM/2013/738 U) van zeven juni 2013 bekend gemaakt dat iedere belastingplichtige inkomstenbelasting moet betalen indien hij door activiteiten met deelname aan het economische verkeer een bron van inkomsten heeft, ongeacht in welke valuta het inkomen genoten is. Er zijn een aantal eisen waaraan inkomen moet voldoen om te kwalificeren als een inkomstenbron voor de heffing van de inkomstenbelasting. Naast dat er moet worden deelgenomen aan het economische verkeer, moet er een voordeel worden beoogd en moet dit voordeel tevens redelijkerwijs te verwachten zijn (Bal, 2014).

3.2.1.1 Loon uit dienstbetrekking

Loon uit dienstbetrekking is een bron van inkomsten die belast wordt onder de

(19)

19 Financiën (Kamerbrief FM/2013/738 U, 2013) heeft daarbij bepaald dat het niet relevant is of deze inkomsten worden uitbetaald in euro's of in een andere valuta, zelfs niet wanneer de andere valuta geen wettig betaalmiddel in Nederland is. De Minister bedoelt hiermee dat loon uit dienstbetrekking uitbetaalt in bijvoorbeeld bitcoins onderworpen is aan de belastingheffing. Dit lijkt een correcte aanname te zijn, want bijvoorbeeld Amerika ziet loon uitbetaald in bitcoins ook als een belastbaar feit voor de belastingheffing (Internal Revenu Service, 2014). De Minister van Financiën verwijst daarnaast in zijn Kamerbrief over de bitcoins naar het besluit van 1 december 2008 (nr. CPP2008/520M), waarin onder andere wordt ingegaan op de fiscale behandeling van inkomsten verkregen uit lokale geldstelsels. Hij noemt lokale geldstelsels een 'gelijke

problematiek' in vergelijking met de bitcoin, waardoor hij impliceert dat de bepalingen uit dit besluit ook van toepassing zijn op de bitcoin. Naar mijn mening is dit een onjuist standpunt van de Minister, omdat het besluit als kenmerk van de letseenheden (lokale valuta) geeft dat deze niet inwisselbaar zijn voor geld. Op dit punt komt de bitcoin niet overeen met de beschreven

letseenheden, omdat de bitcoin wel inwisselbaar is voor een wettig betaalmiddel en daardoor komt de technische vormgeving van letseenheden niet overeen met bitcoins en kan regelgeving anders zijn.

Het besluit van 1 december 2008 (nr. CPP2008/520M) bepaalt dat inkomsten genoten in letseenheden een 'niet in geld genoten inkomstenbron' vormen. Hieruit kan geconcludeerd worden dat loon, uitbetaald in bitcoins, loon in natura is (artikel 13 lid 1 Loonbelasting 1964). Loon in natura wordt in beginsel gewaardeerd op het bedrag van de inkoopfactuur inclusief btw

(Belastingdienst, 2015b). Indien een factuur ontbreekt, wat vermoedelijk het geval is bij de aankoop van bitcoins, wordt uitgegaan van de waarde in het economisch verkeer. De wisselkoers van de bitcoin komt tot stand door vraag en aanbod (Nakamoto, 2008) en voor de omrekening zal bij deze wisselkoers aangesloten dienen te worden.

Van belang is op welk moment de omrekening naar waarde economisch verkeer

plaatsvindt, omdat de bitcoin een volatiele koers heeft en de bitcoin bij een waardering een dag later flink in waarde gedaald of gestegen kan zijn (ECB, 2015). Dit in tegenstelling tot het meeste loon in natura, bestaande uit goederen en diensten, waarvan de waardering een dag eerder of later niet tot aanzienlijke verschillen leidt. Uit de hoofdregel (Belastingdienst, 2015b), waardering op het bedrag van de inkoopfactuur, lijkt er te worden aangesloten bij het moment van aankoop van het ´loon in natura´ door de werkgever, oftewel bij de aankoop van de bitcoins. Dit heeft tot gevolg dat de daadwerkelijke uitbetaling van het loon in bitcoins ertoe kan leiden dat de werknemer in waarde economisch verkeer een andere hoogte van loon ontvangt door een eventuele waardeverandering. Logischer lijkt mij om aan te sluiten bij de waarde in het

(20)

20 aan loon in de aangifte inkomstenbelasting van de werknemer moet hetzelfde zijn als het bedrag vermeld op de loonstrook. Op basis van dit bedrag moet de werkgever vervolgens loonheffing inhouden (artikel 3.81 IB 2001 juncto artikel 6 lid 1 LB 1964). Een eventueel waardeverschil tussen aankoop van de bitcoins door de werkgever en de uitbetaling van het loon aan de werkgever, komen voor risico van de werkgever.

