• No results found

Driftbuien bij peuters : de reactie van ouders en invloed van plaats

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Driftbuien bij peuters : de reactie van ouders en invloed van plaats"

Copied!
29
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Driftbuien bij peuters

De reactie van ouders en invloed van plaats

Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek Graduate School of Child Development and education Universiteit van Amsterdam K. A. van Herk, 10650245 Scriptiebegeleider: Dhr. Dr. P. J. Hoffenaar Tweede beoordelaar: Mw. Dr. A. L. van den Akker Amsterdam, december 2016

(2)

Abstract

Tantrums are common for toddlers according to the existing literature. However, it has not been investigated whether parent techniques recommended by most pedicatrians and

developmental psychologists such as giving a time-out and neglecting are an effective form of ensuring child discipline. In this study it is examined if there is an association between

tantrums and the reaction of parents. Reactions which come from advices and are highlighted in this study are neglecting and to give a time-out. Beside reactions, there is also attention for the place where a tantrum takes place and if there is an association with the reaction of the parents. For this study an online questionaire is used for parents with children between one and five years old and an online diary for mothers with children between one and a half and three and a half years old. The results show that there is a relation between tantrums and the reaction of parents. No significant relation is found between the place of a tantrum and the reaction of parents. In conclusion there are different results between the questionnaire and the diary and there are also different results between existing literature and the results from this study; in American literature it is said that a time-out is a common reaction for parents, in contrast, we found much lower percentages of use. Future studies could focus on longterm consequences of the reaction of parents because then empiric advices can be formulated to stop tantrums and other behaviour problems.

(3)

Inleiding

Type in bij Google ‘Hoe ga je om met driftbuien van een peuter?’ en er komen talloze adviezen van verschillende pedagogen tevoorschijn. Allemaal schijnen ze te weten wat de meest effectieve opvoedingsstrategie is. Uit de adviezen blijkt dat niet te veel aandacht besteden aan het kind (Sagasser, 2014) of, daar op aansluitend, de driftbui negeren, door een aantal professionals wordt gezien als de beste aanpak (Opvoeden.nl, GGD Hollands

Noorden). Zij benadrukken dat ouders rustig en kalm moeten blijven. De GGD geeft ook als tip om het kind af te leiden en benadrukt om vooral zelf niet boos te worden en niet toe te geven aan het kind. Door toe te geven wordt het kind beloond voor slecht gedrag en zal het juist vaker driftbuien vertonen. Praten met een kind tijdens een driftbui wordt gezien als zinloos en wordt zeker niet aangeraden. Via internet is het dus vrij gemakkelijk om informatie te verkrijgen over schijnbaar effectieve opvoedstrategieën, zoals bijvoorbeeld het negeren van een kind, en ineffectieve opvoedstrategieën, zoals bijvoorbeeld praten met een kind. Omdat er geen effectstudies gedaan zijn naar verschillende vormen van ouderlijk handelen in reactie op een driftbui kunnen er vraagtekens geplaatst worden bij deze specifieke adviezen en online opvoedinformatie in het algemeen (Nieuwboer, Frencken, & ten Hark, 2014).

Opvoedcursussen die door de GGD worden gegeven aan ouders van peuters richten zich specifiek op het bekrachtigen van gewenst gedrag en straffen of niet-bekrachtigen van ongewenst gedrag. Welk onderdeel van de cursussen, bijvoorbeeld het gebruik van een time-out, nu precies bijdraagt aan de effectiviteit is grotendeels nog onbekend. Kaminski, Valle, Filene en Boyle (2008) stelden vast, aan de hand van een meta-analyse van 77 effectstudies gepubliceerd tussen 1990 en 2002 naar oudercursussen en oudertrainingen, dat bij

programma’s die zich richten op onder andere het leren toepassen van een time-out sprake is van het grootste effect. Dit betekent dat bij deze programma’s het minst sprake was van driftbuien, waarbij de effectgrootte met het gebruik van een time-out een stuk groter was (.54)

(4)

dan zonder het gebruik van een time-out (.15). Door Triple P, een opvoedmethode, wordt het advies gegeven om een kind een time-out te geven als de driftbui niet ophoudt (Triple P Magazine, 2016). Patterson, Reid en Dishion (1992) stellen daarentegen dat negatief gedrag beter genegeerd kan worden omdat er op die manier geen positieve relatie op het spel wordt gezet. Kortom, er bestaan veel verschillende adviezen die deskundigen onderbouwen met al dan niet empirisch bewijs.

De vraag die gesteld dient te worden, is of het opvoedgedrag van ouders overeenkomt met dat wat experts voor ogen hebben. Er zijn volop redenen om te veronderstellen dat dit niet het geval is. Ouders reageren niet in elke situatie op dezelfde manier omdat ze hun gedrag aanpassen aan de situatie die afhankelijk is van de context. Zo kan een verschil bestaan tussen opvoedingsstijl en specifieke opvoedingsvraagstukken zoals de reactie op een driftbui, maar ook als kinderen ouder worden in het gebruik en misbruik van alcohol (Van der Vorst, Engels, Meeus & Dekovic, 2006). In deze studie zal bekeken worden of een relatie bestaat tussen de duur en frequentie van driftbuien en de aanpak die ouders hanteren en of dit afhankelijk is van de context. Om hier achter te komen, zal eerst duidelijk gemaakt moeten worden wat in deze studie onder een driftbui wordt verstaan.

Definitie Van Een Driftbui

Potegal, Kosorok en Davidson (2003) hebben driftbuien gedefinieerd als een negatieve emotionele episode voor het kind met minstens één van de volgende gedragingen: het

verstijven van armen of benen, krommen van de rug, zich op de grond gooien, roepen, schreeuwen, huilen, duwen en trekken, stampen, schoppen, slaan, met dingen gooien en weglopen. De driftbui is voorbij als alle bovenstaande gedragingen gestopt zijn. Een driftbui wordt gezien als een uiting van boosheid of frustratie (Habibi, 2015). In het anger-distress model wordt gesteld dat woede en verdriet apart voorkomen tijdens een driftbui, maar elkaar

(5)

ook overlappen (Giesbrecht, Miller & Müller, 2010). Kenmerkend voor driftbuien is dat sprake is van ongecontroleerde uitingen van deze negatieve gevoelens.

Wakschlag en anderen (2005) hebben in 2012 onderzoek gedaan naar de prevalentie van driftbuien bij peuters. In dit onderzoek rapporteerden ouders over verschillende aspecten van de driftbuien van hun kind via de Multidimensional Assessment of Preschool Disruptive Behavior (MAP-DB) waaruit bleek dat 83,7% van de peuters wekelijks een driftbui heeft en 8,6% dagelijks. In een ander onderzoek, dat uitgevoerd is door Potegal, Kosorok en Davidson (2003), blijkt uit de resultaten dat de frequentie per week bij kinderen van twee jaar

gemiddeld 8,7 driftbuien was en bij kinderen van drie jaar gemiddeld 6,1 driftbuien. Bhatia en anderen (1990) vonden in hun vragenlijstonderzoek dat bij 75,3% van de kinderen tussen de drie en vijf jaar oud driftbuien voorkomen, welk aantal meer is dan bij kinderen die jonger of ouder zijn. Om een compleet beeld van driftbuien te krijgen, is het belangrijk om naast de frequentie ook naar de duur van de driftbui te kijken. Potegal, Kosorok en Davidson (2003) onderzochten de duur van driftbuien bij kinderen tussen de achttien en zestig maanden. Ouders gaven in de rapportage aan dat in 75% van de gevallen een driftbui vijf minuten of korter duurde. Meestal duurde een driftbui tussen een halve en een hele minuut.

