• No results found

De invloed van complimenten op de motivatie en schoolprestaties van kinderen en de mogelijke verslavende werking van complimenten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van complimenten op de motivatie en schoolprestaties van kinderen en de mogelijke verslavende werking van complimenten"

Copied!
23
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Invloed van complimenten op de motivatie en schoolprestaties van kinderen en de mogelijke verslavende werking van complimenten

D. van den Ende

Bachelorscriptie 2014 – 2015 Studentnummer: 10479473 Begeleider: Eddie Brummelman Versie: Definitieve versie Datum: 25-01-2015 Aantal woorden: 4685 Aantal woorden abstract: 109

(2)

Inhoudsopgave

Titelpagina………...1

Abstract………....…3

Complimenten mogelijk verslavend voor motivatie en prestaties op school...………...4

Complimenten, motivatie en prestaties………...7

De verslavende werking van complimenten………...11

Discussie……….16

(3)

Abstract

In de Nederlandse maatschappij worden kinderen aan de hand van complimenten gemotiveerd om goed te presteren op school. Echter, blijken complimenten een ander effect te hebben dan voorheen werd verondersteld en blijken kinderen er zelfs afhankelijk van te kunnen raken. Deze literatuurstudie gaat daarom in op of complimenten verslavend zijn voor motivatie en prestaties van kinderen op school. De bevindingen laten overeenkomsten zien tussen een middelenverslaving en het krijgen van complimenten. Echter, zal

vervolgonderzoek nodig zijn om te kunnen concluderen of complimenten werkelijk

verslavend zijn bij motivatie en prestaties op school. Desondanks zorgen de resultaten voor twijfels over of het huidige gebruik van complimenten in het onderwijs adequaat is.

(4)

Complimenten mogelijk verslavend voor motivatie en prestaties op school Het Nederlandse onderwijs is erg prestatiegericht en zorgt voor veel stress bij de leerlingen (Telegraaf.nl, 2014). Kinderen worden zowel thuis als op school aan de hand van complimenten gemotiveerd met de verwachting dat dit resulteert in positieve uitkomsten op school (Henderlong & Lepper, 2002). Motivatie wordt beschreven als een intern vermogen dat het gedrag van een persoon kan stimuleren, richten en behouden (Woolfolk, Hughes, & Walkup, 2013). Echter, zijn er redenen om te verwachten dat complimenten niet altijd het gewenste effect hebben op de motivatie en prestaties van kinderen. Uit onderzoek van Dweck (2008) blijkt namelijk dat complimenten over de intelligentie van het kind niet meer

zelfvertrouwen en motivatie geven aan het kind om te presteren terwijl dit voorheen wel werd verondersteld (Dweck, 2007). Aangezien er in het onderwijs volop gebruik gemaakt wordt van complimenten en feedback, is een specifieke aanpak bij complimenteren wellicht meer gewenst. Daarom gaat dit literatuuronderzoek in op wat de effecten zijn van complimenten op de motivatie en prestaties van kinderen.

Ryan en Deci (2000) ontwikkelden de zelf determinatie theorie (ZDT), welke betrekking heeft op de motivatie van mensen. De ZDT wordt gekenmerkt door drie basisbehoeften die bevredigd dienen te worden om optimaal te kunnen functioneren. De eerste basisbehoefte is competentie. De behoefte aan competentie houdt in dat men succesvol wilt zijn in zijn of haar omgeving en deze wil exploreren, begrijpen en beheersen.

Verbondenheid is de tweede basisbehoefte en omvat de drang om relaties aan te gaan, zich geliefd te voelen en anderen lief te hebben. De laatste basisbehoefte is autonomie, waarbij eigen keuzes kunnen maken centraal staat (Ryan & Deci, 2000). Wanneer aan deze drie basisbehoeften is voldaan, leidt dit tot een verhoogde motivatie en zelfwerkzaamheid. Als één of meer van de behoeften niet is bevredigd leidt dit tot het tegenovergestelde effect op motivatie.

(5)

Motivatie valt te splitsen in twee soorten, namelijk intrinsieke en extrinsieke motivatie (Ryan & Deci, 2000). Bij intrinsieke motivatie gaat het om vanuit de persoon gedreven motivatie, de interesse komt vanuit de persoon zelf. De persoon heeft een verhoogde interesse naar de taak en het uiteindelijke doel wordt minder belangrijk geacht dan hetgeen de interesse teweegbrengt (Woolfolk, Hughes, & Walkup, 2013). Daartegenover staat extrinsieke

motivatie, waarbij de persoon extern gemotiveerd wordt om te presteren, bijvoorbeeld doordat de ouders van de persoon dan trots zijn. De beloning die uiteindelijk behaald kan worden staat hierin centraal (Woolfolk, Hughes, & Walkup, 2013). Intrinsieke motivatie kan volgens de ZDT veranderen in extrinsieke motivatie als de persoon bijvoorbeeld een beloning belangrijker gaat achten dan de eigen interesse naar de taak (Ryan & Deci, 2000). Intrinsieke motivatie is meer gewenst, omdat deze vorm van motivatie zorgt voor een hoge kwaliteit van leren en creativiteit. In tegenstelling tot extrinsieke motivatie, waarbij sprake is van een lagere kwaliteit van leren omdat de persoon slechts leert wegens een extern doel.