3.2.1.2 Winst uit onderneming

Een ondernemer is gerechtigd tot de winst uit onderneming. Om voor de inkomstenbelasting als ondernemer te kwalificeren moet de onderneming voor risico en rekening van de ondernemer gedreven worden. Daarnaast moet de ondernemer rechtstreeks verbonden zijn voor verbintenissen van de onderneming (artikel 3.4 IB 2001). Van een onderneming is sprake indien er een duurzame organisatie van arbeid en kapitaal is, waarmee door deelname aan het economische verkeer winst wordt beoogd. Daarnaast is het van belang dat de ondernemingsactiviteiten een minimale omvang hebben (Bal, 2014). Het onderscheidende punt van winst uit onderneming met loon uit

dienstbetrekking is dat de ondernemer onafhankelijkheid bezit die de werknemer niet heeft (Bal, 2014). Voor de inkomstenbron winst uit onderneming in de inkomstenbelasting zijn vier zaken relevant, namelijk hoe omgegaan wordt met omzet in bitcoins, wanneer een handelaar in bitcoins of een miner als ondernemer kwalificeert en hoe de bitcoins op de balans van een onderneming staan.

Allereerst is het mogelijk dat een belastingplichtige winst uit onderneming in bitcoins geniet. Volgens de Minister van Financiën is het irrelevant in welke vorm de winst genoten wordt (Kamerbrief FM/2013/738 U, 2013). De minister bedoelt hiermee dat het niet uitmaakt of de winst in euro's genoten wordt of in bijvoorbeeld bitcoins, want in beide situaties zal er sprake zijn van een belastbaar feit voor de heffing van inkomstenbelasting over winst uit onderneming.

Op de tweede plaats is het mogelijk dat veelvoudig (virtueel) handelen in bitcoins een onderneming vormt. Dit kan het geval zijn indien er sprake is van ondernemerschap en een onderneming (Bal, 2014). Het hebben van een onderneming hangt onder andere af van de grootte van de investering, het aantal arbeidsuren, het gelopen risico en de hoeveelheid winst (Bal, 2014). Een kritisch punt van de kwalificatie of er sprake is van een onderneming in het geval van

handelen in bitcoins is of er deel wordt genomen aan het economisch verkeer. Dit omdat de bitcoin beperkt gebruikt wordt in Nederland (Minister van Financiën, Kamerbrief FM/2013/738U, 2013). Echter, beargumenteerd kan worden dat er wel degelijk sprake is van deelname aan het economisch verkeer, omdat bij het handelen de bitcoins op internet worden aangeboden aan iedereen die erin geïnteresseerd is en daarmee staat aan- en verkoop open voor iedereen die over internet beschikt.

(21)

21 Naast het handelen in bitcoins is het mogelijk om bitcoins te verkrijging door mining. Door de computer cryptografische berekeningen te laten oplossen, kan een miner als beloning bitcoins verkrijgen (DNB, 2014a). Om van een bron van inkomsten te spreken, moet er voldaan zijn aan de eerder beschreven eisen van de ondernemer en de onderneming. Aan de eisen van de ondernemer kan voldaan worden, maar een van de eisen van een onderneming en tevens van een inkomstenbron is een kritisch punt. Er zal ongetwijfeld sprake zijn van een organisatie van arbeid en kapitaal, maar of er ook deel wordt genomen aan het economisch verkeer (en winst wordt beoogd) valt te betwijfelen. Dit omdat bij mining geen transacties plaatsvinden met de reële wereld, er gebruik wordt gemaakt van software binnen een specifiek platform en er bij mining geen derde partij betrokken is (Bal, 2014). De computer van de belastingplichtige lost immers de rekensom op, waarna de beloning verkregen wordt. In Amerika daarentegen zijn de voordelen behaald met mining wel belast, omdat het de welvaart van een belastingplichtige verhoogd. Echter, van de voordelen mogen aftrekbare kosten afgetrokken worden (Internal Revenu Service, 2014). Vermoedelijk zullen elektriciteitskosten en dergelijke als aftrekbare kosten kwalificeren. De netto voordelen worden belast op het moment dat de belastingplichtige de bitcoins ontvangt (Internal Revenu Service, 2014).