In bovenstaande alinea is besproken wat er precies bekend is over de duur en frequentie van driftbuien, maar het is daarnaast belangrijk om te onthouden dat rekening gehouden moet worden met individuele verschillen tussen kinderen, maar ook dat bij één kind verschillen tussen driftbuien bestaan (Eisbach et al, 2014). In deze studie worden driftbuien afzonderlijk bekeken en wordt dus verder niet ingegaan op het verschil tussen driftbuien bij één kind. Om te kunnen bekijken of een verband bestaat tussen de duur en frequentie van driftbuien en de reactie van ouders op een driftbui, moet ook gekeken worden naar de verschillende reacties die een ouder kan vertonen.

(6)

De Reactie Van Ouders Op Een Driftbui

Hoewel negeren als effectief wordt gezien, is het voor ouders een moeilijke

opvoedmethode omdat zij het kind op dat moment op geen enkele manier aandacht mogen geven (Webster-Stratton, 2007). Als een ouder het kind negeert, is er een grote kans dat het kind in eerste instantie nog steeds of zelfs meer ongewenst gedrag vertoont om toch de zin te kunnen krijgen. Het ongewenste gedrag zal echter na het negeren afnemen omdat het kind geen aandacht meer krijgt. Bewust negeren is een pedagogische maatregel om grenzen te stellen (Bisschop, 2005) en controle uit te oefenen (Ceelen, 2011). Webster-Stratton (2007) stelt daarentegen dat het geen goede benadering is wanneer ouders al het ongewenste gedrag van hun kinderen negeren. Ouders moeten dus bedenken wanneer een gedraging genegeerd moet worden en wanneer niet. Dit is erg complex omdat dit per situatie kan verschillen. Zo is het bij een driftbui die meer dan een half uur duurt de vraag of negeren de oplossing is en of hier geen sprake is van emotionele verwaarlozing (Webster-Stratton, 2007). Een ouder zal in het openbaar eerder de neiging hebben om te reageren op een kind dat zich misdraagt dan thuis. Omstanders hebben namelijk al gauw een mening over hoe een ouder zijn kind opvoedt (Clark, 2009). De context waarin een driftbui voorkomt heeft dus invloed op de reactie die een ouder vertoont.

Het geven van een time-out is een andere en veelvuldig geadviseerde manier om te reageren op impulsief, moeilijk te hanteren gedrag zoals een driftbui (Clark, 2009). Tijdens een time-out wordt een kind een tijdje buitengesloten van het sociale verkeer (GGD

Gelderland-Zuid) op het moment dat het kind ongewenst gedrag vertoont. Vanaf dat moment wordt de positieve bekrachtiging onderbroken totdat het gewenste gedrag weer vertoond wordt (Van Dijk, 2014). Scarboro en Forehand (1975) definieerden een time-out en Harris (1985) verduidelijkte deze definitie als een non-verbaal middel om probleemgedrag te laten afnemen. Vanuit Triple P stelt men dat het geven van een time-out een effectief bewezen

(7)

opvoedstrategie is die bij verschillende opvoedmethoden wordt gebruikt (2014). Ook als een driftbui op een openbare plaats voorkomt is het geven van een time-out effectief (Clark, 2009). Het op een correcte manier geven van een time-out is een emotioneel veilige strategie die kinderen leert om zichzelf te reguleren. Over de duur van een time-out wordt gezegd dat korte periodes meer effect hebben dan langere. Voor kinderen die jonger dan zes jaar zijn, kan hetzelfde aantal minuten gehanteerd worden als het aantal jaren dat het kind oud is. Siegel en Bryson (2014) hebben onderzocht dat bij incorrect gebruik van een time-out dit voor een kind voelt als een afwijzing of sociale uitsluiting. Deze auteurs gaan er vanuit dat een time-out vaak incorrect wordt toegepast. Onderzoek in de Verenigde Staten laat zien dat het toepassen van een time-out op de derde plek staat van meest voorkomende reacties van ouders is op een driftbui (Kim, Lee, Taylor & Guterman, 2014), maar het is niet bekend of dit in Nederland ook het geval is.

Onderzoeksmethoden

Specifiek onderzoek naar driftbuien is onder andere gedaan door Green, Whitney en Potegal (2011). Zij hebben driftbuien opgenomen zodat de intensiteit van een driftbui beoordeeld kon worden. Door driftbuien op te nemen kunnen onderzoekers de driftbui terugluisteren en ontstaat niet het probleem dat ouders een driftbui anders beoordelen dan de onderzoekers. In een soortgelijk onderzoek van Barr en anderen uit 1988 is door middel van opnameapparatuur onderzocht of ouders in een 24-uursdagboekje andere antwoorden zouden invullen dan onderzoekers. Zo is het denkbaar dat ouders een dagboekje invullen op zo’n manier dat een gunstig beeld over hen als ouder ontstaat. Onderzoekers konden het huilen en jengelen van de kinderen later terugluisteren en kwamen er op die manier achter van wat voor driftbui er sprake was. Uit dit onderzoek bleek dat dagboekjes valide en bruikbare informatie opleveren.

(8)

Dagboekonderzoek is gebruikt door onder andere Bull, Oliver, Tunnicliffe &

Woodcock (2015) naar interventies van driftbuien. Driftbuien werden direct genoteerd in een dagboek en op deze manier kon bekeken worden hoe vaak een driftbui gemiddeld voorkwam, maar ook wat de intensiteit van de driftbui was. Uit het onderzoek blijkt dat gedrag tijdens een driftbui en de duur ervan in een dagboek vaak overeenkomt met dat wat wordt aangegeven in een gestructureerd interview, maar dat in een dagboek geneigd wordt naar het rapporteren van een lagere frequentie. In een dagboekstudie van Breevaart, Bakker & Demerouti (2012) wordt daarnaast gesteld dat de retrospectieve vertekening in dagboekonderzoek enorm wordt

verminderd omdat de onderzoeker dicht op het proces zit en daardoor specifieker kan meten waardoor de resultaten dichterbij de waarheid komen. Bolger, Davis en Rafaeli (2003) stellen dat door middel van een dagboekmethode gegevens op een unieke manier worden vastgelegd; een manier die niet mogelijk is met andere veelgebruikte methoden. Doordat de tijdsinterval bij een gestructureerd interview vaak veel langer is dan bij een dagboekje en er dus een kans bestaat dat men dingen vergeet of anders ziet, werkt een dagboekje beter dan een

gestructureerd interview. Reis (1994) is van mening dat het grote voordeel van een

dagboekmethode is dat gebeurtenissen gerapporteerd worden in de natuurlijke en spontane context hetgeen niet mogelijk is bij vele andere methoden. In dit onderzoek is gekozen voor het gebruik van een dagboekje en daarnaast een vragenlijst waardoor zal blijken of er inderdaad sprake is van een verschil tussen deze onderzoeksmethoden. De verwachting naar aanleiding van de besproken literatuur is dat sprake is van een verschil tussen de

onderzoeksmethoden die in deze studie worden gebruikt. Een ander relevant dagboekonderzoek dat hier besproken wordt, is een Vlaams onderzoek.