De sterkte van motivatie hangt volgens de verwachtingstheorie samen met drie factoren, namelijk verwachting, instrumentaliteit en valentie (Wigfield & Eccles, 2000). Onder verwachting wordt de eigen inschatting van de persoon verstaan dat een bepaalde moeite leidt tot een goede prestatie. De verwachting dat een goede prestatie leidt tot gewenste uitkomsten wordt gecategoriseerd onder instrumentaliteit. Tenslotte staat valentie voor de waarde die de uitkomsten hebben voor de persoon gebaseerd op de eigen basisbehoeften (Wigfield & Eccles, 2000). Deze drie factoren bepalen samen de sterkte van de motivatie van een persoon.

Tevens stelt de self-efficacy theory van Bandura (1977) dat ook het vertrouwen in de eigen bekwaamheid van belang is bij de motivatie van een persoon. Personen blijken meer gemotiveerd om een bepaalde taak te voltooien als zij denken hiervoor bekwaam te zijn. Wanneer iemand met een hoog vertrouwen in de eigen bekwaamheid een taak volbrengt, is

(6)

de kans groter dat diegene in het vervolg zal kiezen voor moeilijkere taken. Tevens kan bij falen het vertrouwen in de eigen bekwaamheid afnemen, waardoor de motivatie lager zal zijn en zal zorgen voor een lagere kans van slagen bij bepaalde taken (Bandura & Schunk, 1981). Om de motivatie van kinderen te verhogen worden complimenten geven (Henderlong & Lepper, 2002). Complimenten, of feedback, kunnen op verschillende manieren worden gegeven (Kamins & Dweck, 1999). Allereerst wordt in de literatuur onderscheid gemaakt tussen feedback gericht op de inspanning die geleverd wordt, procesgericht, en feedback gericht op karaktertrekken als intelligentie, persoonsgericht (Kamins & Dweck, 1999). Bij persoonsgerichte complimenten wordt er een compliment gegeven over een bepaalde

kwaliteit van de persoon, zoals “Wat ben jij slim!”. Terwijl bij procesgerichte complimenten gedragskenmerken zoals inzet worden beloond, zoals “Wat heb je dat goed gedaan!”. Op welke wijze gecomplimenteerd wordt blijkt van belang te zijn bij hoe kinderen reageren op en omgaan met het compliment (Hattie & Timperley, 2007).

Bovendien blijkt dat kinderen voor hun motivatie afhankelijk kunnen worden van complimenten (Suissa. 2013). Dit is zorgwekkend want als kinderen afhankelijk zijn van complimenten om gemotiveerd te blijven om te presteren, moeten zij hierdoor telkens complimenten blijven ontvangen. Deze component is ook terug te zien bij onder andere een middelenverslaving, waarbij mensen het middel binnen moeten blijven krijgen om te kunnen functioneren (Koob & Le Moal, 2001). Mogelijk zijn er meer gelijkenissen tussen een

middelenverslaving en het krijgen van complimenten en kan men dus ook verslaafd raken aan het krijgen van complimenten. Deze gedachte is aannemelijk, omdat door complimenten de motivatie bij een kind wordt verhoogd en dit mogelijk kan leiden tot het gegeven dat complimenten nodig zijn voor motivatie.

Bovenstaand literatuuroverzicht leidt tot de volgende hoofdvraag, namelijk zijn complimenten verslavend voor de motivatie en prestaties van kinderen. Dit zal onderzocht

(7)

worden aan de hand van twee deelvragen. Eerst zal uiteengezet worden wat de invloed is van complimenten op de motivatie en prestaties van kinderen. Vervolgens zal worden ingegaan op de vraag of complimenten verslavend zijn voor motivatie en prestaties.

Complimenten, motivatie en prestaties

Zoals eerder besproken zijn complimenten van belang bij motivatie en prestaties van kinderen. Er zijn verschillende soorten complimenten te benoemen met elk een andere uitwerking op de motivatie en prestaties van kinderen. Allereerst valt onderscheid te maken tussen verbale en niet verbale beloningen (Deci, Knoester, & Ryan, 1999). Een compliment wordt als een verbale beloning beschouwd en een niet verbale beloning kan het krijgen van een tastbare beloning zijn. Deci, Knoester en Ryan (1999) hebben in hun studie een

koppeling gemaakt tussen motivatie en beloningen. Hun meta-analyse van 128 experimentele studies onderzocht de rol van extrinsieke beloningen op de intrinsieke motivatie van

kinderen. Hieruit kwam naar voren dat beloningen in tastbare vorm een significant negatief effect hadden op de intrinsieke motivatie van kinderen voor interessante taken. Kinderen werden dus minder gemotiveerd om interessante taken uit te voeren. Dit valt te verklaren doordat de kinderen meer gefocust waren op hetgeen zij kregen dan op de taak zelf (Deci, Knoester, & Ryan, 1999). Uit ditzelfde onderzoek blijkt dat verbale positieve feedback een significant positief effect heeft op de intrinsieke motivatie van leerlingen. De positieve feedback verhoogt namelijk de interesse van de leerlingen om de taak uit te voeren en de wil om de taak uit te voeren komt vanuit het kind zelf. Hieruit kan worden gesteld dat verbale positieve feedback de voorkeur krijgt boven tastbare beloningen om intrinsieke motivatie te stimuleren.

Motivatie is ook van belang bij de prestaties van kinderen. Fortier, Vallerand en Guay (1995) toonden namelijk een positieve causale relatie aan tussen schoolmotivatie en

(8)

wordt. Een autonome schoolmotivatie, dit is een motivatie op intrinsieke wijze, blijkt positief te correleren met schoolprestaties. Terugkoppelend naar positieve verbale feedback kan dus worden beredeneerd dat positieve verbale feedback intrinsieke motivatie bij kinderen stimuleert, met betere schoolprestaties tot gevolg.