Als laatste is het relevant op welke wijze bitcoins op de balans van een onderneming komen te staan wanneer hij bitcoins als betaalmiddel accepteert. Een onderneming kan bitcoins in haar bezit krijgen door deze te ruilen tegen goederen of diensten waardoor ze tot het

ondernemingsvermogen kunnen behoren. Bitcoins zullen dan als liquide middelen op de balans staan. Liquide middelen zijn contant geld en verhandelbare instrumenten aan toonder, wat inhoudt dat deze verhandelbare instrumenten niet op naam staan (Verordening van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, nr. 1889/2005). Liquide middelen zijn direct invorderbaar of snel beschikbaar (Van Dale, 2015). Bitcoins kunnen onder deze categorie vallen, omdat ze snel om te wisselen zijn voor een wettelijk betaalmiddel en daarmee kunnen voldoen aan de behoefte van een liquide middel. In beginsel mag de ondernemer alle liquide middelen tot zijn

ondernemingsvermogen rekenen, maar hij mag niet de grenzen van redelijkheid overschrijden. Liquide middelen moeten een werkelijke functie in de onderneming vervullen. Indien liquide middelen dit niet doen en daarnaast worden besteed aan vermogensbestanddelen (zoals bitcoins) die geen connectie hebben met de bedrijfsuitvoering, wordt de grens van redelijkheid

overschrijden. In dat geval zijn de bitcoins overtollige liquide middelen en zijn ze in dat geval verplicht privévermogen (Hoge Raad, nr. 22738, 1985). Om deze sfeerovergang van

ondernemingsvermogen naar privévermogen mogelijk te maken, zal er afgerekend moeten worden over de stille reserves die berusten op de liquide middelen (Essers, 1999). Een eventuele winst zal belast worden als winst uit onderneming en een eventueel verlies zal aftrekbaar zijn als

(22)

22 verlies uit onderneming.

Daarnaast kunnen bitcoins ook als voorraad op de balans staan indien een ondernemer actief handelt in bitcoins. Voorraden zijn middelen die geen blijvende bijdrage kunnen leveren aan de productie omdat zij slechts beperkt meegaan in het productieproces (Tuinte, 1988). Dit in tegenstelling tot bedrijfsmiddelen die gedurende een langere periode in het productieproces gebruikt kunnen worden (Tuinte, 1998). Voorraden worden vaak gewaardeerd op kostprijs of lagere marktwaarde. De laagste marktwaarde is vooral bedoeld voor voorraden die moeilijk verkocht kunnen worden (Belastingdienst, 2015d). Daarnaast kan voor de waardering van de voorraad gebruik gemaakt worden voor het ijzeren voorraadstelsel (Aardema, 1996). De voorraad wordt dan gewaardeerd op de kostprijs van de allereerste voorraad (basisvoorraad) die aanwezig was ten tijde van het in gebruik nemen van dit waarderingsstelsel (Aardema, 1996). Geacht wordt dat elk verkocht voorraadproduct niet uit de basisvoorraad komt en dus een hogere inkoopprijs heeft en daardoor een lagere winstmarge. Het ijzeren voorraadstelsel kan ook toegepast worden op bitcoins die als voorraad worden aangehouden (Veldhuijzen, In: Zeegers, 2015). Hierdoor kan de winst op de verkoop van de voorraad uitgesteld worden (Aardema, 1996).

3.2.1.3 Resultaat uit overige werkzaamheden

Een laatste belangrijke inkomstenbron in de inkomstenbelasting is resultaat uit overige werkzaamheden (afdeling 3.4 Wet Inkomstenbelasting 2001). Als resultaat uit overige

werkzaamheden worden alle resultaten belast die niet onder de bronnen loon uit dienstbetrekking en winst uit onderneming vallen (artikel 3.90 IB 2001). Voor resultaat uit overige werkzaamheden is het, in tegenstelling tot winst uit onderneming, niet vereist dat de ondernemingsactiviteiten een minimale omvang hebben (Bal, 2014). Hierdoor zullen resultaten uit het handelen in bitcoins eerder vallen onder de bron resultaat uit overige werkzaamheden dan onder winst uit

onderneming. Dit omdat omvang een kleinere rol speelt, waardoor eerder een belastbaar feit door de belastinginspecteur vastgesteld zal worden.

Of het handelen in bitcoins daadwerkelijk tot resultaat uit overige werkzaamheden gaat behoren, valt te betwijfelen door een arrest arrest van de Hoge Raad (09/04984, 2011). Dit arrest ging over de vraag of handelen in (kortlopende) opties in privé kon behoren tot het resultaat uit overige werkzaamheid. In geschil was of er sprake was van een bron van inkomen, waardoor eventuele geleden verliezen aftrekbaar waren als resultaat uit overige werkzaamheden op grond van artikel 3.90 IB en/of artikel 3.91 lid 1 sub c IB. De discussie lag met name in de vraag of normaal vermogensbeheer overtroffen werd. De Hoge Raad oordeelde dat er in de casus geen sprake was van resultaat uit overige werkzaamheden, omdat de handel in opties speculatief van aard was. De Hoge Raad noemde de handel in opties speculatief, omdat enig verrichte arbeid niet

(23)

23 het koersverloop kon beïnvloeden. Ook van handelen met voorkennis ingevolge artikel 3.91 lid 1 sub c IB was geen sprake, omdat voorkennis ontbrak. Van voorkennis is pas sprake als een individu door voorkennis een voordeel kan behalen dat andere beleggers zonder voorkennis niet konden behalen.