(9)

Eerder Onderzoek Naar Driftbuien En Reacties

Vanuit de Universiteit Gent hebben meerdere studenten dagboekonderzoek uitgevoerd naar driftbuien bij peuters. Deze studies zijn uitgevoerd met behulp van het Dagboekje

Woedebuien bij Kinderen (Van Leeuwen, Bourgonjon, Huijsman & Van Meenen, 2007). De studie van van Meenen (2008) en de studie van Rutten (2009) zijn ongepubliceerde

afstudeerscripties en hier heeft dus geen peer-review plaatsgevonden. Gezien de vele overeenkomsten met deze studie is toch gekozen om hier in te gaan op de resultaten die inzicht geven in de reactie van ouders op driftbuien en factoren die van invloed zijn op deze reacties.

Van Meenen (2008) heeft onderzoek gedaan naar driftbuien en de relatie hiervan met temperament en ouderlijk gedrag. Dit onderzoek is gedaan bij 741 Vlaamse kinderen tussen de 13 en 67 maanden oud. Zij constateerde dat praten als reactie van de ouder op een driftbui het meeste voorkwam op beide meetmomenten. Een verband tussen ouderlijk gedrag en driftbuien bleek uit de bevinding dat driftbuien langer aanhielden als de ouders meer stress voelden en meer negatief gedrag vertoonden. Een sterke correlatie bestond ook tussen de frequentie van driftbuien bij het kind en negeren door de ouders en daarnaast tussen de duur van de driftbui en het geven van time-outs en het vertonen van negatief ouderlijk gedrag. Daarnaast bleek dat hoe meer de ouder zich vriendelijk opstelde tegenover het kind, hoe minder lang de driftbui duurde. Opvallend was dat bij het geven van een time-out dit op meetmoment 2 een stijging van het aantal driftbuien als gevolg had. Een mogelijke verklaring hiervoor is het verkeerde gebruik van deze techniek. De conclusie van dit onderzoek is dat het gedrag dat ouders vertonen significant samenhangt met het vertonen van driftbuien bij

peuters.

Rutten (2009) heeft haar studie gebaseerd op een steekproef van 206 Vlaamse peuters en kleuters tussen de 13 maanden en 67 maanden oud. Hierbij is ook gebruik gemaakt van

(10)

onder andere het Dagboekje Woedebuien bij Kinderen. Het bleek dat de meest voorkomende reactie bij ouders het niet reageren op een driftbui is. Een van de conclusies was hier dat de resultaten geen antwoord geven op de richting van de verbanden. Het wordt binnen deze studie dus niet duidelijk of een driftbui de reactie van de ouder uitlokt, of juist de reactie van de ouder zorgt voor de duur en frequentie van driftbuien. De reactie die het minst voorkomt tijdens een driftbui, is indirect hanteringsgedrag. Daarnaast wordt aangetoond dat ouders in verhouding vaker reageren op driftbuien in plaats van negeren als deze regelmatiger

voorkomen en/of langer duren.

Onderzoeksvragen

De volgende vraagstelling is opgesteld

“In hoeverre is sprake van een verband tussen driftbuien bij peuters en het negeren, het geven van een time-out of het geven van een andere reactie door ouders en speelt de plaats hierin een rol?”

Om hier een antwoord op te krijgen zijn de volgende deelvragen opgesteld:

1. Is er sprake van een verband tussen driftbuien bij peuters en het negeren, het geven van een time-out of het geven van een andere reactie door ouders?

Om een antwoord te vinden op deze deelvraag zullen de duur en frequentie van driftbuien onderzocht worden en zal gekeken worden naar het mogelijke verband met de reacties van ouders. De resultaten van de studie van van Meenen (2008) laten zien dat ouderlijk gedrag samenhangt met het vertonen van driftbuien. De eerste hypothese die opgesteld kan worden is dan ook “Er is sprake van een verband tussen driftbuien en negeren, het geven van een time-out of het vertonen van een andere reactie door ouders”.

(11)

2. Heeft de plaats waar de driftbui plaatsvindt invloed op de reactie die een ouder hier op vertoont?

Om deze deelvraag te beantwoorden zal gekeken worden naar het mogelijke verband tussen de reactie van ouders en de plaats van een driftbui. Het is de vraag of het inderdaad zo is dat ouders anders reageren als bijvoorbeeld andere mensen aanwezig zijn omdat ze bang zijn voor wat de omgeving van hun opvoedgedrag vindt zoals Clark (2009) stelt. De tweede hypothese luidt “Er is sprake van een verband tussen de plaats van een driftbui en negeren, het geven van een time-out of het vertonen van een andere reactie door ouders”.

Methode

Respondenten

Deze studie is onderdeel van een groter onderzoek naar driftbuien bij peuters. De participanten van de vragenlijst waren ouders van kinderen tussen de een en vijf jaar oud. De participanten van het dagboekje waren moeders van kinderen tussen de anderhalf en

drieënhalf jaar oud waarbij het van belang was dat de moeder vaker thuis was met het kind dan de vader. Voor deze studie hebben 155 ouders zowel de vragenlijst als het dagboekje ingevuld. Er is goedkeuring verkregen van de ethische commissie.

Van de participanten was 50% moeder van een jongen. Onder de participanten was 65,8% getrouwd, 27,7% van de ouders woonden samen, 5,8% was alleenstaand ouder en 0,6% was weduwe. Van de ouders die meededen aan het onderzoek werkte 35,9% 24 tot 32 uur in de week en de partner van ouder werkte in 63,4% van de gevallen 32 tot 40 uur. Op het moment dat de vragenlijst in werd gevuld, maakte 74,8% van de ouders gebruik van opvang voor hun kind.

(12)

Materialen

Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van een vragenlijst en een dagboekje. De vragenlijst werd één keer ingevuld en dat ging over de afgelopen tijd. Per vraag of categorie vragen verschilde het tijdsbestek waarover de ouder moest terug denken, bijvoorbeeld een week, een maand of zes maanden. Het dagboekje werd gedurende een week elke dag ingevuld en ging over de driftbuien van die dag.