Wanneer gekeken wordt naar verbale feedback, kan onderscheid worden gemaakt tussen persoonsgerichte en procesgerichte complimenten. Dweck (2008) heeft onderzoek gedaan naar het effect van persoonsgerichte complimenten op de motivatie van kinderen. Hieruit is naar voren gekomen dat kinderen die een persoonsgericht compliment krijgen, gericht op hun capaciteiten, denken dat zij een goede prestatie hebben geleverd door hun capaciteiten. Dit heeft tot gevolg dat zij denken dat hun capaciteiten niet kunnen verbeteren, omdat het een eigenschap is die je bezit of niet bezit. Een uitdagende taak volbrengen om er van te leren wordt dan ervaren als nutteloos. Daarom zullen zij uitdagingen uit de weggaan (Dweck, 2008; Brummelman et al., 2014). Een persoonsgericht compliment reduceert dus de intrinsieke motivatie van kinderen om uitdagingen aan te gaan. Het onderzoek van Cimpian, Arce, Markman en Dweck (2007) sluit hierbij aan. Zij onderzochten de gevolgen van een persoonsgericht compliment, namelijk dat het kind een goede tekenaar is, op het kind

wanneer zij even later falen. Er is gevonden dat kinderen meer geneigd zijn zich verdrietig te voelen of minder geneigd zijn uitdagingen aan te gaan als zij falen nadat zij een

persoonsgericht compliment ontvingen. Bij een procesgericht compliment was dit niet het geval. Een compliment gericht op capaciteiten verlaagt dus eerder de intrinsieke motivatie van het kind om te presteren dan een compliment gericht op inzet.

Het onderzoek van Pomerantz en Kempner (2013) naar complimenten gericht op capaciteiten gegeven door moeders heeft zelfs gevonden dat hoe meer van deze

persoonsgerichte complimenten er gegeven worden, hoe minder kinderen intrinsiek gemotiveerd zijn om uitdagingen aan te gaan. Zij hebben hiermee de negatieve correlatie

(9)

aangetoond tussen persoonsgerichte complimenten en intrinsieke motivatie. Mueller en Dweck (1998) vonden tevens een gevolg hiervan op de prestaties van kinderen. Kinderen die een persoonsgericht compliment ontvangen, bijvoorbeeld hun intelligentie betreffende, denken dat hun intelligentie onveranderbaar is en geloven daardoor niet in verbetering van hun intelligentie. Complimenteren op intelligentie, terwijl kinderen niet geloven in hun eigen intelligentie, heeft tot gevolg dat zij ook niet hoog presteren (Mueller & Dweck, 1998). Dit valt dus te verklaren aan de hand van de self-efficacy theorie van Bandura (1977). Kinderen die niet geloven in hun eigen bekwaamheid hebben een lage self-efficacy en dit leidt tot minder motivatie en een lagere kans op het voltooien van taken. Persoonsgerichte

complimenten verlagen dus de intrinsieke motivatie, maar zorgen er tegelijkertijd ook voor dat wanneer kinderen niet geloven in hun eigen bekwaamheid, zij ook niet hoog presteren.

Naast persoonsgerichte complimenten wordt in de literatuur ook het effect van procesgerichte complimenten uiteengezet, maar de resultaten hiervan zijn inconsistent. Dweck (1998) heeft aangetoond dat wanneer kinderen gecomplimenteerd worden op hun inzet, zij van mening zijn dat capaciteiten wel te verbeteren zijn over tijd en zij daardoor gemotiveerd zijn hun capaciteiten ook daadwerkelijk te verbeteren. Ook Gunderson en collega’s (2013) hebben in hun onderzoek gevonden dat procesgerichte complimenten ervoor zorgen dat kinderen capaciteiten zien als veranderbaar en hierdoor gemotiveerd zijn om hun capaciteiten te laten groeien. Uitdagende taken worden ervaren als leerzaam en worden hierdoor door hen opgezocht. Kinderen blijken na een procesgericht compliment dus meer intrinsiek gemotiveerd om taken uit te voeren (Gunderson et al., 2013). Gezien de positieve causale relatie tussen schoolmotivatie en schoolprestaties hebben procesgerichte

complimenten, naast een positief effect op schoolmotivatie, indirect ook een positief effect op schoolprestaties (Fortier, Vallerand, & Guay, 1995). Harks, Rakoczy, Hattie en Besser (2014)

(10)

toonden dit effect ook aan. Zij hebben gevonden dat procesgerichte feedback een positief effect heeft op veranderingen in prestaties en interesses.

Het onderzoek van Burnett en Mandel (2010) laat daarentegen andere resultaten zien omtrent procesgerichte complimenten. Zij hebben zowel leraren als leerlingen geïnterviewd en gevraagd welke soorten complimenten zij prefereren. Eveneens is gebruik gemaakt van observaties in de klas. Uit de resultaten blijkt dat jongere leerlingen persoonsgerichte complimenten, gericht op capaciteiten, verkiezen boven procesgerichte complimenten, gericht op inzet. Oudere leerlingen ontvangen wel liever complimenten gericht op inzet. De voorkeur voor persoonsgerichte feedback bij jongere kinderen valt te verklaren doordat deze kinderen capaciteiten associëren met hard werken, terwijl oudere kinderen denken dat capabele kinderen minder inzet hoeven te tonen voor een goed resultaat (Burnett & Mandel, 2010). Dit is een interessant resultaat, omdat uit ander onderzoek blijkt dat persoonsgerichte complimenten een negatief effect hebben op de schoolmotivatie van kinderen (Dweck, 1998; Gunderson et al., 2013).