Het arrest van de Hoge Raad (06/04984, 2011) lijkt ook toepasbaar te zijn op de handel in bitcoins. De Minister van Financiën (Kamerbrief FM/2013/738U, 2013) stelt dat bitcoins een speculatief karakter hebben. De koers van de bitcoin komt tot stand door vraag en aanbod (Nakamoto, 2008), waardoor een individu geen invloed kan uitoefenen op de hoogte van deze koers. Dus ondanks dat de handel in bitcoins lijkt te voldoen aan de kenmerken van een bron van inkomen en technisch volgens de wet mogelijk onder resultaat uit overige werkzaamheden kan vallen, lijkt de Hoge Raad dit met dit arrest te voorkomen.

Als laatste is mining geen bron van inkomsten voor resultaat uit overige werkzaamheden. Dit om dezelfde reden als dat mining niet onder winst uit onderneming valt, namelijk dat

er niet wordt deelgenomen aan het economisch verkeer (Bal, 2014). Mining lijkt dus in alle gevallen voor de heffing van de Nederlandse inkomstenbelasting niet in de belastingheffing betrokken te worden (Bal, 2014). In Amerika zijn voordelen behaald met mining ook voor andere inkomstenbronnen dan winst uit onderneming belast. Het is dus mogelijk zijn dat een

belastingplichtige geen winst uit onderneming heeft of loon uit dienstbetrekking ontvangt, maar wel inkomsten uit mining ontvangt. Vergelijkend met Nederland zal dit inkomen toebedeeld worden aan de inkomstenpost resultaat uit overige werkzaamheid. In Amerika zijn de mining-inkomsten onder deze post belast om dezelfde reden als onder winst uit onderneming, namelijk omdat het de welvaart van een belastingplichtige verhoogd (Internal Revenu Service, 2014).

3.2.2 Box 3

Als een belastingplichtige bitcoins bewaart in zijn digitale portemonnee, dan kwalificeert dit (beleggings)vermogen als bezit in box 3 (Belastingdienst, 2015a). In de wet zullen bitcoins vallen onder artikel 5.3 lid 2 sub f IB als overige vermogensrechten. Bitcoins worden dus gezien als vermogensbestanddelen voor de heffing van de inkomstenbelasting, net zoals het in Amerika (Internal Revenu Service, 2014). Praktisch gezien houdt dit in dat de bitcoins worden

gewaardeerd naar de waarde in het economisch verkeer op de peildatum van 1 januari van het jaar waarvoor aangifte wordt gedaan. De waarde in het economisch verkeer van de bitcoins wordt opgeteld bij de overige bezittingen, waarna rekening wordt gehouden met het heffingsvrij vermogen van 21.330 euro voor een individu (artikel 5.5 IB 2001).

Wanneer de totale bezittingen van de belastingplichtige boven het heffingsvrije vermogen uitkomen, wordt het werkelijk genoten rendement op bitcoins buiten beschouwing gelaten. Box 3

(24)

24 acht dat een belastingplichtige een fictief rendement van 4% op zijn bezittingen heeft, waarover 30% belasting verschuldigd is (artikel 5.2 IB). Dit komt neer op een effectieve belastingheffing van 1,2% over de waarde van de bitcoins op 1 januari. Voor de waardebepaling in de waarde in het economisch verkeer is het van belang de wisselkoers te gebruiken. Onbekend is echter wat de wisselkoers is die dan gehanteerd moet worden, want er zijn verschillende beurzen waar de wisselkoersen verschillen (Van de Berg, 2014). Dus ook al zijn de wisselkoersen openbaar op internet beschikbaar, er is geen officiële beurs met wisselkoers voor de waardebepaling van bitcoins waardoor de waarde sterk afhangt van de gekozen wisselkoers (Wolf, 2014).

De belastingplichtige is zelf verantwoordelijk voor het correct indienen van haar

belastingaangifte en, zoals eerder is beschreven, door het anonieme karakter van de bitcoin is de belastingdienst vooral voor de heffing van box 3 afhankelijk van de eerlijkheid van de

belastingplichtige.

3.3 Vennootschapsbelasting

3.3.1 Algemeen

Zoals bij de heffing van de inkomstenbelasting al aan bod kwam, is het ook voor de vennootschapsbelasting irrelevant in welke vorm winst genoten wordt (Kamerbrief

FM/2013/738U, 2013), waardoor winst in bitcoins onderworpen is aan belastingheffing. Alle belastingplichtige lichamen voor de vennootschapsbelasting staan beschreven in artikel 2 VPB 1969, met daaronder als belangrijkste lichamen de BV, NV, coöperaties en stichtingen. Een groot deel van de problematiek die van toepassing is op de inkomstenbelasting met betrekking tot de winstberekening is ook van toepassing op de vennootschapsbelasting (artikel 8 lid 1 vpb 1969).