Vragenlijst De vragen die in de vragenlijst gesteld zijn, zijn gebaseerd op de

Vragenlijst Woedebuien bij Kinderen – Ouderversie die bestaat uit 72 items (Van Leeuwen, Bourgonjon, Huijsman & van Meenen, 2007). Deze vragenlijst bestaat uit vier delen, namelijk ‘Deel 1: Voorkomen en duur van de woedebuien’, ‘Deel 2: Gedrag van het kind’, ‘Deel 3: Oorzaken van de woedebui’ en ‘Deel 4: Uw reactie op een woedebui’. De opbouw van de vragenlijst en de selectie van antwoordalternatieven bij de beoordeling van het voorkomen en de duur van driftbuien is gebaseerd op een studie van Potegal en Davidson (2003). De selectie van uitingsvormen van driftbuien, situaties die ertoe leiden en mogelijke reacties van ouders zijn op wetenschappelijke literatuur gebaseerd.

Vragen die gesteld werden gingen over het kind en later specifiek over driftbuien die het kind vertoonde. Naast het kind werd ingegaan op de ouders, een vraag die onder andere gesteld werd is “Hoe reageert u als ouder op een driftbui van uw kind?”. De antwoorden waar de ouder vervolgens uit kon kiezen zijn: afkoelen, time-out, troosten, boos worden, onderhandelen, toegeven, straffen, beetpakken, streng toespreken, afleiden, negeren of weet ik niet meer. Naast de reactie werd naar de frequentie van het toepassen van deze reacties

gevraagd. Hierbij werd gebruik gemaakt van de volgende antwoordcategorieën: nooit, bijna nooit, < helft van de tijd, ongeveer de helft van de tijd, > helft van de tijd, bijna altijd en altijd. Alle vragen in de vragenlijst zijn gesloten waarbij gebruik is gemaakt van verschillende antwoordcategorieën.

(13)

Dagboek Het dagboek bestaat uit een dagelijks in te vullen korte vragenlijst waarin

vragen gesteld werden over driftbuien bij kinderen. Het invullen van dit dagboek nam gemiddeld vijf minuten in beslag. Participanten werden herinnerd aan het invullen van het dagboek door elke ochtend om 6:00 uur een e-mail te ontvangen. Mocht een participant vergeten het dagboek in te vullen dan werd de dag erna nog een e-mail ter herinnering

verstuurd. Mocht een deelnemer drie aaneensluitende dagen geen dagboekje ingevuld hebben, dan ontving de deelnemer een persoonlijke e-mail met daarin de vraag of zij opnieuw deel wilde nemen of niet meer mee wilde doen. Als een participant het dagboekje wel had ingevuld, kreeg diegene de volgende ochtend een bedank-e-mailtje. Bij het invullen van een dagboekje op vier of meer aaneensluitende dagen ontving de ouder een cadeautje voor het kind als bedankje.

De vragen in het dagboek zijn gebaseerd op het Dagboekje Woedebuien bij Kinderen dat bestaat uit zes items (Van Leeuwen, Bourgonjon, Huijsman & van Meenen, 2007). De informant werd hierbij gevraagd een aantal variabelen te registreren in het dagboekje, waaronder welke situaties vooraf gingen aan de driftbui, hoe de driftbui zich uitte, hoe de ouder hier op reageerde en eventueel intervenieerde en wat het effect hiervan was. Een vraag die gesteld werd in het dagboekonderzoek is bijvoorbeeld “Hoe lang duurde deze driftbui?” waarop de ouder kon antwoorden met: minder dan 1 minuut, 1 tot 2 minuten, 2 tot 4 minuten, 5 tot 10 minuten, 10 tot 20 minuten, 20 tot 40 minuten, meer dan 40 minuten en weet ik niet meer. Daarnaast werd bijvoorbeeld gevraagd “Hoe reageerde u op de laatste driftbui van uw kind?”. Bij deze vraag kon de ouder weer kiezen uit dezelfde antwoorden als bij de

vragenlijst, namelijk: afkoelen, time-out, troosten, boos worden, onderhandelen, toegeven, straffen, beetpakken, streng toespreken, afleiden, negeren of weet ik niet meer. Over elke driftbui die die dag werd vertoond, moest de ouder vragen invullen. Hierbij kon de ouder maximaal over zeven driftbuien op een dag het dagboekje invullen.

(14)

Procedure

In dit onderzoek is gebruik gemaakt van vragenlijsten die eenmaal werden ingevuld en dagboekjes die gedurende een week dagelijks zijn ingevuld. Vanaf maart 2016 zijn de

vragenlijsten en dagboekjes online afgenomen bij ouders van peuters. Participanten kunnen tot op heden de vragenlijst en het dagboek invullen, maar de resultaten zijn voor deze studie tot en met 3 juni 2016 meegenomen.

De werving voor participanten is gedaan door middel van het plaatsen van berichten en posters op fora en Facebook. Daarnaast zijn ouders persoonlijk benaderd bij

kinderdagverblijven en peuterspeelzalen en zijn hier posters en flyers achtergelaten. Als een ouder de vragenlijst had ingevuld, werd direct gevraagd of de ouder ook mee zou willen doen met het dagboekonderzoek. Tot slot zijn de participanten gevraagd het bericht door te spelen aan andere mogelijke participanten.

Analyse

Alle ingevulde vragenlijsten en dagboekjes zijn via het programma Qualtrics verwerkt in een dataset met behulp van het statistiekprogramma SPSS.

Voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen werden in eerste instantie gegevens opgevraagd over de frequentie en duur van driftbuien en deze gegevens werden in een staafdiagram weergegeven. De reacties die ouders aangaven toe te passen tijdens een driftbui werden opgevraagd in een frequentietabel en deze resultaten konden vergeleken worden met resultaten die kwamen uit onderzoeken in de Verenigde Staten. Ten slotte werd een

uiteindelijk antwoord op de onderzoeksvragen gegeven aan de hand van kruistabellen om het mogelijke verband te vinden tussen driftbuien en reacties van ouders en de plaats van een driftbui en de reacties van ouders.

(15)

Resultaten

De resultaten die antwoord geven op de deelvragen “Is er sprake van een verband tussen driftbuien bij peuters en het negeren, het geven van een time-out of het geven van een andere reactie door ouders?” en “Heeft de plaats waar de driftbui plaats vindt invloed op de reactie die een ouder hier op vertoont?” zullen hier onder besproken worden. Aan de hand van de antwoorden op deze vragen zal uiteindelijk de hoofdvraag “In hoeverre is sprake van een verband tussen driftbuien bij peuters en het negeren, het geven van een time-out of het geven van een andere reactie door ouders en speelt de plaats hierin een rol?” beantwoord worden.