Echter, geeft dit resultaat van Burnett en Mandel (2010) een contradictie met de verwachtingstheorie. De verwachtingstheorie stelt dat een bepaalde moeite leidt tot een bepaalde prestatie (Wigfield & Eccles, 2000). Wanneer jonge kinderen een persoonsgericht compliment krijgen associëren zij dit met hard werken, oftewel moeite doen, en denken zij dat ze over de capaciteit beschikken (Burnett & Mandel, 2010). Hard werken zal volgens deze redenatie dus leiden tot een goede prestatie. Echter, leidt een persoonsgericht

compliment tegelijkertijd wel tot minder intrinsieke motivatie (Dweck, 2008). Hoewel bij jonge kinderen de intrinsieke motivatie daalt na een persoonsgericht compliment, stijgen hun prestaties dus wel. Dit is opvallend omdat Fortier, Vallerand, en Guay (1995) een positieve causale relatie aantoonden tussen motivatie en prestaties, terwijl de relatie hier negatief is.

(11)

Concluderend uit bovenstaand literatuuroverzicht kan worden gesteld dat positieve verbale feedback de voorkeur krijgt boven een tastbare beloning om de intrinsieke motivatie bij kinderen te stimuleren. Uit onderzoek naar verbale complimenten, persoonsgericht en procesgericht, blijkt dat persoonsgerichte complimenten een negatief effect hebben op de intrinsieke motivatie van kinderen. Ook blijkt er een positieve causale relatie te zijn tussen schoolmotivatie en schoolprestaties. Hierdoor zullen persoonsgerichte complimenten indirect ook een negatief effect hebben op de schoolprestaties van kinderen. Procesgerichte

complimenten blijken een positief effect te hebben op de intrinsieke motivatie, waardoor ook meer gepresteerd wordt. Echter, blijken jongere kinderen persoonsgerichte complimenten te prefereren en daarbij ontstaat een contradictie. Zij koppelen een persoonsgericht compliment aan hard werken en hard werken leidt tot goede prestaties. Ondanks dat hun intrinsieke motivatie daalt presteren zij in dit geval toch goed.

De verslavende werking van complimenten

Gebleken is dat persoonsgerichte complimenten een negatief effect hebben op de intrinsieke motivatie van kinderen, met mogelijk als uitwerking dat kinderen extrinsiek gemotiveerd zijn om een doel te bereiken. Zij zijn dan enkel gericht op het ontvangen van complimenten dat zij krijgen als het doel bereikt is. Constant zoeken naar bevestiging door complimenten neemt hierin dan de overhand. Mogelijk hebben deze kinderen complimenten ook werkelijk nodig om gemotiveerd te blijven. Het blijkt dan ook uit de literatuur dat er kenmerken zijn van afhankelijkheid of verslaving die eveneens optreden bij het krijgen van complimenten.

Allereerst is het van belang om het verschil tussen afhankelijkheid en een werkelijke verslaving uiteen te zetten. Bij verslaving is de persoon zowel psychische als lichamelijke verslaafd aan een middel, terwijl bij afhankelijkheid geen sprake is van een psychische verslaving (O’Brien, Volkow, & Li, 2006). Suissa (2013) maakt in haar artikel de koppeling

(12)

tussen afhankelijkheid en complimenten. Afhankelijkheid definieert zij als het nodig hebben om een compliment te krijgen voordat er door kan worden gegaan naar een volgende

opdracht. Het is hierin onduidelijk of dit gaat om lichamelijke of psychische afhankelijkheid. Zij stelt dat als complimenten te vaak worden gegeven, zij hun waarde verliezen en dat kinderen er ook afhankelijk van kunnen worden als het gaat om hun motivatie. Dit betekent dat deze kinderen complimenten nodig hebben om gemotiveerd te blijven hun werk te doen. Suissa (2013) noemt deze kinderen ook wel ‘praise junkies’. Wanneer zij geen complimenten krijgen raken zij hun motivatie kwijt of vermindert deze en dit gaat mogelijk ten koste van hun functioneren. Deze kinderen hebben complimenten nodig, hunkeren ernaar en zijn er zelfs afhankelijk van om gemotiveerd te blijven (Suissa, 2013). Deze drie verschijnselen doen zich ook voor bij verslaving (Baumeister & Vohs, 2001).

Bij een verslaving is er sprake van een intense voldoening wanneer aan de verslaving voldaan wordt. Wanneer niet aan de verslaving kan worden voldaan, treden er

ontwenningsverschijnselen op en daarmee de noodzaak om toch die voldoening te bemachtigen. Tevens zorgt een herhaaldelijke dosis voor tolerantie waardoor een grotere dosis nodig wordt voor voldoening. Hunkeringen, ontwenningsverschijnselen en tolerantie worden daarom benoemd als de hoofdkenmerken van een verslaving (Baumeister & Vohs, 2001). Zoals eerder beschreven kunnen hunkeringen en tolerantie ook optreden bij het krijgen van complimenten. Kinderen kunnen namelijk gaan hunkeren naar complimenten en deze kunnen hun waarde daardoor verliezen (Suissa, 2013). Het is echter onduidelijk of ook ontwenningsverschijnselen op kunnen treden.