Een vennootschap kan bitcoins in zijn bezit krijgen door haar goederen en diensten te ruilen tegen bitcoins. Het is daarnaast ook mogelijk om de aandelen van een NV of BV vol te storten met bitcoins in plaats van met euro's. Op grond van de artikelen 2:94a BW (voor de NV) en 2:204a BW (voor de BV) is het mogelijk om aandelen met iets anders dan geld vol te storten. Om dit te doen is het wel vereist dat hier een beschrijving van wordt gemaakt, waarin onder andere beschreven wordt wat de waarde is en wat de gebruikte waarderingsmethode is. Deze verklaring moet samen met de akte van oprichting worden bewaard of op het kantoor ter inzage liggen voor de aandeelhouders. Technisch gezien is het mogelijk om aandelen vol te storten met bitcoins, maar Solon advocaten (2014) betwijfelt of een accountant deze storting zal goedkeuren vanwege het gedecentraliseerde karakter van de bitcoin en vanwege haar waardeschommelingen.

Een belastingplichtige heeft de mogelijkheid om de belastinginspecteur te verzoeken om het belastbaar bedrag in een andere geldeenheid te laten berekenen (artikel 7 lid 5 vpb 1969). Bij

(25)

25 ministeriële regeling kunnen hierover specifieke regels gemaakt worden door de inspecteur. Deze regeling zal niet van toepassing zijn voor de bitcoins. De inspecteur zal niet toestaan dat het belastbaar bedrag in bitcoins wordt berekend, omdat de bitcoin juridisch gezien niet als geld kwalificeert. Hierdoor is er geen sprake van een andere geldeenheid en zal de inspecteur standpunt nemen dat het belastbaar bedrag in euro's berekend moet worden.

De vennootschapsbelasting kent een regeling dat bij bepaalde belastingplichtige lichamen er geen sprake is van keuzevermogen voor de vermogensetiketteringsregels. Deze regeling, beschreven in artikel 2 lid 5 VPB, bepaalt dat voor de BV, NV en voor coöperaties dat zij hun onderneming drijven met behulp van hun gehele ondernemingsvermogen. Dat betekent dat zodra een BV een betaling met bitcoins accepteert, handelt in bitcoins of bitcoins mined, deze bitcoins tot het ondernemingsvermogen zullen behoren. Bij een stichting of vereniging is dit anders. Een stichting is alleen belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting voor zover zij een

onderneming drijft. Dit houdt in dat zodra de handel in bitcoins niet tot het doel van de

bedrijfsuitvoering behoort, de bitcoins bij de stichting ook niet tot het ondernemingsvermogen behoren (artikel 2 lid 1 sub e vpb 1969).

3.3.2 De innovatiebox

In artikel 12b van de vennootschapsbelasting is een regeling voor een eventuele verlaging van de heffingsgrondslag beschreven: de innovatiebox. De innovatiebox is een fiscale faciliteit die innovatieve activiteiten beloont met een belastingtarief van slechts vijf procent in plaats van twintig tot vijfentwintig procent (Munting & Brassem, 2010). Het doel van de regeling is vooral gericht op technologische ontwikkelingen. Onder de regeling zullen vooral immateriële of

virtuele activa vallen, maar hiervoor moeten ze wel eerst erkend worden als innovatieve activiteit (Munting & Brassem, 2010).

Om voor de regeling van de innovatiebox in aanmerking te komen, moet de

belastingplichtige kunnen bewijzen een octrooi, kwekersrecht of S&O-verklaring voor speur en ontwikkelingswerk te bezitten (Munting & Brassem, 2010). Een (technologische) uitvinding komt in aanmerking voor een octrooi wanneer hij voor iedereen nieuw is. Een belastingplichtige krijgt een S&O-verklaring indien de (technologische) uitvinding voor de belastingplichtige nieuw is (Munting & Brassem, 2010). Nieuwe computersoftware kan bijvoorbeeld via de S&O-verklaring onder het regime van de innovatiebox vallen. Om een immaterieel actief onder het regime van de innovatiebox te laten vallen, is vereist dat de 'te verwachten voordelen in belangrijke mate hun oorzaak vinden in de aan de belastingplichtige verleende octrooien alsmede op S&O-activa', aldus artikel 12b lid 2 vpb 1969.