Reacties Van Ouders

In Figuur 1 (M = 1.57, SD = .74) is af te lezen dat uit de vragenlijst blijkt dat door meer dan de helft (55,9%) van de ouders die de vragenlijst en het dagboekonderzoek in hebben gevuld (Ntotaal = 155), is aangegeven dat een driftbui meestal minder dan zes minuten

duurde. In Figuur 2 (M = 2.80, SD = 1.41) is af te lezen dat uit het dagboekonderzoek blijkt dat driftbuien (Ntotaal = 584) meestal korter dan 5 minuten duurden (71,5%). In Figuur 3 is af

te lezen dat uit de vragenlijst blijkt dat bij de meeste kinderen een driftbui één à twee keer

0 10 20 30 40 50 60 <6 minuten 6 tot 10 minuten 11 tot 30 minuten >30 minuten P er ce n tag es Duur driftbui

Figuur 1. Duur van een driftbui

0 10 20 30 40 50 60 70 80 Korter dan 5 minuten 5 tot 20 minuten Langer dan 20 minuten P er ce n tag es Duur driftbui

(16)

voorkwam de afgelopen maand (38,6%) en bij een klein deel (8,7%) (bijna) iedere dag (M = 2.98, SD = 1.08). In Figuur 4 is af te lezen dat uit het dagboekonderzoek blijkt (M = 0.65, SD = 1.01) dat meestal sprake was van nul driftbuien, dit was ongeveer vier dagen per week (60,4%) het geval. Als een driftbui maximaal één keer per dag voor kwam, duurde deze driftbui in een grote meerderheid (73,1%) van de gevallen vijf minuten of korter en als een driftbui minstens twee keer per dag voorkwam, duurde een driftbui in iets minder gevallen (69,8%) vijf minuten of korter.

Uit de resultaten van de vragenlijst blijkt dat de meerderheid van de ouders nooit gebruik maakte van een time-out (55,9%) tijdens een driftbui en dat een zeer klein deel van de ouders altijd een time-out inzette (0,8%). De driftbui negeren werd door 29,9 procent van de ouders nooit toegepast, door 25,2 procent bijna nooit en een klein deel van de ouders negeerde altijd een driftbui (2,4%). De gegevens over de duur en frequentie van driftbuien en reacties van ouders zoals die uit het dagboekonderzoek blijken, zijn in een tabel gezet. In Tabel 1 is af te lezen dat in 23,1 procent van de gevallen ouders hun kind troostten. Een time-out werd in 3,0 procent van de driftbuien toegepast en de driftbui werd in 12,3 procent van de gevallen genegeerd. 0 10 20 30 40 50

Niet 1 à 2 keer Elke week Meerdere

keren per week (Bijna) iedere dag P er ce n tag es Frequentie

Figuur 3. Gemiddeld aantal driftbuien per

maand 0 10 20 30 40 50 60 70 0 1 2 3 4 5 6 7 P er ce n tag es Aantal driftbuien

(17)

Om te toetsen of een verband bestaat tussen de duur van een driftbui en de reactie van ouders is gebruikt gemaakt van een kruistabel. In Tabel 1 is af te lezen dat een time-out in 1,8 procent van de gevallen werd ingezet als een driftbui vijf minuten of korter duurde (Ntotaal =

325) en geen enkele keer als een driftbui langer dan vijf minuten duurde (Ntotaal = 112).

Daarnaast werd de driftbui vaker genegeerd als deze vijf minuten of korter duurde (8,6%) dan als de driftbui meer dan vijf minuten duurde (6,2%). Als een driftbui vijf minuten of korter duurde, werd een combinatie van reacties in minder dan de helft van de gevallen (42,8%) vertoond, terwijl als een driftbui langer dan vijf minuten duurde een combinatie van reacties in meer dan de helft van de gevallen (70,5%) werd vertoond. Het verband tussen de duur van een driftbui en de reactie van ouders is significant (χ² (12) = 32.73, p = .001). Bij een driftbui van meer dan vijf minuten werd minder vaak gekozen voor een time-out of negeren van het kind dan bij een driftbui die vijf minuten of korter duurde.

Om te bekijken of naast de duur een verband bestaat tussen de frequentie van driftbuien en de reactie van een ouder is wederom gebruik gemaakt van een kruistabel. Als een driftbui gemiddeld één keer per dag of minder voorkwam (Ntotaal = 235), werd in 0,9

procent van de gevallen een time-out ingezet en als een driftbui minstens twee keer per dag voorkwam (Ntotaal = 204), werd in meer dan twee keer zoveel gevallen een time-out ingezet

(2,0%). Negeren werd bij één of minder driftbuien per dag in 7,7 procent van de gevallen ingezet, terwijl dat in 8,3 procent van de gevallen was als een driftbui vaker dan één keer per dag voor kwam. Het verband tussen de frequentie van driftbuien en de reactie van ouders is significant (χ² (12) = 29.73, p = .003). Als een driftbui maximaal één keer per dag voor kwam, werd minder vaak een time-out toegepast en de driftbui genegeerd dan als een driftbui vaker dan één keer per dag voorkwam.

(18)

Plaats Van Driftbui

Uit de vragenlijst bleek dat meer dan de helft van de driftbuien (57,5%) bijna altijd thuis plaats vond (Ntotaal = 127).

Om te onderzoeken of er een verband bestaat tussen de plaats van een driftbui en de reactie van ouders is door middel van de resultaten van het dagboekonderzoek een kruistabel aangemaakt en deze gegevens zijn in Tabel 1 gezet. Het verband tussen de plaats van een driftbui en de reactie van ouders is niet significant (χ² (12) = 11.37, p = .497). Uit Tabel 1 valt af te lezen dat alleen gebruik gemaakt werd van een time-out als een driftbui thuis voor kwam (Ntotaal = 340). Een driftbui negeren kwam ook voornamelijk voor (77,1%) als een driftbui

thuis voor kwam. Beetpakken werd als enige reactie vaker dan andere reacties toegepast (100%) als een driftbui ergens anders dan thuis voor kwam (Ntotaal = 99).

Discussie

Het doel van deze studie was te onderzoeken of er mogelijk een verband is tussen driftbuien bij peuters en de reactie van ouders daar op. Dit is onderzocht door middel van de deelvraag “Is er sprake van een verband tussen driftbuien bij peuters en het negeren, het geven van een time-out of het geven van een andere reactie door ouders?”. Daarnaast is gekeken of de plaats van de driftbui invloed heeft op de reactie van ouders. Dit is onderzocht door middel van de deelvraag “Heeft de plaats waar de driftbui plaatsvindt invloed op de reactie die een ouder hier op vertoont?”. Door middel van deze deelvragen kon een antwoord gegeven worden op de hoofdvraag van deze studie “In hoeverre is sprake van een verband tussen driftbuien bij peuters en het negeren, het geven van een time-out of het geven van een andere reactie door ouders en speelt de plaats hierin een rol?”.

De eerste deelvraag kan beantwoord worden door middel van de resultaten waaruit blijkt dat ouders vaker een time-out inzetten en een driftbui negeerden als een driftbui vijf

(19)

minuten of korter duurde dan als de driftbui langer duurde. Ouders gaven vaker meerdere reacties tegelijkertijd als een driftbui langer dan vijf minuten duurde. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat een ouder op het moment van de driftbui niet meer weet welke reactie het meest effectief is om de driftbui te laten stoppen en daardoor verschillende reacties door elkaar gebruikt. In eerste instantie wordt een reactie vertoond, maar als deze reactie er niet voor zorgt dat de driftbui stopt, bestaat een grote kans dat de ouder naast die reactie nog andere reacties vertoont om zo te blijven proberen de driftbui te laten stoppen.

