• No results found

De Arubaanse zendendelinquentie in kaart : een kwantitatieve en kwalitatieve analyse naar typologieën onder de Arubaanse zedendelinquenten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De Arubaanse zendendelinquentie in kaart : een kwantitatieve en kwalitatieve analyse naar typologieën onder de Arubaanse zedendelinquenten"

Copied!
60
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Running head: De Arubaanse zedendelinquentie in kaart

| Lucia Macaringue

D

E

A

RUBAANSE ZEDENDELINQUENTIE IN

KAART

Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek

Graduate School of Child Development and Education

Universiteit van Amsterdam

Student: L. Macaringue

Studentnummer: 10898611

Begeleiding: mw. dr. E.S. van Vugt en Dhr. Prof. dr. J. Hendriks

Amsterdam, maart 2018

Een kwantitatieve en kwalitatieve analyse naar

(2)

De Arubaanse zedendelinquentie in kaart

2 Abstract

Sexual offense is the type of crime that often causes great concern in societies. Small countries as Aruba are, however, strongly underrepresented when it comes to research on sexual offenses. The current study concerns a quantitative and qualitative analysis of the nature and seriousness of Aruban sexual offenses. This has been done by investigating whether the typologies identified in the international literature can also be distinguished among the Aruban population.

The cases of 71 sex offenders from the Public Prosecutor's Office Aruba were analyzed. These offenders were divided into main types, after which they have been statistically compared to identify possible differences in descriptive variables. A theoretical analysis was also performed for each main type. In addition, a qualitative analysis was carried out to determine whether internationally identified subtypes could be distinguished within the main types. As expected, rapists, child molesters, juvenile sex offenders and online sex offenders were distinguished. Female sex offenders were not identified. Furthermore, subtypes could also be distinguished within the main types.

The most noteworthy outcomes were the relatively large groups of morally indiscriminate child molesters and vindictive rapists. The possible socio-cultural influences have been extensively discussed. It is suggested here that there is a relationship between the matrifocale family structure, a contradiction in power relations between the sexes, the limited parental control of children and the nature of the Aruban sexual offence.

(3)

De Arubaanse zedendelinquentie in kaart

3

Inleiding

Seksuele delinquentie behoort tot het soort misdaad dat in een maatschappij vaak grote bezorgdheid oproept. In de literatuur heeft onderzoek naar aspecten van zedendelinquentie dan ook een aanzienlijke plaats ingenomen. Dit is van belang omdat er naast de maatschappelijke impact grote psychische, lichamelijke en sociale gevolgen zijn voor de slachtoffers (Browne & Finkelhor, 1986; Tjaden & Thoennes, 2006). Omdat er culturele verschillen blijken te zijn in de aard en omvang van zedenproblematiek als het gaat om thema’s als kindermisbruik (Stoltenborgh, Van Ijzendoorn, Euser, & Bakermans-Kranenburg, 2011) en seksueel geweld tegen vrouwen (Watts & Zimmerman, 2002) lijkt cultuurspecifiek onderzoek naar facetten van zedencriminaliteit van belang. Kleine landen zoals Aruba zijn echter sterk ondervertegenwoordigd als het gaat om onderzoek met betrekking tot zeden.

Door onderzoek in de omliggende landen van Aruba wordt in de literatuur echter een zorgelijk beeld geschetst. Zo hebben de Verenigde Naties in 2007 een rapport uitgebracht over geweld tegen vrouwen in de Cariben (Maertens & Anstey, 2007). In dit rapport werd een onderzoek aangedragen dat was uitgevoerd in negen Caribische landen, waaruit bleek dat van de vrouwelijke adolescenten die al eens seksueel actief waren geweest de helft 10 jaar of jonger was ten tijde van de eerste keer geslachtsgemeenschap. Door veel meisjes werd ook aangegeven dat zij hiertoe gedwongen waren (Halcón et al., 2003). Verder is gebleken dat drie van de top tien geregistreerde verkrachtingspercentages in de wereld voorkomen in de Cariben (Maertens & Anstey, 2007). Het was echter niet mogelijk om uitspraken te doen over de Nederlandse Antillen en Aruba aangezien er geen bruikbare data aanwezig was.

Kindermisbruik in Aruba is net als seksueel geweld tegen vrouwen een onderwerp waarover zorgen zijn uitgesproken, maar waarover gedegen onderzoek ontbreekt. Zo werd kindermisbruik en mishandeling in Curaçao onder bijna de helft van de onderzochte jongeren

(4)

De Arubaanse zedendelinquentie in kaart

4

gedetecteerd (Klein, Boersma, Meyboom-de Jong & de Bruijn, 2013). Hierbij werd door Klein et al. (2013) aangegeven dat dit waarschijnlijk in de omliggende landen, zoals Aruba overeenkomstig is. De zorgen over de Arubaanse populatie worden ondersteund door het rapport van Unicef waarin de aanpak van kindermisbruik door vertegenwoordigers uit de Arubaanse maatschappij werd genoemd als ‘een openstaande uitdaging’ (Unicef, 2013).

Verder wordt er gewaarschuwd voor groter wordende algemene criminaliteitsproblematiek in Aruba (Boekhout van Solinge, Wouters, Siesling, Chong & Corsel, 2010). Hoewel het onderzoek van Boekhout van Solinge et al. (2010) enkel gebaseerd was op deelnemers uit een hogere sociale klasse, is de vraag of gegeneraliseerde criminaliteit eveneens bij de Arubaanse zedendader wordt gerapporteerd en of de zedendelinquentie wellicht een onderdeel is van deze algemene criminaliteitstendens.

Hoewel er over het algemeen een zorgelijk beeld wordt geschetst met betrekking tot de zedenproblematiek in Aruba lijken deze te zijn gestoeld op ervaringen van vertegenwoordigers uit de Arubaanse maatschappij, zijn uitkomsten niet generaliseerbaar naar de hele populatie, of berusten deze zorgen op uitkomsten van onderzoek in omliggende landen. Er kan tot nu toe dus nog weinig worden gezegd over de zedendelinquentie in Aruba zelf. Dit vraagt enerzijds om onderzoek dat specifiek is gericht op de Arubaanse populatie en anderzijds om onderzoek dat is gericht op het in kaart brengen van de werkelijke aard en ernst van zedenproblematiek in het land. Daarnaast is eerder genoemd onderzoek voornamelijk gericht op het in kaart brengen van de omvang van zedenproblematiek en is dit gedaan naar aanleiding van slachtofferinformatie. Hiermee kunnen echter geen uitspraken worden gedaan over de specifieke problematiek van de Arubaanse zedendader. Met onderzoek onder daders en vanuit het perspectief van daders kan hier aan worden bijgedragen (Beauregard, Rossmo, & Proulx, 2007; Wright, & Bennett, 1990). Daarbij kan met het onderscheiden en analyseren van typen zedendaders en hun eigenschappen worden

(5)

De Arubaanse zedendelinquentie in kaart

5

bijgedragen aan het in kaart brengen van de aard en ernst van de problematiek (Knight & Prentky, 1990).

Omdat de groep zedendaders wordt omschreven als een zeer heterogene groep en sommige zedendaders binnen meerdere categorieën kunnen worden ingedeeld, lijkt er geen classificatiesysteem te bestaan met universele validiteit. Toch is deze classificatie waardevol, omdat hiermee richting kan worden gegeven aan de soort behandeling die moet worden ingezet voor het tegengaan van recidive (Robertiello & Terry, 2007). Uit onderzoek is immers gebleken dat verschillende typen daders verschillen in de hoogte van het recidiverisico. Een belangrijk onderscheid dat wordt gemaakt is bijvoorbeeld dat tussen daders die zich schuldig hebben gemaakt aan de verkrachting van een volwassen slachtoffer (verkrachters) en daders die kinderen hebben misbruikt (kindermisbruiker). Er worden niet alleen verschillen in eigenschappen onderscheiden (Firestone, Bradford, Greenberg & Serran, 2000), het recidiverisico van verkrachters is ook significant hoger gebleken dan dat van kindermisbruikers (Quinsey, Rice & Harris, 1995). Aangezien er is geconstateerd dat behandeling het meest effectief is wanneer de intensiteit ervan onder anderen wordt afgestemd op de hoogte van het recidiverisico kan het classificeren van daders inzicht geven in welk niveau van behandeling gepast is (Andrews, Bonta & Hoge, 1990). Wanneer er is vastgesteld dat classificaties waardevol zijn voor de inschatting van het recidiverisico zou inzicht in de verschillende typologieën daarbij wellicht ook kunnen bijdragen aan algemene preventie. Tot dusver is het echter onbekend of de internationaal geïdentificeerde zedenclassificaties ook in Aruba voorkomen of dat er voor Aruba aanvullende typen moeten worden geformuleerd.

Het classificeren van zedendaders wordt in de literatuur bij benadering aan de hand van delictkenmerken, leeftijdsverhouding tussen de dader en het slachtoffer, en het geslacht van de dader gedaan, aan de hand waarvan vijf globale typen worden onderscheiden

(6)

De Arubaanse zedendelinquentie in kaart

6

(Robertiello & Terry, 2007). Robertiello en Terry hebben in hun review over de classificatie van typen zedendaders geconstateerd de categorieën verkrachters, kindermisbruikers, jeugdige zedendaders, vrouwelijke zedendaders en online zedendaders voornamelijk worden onderscheiden in de literatuur. Hierbij werden binnen deze hoofdtypen subclassificaties weergegeven.