(26)

26 bitcoin een innovatief karakter heeft. Hij stelt dat de winsten behaald met het handelen in bitcoins hierdoor onder de innovatiebox kunnen vallen en daarmee onderworpen zijn aan een lager tarief voor de vennootschapsbelasting. Veldhuijzen erkent wel dat de mogelijkheid bestaat dat de belastinginspecteur niet zonder discussie akkoord gaat met een beroep op deze regeling, maar hij verwacht dat het tarief rond de tien procent zal liggen. Hoe de toepassing van de innovatiebox op de bitcoin in werking treedt licht Veldhuijzen niet toe, maar vermoedelijk zal dit gebeuren via de S&O-verklaring. Bitcoins zullen geen octrooi krijgen in Nederland omdat het niet nieuw is voor iedereen, maar het kan wel nieuw zijn voor het belastingplichtig lichaam.

3.4 Conclusie

In dit hoofdstuk zijn verschillende fiscale regelingen uit de inkomstenbelasting en

vennootschapsbelasting aan bod gekomen. De subvraag die centraal stond in dit hoofdstuk was: Hoe wordt de bitcoin belast in de inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting? In de eerste paragraaf werd uiteengezet hoe de bitcoin in de inkomstenbelasting belast wordt en in de tweede paragraaf stonden aspecten van de vennootschapsbelasting centraal.

Loon uit dienstbetrekking, uitbetaald in bitcoins, kwalificeert als loon in natura (Besluit CPP2008/520M, 2008). Dit loon wordt gewaardeerd naar de waarde in het economisch verkeer. Naar mijn mening is het logisch om de omrekening naar waarde in het economisch verkeer op het moment van ontvangst van het loon bij de werknemer te laten plaatsvinden, omdat het bezit dan overgaat als vermogen naar box 3 (Belastingdienst, 2015a).

De mogelijkheid bestaat dat de winst uit handelen in bitcoins belast wordt als winst uit onderneming, maar daarbij moet wel extra gelet worden op de eisen deelname aan het

economisch verkeer en de minimale omvang van de handel (Bal, 2014). Verder blijkt dat mining niet valt onder het begrip winst uit onderneming vanwege het gebrek aan deelname aan het economisch verkeer (Bal, 2014). Als laatste is het ook mogelijk dat bitcoins geen reële functie in de onderneming hebben en daardoor kwalificeren als overtollige liquide middelen. De Hoge Raad (nr. 22738, 1985) heeft besloten dat deze overtollige liquide middelen als verplicht

privévermogen moet worden gekwalificeerd. Voor het handelen in bitcoins zullen de bitcoins als voorraadpost op de balans staan.

De laatste inkomstenbron voor de inkomstenbelasting was resultaat uit overige werkzaamheden. Technisch gezien kan het handelen in bitcoins kwalificeren als bron van inkomen, waardoor de handel een belastbaar feit voor de inkomstenbelasting zou opleveren. Echter, een arrest van de Hoge Raad (nr. 09/04984, 2011) over de handel in opties lijkt van toepassing op de handel in bitcoins, waardoor de handelingen die speculatief van aard zijn, zoals

(27)

27 handel in bitcoins, niet vallen onder de bron resultaat uit overige werkzaamheden.

Voor de vennootschapsbelasting is gebleken dat het belastbaar bedrag niet in bitcoins berekend mag worden, want bitcoins zijn geen geldeenheid en daarom zal artikel 7 lid 5 vpb 1969 geen toepassing vinden. Ook zal bij een BV de handel in bitcoins tot het ondernemingsvermogen behoren, ondanks dat de handel geen doel van de onderneming is, omdat de BV wordt geacht met zijn gehele vermogen een onderneming te drijven door artikel 2 lid 5 vpb 1969. Voor een stichting en vereniging geldt dit niet en zijn de bitcoins geen ondernemingsvermogen als de handel niet tot het doel van de stichting of vereniging hoort (artikel 2 lid 1 sub e vpb 1969). Daarnaast is het mogelijk om aandelen vol te storten in bitcoins in plaats van in euro's (Solon advocaten, 2014). Als laatste blijkt dat de bitcoin door zijn innovatieve karakter mogelijk onder een verlaagd belastingtarief kan vallen door de innovatiebox (Veldhuijzen, in: Zeegers, 2015).

(28)

28

4 De bitcoin in de omzetbelasting

4.1 Inleiding

Een ondernemer die goederen levert of diensten verricht onder bezwarende titel is belast voor de omzetbelasting. Bitcoins zijn een relatief nieuw fenomeen en deze virtuele valuta wordt niet expliciet genoemd in de Wet Omzetbelasting of in de BTW-Richtlijn. Daarom staat in dit hoofdstuk de volgende subvraag centraal: Hoe wordt de bitcoin belast in de omzetbelasting?

In paragraaf 4.2 wordt onderzocht of een betaling met bitcoins worden gezien als 'geld' voor de heffing van de omzetbelasting of niet. Paragraaf 4.3 gaat in op het ondernemerschap in de omzetbelasting met betrekking tot de bitcoin. De laatste inhoudelijke paragraaf gaat in op de financiële vrijstellingen uit de omzetbelasting uit artikel 135 van de BTW-Richtlijn, waarbij onderzocht wordt of de het handelen in bitcoins onder een van deze vrijstellingen kan vallen.