Tevens valt er onderscheid te maken tussen het leuk vinden om een middel te nemen en het willen om een middel te nemen (Robinson & Berridge, 2003). Het leuk vinden om een middel te nemen betekent dat de persoon het enkel leuk vindt om het middel te nemen. Bij het willen om een middel te nemen is er vaak sprake dat de persoon het middel liever wilt

(13)

dan dat de persoon het werkelijk leuk vindt om het middel te nemen. Ook dit is terug te zien bij complimenten. Het doel, oftewel het ontvangen van een compliment, wordt belangrijker geacht dan het werkelijke plezier aan het verkrijgen van het compliment (Robinson & Berridge, 2003). De persoon is alleen gefocust op het verkrijgen van een compliment, waardoor het compliment belangrijker is dan de interesse naar de taak waardoor het compliment verkregen wordt. De intrinsieke motivatie daalt hierdoor, met mogelijk een lagere kwaliteit van leren en lagere prestaties tot gevolg (Ryan & Deci, 2000).

Naast een middelenverslaving kan men ook verslaafd raken aan aandacht (Baumeister & Vohs, 2001). Baumeister en Vohs (2001) maken in hun onderzoek een link naar de

aandachtsverslaving die zich voordoet bij de Narcistische Persoonlijkheidsstoornis (NPS). Narcisme is een persoonlijkheidsstoornis waarbij de persoon een obsessie heeft met

betrekking tot de eigen persoon (Pincus & Lukowitsky, 2010). Het gevoel van eigenwaarde lijkt bij personen met narcisme erg groot, maar het gevoel van eigenwaarde blijkt bij hen juist laag (Baumeister & Vohs, 2001). Zij compenseren dit door zichzelf beter en belangrijker te beschouwen dan anderen. Ook vissen zij naar complimenten van anderen die bevestigen dat zij inderdaad beter zijn dan anderen. Personen met narcisme kleineren personen waarvan zij negatieve feedback hebben ontvangen, om zichzelf te loven (Morf, Weir, & Davidov, 2000). Iemand met NPS zoekt dus voortdurend naar aandacht van andere mensen en die aandacht is van levensbelang. Hierbij worden de mensen in de omgeving van deze persoon regelmatig gekwetst. Wederom staat hierbij het doel centraal, namelijk aandacht in de vorm van

complimenten, en worden de kosten minder belangrijk of onbelangrijk geacht. Net als bij een middelenverslaving, maakt het de persoon met NPS niet uit wat er gedaan moet worden en ten koste van wat of wie het gedaan moet worden zolang het doel maar bereikt wordt (Morf, Weir, & Davidov, 2000).

(14)

Tevens blijkt uit het onderzoek van Morf, Weir en Davidov (2000) dat wanneer personen met narcisme het doel hebben om externe bevestiging te krijgen betreffende hun overdreven positieve zelfbeeld, oftewel het krijgen van een compliment, zij hoog intrinsiek gemotiveerd zijn. Personen met narcisme zoeken naar complimenten die gericht zijn op hun eigenschappen, oftewel persoonsgericht. Het is wederom opmerkelijk dat persoonsgerichte complimenten leiden tot meer intrinsieke motivatie, terwijl feitelijk is aangetoond dat een persoonsgerichte compliment intrinsieke motivatie reduceert (Dweck, 2007). Toch valt hieruit te redeneren dat iemand met NPS mogelijk verslaafd is aan persoonsgerichte complimenten die stellen dat zij beter zijn dan anderen en daardoor hoog intrinsiek gemotiveerd zijn.

Naast gedragskenmerken van verslaving, kenmerkt een verslaving zich door specifieke processen in de hersenen. Wanneer een verslaving zich voordoet wordt het beloningssysteem in de hersenen geprikkeld. Het beloningssysteem in de hersenen reageert op het middel door een verhoogde afgifte van de neutrotransmitter Dopamine (DA) door de hypothalamus. Hierdoor wordt de Nucleus Accumbens (NcA) geprikkeld, een gebied in de hersenen met een belangrijke rol bij positieve belevenissen. Door de prikkeling van de NcA wordt extra genot en blijdschap gevoeld (Volkow, Wang, Fowler, Thomasi, & Telang, 2011). Dit heeft tot gevolg dat de persoon het middel opnieuw wilt nemen om het zelfde genot te voelen, waarna vervolgens verslaving kan optreden. Als het lichaam het middel daarna niet binnen krijgt, kan de persoon mogelijk hunkeringen krijgen. Het beloningssysteem heeft het middel nodig om de verhoogde afgifte van DA te verkrijgen om hetzelfde gevoel van genot te kunnen ervaren. Tevens is een gevolg van een middel dat het aantal DA-receptoren in de hersenen verlaagd kunnen worden. Hierdoor wordt het middel steeds minder effectief en zal het hunkeren naar het middel verergeren (Robinson & Berridge, 2008). Het beloningssysteem heeft dus een belangrijke rol bij het optreden van een middelenverslaving.

(15)

Bekend is dat het beloningssysteem in de hersenen ook geprikkeld wordt bij het krijgen van complimenten (Kirsch et al., 2003). Kirsch en collega’s toonden activiteit aan in de NcA nadat de deelnemers positieve of negatieve verbale feedback hadden ontvangen. Een compliment valt onder de categorie positieve verbale feedback en daarom kan gesteld worden dat de NcA actief wordt bij het ontvangen van een compliment. Alhoewel bij zowel een middelenverslaving als bij complimenten de NcA actief wordt, kan niet meteen worden gesteld dat complimenten ook verslavend werken. DA heeft de essentiële rol bij verslaving en wordt in een ander hersendeel aangemaakt dan de NcA, namelijk de hypothalamus

(Volkow, Wang, Fowler, Thomasi, & Telang, 2011). Aangetoonde activiteit in de NcA is dus niet voldoende om een verslavende werking van complimenten aan te tonen.