Een verband bestaat ook tussen de reactie die een ouder vertoont en de frequentie van driftbuien. Een time-out werd vaker ingezet als een driftbui vaker voorkwam. Opvallend is dat negeren vaker vertoond werd als een driftbui maximaal één keer per dag voor kwam, terwijl ouders hun kind vaker lieten afkoelen als een driftbui minstens twee keer per dag voor kwam. Hieruit blijkt dat een ouder een duidelijkere en strengere reactie laat zien als een driftbui minder vaak voorkomt en dat hoe vaker een driftbui voorkomt, hoe minder streng de reactie zal zijn. Een aannemelijke verklaring hiervoor is dat ouders het moeilijk vinden om geen aandacht aan hun kind te besteden (Webster-Stratton, 2007) en hoe vaker een driftbui

voorkomt, hoe vaker een ouder dus geen aandacht aan het kind zou moeten besteden. Bij elke driftbui wordt de ouder weer op de proef gesteld om een duidelijke reactie te geven en relatief zal bij een hogere frequentie driftbuien een minder strenge reactie volgen.

Uit de resultaten blijkt dat inderdaad sprake is van een verband tussen de duur en frequentie van driftbuien en de reactie van ouders daarop. Hiermee wordt de eerste hypothese die luidt “Er is sprake van een verband tussen driftbuien en negeren, het geven van een time-out of het vertonen van een andere reactie door ouders” bevestigd. Dit komt overeen met de resultaten uit het onderzoek van van Meenen (2008).

Als antwoord op de twee deelvraag kan gegeven worden dat geen sprake is van een significant verband. De tweede hypothese die opgesteld was, namelijk “Er is sprake van een

(20)

verband tussen de plaats van een driftbui en negeren, het geven van een time-out of het vertonen van een andere reactie door ouders”, wordt dan ook verworpen. Dit komt niet overeen met onderzoek van Clark (2009) waaruit bleek dat juist wel een verband bestaat tussen de plaats waar de driftbui voorkomt en de reactie van ouders. Mogelijk trekken ouders zich minder aan van het oordeel van omstanders over hun opvoedgedrag dan verwacht of reageren ouders ook thuis anders als bijvoorbeeld visite aanwezig is dan als er echt geen omstanders zijn.

Door het aannemen en verwerpen van de hypotheses kan de hoofdvraag van deze studie beantwoord worden met het resultaat dat inderdaad een verband bestaat tussen

driftbuien bij peuters en de reactie van ouders, maar dat geen verband bestaat tussen de plaats waar een driftbui voorkomt en de reactie van ouders op de driftbui.

Een opmerkelijke bevinding in deze studie is het verschil dat bestaat tussen de resultaten van de vragenlijst en de resultaten van het dagboekonderzoek. Zo bestaat een verschil tussen de gemiddelde duur van een driftbui waarbij uit de vragenlijst naar voren kwam dat dit meestal één minuut was en uit het dagboekonderzoek twee tot vier minuten. Daarnaast bestaat een verschil tussen het gebruik van de time-out waarbij het percentage van het inzetten van een time-out hoger ligt in het dagboekonderzoek dan bij de resultaten uit de vragenlijst. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat ouders bij de vragen in de vragenlijst niet precies meer wisten wanneer een driftbui voorkwam, hoe lang deze duurde en welke reactie zij hierop vertoonden en dat het antwoord wat zij hebben ingevuld dus meer een gok was. Bij het dagboekonderzoek werden daarentegen voor elke driftbui afzonderlijk de kenmerken aangegeven.

Uit eerder onderzoek bleek dat een driftbui bij 83,7% van de peuters wekelijks voorkwam en bij 8,6% dagelijks (Wakschlag et al, 2012), terwijl uit deze studie blijkt dat de cijfers een stuk lager liggen. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat in deze studie geen

(21)

definitie van een driftbui is gegeven terwijl in eerder onderzoek ouders vooraf een omschrijving van een driftbui kregen. Het is dus mogelijk dat ouders in deze studie de drempel hoger vonden liggen om het gedrag van het kind als driftbui te bestempelen dan als er wel een omschrijving van een driftbui gegeven werd. Een tweede opvallend verschil met bestaande literatuur is dat negeren weinig werd toegepast tijdens een driftbui. Ruim de helft van de ouders gaf aan nooit of bijna nooit een driftbui te negeren en uit het dagboekonderzoek bleek dat 12,3% van de driftbuien werd genegeerd. Dit is niet het resultaat wat vele

professionals willen bereiken gezien de verschillende opvoedadviezen die stellen dat negeren een goede reactie is en dat deze reactie daadwerkelijk effectief is (Webster-Stratton, 2007). De reactie die het meest werd toegepast is troosten. Deze reactie kwam niet naar voren uit de adviezen van verschillende professionals, maar is blijkbaar wel de reactie waarvan ouders denken dat dit het beste werkt of het is voor ouders een makkelijke reactie om toe te passen.

Uit de resultaten van dit onderzoek bleek dat een time-out een reactie is die weinig werd ingezet door ouders en ook dit komt niet overeen met bestaande literatuur. Uit

Amerikaans onderzoek bleek namelijk dat het geven van een time-out op de derde plek staat van meest gegeven reacties tijdens een driftbui (Kim, Lee, Taylor & Guterman, 2014). Het is mogelijk dat dit verschil verklaard kan worden door het cultuurverschil tussen Nederland en Amerika. Nederlandse ouders stappen over het algemeen sneller voor ondersteuning naar hun informeel sociaal netwerk en nemen van hen advies aan, terwijl Amerikaanse ouders eerder naar professionals toe stappen en aan hen advies vragen (Super & Harkness, 1994). Een andere mogelijkheid is dat ouders in Nederland minder bekend zijn met het geven van een time-out en dus niet weten hoe ze deze reactie moeten toepassen, terwijl Amerikanen wel weten hoe ze deze reactie toe moeten passen bijvoorbeeld doordat televisieopvoedkundige ‘Supernanny’ hier veel gebruik van maakt.

(22)

Een beperking aan deze studie is dat veel deelnemers uitgevallen zijn binnen het dagboekonderzoek nadat zij enkele dagen het dagboek hadden ingevuld. Omdat zij niet zeven dagen het dagboekje hebben ingevuld, kunnen geen conclusies getrokken worden uit deze gegevens. Een tweede beperking is dat geen definities zijn gegeven van bijvoorbeeld een driftbui en reacties aan ouders. Waarschijnlijk zijn de resultaten van de frequentie van een driftbui daarom nu niet te vergelijken met eerder onderzoek. Daarnaast lijken onder andere de reacties negeren en afkoelen op elkaar waardoor de ene ouder in een bepaald geval

geantwoord zal hebben met negeren terwijl een andere ouder op datzelfde moment voor afkoelen zou hebben gekozen. Het is dus de vraag waar precies een grens getrokken kan worden tussen de verschillende reacties en of er wel sprake is van verschillende reacties.

