• No results found

Uit de mest- en mineralenprogramma's : Analyse van voerstrategie en productiekenmerken op enkele biologische melkveehouderijbedrijven

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Uit de mest- en mineralenprogramma's : Analyse van voerstrategie en productiekenmerken op enkele biologische melkveehouderijbedrijven"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Uit de mest- en mineralenprogramma's

Analyse van voerstrategie en productiekenmerken

op enkele biologische melkveehouderijbedrijven

Figuur 1.Voorspelling van de melkproductie, en de gerapporteerde VEM-dekking in Bioveem1.

0,0 5,0 10,0 15,0 20,0 25,0 30,0 35,0 40,0 1 6 9 11 Bedrijfsnummer M e lk p rod uc ti e ( l /d ) 100 105 110 115 120 125 130 V E M -d ek k ing ( % ) w aargenomen voorspeld VEM-dekking

Inleiding

In het onderzoeksproject BIOVEEM1 zijn gegevens verzameld op biologische

melkveehouderijbedrijven. Het betrof o.a. gegevens omtrent de voeding van melkvee, de melkproductie en de samenstelling van drijfmest. Binnen 398-I is een project gestart om een aanvullende analyse te maken van de voedingstechnische bedrijfsvoering en de invloed daarvan op mestsamenstelling. Voor deze analyse is tevens gebruik gemaakt van een voorlopige versie van een dynamisch model dat een voorspelling geeft van de vertering in het maagdarmkanaal van melkvee en van de potentiële melkproductie die mogelijk is op het voorspelde aanbod een verschillende typen nutriënten aan de melkkoe.

Geanalyseerde Bioveem1-cases

Vier bedrijven zijn geselecteerd voor nadere analyse. De bedrijven hadden een sterk uiteenlopende bedrijfsvoering t.a.v. toepassing van graskuil, snijmaïs, granen, aardappelen en mengvoer.

Onderstaand zijn kenmerken van de bedrijven weergegeven.

Bedrijf 11 Bedrijf 66 Bedrijf 99 Bedrijf 111

Typering rantsoen (aandeel in %)Graskuil 66 65 85 37 Snijmaïs 7 8 ---- 16 Aardappelen ---- ---- ---- 17 Granen ---- ---- 15 ----Mengvoer 27 27 ---- 30 Voeropname (kg drogestof/d) 20.7 19.6 19.5 22.7 Melkproductie dagen in lactatie (d) 156 156 56 135 (kg/d) 22.2 24.9 21.4 34.4 melkeiwit (%) 3.41 3.33 3.25 3.53

Benodigde modelinvoer

De modelinvoer bestaat uit de chemische bestanddelen in het rantsoen (suikers, zetmeel, NDF, ruw eiwit, overige ongedefinieerde organische stof), de drogestofopname en de afbraakkarakteristieken van zetmeel, ruw eiwit en NDF (deze laatste betreft de oplosbare, afbreekbare met bijbehorende afbraaksnelheidsconstante, en onafbreekbare fractie). Tenslotte zijn tevens enkele invoergegevens noodzakelijk ten aanzien van de

omstandigheden in de pens (snelheid van uitstroom vanuit de pens naar de achtergelegen darm, pH in de pens). Op basis van deze gegevens voorspelt het model de vertering in de pens (eenvoudige aannames voor achtergelegen darm), het nutriëntenprofiel dat vanuit het maagdarmkanaal geabsorbeerd wordt, en de potentiële melkproductie die dit

nutriëntenaanbod toestaat.

(2)

Voorspelling versus waarneming

1. Melkproductie.

Het model bleek redelijk de waargenomen melkproductie te kunnen voorspellen (Figuur 1). In al de vier gevallen bleek de metaboliseerbare energie beperkend te zijn voor melkproductie. De glucosevoorziening van de koeien was krap op de bedrijven 1, 6 en 9 met hoofdzakelijk gras als ruwvoer. Daarentegen was de eiwitvoorziening juist krap op bedrijf 11 met het laagste aandeel gras in het rantsoen, en aanvulling met extra mengvoer en aardappelen. De voorspellingen geven aan dat het rantsoen op bedrijf 11 het meest melkdrijvend is.

2. N-benutting en N-uitscheiding met urine en feces.

Vanwege een redelijke voorspelling van de melkproductie komen eveneens

N-benuttingspercentages overeen met de waarnemingen. Daarbij varieerde het voorspelde aandeel urine en fecale N in de mest sterk tussen de bedrijven (Figuur 2), evenals de oorsprong van de fecale N (Figuur 3).