Concluderend kan worden gesteld dat afhankelijkheid van complimenten kan optreden om gemotiveerd te blijven met tot gevolg dat men zich kan ontwikkelen tot de zogenoemde praise junkies. Eveneens kan, net als bij een middelenverslaving, hunkering en tolerantie optreden bij het krijgen van complimenten. Over het optreden van

ontwenningsverschijnselen is echter onduidelijkheid. Ook kan men het willen krijgen van een compliment als belangrijker ervaren dan het leuk vinden om een compliment krijgen. Dit komt overeen met een middelenverslaving, waarbij men het innemen van het middel belangrijker ervaart dan het werkelijk leuk vinden om het middel in te nemen. De aandachtsverslaving die bij NPS optreedt, zorgt voor het zoeken naar persoonsgerichte complimenten en hierbij wordt de intrinsieke motivatie verhoogd. Mogelijk is bij NPS sprake van verslaving aan persoonsgerichte complimenten om de intrinsieke motivatie te verhogen. Tevens is het beloningssysteem in de hersenen van belang bij zowel een verslaving als bij het krijgen van complimenten. Bij beide processen vertoont de NcA activiteit. Omdat ook DA essentieel is bij een verslaving, kan nog niet met zekerheid worden gezegd dat in de hersenen verslaving aan complimenten waar te nemen is.

(16)

Discussie

Dit literatuuronderzoek onderzocht de invloed van complimenten op de motivatie en prestaties van kinderen en of complimenten hierbij verslavend zijn. Uit de literatuur is naar voren gekomen dat persoonsgerichte complimenten intrinsieke motivatie verlagen en dat procesgerichte complimenten intrinsieke motivatie verhogen. Er is een positieve causale relatie tussen motivatie en prestaties, dus persoonsgerichte complimenten hebben een negatieve invloed en procesgerichte complimenten hebben een positieve invloed op de prestaties. Echter, is er bij jonge kinderen sprake van een contradictie want zij presteren ondanks het krijgen van een persoonsgericht compliment goed waardoor de intrinsieke motivatie verlaagd wordt.

Uit onderzoek naar of complimenten verslavend werken blijkt dat kenmerken van verslaving terug komen bij het krijgen van complimenten. Hunkering en tolerantie kunnen, net als bij een middelenverslaving, optreden. Bij ontwenningsverschijnselen is dit nog onbekend. Bij narcisme is mogelijk sprake van een verslaving aan persoonsgerichte complimenten om de intrinsieke motivatie te verhogen. Er kan echter nog niet biologisch worden aangetoond dat complimenten verslavend zijn. Ondanks dat zowel bij een

middelenverslaving als bij complimenten activiteit is waar te nemen in de Nucleus

Accumbens (NcA), is niet bekend of dopamine (DA) ook bij complimenten vrijkomt zoals bij een middelenverslaving. Gesteld kan worden dat aspecten van verslaving terug komen bij het krijgen van complimenten, maar of complimenten werkelijk verslavend zijn, moet nog verder onderzocht worden.

Het feit dat aspecten van verslaving terug komen bij het krijgen van complimenten, maakt het aannemelijk dat complimenten een verslavende werking kunnen hebben. Als dit werkelijk het geval blijkt dan is het van belang dat deze kennis wordt meegenomen in het onderwijs ter bevordering van de motivatie en prestaties van kinderen. Met name met

(17)

persoonsgerichte complimenten moet dan rekening worden gehouden, omdat deze het sterkst naar voren komen als mogelijk verslavend. Tevens blijkt dat helemaal niet complimenteren nog een betere uitwerking heeft op de prestaties van het kind nadat er gefaald is dan dat voor het falen persoonsgericht is gecomplimenteerd (Skipper & Douglas, 2012). Wanneer dus blijkt dat persoonsgerichte complimenten werkelijk verslavend zijn, dan kan in het onderwijs beter niet gecomplimenteerd worden dan dat de kans bestaat dat er een persoonsgericht compliment wordt gegeven in plaats van een procesgericht compliment.

Echter, dit literatuuronderzoek kent een aantal kanttekeningen. Allereerst is sommige literatuur niet generaliseerbaar naar de gehele populatie, zoals de literatuur over narcisme. Bij personen met narcisme blijkt dat een persoonsgericht compliment een ander effect heeft op de intrinsieke motivatie dan bij personen zonder narcisme. Personen met NPS hebben continue externe bevestiging nodig dat zij beter zijn dan anderen, oftewel persoonsgerichte complimenten. Dit duidt mogelijk op een verslaving aan dit soort complimenten. Echter, is narcisme een stoornis waarbij aandacht en bevestiging centraal staan, terwijl dit bij personen zonder NPS niet het geval is. Het resultaat dat persoonsgerichte complimenten bij NPS mogelijk verslavend zijn, kan daarom niet worden gegeneraliseerd naar personen zonder NPS. Ondanks dat is het resultaat wel relevant, omdat hieruit geconcludeerd kan worden dat er mogelijk een link is tussen persoonsgerichte complimenten, verslaving aan complimenten en personen met NPS en dit is een nieuw resultaat.