De conclusies die getrokken kunnen worden naar aanleiding van dit onderzoek laten zien hoe ouders daadwerkelijk reageren op een driftbui. Zo blijkt dat een klein percentage van de ouders opvoedadviezen aanneemt en toepast. In de praktijk zal men zich dus meer kunnen richten op hoe ouders daadwerkelijk reageren in plaats van hoe ze zouden moeten reageren. Als professionals hier op in spelen, valt een grote winst te behalen op het gebied van

opvoeding en dan specifiek tijdens een driftbui. In de theorie zal er door de resultaten van dit onderzoek meer gefocust kunnen worden op welke reactie de juiste is. Nu duidelijk is welke reacties het meeste vertoond worden tijdens een bepaalde driftbui, kan gekeken worden wat het beste zou werken voor kind en ouder.

Het zou van toegevoegde waarde zijn als in de toekomst opnieuw onderzoek gedaan wordt naar de reactie die een ouder vertoont op driftbuien van een peuter. Door middel van een longitudinaal onderzoek kan onderzocht worden welke reactie ervoor zorgt dat een kind later geen of minder driftbuien vertoont en eventuele andere gedragsproblemen. Door onderzoek hierop te richten zullen opvoedadviezen op basis van empirisch bewijs opgesteld kunnen worden waardoor men kan onderbouwen waarom een reactie effectief zou zijn. Op dit

(23)

moment zijn er veel opvoedadviezen in omloop, maar wat de meest effectieve manier is om op te treden, is niet bekend (Gravesteijn, 2015). Een andere aanbeveling voor toekomstig onderzoek is het bekijken van driftbuien bij één kind en niet tussen driftbuien. Zo kan bekeken worden welke reactie toegepast wordt door dezelfde ouder als de driftbui kort duurt of juist lang en of hier een verschil tussen zit. Door hier onderzoek naar te doen kan

ingespeeld worden op een persoonlijkere benadering van kinderen bij wie driftbuien bijvoorbeeld extreem veel voorkomen.

Een suggestie voor het werkveld is het begeleiden van ouders met de omgang van hun kind tijdens een driftbui. Als ouders moeite hebben met de reactie, wanneer hun peuter een driftbui vertoont, kunnen professionals hen vertellen wat op dat moment een goede reactie zou zijn en hoe een ouder dat aan kan pakken door middel van bijvoorbeeld een stappenplan. Driftbuien komen ten slotte bij veel peuters voor en het is daarom verstandig als ouders hierin begeleid zouden worden.

(24)

Literatuur

Barr, R. G., Kramer, M. S., Boisjoly, C., McVey-White, L., & Pless, I. B. (1988). Parental diary of infant cry and fuss behaviour. Archives of disease in childhood, 63(4), 380-7. doi:10.1136/adc.63.4.380

Bhatia, S., Dhar, N. K., Singhal, P. K., Nigam, V. R., Malik, S. C., & Mullick, D. N. (1990). Temper tantrums: Prevalence and etiology in an non-referral outpatient setting. Clinical Pediatrics, 29(6), 311-15. doi:10.1177/000992289002900603

Bisschop, M. (2005). Opvoeden in een verwenmaatschappij. Hoe maak ik mijn kind toch gelukkig? Tielt: Lannoo.

Bolger, N., Davis, A., & Rafaeli, E. (2003). Diary methods: capturing life as it is lived. Annual review of psychology, 54 579-616.

doi:10.1146/annurev.psych.54.101601.145030

Bourgonjon, L. (2008). Woedebuien bij peuters en kleuters: prevalentie en ontwikkeling (Masterscriptie). Klinische psychologie, Universiteit Gent, Gent.

Breevaart, K., Bakker, A. B., & Demerouti, E. (2012). Psychometrische eigenschappen van meetinstrumenten in dagboekonderzoek. Illustratie aan de hand van bevlogenheid. Gedrag & Organisatie, 25(4), 419-432.

Bull, L. E., Oliver, C. Tunnicliffel, P. L., & Woodcock, K. A. (2015). An informant report behavior diary for measuring temper outbursts in an intervention setting. Journal of developmental and physical disabilities, 27(4), 489-504. doi:10.1007/s10882-015-9429-1

Ceelen, T. (2011). Gesloten jeugdzorg, recidive en omgaan met emoties. JeugdenCo, 4(3) 4-16. doi:10.1007/s12450-011-0022-7

Clark, L. (2009). SOS! Hulp voor ouders. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. doi:10.1007/978-90-313-6882-2

(25)

Van Dijk, B. (2014). Waar de time-out-schoen nu werkelijk wringt. Geraadpleegd op 6 mei 2016, van http://kroost.org/media/waar-de-time-schoen-nu-werkelijk-wringt/ Eisbach, S.S., Cluxton-Keller, F., Harrison, J., Krall, J.R., Hayat, M., & Gross, D. (2014).

Characteristics of temper tantrums in preschoolers with disruptive behavior in a clinical setting. Journal of Psychosocial Nursing and Mental Health Services, 52(5), 32-40. doi:10.3928/02793695-20140110-02

GGD Gelderland-Zuid (z.d.). Ruzie in huis. Hoe ga je hier als ouder mee om? Geraadpleegd op 20 februari 2016, van https://www.ggdgelderlandzuid.nl/~/media/Files/ggd- gelderland/ggd-nijmegen/Mijn%20kind/Folders%20algemeen/31211-Ruzie-in-huis.ashx

GGD Hollands Noorden (z.d.). Peuter. Geraadpleegd op 18 februari 2016, van

http://ggdhollandsnoorden.nl/opvoeden-opgroeien/baby-en-peuter/van-pasgeborene-tot-peuter/peuter.aspx

Giesbrecht, G.F., Miller, M.R., & Müller, U. (2010). The anger–distress model of temper tantrums: associations with emotional reactivity and emotional competence. Infant and Child Development, 19(5), 478-497. doi:10.1002/icd.677

Gravesteijn, C. (2015). We vragen wel heel erg veel van ouders. Geraadpleegd op 23 november 2016, van http://www.socialevraagstukken.nl/we-vragen-wel-heel-erg-veel-van-ouders/

Green, J. A., Whitney, P. G., & Potegal, M. (2011). Screaming, yelling, whining, and crying: Categorical and intensity differences in vocal expressions of anger and sadness in children's tantrums. Emotion, 11(5) 1124-1133. doi:10.1037/a0024173.

Habibi, F. (2015). Verklaren psychologische controle van ouders, temperamentkenmerken (negatieve emotionaliteit en extraversie) en de interactie daartussen, later

(26)

internaliserend probleemgedrag bij kleuters? (Masterscriptie). Psychologie, Universiteit Utrecht, Utrecht.