Het eerste hoofdtype, de groep verkrachters, waar in de huidige studie naar wordt verwezen wanneer het een mannelijke, volwassen dader met een volwassen slachtoffer betreft, wordt gekenmerkt door heterogeniteit (Knight & Prentky, 1990). Toch worden er ook overeenkomstige karakteristieken geïdentificeerd (Knight, 1999). Zo worden in de literatuur factoren genoemd zoals een negatieve kijk op vrouwen (Scully, 1990), en drugsgebruik en een afwijkende levensstijl (Swartout & White, 2010). Daarbij is er bij verkrachters vaak sprake van een antisociale orientatie (Firestone, Bradford, Greenberg, & Serran, 2000). Dit gedrag wordt gekenmerkt door roekeloos gedrag zoals middelenmisbruik, werkloosheid en een delinquent verleden (Caspi, Moffitt, Silva, Stouthamer‐Loeber, Krueger & Schmutte,1994). In navolging van Groth (1979) door wie als eerste een model van vier typen verkrachters werd ontwikkeld, werd door Knight en Prentky (1990) een uitgebreider classificatiesysteem opgesteld. De classificatiesystemen hebben veel overeenkomsten met als basis dat de categoriale verdeling door de initiële motivatie van de verkrachter wordt bepaald (Robertiello & Terry, 2007). In het uitgebreide classificatiesysteem van Knight en Prentky (1990) genaamd ‘The Massachusetts Treatment Center Rape Classification System’ (MTC:R3) worden vier typen daders onderscheiden: Het opportunistische type, het pervasief boze type, het seksueel gemotiveerde type en het wraakzuchtige type. Het opportunistische type wordt gedreven door impulsiviteit. Verder wordt dit subtype omschreven als een dader waarvan de primaire motivator directe seksuele bevrediging is en de slachtoffers vaak onbekenden zijn. Verder wordt deze dader gekenmerkt door beperkte impulscontrole en de

(7)

De Arubaanse zedendelinquentie in kaart

7

afwezigheid van gevoelens van berouw. Opportunistische daders kunnen verder worden onderverdeeld in daders met lage en hoge sociale competentie (continuïteit en stabiliteit in werk-, vriendschaps- en liefdesrelaties). Het pervasief boze subtype wordt net als het opportunistische type gekenmerkt door impulsiviteit, maar wordt onderscheiden door een motivatie uit boosheid, agressie en haat. Het verleden van deze daders wordt buiten de verkrachting vaak gekenmerkt door veel gewelddadige incidenten en er wordt ongeacht of het slachtoffer zich verzet, geweld tegen het slachtoffer gebruikt. Bij de slachtoffers worden dan ook vaak ernstige verwondingen aangebracht. Het seksueel gemotiveerde subtype wordt omschreven als een type dat zich kenmerkt door een preoccupatie met seks en agressie zoals kan blijken uit (extreme) seksuele fantasieën en een overmatig gebruik van pornografie. Deze categorie kan verder worden onderverdeeld in een sadistische groep, waarbij er sprake is van extreem gewelddadige seksuele gedachten en fantasieën, en een niet sadistische groep waarbij deze gewelddadige gedachte niet aanwezig zijn. De seksuele sadistische daders zijn verder onder te verdelen in een openlijke subcategorie, waarbij de sadistische fantasie wordt uitgeleefd, zoals door mishandeling en verminking, en een subtype waarbij de fantasieën verborgen worden gehouden. De niet sadistische seksuele verkrachter is ook seksueel gepreoccupeerd, maar wordt onderscheiden door de afwezigheid van gewelddadige kenmerken. Deze groep kan worden onderverdeeld in een subgroep met lage en hoge sociale competenties. Dit niet sadistische type wordt gekenmerkt door onzekerheid en de behoefte aan bevestiging. Verder worden kenmerken als impulsiviteit en het hebben van een gericht slachtoffer aan dit subtype toegeschreven. Er is door deze daders vaak al een poging gedaan om contact te leggen met het slachtoffer en plegers gebruiken enkel zoveel kracht als nodig is om in hun behoeften te worden bevredigd. Het vierde subtype wordt als het wraakzuchtige subtype aangeduid. Dit is het soort verkrachter dat wordt gemotiveerd door het hebben van macht en controle over het slachtoffer en er zal door deze dader voornamelijk fysiek geweld

(8)

De Arubaanse zedendelinquentie in kaart

8

worden gebruikt om het slachtoffer te vernederen of te kleineren. Deze daders worden beschreven als berekenend en niet impulsief en kunnen eveneens worden onderverdeeld in een hoog sociaal vaardige en een laag sociaal vaardige categorie. Met het classificatiesysteem van Knight en Prentky (1990) kunnen uit de vier typen dus negen subtypen worden onderscheiden.

Het tweede hoofdtype, de groep kindermisbruikers, waarnaar in de huidige studie zal worden verwezen wanneer het een volwassen, mannelijke dader betreft met een minderjarig slachtoffer, wordt in de literatuur ook beschreven als een zeer diverse categorie (Robertiello & Terry, 2007). Ook in deze groep zijn echter overeenkomstige karakteristieken te identificeren. Zo wordt deze groep omschreven als kwetsbaar door een laag zelfvertrouwen, beperkte sociale competentie, moeite met het aangaan van relaties, het hebben van een lage eigenwaarde en eenzaamheid (Terry, 2006). De slachtoffers worden vaak omschreven als kwetsbare kinderen, omdat deze voor de vaak sociaal beperkte daders makkelijker te misleiden zijn (Finkelhor, 1984). In deze categorie wordt voornamelijk onderscheid gemaakt tussen subtypen aan de hand van fixatie of regressie (Groth, Hobson & Gary, in Robertiello & Terry, 2007). De gefixeerde dader wordt beschreven als een dader die wordt gedreven door interne stressoren die ervoor zorgen dat deze dader uitsluitend is aangetrokken tot kinderen. Deze dader heeft vaak meerdere slachtoffers gemaakt. Dit zijn bijvoorbeeld daders die zijn gediagnosticeerd als pedofiel. In de DSM-5 wordt de pedofiele stoornis omschreven als een gefixeerde aantrekkingskracht tot het prepuberale kind waardoor een persisterende drang wordt veroorzaakt tot het hebben van seksuele handelingen met een kind (American Psychology Association, 2013). De geregresseerde dader wordt eerder gemotiveerd door externe stressoren. Deze dader heeft vaak niet meerdere slachtoffers gemaakt, aangezien het misbruik vaak gemotiveerd is door situationele stressfactoren in het leven van de dader (Terry & Tallon, 2004). Aan de hand hiervan zijn verschillende subcategorieën in kaart

(9)

De Arubaanse zedendelinquentie in kaart

9

gebracht, waarvan de meest noemenswaardige classificaties door het Amerikaanse federale onderzoeksbureau (Lanning, 1992), en door Knight en Prentky (1990) zijn gedaan (Robetriello & Terry, 2007). Het onderzoek van Lanning (1992) is net als in de huidige studie gebaseerd op veroordeelde kindermisbruikers. Binnen deze typologie worden zeven subtypen onderscheiden. De fixatie-regressie dichotomie is binnen deze typologie ook duidelijk te onderscheiden alleen worden hiervoor de termen preferentieel en situationeel gebruikt. De situationele daders worden omschreven als daders zonder expliciete voorkeur voor kinderen en hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen geregresseerde-, moreel niet-discriminerende-, seksueel niet-discriminerende-, en de inadequate daders. De geregresseerde kindermisbruiker wordt omschreven als een dader waarvoor kinderen een vervanging zijn voor volwassen relaties en waarbij het misbruik eerder ontstaat door beschikbaarheid en toegankelijkheid dan door aantrekkingskracht tot kinderen in het specifiek (Lanning, 1992). De moreel niet discriminerende dader wordt gekenmerkt door dat het kindermisbruik onderdeel is van een algemeen patroon van misbruik en misdaad. Dit subtype wordt omschreven als zeer impulsief en daders met beperkte algemene moraliteit. De eventuele partner, of andere mensen uit de omgeving van deze dader worden vaak ook door hem mishandeld. Er wordt door deze daders voornamelijk gekozen voor kwetsbare geslachtsrijpe kinderen die op dat moment beschikbaar zijn (Lanning, 1992). De seksueel niet-discriminerende dader wordt gekenmerkt door adequate morele discriminatie, maar niet op seksueel gebied. Bij deze daders wordt dan ook niet gesproken van gegeneraliseerde criminaliteit. Deze daders zijn vaak afkomstig uit hogere sociaal economische klassen. Het delict wordt gepleegd uit verveling, of nieuwsgierigheid en deze daders laten naast het misbruik ook vaak afwijkend seksueel gedrag zien (Lanning, 1992). De inadequate kindermisbruiker wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van psychopathologie of een beperking. Door lage sociale vaardigheden hebben deze daders moeite met het aangaan van volwassen relaties en worden daarom volwassen fantasieën met

(10)

De Arubaanse zedendelinquentie in kaart

10

kinderen uitgeleefd (Lanning, 1992). De preferentiële daders zijn daders die expliciet en enkel aangetrokken zijn tot kinderen en in deze subgroep worden seductieve, gefixeerde en sadistische daders onderscheiden. Het verleidende type wordt gekenmerkt door zijn exclusieve aantrekkingskracht tot kinderen en het gebruiken van volwassen verleidingsstrategieën. Daarbij wordt door dit type vaak een (materiële) beloningsstrategie ingezet in ruil voor de seksuele handelingen (Lanning, 1992). De gefixeerde dader is ook vooral aangetrokken tot kinderen, maar wordt gekenmerkt door een gebrek aan sociale en inter-persoonlijke vermogens om kinderen te verleiden. Er wordt nauwelijks met het slachtoffer gesproken en kinderen worden vaak eerst door de dader begluurd. Door het onvermogen van de dader om met de kinderen te communiceren worden door deze daders vaak vreemde, of zeer jonge slachtoffers gemaakt (Lanning, 1992). Het sadistische subtype wordt gekenmerkt door een duidelijke seksuele voorkeur voor kinderen, maar wordt in het bijzonder seksueel opgewonden van de fysieke pijn of het lijden van het slachtoffer. Door deze daders wordt extreem geweld gebruikt met soms de dood van het slachtoffer tot gevolg. Dit type dader komt echter weinig voor (Lanning, 1992).