Daarnaast is in dit onderzoek gebruik gemaakt van literatuur gebaseerd op

verschillende leeftijdscategorieën en populaties. De gebruikte onderzoeken naar motivatie en prestaties zijn voornamelijk gebaseerd op kinderen, terwijl onderzoeken naar verslaving zijn gebaseerd op volwassenen. Verslaving bij volwassenen hoeft niet hetzelfde in zijn werkt te gaan als bij kinderen, omdat het brein minder ontwikkeld is. Het is daarom discutabel of de resultaten van verslaving bij volwassenen ook gelden voor kinderen en of deze te koppelen

(18)

zijn aan motivatie en prestaties van kinderen. Echter treedt verslaving wel op een specifieke wijze op, waardoor het aannemelijk is dat de resultaten van verslaving bij volwassenen ook soortgelijk gelden voor kinderen.

De laatste kanttekening betreft de processen in het brein bij een verslaving. In dit onderzoek is alleen de activiteit in de NcA en de werking van DA meegenomen bij de redenatie of complimenten mogelijk verslavend zijn. Echter, zijn er meer hersengebieden betrokken bij een verslaving dan alleen de NcA en de hypothalamus die DA aanmaakt, namelijk ook de prefrontale cortex, amygdala en hippocampus (Kalivas & Volkow, 2005). Het proces van verslaving is dus complexer dan in dit literatuuronderzoek is aangenomen. Het is dan mogelijk ongenuanceerd om conclusies te trekken op basis van de activiteit in de NcA en het eventueel vrijkomen van DA bij het krijgen van complimenten. Echter, is deze kennis een kleine stap richting de werkelijke relatie tussen complimenten en verslaving.

Deze literatuurstudie heeft interessante resultaten gevonden die bruikbaar zijn voor vervolgonderzoek. Er is een opmerkelijke bevinding omtrent persoonsgerichte complimenten bij jonge kinderen, intrinsieke motivatie en goede prestaties. In theorie blijkt dat

persoonsgerichte complimenten bij jonge kinderen leiden tot goede prestaties, ondanks dat de intrinsieke motivatie daalt. Vervolgonderzoek kan nagaan of dit ook in de praktijk het geval is. Eveneens is de waarschijnlijkheid van een verslaving aan persoonsgerichte complimenten bij personen met NPS aangetoond. Dit kan verder onderzocht worden aan de hand van

experimenteel onderzoek bij personen met NPS, waarbij de experimentele condities worden gescheiden op persoonsgerichte, procesgerichte en geen complimenten. Tevens is aangetoond dat hunkering en tolerantie, net als bij een middelenverslaving, waar te nemen zijn bij het krijgen van complimenten. Over ontwenningsverschijnselen is echter nog weinig bekend. Vervolgonderzoek kan zich richten op dit aspect van verslaving en of dit ook terug te zien is bij het krijgen van complimenten. Wanneer dit het geval blijkt dan kan er een duidelijker

(19)

beeld worden geschetst omtrent verslaving aan complimenten. Hierbij kan ook de rol van DA worden meegenomen, want activiteit in de NcA is aangetoond bij het krijgen van

complimenten maar de rol van DA is nog onbekend. Indien het vrijkomen van DA ook bij het krijgen van complimenten optreedt dan is een mogelijke verslaving aan complimenten zeer aannemelijk.

Concluderend kan worden gesteld dat dit literatuuronderzoek perspectief biedt voor vervolgonderzoek. De mate van motivatie blijkt vatbaar voor complimenten en lijkt

afhankelijk te kunnen raken van complimenten. Daarnaast komen aspecten van verslaving overeen met aspecten bij het krijgen van complimenten. Het is nog onbekend of en hoe het proces van verslaving werkelijk optreedt bij het krijgen van complimenten. Echter, heeft al deze kennis bijeen wel tot gevolg dat het huidige gebruik van complimenten in het onderwijs mogelijk in twijfel moet worden getrokken.

(20)

Literatuurlijst

Bandura, A. (1977). Self-efficacy: Toward a unifying theory of behavioral change. Psychological Review, 84, 191-215. doi:10.1037/0033-295X.84.2.191

Bandura, A., & Schunk, D.H. (1981). Cultivating competence, self-efficacy, and intrinsic interest through proximal self-motivation. Journal of Personality and Social Psychology, 41, 586-598. doi:10.1037/0022-3514.41.3.586

Brummelman, E., & Thomaes, S., Overbeek, G., Orobio de Castro, B., Van den Hout, M.A., & Bushman, B.J. (2014). On feeding those hungy for praise: Person praise backfires in children with low self-esteem. Journal of Experimental Psychology: General, 143, 9-14. doi:10.1037/a0031917

Burnett, P.C., & Mandel, V. (2010). Praise and feedback in the primary classroom: Teachers’ and students’ perspective. Australian Journal of Educational & Developmental Psychology, 10, 145-154.

Bushman, B.J., Moeller, S.J., Konrath, S., & Crocker, J. (2012). Investigating the link between liking versus wanting self-esteem and depression in a nationally

representative sample of American adults. Journal of Personality, 80, 1453-1469. doi:10.1111/j.1467-6494.2012.00781.x

Cimpian, A., Arce, H. M. C., Markman, E. M., & Dweck, C. S. (2007). Subtle linguistic cues affect children's motivation. Psychological Science, 18(4), 314-316.

doi:10.1111/j.1467-9280.2007.01896.x

Deci, E.L., Koestner, R., & Ryan, R.M. (1999). A meta-analytic review of experiments examining the effects of extrinsic rewards on intrinsic motivation. Psychological Bulletin, 125, 627-668. doi:10.1037/0033-2909.125.6.627

Dweck, C.S. (2007). The perils and promises of praise. Educational Leadership, 65, 34-39. Fortier, M.S., Vallerand, R.J., & Guay, F. (1995). Academic motivation and school