Harris, K. R. (1985). Definitional, parametric, and procedural considerations in timeout interventions and research. Exceptional Children, 51, 279-288.

Kaminski, J.W., Valle, L.A., Filene, J.H., & Boyle, C.L. (2008). A meta-analytic review of components associated with parent training program effectiveness. Journal of abnormal child psychology, 36(4), 567-589. doi:10.1007/s10802-007-9201-9 Kim, J., Lee, S.J., Taylor, C.A., & Guterman, N. (2014). Dyadic profiles of parental

disciplinary behavior and links with parenting context. Child Maltreatment, 19(2), 79-91. doi:10.1177/1077559514532009

Van Leeuwen, K., Bourgonjon, L., Huijsman, L., & Van Meenen, M. (2007). Vragenlijst woedebuien bij kinderen – ouderversie. Gent: Universiteit Gent.

Van Meenen, M. (2008). Woedebuien bij peuters en kleuters: de relatie met temperament en ouderlijk gedrag (Masterscriptie). Klinische psychologie, Universiteit Gent, Gent. Nieuwboer, C., Frencken, T., & ter Hark, R. (2014). Informatie op het internet over timeout

als opvoedstrategie. Een analyse met inhoudelijke en formele criteria. Pedagogiek, 34(2), 150-165. doi:https://doi.org/10.5117/PED2014.2.NIEU

Opvoeden.nl (z.d.). Driftbuien. Geraadpleegd op 4 februari 2016, van

http://www.oudersvannu.nl/experts/jose-sagasser/hoe-ga-je-om-met-driftbuien/ Patterson, G.R., Reid, J.B., & Dishion, T.J. (1992). Antisocial boys: A Social interactional

approach. Eugene, OR: Castalia.

Potegal, M., Kosorok, M. R., & Davidson, R. J. (2003). Temper tantrums in young children: 2. Tantrum duration and temporal. Journal of Developmental & Behavioral Pediatrics, 24(3) 148-154. doi:10.1097/00004703-200306000-00003

(27)

Rutten, H. (2009). Woedebuien bij peuters en kleuters: een analyse op basis van

dagboekgegevens (Masterscriptie). Klinische psychologie, Universiteit Gent, Gent. Sagasser, J. (2014). Hoe ga je om met driftbuien? Geraadpleegd op 4 februari 2016, van

http://www.oudersvannu.nl/experts/jose-sagasser/hoe-ga-je-om-met-driftbuien/

Scarboro, M., & Forehand, R. (1975). Effects of two types of response-contingent time-out on compliance and oppositional behavior of children. Journal of Experimental Child Psychology, 19, 252-264. doi:http://dx.doi.org/10.1016/0022-0965(75)90089-2

Siegel, D. J., & Bryson, T. P. (2014). ‘Time-outs’ are hurting your child. Geraadpleegd op 20 februari 2016, van http://time.com/3404701/discipline-time-out-is-not-good/

Super, C. M., & Harkness, S. (1994). The cultural regulation of temperament-environment interactions. Researching Early Childhood, 2, 59-84.

Triple P (2014). Time-out is niet schadelijk voor kinderen. Verkregen op 20 februari 2016, van http://www.triplep-nederland.nl/nl-nl/triple-p-in-het-kort/nieuws/time-out-is-niet-schadelijk-voor-kinderen/

Triple P Magazine (2016). Driftbuien en bijten. Geraadpleegd op 18 februari 2016, van http://ggdhollandsnoorden.nl/opvoeden-opgroeien/baby-en-peuter/van-pasgeborene-tot-peuter/peuter.aspx

Van der Vorst, H., Engels, R.C.M.E., Meeus, W., & Dekovic, M. (2006). Parental attachment, parental control, and early development of alcohol use: A longitudinal study.

Psychology of Addictive Behaviors, 20(2), 107-116. doi:10.1037/0893-164X.20.2.107 Wakschlag, L. S., Choi, S. W., Carter, A. S., Hullsiek, H., Burns, J., McCarthy, K., ... &

Briggs‐Gowan, M. J. (2012). Defining the developmental parameters of temper loss in early childhood: implications for developmental psychopathology. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 53(11), 1099-1108. doi:10.1111/j.1469-7610.2012.02595

(28)

Wakschlag, L.S., Leventhal, B.L., Briggs-Gowan, M.J., Danis, B., Keenan, K., Hill, C., e.a. (2005). Defining the ‘disruptive’ in preschool behavior: What diagnostic observation can teach us. Clinical Child and Family Psychology Review, 8, 183-201.

doi:10.1007/s10567-005-6664-5

Webster-Stratton, C. (2007). Pittige jaren Praktische gids bij het opvoeden van jonge kinderen. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

(29)

Tabel 1

Item Duur Frequentie Plaats

(N)

Totaal <=5 minuten >5 minuten <=1 driftbui >1 driftbui Thuis Ergens anders (325) (112) (235) (204) (340) (99) DRIFTBUIEN

Reactie van ouders op laatste driftbui kind

Afkoelen 10,7% 12,3% 4,5% 6,4% 15,7% 10,6% 11,1%

Time-out 1,4% 1,8% 0,0% 0,9% 2,0% 1,8% 0,0%

Troosten 13,2% 14,2% 10,7% 17,9% 7,8% 14,0% 9,1%

Negeren 8,0% 8,6% 6,2% 7,7% 8,3% 7,9% 8,1%

Overige reacties 16,5% 19,6% 8,1% 17,1% 16,3% 16,0% 20,2%

Weet ik niet meer 0,5% 0,6% 0,0% 0,0% 1,0% 0,3% 1,0%

Combinatie van reacties 49,7% 42,8% 70,5% 50,2% 49,0% 49,4% 50,5%

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor burgermoed in relatie tot overlast en criminaliteit valt veel te zeggen. Vanuit het idee dat de burger medeverantwoordelijk is voor veiligheid en de politie niet

The book positions the psychology of retention as a function of six inter-related factors: (1) an appropriate evaluative paradigm through which retention is explored, (2) retention

Niet-beursgenoteerde ondernemingen schrijven in hun jaarverslag het meeste over de onderwerpen marktpositie/marktbewerking en kostenaspecten, toekomstgerichte informatie

The homopolymer was found to exhibit a glass transition at 15 °C, which is 60 °C higher compared to all previously reported poly (ethylene n-alkyl phosphonate)s.. Copolymerization

In the years after the institution of the Feast of Corpus Christi in 1264, host desecration legends started developing, in which Jews were once again portrayed as outsiders of

One Participant stated that they picked the combination of Gif and Text because “I wouldn't feel uncomfortable using a GIF with my best friend but only after I

Het andere item bevatte een hoog risico en mat de risicoperceptie van proefpersonen wanneer zij zichzelf niet regelmatig insmeren met een hoge factor antizonnebrandcrème of

More specifically, it looks at two banana industry companies operating in Costa Rica, Hipp and Rewe, which have both implemented a socially inclusive approach with local communities