Als derde hoofdtype worden jeugdige zedendaders onderscheiden. In de huidige studie worden met deze categorie mannelijke, minderjarige daders bedoeld die zich schuldig hebben gemaakt aan seksueel misbruik. Deze groep wordt onderscheiden van de andere typen omdat er een ontwikkelingsfactor meegenomen dient te worden. In deze groep wordt dan ook vaak de vraag gesteld welk gedrag classificeert als crimineel en welk gedrag onder de noemer grensoverschrijdend experimenteergedrag valt wat soms lastig te onderscheiden is ('t Hart-Kerkhoffs, van 't Wijk, Bullens, Doreleijers & Eshof, 2007). Hoewel het woord ‘experimenteren’ wat onschuldig aandoet wordt de jeugdige zedendader omschreven als een prominente categorie, aangezien ongeveer 30 tot 50 procent van het misbruik en 20 procent van alle verkrachtingen door een jongere dader worden gepleegd (Barbaree & Marshall,

(11)

De Arubaanse zedendelinquentie in kaart

11

2006). Eigenschappen van jeugdige zedendaders die in de literatuur aan jeugde zedendaders worden toegeschreven zijn slachtofferschap van mishandeling en misbruik, disfunctionele gezinssituaties, gebrekkige sociale competenties en vaardigheden, beperkte academische vaardigheden en spijbelgedrag, gebrekkige impulscontrole, problemen met plannen en beperkte verbale capaciteiten (Hsu & Starzynski, 1990; Veneziano & Veneziano, 2002). Er worden in de literatuur met betrekking tot jeugdige daders veel verschillende classificaties gehanteerd. Zo werd in eerder onderzoek onderscheid gemaakt tussen groeps- en solodaders (Bijleveld & Hendriks, 2003) en werden er verschillen gedetecteerd in zogenaamde specialisten, generalisten en ‘first offenders’ (Hissel, Bijleveld, Hendriks, Jansen & d’Escury-Koenigs, 2006). De classificatie die echter het meest wordt aangehaald in de literatuur is die op basis van een dichotomie aan de hand van de leeftijd van de dader en het slachtoffer, waardoor kindermisrbuikers en leeftijdgenootmisbruikers kunnen worden onderscheiden (Robertiello & Terry, 2007). Jongeren die kinderen misbruiken worden eerder beschreven als opportunistisch en hebben vaker problemen in het psychosociaal functioneren. Door deze daders worden vaker bekenden zoals broertjes, zusjes of andere familieleden misbruikt (Hunter, Figueredo, Malamuth & Becker, 2003). Daarbij is gebleken dat jeugdige kindermisbruikers vaker tekorten laten zien in de sociale competentie en dat zij een negatiever zelfbeeld hebben (Hendriks & Bijleveld, 2004). Bij daders die leeftijdsgenoten of volwassenen misbruiken is gebleken dat er vaker sprake is van gegeneraliseerde criminaliteit. Deze daders zullen vaker vreemden misbruiken en wapens gebruiken tijdens het delict (Robertiello & Terry, 2007; Saunders, Awad & White, 1986).

Het vierde hoofdtype dat wordt onderscheiden is de online zedendader. Deze daders hebben zich schuldig gemaakt aan het maken van pornografisch materiaal van kinderen, het verspreiden hiervan op internet, het versturen van pornografisch materiaal aan minderjarigen, of het lokken van kinderen via het internet (Robertiello & Terry, 2007). In de review van

(12)

De Arubaanse zedendelinquentie in kaart

12

Robertiello en Terry wordt de nadruk gelegd op de typologieën van McLaughlin (2000) waarbij vier subtypen worden onderscheiden. Het internet is in de laatste decennia uitgegroeid tot een groot medium en door de anonimiteit, toegankelijkheid en innovatie ervan is een classificatie van zedendaders die gebruik maken van het internet moeilijk in een samenhangend kader te definiëren (Aslan, 2011). De typologie van McLaughlin (2000) is echter tot dusver de meest gefundeerde typologie, gebaseerd op de grootste steekproef (Aslan, 2011). Binnen het classificatiesysteem van McLaughlin wordt onderscheid gemaakt tussen de verzamelaar, de reiziger, de fabrikant en de chatter. De verzamelaar wordt gekenmerkt door het verzamelen en uitwisselen van materiaal via het internet waarbij er geen fysiek contact met het slachtoffer wordt gezocht. Dit subtype wordt verder omschreven als sociaal geïsoleerd (McLaughlin, 2000). De reiziger wordt net als de verzamelaar omschreven als iemand die via het internet materiaal verzameld en uitwisselt, maar onderscheidt zich door online gedrag dat gericht is op een fysieke seksuele ontmoeting met het slachtoffer (McLaughlin, 2000). Het derde subtype, de fabrikant genaamd, wordt beschreven als de maker van kinderorno, waarbij vaak sugestieve foto’s van de eigen kinderen worden gemaakt (McLaughlin, 2000). Ten slotte wordt de chatter onderscheiden. Deze dader wordt gekenmerkt door het verzamelen van erotisch, maar geen pornografische materiaal van minderjarigen. Verder wordt er door dit subtype wel contact gezocht met minderjarigen wat verder kan escaleren. Dit is de reden dat dit type ook wel wordt omschreven als een dader die zich in de overgangsfase van verzamelaar naar reiziger bevindt (McLaughlin, 2000).

Er wordt gesuggereerd dat zedenclassificaties onderzoeks-, risicotaxatie- en behandelingsfuncties kunnen vervullen, maar ook dat de typen elkaar in werkelijkheid niet onderling uitsluiten (Robertiello & Terry, 2007). Zo is er aangetoond dat een groot deel van de daders met een volwassen slachtoffer ook kinderen hebben misbruikt (Heil, Ahlmeyer, &

(13)

De Arubaanse zedendelinquentie in kaart

13

Simons, 2003). Hiermee wordt het belang van verder onderzoek naar de zedentypologieën onderschreven om zo de classificaties te onderbouwen of te herzien.

In de huidige studie is een exploratieve analyse gedaan naar de aard en de ernst van de zedenproblematiek in Aruba, waarbij de zedenclassificaties die in de literatuur worden onderscheiden mede worden getoetst. Er is hierbij de vraag gesteld of de typologieën die in de literatuur worden geïdentificeerd ook in de Arubaanse populatie kunnen worden onderscheiden. Er wordt aan de hand van de review van Robertiello en Terry (2007) verwacht dat er onderscheid kan worden gemaakt tussen verkrachters, kindermisbruikers, jeugdige zedendaders en online zedendaders en dat er een verdere verdeling kan worden gemaakt in subtypen. Daarbij wordt verwacht dat er binnen de hoofd- en subtypen specifieke karakteristieken te onderscheiden zijn zoals is gedifferentieerd in de literatuur. Voor atypische uitkomsten binnen de (sub)typen worden alternatieven aangedragen. Verder worden uitkomsten bediscussieerd en uitgebreid vanuit wetenschappelijk en cultureel maatschappelijk oogpunt beschouwd.

Methode Steekproef

De steekproef is samengesteld aan de hand van alle zedendossiers die op het moment van onderzoek aanwezig waren bij het Openbaar Ministerie Aruba. Dit heeft geresulteerd in de dossiers van 84 zedenzaken die dateren vanaf het jaar 2012. Dit is echter gebaseerd op de datum van aangifte. De data waarop de delicten waren gepleegd varieerden namelijk van het jaar 2002 tot 2016. De relevante dossierinformatie voor deze studie werd uit meerdere gegevensbronnen gegenereerd en bevatten onder andere rapportages van Stichting Reclassering Aruba, pro justitia rapportages, processen verbaal van de politie en psychologische rapporten. Aangezien negen van de daders verantwoordelijk waren voor meerdere delicten en meerdere slachtoffers hadden gemaakt, kwam het uiteindelijke aantal op

(14)

De Arubaanse zedendelinquentie in kaart

14

71 mannelijke daders. Dit heeft het in de huidige studie niet mogelijk gemaakt om een typologie van vrouwelijke zedendaders te analyseren.