(21)

performance: Toward a structural model. Contemporary educational psychology, 20, 257-274. doi:10.1006/ceps.1995.1017

Gunderson, E.A., Gripshover, S.J., Romero, C., Dweck, C.S., Goldin-Meadow, S., & Levine S.C. (2013). Parent praise to 1- to 3-year-olds predicts children’s motivational

frameworks 5 years later. Child Development, 84, 1526-1541. doi:10.1111/cdev.12064

Harks, B., Rakoczy, K., Hattie, J., Besser, M., & Klieme, E. (2014). The effects of feedback on achievement, interest and self-evaluation: the role of feedback’s perceived

usefulness. Educational Psychology, 34, 269-290. doi:10.1080/01443410.2013.785384

Hattie, J., & Timperley, H. (2007). The power of feedback. Review of Educational Research, 77, 81-112. doi:10.3102/003465430298487

Henderlong, J., & Lepper, M.R. (2002). The effects of praise on children’s intrinsic motivation: A review and syntehsis. Psychological Bulletin, 128, 774-795. doi:10.1037/0033-2909.128.5.774

Kalivas, P.W., & Volkow, N.D. (2005). The neural basis of addiction: a pathology of motivation and choice. American Journal of Psychiatry, 162, 1403-1413. doi:10.1176/appi.ajp.162.8.1403

Koob, G.F., & Le Moal, M. (2001). Drug addiction, dysregulation of reward, and allostasis. Neuropsychopharmalogy, 24, 97-129. doi:10.1016/S0893-133X(00)00195-0

Morf, C.C., Weir. C., & Davidov, M. (2000). Narcissism and intrinsic motivation: The role of goal congruence. Journal of Experimental Social Psychology,36, 424-438.

doi:10.1006/jesp.1999.1421

(22)

motivation and performance. Journal of Personality and Social Psychology, 75, 33-52. doi:10.1037/0022-3514.75.1.33

O’Brien, C.P., Volkow, N., & Li, T.K. (2006). What’s in a word? Addiction versus dependence in DSM-V. The American Journal of Psychiatry, 163, 764-765. doi:10.1176/ajp.2006.163.5.764

Pincus, A.L., & Lukowitsky, M.R. (2010). Pathological narcissism and narcissistic personality disorder. Annual Review of Clinical Psychology, 6, 421-446. doi:10.1146/annurev.clinpsy.121208.131215

Robinson, T.E., & Berridge, K.C. (2003). Addiction. Annual Review of Psychology, 54, 25-53. doi:10.1146/annurev.psych.54.101601.145237

Robinson, T.E., & Berridge, K.C. (2008). The incentive sesitization theory of addiction: some current issues. Philosophical Transactions of the Royal Society B: Biological Sciences, 363, 3137-3146. doi:10.1098/rstb.2008.0093

Ryan, R.M., & Deci, E.L. (2000). Self-determination theory and the facilitation on intrinsic motivation, social development, and well-being. American Psychologist, 55, 68-79. doi: 10.1037/0003-066X.55.1.68

Skipper, Y., & Douglas, K. (2012). Is no praise good praise? Effects of positive feedback on children’s and university students’ responses to subsequent failures. Britisch Journal of Educational Psychology, 82, 327-339. doi:10.1111/j.2044-8279.2011.02028.x Suissa, J. (2013). Tiger Mothers and Praise Junkies: Children, Praise and the Reactive

Attitudes. Journal of Philosophy of Education, 47, 1-19. doi:10.1111/1467-9752.12016

Telegraaf.nl (2014, Juni 2). Onderwijs te prestatiegericht. Telegraaf.nl. Verkregen op 25 januari 2015 van http://www.telegraaf.nl/watuzegt/22691090/___Onderwijs_te _prestatiegericht___.html

(23)

Volkow, N.D., Wang, G.J., Fowler, J.S., Tomasi, D., & Telang, F. (2011). Addiction: Beyond dopamine reward circuitry. Proceedings of the National Academy of Sciences, 108, 15037-15042. doi:10.1073/pnas.1010654108

Wigfield, A., & Eccles, J.S. (2000). Expectancy-value theory of achievement motivation. Contemporary Eductional Psychology, 25, 68-81. doi:10.1006/ceps.1999.1015 Woolfolk, A., Hughes, M., & Walkup, V. (2013). Psychology in education. London,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

However, these studies did not explicitly link perceived police manners to public cooperation in the context of radicalization through the process-based policing model..

Omdat in het huidige onderzoek alleen de mate van ervaring met de Engelse taal en grammatica en woordenschat in het Engels en Nederlands wordt meegenomen, zijn de betreffende

SRS-694 no required domain knowledge and knowledge code that was not touched (coupling) SRS-768 no metrics showed high familiarity but it required a change in the data structure

As the small outer radii of the mirrors suppress the higher order modes by increasing the diffraction losses, also the TE 11 mode will experience diffraction losses and these losses

Divergent Quiescent Transition Systems (DQTSs) are labelled transition sys- tems that model quiescence, i.e., the absence of outputs or internal transitions, via a special

De effectiviteit van deze twee vormen van complimenten is onderzocht in schoolsituaties, waarbij gevonden werd dat gelabelde complimenten weinig worden gebruikt door de

Onderbouwing personele, materiële en overige kosten: op aanvraag beschikbaar Co-financierende partij: geen.. Programma

Door een gebrek aan mosselen van lengte 58-70 mm in de Eems-Dollard is de klasse 5 niet door het RIKZ aangeleverd, dit jaar konden mosselen van deze lengte wel in de