3. Impact van eiwitafbraakkarakteristieken.

Gezien de lage eiwitgehaltes in de rantsoenen is een gevoeligheidsanalyse uitgevoerd naar de impact van de eiwitafbraakkarakteristieken op de potentiële melkproductie en de mestsamenstelling voor bedrijven 6 en 11. De verhoging van de eiwitafbraak met zo'n 50% had nauwelijks een effect of de potentiële melkproductie en de N-benutting (Figuur 4). Hoewel de rantsoenen een laag ruw eiwitpercentage bevatten rondom de 14%, lijkt de eiwitvoorziening dus niet beperkend voor melkproductie. De invloed op de

mestsamenstelling was daarentegen groot (Figuur 4).

Conclusies

Het model geeft een goede verklaring van de waargenomen variatie in melkproductie en nutriëntenbenutting door melkvee op enkele biologische melkveehouderijbedrijven met een sterk wisselend voerregime. Hoewel op alle bedrijven sprake was van een laag ruw eiwitgehalte in het rantsoen, was er een aanzienlijke variatie in de waargenomen efficiëntie van de N-benutting die de 40% nadert op een bedrijf met een gering aanbod aan graskuil, en een benutting tussen de 20 en 30% op de bedrijven met een relatief ruim aanbod aan graskuil. Hoewel geen waarnemingen voorhanden zijn voor de excreties met urine en faeces door melkvee, geven de modelvoorspelligen aan dat de variatie in voerregime een grote invloed moet hebben gehad op de verhouding urine-N : faecale-N op de bedrijven, en op de aard van de faecale-N.

Vervolg

Momenteel wordt het model verfijnd en aangepast om het ook praktijktoepasbaar te maken. Vertering in dunne en dikke darm blijft vooralsnog echter sterk vereenvoudigd weergegeven. Met name voor niet-gangbare productieomstandigheden en zeer lage ruw eiwitpercentages in het rantsoen, zouden deze aannames nog eens nauwkeurig onder de loep genomen moeten worden. Onder deze omstandigheden zou de verdeling van N-uitscheiding over urine en feces, en de samenstelling van fecale N, wel eens gevoeliger kunnen zijn voor variatie in de eiwitafbraak en fermentatie, en de instroom van onverteerde N in de dikke darm, dan dikwijls wordt aangenomen.

Voor meer informatie:

Drs. A. (Andre) Bannink Dr. H. (Henk) Valk Informatieblad 398.42 oktober 2003

Animal Sciences Group Animal Sciences Group

Postbus 65, 8200 AB Lelystad Postbus 65, 8200 AB Lelystad Mest- en Mineralenprogramma's 398-I, 398-II, 398-III

Tel. 0320-237330 Tel. 0320-237330 Gefinancierd door het ministerie van LNV

e-mail: andre.bannink@wur.nl e-mail : henk.valk@wur.nl www.mestenmineralen.nl

Figuur 2.Voorspelling van de N-benutting, de N-uitscheiding met urine en feces.

Figuur 3. Verschillende bronnen voor N-uitscheiding met feces.

Figuur 4. Gevoeligheid van verhouding ( urine N : fecale N ) voor verhoogde eiwitafbraak

0,0 10,0 20,0 30,0 40,0 50,0 60,0 1 6 9 11 Bedrijfsnummer % N -opnam e

N-benutting N-urine N-feces

0,0 10,0 20,0 30,0 40,0 50,0 60,0 1 6 9 11 Bedrijfsnummer % van F e cal e N Onverteerde voer-N Endogene N Microbiele N 0,0 10,0 20,0 30,0 40,0 50,0 6 6-verhoogd 11 11-verhoogd Bedrijfsnummer % N -o pna me 0,00 0,20 0,40 0,60 0,80 1,00 1,20 v e rh o uding ur in e : f e c e s N-benutting urine-N : fecale-N

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Parallel to the last project, we envisioned such a biaryl- functionalized core to be a promising candidate for developing the first bis-phosphine ligand based on

Veel van dit materiaal is heden ten dage voor de bouw in- teressant; tras, gemalen tuf is zeer geschikt als specie voor waterdicht metselwerk.. Bims, puimsteenkorrels tot

per email aanmelden en krijgt dan te zijnertijd bericht zodra de omstandigheden gunstig zijn..

tempo van afbreking van orgamese materiaal in die grond Om hierdie funksie doeltreffend te vervul, kom hulle in groot getalle voor. Dit is baie eenvouding om

To achieve this aim, the following objectives were set: to determine the factors that play a role in the pricing of accommodation establishments; to determine

o Results from the effect of the different reaction conditions on the reduction of free fatty acids in the WPG feedstock. o Results from the effect of different solvent

Aangesien dit so is, moet daar soos mot reg verwag kan word, ruimskoots aandag aan die kern van die persoonlikheidstruktuur skenk word, wat ook insluit die

The identified strong points in the NCPF includes its emphasis on a coordinated approach to security, stressing the need for and instituting cooperation via the JCPS,