De geregistreerde leeftijd van de daders werd gerapporteerd als de leeftijd ten tijde van het delict. Wanneer de dader zich schuldig had gemaakt aan meerdere delicten werd de leeftijd ten tijde van het eerste zedendelict geregistreerd. Er waren echter zaken waarbij het misbruik over een langere periode werd gepleegd. Hiervoor is besloten de leeftijd ten tijde van de start van het misbruik te registreren. Van twintig daders kon de leeftijd ten tijde van het delict niet worden achterhaald (28.1%). Het was echter wel van alle daders bekend of het een volwassen of minderjarige dader betrof. Van de overige daders werden leeftijden geregistreerd die varieerden tussen de 12 en de 70 jaar (M = 37.18, SD = 17.48). Drieënzestig daders (88.7%) waren woonachtig in Aruba, een dader was woonachtig buiten Aruba (1.4%) en van zeven daders (9.9%) was de woonplaats onbekend. Vijfentwintig daders (35.2%) waren in Aruba geboren, 20 daders (28.2%) in andere landen en van zesentwintig daders (36%) was het geboorteland onbekend.

Meetinstrumenten

Voor de codering is uitgegaan van het codeerschema van Hendriks (2006). Dit coderingsinstrument is gebaseerd op de risicofactoren van de Juvenile Sex Offender Assessment Protocol (J-SOAP II) (Prentky, Harris, Frizzell & Righthand, 2000) en op de Estimate of Risk of Adolescent Sexual Offence Recidivism (ERASOR) (Worling & Curwen, 2001). Verder is het coderingsschema door Hendriks (2006) aangevuld met factoren uit instrumenten die in eerdere onderzoeken werden gevonden.

(15)

De Arubaanse zedendelinquentie in kaart

15 Tabel 1

Uitkomstmaten beschrijvende variabelen

Variabelen Uitkomstmaten

Woonplaats district in Aruba

Geboorteplaats 1 (in Aruba), 2 (niet in Aruba)

Burgerlijke staat 1 (gehuwd), 2 (ongehuwd)

Relatie 1 (ja), 2 (nee)

Werkhebbend 1 (ja), 2 (nee)

Opleidingsniveau 1 (laag), 2 (hoog)

Beroepsniveau 1 (laag), 2 (hoog)

Delinquent verleden 1 (niet), 2 (wel)

Delinquente vrienden 1 (niet), 2 (wel)

Aard misbruik 1 (aanranding), 2 (verkrachting of verkrachting en aanranding)

Relatie slachtoffer 1(onbekende), 2 (kerngezin), 3 (secundaire familie), 4 (partner), 5 (kennis), 6 (werk/opleiding) Duur misbruik 1 (eenmalig), 2 (0 - 8 weken), 3 (2 - 12 maanden), 4 (> 1 jaar)

Frequentie misbruik 1 (eenmalig), 2 (meerdere keren)

Omgeving misbruik 1 (thuis), 2 (werk/school), 3 (openbare gelegenheid), 4 (verschillend)

Plaats delict district in Aruba

Dwangmethode 1 (geen), 2 (geweld), 3 (beloning), 4 (intoxicatie), 5 (ompraten)

Dwang 1 (geen dwang), 2 (wel dwang)

Dagdeel delict 1 (’s ochtends), 2 (’s middags), 3 (’s avonds), 4 (’s nachts), 5 (verschillend) Alcohol/drugs TTD 1(geen alcohol of drugs ), 2 (wel alcohol of drugs)

Fysiek geweld 1 (geen fysiek geweld), 2 (wel fysiek geweld)

Noot: Districten in Aruba zijn aan de hand van de data ingevoerd. Alcohol/drugs TTD = Alcohol en/of drugs ten tijde van het delict, gebruikt door de dader.

De variabelen binnen deze codering die van belang waren voor de huidige studie hadden betrekking op de eigenschappen van de dader en het delict. De daderkenmerken die zijn getoetst hadden betrekking op demografische variabelen en variabelen die kenmerken van het delict beschreven. Er is gekozen om variabelen te includeren waarover in de meeste dossiers informatie aanwezig was. Waarbij de leeftijd van de zedendader ten tijde van het

(16)

De Arubaanse zedendelinquentie in kaart

16

delict en het aantal slachtoffers op een kwantitatieve schaal werden gemeten en de overige variabelen op een categorische schaal, zoals is weergegeven in Tabel 1.

Voor de subtypen van de categorie verkrachters zijn de categorieën van de Massachusetts Treatment Center Rape Classification System (MTC: R3) onderscheiden (Knight & Prentky, 1990). Op fundamenteel wetenschappelijke basis zijn de verschillende subtypen van het MTC: R3 waardevol gebleken als het gaat om concurrente validiteit, predictieve validiteit en op basis van specifieke ontwikkelings antecedenten (Knight, 1999).

Met betrekking tot subtypen onder kindermisbruikers wordt in de literatuur voornamelijk onderscheid gemaakt aan de hand van fixatie en regressie (Groth, Hobson & Gary, in Robertiello & Terry, 2007). Hoewel er meer betrouwbare en gevalideerde classificatie-instrumenten zijn voor de subclassificatie van kindermisbruikers, zoals de ‘Massachusetts Treatment Center Child Molester Typology third revision’ (MTC: CM3) (Knight, Carter & Prentky, 1989), waarmee maar liefst vierentwintig subtypen kunnen worden onderscheiden, is vanwege de beperkte steekproefgrootte gekozen voor het onderscheiden binnen een minder gedifferentieerde indeling. Het classificatiesysteem waar in de kwalitatieve analyse naar is verwezen is die van het Amerikaanse federale onderzoeksbureau (Lanning, 1992). Bij gebrek aan replicatiestudies kunnen er vooralsnog geen uitspraken worden gedaan over de betrouwbaarheid en validiteit van dit classificatiesysteem. Andere classificatiesystemen zoals de MTC: CM3, die ook gebaseerd is op de fixatie-regressie dichotomie zijn echter betrouwbaar en valide gebleken (Looman, Gauthier & Boer, 2001).

Voor de subclassificatie van jeugdige zedendaders wordt over het algemeen een verdeling op basis van de leeftijdsverhouding tussen de dader en het slachtoffer gemaakt (Robertiello & Terry, 2007). Deze verdeling op basis van leeftijd is het meest waardevol gebleken in vergelijking met andere classificaties (Aebi, Vogt, Plattner, Steinhausen &

(17)

De Arubaanse zedendelinquentie in kaart

17

Bessler, 2012). Daarbij is door meerdere studies aangetoond dat deze classificatie op basis van de leeftijd van het slachtoffer betrouwbaar is als het gaat om verschillen in actuariële variabelen (Gunby & Woodhams, 2010; Hendriks & Bijleveld, 2004; ’t Hart-Kerkhoffs, van Wijk, Bullens, Doreleijers & van den Eshof, 2007).

Voor de subclassificatie van de online zedendaders is onderscheid gemaakt tussen de verschillende subtypen aan de hand van het classificatiesysteem van McLaughlin (2000). Er kunnen nog geen uitspraken worden gedaan over de validiteit en betrouwbaarheid, aangezien hier nog geen onderzoek naar is gedaan (Aslan, 2011). De typologie van McLaughlin (2000) is echter tot dusver de meest gefundeerde typologie, gebaseerd op de grootste steekproef (Aslan, 2011).

Procedure

Voorafgaand aan het verzamelen en analyseren van de zedendossiers, werd bij het Openbaar Ministerie van Aruba, door de onderzoekers een geheimhoudingsovereenkomst getekend, zodat de vertrouwelijkheid van de persoonlijke informatie in de dossiers werd gewaarborgd. Voor het bewaken van de hantering van de ethische normen is gebruik gemaakt van een coderingssysteem. Hierbij werd elke respondent op een gerandomiseerde wijze genummerd. Bij het analyseren van de data is slechts gebruik gemaakt van deze nummers. De koppeling tussen de naam en het nummer werd in een beveiligde omgeving binnen het Openbaar Ministerie Aruba gedaan. Op deze manier werd de vertrouwelijkheid van de respondenten zodanig gewaarborgd dat het onderzoek is goedgekeurd door de ethische commissie van de Universiteit van Amsterdam. De data is gebruikt voor twee onderzoeken. Er werden door twee onderzoekers daarom meer variabelen gecodeerd dan enkel relevant voor de huidige studie.

Voor het toetsen van de volledigheid van de zedendossiers werden er steekproefsgewijs drie dossiers van veroordeelde zedendaders gecontroleerd. Hieruit is

(18)

De Arubaanse zedendelinquentie in kaart

18

gebleken dat in de meeste dossiers het psychologisch rapport ontbrak. Naar aanleiding hiervan is besloten in de codering een uitgebreidere beschrijving van de modus operandi toe te voegen, omdat deze uit alle rapporten duidelijk te verkrijgen was.

Tabel 2

Cohen’s Kappa-waarden categorische variabelen

Variabelen Cohen’s Kappa

Dader

Geslacht 1

Leeftijd ten tijde van delict 1

Woonplaats 1 Geboren in Aruba 1 Burgerlijke staat 1 Relatie 1 Werkhebbend .80 Opleidingsniveau 1 Beroepsniveau .74 Delinquent verleden 1 Delinquente vrienden 1 Delict Aard misbruik 1 Relatie slachtoffer 1 Duur misbruik 1 Frequentie dichotoom 1 Omgeving 1 Plaats delict 1 Dwangmethode 1 Dwang (ja/nee) 1 Dagdeel delict 1 Alcohol/drugs 1 Fysiek geweld 1

Noot: De afkapwaarden voor de Cohen’s Kappa zijn: (0 - 0,20) = onvoldoende, (0,21 - 0,40) = matig (0,41 - 0,60) = redelijk , (0,61 - 0,80) = voldoende tot goed, (0,81 - 1,00) = bijna perfect (Landis & Koch, 1977).