4.2 BTW-kwalificatie

4.2.1 Levering van goederen of diensten

Aan de basis van belastingheffing ligt het vaststellen van een belastbaar feit. Voor de heffing van de omzetbelasting is noodzakelijk dat er sprake is van ondernemerschap, waarbij goederen en diensten onder bezwarende titel geleverd worden (artikel 1 OB 1968). In paragraaf 4.3.1 wordt dieper ingegaan op de eisen voor een handelaar in bitcoins om daadwerkelijk als ondernemer aangewezen te worden. In deze paragraaf wordt aangenomen dat er sprake is van

ondernemerschap, zodat vastgesteld kan worden of de levering van bitcoins door een handelaar kwalificeert als levering van een goed of als het verrichten van een dienst voor de omzetbelasting.

Een levering van goederen is de handeling waarbij de beschikkingsmacht over een goed overgaat naar een andere eigenaar (artikel 3 lid 1 OB 1968). Artikel 3 lid 7 OB 1968 specificeert dat het bij goederen gaat om 'voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten', tezamen met enige ficties die niet relevant zijn voor de bitcoin. Zoals al eerder beschreven is, is het kenmerk van de bitcoin dat het geen fysieke verschijningsvorm heeft en slechts een digitale verschijningsvorm heeft (Baukema, 2013). Hierdoor zal een levering van bitcoins niet als levering van een goed worden gezien voor de omzetbelasting.

De levering van bitcoins is dus geen levering van een goed en daarom wordt de levering van bitcoins gelijk gesteld met het verrichten van een dienst. Artikel 4 OB 1968 bepaalt dat alle zaken en prestaties die geen goederen zijn als diensten worden aangemerkt. Voor de heffing van

(29)

29 eventuele omzetbelasting zullen de handelsactiviteiten door een handelaar in bitcoins dus als dienst worden aangemerkt.

4.2.2 Betalen met bitcoins

De omzetbelasting is een verbruiksbelasting die berust op het verbruik van de consument (Van Goor, In: Zeegers, 2015). Voor de omzetbelasting is het betalen met een wettelijk betaalmiddel geen belastbaar feit. Geld wordt immers gebruikt en niet verbruikt en valt daardoor buiten het bereik van de omzetbelasting (A-G Kokott, C-461/12, 2013). De functie van geld in een transactie is vaak slechts het zijn van de tegenprestatie van het ontvangen van een levering van een goed of dienst.

Er zijn een tweetal situaties mogelijk wat betreft een tegenprestatie van een levering van een goed of dienst in bitcoins. Het verschil tussen deze twee scenario’s is of een betaling met bitcoins kwalificeert als een betaling in geld of als een betaling in goederen. De eerste situatie is dat een betaling met bitcoins behandeld wordt als een betaling met geld. Dit leidt ertoe dat een betaling met bitcoins geen belastbaar feit is voor de omzetbelasting (A-G Kokott, C-461/12, 2013). De bitcoin fungeert in deze situatie slechts als tegenprestatie. Daarnaast worden bitcoins niet verbruikt, want nadat de bitcoin overgaat naar een andere eigenaar blijft de bitcoin bestaan en kan het gebruikt worden om nieuwe goederen of diensten aan te kopen.

De tweede situatie, dat een betaling met bitcoins niet wordt aangemerkt als een betaling met geld voor de omzetbelasting, leidt tot onwenselijke situaties (Wolf, 2014). In deze situatie zal een betaling met bitcoins kwalificeren als een betaling in goederen (Van de Berg, 2014). Het gevolg hiervan is dat consumenten die regelmatig goederen en diensten kopen met bitcoins mogelijk worden aangemerkt als ondernemer voor de omzetbelasting, indien zij aan alle overige vereisten van het ondernemerschap voldoen, zoals zelfstandig werken en regelmatige inkomsten ontvangen. De consequentie is dat zij bij het aanbieden van hun bitcoins hierover BTW moeten afdragen (Wolf, 2014). Het ondernemerschap en alle bijkomende administratieve verplichtingen (Belastingdienst, 2015c) zullen betalingen met bitcoins ontmoedigen (Wolf, 2014).

De Minister van Financiën heeft nog geen duidelijke uitspraak gedaan over hoe een betaling met bitcoins behandeld moet worden voor de omzetbelasting. In het besluit van

1 december 2008 (Staatssecretaris van Financiën, Nr. CPP2008/520M) wordt bepaald dat voor de heffing van letseenheden (waaraan de bitcoin gelijk werd gesteld door de Minister van Financiën) eerst bekeken of een individu met activiteiten met de letseenheden kwalificeert als ondernemer. Indien dit het geval is, zal elke letseenheid leiden tot belastingheffing. Dit besluit heeft een algemeen karakter en is niet specifiek toegepast op de bitcoin. Uit het besluit wordt niet duidelijk of een betaling met bitcoins onder de bedoelde activiteiten valt. Ook wordt er niets beschreven

(30)

30 over de toepassing van een financiële vrijstelling uit artikel 135 van de BTW-Richtlijn.