Vervolgens is de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid beoordeeld en werden van de 84 zaken, de dossiers van 10 daders door twee beoordelaars los van elkaar gescoord en ingevoerd in het databestand. Factoren zoals de modus operandi en de motivatie van de dader werden niet meegenomen in deze analyse, vanwege de kwalitatieve aard van deze variabelen. Allereerst werden de variabelen gedupliceerd voor de verschillende beoordelaars en

(19)

De Arubaanse zedendelinquentie in kaart

19

vervolgens is voor de variabelen doormiddel van de Cohen's Kappa de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid berekend. De afkappunten van de kappa-waarden vanaf .61 en hoger kunnen als voldoende worden beoordeeld (Landis & Koch, 1977). Voor de huidige studie werd dit dan ook als minimale afkapwaarde gehanteerd en variabelen waar een lagere kappa-waarde werd gemeten werden nader geanalyseerd. In Tabel 2 kunnen de Kappa-waarden voor de variabelen worden afgelezen. Aangezien alle Kappa-waarden de afkapwaarde van .61 overschreden kon worden gesproken van een goede interbeoordelaarsbetrouwbaarheid. De overige zedenzaken werden vervolgens door twee beoordelaars los van elkaar gecodeerd.

Analysestrategie

Voor de statistische analyse werden eerst de vier hoofdtypen geïdentificeerd en vergeleken met eigenschappen die in de literatuur aan de hoofdtypen worden toegekend. Indien mogelijk werden subtypen onderscheiden op basis van een kwalitatieve analyse die is gedaan aan de hand van van de modus operandi, de reden of motivatie van de dader en de delictkenmerken.

De vier hoofdtypen; verkrachter, kindermisbruiker, jeugdige zedendader en online dader, werden geïdentificeerd aan de hand van het geslacht, de leeftijdsverhouding ten opzichte van het slachtoffer en het soort delict waaraan de dader zich schuldig had gemaakt. Hoewel de dadertypen elkaar in werkelijkheid waarschijnlijk niet onderling uitsluiten (Robertiello & Terry, 2007), is in dit onderzoek wel gekozen voor exclusieve categorieën, om zo de typen met elkaar te kunnen vergelijken. Zo werd bijvoorbeeld een mannelijke dader van 21 jaar die zich schuldig had gemaakt aan de verkrachting van een minderjarig slachtoffer, uitgesloten uit de categorie ‘verkrachter’ hoewel de kindermisbruiker zich wel schuldig had gemaakt aan verkrachting. De bovengenoemde dader werd ook uitgesloten uit de categorie jeugdige- en online zedendaders, aangezien hij boven de 18 jaar was ten tijde van het delict, hij het slachtoffer niet via internet had benaderd en het zedendelict fysiek

(20)

De Arubaanse zedendelinquentie in kaart

20

misbruik betrof. Het is verder van belang aan te geven dat voor de huidige studie de volwassen daders die zich schuldig hadden gemaakt aan het misbruiken van een volwassen slachtoffer waarbij geen sprake was van verkrachting (bijvoorbeeld poging tot verkrachting, of aanranding) ook in de groep ‘verkrachters’ werden ingedeeld. De criteria leeftijd en het geslacht van de dader en het slachtoffer hebben dus vooral de indeling in de categorieën bepaald. De variabele die de vier hoofdtypen daders onderscheidde werd ‘hoofdtype’ genoemd, waarbij aan daders in de categorie verkrachter de waarde 1, kindermisbruiker de waarde 2, jeugdige zedendader de waarde 3 en online daders de waarde 4 werd toegekend. Voor het vergelijken van de daders op de kwantitatieve beschrijvende variabelen zoals de leeftijd ten tijde van het delict en het aantal gemaakte slachtoffers zijn eenweg- variantie analyses uitgevoerd. De hoofdtypen zijn met elkaar vergeleken op de categorische beschrijvende variabelen doormiddel van chi-kwadraat toetsen.

Na de classificatie in hoofdtypen zijn aan de hand van een kwalitatieve analyse subtypen onderscheiden. Voor de anonimiteit van de daders zijn bij de resultaten de modus operandi aan de hand van de losse criteria beschreven en niet aan de hand van de volledige omschrijving van het delict. Aangezien er bij het type verkrachters door beperkte informatie over de meeste daders geen valide uitspraken konden worden gedaan over de sociale vaardigheden, is enkel onderscheid gemaakt tussen opportunistische-, pervasief boze-, wraaklustige-, of seksueel gemotiveerde verkrachters. Voor het maken van onderlinge vergelijkingen en visuele analyses van de verdelingen van subtypen, zijn voor de vier hoofdtypen losse variabelen gemaakt. Binnen deze variabelen is aan elk subtype een eigen waarde toegekend. Bij de subclassificaties van verkrachters, kindermisbruikers en online zedendaders is deze indeling gedaan aan de hand van de kwalitatieve beschrijvingen van het desbetreffende classificatiesysteem. De jeugdige zedendaders werden ingedeeld aan de hand de leeftijdsdichotomie, waarbij jongeren die zich schuldig hadden gemaakt aan het

(21)

De Arubaanse zedendelinquentie in kaart

21

misbruiken van een kind wat minimaal vijf jaar jonger was werd ingedeeld in de kindermisbruikcategorie.

Jongeren die een slachtoffer hadden gemaakt dat minder dan vijf jaar van hen verschilde in leeftijd, werden ingedeeld in de leeftijdgenootmisbruikersscategorie. Bij onzekerheid over de een indeling in subtypen zijn er alternatieven gesuggereerd in de discussie.

Resultaten

Er zijn kwantitatieve en kwalitatieve analyses uitgevoerd voor het in kaart brengen van de aard en de ernst van de zedenproblematiek in Aruba. Dit is gedaan aan de hand van de casussen van 71 Arubaanse zedendaders.

Figuur 1. Weergave aantal zedendaders per hoofdtype, verkrachter (n = 18),

kindermisbruikers (n = 44), jeugdige zedendaders (n = 6) en online daders (n = 3).

Vergelijking hoofdtypen

Voor het beantwoorden van de vraag of de typologieën die in de literatuur worden onderscheiden ook in de Arubaanse steekproef kunnen worden geïdentificeerd is een classificatie gedaan in hoofdtypen. Dit heeft geresulteerd in een verdeling waarin 18 daders tot het hoofdtype verkrachters behoorden (25.4%), 44 daders tot het hoofdtype

(22)

De Arubaanse zedendelinquentie in kaart

22

kindermisbruikers (62.0%), 6 daders tot de jeugdige zedendaders (8.5%) en 3 tot de groep online daders (4.2%) (Figuur 1).

Voor het beantwoorden van de vraag of de hoofdtypen verschillen met betrekking tot de descriptieve variabelen is een eenweg-variantieanalyse uitgevoerd. In verband met ongelijke groepen en omdat er aan de hand van de Levene’s F-toets heterogeniteit van varianties werden gerapporteerd (p < .01), is een Welch’s F-toets uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat er een significant verschil was in leeftijd tussen de hoofdtypen,Welch’s F (3, 8.147) = 38.28, p < .001, ηp2 = .287. Doormiddel van een multipele vergelijking is gebleken dat bij de verkrachters (M = 38.46, SD = 18.65) een significant hogere leeftijd werd gerapporteerd dan voor de jeugdige zedendaders (M = 13.33, SD = 1.2) ten tijde van het delict (p < .05). Daarbij werd voor de kindermisbruikers (M = 42.33 SD = 14.7) ook een significant hogere leeftijd gedetecteerd dan de jeugdige zedendaders (M = 13.33, SD = 1.2) ten tijde van het delict (p < .01). De leeftijd was echter een classificatiecriterium voor het toeschrijven van de daders aan een hoofdtype, waardoor deze bevinding niet als een opmerkelijk resultaat wordt gezien. Voor het vergelijken van de hands-on daders (kindermisbruikers, verkrachters en jeugdige zedendaders) met betrekking tot het aantal gemaakte slachtoffers is eveneens een eenweg- variantie analyse uitgevoerd. In verband met ongelijke groepen en omdat er aan de hand van de Levene’s F-toets heterogeniteit van de varianties werd gedetecteerd (p < .001), is een Welch’s F-test uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat er geen significant verschil was in het aantal slachtoffers tussen de verschillende hands-on typen zedendaders, Welch’s F (2, 12.276) = 1.960, p = .182. Voor het meten van de verschillen tussen de hoofdtypen op de andere beschrijvende variabelen zijn chi-kwadraat toetsen uitgevoerd. Er werden voor alle chi-kwadraat toetsen verwachtte cel-observaties gerapporteerd van minder dan vijf, waardoor de de assumptie van minimale celwaarden voor het doen van reguliere chi-kwadraat toetsen werd geschonden (Brace, Kemp & Snelgar,

(23)

De Arubaanse zedendelinquentie in kaart

23

2016). Aangezien het verkleinen van de categorieën enerzijds niet zou hebben geresulteerd in het voldoen aan deze assumptie en anderzijds de kwalitatieve waarde van de categorieën zou hebben laten doen afnemen, is een alternatieve test gebruikt. Er is daarom gebruik gemaakt van de exacte significantietoets bij de chi-kwadraat analyses, zodat er werd gecorrigeerd voor de schending van de assumptie van minimale celwaarden (Brace, Kemp & Snelgar, 2016). Er werden op het merendeel van de categorische variabelen geen significante verschillen gedetecteerd. De categorische variabelen waarop wel verschillen werden gevonden waren het beroepsniveau, de soort relatie met het slachtoffer, de duur van het misbruik, de manier van dwang, het dagdeel, het gebruik van verdovende middelen tijdens het delict en fysiek geweld (Tabel 3).

Tabel 3

Verschilscores van de vier hoofdtypen zedendaders

Variabelen χ2 df Exacte p Dader Woonplaats 25.969 21 .170 Geboren in Aruba 4.392 3 .262 Burgerlijke staat 4.959 3 .201 Relatie 6.299 3 .072 Werkhebbend 6.258 3 .130 Opleidingsniveau 3.026 3 .529 Beroepsniveau 5.533 3 .173 Delinquent verleden 2.588 3 .428 Delinquente vrienden 2.933 3 .610 Delict

Aard misbruik hands-on daders .535 2 .702

Relatie slachtoffer 28.070 15 .005* Duur misbruik 18.733 9 .029* Frequentie dichotoom 10.279 3 .006* Omgeving 7.119 6 .246 Plaats delict 13.223 18 .844 Dwangmethode 31.619 12 .000* Dwang (ja/nee) 7.037 3 .070 Dagdeel delict 33.709 12 .000* Alcohol/drugs 15.093 3 .001* Fysiek geweld 11.953 3 .004*

Noot: Exacte p chikwadraattoetsen uitgevoerd omdat niet werd voldaan aan assumptie voor minimale celwaarden bij α = .05, *exacte p < .05

(24)

De Arubaanse zedendelinquentie in kaart

24

Uit de post hoc toetsen met Bonferroni correctie is echter gebleken dat enkel de duur van het misbruik, de manier van dwang, het dagdeel en het gebruiken van verdovende middelen tijdens het delict significant verschilden tussen de hoofdtypen. Voor de verkrachterscategorie werden afwijkende waarden gerapporteerd ten opzichte van de andere typen. Er werd door daders die tot de verkrachterscategorie behoorden significant vaker een eenmalig delicten gepleegd (p = .0019, α-aangepast = .00625), het delict werd significant vaker in de nacht gepleegd (p = .0000, α-aangepast = .0025) en er werd significant vaker intoxicatie als dwangmiddel gebruikt (p = .0067, α-aangepast = .0025). Verder werden door daders binnen de verkrachterscategorie zelf ook significant vaker verdovende middelen gebruikt tijdens het plegen van het delict (p = .000175, α-aangepast = .00625).

Verkrachterscategorie

Descriptieven. Voor het analyseren van de eigenschappen van de verkrachterscategorie zijn eerst de descriptieven in kaart gebracht aan de hand van de statistische gegevens. Achttien daders werden aan het hoofdtype verkrachter toegeschreven (25.4%). Van vijf daders was de leeftijd ten tijde van het delict onbekend (27.8%). Bij de overige dertien daders (69%) werd een gemiddelde leeftijd vastgesteld van 38.46 jaar ten tijde van het delict, waarbij de leeftijden varieerden tussen de 20 en de 70 jaar (SD = 18.65). Van twee daders kon de woonplaats niet worden achterhaald (11.1 %). De overige zestien daders waren allemaal woonachtig in Aruba ten tijde van het delict. Van zes daders (33.3%) was het geboorteland onbekend. Van de overige twaalf daders waren acht daders in Aruba geboren (66.7%) en waren vier niet in Aruba geboren (33.3%). De overige vier daders waren geboren in Puerto Rico, Curaçao, Colombia en de Dominicaanse Republiek. Van de achttien daders daders hadden veertien daders zich ook daadwerkelijk schuldig gemaakt aan verkrachting (77.8%) en hadden vier daders gepoogd het slachtoffer te verkachten of hadden zij het slachtoffer aangerand (22.2%). Voor vijf daders was het slachtoffer onbekend (27.8%).

(25)

De Arubaanse zedendelinquentie in kaart

25

Vier daders hadden het slachtoffer leren kennen in de buurt of op het werk (22.2%), bij drie daders werd de relatie gekenmerkt door een familiale band met het slachtoffer (16.7%) en van zes daders was het slachtoffer de ex-partner (33.3%). Vijftien daders hadden een eenmalig delict gepleegd (83.3%) en drie daders hadden het delict vaker dan een keer en over een langere periode gepleegd (16.7%). Er was van negen daders bekend of zij de daad hadden bekend of niet. Acht van deze daders ontkenden het delict te hebben gepleegd (88.9%) en een dader bekende het delict te hebben gepleegd (11.1%). Hierbij is het van belang dat er van deze dader visuele beelden waren opgenomen waarop het delict zichtbaar was.

Theoretische analyse verkrachters. In de literatuur worden daders die zich schuldig

maken aan verkrachting beschreven als daders met een antisociale oriëntatie (Firestone, Bradford, Greenberg, & Serran, 2000). Dit gedrag wordt gekenmerkt door roekeloos gedrag zoals middelenmisbruik, werkloosheid en een delinquent verleden. Naast antisociale oriëntatie wordt een negatieve kijk op vrouwen ook geassocieerd met daders die zich schuldig maken aan verkrachting (Scully, 1990). Van de twaalf daders waarvan er informatie over het middelengebruik bekend was werd er bij tien alcohol of drugs gedetecteerd ten tijde van het delict (83.3%) en werd door drie van deze daders aangegeven dat zij verslaafd waren (25%). Met betrekking tot de werkloosheid kan niet met duidelijkheid worden gezegd of dit overeenkomstig is aan bevindingen in de literatuur. Zo kon er van vier daders worden vastgesteld dat zij werkloos waren (22.2%). Van de overige negen daders kon echter niets worden vastgesteld van een eventueel dienstverband. Van negen daders kon aan de hand van de justitiële documentatie worden vastgesteld of er sprake was van een delinquent verleden, waarvan er vijf daders minstens een keer eerdere waren vervolgd voor een delict (55.5%). In totaal werden door deze verkrachters samen zestien delicten gepleegd voorafgaand aan het zedendelict. Dit betroffen echter geen zedendelicten, maar enkel geweldsdelicten, zoals mishandeling, of openlijke geweldpleging. Hiermee wordt een overeenkomstig beeld

(26)

De Arubaanse zedendelinquentie in kaart

26

aangegeven als het gedrag dat valt binnen een antisociale oriëntatie (Caspi et al., 1994). Een negatieve kijk ten opzichte van vrouwen werd binnen de verkrachterscategorie eveneens geïdentificeerd. Zo werd bij zes daders een dominante rol ten opzichte van het slachtoffer gedetecteerd (33.33%). Door hen werd het delict uit wraak gepleegd of om het slachtoffer te straffen. Een voorbeeld van het straffen van het slachtoffer is dat een vrouw is verkracht om haar homoseksuele geaardheid en zij daardoor geen echte vrouw meer zou zijn. Hiermee worden tenminste negatieve opvattingen ten opzichte van lesbische vrouwen weergegeven. Een voorbeeld van wraak is dat een dader zijn vrouw heeft verkracht om wraak te nemen op de nieuwe vriend van de ex-partner. De vrouw in dit voorbeeld is gebruikt als wraakmiddel, waarmee objectificatie van de vrouw wordt gesuggereerd.

Subclassificatie verkrachterscategorie. Er werd bij veertien daders een

overeenkomstig beeld geïdentificeerd zoals is beschreven in de profielen van de subtypen van Knight en Prentky (1990) (77.8%). Vier daders konden niet binnen deze subclassificatie worden geplaatst (22.2%). De subtypen die konden worden onderscheiden waren het opportunistische type, het pervasief boze type en het wraakzuchtige type.

Figuur 2. Weergave aantallen binnen de subtypen; opportunistische- (n = 5), pervasief boze-

(27)

De Arubaanse zedendelinquentie in kaart

27

De opportunistische verkrachter: Binnen het opportunistische subtype werden vijf

van de veertien verkrachters ingedeeld naar aanleiding van de kwalitatieve beschrijving (27.8%). Criteria voor het indelen in deze subcategorie zijn het acute impulsieve karakter van de keuze voor de daad, de instrumentele aard van het gebruikte geweld en onverschilligheid ten opzichte van het welzijn van het slachtoffer.Van de daders die binnen dit subtype werden ingedeeld, heeft het delict bij alle daders plaatsgevonden na het uitgaan en onder invloed van verdovende middelen. Voorbeelden van de acute en ongeplande aard van het misbruik zijn: “De dader werd gevraagd het slachtoffer naar huis te brengen en tijdens de rit is besloten het

delict te plegen”, en “terwijl hij haar in dronken toestand naar huis bracht na het uitgaan dwong hij haar, hem oraal te bevredigen”.