Kamminga (In: Zeegers, 2015), werkzaam bij het Ministerie van Financiën, stelt dat het voor de belastingdienst een onwenselijke zaak is als iedere consument die betalingen verricht met bitcoins behandeld wordt als ondernemer. Volgens hem zou dit de staat veel geld kosten. Naar mijn mening is het beter om de bitcoin als geld aan te merken voor de omzetbelasting, zodat betalingen met bitcoins geen consequenties hebben voor de omzetbelasting. Dit zou consumenten een hoop administratieve plichten schelen en tevens het gebruik van de bitcoin als betaalmiddel niet ontmoedigen.

4.3 Ondernemerschap

4.3.1 Handelen in bitcoins

Zoals in de vorige paragraaf beschreven is, kwalificeert de levering van bitcoins door een handelaar als een dienst voor de omzetbelasting. Vereist is wel dat deze handelsactiviteiten een duurzaam karakter hebben (Van de Berg, 2014). Het beogen van winst is geen eis voor

ondernemerschap, maar het is wel van belang dat de dienst geleverd wordt met het doel een tegenprestatie terug te krijgen (Van de Berg, 2014). De tegenprestatie is vastgelegd in artikel 1 sub a van de omzetbelasting, waarin het verrichten van een dienst slechts belastbaar is wanneer hij onder bezwarende titel wordt geleverd.

De levering van bitcoins wordt gezien als het verrichten van een dienst indien er een vergoeding bedongen wordt. Toch bestaat er in de jurisprudentie enige twijfel hierover. In Zweden is er een rechtszaak gaande betreffende een casus van een individu die voor zijn onderneming bitcoins wil aan- en verkopen voor geïnteresseerden. Het 'Högsta förvaltningsdomstolen', oftewel de Zweedse rechtbank, heeft in deze zaak geen uitspraak gedaan, maar een prejudiciële vraag aan het Europees Hof van Justitie gesteld (Zaaknummer: C-264/14, ingediend op 2 juni 2014). De Zweedse rechtbank heeft aan het Europees Hof van Justitie gevraagd of 'de ruil van virtuele valuta tegen traditionele valuta en omgekeerd, die worden verricht voor een tegenprestatie die de dienstverrichter bij de vaststelling van de wisselkoersen mede aanrekent, een dienst onder

bezwarende titel vormen' (Prejudiciële vraag, zaaknummer: C-264/14).

De Zweedse rechtbank heeft gezocht in de huidige jurisprudentie, maar kon geen antwoord formuleren op deze rechtsvraag. In zijn verzoek om de prejudiciële vraag

(Zaaknummer: C-264/14, 2014) beschrijf de rechtbank enige vermoedens over de behandeling van het handelen in bitcoins. De rechtbank legt het verband met het arrest First National Bank of Chicago (Europees Hof van Justitie, C-172/96, 1998) waarin deviezentransacties niet in de belastingheffing van de omzetbelasting werden betrokken wanneer geen vergoeding bedongen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De centrale vraagstelling in dit onderzoek is: op welke wijze en door welke actoren wordt geld verkregen uit banking malware en ransomware (al dan niet digitaal) witgewassen.. Voor

Om het totale aantal bitcoins dat in omloop is te reguleren, wordt niet alleen het aantal bitcoins per oplossing kleiner gemaakt, maar wordt ook de moeilijkheidsgraad van

Ten eerste dat met gebruikmaking van de in die wallet opgeslagen privésleutel de betreffende bitcoins in enkele seconden kunnen worden overgemaakt naar een andere

Daarbij merkt de rechtbank op dat zij zich realiseert dat met deze uitspraak het voor de zoon van eiser noodzakelijke passend onderwijs niet wordt geregeld.. Het is op grond van de

'We willen zo snel mogelijk van die bitcoins af', zegt Theo Jacobs, de man die de munt moet bewaren.. Met enig zin voor drama tweette de directeur van het Centraal Orgaan voor

Door de wijze waarop het overmaken van het ene naar het andere bitcoin-adres technisch gezien werkt, dient er mijns inziens vanuit te worden gegaan dat partijen in de

The one who possesses the value beater can effectuate the bitcoin rights embodied therein by using the private key stored therein and thereby transfer the associated bitcoins

Voor het geval de schuldenaar, bij de tenuitvoer- legging van het veroordelend vonnis tot betaling van een geldsom, niet kan worden gedwongen zijn code prijs te geven, schetsen we