Voorbeelden van het instrumentele gebruik van geweld zijn:

“Toen zij weigerde sloeg hij haar waardoor zij buiten bewustzijn raakte en hij haar

verkrachtte” en “Het slachtoffer was buiten bewustzijn door intoxicatie waardoor zij geen

weerstand bood en zij werd verkracht”

De onverschilligheid voor het welzijn van het slachtoffer werd geïdentificeerd bij deze daders zoals blijkt uit de volgende voorbeelden:

“Het slachtoffer werd na de daad buiten bewustzijn achtergelaten” en “Het slachtoffer werd

wakker ... met ernstige bloedingen aan haar geslachtsdeel”

De pervasief boze verkrachter: Er werden in drie casussen duidelijke overeenkomsten

met het pervasief boze subtype herkend (16.7%). Daders die tot dit subtype behoren worden gekenmerkt door algemene boosheid, het gebruik van excessief geweld ongeacht de weerstand van het slachtoffer en een algemeen patroon van misdaad. In de volgende beschrijving wordt het criterium van algemene boosheid weergegeven:

“dader heeft ernstige agressieregulatieproblematiek”

(28)

De Arubaanse zedendelinquentie in kaart

28

“dader was schuldig aan eerder ernstige geweldsmisdrijven”

Een voorbeeld van het gebruik van geweld ongeacht de weerstand van het slachtoffer staat hieronder weergegeven:

“verkrachting van bejaarde weerloze vrouwen met excessief geweld”

De wraaklustige verkrachter: Het wraaklustige subtype wordt gekenmerkt doordat hij

wordt gedreven door macht en controle. De daad is gericht tegen vrouwen, of een specifieke vrouw om wraak te nemen en er wordt extreem geweld gebruikt door de dader. Aan de hand van deze criteria konden zes daders worden ingedeeld in deze subcategorie (33.3%). Het criterium van wraak kon worden afgelezen uit de volgende voorbeelden:

“dader verkrachtte zijn ex-vrouw omdat zij een relatie had met een oude vriend van hem” en “dader beging de daad toen hij hoorde dat zij een nieuwe partner had”.

De specificiteit van het slachtoffer werd geïdentificeerd doordat het in vijf van de gevallen ging om daders die hun ex-partner verkrachtten (83.3%) en in een geval om het meermaals verkrachten van een volwassen dochter (16.7%). In de volgende voorbeelden wordt het criterium van macht en controle geïllustreerd:

“Dader verkrachte slachtoffer om haar naar eigen zeggen een lesje te leren” en “dader filmt

de daad om dit als bewijs naar de nieuwe partner van zijn slachtoffer te sturen, om hem te

wreken”

Voorbeelden van dat er fysiek geweld wordt gebruikt zijn:

“de dader probeerde haar te wurgen en verbrande haar” en “de dader mishandelde het

slachtoffer fysiek en bedreigde haar met een wapen”

Het seksueel gemotiveerde subtype wordt gekenmerkt door een preoccupatie met seks, agressie en fysiek ongemak. Dit subtype kon niet worden onderscheiden in de huidige steekproef. De overige vier daders konden niet binnen de subtypen worden ingedeeld. Twee daders hadden zich schuldig gemaakt aan het misbruiken van een slachtoffer dat

(29)

De Arubaanse zedendelinquentie in kaart

29

functioneerde op het niveau van een verstandelijke beperking. Hoewel bepaalde informatie niet kon worden achterhaald, kwamen de beschrijvingen van de daders in dien mate overeen dat een eventuele subcategorie wordt gesuggereerd. Beide daders waren gepensioneerde mannen, die het slachtoffer hadden gedwongen tot seksuele handelingen doormiddel van ompraten, en daarbij geen fysiek geweld hadden gebruikt. Beiden delicten werden overdag gepleegd en de slachtoffers hadden zich niet verweerd. Er werden door de daders niet eerder gewelds- of andersoortige delicten gepleegd. De motivatie voor het verkrachten van specifiek een verstandelijk beperkt slachtoffer kon echter niet worden achterhaald. Van de twee overige daders kon er door beperkte informatie geen specifiek daderprofiel worden onderscheiden. Een slachtoffer werd door haar meerdere op het werk betast. Mogelijkerwijs past deze dader niet binnen een subcategorie, omdat er hier geen sprake is geweest van verkrachting of poging tot verkrachting. De andere dader werd beschreven als een man die leed aan ernstige psychopathologie. Deze dader was gediagnosticeerd met een schizofrene stoornis en een beperkte gewetensontwikkeling, daarbij was de reden of motivatie onbekend. Door de psychische problematiek kon de motivatie ook niet uit het delictgedrag worden afgelezen.

Kindermisbruikers

Descriptieven. Met 44 daders werden de meeste daders in de kindermisbruikerscategorie ingedeeld (62.0%). Hoewel van alle kindermisbruikers kon worden geconcludeerd dat zij van volwassen leeftijd waren, was van 15 daders de exacte leeftijd ten tijde van het delict onbekend (34.1%). Van de overige daders werd een gemiddelde leeftijd van 42.3 jaar gerapporteerd (SD = 14.7). Met leeftijden variërend tussen de 18 en 64 jaar. Van 5 daders binnen deze categorie was de woonplaats onbekend (11.4%). Hoewel de overige 39 daders allemaal in Aruba woonden waren slechts 11 van hen ook daadwerkelijk in Aruba geboren (28.2%). Van 25 daders was het geboorteland bekend. Een

(30)

De Arubaanse zedendelinquentie in kaart

30

dader was geboren in Curaçao ( 4%), 4 daders in Colombia (16%), 1 dader in de Filipijnen (4%), 2 daders in Venezuela (8%), 1 dader in Oekraïne (4%), 2 daders in Jamaica (8%), 1 dader in Haïti ( 4%), 1 dader in Suriname (4%) en 1 dader in Sint Maarten (4%). Van 19 van de 44 kindermisbruikers kon het geboorteland niet worden achterhaald (43.2%).

Van de 44 daders in deze subcategorie hadden 13 daders zich schuldig gemaakt aan aanranding (29.5%). Negenentwintig daders hadden zich schuldig gemaakt aan verkrachting, of verkrachting en aanranding van het minderjarige slachtoffer (65.9%). Twee daders waren naar eigen zeggen een partnerrelatie aangegaan met de minderjarige, waarbij geen sprake was van dwang, maar wel van een seksuele relatie (4.5%). Hiervan was een van de daders 18 jaar en zijn slachtoffer 8 jaar. De andere dader was 19 jaar en de minderjarige 14 jaar. Van 41 daders was er informatie bekend over de duur en de frequentie van het misbruik. Door 17 van hen werd het kind eenmalig misbruikt (41.5%). Door 24 daders werden de slachtoffers vaker en over een langere periode misbruikt (58.5%). Door 9 daders werd het kind of de kinderen over een periode langer dan een jaar misbruikt (21.9%). De duur van het misbruik varieerde tussen eenmalig tot langer dan negen jaar. De grootste groep, 22 kindermisbruikers was via familiebanden aan het slachtoffer gerelateerd (50%). Dit betrof vijf biologische vaders (11.4%), zes stiefvaders (13.6%), vijf opa’s (11.4%), vier ooms (9.1%) en twee neven (4.5%). Van veertien daders kon de relatie met het slachtoffer worden omschreven als kennisrelatie zoals een buurman of een vriend van de ouders van het slachtoffer (31.8%). Een dader was de docent van het slachtoffer (2.3%). Slechts 5 daders konden niet aan het slachtoffer worden gerelateerd en kenden het slachtoffer niet (11.4%). Hoewel het van 28 daders onbekend was of zij het misbruik ontkenden of bekenden (63.6%), werd door 12 van de overige 16 daders toegegeven dat zij de minderjarige hadden misbruikt (75%) en ontkenden slechts 4 daders het misbruik (25%).

(31)

De Arubaanse zedendelinquentie in kaart

31

Theoretische analyse kindermisbruikers. Hoewel de groep kindermisbruikers in de

literatuur wordt omschreven als een heterogene groep, worden er overeenkomstige eigenschappen zoals lage sociale competentie, lage eigenwaarde en eenzaamheid genoemd. Dit kan zich uiten in problemen met het aangaan of onderhouden van volwassen relaties (Terry, 2006). Een opvallende bevinding was dat de meeste daders geen problemen leken te hebben met het aangaan van volwassen relaties. Van de 26 daders waarvan er informatie was over de volwassen partnerrelaties hadden 19 daders een relatie met een volwassen persoon (73.1%). Omdat er in de huidige studie niets kon worden gezegd over de kwaliteit van deze relaties kon niet worden geconstateerd worden onderbouwd of weerlegd dat er sprake was van moeite met het aangaan van relaties. Door de overige 7 daders werd aangegeven dat zij geen volwassen partnerrelatie hadden (26.9%). Met betrekking tot de eenzaamheid van de daders was van 3 daders geregistreerd dat de daders een seksuele relatie met het kind aangingen als vervanging voor een volwassen relatie die zij liever zouden willen (6.8%). Hoewel hiermee niet direct iets wordt aangegeven over gevoelens van eenzaamheid zou dit wel een indicatie van eenzaamheid kunnen zijn. Over de lage sociale competenties en eigenwaarde van de kindermisbruikers was te weinig informatie bekend om een theoretische vergelijking te kunnen doen.

Subclassificatie kindermisbruikerscategorie. Eerst is er een grove verdeling

gemaakt tussen situationele en preferentiële daders. Tweeëndertig daders werden geclassificeerd als situationele dader (72.7%). Vijf daders konden als preferentieel worden geclassificeerd (11.4%). Er waren 7 daders die door nader te noemen redenen niet konden worden ingedeeld (15.9%). Daders binnen het situationele en preferentiële type konden verder worden onderverdeeld. Er waren een aantal daders die wel duidelijk tot het situationele type behoorden, bijvoorbeeld door afwezigheid van pedofiele gevoelens en het hebben van een positieve partnerrelatie met een volwassene, maar die niet ingedeeld konden

(32)

De Arubaanse zedendelinquentie in kaart

32

worden binnen een subtype door gebrek aan informatie over de classificatiecriteria. Deze daders werden geclassificeerd als situationeel ongedefinieerd. In deze groep werden 11 van de 32 situationele daders ingedeeld (34.4%). Zo waren er ook daders die duidelijk tot de groep preferentiële daders behoorden, bijvoorbeeld door een aanduiding van pedofilie in de psychologische rapportage, maar die door gebrek aan informatie niet konden worden ingedeeld binnen een subtype. Deze daders hebben de benaming preferentieel ongedefinieerd gekregen. In deze categorie werden 3 van de 5 preferentiële daders ingedeeld (60 %) (Figuur 3).

Verdere subclassificatie is alleen gedaan wanneer er evidente overeenkomsten met de kwalitatieve omschrijvingen werden gedetecteerd.

Figuur 3. Weergave aantallen subtypen; situationeel geregresseerde- (n = 3), moreel

niet-discriminerende (n = 14), seksueel niet-niet-discriminerende- (n = 3), inadequate- (n = 1), verleidende- (n = 2), situationeel ongedefinieerde- (n = 11) en preferentieel ongedefinieerde daders (n = 3).

De situationeel geregresseerde kindermisbruiker. Er werden in 3 van de 44 casussen

duidelijke overeenkomsten met de situationele geregresseerde kindermisbruiker gevonden (9.3%). De criteria voor indelen in deze subcategorie worden beschreven als een relatie met kinderen ter vervanging voor volwassen relaties (regressie) en dat het misbruik van kinderen

(33)

De Arubaanse zedendelinquentie in kaart

33

eerder ontstaat door beschikbaarheid en toegankelijkheid dan door aantrekkingskracht tot het kinderen in het specifiek. Het criterium van het vervangen van volwassen relaties kon worden afgelezen uit de casussen zoals is gebleken in de volgende voorbeelden:

“omdat de vrouw van de dader ziek was” en “seksuele relatie met partner is niet meer bevredigend”

Voorbeelden van het criterium van misbruik door beschikbaarheid en toegankelijkheid van de kinderen kon worden afgelezen uit de casussen zoals is weergegeven in de volgende voorbeelden:

“Dader misbruikte zijn eigen kleinkind wanneer zij bij hem logeerde” en “Alleenstaande opa woont bij zoon waar hij zijn kleindochter betast”

De situationele moreel niet-discriminerende kindermisbruiker. Het profiel van de

grootste groep kindermisbruikers kon worden gerelateerd aan het situationele moreel niet-discriminerende subtype en dit betrof veertien daders (31.8%). Criteria voor voor daders om te worden toegeschreven aan dit subtype waren een algemeen patroon van misdaad en een ongepland impulsief delict. Slachtoffers van deze daders worden vaker omschreven als adolescent of niet prepuberaal. Het criterium van een algemeen patroon van misdaad kon bijvoorbeeld worden afgelezen uit de volgende beschrijvingen:

“alcoholmisbruik, drugsgebruik, zeer gewelddadig oorsprongsgezin” en “dader heeft verleden met geweldsdelicten en overmatig drugsgebruik”

Voorbeelden van het criterium van een ongeplande daad kon worden afgelezen uit de volgende beschrijvingen:

“hij zou zijn gedreven boosheid” en “...na het uitgaan terwijl hij zwaar onder invloed was

(34)

De Arubaanse zedendelinquentie in kaart

34

Er werden in overeenstemming met het profiel van dit subtype binnen deze groep voornamelijk adolescente slachtoffer gerapporteerd. Er werd een gemiddelde leeftijd van de slachtoffers gerapporteerd van 12.6 jaar, met leeftijden variërend van 7 tot 17 jaar (SD = 2.8).

De situationeel seksueel niet-discriminerende kindermisbruiker. Er werden drie

situationeel seksueel niet-discriminerende daders geïdentificeerd (6.8%). Deze daders worden gekenmerkt door adequate morele discriminatie, maar niet op seksueel gebied. Deze daders worden verder omschreven als afkomstige uit een hoge sociaal economische klasse, misbruiken uit verveling of omdat het ‘anders’ is, daders die ook naast het misbruik extreem seksueel gedrag laten zien en worden niet gekenmerkt door een algemeen patroon van misdaad. De daders binnen deze categorie waren alledrie afkomstig uit een hoge sociale klasse en waren nooit eerder veroordeeld. Het criterium van misbruik uit verveling kon worden worden geconstateerd zoals is gebleken uit de volgende voorbeelden:

“dader lijkt "misbruikvakanties" in te plannen” en “hij had een zeer goed huwelijk.... maar op een gegeven moment probeerde hij de slapende kinderen te penetreren”

Er werd binnen deze subcategorie ook afwijkend seksueel gedrag gerapporteerd, zoals is gebleken uit de volgende voorbeelden:

“orale penetratie onder water” en “..deed een zak over het hoofd van het slachtoffer waarna

hij het slachtoffer verplichte bepaalde zinnen te zeggen”.

De situationele inadequate kindermisbruiker. Eén dader werd aan het subtype

situationele inadequate kindermisbruikers toegeschreven (2.3%). Dit subtype wordt gekenmerkt door psychopathologie of een beperking, kan geen volwassen relatie aangaan, waardoor zijn volwassen fantasieën met kinderen worden uitgeleefd. Verder worden deze daders omschreven als zeer beperkt sociaal vaardig. De betreffende dader werd aan de subcategorie toegeschreven aangezien hij functioneerde op het niveau van een verstandelijke beperking en er sprake was van een gebrekkig gewetensontwikkeling. Ook het uitleven van

(35)

De Arubaanse zedendelinquentie in kaart

35

de volwassen fantasie kwam naar voren bij de dader zoals is gebleken uit de volgende beschrijving:

“liet kinderen naar porno met volwassenen kijken tijdens het misbruik”

De preferentiële verleidende kindermisbruiker. Er werden twee daders

toegeschreven aan de verleidende preferentiële kindermisbruikerscategorie (4.5%). Classificatiecriteria van dit subtype worden omschreven als het enkel aangetrokken zijn tot veelal prepuberale kinderen, en het gebruiken van volwassen verleidingsstrategieën. Daarbij wordt door deze daders vaak gebruik gemaakt van een (materiële) beloning. Voorbeelden van het exclusief aangetrokken zijn tot kinderen, die werden gerapporteerd zijn:

"duidelijke aanwijzingen van pedofilie" en " het hebben van meerdere kindslachtoffers

tegelijkertijd"

Voorbeelden van het criterium van de volwassen verleidingsstrategie en de beloningsstrategie die binnen de casussen werden weergegeven zijn:

"dader had contact met slachtoffer via whatsapp, waar hij met het slachtoffer flirte" en

"dader gaf het slachtoffer snoep in ruil voor seksuele handelingen"

Het gefixeerde en het sadistische subtype konden niet worden geïdentificeerd in de kindermisbruikerscategorie. Van de overige zeven daders ontbrak van vijf daders informatie over de classificatiecriteria waardoor deze niet konden worden ingedeeld binnen een subtype (11.4%). Een 19-jarige jongen kon niet worden ingedeeld in een subcategorie, aangezien hij een relatie had met een 14 jarig meisje. Hoewel zij een seksuele relatie zouden hebben gehad, was er geen sprake geweest van dwang. Er werd een aanklacht ingediend door een familielid van het meisje die de relatie afkeurde. Aangezien er geen geboortedatum van de dader bekend was kon niet worden geconstateerd of de leeftijdsverhouding meer of minder dan 5 jaar was. Daarbij was er geen sprake van dwang en bevond het meisje zich in de adolescentie. Zo kon niet worden vastgesteld of er daadwerkelijk sprake is geweest van kindermisbruik en

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Heeft u nog vragen over deze heeft of verhinderd bent, kunt u contact opnemen met de polikliniek Urologie. Heeft u, wanneer u weer thuis bent, nog vragen of klachten die te maken

deren we het &#34;hoge peil&#34; van ons onderwijs.&#34; Dat onze RESULTATEN niet identiek zijn aan de Nederlandse wordt over het hoofd gezien, of is dit de prijs die we

Ondanks een relatief goede kennis van antibiotica bij deze respondenten moeten we wel nog vaststellen dat meer dan een derde antibiotica heeft gebruikt het afgelopen

Overtollige BMI) twee jaar na plaatsing van het maagbandje. Bijvoorbeeld: een man met een BMI van 45 heeft een overtollige BMI van 20. Als zijn BMI na twee jaar gedaald is van 45

Iemand concludeert op grond van de tabel: &#34;Het is in deze groep mensen niemand gelukt om na twee jaar een gezond gewicht te hebben.&#34;.. 3p 7 Leg uit of deze conclusie

- Nederlandse boten betalen Eur 500,00 per boot voor transport vanaf Egmond (BNR) naar Aruba en weer terug.. De boten zijn alleen tijdens

Er blijkt daarnaast in de praktijk wel te worden samengewerkt tussen werk en inkomen en andere gemeentelijke afdelingen en instellingen die betrokken zijn bij de zorg en

Er blijkt daarnaast in de praktijk wel te worden samengewerkt tussen werk en inkomen en andere gemeentelijke afdelingen en instellingen die betrokken zijn bij de zorg en